Raadsstuk voorjaarscongres 2012 te Zeist Titel: De rol van religie in de samenleving Auteurs:
Geurt-Henk Spruyt (voorzitter) Matthijs Groot Emy Jansons-van Steekelenburg Maria de Kruijf-Brak Berent Stapelkamp Quinten Weeterings
Ten geleide Voor je ligt een groot document over een gewichtig politiek onderwerp. Tijdens het najaarscongres in 2011 te Kampen hebben wij als CDJA-leden besloten ons te verdiepen in de vraag welke rol religie dient te hebben in onze samenleving. Het is een politiek vraagstuk met een lange historische traditie, het is een filosofische kwestie die de fundamentele vraag oproept wat religie en de staat precies inhouden en het is bovenal een onderwerp waar we al dagelijks over spreken: wel of geen weigerambtenaars, wat te doen met het boerkaverbod... In januari hebben wij als raadspresidium een schrijfgroep mogen begeleiden die met enthousiasme en verstand van zaken dit document hebben voorbereid. Voor iedereen was dit extra werk naast hun studie en werk. Fantastisch dat de schrijfgroep veel tijd heeft gestoken zodat wij leden dit weekend een goed debat mogen hebben! Inmiddels is het stuk uitgebreid besproken tijdens het voorjaarscongres te Zeist. De aangenomen amendementen zijn verwerkt in dit document. De inhoud van dit raadsstuk is derhalve het standpunt geworden van het CDJA, vastgesteld door de Raad van het CDJA. Hartelijk dank voor alle bijdragen tijdens het congres. Ook veel dank voor de fracties die veel tijd hebben gestoken in hun amendementen! Wil je bij het volgende raadsstuk actief zijn als medeauteur of fractie, stuur dan een email naar
[email protected] of schiet een lid aan van het raadspresidium. Namens het gehele presidium wens ik jullie veel plezier tijdens het congres en vooral tijdens het debat bij de CDJA Raad, Jordi Wiersma (voorzitter) Bart Prince, Wendy Hofmans, Maikel Samsom
Voorwoord Beste CDJA’er, De rol van religie in de samenleving: dat is het onderwerp van het raadsstuk voor dit half jaar. In het afgelopen jaar is er in het politieke en publieke debat fel gediscussieerd over ‘weigerambtenaren’, ritueel slachten en het boerkaverbod. Ook het CDJA wil zich op dit onderwerp bezinnen. De schrijfgroep wil middels het schrijven van dit raadsstuk een bijdrage leveren aan de discussie en uiteindelijke standpuntbepaling van het CDJA over dit onderwerp. Toen we als schrijfgroep bij elkaar kwamen, zijn we met elkaar de discussie aangegaan over de rol die religie speelt binnen onze samenleving, en de wenselijkheid daarvan. Als snel bleek dat we het over drie grondlijnen eens waren. Allereerst wil de schrijfgroep in dit raadsstuk de positieve rol van religie in onze samenleving benadrukken. Religie verbindt mensen en stimuleert hen zich in te zetten voor hun naasten en de samenleving. De positieve aspecten van religie komen nu te weinig naar voren in het publieke debat. Er moet ruimte zijn voor religieuze praktijken en meningen. Daarnaast vindt de schrijfgroep de pluriformiteit van de Nederlandse samenleving erg waardevol. Nederland bestaat uit vele verschillende religies en nationaliteiten. Laten we dat vooral zou houden – Nederland moet geen eenheidsworst worden! Tenslotte hecht de schrijfgroep aan een goed verstaan van staatsrechtelijke begrippen. Een begrip als scheiding tussen kerk en staat wordt veelal misbruikt om religie achter de voordeur weg te bannen. Naar onze mening onterecht. In het afgelopen halfjaar is er veel vergaderd en gediscussieerd. Vanaf deze plaats wil de ik het presidium van de CDJA Raad hartelijk danken. Met name Jordi Wiersma en Maikel Samsom hebben ons begeleid en wezen ons streng op de onvermijdelijke deadlines. Ook de leden van de schrijfgroep wil ik hartelijk bedanken. Het waren ongelooflijk leuke en motiverende vergaderingen. Inhoudelijk debat ging gepaard met humor. Matthijs Groot, Emy Jansons-van Steekelenburg, Maria de Kruijf-Brak en Quinten Weeterings: hartelijk dank voor jullie inhoudelijke inbreng. Een speciaal woord van dank aan Berent Stapelkamp die naast een heel goede inhoudelijke inbreng ook veel eindredactiewerk verzette. Een schrijfgroep kan geen groter compliment voor haar werk krijgen dan een goede en inhoudelijke discussie op het congres, met veel amendementen en nieuwe uitspraken. Het woord is dus aan de leden! Veel leesplezier, Geurt Henk Spruyt Voorzitter schrijfgroep
Hoofdstuk 1: Uitgangspunten Religie is terug van weggeweest. Wie het maatschappelijk debat nauwgezet volgt, merkt hoe verhit de discussies zijn over de rol die religie speelt of zou moeten spelen binnen onze samenleving. Een debat dat helaas gekenmerkt wordt door veel misverstanden. Een veel gehoord argument om de rol van religie binnen de democratische rechtsstaat te beperken is dat een te grote rol een schending van de scheiding tussen kerk en staat zou zijn. Deze scheiding tussen kerk en staat zou ook zijn opgenomen in onze Grondwet. Dit is onjuist, de scheiding tussen kerk en staat is een ongeschreven rechtsbeginsel. Het beoogt duidelijk te maken dat “er in de verhoudingen tussen kerk en staat geen institutionele zeggenschap over en weer mag zijn, evenmin als rechtstreeks inhoudelijke zeggenschap.”1 De scheiding tussen kerk en staat wil dus geen einde maken aan de publieke rol die religie kan spelen. Ons volkslied met zijn christelijk karakter, onze euro met de bede ‘God zij met ons’, de inhuldiging van onze koningin in de Nieuwe Kerk, onze wetten die bij de ‘gratie Gods’ zijn opgesteld en de troontrede die met een ‘bede’ wordt afgesloten – dit alles is geen schending van het ongeschreven rechtsbeginsel van de scheiding tussen kerk en staat. Uitspraak 1: De scheiding tussen kerk en staat houdt in dat er geen institutionele of concreet inhoudelijke zeggenschap over en weer mag zijn. Zij heeft niet ten doel om de publieke rol in de samenleving te beperken of zelfs af te schaffen. Een ander begrip waarover veel misverstanden bestaan, is de term ‘overheidsneutraliteit’. Wat is een neutrale staat? Dat is een staat die in zijn beleid geen enkele godsdienst, levensbeschouwing of etniciteit bevoordeelt.2 Neutraliteit hangt dus nauw samen met de scheiding tussen kerk en staat. De Leidse rechtsgeleerde Paul