R
aad voor
Vreemdelingenbetwistingen
Jaarverslag
08 - 09
Jaarverslag
08 09
2
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
Jaarverslag
08 - 09
3
Jaarverslag
08 09
4
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
Voorwoord van de eerste voorzitter
9
Synopsis
10
Deel 1
Voorstelling van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
Hoofdstuk 1
De Raad als administratief rechtscollege
1. Ontstaansgeschiedenis 2. Bevoegdheden en procedure voor de Raad 1.
2.
3.
Een administratief rechtscollege 1.1. De rechtsmacht 1.2. Volheid van rechtsmacht 1.3. Annulatiebevoegdheid en accessoire bevoegdheden De rechtspleging 2.1. Essentiële kenmerken van de rechtspleging 2.2. Procedurele wijzigingen 2.3. Termijnenkalender 2.4. Schematisch overzicht van de procedure Publicatie van de rechtspraak 3.1. Wettelijke basis 3.2. Het gevoerde publicatiebeleid
Hoofdstuk 2
16 16 16 16 17 20 22 22 23 24
27 28 28 29
Beleidsplan van de eerste voorzitter
1. Wettelijke basis en opzet 2. De missie en de visie 1. 2.
32 32 32 33 33 33 33
De missie De visie 2.1. De wil uit te groeien tot een center of excelllence 2.2. Binnen de wettelijke termijnen zijn opdrachten vervullen 2.3. Op een kwaliteitsvolle wijze 2.4. Die wezenlijk bijdraagt tot een daadwerkelijke rechtsbescherming in het migratie- en asielcontentieux 2.5. Die het vertrouwen van de stakeholders geniet
34 34 35 35 36 36 36 37
3. Strategische doelstellingen 1. 2.
Overzicht en indeling Schematische voorstelling 2.1. Sleutelstrategieën 2.2. Ondersteunende strategieën
4. Realisaties
5
Jaarverslag
08 09
Hoofdstuk 3
De organisatie
1. Algemene structuur 1. 2. 3.
Wettelijke structuur Het organisatiemodel van de Raad Organogram van de Raad
2. De verticale diensten: de kamers 3. De horizontale diensten: de griffie en de algemene diensten 1.
De griffie
1.1. 1.2. 1.3.
2.
De algemene diensten
2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5. 2.6.
De eigenlijke griffie Onthaal en expeditie a) Onthaal b) Expeditie Tolken
Personeel & Organisatie Dienst communicatie Juridische dienst Informatie- en communicatietechnologie Budget en Beheerscontrole Facility
4. Personalia Hoofdstuk 4
Globale instroom Gedetailleerd overzicht in functie van de regio (volle rechtsmacht) en de aard van de bestreden beslissing (annulatie)
a) b) 3.
In volle rechtsmacht In annulatie
Instroom naar aard van procedure
2. Uitstroom 1. 2.
Globale uitstroom Uitstroom per dictum
a) b) 3.
In volle rechtsmacht In annulatie
Afname historische achterstand van Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen
3. Behandelingstermijn 4. Werkvoorraad
6
46 48 49 49 49 49 50
De Raad in cijfers
1. Instroom 1. 2.
40 40 40 41 42 43 43 43 43 43 44 45 46
54 54 55 55 55 56 57 57 57 57 59 59 59 60
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
Deel 2
De rechtspraak van de Raad
Hoofdstuk 1
Toegang tot de rechtspraak van de Raad
Hoofdstuk 2
De grote lijnen van de rechtspraak
1. Verandering en continuïteit 2. Annulatie 1. 2. 3. 4. 5. 6.
7. 8. 9. 10.
66 67 67 67 69 70 71 72 72 73 73 74 74 75 75 76 77 77 77 77 78 79 79 80 80 81 81 81 82 82 82 82
Formele ontvankelijkheid Grondrechten Toepassingen van de Dublin-verordening Verdrag inzake de rechten van het kind Internationaal privaatrecht Vreemdelingenwet 6.1. Toegang tot het grondgebied en kort verblijf 6.2. Bevel om het grondgebied te verlaten 6.3. Machtiging tot verblijf 6.4. Bijzondere categorieën van verblijf Schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid Het Gerechtelijk Wetboek Gebruik van de talen Bilaterale tewerkstellingsakkoorden.
3. Volle rechtsmacht 1.
2.
3.
4.
5.
Bevoegdheid van de Raad 1.1. Devolutieve werking van het hoger beroep 1.2. Geen onderzoeksbevoegdheid 1.3. Artikel 3 EVRM Procedure 2.1. Nieuwe elementen 2.2. Bewijslast 2.3. Ondertekening door de adjunct-commissaris Definitie van vluchteling 3.1. De insluitingscriteria van het Verdrag van Genève 3.2. Vervolging Subsidiaire bescherming 4.1. Bevoegdheid van de Raad 4.2. Reëel risico 4.3. Ernstige schade Begrippen die gemeenschappelijk zijn voor beide statuten 5.1. Fraude 5.2. Bescherming door overheden 5.3. Verblijf in een derde land 5.4. Uitsluiting van de bescherming
84 84 84 85 85 86 86 87 87 87 87 88 90
Overzichtslijst figuren Lijst met afkortingen Handleiding bij de cd-rom
Hoe gaat u te werk? Stap 1 Stap 2 Notities
Colofon
7
Jaarverslag
08 09
8
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
Voorwoord van de eerste voorzitter Met enige trots stel ik u dit tweede jaarverslag van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen voor. De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen is toe aan zijn tweede volledig gerechtelijk jaar sinds zijn oprichting op 1 juni 2007. Hierdoor kunnen voor de eerste maal vergelijkingen gemaakt worden met het voorgaande gerechtelijk jaar. Bij het vervullen van zijn wettelijke kernopdracht – het rechtspreken – is de Raad in een periode van consolidatie gekomen. Bij de uitvoering ervan wordt erop toegezien dat kwaliteit en kwantiteit hand in hand gaan. Hierbij wil ik dan ook alle magistraten en alle medewerkers oprecht danken voor hun onafgebroken inzet en enthousiasme. Dit jaar werd naarstig gesleuteld aan de opmaak van het beleidsplan voor de jaren 2009 tot 2012. Dit plan bepaalt de strategische doelstellingen die de Raad nastreeft om uit te groeien tot een center of excellence. Vier duidelijke perspectieven worden hiertoe ontwikkeld: tijdigheid, kwaliteit, eenheid en bekendheid van de rechtspraak. De bakens voor de toekomst zijn hiermee duidelijk uitgezet. Ondertussen heeft de Raad meerdere projecten gerealiseerd om zijn werking te optimaliseren. De voornaamste die het voorbije jaar werden afgehandeld, worden besproken in dit verslag. Deze hebben zowel de werking van de Raad als de contacten met zijn interne en externe klanten verbeterd. Uiteraard wordt wederom in het tweede deel een grondige analyse gegeven van de rechtspraak van de Raad. Deze is tevens opgenomen bij de bijgaande cd-rom. Ik wens u veel leesgenot.
Geert Debersaques Eerste voorzitter van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
9
Jaarverslag
08 09
SYNOPSIS De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen werd opgericht bij wet van 15 september 2006 tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen is een administratief rechtscollege die zijn werkzaamheden aanvatte op 1 juni 2007. Dit tweede jaarverslag van de Raad heeft betrekking op het gerechtelijke jaar lopende van 1 september 2008 tot en met 31 augustus 2009. Dit verslag is onderverdeeld in twee grote delen. Het eerste deel betreft een algemene voorstelling van de Raad, het tweede deel geeft de grote lijnen van de rechtspraak van de Raad weer. Het eerste deel omvat op zijn beurt vier grote hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk betreft de procedure en de bevoegdheden van de Raad. De Raad kent twee procedures, namelijk een procedure in volle rechtsmacht (VRM) waarbij de Raad kennis neemt van de beroepen tot toekenning van de vluchtelingenstatus of van de subsidiaire beschermingsstatus en een annulatieprocedure (ANN) waarbij beroepen tot nietigverklaring en vorderingen tot schorsing bij de Raad worden ingediend tegen overige individuele beslissingen genomen met toepassing van de wetten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. De belangrijkste kenmerken van de procedure voor de Raad zijn dat deze autonoom, schriftelijk, formeel en tegensprekelijk is. De Raad heeft bovendien de leiding van het geding, maar heeft geen onderzoeksbevoegdheid. De verschillende termijnen waaraan deze procedures onderworpen zijn, worden in een overzichtelijk schema weergegeven. Ten slotte worden de verschillende criteria voor de publicatie van de arresten op de website van de Raad (www.rvv-cce.be) in detail toegelicht. In het tweede hoofdstuk wordt het beleidsplan van de eerste voorzitter kort toegelicht. Er wordt stilgestaan bij de missie en de visie van de Raad. De Raad wil immers uitgroeien tot een center of excellence met een daadwerkelijke rechtsbescherming die vertrouwen inboezemt voor al zijn klanten en belanghebbenden. Om zijn missie te bewerkstelligen, werden strategische en ondersteunende doelstellingen uitgetekend. De sleutelstrategieën zijn erop gericht de core business van de Raad te realiseren. Zij worden ontwikkeld rond vier perspectieven: tijdigheid, kwaliteit, eenheid en bekendheid van rechtspraak. De uitvoering ervan wordt mede bepaald door de organisatie waarin de rechtsprekende functie wordt uitgeoefend. Vanuit het idee van integraal management werden ondersteunende strategieën uitgewerkt die ook rond vier perspectieven werden ontwikkeld: doelmatige organisatie, gemotiveerde participatieve medewerkers, efficiënt ingezette middelen en een Raad met een kijk op de wereld. Ondertussen werden al enkele projecten gerealiseerd en geoptimaliseerd tijdens het afgelopen gerechtelijke jaar, waaronder timesheet, citrix, file maker pro en de huisstijl. In het derde hoofdstuk worden de organisatie van de Raad en diens verticale en horizontale diensten voorgesteld. De verticale diensten bestaan uit vijf kamers die hetzij beroepen in volle rechtsmacht, hetzij in annulatie behandelen. De taken van de coördinatoren, attachés en griffiers van elke kamer worden er nader omschreven. Vervolgens worden de horizontale diensten, bestaande uit de griffie en de algemene diensten, ontleed.
In het vierde hoofdstuk komen de cijfers aan bod die bepalend zijn voor de werking van de Raad. 14.015 beroepen werden bij de Raad ingediend, waarvan 5.091 in volle rechtsmacht en 8.924 in annulatie. In het afgelopen gerechtelijke jaar sprak de Raad 15.084 arresten uit, hetgeen een stijging betekent met 9% ten opzichte van het jaar voordien (13.603). De gemiddelde behandelingstermijn bedraagt 143 dagen in annulatie en 136 dagen in volle rechtsmacht. Ten aanzien van het vorig gerechtelijk jaar is dit een verlenging met respectievelijk zeven (annulatie) en tien dagen (volle rechtsmacht). De historische achterstand (10.277 beroepen) van de Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen, waarvan de Raad de bevoegdheden op 1 juni 2007 overnam, was voor 45% weggewerkt op 31 augustus 2009.
10
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
Het tweede deel van het verslag stelt de grote lijnen van de rechtspraak van de Raad voor. Aan de hand daarvan wordt betracht de belangrijkste trends af te leiden en enkele opvallende problemen te duiden. Deze rechtspraak ligt in menig opzicht in het verlengde van de rechtspraak van de Raad van State en van de Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen. De Raad moest echter op bepaalde punten vernieuwen tegenover zijn voorgangers, hetzij omdat het materiële vreemdelingenrecht hem daartoe dwong, hetzij omdat procesrechtelijke wijzigingen daartoe hebben geleid. Deze voorstelling behandelt eveneens de evoluties van de meest uiteenlopende rechtspraak. Net zoals in het vorige jaarverslag is een representatieve staalkaart van de rechtspraak toegevoegd in de vorm van een cd-rom op de allerlaatste pagina. Deze cd-rom bevat een thematische selectie van de rechtspraak, gerangschikt per sleutelwoord, met de referentie van één of meerdere arresten die deze kwestie hebben behandeld. Elke referentie wordt gevolgd door een samenvatting van het arrest of het relevante deel.
11
DEEL 1 Voorstelling van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
14
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
HOOFDSTUK 1
De Raad als administratief rechtscollege
15
08 09
Jaarverslag
1. Ontstaansgeschiedenis De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (hierna: de Raad) is opgericht bij wet van 15 september 2006 tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen1. Deze wet kwam tot stand ten gevolge van het wetsontwerp ingediend bij de Kamer van volksvertegenwoordigers op 10 mei 20062. De Raad vatte officieel zijn werkzaamheden aan op 1 juni 20073. De belangrijkste reden voor deze diepgaande hervorming was de globale gerechtelijke achterstand in het vreemdelingencontentieux, voornamelijk bij de Raad van State, maar ook bij de thans opgeheven Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen (VBC) waarvan de Raad de historische achterstand erfde. Vanaf zijn ontstaan stond de Raad voor twee belangrijke uitdagingen: enerzijds diende de Raad een contentieux te verwerken dat in 2003-2004 82 % van de beroepen voor de Raad van State vertegenwoordigde en anderzijds diende hij de historische achterstand van de VBC weg te werken.
2. Bevoegdheden en procedure voor de Raad 1.
Een administratief rechtscollege
1.1. De rechtsmacht De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen is een onafhankelijk administratief rechtscollege, hetgeen door het Grondwettelijk Hof werd erkend in diens arrest nr. 95/2008 van 27 mei 2008. De rechtsmacht van de Raad is omschreven in artikel 39/2 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (hierna “vreemdelingenwet” genoemd): “§ 1. De Raad doet uitspraak, bij wijze van arresten, op de beroepen die zijn ingesteld tegen de beslissingen van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen.
De Raad kan: 1° de bestreden beslissing van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen bevestigen of hervormen; 2° de bestreden beslissing van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen vernietigen hetzij omdat aan de bestreden beslissing een substantiële onregelmatigheid kleeft die door de Raad niet kan worden hersteld, hetzij omdat essentiële elementen ontbreken die inhouden dat de Raad niet kan komen tot de in 1° bedoelde bevestiging of hervorming zonder aanvullende onderzoeksmaatregelen hiertoe te moeten bevelen. In afwijking van het tweede lid, staat tegen de in art. 57/6, eerste lid, 2° bedoelde beslissing enkel het in § 2 bepaalde annulatieberoep open. § 2. De Raad doet uitspraak, bij wijze van arresten als annulatierechter over de overige beroepen wegens overtreding van hetzij substantiële, hetzij op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, overschrijding of afwending van macht.” 1
Wet tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, BS 6 oktober 2006, 53.468.
