Informatienotitie AAN
Raadsleden
VAN
College van Burgemeester en Wethouders
ONDERWERP
Beantwoording motie effecten invoering Participatiewet
DATUM
21 oktober 2014
KOPIE AAN
BIJLAGE
Memo Besluitvormingsproces verordeningen Participatiewet (1312306/639‐4)
REGISTRATIENUMMER
1312306/639‐2
BESTANDSNAAM EN PAD
Tijdens de raadsvergadering van 25 september 2014 heeft u de motie “effecten invoering participatiewet” aangenomen. Deze informatie gaat in op de vragen die gesteld zijn in de motie. 1. Verwachte gevolgen voor inwoners Culemborg Iedereen die op 1 januari 2015 een WWB‐uitkering heeft valt automatisch onder de Participatiewet. De grootste verandering voor deze groep is de kostendelersnorm en de aanscherping van de arbeidsverplichting. Op deze onderdelen is het overgangsrecht van toepassing. Arbeidsverplichting Tot nu toe was in artikel 9, eerste lid onder a WWB bepaald dat iedereen verplicht was om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden. Vanaf 1 januari 2015 is de belanghebbende vanaf de dag van melding verplicht om naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening, te verkrijgen, deze te aanvaarden en te behouden. Dat betekent dat vanaf 1 januari 2015 voor het zonder geldige reden opzeggen van een baan een maatregel wordt opgelegd. Deze maatregel wordt vastgelegd in de afstemmingsverordening. Kostendelersnorm De bijstand is een vangnet voor mensen die niet in staat zij om zelf te voorzien in de noodzakelijke kosten van bestaan. In de praktijk blijkt dat het voorkomt dat er binnen één huishouden meerdere bijstandsuitkeringen zijn toegekend, waardoor de totale inkomsten zo hoog worden dat daarmee een levensstandaard ontstaat waaruit meer kan worden betaald dan alleen de noodzakelijke kosten. Volgens het kabinet motiveert een stapeling van uitkeringen niet om werk te gaan zoeken. Daarom wordt nu de kostendelersnorm geïntroduceerd. De belangrijkste kenmerken van de kostendelersnorm zijn: ‐ Iedereen houdt individueel recht op bijstand. Dat betekent dat als één van de huisgenoten meer gaat verdienen, dit geen gevolgen heeft voor de uitkering van de anderen. ‐ Het aantal mensen in een huishouden is bepalend voor de hoogte van de uitkering. Er is wel een aantal uitzonderingen van mensen die niet meetellen voor de berekening van de kostendelersnorm. ‐ De hoogte of de aard van het inkomen van de overige leden van het huishouden is niet relevant. Dit is anders als het om de echtgenoot (of daarmee gelijkgestelde partner) gaat. Dan wordt wel naar het gezamenlijke inkomen en vermogen gekeken. Gemeente Culemborg Ridderstraat 250
Postbus 136 4100 AC Culemborg
Tel 0345 477 700 Fax 0345 477 950
[email protected] www.culemborg.nl
Vervolgblad Informatienotitie Pagina 2 De uitkering wordt lager naarmate meer personen hoofdverblijf hebben in dezelfde woning. Zo gaat de uitkering als je met z’n 2‐en woont naar 50% en als je met z’n 3‐en woont naar 43,55%. Voor nieuwe bijstandsgerechtigden geldt de kostendelersnorm vanaf 1 januari 2015. Voor bestaande bijstandsgerechtigden is dit 1 juli 2015. De kostendelersnorm is een individuele norm en wordt dus voor iedere bijstandsgerechtigde in het huishouden afzonderlijk berekend. Daarom is op dit moment niet aan te geven wat de inkomenseffecten van deze maatregel zijn voor groepen Culemborgers. 2. Plaatselijke invulling van de participatiewet De lokale beleidsvrijheid voor de raad bij de verordeningen van de Participatiewet is in een memo van 1 oktober 2014 van de regionale projectleider aangegeven (zie bijlage). Eventuele aanpassingen van percentages en duur van maatregelen of toeslagen hebben ongeveer een evenredig effect op de kosten. De eventuele financiële gevolgen op de organisatielasten door een vermindering van de efficiëntie zijn op voorhand moeilijk aan te geven. Daarnaast is er nog ruimte voor de raad om in het kader van de bijzondere bijstand en minimabeleid lokaal aanvullende regelingen te treffen. De Participatiewet geeft aan dat de bijzondere bijstand vooral uit maatwerk moet bestaan. In de wet zijn de mogelijkheden van categoriale bijzondere bijstand heel erg ingeperkt. Categoriale bijzondere bijstand was altijd slechts in vier gevallen mogelijk: ‐ voor mensen die de AOW‐leeftijd hebben bereikt; ‐ voor chronisch zieken en gehandicapten ‐ voor maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen; ‐ voor een collectieve aanvullende zorgverzekering. Van deze varianten blijft alleen de categoriale bijzondere bijstand in de vorm van een collectieve aanvullende zorgverzekering of in de vorm van een tegemoetkoming in de kosten van de premie van een dergelijke verzekering over. 3. Informeren inwoners die geraakt worden door de invoering van de wet Op het moment wordt er regionaal gewerkt aan een implementatieplan. In dit implementatie plan is ook aandacht voor het informeren van de inwoners die te maken krijgen met de participatiewet. Dit plan wordt regionaal voorbereid en lokaal uitgevoerd. De consulenten worden momenteel bijgeschoold over de wijzigingen als gevolg van de invoering van de Participatiewet. Medio november zullen de cliënten worden geïnformeerd.