Cliteur is een warm pleitbezorger van exclusieve neutraliteit. In dit model is religie louter een privézaak - het behoort tot het domein van de particuliere individuele keuzes, terwijl de staat exclusief is belast met algemeen publieke zaken. In Nederland is het model van pluralistische coöperatie dominant, ook wel inclusieve neutraliteit genoemd. Religie is niet alleen relevant voor de privésfeer, maar er is ook ruimte voor religie voor het gehele maatschappelijke leven. Dit sluit nauw aan bij het christendemocratische denken. De christendemocratie gaat uit van gespreide verantwoordelijkheid. Initiatieven uit het maatschappelijk middenveld moeten in beginsel niet worden ontmoedigd door de overheid, en indien nodig, financieel gesteund worden. In uitzonderingsgevallen kan het nodig zijn dat de overheid compenserend neutraal is, waardoor de achterstand van minderheidsgroepen wordt verholpen en zij ruimte voor religieuze uitoefening krijgen en maatschappelijk bij kunnen dragen. Uitspraak 2: De Nederlandse overheid mag in beginsel geen enkele godsdienst of levensbeschouwing bevoordelen, aangezien zij voor haar gelijkwaardig zijn. Onze rechtsstaat wordt bepaald door vier kenmerken. Allereerst is er een scheiding tussen de uitvoerende macht (regering), de controlerende en wetgevende macht (Eerste en Tweede Kamer) en de rechterlijke macht. Daarnaast is er een democratie: 1 2
S.C. van Bijsterveld, Overheid en godsdienst (Nijmegen 2008) 3. Van Bijsterveld, Overheid en godsdienst, 3.
elke vier jaar kunnen burgers hun eigen gemeenteraad, Provinciale Staten en Tweede Kamer verkiezen. De derde pijler is de ‘legaliteit’: wetten en grondrechten komen op een democratische en controleerbare wijze tot stand en worden gecodificeerd, dat is vastgelegd, neergeschreven. De vierde pijler van de democratische rechtsstaat zijn de grondrechten die elke burger in beginsel geniet.3 De Nederlandse Grondwet opent met artikel 1, waarin elke burger gelijke behandeling wordt verzekerd. Ook geniet elke staatsburger onder andere vrijheid van vergadering en meningsuiting. De grondrechten hebben zeker na de Tweede Wereldoorlog een hoge vlucht genomen. Na de jaren ’60 kwamen hier de sociale grondrechten bij. Hier heeft de overheid een inspanningsverplichting, bijvoorbeeld om werkgelegenheid of een duurzaam milieu te bewerkstelligen (art. 18 tot en met 22 van de Grondwet). Hoewel grondrechten stevig verankerd zijn in onze rechtsstaat en in het rechtsbewustzijn van veel Nederlanders, ligt de vrijheid van godsdienst steeds meer onder vuur. Vooral liberalen menen dat de vrijheid van godsdienst wel uit de Grondwet geschrapt kan worden. Immers, er is al vrijheid van vereniging, vergadering en manifestatie? Bovendien ‘discrimineert’ de vrijheid van godsdienst gelovigen boven ongelovigen. Gelovigen genieten de bescherming van een vrijheid, die ongelovigen niet hebben, en verkrijgen daardoor meer rechten, zo is dan de redenering. De vrijheid van godsdienst moet echter niet beperkt worden. Ben Vermeulen, hoogleraar onderwijsrecht en lid van de Raad van State, heeft hiervoor vier argumenten aangedragen die de waarde van godsdienstvrijheid laten zien.4 Zijn belangrijkste argument is dat afschaffing van godsdienstvrijheid “het reiken van mensen naar het transcendente” miskent. Daarnaast vallen niet alle ‘manifestaties’ van religie onder de vrijheid van meningsuiting, denk maar aan rituelen en praktijken. Ook staan minderheidsgroeperingen vanwege hun religie onder druk. Het is dan niet verstandig om de vrijheid die hun de meeste bescherming biedt, uit de Grondwet te halen. Vermeulen: “Dan marginaliseer je hen. Dat verscherpt de onderlinge verhoudingen; dat is contraproductief.” Tenslotte is er een historische reden: de vrijheid van godsdienst is de ‘oermoeder’ van alle grondrechten. Al in de Unie van Utrecht (1579) werd deze voor het eerst vastgelegd. Uitspraak 3: Omdat vrijheid van godsdienst van groot belang is moet art. 6 van de Grondwet gelijkelijk tussen andere grondrechten blijven bestaan. De vrijheid van godsdienst is juist in deze tijd zo belangrijk omdat de meerderheid van de Nederlandse bevolking seculier is. Hierdoor kan het gevaar ontstaan dat er te weinig oog is voor de religie of levensbeschouwing van andere religieuze minderheden. Het debat over de rituele slacht was in dit opzicht een slecht voorteken. De rechten van de religieuze minderheden in kwestie, joden en moslims, werden door de Tweede Kamer ingeperkt in het voordeel van (een verondersteld) dierenwelzijn. De argumenten van de vertegenwoordigers van islamitische en joodse organisaties werden niet serieus genomen. Slechts één Tweede Kamerlid bracht een bezoek aan het Joods Slachthuis in Amsterdam. Gelukkig stemde de Eerste Kamer alsnog tegen het wetsvoorstel van de Partij Voor de Dieren (PvdD) om het ritueel slachten te 3
M.C. Burkens, H.R.B.M. Kummeling, B.P. Vermeulen, R.J.G.M. Widdershoven, Beginselen van de democratische rechtsstaat (Amsterdam 2006) 41-49. 4 http://www.refdag.nl/kerkplein/kerknieuws/godsdienstvrijheid_niet_om_zeep_helpen_1_589032?local linksenabled=false
verbieden. Geen oog hebben voor minderheden is des te kwalijker omdat we leven in een pluriforme samenleving. Nederland kent honderden nationaliteiten en burgers hangen uiteenlopende religies en levensbeschouwingen aan. Er vinden, vooral onder invloed van de Partij voor de Vrijheid, pogingen plaats om deze pluriformiteit te beperken. Onder het mom van de ‘joods-christelijke’ cultuur mag er geen ruimte worden gegeven aan andere godsdiensten, bij de PVV voornamelijk de islam. Voor andere liberale partijen speelt hier de afrekening met de christelijke traditie en cultuur een rol. Het christendemocratisch gedachtegoed stelt zich teweer tegen zulk blauwdruk denken. De christendemocratie ziet de mens als een relationeel wezen: relaties met anderen, bijvoorbeeld in gezin of op school zijn essentieel. Daarnaast zijn de meeste mensen niet zozeer kerkelijk maar wel spiritueel ingesteld. De christendemocratie wil hier ruimte aan geven. Uitspraak 4: Nederland is een pluriforme samenleving waarin religieuze en politieke minderheden door wetgeving beschermd dienen te worden.