2
Wetsontwerp tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, Parl St. Kamer, 2005-2006, nr. 51 2179/001, 5.226,.
3
Koninklijk besluit van 27 april 2007 tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en tot vaststelling van de datum bedoeld in artikel 231 van de wet van 15 september 2006 tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, BS 21 mei 2007, 27.343.
16
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
De opdracht van de Raad houdt dus in dat deze als enige uitspraak doet over: 1 2
beroepen tot toekenning van de vluchtelingenstatus of van de subsidiaire beschermingsstatus (volle rechtsmacht); beroepen tot nietigverklaring tegen overige individuele beslissingen genomen met toepassing van de wetten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (annulatie).
Daarnaast publiceert de Raad ook een staalkaart van zijn rechtspraak (art. 39/65 vreemdelingenwet, zoals uitgevoerd in art. 20 van het Procedurereglement van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (hierna: PR RvV))4. 1.2. Volheid van rechtsmacht (VRM) 5 “Volheid van rechtsmacht” betekent, volgens de memorie van toelichting , dat de Raad het geschil in zijn geheel aan een nieuw onderzoek onderwerpt en als administratieve rechter in laatste aanleg uitspraak doet over de grond van het geschil. Hierbij heeft de Raad de bevoegdheid tot hervorming of tot bevestiging van de door de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen genomen beslissingen, ongeacht het motief waarop deze de bestreden beslissing heeft gebaseerd.
Een korte toelichting van de begrippen ‘vluchteling’ en ‘subsidiaire bescherming’ is hier gepast. Vluchteling (asiel): Het Internationaal Verdrag betreffende de Status van Vluchtelingen, ondertekend te Genève op 28 juli 1951 en goedgekeurd bij wet van 26 juni 19536, omschrijft in art. 1 A.2 wat verstaan dient te worden onder het begrip “vluchteling”: “(persoon die) uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen, of die, indien hij geen nationaliteit bezit en verblijft buiten het land waar hij vroeger zijn gewone verblijfplaats had, daarheen niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil terugkeren.” Deze definitie is eveneens opgenomen in art. 2, c van de Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming. Deze bepaling is omgezet in het Belgische recht (art. 48/3 vreemdelingenwet). Ongeacht de vraag of het Verdrag van Genève al dan niet rechtstreeks van toepassing is in het Belgische recht, hetgeen bepaalde rechtspraak van de Raad van State betwist, maakt deze definitie deel uit van het interne recht.
4
Koninklijk besluit van 21 december 2006 houdende de rechtspleging voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, BS 28 december 2006, 75.381.
5
Parl. St. Kamer, 2005-2006, nr. 51 2.479, pp. 95-98. Het is ingeburgerd dat gesproken wordt van 17 volheid van rechtsmacht , maar in werkelijkheid wordt 17 volheid van bevoegdheid bedoeld.
6
BS 4 oktober 1953, 6.262.
17
Jaarverslag
08 09
Subsidiaire bescherming: De voornoemde richtlijn 2004/83/EG voert een nieuwe beschermingsgrond in, namelijk de subsidiaire bescherming. Het begrip wordt als volgt omschreven in artikel 2, e: “een onderdaan van een derde land of een staatloze die niet voor de vluchtelingenstatus in aanmerking komt, doch ten aanzien van wie er zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat, wanneer hij naar zijn land van herkomst, of in het geval van een staatloze, naar het land waar hij vroeger gewoonlijk verbleef, terugkeert, een reëel risico zou lopen op ernstige schade als omschreven in art. 15,(…)” Onder “ernstige schade” wordt overeenkomstig artikel 15 van voornoemde richtlijn het volgende begrepen: “a) doodstraf of executie; of b) foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing van een verzoeker in zijn land van herkomst; of c) ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het raam van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.” Deze bepalingen zijn ondertussen omgezet in het interne recht (art. 48/4 vreemdelingenwet). België kent, net zoals de overige landen van de Europese Unie, sinds 1 oktober 2006 de subsidiaire bescherming toe. Zoals reeds is aangehaald, kan de Raad de beslissing van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen “bevestigen” of “hervormen”. Deze begrippen betekenen dat de Raad de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus kan “toekennen” of “weigeren” aan een verzoeker die beroep heeft ingediend tegen een geheel of gedeeltelijk voor hem ongunstige beslissing van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen. Binnen de door de vreemdelingenwet gestelde grenzen kan ook de minister die bevoegd is voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, een beroep indienen (art. 39/56, tweede lid vreemdelingenwet). Indien de Raad op grond van de hem voorliggende feitelijke gegevens niet tot de uitoefening van zijn volle rechtsmacht – hervormen dan wel bevestigen – kan komen, dan dient hij – in plaats van zelf op onderzoek te gaan of dit te bevelen – de bestreden beslissing te vernietigen. Er is hier sprake van een annulatiebevoegdheid die de Raad heeft in het raam van de uitoefening van deze volle rechtsmacht. Hij kan een beslissing vernietigen met terugwijzing voor verder onderzoek naar de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen. Het bij de Raad ingediende beroep is van rechtswege schorsend. Dit houdt in dat, behoudens toestemming van betrokkene, tijdens de voor het indienen van het beroep vastgestelde termijn en tijdens het onderzoek van dit beroep, ten aanzien van de vreemdeling geen enkele maatregel tot verwijdering van het grondgebied of terugdrijving gedwongen kan worden uitgevoerd (art. 39/70 vreemdelingenwet).
18
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
OVERzIcHT VAN DE BESlISSINGEN INzAkE VOllE REcHTSmAcHT De beslissingen genomen op grond van de vreemdelingenwet waartegen bij de Raad een beroep in volle rechtsmacht kan worden ingediend, zijn inzonderheid de beslissingen (zie art. 57/6 vreemdelingenwet): “1° om aan de vreemdeling bedoeld in art. 53, de vluchtelingenstatus, in de zin van art. 48/3, te erkennen of weigeren te erkennen of de subsidiaire beschermingsstatus, in de zin van art. 48/4, toe te kennen of weigeren toe te kennen; (…) 3° om de vluchtelingenstatus in hoofde van de vreemdeling die voldoet aan de voorwaarden gesteld in art. 49, § 1, 6°, te bevestigen of weigeren te bevestigen; 4° om de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus op basis van art. 55/3 en art. 55/5, op te heffen; 5° om de vreemdeling bedoeld in art. 53 uit te sluiten van de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus op basis van art. 55/2 en art. 55/4; 6° om de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus in te trekken ten aanzien van de vreemdeling die op grond van de art.55/2 en art. 55/4, uitgesloten had moeten zijn; 7° om de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus in te trekken ten aanzien van de vreemdeling die als vluchteling is erkend of aan wie de subsidiaire beschermingsstatus werd toegekend op grond van feiten die hij verkeerd heeft weergegeven of achtergehouden, of van valse verklaringen, of van valse of vervalste documenten, die doorslaggevend zijn geweest voor de erkenning van de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus alsmede ten aanzien van de vreemdeling wiens persoonlijk gedrag later erop wijst dat hij geen vervolging vreest; (…)” Ook intrekkingbeslissingen van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, genomen in overeenstemming met de beginselen van het administratief recht, behoren tot de bestreden rechtshandelingen. Fig.1: overzicht van de bestreden beslissingen inzake volle rechtsmacht
19
08 09
Jaarverslag
1.3. Annulatiebevoegdheid en accessoire bevoegdheden De annulatiebevoegdheid van de Raad is omschreven in het voornoemde artikel 39/2, § 2 van de vreemdelingenwet dat bepaalt dat de Raad, bij wijze van arresten, als annulatierechter uitspraak doet over de overige beroepen wegens overtreding van hetzij substantiële, hetzij op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, overschrijding of afwending van macht. Deze annulatiebevoegdheid houdt in dat de Raad de bevoegdheid heeft de bestreden rechtshandelingen te vernietigen, met andere woorden die onwettige rechtshandelingen te doen verdwijnen (ex tunc en erga omnes) uit de rechtsorde. De Raad herstelt aldus de rechtsorde, maar spreekt zich niet uit over een geschonden (subjectief) recht van de verzoekende vreemdeling. De Raad beoordeelt enkel de wettigheid van de bestreden administratieve rechtshandeling. De vernietigingsgronden of vormen van onwettigheid zijn voorts uitdrukkelijk bepaald in de vreemdelingenwet. In de regel is het annulatieberoep niet schorsend. Met het oog op een daadwerkelijke rechtsbescherming kan de verzoeker de schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing (met of zonder voorlopige maatregelen) vorderen. Dit zijn de accessoire bevoegdheden bij het annulatieberoep. De beslissingen die op grond van de vreemdelingenwet worden genomen en waartegen bij de Raad een annulatieberoep kan worden ingediend, zijn inzonderheid: 1° de beslissingen van niet-inoverwegingneming van asielaanvragen ingediend door een onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie (art. 39/2, § 1, derde lid vreemdelingenwet); 2° de beslissingen van de minister of diens gemachtigde met betrekking tot de zogenaamde Dublinbeslissingen (vaststellen van de Staat die verantwoordelijk is voor het onderzoek van een asielaanvraag); 3° de beslissingen van de minister of diens gemachtigde om een latere asielaanvraag niet in aanmerking te nemen (art. 51/8, tweede lid vreemdelingenwet); 4° de beslissingen van de minister of diens gemachtigde in de andere geschillen (toegang / verblijf / vestiging / immigratie sensu lato); 5° de intrekkingsbeslissingen en de beslissingen van impliciete weigering. Deze beslissingen komen grotendeels overeen met de bijlagen bij het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen7.
7
Koninklijk besluit betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, BS 27 oktober 1981, 13.740.
20
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
OVERzIcHT VAN DE mEEST BESTREDEN BESlISSINGEN INzAkE ANNUlATIE • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
beslissing tot terugdrijving (bijlage 11) beslissing tot binnenkomstweigering met terugdrijving (bijlage 11bis) beslissing tot binnenkomstweigering met terugdrijving - asielzoeker (bijlage 11ter) bevel om het grondgebied te verlaten – model A (bijlage 12)8 bevel om het grondgebied te verlaten – model B (bijlage 13) beslissing tot weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten (bijlage13bis) weigering tot inoverwegingneming van een vluchtelingenverklaring (bijlage 13quater) bevel om het grondgebied te verlaten - asielzoeker (bijlage 13quinquies) beslissing tot weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten (bijlage 14) beslissing tot weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten (bijlage 14ter)9 beslissing tot onontvankelijkheid van de verblijfsaanvraag (bijlage 15ter) beslissing tot niet-inoverwegingneming van een aanvraag tot machtiging tot vestiging (bijlage 16ter) verwerping van een aanvraag tot machtiging tot vestiging/tot het bekomen van de status van langdurig ingezetene (bijlage 17) beslissing tot niet-inoverwegingneming (bijlage 19quinquies)10 beslissing tot weigering van verblijf van meer dan drie maanden met bevel om het grondgebied te verlaten (bijlage 20) beslissing tot beëindiging van het verblijfsrecht met bevel om het grondgebied te verlaten (bijlage 21) beslissing tot onontvankelijkheid van de aanvraag tot duurzaam verblijf (bijlage 23) beslissing tot weigering van het duurzaam verblijf (bijlage 24) beslissing tot weigering van binnenkomst met terugdrijving of terugleiding tot aan de grens (bijlage 25quater)11 beslissing tot weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten (bijlage 26quater)12 bevel om het grondgebied te verlaten (bijlage 33bis)13 attest van afname van een verblijfs-/vestigingsvergunning of van een verblijfsdocument (bijlage 37) bevel tot terugbrenging (bijlage 38) beslissing tot niet-inoverwegingneming van een aanvraag in het raam van art. 9, tweede lid vreemdelingenwet. (bijlage 40) weigering visum (lang verblijf: gezinshereniging, student, … kort verblijf: toerisme, familiebezoek…) weigering art. 9bis, 9ter van de vreemdelingenwet of oud art. 9, derde lid van de vreemdelingenwet ministerieel besluit tot terugwijzing (art. 20, eerste lid vreemdelingenwet) koninklijk besluit tot uitzetting (art. 20, tweede lid vreemdelingenwet) formulier A (bevel om het grondgebied te verlaten met beslissing tot terugleiding naar de grens en beslissing tot vrijheidsberoving te dien einde) formulier E (bevel om het grondgebied te verlaten met beslissing tot terugleiding naar de grens en beslissing tot vrijheidsberoving te dien einde)14 het niet behandelen van een aanvraag van een verklaring van inschrijving (bijlage 19) het niet verlengen van een bijzonder verblijfsdocument (bijlage 35) impliciete weigeringsbeslissing
Fig. 2: overzicht van de meest bestreden beslissingen inzake annulatie
8
In uitvoering van art. 7, eerste lid van de vreemdelingenwet.
9
Deze beslissing kan enkel genomen worden in uitvoering van art. 11, §2 van de vreemdelingenwet.
10
Het betreft hier specifiek de niet-inoverweging van een aanvraag tot machtiging tot verblijf van een EU-onderdaan of zijn familieleden.
11
Wanneer de Belgische staat niet verantwoordelijk is voor het behandelen van de asielaanvraag.
12
Wanneer de Belgische staat niet verantwoordelijk is voor het behandelen van de asielaanvraag.
13
Wordt genomen in hoofde van studenten.
14
Het betreft in deze een bijzondere opsluiting in het raam van artikel 7, eerste lid, 3° van de vreemdelingenwet: de vreemdeling wordt door zijn gedrag geacht de openbare orde of de nationale veiligheid te kunnen schaden.
21
Jaarverslag
08 09
2.