Vervolgblad Informatienotitie Pagina 3
Aan:
Gemeenteraden
Van:
Elfriede Boer, projectleider Werkzaak Rivierenland i.o.
Datum:
1-10-2014
Steller:
Codrik van de Wetering
Titel:
Besluitvormingsproces verordeningen Participatiewet
Behandeling:
Ter informatie en advies
Participatiewet Op 1 januari 2015 doet de Participatiewet haar intrede. De gemeente wordt vanaf die datum verantwoordelijk voor mensen met arbeidsvermogen die ondersteuning nodig hebben. Deze mensen vallen nu onder de WWB (wet Werk en Bijstand), Wsw (Wet sociale werkvoorziening) en Wajong (voor zover ze arbeidsvermogen hebben). De invoering van de Participatiewet brengt met zich mee dat een aantal verordeningen moet worden vastgesteld. De deadline voor het vaststellen van de verordeningen is 31 december 2014.
Besluitvormingsproces verordeningen In 2015 blijft iedere gemeente die voornemens is mee te gaan naar de Werkzaak Rivierenland zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet. De uitvoering van deze wet gaat, als collegebevoegdheid, op 1 januari 2016 over op het Dagelijks Bestuur van de Werkzaak. De verordende bevoegdheid blijft na 1 januari 2016 bij de gemeenteraden. Hiermee blijft u als raad verantwoordelijk voor de te stellen kaders, waarbinnen de Werkzaak de Participatiewet dient uit te voeren. Binnen de werkgroep beleid Werkzaak worden alle verordeningen voor de Participatiewet regionaal voorbereid en eensluidend aangeboden aan de colleges met het verzoek deze door te geleiden naar u als gemeenteraad. In de maand november of december 2014 zal de vaststelling van de verordeningen geagendeerd worden binnen uw gemeenteraad.
Keuzes De verordeningen die moeten worden vastgesteld zijn vooral technisch van aard maar laten op onderdelen ruimte voor inhoudelijke keuzes. In onderstaand overzicht staat per verordening de ruimte die er is voor het maken van inhoudelijke keuzes: Afstemmingsverordening Deze verordening regelt de verlaging van de bijstand als gevolg van handelingen of nalatigheden van bijstandsgerechtigden die strijdig zijn met de verplichtingen die zijn opgelegd die voortkomen uit wetgeving of beleid. Ruimte voor inhoudelijke keuzes zijn de hoogte (uitgedrukt in een percentage van de uitkering) en de duur (in maanden) van de verlaging. Deze ruimte is in de Participatiewet (ten opzichte van de wet Werk en Bijstand) danig ingeperkt omdat veel wettelijk is verankerd maar voor bepaalde situaties blijft er ruimte voor gemeentelijke invulling. Bijvoorbeeld iemand die in staat is te werken en algemeen geaccepteerde arbeid weigert, krijgt een maatregel van …..% voor de duur van ….maanden. Verordening individuele inkomenstoeslag Deze verordening regelt een jaarlijkse uitkering, bovenop de reguliere bijstand, voor mensen die langdurig op een minimuminkomen zijn aangewezen als gevolg van geen arbeidsperspectief. Dit heet tot 1 januari 2015 de langdurigheidstoeslag. Ruimte voor inhoudelijke keuzes zijn het bepalen van de
Vervolgblad Informatienotitie Pagina 4 doelgroep (uitgedrukt in een te stellen maximuminkomen dat mensen mogen hebben om voor deze toeslag in aanmerking te komen) en het bepalen van het jaarlijkse bedrag dat mensen krijgen.