Hoofdstuk 2: Waarde van religie in een sociale context In het vorige hoofdstuk is aangegeven dat er in Nederland geen strikte scheiding is van kerk en staat. De kerk mag geen zeggenschap hebben over de staat en de staat mag geen zeggenschap hebben over de kerk. Onze premier denkt daar anders over. Hij betoogde bijvoorbeeld in 2008 in een interview in Trouw dat geloof iets persoonlijks is voor achter de voordeur. 5 Als christendemocraten denken wij hier anders over, want religie kan juist een positieve samenbrengende kracht zijn in de samenleving. Religie als partner De Nederlandse samenleving individualiseert. Men voelt zich steeds minder verbonden met anderen en bekommert zich daarom ook minder om anderen. In de sociologie wordt de verbinding van een individu met de samenleving ‘sociale cohesie’ genoemd. Nederlanders geven in enquêtes aan dat zij vinden dat het slecht gesteld is met de sociale cohesie. Volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau is er een directe relatie tussen sociale cohesie en veiligheid. “In buurten met meer sociale cohesie is de sociale veiligheid groter: er zijn minder geweld en bedreiging, minder diefstal en minder verloedering, en de gevoelens van onveiligheid zijn er geringer.”6 Een gebrek aan sociale cohesie is dus een probleem in de Nederlandse samenleving. Waar komt dit gebrek aan sociale cohesie dan vandaan? Het SCP verklaart dit mede vanwege de ontzuiling en secularisering in Nederland. Binnen de zuil en de kerk was er een sterke mate van sociale cohesie. Door de ontzuiling en de secularisering viel deze sociale samenhang weg. In dezelfde periode ontstond bovendien de multiculturele samenleving, waarbij men in aanraking kwam met veel mensen die men niet kende en ‘vreemde’ gebruiken hadden. Als het gebrek aan religie één van de oorzaken is geweest van minder gemeenschapszin, zou je het dan ook kunnen omdraaien: kan religie dan een middel zijn voor meer gemeenschapszin? Door de nadruk van religies op ‘naastenliefde’ organiseren veel kerken, moskeeën en levensbeschouwelijke organisaties sociale acties.7 Het is veelzeggend dat veel voedselbanken door kerken zijn opgericht. Mensen komen in het gebedshuis samen met verschillende leeftijden, culturen, huidskleuren en geboortelanden. Jongeren die in een proces van radicalisering zitten, zoals sommige moslims, zijn vaak moeilijk bereikbaar. Met behulp van onder andere religie kunnen deze jongeren weer betrokken worden bij de samenleving. Migrantenkerken bijvoorbeeld, leveren een belangrijke bijdrage aan inburgering en taalcursussen. Islamitische jongeren kunnen daarnaast vaak thuis niet studeren of hun huiswerk doen, omdat ze met een groot gezin wonen in een kleine woning. In moskeeën wordt daarom bijvoorbeeld huiswerkbegeleiding gegeven.
5
Hans Goslinga en Cees van der Laan ‘God en Allah horen achter de voordeur’(interview met Mark Rutte) , Trouw De Verdieping 15 maart 2008 6 Betrekkelijke betrokkenheid, studies in sociale cohesie, Sociaal en Cultureel Planbureau, december 2008 7 Binnen het christendom is de Bijbeltekst, ‘U moet uw naaste liefhebben als uzelf’ daarin erg belangrijk. Leviticus 19:18, Herziene Statenvertaling.