De rechtspleging
2.1. Essentiële kenmerken van de rechtspleging De procedure in volle rechtsmacht en de annulatieprocedure vertonen enkele gemeenschappelijke kenmerken. 1° Autonome administratieve rechtspleging Dit impliceert dat de procedure volgens haar eigen regels verloopt en dat, behoudens andersluidende 15 teksten, de in het Gerechtelijk Wetboek bepaalde regels niet van toepassing zijn. De wetgever wenst eveneens uitdrukkelijk dat de procedure die geldt voor de Raad zo veel mogelijk aansluit bij dewelke geldt voor de Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak. Dit maakt dat de gecoördineerde wetten op de Raad van State en de door vaste rechtspraak van de Raad van State vastgestelde interpretatie ervan als het gemeen recht functioneert voor wat de procedureregeling voor de Raad betreft. 2° De leiding van de rechtspleging De leiding van de rechtspleging behoort toe aan de Raad en wordt niet, zoals in het burgerlijk procesrecht, aan de partijen overgelaten. Dit houdt o.a. in dat: • de mededeling van processtukken (beroepen, memories…) geschiedt door bemiddeling van de griffie; • de Raad bevoegd is om rechtstreeks briefwisseling te voeren met de partijen en gerechtigd is alle bescheiden en inlichtingen omtrent de zaken waarover hij zich dient uit te spreken, door deze partijen te doen overleggen. 3° De schriftelijke aard van de rechtspleging De rechtspleging bij de Raad verloopt hoofdzakelijk schriftelijk. Partijen en hun raadsleden mogen hun opmerkingen ter terechtzitting mondeling formuleren, maar kunnen géén andere middelen aanvoeren dan dewelke ze in hun processtuk (beroepen of nota’s) hebben uiteengezet. In volle rechtsmachtprocedure is het de partijen, binnen de door de vreemdelingenwet gestelde grenzen, wel toegelaten “nieuwe gegevens” aan te brengen (art. 39/76 vreemdelingenwet16). De partijen dienen mee te werken aan de procesvoering en moeten ter terechtzitting aanwezig of vertegenwoordigd zijn. 4° De formele vereisten van de rechtspleging Een beroep wordt met een verzoekschrift aanhangig gemaakt. De procedure wordt gekenmerkt door enkele bij wet of krachtens de wet vastgelegde vormvereisten waaraan het verzoekschrift dient te voldoen.
15
RvS 8 oktober 2008, nr. 186.908.
16
Zie infra deel 2.
22
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
Het formele karakter van de procedure blijkt eveneens uit regels inzake de briefwisseling met de Raad en de wijze van verzending van de processtukken: • alle processtukken aan de Raad worden toegezonden bij aangetekend schrijven (met als belangrijkste uitzondering de procedures bij uiterst dringende noodzakelijkheid, waar dit per fax of per bode kan gebeuren); • de stukken uitgaande van de Raad worden eveneens aan de partijen verzonden bij aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs, tenzij onder meer in procedures bij uiterst dringende noodzakelijkheid, waar dit per fax kan. 5° De tegensprekelijkheid van de procedure Zowel tijdens de schriftelijke fase van het geding als tijdens de terechtzitting kunnen partijen (respectievelijk schriftelijk of mondeling) op elkaars opmerkingen reageren. Op de terechtzitting mogen dus zowel verzoeker als verweerder mondeling wederwoord bieden. 6° Geen onderzoeksbevoegdheid De Raad heeft geen onderzoeksbevoegdheid, wat werd bevestigd door recente rechtspraak van de Raad van State, afdeling Bestuursrechtspraak17. 2.2. Procedurele wijzigingen Tijdens het gerechtelijk jaar 2008-2009 werd de vreemdelingenwet wat de procedure voor de Raad betreft op een aantal vlakken gewijzigd. Deze wijzigingen betreffen in essentie het volgende: 1° Aanpassing van de beroepstermijn 18 Het Grondwettelijk Hof vernietigde op 27 mei 2008 de oorspronkelijk in volle rechtsmacht geldende beroepstermijn van vijftien dagen. Met de inwerkingtreding van de wet van 6 mei 2009 houdende diverse bepalingen betreffende asiel en migratie19 is de nieuwe beroepstermijn dertig dagen. Dit is een uniforme termijn die geldt voor het gehele contentieux. Uitzondering hierop vormen de beroepen ingeleid door verzoekers die zich op de datum van kennisgeving van de bestreden beslissing bevinden in een welbepaalde plaats waar zij worden opgesloten, vastgehouden of ter beschikking zijn gesteld van de Regering. Voor hen geldt een beroepstermijn van vijftien dagen.
2° De verlenging van de schorsingstermijn bij imminente uitvoering van een voor annulatie vatbare beslissing In hetzelfde arrest beschouwde het Grondwettelijk Hof een termijn van vierentwintig uur waarbinnen de betrokkene en in voortkomend geval zijn raadsman een verzoekschrift behoorlijk kan voorbereiden en voorleggen, niet als redelijk verantwoord. De wetgever remedieerde dit in de genoemde wet van 6 mei 2009 en stelde dat ten aanzien van een vreemdeling die het voorwerp uitmaakt van een verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel, slechts tot gedwongen uitvoering van deze maatregel kan worden overgegaan ten vroegste vijf dagen na kennisgeving van de maatregel, zonder dat dit minder dan drie werkdagen mag bedragen.20
17
Zie infra deel 2.
18
GwH van 27 mei 2008, nr. 81/2008.
19
BS 19 mei 2009.
20
BS 19 mei 2009.
23
Jaarverslag
08 09
3° Opheffing van de sanctie verbonden aan het overschrijden van 48 uren en 72 uren-termijn door de Raad Het Grondwettelijk Hof oordeelde dat de nadelige gevolgen die voor de verzoekende partij voortvloeien uit de bepaling dat de dwanguitvoering van de maatregel opnieuw mogelijk wordt bij gebrek aan uitspraak van de Raad binnen de 72 uren, niet verenigbaar zijn met de vereisten van een daadwerkelijk beroep en met de aard zelf van een jurisdictionele handeling. De desbetreffende passages werden derhalve vernietigd.21 4° Aanpassing van de regeling inzake het op de rol plaatsen van beroepen Artikel 39/69, § 1, derde lid van de vreemdelingenwet bevat een opsomming van de gevallen waarin een verzoekschrift niet op de rol wordt geplaatst. Aan deze opsomming werden door de wet van 6 mei 2009 nog drie gevallen toegevoegd, met name het geval waarin het verzoekschrift niet ondertekend is, het geval waarin het verzoekschrift geen keuze van woonplaats in België bevat en het geval waarin geen inventaris aan het verzoekschrift is gevoegd van de stukken die overeenkomstig die inventaris moeten zijn genummerd. Door de wet van 6 mei 2009 werd artikel 39/69, § 1 van de vreemdelingenwet eveneens aangevuld met de bepalingen inzake de procedure die dient gevolgd te worden wanneer blijkt dat een verzoekschrift niet op de rol kan worden geplaatst. In dergelijk geval richt de hoofdgriffier een brief aan de verzoekende partij met de mededeling waarom het verzoekschrift niet is ingeschreven op de rol en waarbij die partij verzocht wordt haar verzoekschrift binnen acht dagen te regulariseren. Indien regularisatie binnen acht dagen na ontvangst van voormeld schrijven geschiedt, dan wordt het beroep geacht te zijn ingediend op de datum van de eerste verzending ervan. Indien er geen regularisatie of een onvolledige of laattijdige regularisatie is, wordt het beroep geacht niet te zijn ingediend. Ingevolge de toevoeging van deze nieuwe procedure aan de wet, wordt de procedure zoals bepaald in artikel 10 van het procedurereglement de jure zonder voorwerp. 5° Kennisgeving van alle arresten aan de bevoegde minister Het door de wet van 6 mei 2009 aangevulde artikel 39/71 van de vreemdelingenwet biedt heden een wettelijke basis voor het ter kennis brengen van alle arresten van de Raad aan de minister of zijn gemachtigde wanneer die geen partij in het geding was. 2.3. Termijnenkalender De procedure voor de Raad kenmerkt zich door diverse strikte termijnen die in acht dienen genomen te worden. Deze termijnen verschillen naar gelang de aard van de procedure en het stadium waarin de procedure zich bevindt. Ook de sanctie bij overschrijding verschilt: naar gelang het geval betreft het termijnen van orde dan wel vervaltermijnen.
21
Desbetreffende zinsnedes worden voortaan weggelaten uit de wettekst sinds 2 juli 2008, datum van publicatie van het arrest GwH 27 mei 2008, nr. 81/2008 in het Belgisch Staatsblad.
24
ibid.
ibid. 15 dagen voor vastgehoudene (art. 39/57, 2°lid)****
Nieuwe gegevens
Bij voorrang Versnelde
5 dagen* en*** en tenminste 3 werkdagen (art. 39/82, §4, 2e lid)
8 dagen°° (art. 39/82,§6)
30 dagen*en*** (art. 39/57, 1e lid) 15d voor vastgehoudene (art. 39/57, 2°lid) ibid. 15 dagen (art. 40 PR RvV )
15 dagen° (art. 39/81, 2e lid)
Repliek verzoeker
Repliek verzoeker
Onverwijld, ten laatste ter terechtzitting (art. 43, §2, 3e lid PR RvV)
8dagen°° (art. 39/82, §5)
ibid.
kennisgeving van de verweernota door de griffie onverwijld (min. 8 dagen voor datum van terechtzitting art. 39/75, 3e lid) ibid.
Onverwijld
ibid.
ibid. ibid. onverwijld. ten laatste binnen 1 werkdag. (art. 39/77, §1, 1e lid) kennisgeving kennisgeving van van de verweerhet verzoekschrift nota door de door de griffie griffie onverwijld (art. 39/81 Zodra dit nuttig is 1e lid + art. 39/71) (art. 39/81, 2e lid)
ibid.
onverwijld
kennisgeving van het verzoekschrift door de griffie
Onverwijld
ibid.
ibid.
8 dagen voor datum terechtzitting (art. 39/75,2e lid)
Oproeping door de griffie
ibid. 5 werkdagen volgend op de dag van de ontvangst van de dagstelling (art. 39/77, §1, 2e lid)
ibid.
8 dagen voor datum terechtzitting (art. 39/75, 2e lid)
Oproeping door de griffie
termijnen naar respectievelijk 30 en 5 dagen, met een minimum van drie werkdagen voor deze laatste termijn. **** Als de verzoeker zich op de datum van de kennisgeving van de bestreden beslissing zich bevindt in en welbepaalde plaats waarbij hij wordt opgesloten, vastgehouden of ter beschikking is gesteld van de Regering. ° na kennisgeving van de nota met opmerkingen °° na kennisgeving van de uitspraak
15d (art.39/72, §1, 2e lid) ibid. 3 werkdagen (art. 39/77, §1, 1e lid) Verweerder (nota + administratief dossier) 8 dagen** (art. 39/72, §1, 1e lid)
Verweerder (nota + administratief dossier) 8 dagen** (art. 39/72, §1, 1e lid)
* na kennisgeving van de beslissing waartegen het beroep is ingesteld ** na kennisgeving van het verzoekschrift *** Het GwH vernietigde in zijn arrest nr. 81/2008 van 27 mei 2008 de voormalige termijnen van respectievelijk vijftien dagen en achtenveertig uren. De termijnen bleven echter van toepassing tot de inwerkingtreding van de wet van 6 mei 2009. Deze wet verlengde de
Fig. 3: overzicht van de proceduretermijnen
Annulatie + schorsing Voortzetting schorsing bevolen Voortzetting schorsing verworpen Uiterst Dringende Noodzakelijkheid
Annulatie
Verzoekschrift verzoeker
30 dagen*en*** (art. 39/57, 1e lid) 15 dagen voor vastgehoudene (art. 39/57, 2°lid)
Gewone
Annulatiecontentieux
Verzoekschrift verzoeker
Volle rechts-macht
Proceduretermijnen
Raad Vreemdelingenbetwistingen
voor
25
Jaarverslag
08 09
Uitspraaktermijnen
Volle rechtsmacht
Annulatiecontentieux
Gewone
3 maanden (art. 39/76, §3, 1e lid)*
-
Bij voorrang
2 maanden (art.39/76, §3, 2e lid)*
-
Versnelde
5 werkdagen (art. 39/77, §2, 2e lid)** -
Annulatie
-
3 maanden (art. 39/81 + 39/76, §3, 1e lid)*
Schorsing
-
30 dagen (art. 39/82, §4, 1e lid)*
Annulatie na schorsing bevolen
-
4 maanden (art.39/82, §4, 1e lid)
Uiterst Dringende Noodzakelijkheid
-
48u of uiterlijk 72u (art. 39/82, §4, 2e lid)***
Fig. 4: overzicht van de uitspraaktermijnen
*
na indiening van het verzoekschrift of, indien met toepassing van artikel 39/69, § 1 van de vreemdelingenwet, het verzoekschrift geregulariseerd werd, na ontvangst van de regularisatie. ** na het sluiten van de debatten *** na indiening van het verzoekschrift of na het tijdstip waarop, met toepassing van artikel 43, § 1, 4e lid PR RvV, het verzoekschrift op de rol kan worden geplaatst.
26
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
2.4. Schematisch overzicht van de procedure
DVz en anderen
cGVS
(minister en Staatssecretaris voor migratie en asielbeleid)
ASIEl EU
VOllE REcHTSmAcHT (asiel)
GEWONE PROcEDURE
VERSNElDE PROcEDURE
ANNUlATIEBEROEP
GEWONE ANNUlATIE PROcEDURE
ScHORSINGS PROcEDURE
UDN
Voorlopige maatregel
Voorlopige maatregel
Fig. 5: overzicht van de procedures voor de Raad
De procedure voor de Raad wordt bepaald door de vreemdelingenwet en het PR RvV. De algemene bepalingen, die zowel gelden voor de procedure in volle rechtsmacht als voor de annulatieprocedure, zijn vervat in de artikelen 39/56 tot en met 39/68 van de vreemdelingenwet en in de artikelen 1 tot en met 30 van het PR RvV. De procedure in volle rechtsmacht is nader geregeld in de artikelen 39/69 tot en met 39/77 van de vreemdelingenwet. Voor de annulatieprocedure zijn de artikelen 39/78 tot en met 39/85 van de vreemdelingenwet en de artikelen 31 tot en met 50 van het PR RvV van toepassing.