Verordening loonkostensubsidie Deze verordening regelt de wijze waarop wordt vastgesteld wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (dit gebeurt in principe op aanvraag maar kun je voor bepaalde groepen ambtelijk vaststellen) en de wijze waarop de loonwaarde wordt vastgesteld. Achtergrond hiervan is dat iedereen wordt geacht naar vermogen aan het werk te gaan. Werkgevers die mensen in dienst nemen die niet 100% productief zijn maar bijvoorbeeld wel een loonwaarde hebben van 60%, worden voor het niet productieve deel (in het voorbeeld 40%) gecompenseerd in de vorm van een loonkostensubsidie. Ruimte voor inhoudelijke keuzes zijn het bepalen voor welke groepen de loonwaarde ambtshalve kan worden vastgesteld en het bepalen aan welke voorwaarden het systeem dat wordt ingezet voor loonwaardeberekening moet voldoen. Verordening individuele studietoeslag Deze verordening regelt de mogelijkheid om mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. Ruimte voor inhoudelijke keuzes zijn de hoogte en de frequentie van de betaling van de toeslag. Re-integratieverordening Deze verordening regelt welke regels de raad stelt aan het beleid met betrekking tot de reintegratietaak van de gemeente. De Participatiewet geeft aan dat re-integratie steeds moet worden afgestemd op de mogelijkheden en onmogelijkheden van het individu. Dat leent zich niet voor vastlegging van gedetailleerde regels die toepasbaar zijn op (grote) groepen mensen. Ruimte voor inhoudelijke keuze is er uitsluitend voor het bepalen welke voorzieningen in ieder geval moeten worden aangeboden op gebied van re-integratie (scholing, beschut werk e.d.) Verordening cliëntenparticipatie Deze verordening regelt op welke wijze personen die vallen onder de Participatiewet en/of hun vertegenwoordigers betrokken worden bij de ontwikkeling van het beleid. Deze verordening is overwegend technisch van aard maar laat ruimte voor bepalen van de doelgroep (uitsluitend personen die vallen onder de Participatiewet of ook vertegenwoordigers van belangenorganisaties) en de bepaling of leden van de cliëntenraad wel of geen (onkosten)vergoeding ontvangen. Verordening tegenprestatie Deze verordening regelt het verplicht laten verrichten van een tegenprestatie in ruil voor het ontvangen van een bijstandsuitkering voor mensen tussen de 18 en de pensioengerechtigde leeftijd. In de wet is vastgelegd dat het moet gaan om onbeloonde maatschappelijke activiteiten die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. De inhoudelijke keuzes beperken zich tot het bepalen van een maximale duur voor het verrichten van een tegenprestatie en de mogelijkheid af te zien van het verplichten tot het leveren van een tegenprestatie voor mantelzorgers. Verordening verrekening bestuurlijke boete Deze verordening regelt de mogelijkheid de beslagvrije voet tijdelijk buiten werking te stellen bij verrekening van recidiveboeten. Dit zijn boeten die worden opgelegd omdat mensen bij herhaling verplichtingen die zijn verbonden aan het ontvangen van bijstand niet nakomen (dus frauderen). In dat geval kan het inkomen van mensen die hebben gefraudeerd tijdelijk onder de 80% van de bijstandsnorm komen. In welke situaties hiervan gebruik wordt gemaakt is de inhoudelijke keuze binnen deze verordening.
Overwegingen Omdat de in 2014 vast te stellen verordeningen (zoals uitgelegd in verband met de inwerkingtreding van de Participatiewet moet dat uiterlijk op 31 december 2014) een voorbode zijn voor het kader voor de Werkzaak vanaf 1 januari 2016 is het van groot belang het volgende mee te nemen bij het maken van de inhoudelijke keuzes: - De belangrijkste aanleiding voor oprichting van de Werkzaak is het efficiënter en effectiever uitvoeren van de Participatiewet die de gemeenten voor de opgave stelt meer te doen met minder
Vervolgblad Informatienotitie Pagina 5
-
middelen. Belangrijke bijdrage aan efficiënt werken binnen de Werkzaak is dat de deelnemende organisaties werken met identieke verordeningen. Als medewerkers bij het uitvoeren van het beleid steeds moeten nagaan uit welke gemeente iemand komt en daarnaar verschillend moet handelen (bij de ene gemeente komt iemand wel in aanmerking voor een regeling, bij de andere gemeente iemand in een identieke situatie niet, bij de ene gemeente krijgt iemand een verlaging op zijn uitkering van 100% en bij de andere gemeente een verlaging van 50% voor dezelfde verwijtbare gedraging) gaat dat ten koste van de efficiency. In de doorrekening van de bijdragen per gemeente bij deelname aan de Werkzaak is in de meerjarenbegroting gerekend met uitvoering van gelijkluidend beleid, waardoor een maximale efficiencywinst kan worden behaald. Het lokaal afwijken van de verordeningen die regionaal worden voorbereid, leidt vanaf 1 januari 2016 dus voor meerkosten waarvan door het toekomstig bestuur van de Werkzaak zal moeten worden bepaald of deze meerkosten regionaal worden bekostigd of worden neergelegd bij de gemeente die afwijkend beleid kiest. Inherent aan de keuze de verordende bevoegdheid bij de individuele gemeenteraden te houden (en dus niet over te dragen aan het Algemeen Bestuur van de Werkzaak) is dat bij het maken van inhoudelijke keuzes in de verordeningen kan worden aangesloten bij de specifieke gemeentelijke visie en rekening kan worden gehouden met lokale afwijkingen ten opzichte van de regio (bijvoorbeeld bij specifieke doelgroepen).
Concluderend: de mogelijkheid voor de gemeenteraad tot het maken van lokale keuzes binnen de reikwijdte van de verordeningen blijft in 2016 gewaarborgd. Consequentie bij afwijken van het regionale beleid is wel dat het meerkosten met zich meebrengt. De bestuurlijke keuze deze meerkosten regionaal te dragen of neer te leggen bij de gemeente die kiest voor afwijkend beleid, dient nog (door het bestuur van de Werkzaak) te worden gemaakt.