Uitspraak 5: De staat erkent de meerwaarde van religieuze en levensbeschouwelijke instellingen als partner en betrekt hen bij de aanpak van maatschappelijke problemen. Een financiële relatie Als religie een brede toegevoegde waarde is, dan is het niet vreemd dat de overheid religie financieel stimuleert. 47 procent van de Nederlandse overheden subsidieert activiteiten van religieuze en levensbeschouwelijke organisaties. 8 Een voorbeeld hiervan is Youth for Christ, een jongerenwerkorganisatie die het Evangelie gebruikt in haar contacten met jongeren die tot risicogroepen behoren en bekend zijn bij justitie. Youth for Christ ontvangt jaarlijks ongeveer 3 miljoen euro aan subsidies en bijdragen van de overheid (op een totale begroting van 6 miljoen euro).9 De Rotterdamse samenleving bespaart door de inzet van kerken jaarlijks tussen de 110 miljoen en 144 miljoen euro. Gelet op het aantal kerken in Rotterdam is dat ongeveer 442 duizend euro per kerk. Dit bespaarde bedrag komt voor het grootste deel voor rekening van activiteiten op het gebied van psychosociale zorg een maatschappelijke hulpverlening. 10 Ondanks de grote voordelen die religie biedt in de samenleving, blijft het een heikel onderwerp. Steeds weer wordt daarbij gewezen op de ‘scheiding van kerk en staat’. Hoe heikel het onderwerp is, blijkt wel uit het feit dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten samen met het ministerie van Binnenlandse Zaken een praktische handreiking heeft geschreven over de omgang met godsdienstige organisaties. Daarnaast wilde voormalig minister Van der Laan geen subsidie verstrekken aan enkele maatschappelijke projecten in Eindhoven, omdat de gemeente moskeeën had gevraagd te helpen bij de uitvoering ervan. Staat de scheiding van kerk en staat een financiële relatie tussen beide in de weg? In het vorige hoofdstuk is betoogd dat de staat geen zeggenschap mag uitoefenen op religie en dat de religie geen zeggenschap mag uitoefenen op de staat. Zo lang er dus geen sprake is van macht over en weer, is er dus geen sprake van een inbreuk op de scheiding. Daarnaast gaat het om de context. De staat werkt niet met de kerk samen, omdat ze een specifiek kerkgenootschap wil steunen, maar omdat de staat de hulp van verschillende organisatie goed kan gebruiken bij de doelen die zij nastreeft. Dat deze organisaties ‘toevallig’ een religieuze signatuur hebben doet aan de toegevoegde waarde van deze samenwerking niet af. Uitspraak 6: De staat moet de mogelijkheid hebben religieuze of levensbeschouwelijke instellingen te financieren en/of ondersteunen om gemeenschappelijke doelen van maatschappelijk belang te bereiken. Uitspraak 6a: De staat moet de mogelijkheid hebben religieuze of levensbeschouwelijke instellingen te financieren om gemeenschappelijke doelen te bereiken. Beide partijen moeten ervoor waken dat er geen financiële afhankelijkheid ontstaat.
8
Onderzoek FORUM in samenwerking met het Verwey-Jonker Instituut Jaarverslag Youth for Christ 2010 10 Tel je zegeningen. Het maatschappelijk rendement van christelijke kerken in Rotterdam en hun bijdrage aan sociale cohesie. 9
Samenwerking met andere religies dan het christendom In het politieke en publieke debat stond in de afgelopen jaren vooral samenwerking tussen de overheid en de islam punt van grote discussie. Job Cohen wilde toen hij nog burgemeester van Amsterdam was, moskeeën inschakelen bij het geven van integratiecursussen. Ook ontstond er een fel debat over de vraag of scholen die jongens en meisjes gescheiden schoolzwemmen aanbieden wel subsidie mogen krijgen. Terwijl deze ontwikkelingen nationaal onderwerp van debat waren, ontstond er op mondiaal niveau een steeds grotere aandacht voor de klimaatverandering en de eventuele gevolgen daarvan. Dit besef werd vooral in het leven geroepen door de beroemde film van oud-presidentskandidaat Al Gore, An Inconvenient Truth. In deze film en in andere klimaatrapporten wordt duidelijk dat er een grote kans is dat door de klimaatverandering Nederland voor een groot deel onder water komt te liggen. Als de dijken doorbreken moet iedereen natuurlijk het vege lijf kunnen redden. Het mag niet zo zijn dat kinderen bij een dijkdoorbraak als gevolg van de klimaatverandering verdrinken omdat zij nooit hebben leren zwemmen doordat de gemeente weigerde voor dit schoolzwemmen subsidie aan te bieden. Uitspraak 7 geschrapt.
Hoofdstuk 3: Overheid en religieuze traditie In dit hoofdstuk willen we opnieuw de positie van de overheid ten opzichte van religieuze minderheden bevragen, nu binnen de kaders van onze religieuze historie. Waar in vroeger dagen de leuze ‘God, Nederland en Oranje’ onze harten sneller deed kloppen, lijkt ze nu meer vragen op te roepen dan te beantwoorden. Een prangende vraag hierbij is welke positie de islam inneemt binnen overheidsbeleid wat geworteld is in onze christelijke traditie. De scheiding van kerk en staat betekent minimaal dat er geen sprake mag zijn van institutionele of inhoudelijke zeggenschap. De overheid is echter wel overheid van een land met een bepaalde cultuur en culturele historie. Dit is terug te zien in onze wet- en regelgeving, denk bijvoorbeeld aan wetgeving op het gebied van zondagsrust. Onze (christelijke) cultuur en identiteit is wellicht niet strak te definiëren (“de Nederlander bestaat niet” en heeft nooit bestaan) maar onze samenleving en cultuur staan nog steeds wel sterk onder invloed van het christendom. Denk hierbij aan de gehechtheid van de gemiddelde Nederlander aan de skyline vol kerktorens, of de waarde die men aan het huwelijk verbindt. Het religieuze landschap van Nederland is in de 20e eeuw echter behoorlijk veranderd. Christelijke waarden en normen zijn minder vanzelfsprekend en er heeft onder invloed van de moderniteit een sterke secularisatie plaatsgevonden. Religie is geïndividualiseerd én er heeft een aanzienlijke religieuze minderheid van moslims in ons land een thuis gevonden. Volgens de schattingen van het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn er ongeveer 800.000 moslims. Deze ontwikkelingen vragen om bezinning rondom de waarden die de overheid hanteert. Waar deze waarden in een christelijke cultuur als vanzelfsprekend een meer christelijk karakter hebben wordt in onze pluriforme samenleving wellicht een ander appèl op de overheid gedaan. De prangende vraag is dan ook hoe de overheid betekenis kan toekennen aan onze religieuze traditie en cultuur die toch recht doet aan