27
Jaarverslag
08 09
3.
Publicatie van de rechtspraak
3.1. Wettelijke basis De Raad publiceert zijn rechtspraak op zijn website www.rvv-cce.be. Op 31 augustus 2009 waren 6.485 arresten gepubliceerd. Daarnaast voegde de Raad bij zijn eerste jaarverslag een cd-rom. Deze bevat een selectie van 749 arresten. Dit verslag is ook beschikbaar op de website dat ook alle op de cd-rom geplaatste arresten bevat. De publicatie is gebaseerd op de volgende wettelijke bepalingen: Artikel 39/65, derde en vierde lid van de vreemdelingenwet: “De uitspraken van de Raad zijn toegankelijk voor het publiek in de gevallen, in de vorm en onder de voorwaarden bepaald bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. De Raad zorgt voor de publicatie ervan in de gevallen, in de vorm en onder de voorwaarden bepaald bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.” Deze bepalingen vinden hun concrete uitvoering in het PR RvV: “Art. 20. De arresten worden onder voorbehoud van depersonalisatie gepubliceerd behoudens een andersluidende beslissing van de eerste voorzitter van de Raad of een door hem aangewezen rechter. De arresten worden niet gepubliceerd wanneer zij geen belang hebben voor de rechtspraak of het juridisch onderzoek of wanneer hun publicatie de openbare orde of de veiligheid van personen in het gedrang kan brengen. De eerste voorzitter waakt er over dat het geheel van de voor de rechtspraktijk relevante rechtspraak op gedepersonaliseerde wijze ter beschikking staat op het in art. 21 bedoelde informatienetwerk dat toegankelijk is voor het publiek. Art. 21. De eerste voorzitter houdt rekening met de recente technologische ontwikkelingen bij het bepalen van het informatienetwerk dat toegankelijk is voor het publiek waardoor dit kennis zal kunnen nemen van de arresten.” Het PR RvV voorziet in een positief criterium voor de selectie van de arresten die vatbaar zijn voor publicatie op de publiekelijk toegankelijke databank, m.n. “het geheel van de voor de rechtspraktijk relevante rechtspraak”. Op grond van dit criterium is een volledige publicatie van alle arresten dus niet noodzakelijk. Deze is overigens niet wenselijk omdat dit tot gevolg zou hebben dat de rechtspraak niet meer analyseerbaar zou zijn. Het PR RvV voorziet in twee negatieve selectiecriteria: de gevallen waarin de publicatie geen belang heeft voor de rechtspraak of het juridisch onderzoek en de gevallen waarin de publicatie de openbare orde of de veiligheid van personen in het gedrang kan brengen. Om het begrip “geen belang hebben voor de rechtspraak of het juridisch onderzoek” nader te operationaliseren, kan een referentiepunt worden gevonden in aanbeveling nr. R(95) 11 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa.
28
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
“Une décision présente un «intérêt juridique» quand elle exprime un principe de droit créant un précédent juridique, une tendance de la jurisprudence dans l’estimation des faits, une nouvelle pratique de procédure, de sorte que la décision est ou pourrait être importante pour connaître, d’une façon pertinente et détaillée, la pratique judiciaire dans le domaine juridique concerné.” Of een publicatie de openbare orde of de veiligheid van personen in het gedrang kan brengen, is een feitenkwestie. 3.2. Het gevoerde publicatiebeleid Om aan voornoemde wettelijke en reglementaire bepalingen een concrete invulling te geven, ontwikkelde de Raad een publicatiebeleid dat het mogelijk maakt de arresten te selecteren die op die manier worden gepubliceerd “dat de volledige voor de rechtspraktijk relevante rechtspraak” ter beschikking staat. Hiervoor heeft de wetgever geen kwantitatieve maar kwalitatieve doelstellingen opgesteld. Negatieve en positieve selectiecriteria werden hiervoor geformuleerd. Deze criteria zijn: Negatieve criteria die tot niet-publicatie van de rechtspraak leiden: 1° geen belang hebben voor de rechtspraak of het juridisch onderzoek • •
de motivering is opgesteld volgens een standaardformule of een vormclausule; de arresten die aan de middelen een antwoord geven overeenstemmend met de bestaande rechtspraak of de arresten over bewijsmiddelen overeenstemmend met de bestaande rechtspraak. In afwijking van deze regel wordt evenwel periodiek een staalkaart van de arresten opgenomen die conform deze vaste rechtspraak zijn.
2° de publicatie kan de openbare orde of de veiligheid van personen in het gedrang brengen Positieve criteria die tot publicatie van de rechtspraak leiden: 1° arresten waarvan de inhoud opschudding in de samenleving teweegbrengt of kan teweegbrengen of die de aandacht van de media hebben getrokken of die de belangstelling van de vakpers hebben kunnen trekken; 2° arresten waarin een rechtsterm of rechtsbegrip wordt uiteengezet, met andere woorden arresten waarin een rechtsregel geformuleerd of gewijzigd wordt; 3° arresten waarin de toegepaste interpretatiemethode leidt tot een ongebruikelijke toepassing van een rechtsregel op een geheel van feiten; 4° arresten waarin volkomen nieuwe argumenten worden aangevoerd; 5° arresten over een aangelegenheid betreffende de rechtsmacht en de bevoegdheid van het rechtscollege; 6° arresten waarin constante rechtspraak wordt bevestigd (zie hiervoor bij de negatieve criteria) of waarin de Raad een afwijkend standpunt inneemt of een andere oplossing weergeeft dan dewelke wordt voorgesteld door een hoger rechtscollege; 7° arresten waarin een rechtsbeginsel, een beginsel van behoorlijk bestuur en/of een geheel van zaken van algemeen belang ter discussie wordt gesteld.
29
Jaarverslag
08 09
De Raad tracht een zo ruim mogelijke publicatie van de rechtspraak te bieden. Zo kan een arrest dat bijvoorbeeld niet relevant is voor de rechtspraktijk (negatief criterium) overeenkomstig het in punt 1° aangehaalde positieve selectiecriterium toch worden opgenomen in de databank. De hiervoor aangehaalde selectiecriteria zijn gebaseerd op internationale standaards. Het betreft: •
• •
recommandation n° R(95) 11 du Comité des Ministres du Conseil de l’Europe aux Etats membres relative à la sélection, au traitement, à la présentation et à l’archivage des décisions judiciaires dans les systèmes de documentation juridique automatisés ; selectieregels voor de rechtspraak opgenomen in de externe gegevensbank voor de rechtspraak van het Beheerscomité Phenix (BS 5 oktober 2007); selectiecriteria voor de uitsprakendatabank van rechtspraak.nl (www.rechtspraak.nl/uitspraken/selectiecriteria).
Het publicatiebeleid van de Raad steunt met andere woorden op wetenschappelijk onderbouwde selectiecriteria die gebaseerd zijn op nationale en internationale standaards, alsook op benchmarking met het publicatie- en communicatiebeleid inzake rechterlijke beslissingen dat door hogere administratieve rechtscolleges wordt gevoerd.
30
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
HOOFDSTUK 2 Beleidsplan van de eerste voorzitter
31
Jaarverslag
08 09
Dit hoofdstuk behandelt het beleidsplan van de eerste voorzitter van de Raad dat tijdens het gerechtelijk jaar werd geschreven met daarin de missie, de visie en de strategische doelstellingen. Verder worden de realisaties tot dusver toegelicht.
1. Wettelijke basis en opzet Conform artikel 39/6, § 1, eerste lid van de vreemdelingenwet staat de eerste voorzitter van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen in voor het opmaken van een beleidsplan. De ontwikkeling vond plaats door middel van een participatief proces waarbij niet alleen het volledige management, maar ook alle medewerkers betrokken werden. Een beleidsplan behelst de strategische positionering van een organisatie. Net zoals elke organisatie dient ook de Raad een meerwaarde te brengen voor zijn omgeving, klanten en belanghebbenden. Die meerwaarde vormt de bestaansreden van elke organisatie, dus ook van de Raad. Een beleidsplan biedt tevens een raamwerk om de missie en de visie van een organisatie expliciet en duidelijk te verwoorden, wat bijdraagt tot de concrete uitvoering ervan. Naast de missie en de visie worden de strategische doelstellingen uiteengezet die nodig zijn om de visie te verwezenlijken. Hierbij werd een onderscheid gemaakt tussen strategische doelstellingen die de core business van de Raad betreffen en ondersteunende doelstellingen die betrekking hebben op de performantie van de organisatie en niet zozeer op diens taken. Deze ondersteunende doelstellingen betreffen dus het functioneren van de organisatie. Het beleidsplan heeft een langetermijnvisie van 4 jaar, van 2009 tot juni 2012. Dit biedt de mogelijkheid, samen met elke medewerker van de Raad, de ambitieuze uitdaging aan te gaan om te groeien naar een center of excellence.
2. De missie en de visie 1.
De missie Elke organisatie – en dus ook de Raad – is een instrument om een bepaalde opdracht (de missie) uit te voeren en te realiseren na een concrete visieontwikkeling. Een expliciete en duidelijke verwoording van de missie en de visie is nodig om de gekozen koers te houden in een voortdurend veranderende omgeving in het algemeen en in het vreemdelingencontentieux in het bijzonder.
32
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
Op grond van het wettelijk statuut van de Raad wordt de missie ervan als volgt omschreven: Als administratief rechtscollege biedt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen bij het uitoefenen van zijn wettelijke opdracht, die inhoudt dat hij als enige uitspraak doet over beroepen tot erkenning van de hoedanigheid van vluchteling of tot toekenning van de subsidiaire beschermingsstatus (volle rechtsmacht) en over beroepen tot nietigverklaring tegen overige persoonsgerichte beslissingen genomen met toepassing van de wetten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, daadwerkelijke rechtsbescherming binnen de door de regelgeving gestelde termijnen en waakt hij er over dat een staalkaart van zijn rechtspraak wordt gepubliceerd. Deze elementen werden reeds in het vorig hoofdstuk uitvoerig besproken.
2.
De visie De visie geeft aan op welke wijze de organisatie idealiter de missie zal gaan realiseren. De Raad stelt zich de volgende visie: De Raad wil uitgroeien tot een “center of excellence” die binnen de wettelijk bepaalde termijnen zijn missie vervult en aldus wezenlijk bijdraagt tot een daadwerkelijke rechtsbescherming in het migratie- en asielcontentieux en die het vertrouwen van de stakeholders geniet. De visie wordt hieronder verder geanalyseerd:
2.1. De wil uit te groeien tot een center of excelllence In het raam van zijn wettelijke opdracht heeft de Raad in zijn rechtsprekende functie een unique selling position (USP). Vanuit deze unieke positie wil de Raad uitgroeien tot de referentie inzake rechtsbescherming voor zijn belangrijkste stakeholders, die mettertijd wil uitgroeien tot een organisatie die in het denken en handelen van alle betrokken partners als referentiepunt inzake de rechtsbescherming van de vreemdeling ten aanzien van het bestuur wordt beschouwd. De Raad beseft dat, door zich dit hoge doel te stellen, hij in zijn expertise op alle vlakken ernstig moet investeren: uitbouwen en vergroten van kennis, competenties en methodes. Hij moet m.a.w. een zeer groot professionaliteitsgehalte behalen om deze positie te verdienen. Uiteraard is het behalen van deze status geen doel op zich, maar de uiting van het engagement van het management en van de medewerkers van de Raad om daadwerkelijke rechtsbescherming te bieden. 2.2. Binnen de wettelijke termijnen zijn opdrachten vervullen De wetgever heeft in de regelgeving duidelijke termijnen opgelegd binnen dewelke de geschillen dienen afgehandeld te worden. Alhoewel dit termijnen van orde zijn, spreekt het voor zich dat de rechtzoekende een snelle en efficiënte werking van de Raad verwacht: hij wil vlot en resultaatgericht geholpen worden, niet gehinderd door lange wachttijden en trage werking. Tijdig rechtspreken is een cruciaal element om te bepalen of er wel sprake is van een daadwerkelijke rechtsbescherming. Het respect voor de wettelijke en/of redelijke termijnen moet derhalve centraal en prioritair staan in het beleid van de Raad. 2.3. Op een kwaliteitsvolle wijze Als “monopoliehouder” heeft de klant geen andere keuze dan zich tot de Raad te richten ter beslechting van zijn migratie- of asielgeschil. Dit impliceert dat in hoofde van de Raad een hoogwaardige kwaliteitsvolle rechtspraak wordt verwacht die in overeenstemming is met de (inter)nationale standaarden betreffende het rechtspreken zoals die blijken uit de rechtspraak van de hogere ((inter)nationale en communautaire) rechtscolleges. 33
Jaarverslag
08 09
2.4. Die wezenlijk bijdraagt tot een daadwerkelijke rechtsbescherming in het migratie- en asielcontentieux Streven naar kwaliteit én efficiëntie gaan hand in hand: hoe hoger het kwaliteitsniveau van de (juridische) opdrachten en werkzaamheden is, hoe meer kans dat er nog eens tijd wordt gewonnen: de juiste dingen goed doen (zero defect) en dit op de snelst mogelijke wijze. 2.5. Die het vertrouwen van de stakeholders geniet De Raad ambieert een natuurlijke autoriteit te krijgen t.o.v. de stakeholders, dankzij de kwaliteit en de snelheid van zijn dienstverlening. In die zin wil de Raad een bepaalde uitstraling verwerven waardoor de stakeholders de rechtspraak van de Raad zullen gebruiken in de ontwikkeling van hun eigen standpunten en besluitvorming, die tevens als referentiepunt zal gelden voor een adequate afhandeling van bestuursgeschillen.
34
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
3. Strategische doelstellingen 1.
Overzicht en indeling De verwezenlijking van de missie en de visie steunt op de verwezenlijking van verschillende doelstellingen op korte en lange termijn. De complexiteit van de opdracht van de Raad noopt tot het bepalen van strategische thema’s. Deze vormen zeer ruime doelstellingen, die slechts op lange termijn volledig kunnen worden verwezenlijkt en die wellicht ook in de toekomst voortdurend een prioritaire materie zullen blijven. Deze thema’s hebben betrekking op sleutelstrategieën die erop gericht zijn de core business te realiseren. Zij worden ontwikkeld rond vier perspectieven: TIJDIGHEID, KWALITEIT, EENHEID EN BEKENDHEID VAN DE RECHTSPRAAK Geen van deze perspectieven heeft een hogere waarde dan de andere: alle zijn evenwaardig en moeten op gelijkwaardige wijze worden nagestreefd binnen de gestelde horizon om te komen tot het gewenste “center of excellence”. Teneinde zijn core business te beheren en het prestatieniveau te handhaven en te verhogen moet uiteraard de rechtsprekende functie naar behoren kunnen functioneren. Dit functioneren wordt mede bepaald door de organisatie waarin de rechtsprekende functie wordt uitgeoefend. Daarom worden ook vanuit het idee van integraal management ondersteunende strategieën uitgewerkt die gericht zijn op de realisatie van de missie en visie.
Ook deze ondersteunende strategieën worden ontwikkeld rond vier perspectieven: DOELMATIGE ORGANISATIE, GEMOTIVEERDE PARTICIPATIEVE MEDEWERKERS, EFFICIENT INGEZETTE MIDDELEN EN EEN RAAD MET EEN KIJK OP DE WERELD Ook ten aanzien van de ondersteunende strategieën geldt hetzelfde als hetgeen hierboven is gesteld: allen zijn gelijkwaardig en allen moeten mede ontwikkeld worden om de visie binnen de gestelde termijn te bereiken. Deze strategische doelstellingen moeten nog worden geoperationaliseerd via het bepalen van doelstellingen op korte termijn (operationele doelstellingen die in een tijdspanne van één à twee jaar moeten worden verwezenlijkt) en de projecten die ermee gepaard gaan. Het projectwerk onderscheidt zich van het routine- of improvisatiewerk door de toepassing van een duidelijke en eenvormige methodologie, die het succes en de haalbaarheid van de projecten moet waarborgen. De projecten moeten worden opgestart in overeenstemming met de begrotingscyclus, teneinde een goed beheer van de middelen te waarborgen. Dit deel operationalisering is uiteraard een levend onderdeel en evolueert al naar gelang de beslissingen en de nieuwe initiatieven die ter zake worden genomen.
35
Jaarverslag
08 09
2.
Schematische voorstelling
2.1. Sleutelstrategieën
kwaliteitsvolle rechtspraak
Tijdige rechtspraak
cENTER OF EXcEllENcE REcHTSPRAAk
laagdrempelige toegang van de Rechtspraak
Eenheid van rechtspraak
Fig. 6: schematisch overzicht sleutelstrategieën
2.2. Ondersteunende strategieën
Doelmatige en procesgestuurde organisatiestructuur
Gemotiveerde deskundige medewerkers in een participatieve organisatie
cENTER OF EXcEllENcE
kijk op de wereld
Fig. 7: schematisch overzicht ondersteunende strategieën
36
Efficiënt en effectief gebruik van de middelen op een duurzame wijze.
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
4. Realisaties De Raad heeft in de loop van het gerechtelijk jaar al verschillende projecten gerealiseerd die bijdragen tot een verbeterde uitvoering van zijn strategische doelstellingen. Een eerste project betrof het project Timesheet waarbij de tijdsbesteding van de attachés die tewerkgesteld zijn in de kamers, werd geëvalueerd. Dit had tot doel hun efficiëntie te verhogen door van elkaar de best practices over te nemen en ervoor te zorgen dat hun tijd maximaal besteed wordt aan juridische taken. De databank Laurentide werd verder geoptimaliseerd, waardoor de behandeling van een dossier door verschillende diensten van de Raad ondersteund en beheerd kan worden. Zo kunnen op eenvoudige wijze nieuwe dossiers aangemaakt worden die uniek en uniform zijn. Alle beroepen kunnen permanent opgevolgd en getraceerd worden. Bovendien kan deze databank standaarddocumenten (bv. oproepingsbrieven) afleveren waarin de basisgegevens van een dossier automatisch zijn opgenomen. Hierdoor verloopt de administratieve afhandeling vlotter en wordt meer uniformiteit bereikt. Tegelijkertijd vormt de database een ideale gegevensbron om statistische informatie uit te distilleren. Ter bevordering van de eenheid van de rechtspraak binnen de Raad, werd een intern werkinstrument ontwikkeld dat toelaat om het juridische proces te ondersteunen. Meerdere draaiboeken (bv. volle rechtsmacht, versnelde procedure, UDN) werden opgesteld om de medewerkers van de Raad in staat te stellen procedures op eenvormige wijze toe te passen. Deze vormen een onderdeel van de opleiding en zijn te allen tijde up-to-date. De Raad nam deel aan de tevredenheidsenquête georganiseerd door de FOD Binnenlandse Zaken voor het voltallige personeel. 71,28% van de medewerkers van de Raad participeerden. Op basis van de resultaten werd een actieplan uitgewerkt waarvan de uitvoering permanent wordt opgevolgd. In dit verband werd het pilootproject van telewerk afgerond en positief geëvalueerd waardoor attachés in aanmerking kunnen komen om één dag per week thuis te werken. Hiertoe biedt het reeds in januari 2009 voor de magistraten geïnstalleerde systeem Citrix hen de mogelijkheid om de gegevensbank van de Raad van thuis uit te raadplegen. Sinds 1 juni 2009 heeft de Raad een nieuwe huisstijl en logo. Hiermee streeft de Raad naar meer herkenbaarheid in het institutionele landschap. Voor zijn logo werd geopteerd voor een modern én sober ontwerp, waarin het Belgische wapenschild centraal staat: de Raad is dan ook een federaal rechtscollege. De juridische dienst heeft het voorbije jaar de toegangsmogelijkheden tot de documenten die hij ter beschikking stelt aan de leden van de Raad, grondig geherstructureerd. Zo stelt hij alle relevante nationale en internationale wetgeving, rechtspraak en rechtsleer ter beschikking. Bovendien maakt hij maandelijks een analyse van de vigerende rechtspraak van de Raad en van de Raad van State. Ten slotte nam de voorzitter deel aan het EAc (European Asylum Curriculum) waarbij de verantwoordelijken van de migratiediensten van de lidstaten van de Europese Unie samenkomen met als doel de behandelingspraktijk van asielaanvragen door de lidstaten te harmoniseren door een gemeenschappelijk opleidingsprogramma uit te werken.
37
Jaarverslag
08 09
38
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
HOOFDSTUK 3 De organisatie
39
Jaarverslag
08 09
In dit hoofdstuk wordt de algemene structuur van de Raad toegelicht, alsook de werking en het takenpakket van de diverse diensten.
1. Algemene structuur 1. Wettelijke structuur De samenstelling van de Raad is bij wet bepaald (art. 39/4, eerste lid vreemdelingenwet). Deze omvat de Raad, de griffie, de beheerder en administratief personeel. De Raad telt wettelijk tweeëndertig leden, zijnde een eerste voorzitter, een voorzitter, vier kamervoorzitters en zesentwintig rechters in vreemdelingenzaken (art. 39/4, eerste lid vreemdelingenwet). 22 De reeds genoemde wet van 6 mei 2009 wijzigt enkele bepalingen omtrent de samenstelling en de benoemingsvoorwaarden van de magistraten.
Zo werd tijdelijk het aantal rechters in vreemdelingenzaken verhoogd met één Nederlandstalige en één Franstalige rechter zodat het totaal stijgt van 26 tot 28. Deze kaderverhoging strekt er toe om de achterstand van het aantal betwistingen in te halen. Zij geldt voor drie gerechtelijke jaren en kan met twee jaren verlengd worden na goedkeuring van een plan tot inhaling van de achterstand. Daarnaast verlaagde de leeftijdsvoorwaarde om tot rechter in vreemdelingenzaken te worden benoemd van 35 naar 30 jaar. Dit moet toelaten het recruteringsveld te verruimen. De griffie wordt gehouden door de hoofdgriffier die wordt bijgestaan door acht griffiers (art. 39/4, tweede lid vreemdelingenwet). Bij de Raad is er een beheerder en administratief personeel (art. 39/4, derde lid vreemdelingenwet). 2. Het organisatiemodel van de Raad De Raad bestaat uit verticale diensten, zijnde de kamers én horizontale diensten, zijnde de griffie en de algemene diensten.
22
Wet van 6 mei 2009 houdende diverse bepalingen betreffende asiel en migratie, BS 19 mei 2009.
40
JURISTEN
JURISTEN
COÖRDINATOR
GRIFFIER
RECHTERS
KAMERVOORZITTERS
JURISTEN
COÖRDINATOR
GRIFFIER
RECHTERS
KAMERVOORZITTERS
JURISTEN
COÖRDINATOR
GRIFFIER
RECHTERS
B&B COMMUNICATIE
GRIFFIE EXPEDITIE
SECRETARIAAT
LOGITIEK
JURIDISCHE DIENST
ICT
ONTHAAL
Beheerder Annelies De Bondt
BEHEERDER
P&O
HOOFDGRIFFIER Carine De Cooman
GRIFFIE
TOLKENDIENST
VOORZITTER Michel Wilmotte
KAMER 5
KAMERVOORZITTERS
VOORZITTER Frank Hoffer
KAMER 4
SECRETARIAAT
Fig. 8: organogram van de Raad: een zesde, tweetalige kamer, die enkel ad hoc wordt bijeengeroepen, is niet opgenomen in de vaste structuur van de Raad
JURISTEN
COÖRDINATOR
GRIFFIER
GRIFFIER
COÖRDINATOR
RECHTERS
RECHTERS
KAMERVOORZITTERS
VOORZITTER Paul Vandercam
VOORZITTER Chantal Bamps
VOORZITTER Serge Bodart
KAMERVOORZITTERS
KAMER 3
KAMER 2
KAMER 1
VOORZITTER Serge Bodart
EERSTE VOORZITTER Geert Debersaques
3. Organogram van de Raad
Raad Vreemdelingenbetwistingen
voor
41
Jaarverslag
08 09
2. De verticale diensten: de kamers De Raad omvat zes kamers, waarvan één wordt voorgezeten door de voorzitter (I), twee kennis nemen van de zaken in het Nederlands (II en IV), twee van de zaken in het Frans (III en V) en één van de tweetalige zaken (VI). De Nederlandstalige kamers, samengesteld uit leden die bewijzen het Nederlands machtig te zijn, nemen kennis van alle zaken die in het Nederlands moeten worden behandeld. De Franstalige kamers, samengesteld uit leden die bewijzen het Frans machtig te zijn, nemen kennis van alle zaken die in het Frans moeten worden behandeld. De tweetalige kamer, samengesteld uit leden die bewijzen het Nederlands en het Frans machtig te zijn, neemt kennis van de zaken die artikel 39/15 van de vreemdelingenwet haar in het bijzonder opdraagt. Het reglement van orde dat door de algemene vergadering wordt vastgesteld en door de Koning wordt goedgekeurd, bepaalt inzonderheid de bevoegdheid van elke kamer en het aantal rechters in vreemdelingenzaken dat eraan verbonden is. Het bepaalt tevens welke kamer kennis neemt van zaken in het Duits of van tweetalige zaken, alsook de samenstelling ervan. Elke kamer bestaat uit een kamervoorzitter, minstens twee rechters in vreemdelingenzaken, een coördinator, attachés-juristen en één of meerdere griffiers. De kamervoorzitter oefent een adjunct-mandaat uit. Zijn mandaat is als volgt omschreven in artikel 39/6, § 3 van de vreemdelingenwet: “§ 3. De kamervoorzitter oefent een mandaat uit. Hij neemt de leiding van en is belast met de organisatie van de kamer. Hij brengt hierover geregeld verslag uit bij de eerste voorzitter of voorzitter naar gelang het geval. De kamervoorzitter waakt er over dat de eenheid van de rechtspraak wordt gevrijwaard en neemt de nodige maatregelen om hierin te voorzien. Wanneer hij oordeelt dat, om de eenheid van de rechtspraak in de kamer te verzekeren, een zaak met drie rechters dient te worden behandeld, beveelt hij de verwijzing naar een aldus samengestelde zetel. Hij deelt onverwijld aan de eerste voorzitter en voorzitter de zaken mee die, naar zijn mening, door de algemene vergadering dienen te worden behandeld ten einde de eenheid van de rechtspraak te verzekeren.” De rechters in vreemdelingenzaken oefenen de rechtsprekende functie uit. Ze zijn, onder voorbehoud van hetgeen is bepaald in artikel 39/29 van de vreemdelingenwet, voor het leven benoemd. Zij oefenen hun ambt uit met respect voor de principes van onafhankelijkheid en onpartijdigheid bij het rechtspreken. De coördinator staat de kamervoorzitter bij in zijn coördinatiewerkzaamheden van de kamer. Dit betekent dat de coördinator instaat voor de verdeling van de beroepen onder de magistraten. Hij treedt op als functionele chef van alle attachés in de kamer en ondersteunt de kamervoorzitter bij het bewaken van de eenheid van rechtspraak. De rechters worden bijgestaan door attachés die meestal jurist zijn. Deze doen voorstellen voor de zaakafhandeling en schrijven onder verantwoordelijkheid van de magistraat de ontwerparresten uit. Zij nemen eveneens bepaalde functies waar van het ambt van toegevoegd griffier, met inbegrip van de wachtdienst. Eén of meerdere griffiers staan eveneens de kamervoorzitter bij. Zij zijn belast met de administratieve voorbereiding en afhandeling van de beroepen, nemen deel aan de terechtzitting en de wachtdienst en volgen alle procedurevoorschriften op.
42
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
3. De horizontale diensten: de griffie en de algemene diensten 1.
De griffie De griffie staat onder leiding van de hoofdgriffier die een adjunct-mandaat bekleedt. De griffie bestaat uit vier diensten die elk een eigen takenpakket hebben: de griffie, het onthaal, de tolkendienst en de expeditie.