de huidige pluriformiteit. Ten eerste valt op dat het telkens weer typeren van onze cultuur als ‘joods-christelijk’, zeker door de manier waarop Geert Wilders dat doet, onnodig polariserend werkt, omdat het de islamitische Nederlander structureel buiten spel zet. Hiermee laten we de vraag bewust even buiten beschouwing of deze duiding een realistische en historisch juiste visie op de Nederlandse cultuur is. Met name in populistische en conservatieve kringen lijkt deze statische omgang met onze culturele en religieuze traditie veel angst en afwijzing te veroorzaken. Vanuit onze rijke culturele en religieuze traditie is angst echter niet het enige antwoord op verandering. Het huidige debat over de invloed van religie op onze samenleving vraagt om een nieuwe invulling van begrippen als het subsidiariteitsbeginsel en de soevereiniteit in eigen kring. Binnen de christendemocratie zijn deze samengebracht onder het uitgangspunt van de gespreide verantwoordelijkheid. Voor het CDA begint politiek immers met de erkenning van maatschappelijk initiatief. We zijn met elkaar verantwoordelijk voor het vormgeven van een pluralistische samenleving. De tolerante meerderheid moet daarom openstaan voor emancipatie van minderheidsbewegingen. Door maatschappelijke en politieke emancipatie werden in
ons verleden bijvoorbeeld de katholieken hersteld in hun maatschappelijke positie.11 Dit roept ons op tot het maken van een tolerant statement dat ook opgevat kan worden als een uitnodiging tot het spreiden van verantwoordelijkheid. Uitspraak 8: In een pluralistische maatschappij zijn emancipatie en participatie van alle in de maatschappij aanwezige groeperingen gewenst. Zoals geschetst is cultuur een dynamisch geheel waarin altijd ontwikkelingen zijn; niet in de laatste plaats omdat mensen zelf veranderen. Beschermen van cultuur door de overheid is onmogelijk en overbodig, maar de huidige wetgeving rond nationale feestdagen lijkt hier wel een voorbeeld van te zijn. 2e Paasdag en 2e Pinksterdag zijn in Nederland officiële vrije dagen voor de hele natie. Aangezien Pinksteren vroeger nog een beleefde realiteit was voor veel Nederlanders was op deze vrije dag kerkbezoek een vanzelfsprekendheid. Inmiddels weet de meerderheid van de Nederlanders bij een multiple-choice vragenlijstje niet meer de goede betekenis van het Pinksterfeest aan te vinken.12 In nog sterkere mate geldt dit voor Pasen, waarvan slechts een kleine minderheid van onze medelanders nog weet te melden dat dan de opstanding van Jezus wordt herdacht.13 Deze nationale vrije dagen worden gebruikt om de meubelboulevard, familie of eieren te (be)zoeken. Tegelijkertijd is voor een vergelijkbare minderheid van Nederland het Suikerfeest een belangrijk religieus feest waarvoor een vrije dag opgenomen moet worden. Deze afsluiting van de islamitische vastenmaand wordt in veel plaatsen gevierd als buurtfeest waar iedereen welkom is. Ze vervult daarmee ook een maatschappelijke functie. Deze ontwikkelingen overziende lijkt het relevant en stimulerend om overheidsbeleid enigszins aan de realiteit aan te passen. Uitspraak 9 geschrapt Met de socioloog Habermas concluderen we dat onze samenleving zowel postchristelijk als post-seculier is.14 Diversiteit van religies en culturen is een gegeven, en pluralisme een voorwaarde voor al ons toekomstig denken over samenleven. De enige zinvolle conclusie lijkt daarom een gelijke behandeling voor islam en christendom binnen de bij wet gestelde juridische kaders.
11
Torbecke, Meibeweging http://www.christelijknieuws.nl/news/2148/%3Ca 13 http://www.refdag.nl/kerkplein/kerknieuws/betekenis_pasen_bevolking_onbekend_1_323904 14 http://www.signandsight.com/features/1714 Notes on a post-secular society. 12
Hoofdstuk 4: De rol van religie in de samenleving In het afgelopen jaar waren enkele onderwerpen veel in het nieuws en onderwerp van fel debat: de rechtspositie van ambtenaren die gewetensbezwaren hebben bij het uitvoeren van huwelijken van hetzelfde geslacht, het verbod op ritueel slachten en het verbod op het dragen van boerka’s. In dit hoofdstuk zullen deze drie actuele thema’s worden behandeld, om ook als CDJA een mening te vormen over deze omstreden onderwerpen. Weigerambtenaren In 2001 werd het bij wet mogelijk om een huwelijk te sluiten tussen twee mensen van het gelijke geslacht. Het toenmalige kabinet -Paars II- heeft op verzoek van de confessionele partijen ruimte gegeven aan trouwambtenaren met gewetensbezwaren.15 Het was een praktische oplossing: als een ambtenaar kampte met gewetensbezwaren, dan sloot een collega-ambtenaar het huwelijk. Inmiddels is de discussie over de weigerambtenaar weer opgelaaid. De Tweede Kamer heeft een motie van Van Gent (GroenLinks) over dit onderwerp aangenomen. In deze motie staat dat de regering met een voorstel moet komen waarbij trouwambtenaren niet meer mogen weigeren om een huwelijk tussen homoseksuelen te sluiten. Het kabinet heeft deze motie verworpen en wacht het advies van de Raad van State over deze kwestie af. In deze kwestie botsen de vrijheid van godsdienst en geweten, en het recht niet op basis van religieuze overtuiging gediscrimineerd te worden van de weigerambtenaar, met het recht van twee personen van gelijk geslacht om niet gediscrimineerd te worden op basis van hun seksuele gerichtheid. Erg ingewikkelde zin…. De huidige discussie is een principiële discussie en geen praktische. Het gaat om een kleine groep mensen: er zijn slechts 93 gewetensbezwaarde trouwambtenaren in 51 burgerlijke gemeenten.16 In alle gemeenten kunnen personen van gelijk geslacht trouwen. Waarom wil men dan toch van de weigerambtenaren af? Een belangrijk argument hiervoor is dat het huwelijk tussen twee personen van gelijk geslacht bij wet is vastgelegd. Een ambtenaar dient die wet uit te voeren en moet daarbij niet zijn eigen mening laten overheersen. Een ander argument tegen de weigerambtenaar komt van de Commissie Gelijke Behandeling. De huidige situatie is volgens de commissie onduidelijk, en het toestaan van weigerambtenaren kan in de toekomst leiden tot andere situaties van discriminerende aard.17 Uiteraard dient rekening te worden gehouden met het hellende vlak van gronden waarop ambtenaren taken mogen weigeren. Toch moeten christendemocraten het belang van godsdienstvrijheid en vrijheid van geweten, zoals vastgelegd in Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in het politiek en maatschappelijk debat blijven benadrukken.