1.1. De eigenlijke griffie De griffie neemt verschillende uitvoerende administratieve taken waar, zowel in de schorsings- en annulatieprocedure als in de volle rechtsmachtprocedure. De taken van de griffie zijn veelvoudig: ontvangst en registratie van de beroepen; administratief organiseren van de voorafgaande maatregelen (bv. uitwisselen van memories) zodat het beroep in staat is voor behandeling; het opmaken van de zittingsrollen voor de terechtzittingen; de verwerking van de arresten; beheer van het klassement; de verwerking van de cassatieberoepen tegen arresten van de Raad; algemene administratieve taken ter ondersteuning van de Raad, zoals de depersonalisatie van de arresten.verzorgen van de frontoffice, klachtenbeheer, enz.; up-to-date houden van de interne dossieropvolgingsdatabank. 1.2. Onthaal en expeditie De griffie verzorgt ook het onthaal voor de gehele Raad en de verwerking van de inkomende en uitgaande post. a) Onthaal Het onthaal van de Raad is ononderbroken open van 8u.30 tot 16u,uitgezonderd op donderdag, wanneer het tot 18u open is. Tijdens deze openingsuren kunnen ook rechtsplegingsdossiers ter plaatse worden geraadpleegd. Tijdens het gerechtelijk jaar 2008-2009 ontving de Raad bijna 26.000 personen (de partijen, advocaten, tolken, bezoekers,...). Ten opzichte van het voorgaande gerechtelijk jaar 2007-2008 betekent dit een stijging van 30%. 1500 1200 900 600 300 0
2007-2008
2008-2009
UDN
410
516
Versnelde procedure
204
163
Reguliere terechtzittingen
574
602
Totaal
1188
1281
Fig. 9: totaal aantal terechtzittingen van het gerechtelijk jaar 2007- 2008 en het gerechtelijk jaar 2008 - 2009 43
Jaarverslag
08 09
Ten opzichte van het voorgaand gerechtelijk jaar vallen twee zaken op, met name een daling met 9% van het aantal terechtzittingen in de procedure uiterst dringende noodzakelijkheid en een daling met 20% van het aantal terechtzittingen versnelde procedure. Een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid kan worden ingediend door de vreemdeling die het voorwerp uitmaakt van een verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel waarvan de tenuitvoerlegging imminent is en indien de betrokken vreemdeling nog geen vordering tot schorsing heeft ingeleid. Betrokken vreemdeling kan dan binnen vijf dagen, zonder dat dit minder dan drie werkdagen mag bedragen, na betekening van de beslissing een vordering tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid indienen om de uitvoering van de verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel te voorkomen. Deze vordering wordt dan behandeld binnen de 48 uren en uiterlijk binnen de 72 uren na ontvangst van het verzoekschrift bij de Raad (art. 39/82, § 4, 2° lid vreemdelingenwet). Wanneer de vreemdeling is vastgehouden en hij stelt een beroep in tegen de beslissing van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, dan verloopt de procedure op een versnelde wijze. Het verzoekschrift dient binnen de vijftien dagen ingediend te zijn (art. 39/57, tweede lid vreemdelingenwet). De rechter doet uitspraak binnen de vijf werkdagen die volgen op de sluiting van de debatten (art. 39/77, § 2, 2° lid vreemdelingenwet).
80 70 60 50 40 30 20 10 0
sept. 2008
okt. 2008
nov. 2008
dec. 2008
jan. 2009
feb. 2009
maart 2009
april 2009
mei 2009
juni 2009
juli 2009
aug. 2009
Nederlands (Totaal: 666)
51
62
51
47
59
56
61
62
52
48
36
30
Frans (Totaal: 615)
40
67
51
39
50
66
70
71
52
63
54
43
Fig. 10: totaal aantal terechtzittingen per taalrol per maand
b) Expeditie Een tweede takenpakket van de onthaalmedewerkers is het verwerken van de inkomende en uitgaande post. Dit betekent dat alle inkomende poststukken worden gesorteerd, geregistreerd en bezorgd aan de bevoegde dienst binnen de Raad. Totaal aantal ingekomen poststukken: 49.114 Inkomende post Aantal poststukken Fig. 11: inkomende post
44
2007-2008 49.729
2008-2009 49.114
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
De uitgaande post wordt klaargemaakt voor verzending. De onthaalmedewerkers zorgen er ook voor dat de uitgaande post dagelijks op tijd ingeschreven is en klaar is voor verzending. Totaal aantal uitgaande poststukken: 42.609
50000 40000 30000 20000 10000 0
2007-2008 totaal 42819
2008-2009 totaal 42609
gewone zending
2313
aangetekend buitenland
857
2506 1238
aangetekend binnenland
39649
38865
Fig. 12: uitgaande post
Opmerkelijk is dat er een stijging valt te noteren van maar liefst 44% van het aantal aangetekende brieven naar het buitenland. Dit komt doordat beroepen ingediend tegen weigeringsbeslissingen van visum- en verblijfsaanvragen vanuit het buitenland vaak dienen te worden geregulariseerd. Deze verzoekschriften bevatten veelal geen keuze van woonplaats in België zodat de hoofdgriffier overeenkomstig artikel 39/69, § 1, vierde lid van de vreemdelingenwet een brief dient te richten aan de verzoekende partij in het buitenland met het verzoek het verzoekschrift binnen de acht dagen te regulariseren. 1.3. Tolken Wanneer ter terechtzitting een tolk nodig is, roept de tolkendienst er tijdig één op. De tolk is in zijn opdracht een neutraal intermediair en tolkt de vragen en antwoorden tussen de voorzitter en de verzoekende partij. Veel gevraagde tolktalen tijdens het gerechtelijk jaar 2008-2009 waren het Russisch, Lingala, Peul, Koerdisch en Arabisch. De tolkendienst heeft een bestand van 260 operationele tolken die samen zo’n 100 verschillende talen beheersen. De prestaties die de tolken voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen leveren, worden naar Belgisch sociaal recht beschouwd als zelfstandige prestaties. De tolken worden vergoed volgens tarieven die bij ministerieel besluit23 werden vastgelegd. De tolkendienst werkt ook samen met een extern vertaalbureau voor de beëdigde vertaling van Duitstalige verzoekschriften.
23
Ministerieel besluit van 9 mei 2003 tot vaststelling van de erelonen en verplaatsingskosten toegekend aan de tolken en vertalers werkzaam voor bepaalde diensten van of verbonden aan de Federale Overheidsdienst van Binnenlandse Zaken, BS 28 juli 2003.
45
Jaarverslag
08 09
Statistische gegevens van de tolken van 1 september 2008 tot 31 augustus 2009:
° *
Nederlandstalige kamers
Franstalige kamers
Totaal van de 5 kamers
Aantal verschillende tolktalen en dialecten
64
35
80
Aantal verschillende tolken die prestaties leverden
111
56
133
Aantal dagen waarop terechtzitting plaatsvond met aanwezigheid van tolken °
127
116
193
Aantal tolken die werden opgeroepen
543
338
881
Gemiddeld aantal tolken/dag*
4.2
2.9
4.5
Inclusief versnelde procedures Aantal tolken/dag werd berekend op basis van het aantal dagen waarop een terechtzitting plaatsvond waar een tolk aanwezig moest zijn.
Fig. 13: overzicht prestaties tolken
2. De algemene diensten De algemene diensten staan onder leiding van de beheerder, die een adjunct-mandaat bekleedt. De algemene diensten staan in voor het beheer van alle medewerkers van de Raad, het budget en de beheerscontrole, de informatie- en communicatietechnologie, interne en externe communicatie, logistieke ondersteuning en de juridische dienst. Permanent overleg met de overige diensten en netwerking zijn fundamenteel om richting te geven aan de verdere uitbouw en de beleidskeuzes van de algemene diensten, in functie van de eigenlijke behoeften die bestaan in hoofde van de overige diensten van de Raad. Tijdens dit gerechtelijk jaar legden de algemene diensten zich in hoofdzaak toe op de verdere invulling van het personeelskader en de uitwerking van verschillende projecten, zoals reeds besproken in hoofdstuk 2. Hierna volgt een overzicht van de taken en de belangrijkste verwezenlijkingen voor de verschillende diensten. 2.1. Personeel & Organisatie De dienst Personeel & Organisatie (P&O) van de Raad verzekert de administratieve ondersteuning van het management en van de medewerkers van de Raad, alsook de uitvoering van het personeelsplan. De dienst fungeert als eerste aanspreekpunt en vindt zelf ruggesteun bij de stafdienst P&O van de FOD Binnenlandse Zaken. Tijdens het voorbije gerechtelijk jaar werkten 215 medewerkers bij de Raad, 18 verlieten de Raad en 29 werden aangeworven. Het wettelijke kader bestaat uit de magistraten, de leden van de griffie en de beheerder. De organisatie van de selectieprocedures voor de werving van magistraten en griffiers gebeurt bij de Raad zelf, met ondersteuning van de dienst P&O. Tijdens het gerechtelijk jaar 2008-2009 vervoegden drie magistraten de Raad. Verder werd een selectie van griffiers gelanceerd en afgesloten, hetgeen leidde tot de benoeming van twee griffiers. 46
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
Het administratief personeel van de Raad wordt ter beschikking gesteld door de FOD Binnenlandse Zaken. De werving van de statutaire ambtenaren gebeurt op basis van een vergelijkende selectie die door Selor wordt georganiseerd. De Raad neemt actief deel aan de selectie, onder meer via een vertegenwoordiging in de jury en door het opstellen van vragen. Gedurende de behandelde periode vatten 28 juristen en 23 administratieve assistenten hun stage aan. De Raad tracht ook actief aanwezig te zijn op de arbeidsmarkt door deel te nemen aan jobbeurzen en door het ontvangen van stagiairs gedurende de zomermaanden. Zo liepen er gedurende het afgelopen gerechtelijk jaar een tiental studenten stage op de Raad. Verhouding statutairen en contractanten van het personeel: AANTAl Statutairen/magistraten/mandaathouders Contractanten TOTAAL
%
148
69%
67
31%
215
100%
Fig. 14: verhouding statutairen en contractanten van het personeel
Het aantal statutaire en/of gemandateerde personeelsleden is wezenlijk gestegen ten opzichte van het vorig jaar, namelijk van 50% naar 69%. De samenstelling van het personeel dat bij de Raad tewerkgesteld is, ziet er op 31 augustus 2009 als volgt uit: (met inbegrip van de magistraten en griffiers): GRAAD
AANTAl
%
Magistraat
30
13,95%
Beheerder
1
0,46%
Hoofdgriffier
1
0,46%
Adviseur
3
1,38%
Attaché
91
42,94%
Griffier
4
2,28%
Deskundige ICT
2
0,92%
Administratief deskundige
4
1,38%
Administratief assistent
62
28,57%
Administratief medewerker
11
5,07%
6
2,77%
215
100%
Medewerker keuken/schoonmaak TOTAAL
Fig. 15: overzicht samenstelling personeel van de Raad (magistraten inbegrepen)
Indeling personeel per geslacht: GESlAcHT Vrouw Man TOTAAL
TOTAAl
%
138
64%
77
36%
215
100%
Fig. 16: overzicht indeling personeel per geslacht
47
Jaarverslag
08 09
Er werken verhoudingsgewijs meer vrouwen dan mannen bij de Raad en dit in een jonge, dynamische werkomgeving, zoals de volgende cijfers duidelijk aangeven. Indeling per leeftijdscategorie:
80 70 60 50 40 30 20 10 0
-24
24-29
30-34
35-39
40-44
45-49
50-54
44-59
60+
Fig. 17: overzicht indeling personeel per leeftijdscategorie
Uit de voorgaande grafiek blijkt duidelijk het jonge karakter van de Raad: de gemiddelde leeftijd van de werknemers van de Raad bedraagt 35,3 jaar. Toch is er een lichte stijging ten opzichte van het gerechtelijk jaar 2007-2008 toen het gemiddelde nog minder dan 32 jaar was. De Raad voorziet in een intern onthaaltraject voor nieuwe medewerkers en stelt hen tevens een onthaalbrochure ter beschikking. Het absenteïsme daalde van 3,8 naar 2,8% (aantal werkdagen dat verloren gaat door ziekte), wat minder is dan het gemiddelde absenteïsme van de FOD Binnenlandse Zaken, dat 3,9% bedraagt. 2.2. Dienst communicatie Communicatie behelst zowel de interne als de externe communicatie. Interne communicatie: De interne communicatie van de Raad wordt gestructureerd via duidelijk afgelijnde kanalen. Via het intranet, een maandelijkse Newsletter (opgesteld in nauwe samenwerking met de juridische dienst) en E-Directs, tracht de Raad op een gestructureerde en efficiënte manier zowel juridische als organisatorisch gebonden informatie ter beschikking te stellen van al zijn medewerkers. Externe communicatie: Vandaag maakt de burger vaak voor het eerst kennis met een instelling via diens website. Het is dan ook van belang voor de Raad om een website te hebben die beantwoordt aan de noden van vandaag en morgen. De website van de Raad voldoet hier niet meer aan. Daarom heeft de dienst communicatie, in samenwerking met de diverse diensten van de Raad, meegewerkt aan een behoefteanalsye om een nieuwe performante website uit te uitbouwen. De dienst communicatie beantwoordt de parlementaire vragen en vragen van de burger. Tijdens het afgelopen gerechtelijk jaar werden 217 vragen aan de Raad gesteld. Deze hebben alle binnen een redelijke termijn een antwoord gekregen. Ten slotte staat de dienst communicatie ook in voor de ontvangst en de begeleiding van diverse groepen en delegaties. 48
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
2.3. Juridische dienst De juridische dienst is een tweedelijnsdienst en heeft verschillende opdrachten. Eén ervan is het nader onderzoeken van juridische vraagstukken en dit op vraag van de mandaathouders. Deze studies dienen als basis voor interne discussies. De dienst geeft eveneens juridische vorming in functie van de behoeften van de Raad. Daarenboven verleent hij ondersteuning aan de magistraten en juristen van de Raad en dit op permanente wijze door een inhoudelijk overzicht van de relevante rechtspraak van de Raad en de Raad van State te maken. Ten slotte beheert de juridische dienst de bibliotheek. 2.4. Informatie- en communicatietechnologie De dienst Informatie- en communicatietechnologie (ICT) staat garant voor een permanente operationaliteit van de ICT-infrastructuur van de Raad. Hiertoe verzekert de dienst de organisatie van de helpdesk. 2.5. Budget en Beheerscontrole Het budget van de Raad is, voor wat de werkingsmiddelen betreft, gebaseerd op een analyse van de vereiste middelen in functie van de werklast van de Raad. Het werkingsbudget voor het jaar 2009 bedroeg 2.247.000 €, aangevuld met het personeelskrediet voor een bedrag van 10.879.000 €. 2.6. Facility Het “Laurentide-gebouw”, meer dan 10.000m2 kantoorruimte, werd integraal ingericht volgens de behoeften eigen aan een rechtscollege. De Raad beschikt dan ook op het gelijkvloers over tien permanente terechtzittingszalen, een onthaalruimte (voor advocaten en klanten) en een ruimte voor de tolken. De logistieke diensten verzekeren het klassement van 29.689 dossiers waarvoor een beroep werd ingediend bij de Raad of waarvoor voorheen bij de VBC een beroep werd ingediend dat nog open stond. Daarnaast beheert de dienst op 31 augustus 2009 een archief van 49.397 afgesloten beroepen van de Raad en de VBC . De dienst voorziet de medewerkers van de Raad verder van het noodzakelijke meubilair en andere werkingsmiddelen. De medewerkers van de dienst zijn verantwoordelijk voor het onderhoud en de veiligheid van het gebouw, treden op als contactpersoon met de eigenaar en staan in voor kleine herstellingen aan het gebouw. Tot slot staat de dienst in voor het dagelijkse transport van stukken (gemiddeld 90 per dag) naar de Dienst Vreemdelingenzaken, het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, de Raad van State en de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken.