15
Kamerstukken II 2000/01, 26 672, nr. 12 Blijkens onderzoek uitgevoerd door COC Nederland. Zie ook Binnenlands Bestuur nr. 47-2011, pag. 20 17 Commissie Gelijke Behandeling (2008) “Trouwambtenaren mogen homo’s niet meer weigeren; of toch wel?” http://www.discriminatiezaken.nl/doc/Factsheet%20weigerambtenaren.pdf 16
Volgens Peter Schalk van het werkgevers- en werknemersorganisatie RMU, worden weigerambtenaren tot tweederangsburgers gemaakt, wanneer zij geen huwelijken mogen weigeren op grond van geweten.18 Hij stelt dat gemeenten ervoor moeten zorgen dat elk huwelijk kan worden gesloten, ongeacht door welke ambtenaar dat gebeurt, maar “[h]et kan toch niet de bedoeling zijn dat elk trouwpaar de mogelijkheid krijgt een persoonlijke claim te leggen op elke willekeurige ambtenaar van de burgerlijke stand.” In de discussie is het belangrijk voor ogen te houden dat de taak om wetten uit te voeren, ligt bij de staat en niet bij individuele ambtenaren. De staat discrimineert niet en garandeert dat eenieder behoudens de bij wet gestelde voorwaarden kan trouwen. De staat garandeert echter ook vrijheid van godsdienst door gewetensbezwaarde ambtenaren niet te discrimineren door hen te ontslaan. Uitspraak 10: De staat moet garanderen dat iedereen in zijn of haar eigen gemeente volgens de wet kan trouwen. Individuele ambtenaren moeten het sluiten van een huwelijk tussen twee mensen van gelijk geslacht kunnen blijven weigeren op grond van hun godsdienst of levensovertuiging. Verbod op ritueel slachten Eind juni 2011 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel voor een verbod op ritueel slachten met een ruime meerderheid aangenomen (116 tegenover 30 stemmen). PvdD, VVD, PvdA, D66, GroenLinks en PVV stemden vóór, hoewel PvdA en PVV enkele dissidenten kenden. Het wetsvoorstel werd ingediend door Thieme van de Partij voor de Dieren. Zij wil met dit voorstel in artikel 44 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren het volgende opnemen: “Het slachten van dieren volgens de Israëlische of de islamitische ritus is slechts toegestaan, indien de slachtdieren voorafgaand zijn bedwelmd.”19 Het niet bedwelmen van dieren voor de slacht, is namelijk onderdeel van de ritus voor zowel de joodse als de islamitische slacht. Later is een kleine wijziging in de initiatiefwet opgenomen, waarin verwezen wordt naar een ander lid van artikel 44. Inhoudelijk bleef het voorstel onveranderd: Thieme wenstte een algeheel verbod op onverdoofd slachten. Op dit wetsvoorstel is een amendement ingediend door Van Veldhoven (D66). Zij wil een ontsnappingsclausule in de wet opnemen: slachterijen mogen zonder verdoving slachten als zij wetenschappelijk bewijs kunnen leveren dat de dieren geen extra leed wordt aangedaan.20 Het amendement werd aangenomen met steun van D66, VVD, PvdA en GroenLinks. Argumenten vóór het wetsvoorstel haalde Thieme voornamelijk uit wetenschappelijke onderzoek van Lambooij van de Universiteit van Wageningen, waaruit blijkt dat het niet verdoven van dieren leidt tot extra pijn, leed en stress.21 Joodse instanties klaagden Lambooij aan, omdat hij voor zijn onderzoek alleen de wijze van de rituele slacht heeft onderzocht, zonder ook maar één Israëlisch danwel islamitisch slachthuis te bezoeken.22
18
Trouw, 1 december 2011 www.partijvoordedieren.nl, 2007-2008 20 http://ikregeer.nl/documenten/kst-31571-12 21 www.partijvoordedieren.nl, 2 juni 2009 22 NRC Handelsblad, 25 juni 2011 19
Het belangrijkste argument tegen het verbod op rituele slacht, is dat door het verbod gelovigen hun ritueel niet kunnen uitvoeren. Het verbod is in strijd met artikel 6 van de Grondwet en met artikel 9 EVRM waarin godsdienstvrijheid wordt gewaarborgd.23 Tevens zat het amendement van Van Veldhoven juridisch niet goed in elkaar. Ten eerste wordt de bewijslast omgedraaid: godsdienstvrijheid wordt ingeperkt, tot slachterijen kunnen bewijzen dat ze dieren niet meer leed aan doen dan bij reguliere slacht. Ten tweede kan er simpelweg geen ‘bewijs’ worden geleverd, aangezien wetenschappelijke onderzoeken over slachten en dierenleed verschillende resultaten tonen. En ten derde staat het amendement in de memorie van toelichting, waardoor geen ‘kracht van de wet’ toegekend krijgt.24 Daarnaast is het curieus dat de overheid gaat bepalen wat wel dan wel niet een onderdeel van de religie is. Het is discutabel of de rituele slacht meer dierenleed veroorzaakt dan de reguliere slacht. Ook bedrijft Den Haag op deze manier symbool politiek: er worden maar 2 miljoen dieren onverdoofd geslacht. Voor de joodse gemeenschap zijn dat er zo'n 2.500 per jaar.25 Uiteindelijk heeft de Eerste Kamer in december het wetsvoorstel van tafel geveegd. Het geamendeerde wetsvoorstel zat volgens de Eerste Kamer niet goed in elkaar en er waren grote principiële bezwaren tegen de vrijheidsinperking van gelovigen. SGPsenator Holdijk vatte de standpuntbepaling in de Tweede Kamer en het maatschappelijk debat samen met de kernachtige uitspraak: “De voorstanders van de slachtwet kunnen zich beter inleven in het leven van een kip dan in het leven van een gelovige.”26 Uitspraak 11: Omwille van de godsdienstvrijheid mag onverdoofd ritueel slachten niet verboden worden. Boerkaverbod Het kabinet wil een ‘verbod op gelaatsbedekkende kleding’ bij wet invoeren. Onder gelaatsbedekkende kleding vallen onder andere de boerka en de niqab. Het verbod geldt niet voor bedekking van het gezicht ter bescherming van het lichaam bij beroepsuitoefening, sport, gezondheid of veiligheid. Ook voor carnaval en het Sinterklaasfeest wordt een uitzondering gemaakt. Op 6 februari is een wetsvoorstel over dit onderwerp naar de Tweede Kamer gestuurd. Een verbod op gezichtsbedekkende kleding was al opgenomen in het regeerakkoord als gevolg van de gedoogconstructie met de PVV. Met het voorstel wil minister Spies een algemeen verbod invoeren op het dragen van gelaatsbedekkende kleding op openbare plaatsen, in publiek toegankelijke gebouwen, in onderwijsinstellingen, zorginstellingen en in het openbaar vervoer. Het doel van het verbod is het wegnemen van belemmeringen voor open communicatie in het algemeen en met het oog op gelijkwaardige en volwaardige deelname van vrouwen aan het maatschappelijk verkeer in het bijzonder. Daarbij speelt ook het 23
Raad van State (2008) Advies W11.08.0398/IV, http://www.raadvanstate.nl/adviezen, 20 oktober 2008. 24 Ajal Notowicz in NRC Handelsblad, 27 juni 2011 25 Aldus cijfers van de Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD). 26 SGP (2011), Eerste Kamer en weerhouding, www.sgp.nl/Weblog_Kees_van_der_Staaij/Overzicht%20log%20items_908/16533.wlid
veiligheidsaspect mee: degene die gelaatsbedekkende kleding draagt zou de indruk wekken criminele activiteiten in de zin te hebben.27 Bij een verbod op gelaatsbedekkende kleding wordt de vrijheid van godsdienst ingeperkt, wat in strijd is met de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Wanneer sprake is van een ‘dringende maatschappelijke behoefte’ is een inperking van godsdienstvrijheid geoorloofd. Zo’n inperking moet ook proportioneel zijn, het middel waarmee een inbreuk wordt bewerkstellig moet in verhouding staan tot het doel. Volgens de Raad van State is dit bij het boerkaverbod echter niet het geval. Volgens de Raad ontbreekt het namelijk aan een deugdelijke motivatie voor een verbod op gelaatsbedekkende kleding: zo is het bestaan van een dringende maatschappelijke behoefte niet aangetoond, en vormen ‘subjectieve onveiligheidsgevoelens’ geen deugdelijke motivatie voor een dergelijke inperking van de godsdienstvrijheid.28 Daarbij is het nog maar de vraag of het dragen van een boerka of niqab wordt opgelegd aan vrouwen, of dat zij hier uit vrije wil voor kiezen. Het gaat te ver als de overheid kledingvoorschriften gaat bepalen met het argument dat een kledingstuk ‘vrouwonvriendelijk’ zou zijn, zonder daarbij de mening van de draagsters hierover te raadplegen. Het is belangrijk om herkenbaar te zijn in het sociale verkeer, maar het gaat hier om slechts enkele honderden vrouwen. Hierdoor neigt het wetvoorstel naar symboolpolitiek. Uitspraak 12: Een boerkaverbod is ongewenst in Nederland.
27
Raad van State (2011) Advies W04.110379/I, http://www.raadvanstate.nl/adviezen, 28 november 2011 28 Raad van State (2011) Advies W04.110379/I, http://www.raadvanstate.nl/adviezen, 28 november 2011
Hoofdstuk 5: Religie en onderwijs De plaats van religie in het onderwijs staat al vele jaren ter discussie. Artikel 23, dat vrijheid van onderwijs garandeert, is geen vanzelfsprekendheid meer. Het taboe om dit artikel ter discussie te stellen is er allang vanaf. De vrijheid van onderwijs en de concrete invulling ervan staan ter discussie. Bijzondere scholen kunnen van ouders eisen dat ze de grondslag niet alleen respecteren maar ook onderschrijven. Vanuit de Kamer klinken er geregeld geluiden om de mogelijkheid om deze eis als school te stellen af te schaffen. Ouders die hun kind naar een bijzondere school willen sturen, kunnen volstaan met het respecteren van de grondslag. Op deze manier wordt de vrijheid van onderwijs uitgehold, want scholen kunnen niet meer een volwaardig toelatingsbeleid volgen, waardoor hun identiteit in gevaar komt. Scholen mogen zich het recht voorbehouden om die leerlingen aan te nemen waarvan de ouders de grondslag van de school écht onderschrijven. Scholen moeten de mogelijkheid behouden ouders die de grondslag alleen respecteren, hun kinderen te weigeren als leerling. Uitspraak 13: Scholen mogen van ouders eisen dat zij niet alleen de grondslag respecteren, maar deze ook onderschrijven. Een heikel en actueel thema is op dit moment de positie van de homoseksuele leraar op een orthodox-protestantse, joodse of islamitische school. Mogen bijzondere scholen het recht hebben om, met een beroep op hun godsdienstige grondslag, homoseksuele docenten te weigeren in dienst te nemen of te ontslaan?29 In 1994 werd als oplossing door de wetgever de ‘enkele-feitconstructie’ bedacht.30 Dit houdt in dat bijzondere scholen de bevoegdheid houden om, met een beroep op hun godsdienstige grondslag, homoseksuele docenten te weigeren in dienst te nemen of te ontslaan, mits dit niet gebeurt vanwege het enkele feit dat hij homoseksueel is. Het is een erg ingewikkelde constructie, zeker ook omdat er nauwelijks jurisprudentie over is (dat geeft ook wel aan dat het eerder een ideologische principiële discussie is dan een van grote praktische betekenis). Daarom moet voor het begrijpen van de constructie gekeken worden naar de toenmalige gedachte achter het