49
Jaarverslag
08 09
4. Personalia De mandaathouders van de Raad zijn: Eerste voorzitter: Geert Debersaques (N) Voorzitter: Serge Bodart (F) De voorzitter van de Raad zit van rechtswege de 1ste kamer voor. Elke kamer wordt voorgezeten door een kamervoorzitter, door de algemene vergadering verkozen: 2de kamer: Chantal Bamps (N) 3de kamer: Paul Vandercam (F) 4de kamer: Frank Hoffer (N) 5de kamer: Michel Wilmotte (F) De Raad was op 31 augustus 2009 samengesteld uit de volgende rechters in vreemdelingenzaken: - Marc Bonte (N) - Katelijne Declerck (N) - Johan Biebaut (N) - Bruno Louis (F) - Ann Van Isacker (N) - Marie de Hemricourt de Grunne (F) - Martine Beelen (N) - Gilles de Guchteneere (F) - Walter Muls (N) - Elisabeth Maertens (F) - Manjula Ekka (N) - Nadine Reniers (F) - Michael Milojkowic (N) - Pierre Harmel (F) - Geert De Boeck (N) - Valérie Delahaut (F) - Anja Wijnants (N) (gedetacheerd) - Olivier Roisin (F) - Joëlle Camu (N) - Marie-Claire Goethals (N) - Gerald Pintiaux (F) - De Smet Annick (N) - De Wreede Catherine (F) - Ya Mutwale Mitonga Marie-Louise (F) Hoofdgriffier: Carine De Cooman (N) Beheerder: Annelies De Bondt (N)
50
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
51
Jaarverslag
08 09
52
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
HOOFDSTUK 4 De Raad in cijfers
53
Jaarverslag
08 09
Dit hoofdstuk geeft de belangrijkste cijfers weer van het gerechtelijk jaar 2008-2009. Legende: ∑ = som, x = gemiddelde, VRM = volle rechtsmacht, ANN = annulatie, F = Franstalig, N = Nederlandstalig, DVZ = dienst vreemdelingenzaken, UDN = uiterst dringende noodzakelijkheid, RvV = Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
1. Instroom 1. Globale instroom
Input VRm F
∑ VRm
N
Instroom ANN F
∑ ANN
N
∑ Instroom RvV F
4.224 12.159 10.406
∑ Instroom RvV
N
∑ 2007–2008
2.471
2.456
4.927
7.935
6.680
17.086
x 2007-2008
206
205
411
661
352
1 013
867
557
1.424
Sep-08
167
138
305
397
259
656
564
397
961
Oct-08
235
200
435
467
312
779
702
512
1.214
Nov-08
299
203
502
438
323
761
737
526
1.263
Dec-08
276
228
504
508
348
856
784
576
1.360
Jan-09
154
102
256
435
280
715
589
382
971
Feb-09
177
140
317
491
337
828
668
477
1.145
Mar-09
277
228
505
563
370
933
840
598
1.438
Apr-09
248
211
459
500
338
838
748
549
1.297
May-09
229
189
418
395
294
689
624
483
1.107
Jun-09
171
126
297
432
356
788
603
482
1.085
Jul-09
308
249
557
354
299
653
662
548
1.210
Aug-09
261
275
536
208
219
428
469
494
964
∑ 2008-2009
2.802
2.289
5.091
5.188
3.735
8.924
7.990
6.024
14.015
x 2008-2009
234
191
424
432
311
744
666
502
1.168
Fig. 18: instroom naar aard van het contentieux en proceduretaal
Bovenstaande tabel geeft een overzicht van het aantal beroepen die werden ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) in het gerechtelijk jaar 2008-2009, opgedeeld naar de aard van het contentieux: volle rechtsmacht (VRM) of annulatie (ANN) en naar proceduretaal.
54
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
2. Gedetailleerd overzicht in functie van de regio (volle rechtsmacht) en de aard van de bestreden beslissing (annulatie) a) In volle rechtsmacht24
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ∑ top 10
TOP 10 RvV Rusland Congo (RDC) Armenië Guinea Afghanistan Kosovo Iran Kameroen Turkije Servië
BEROEPEN RvV 798 475 440 390 330 320 208 169 152 147 3.429
% 23,27 13,85 12,83 11,37 9,62 9,33 6,07 4,93 4,44 4,29 100
Fig. 19: top 10 van beroepen in volle rechtsmacht ingediend bij RvV in functie van de regio
In de tabel vindt u de 10 nationaliteiten waarvoor bij de RvV het grootst aantal beroepen werd ingediend, evenals het aantal beroepen voor deze nationaliteiten en het percentage.
b) In annulatie ANNUlATIE
∑ 2008-2009
1
9.3 of 9bis of 9ter
3.520
2
bijlage 13
2.683
3
bijlage 20
1.033
4
weigering visa
956
5
bijlage 13quater
436
Fig. 20: top 5 van de annulatieberoepen ingediend bij de RvV naar type bestreden beslissing
Bovenstaande tabel geeft een overzicht van het aantal annulatieberoepen ingediend bij de RvV naar type van de bestreden beslissing en dit voor de vijf meest voorkomende bestreden beslissingen.
24
Het betreft hier de door de verzoeker in zijn verzoekschrift aangegeven nationaliteit.
55
Jaarverslag
08 09
3. Instroom naar aard van procedure Beroepen ingediend vanaf 01-09-2008 tot 31-08-2009 ∑ 1/01/2008-31/08/2008
UDN N
UDN F
versnelde procedure N
∑
versnelde procedure F
∑
141
116
257
70
73
143
x 2008
18
15
32
9
9
18
09-2008
17
17
34
3
3
6
10-2008
22
25
47
3
7
10
11-2008
18
15
33
3
6
9
12-2008
7
11
18
6
12
18
01-2009
14
16
30
2
5
7
02-2009
27
11
38
4
11
15
03-2009
20
16
36
12
8
20
04-2009
27
22
49
3
5
8
05-2009
16
11
27
1
6
7
06-2009
22
19
41
5
6
11
07-2009
21
8
29
7
11
18
08-2009
6
14
20
6
2
8
∑ 2008-2009
217
185
402
55
82
137
x 2008-2009
18,1
15,4
33,5
4,6
6,8
11,4
Fig. 21: beroepen opgedeeld naargelang de procedure
Deze tabel geeft een overzicht van het aantal beroepen dat bij uiterst dringende noodzakelijkheid (UDN) of bij versnelde procedure werden afgehandeld en dit opgedeeld naar proceduretaal.
56
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
2. Uitstroom 1. Globale uitstroom Uitstroom VRm F
∑ VRm
Uitstroom ANN
N
F
∑ ANN
N
∑ Uitstroom RvV F
∑ Uitstroom RvV
N
∑ 2007–2008
3.245
3.131
6.376
3.658
3.569
7.227
6.903
6.700
13.603
x 2007-2008
270
261
531
305
297
602
575
558
1.134
09-2008
287
224
511
512
390
902
799
614
1.413
10-2008
270
252
522
519
364
883
789
616
1.405
11-2008
207
231
438
632
400
1.032
839
631
1.470
12-2008
255
234
490
627
301
928
882
535
1.418
01-2009
210
245
455
608
320
929
818
566
1.384
02-2009
208
259
467
585
400
985
793
659
1.452
03-2009
279
258
537
546
405
951
825
663
1.488
04-2009
197
252
449
451
390
841
648
642
1.290
05-2009
171
232
403
538
423
961
709
655
1.364
06-2009
251
264
515
281
384
665
532
648
1.180
07-2009
164
81
245
142
226
368
306
307
613
08-2009
120
70
190
95
322
417
215
392
607
∑ 2008-2009
2.619
2.602
5.222
5.536
4.325
9.862
8.155
6.928
15.084
x 2008-2009
218
217
435
461
360
822
680
577
1.257
Fig. 22: uitstroom naar aard van het contentieux en proceduretaal
Bovenstaande tabel geeft een overzicht van het aantal arresten in het gerechtelijk jaar 2008-2009, opgedeeld naar de aard van het contentieux: volle rechtsmacht (VRM) of annulatie (ANN) en naar proceduretaal. 2. Uitstroom per dictum a) In volle rechtsmacht 1.
Per proceduretaal
Eindarresten per dictum Verwerping Erkenning Genève Weigering Genève- toekenning subsidiaire bescherming Vernietiging ∑
Proceduretaal Frans 2.160 166
Proceduretaal Nederlands 2.514 17
60 232 2.618
Totaal
%
4.674 183
89,5% 3,5%
59
119
2,3%
16 2.606
248 5.224
4,7% 100%
Fig. 23: eindarresten per dictum in volle rechtsmacht opgedeeld naargelang de proceduretaal.
Bovenstaande tabel geeft de verhoudingen weer van de eindarresten naar dictum van de RvV in volle rechtsmacht.
57
Jaarverslag
08 09
De notie “verwerping” omvat de verwerpingen ten gronde, verwerping om reden van onontvankelijkheid of zonder voorwerp, afwezigheid, verval van de asielprocedure na toekenning van regularisatie (art. 55 vreemdelingenwet), intrekkingen, enz. Het begrip “erkenning Genève” omvat het aantal erkenningen van de vluchtelingenstatus overeenkomstig de bepalingen van het Internationaal Verdrag betreffende de Status van Vluchtelingen, ondertekend te Genève op 28 juli 1951. Het begrip “weigering Genève – toekenning subsidiaire bescherming” omvat het aantal weigeringen van de vluchtelingenstatus maar met toekenning van de subsidiaire beschermingstatus overeenkomstig artikel 48/4 van de vreemdelingenwet. Het begrip “vernietiging” betreft het aantal beroepen waarin de bestreden beslissing van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen werd vernietigd. 2.
Per nationaliteit (top 10)
Nationaliteit Congo (DRC) Rusland Afghanistan Guinee Irak Iran Kameroen Rwanda Turkije Armenië
Totaal 663 553 398 343 251 245 204 184 147 142
Verwerping
Erkenning Genève
589 524 279 279 226 243 184 143 101 126
19 12 23 23 0 0 7 30 24 8
Weigering Genève Toekenning subsidiaire bescherming 8 2 1 1 21 0 0 2 2 0
Vernietiging 47 15 40 40 4 2 13 9 20 8
Fig. 24: top 10 van aantal eindarresten per dictum in volle rechtsmacht opgedeeld per nationaliteit
Voor de interpretatie van deze cijfers wordt met “nationaliteit” bedoeld: de nationaliteit die de verzoekende vreemdeling bij de rechtsingang verklaard heeft te bezitten.
58
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
b) In annulatie Eindarresten per dictum Verwerping Vernietiging ∑
% 91,2% 8,8% 100%
Fig. 25: eindarresten per dictum in het annulatiecontentieux
Bovenstaande tabel geeft de verhoudingen weer van de eindarresten naar dictum van de RvV in annulatie. 3. Afname historische achterstand van Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen
DATUm 31/05/2007 31/08/2008 31/08/2009
VBc N
VBc F 2.689 1.275 1.013
7.538 5.702 4.654
∑ 10.227 6.977 5.667
% 100% 68% 55%
Fig. 26: afname historische achterstand van de beroepen van de VBC dewelke nog aanhangig zijn bij de RvV op 31/08/2009
De RvV vatte op 1 juni 2007 zijn werkzaamheden aan en erfde de nog aanhangige beroepen van de VBC (10.227). Deze tabel geeft het aantal nog aanhangige beroepen van de historische achterstand van de VBC weer op 31 mei 2007, 31 augustus 2008 en 31 augustus 2009. Het aantal beroepen wordt telkens opgesplitst naar proceduretaal. De laatste kolom geeft het percentage van de nog aanhangig beroepen weer ten opzichte van het totaal aantal geërfde beroepen van de VBC op 31 mei 2007.
3. Behandelingstermijn Gemiddelde behandelingstermijn bij de RvV: ANN x dagen
F
N 177
TOT 101
143
Fig. 27: gemiddelde behandelingstermijn van de annulatieberoepen
Deze tabel specifieert de gemiddelde behandelingstermijn in dagen van de annulatieberoepen, opgedeeld naar proceduretaal. In het gerechtelijk jaar 2007-2008 bedroeg de gemiddelde behandelingstermijn in annulatie 136 dagen.
59
Jaarverslag
08 09
VRm x dagen
F
N 176
TOT 102
136
Fig. 28: gemiddelde behandelingstermijn van de beroepen in volle rechtsmacht
Deze tabel specifieert de gemiddelde behandelingstermijn in dagen van de beroepen in volle rechtsmacht, opgedeeld naar proceduretaal. In het gerechtelijk jaar 2007-2008 bedroeg de gemiddelde behandelingstermijn in volle rechtsmacht 126 dagen.