wetsvoorstel. In 1993 was minister Hirsch Ballin als minister van Justitie verantwoordelijk voor de nieuwe Algemene wet op de gelijke behandeling. Bij het wetsvoorstel schreef hij een toelichting zodat de bedoeling van de wet voor latere interpretatie duidelijk werd. Enkele passages uit de toelichting: “Maar wanneer er sprake is van meer dan dat enkele feit, als een leerkracht niet langer de overtuiging van de school draagt en uitdraagt, dan gaat het om iets anders, namelijk om het functioneren van die leerkracht in het verband van de betrokken school [...] De redenen waarom wij die woordkeus hebben gebezigd, is dat het enkele feit, dus geïsoleerd beschouwd, van seksuele gerichtheid, van al dan niet samenwonen of van andere punten die hierbij een rol spelen, niet de grond mag zijn waarop men zegt: u hoort hier niet, u hoort hier wel. Dit betreft het enkele feit, maar het kan zijn dat er feiten zijn die daarmee in een zeker verband staan, betrekking hebbende op de mogelijkheid 29
Veel informatie is ontleend aan het artikel “Hoe een enkel feit tot een nieuwe schoolstrijd leidt?”, geschreven door mr. R. Nehmelman in het boek Overheid, recht en religie, onder redactie van H. Broeksteeg en A. Terlouw. 30 Algemene Wet Gelijke Behandeling art. 5, lid 2 onder c, wet van 6 maart 1994, Stb. 625
om te functioneren als leerkracht in die school en op het dragen en mee uitdragen van de overtuiging, en dat die feiten wel relevant zijn [...] Het gaat in deze om de opstelling van een leerkracht die zorgt voor twijfel over de vraag of deze leerkracht nog wel achter de grondslag van de school staat en of deze leerkracht nog wel langer in staat is om op een geloofwaardige wijze de grondslag van de school uit te dragen. Het gaat dus om gedragingen die voor de bijkomende omstandigheden zorgen en die zich dus naast het enkele feit voordoen, om gedragingen die afbreuk doen aan het functioneren van de leerkracht op een bepaalde school met een bepaalde opvatting. Het antwoord op de vraag zou per school verschillend kunnen zijn”. 31
De constructie heeft sindsdien veel kritiek te verduren gekregen. Bij de Tweede Kamer ligt een wetsvoorstel van de Kamerleden Van der Ham (D66), Van Miltenburg (VVD), Klijnsma (PvdA), Van Dijk (SP) en Van Gent (GroenLinks), waarin gepleit wordt voor het schrappen van de enkele-feitconstructie. Verder regelt het wetsvoorstel dat in allerlei discussies geen onderschrijven van opvattingen van een school, maar alleen nog respect van de leerkrachten geëist mag worden.32 Hoezeer de christendemocratie de emancipatie van homoseksuelen voorstaat en hoe verwerpelijk de meerderheid in Nederland het restrictieve personeelsbeleid jegens homoseksuele leerkrachten misschien vindt, vrijheidsrechten zijn er juist om minderheden en te beschermen. Wij pleiten daarom voor het behouden van deze bescherming. De enkele-feitconstructie beoogt een zorgvuldige balans aan te brengen tussen enerzijds het non-discriminatiebeginsel, maar anderzijds ook het grondwettelijk verankerde recht van vrijheid van onderwijs). De Europese Commissie heeft in 2008 Nederland erop gewezen dat in de wet de uitzonderingen voor instellingen op godsdienstige grondslag te ruim zijn geformuleerd ten opzichte van de Europese antidiscriminatierichtlijn.33 De regering heeft vervolgens de RvS om advies gevraagd hoe met deze kritiek om te gaan. De RvS is vervolgens tot de conclusie gekomen dat er mogelijkheden zijn om de wet zodanig aan te passen dat deze voldoet aan Europese regelgeving en tegelijkertijd de bestaande grondrechtenbalans in stand houdt.34 Uitspraak 14: De vrijheid om een eigen personeelsbeleid te voeren is essentieel voor de identiteit van een school en onlosmakelijk verbonden met de vrijheid van onderwijs. Voorgaande kwesties gingen vooral over de vraag of scholen leerlingen mogen weigeren, dan wel personeel niet aannemen of ontslaan op grond van hun homoseksualiteit en een bijkomende reden. De kwestie van lessen over seksuele diversiteit gaat vooral over de richting van het onderwijs. Zowel basisscholen als het voortgezet onderwijs geven hun leerlingen seksuele voorlichting. In een motie van Tweede-Kamerlid Pechtold werd gesteld dat bij seksuele voorlichting er ook aandacht moet komen voor seksuele diversiteit. Minister Marja van Bijsterveldt (Onderwijs, CDA) weigerde tot twee keer toe deze motie uit te voeren. Pas na de derde keer ging de minister overstag. Scholen moeten voortaan aan hun leerlingen les geven in seksuele diversiteit. De inhoud van deze lessen mag niet door de overheid worden 31
Kamerstukken II, 1993, 47-3514, 47-3516 Kamerstukken II 2009-2010, 32 476, nr. 3 33 Enkele feit constructie, CGB, www.cgb.nl/dossiers/enkele_feit_constructie 34 Raad van State, Advies over de enkele-feitconstructie in de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb), 2009. 32
bepaald. Dit is aan de scholen zelf. Het is goed dat leerlingen al vroeg weten dat hun klasgenoten soms een andere seksuele identiteit hebben dan zijzelf. Ook is het goed dat leerlingen die bij zichzelf een andere seksuele identiteit merken, weten dat het geaccepteerd is. Uitspraak 15: Scholen moeten aandacht geven aan seksuele diversiteit in de lessen seksuele voorlichting, waarbij van belang is dat de invulling aan de scholen zelf is.