4. Werkvoorraad Op 31 augustus 2009 waren er, de nog aanhangige beroepen van de historische achterstand van de VBC (zie supra pt. 2.3) niet meegerekend, nog 9.891 beroepen aanhangig bij de Raad, waarvan 1.740 de Nederlandstalige en 8.151 de Franstalige proceduretaal volgen. Hiervan was er in 6.816 beroepen nog geen beslissing genomen binnen de wettelijke termijn van drie maanden (69%). De Raad erfde bij zijn oprichting de historische achterstand van de VBC, die 10.227 beroepen bedroeg. Op 31 augustus 2009 is 45% van deze achterstand weggewerkt en resteren er nog 5.667 beroepen.
60
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
DEEL 2 De rechtspraak van de Raad
61
Jaarverslag
08 09
62
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
HOOFDSTUK 1
Toegang tot de rechtspraak van de Raad
63
Jaarverslag
08 09
In overeenstemming met artikel 39/1 van de vreemdelingenwet is de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen sinds zijn inwerkingtreding op 1 juni 2007 het “administratief rechtscollege dat als enige bevoegd is om kennis te nemen van de beroepen die worden ingesteld tegen individuele beslissingen genomen met toepassing van de wetten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen”. Sinds ruim twee jaar is de Raad dus, onder toezicht van zijn cassatierechter, met name de Raad van State, de enige rechter tot wie elke vreemdeling zich kan wenden die een op hem betrekking hebbende bestuurshandeling betreffende zijn toegang tot het grondgebied, zijn verblijf, zijn vestiging of zijn verwijdering aanvecht. De openbaarheid en de toegankelijkheid van de rechtspraak zijn dus bijzonder belangrijk voor de rechtzoekenden, de practici en de besturen die bij dit omvangrijke contentieux betrokken zijn, maar ook voor het publiek dat geïnteresseerd is in dit domein van het bestuursrecht. De Raad besloot daarom er een groot deel van zijn jaarlijks activiteitenverslag aan te besteden. Tussen 1 juni 2007 en 31 augustus 2009 sprak de Raad 30.877 arresten uit. Deze allemaal “in vrac” meedelen om te voldoen aan het streven naar openbaarheid heeft enerzijds nauwelijks zin en zou zeker niet voldoen aan het streven naar toegankelijkheid omdat zelfs de moedigste lezer afgeschrikt zou zijn door een dergelijke hoeveelheid ongesorteerde informatie. Anderzijds betekent elke selectie, lees elk klassement, een zekere mate van subjectiviteit en is zij dus betwistbaar. Om het begrip van de grote lijnen van de rechtspraak te vergemakkelijken, verkoos de Raad daarom fasegewijs te werken door vanuit een algemeen overzicht naar een steeds preciezere voorstelling te evolueren. In de eerste fase, van de ontsluiting van de rechtspraak wordt op de volgende pagina’s een overzicht van de grote lijnen van de rechtspraak gegeven. De Raad beoogt er de grote tendensen weer te geven en enkele opmerkelijke zaken aan te halen. De weerslag van bepaalde cassatiearresten van de Raad van State en van het arrest nr. 81/2008 van 27 mei 2008 van het Grondwettelijk Hof komen er eveneens aan bod. In de tweede fase van de ontsluiting van de rechtspraak wordt de lezer een meer gericht werkinstrument aangereikt. Het betreft een thematische selectie van de rechtspraak, gerangschikt op sleutelwoord, met de referentie van één of meer arresten die de besproken aangelegenheid behandelden. Elke referentie wordt gevolgd door een samenvatting van het arrest of het relevante deel. De vermelde arresten waartegen een beroep wordt ingesteld dat toelaatbaar is verklaard door de Raad van State, worden aangeduid met de vermelding “toelaatbaar beroep”. Deze thematische selectie staat op de cd-rom die bij dit verslag is gevoegd. De bijgevoegde cd-rom biedt de lezer die het onderwerp wil uitdiepen, de mogelijkheid de integrale tekst te lezen van de arresten die in de thematische selectie worden vermeld. De arresten zijn er per arrestnummer opgenomen. De rechtsbeoefenaar of de onderzoeker die zijn opzoekingen nog verder wil uitdiepen, kan dit door raadpleging van een aanzienlijk groter aanbod arresten op de website van de Raad (www.rvv-cce.be), onder de tab rechtspraak. Er kan worden opgezocht per referentie, per nationaliteit, per contentieuxtype, per datum of per woord uit de tekst. De Raad beoogt in de lente van 2010 een nieuwe website te hebben, die gebruiksvriendelijker is en betere zoekresultaten oplevert. De huidige website laat reeds de online-raadpleging van enkele duizenden arresten van de Raad toe. Verder voorziet de huidige site een link naar de beslissingen van de gewezen Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen. Voor de moedigsten onder u is er een laatste fase in de ontsluiting van de rechtspraak mogelijk: de raadpleging van de arresten op de griffie van de Raad. Alle arresten die de Raad heeft uitgesproken, zijn toegankelijk voor het publiek, met uitzondering van de – trouwens uiterst zeldzame – arresten waarvan de publicatie de openbare orde of de veiligheid van de personen in gevaar kan brengen (art. 20 PR RvV).
64
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
HOOFDSTUK 2
De grote lijnen van de rechtspraak
65
Jaarverslag
08 09
1. Verandering en continuïteit De Raad had een fundament toen hij op 1 juni 2007 van start ging. Hij erfde immers de rechtspraak die de Raad van State en de Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen in het raam van het migratie- en asielcontentieux hadden ontwikkeld. Zijn arresten hebben deze erfenis van in het begin opgeëist, wat het streven naar continuïteit en rechtszekerheid benadrukte. Deze bekommernis werd bevestigd in de loop van het jaar 2008-2009. De rechtspraak van de Raad mag dan wel in het teken van continuïteit staan, in sommige opzichten staat ze ook in het teken van verandering. Deze verandering uitte zich het voorbije jaar in evoluties in de rechtspraak, die voortvloeiden uit arresten van de Raad van State en van het Grondwettelijk Hof. Zo heeft de Raad in het asielcontentieux het toepassingsgebied verduidelijkt van artikel 48/4, § 2, c) van de vreemdelingenwet, en van artikel 39/76, §1, tweede en derde lid van de vreemdelingenwet, met betrekking tot de mogelijkheid om nieuwe elementen ter ondersteuning van het beroep voor te leggen. De Raad heeft uiteindelijk een beslissende keuze moeten maken tussen uiteenlopende interpretaties met betrekking tot de al dan niet aanwezigheid van een wettig belang bij het beroep wanneer een vordering frauduleus is. Wat het annulatiecontentieux betreft, begonnen enkele procesrechtelijke wijzigingen door te werken in de rechtspraak. De termijn voor het instellen van een beroep bij uiterst dringende noodzakelijkheid werd verlengd. Een aantal procedurele ontvankelijkheidsvoorwaarden met betrekking tot het verzoekschrift (art. 39/69 vreemdelingenwet) werden aangepast. Voorts diende de Raad zich voor het eerst uit te spreken over nieuwe rechtsvragen, zoals bijvoorbeeld de vraag naar de marginale toetsing van de voorwaarde van bewijs van identiteit en het onderscheid tussen de ontvankelijkheidsfase en de gegrondheidsfase in de bestuurspraktijk van de aanvragen ingediend op grond van de artikelen 9bis en 9ter vreemdelingenwet. Ten slotte nam de Raad een rechtspraak in over het gebruik van de talen in bestuurszaken in geval van weigering van visumaanvragen.
66
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
2. Annulatie 1.
Formele ontvankelijkheid De Raad past de ontvankelijkheidsvoorschriften opgelegd door artikel 39/69 van de vreemdelingenwet toe, in overeenstemming met het doel25 en de “ratio legis” van deze bepaling. De Raad verwierp meestal de excepties van niet-ontvankelijkheid die werden afgeleid uit het gebrek aan opschrift van het verzoekschrift26, aanwijzing van de nationaliteit van de betrokkene (voor zover deze vermelding het goede verloop van de procedure niet hindert) of van zijn woonplaats27 (de keuze van woonplaats volstaat), van het dossiernummer van de verwerende partij28 (dit staat op het afschrift van de bestreden handeling, toegevoegd aan het beroep) of van de ter terechtzitting gebruikte taal29 (wat tot gevolg kan hebben dat aan het recht op de diensten van een tolk verzaakt wordt). De Raad is daarentegen uiterst strikt wat de – handgeschreven30 - ondertekening van het verzoekschrift door de betrokkene zelf of door zijn wettelijke vertegenwoordiger betreft indien hij minderjarig is, of door zijn advocaat. De Raad is eveneens strikt wat de keuze van woonplaats in België betreft en verklaart de verzoekschriften die enkel een adres in het buitenland vermelden overeenkomstig artikel 39/69 van de vreemdelingenwet niet-ontvankelijk.31
2. Grondrechten Wat de fundamentele rechten betreft, werden regelmatig middelen opgeworpen die hoofdzakelijk de schending van de artikelen 332 en 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele Vrijheden (hierna: EVRM) inriepen. De Raad heeft hierbij herhaaldelijk aan herinnerd dat dergelijke middelen enkel in aanmerking kunnen worden genomen indien ze op precieze en concrete argumenten steunen en dat een verwijderingmaatregel op zich geen schending van deze bepalingen aantoont.33 Conform vaste rechtspraak van de Raad van State34 stelt de Raad dat inzake een middel betreffende artikel 3 van het EVRM vereist is dat de verzoekende partij doet blijken dat er ernstige en zwaarwichtige gronden aanwezig zijn om aan te nemen dat ze in het land waarnaar ze mag worden teruggeleid, een ernstig en reëel risico loopt om te worden blootgesteld aan foltering of mensonterende behandeling. Diegene die beweert dat hij een dergelijk risico loopt, moet zijn beweringen staven met een begin van bewijs. Zo volstaat een loutere bewering of eenvoudige vrees voor onmenselijke behandeling op zich niet om een inbreuk uit te maken op voornoemd artikel. De verzoekende partij dient minstens een begin van bewijs naar voren te brengen in verband met een aangevoerde schending van artikel 3 van het EVRM.35
25
Uit de wetsgenese blijkt dat de verplichte vermeldingen uit artikel 39/69, § 1, van de Vreemdelingenwet nagenoeg identiek zijn aan de voorschriften die golden voor de Raad van State ingevolge het koninklijk besluit van 9 juli 2000 houdende bijzondere procedureregeling inzake geschillen over beslissingen betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, Parl.St. Kamer, 2005- 2006, nr. 2479/1, 129). Uit deze gegevens kan worden afgeleid dat deze pleegvormen werden opgelegd met het oog op een normdoel.
26
RvV 20 maart 2009, nr. 24 814 RvV 31 juli 2009, nrs. 30 242 en 30 243.
27
RvV 30 april 2009, nr. 26 811.
28
RvV 6 december 2008, nr. 20 034; RvV 17 april 2009, nr 26 031.
29
RvV 18 december 2008, nr. 20 723.
30
RvV 13 maart 2009, nr. 24 542.
31
RvV 30 april 2009, nr. 26 811.
32
RvV 26 september 2008, nr. 16 485; RvV 27 februari 2009, nr. 23 969; RvV 13 maart 2009, nr. 24 538; RvV 27 april 2009, nr. 26 452; RvV 30 juni 2009, nr. 29 504.
33
RvV 26 september 2008, nr. 16 485; RvV 7 november 2008, nr. 18 546; RvV 15 januari 2009, nr. 21 406.
34
RvS 29 oktober 2007, nr. 176.285; RvS 29 oktober 2007, nr. 176.279.
35
RvV 9 juni 2009, nr. 28 476.
67
Jaarverslag
08 09
Wat artikel 836 van het EVRM betreft, benadrukte de Raad regelmatig dat de vreemdelingenwet a priori in het raam van de afwijkingen van het tweede lid van deze bepaling past37, behalve indien de verzoekende partij in concreto aantoont dat de elementen van het privéleven niet adequaat werden onderzocht of dat de inmenging door de bestreden beslissing niet geldig verantwoord was.38 Wat artikel 6 van het EVRM betreft, heeft de Raad meermaals in zijn arresten39 in herinnering gebracht dat de bestreden beslissing niet genomen werd door een administratief rechtscollege, maar ook dat krachtens rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM)40 de beslissingen over de toegang tot, het verblijf op en de verwijdering van het grondgebied van vreemdelingen, niet vallen onder het toepassingsgebied van artikel 6 van het EVRM. Inzake de middelen die een schending van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 7 december 2000 (hierna: Handvest)41 aanvoeren, heeft de Raad in zijn arresten uiteengezet dat het Verdrag van 13 december 2007 tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna: het Verdrag van Lissabon42) voorziet in de invoering van een nieuw artikel 6 in het Verdrag van 7 februari 1992 betreffende de Europese Unie (hierna: het EU-Verdrag). Door de verwijzing naar het Handvest in het nieuwe artikel 6, eerste lid, van het EU-Verdrag zal dit Handvest, dat initieel slechts een politieke verklaring was, na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon juridisch bindend worden. Het Verdrag van Lissabon, dat op 13 december 2007 werd ondertekend, trad onderwijl op 1 december 2009 in werking43. Tijdens het gerechtelijk jaar 2008-2009 had het Handvest vooralsnog geen bindende kracht en kon de schending ervan niet dienstig worden ingeroepen.44 Wat artikel 13 van het EVRM betreft en de middelen betreffende de volheid van rechtsmacht, sloot de Raad zich aan bij de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof45. Dit stelde dat de procedure voor de Raad voldoet aan de vereisten die uit artikel 13 van het EVRM voortvloeien. Eerder had de afdeling wetgeving bij de Raad van State46 reeds gesteld dat het rechterlijk beroep dat kan worden ingesteld bij de Raad prima facie beantwoordt aan de vereisten van daadwerkelijke rechtshulp in de zin van artikel 13 van het EVRM. De Raad heeft in zijn arresten47 meermaals gesteld dat de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens een beginselverklaring is, aangenomen door een resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 10 december 1948 (A/Res. 217 (III)). Een resolutie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties is in beginsel juridisch niet bindend. Ze heeft geen rechtstreekse werking in de Belgische rechtsorde. De rechtstreekse schending ervan kan noch in haar geheel, noch wat bepaalde artikelen betreft, op ontvankelijke wijze worden aangevoerd. Deze rechtspraak sluit aan bij vaste rechtspraak van de Raad van State.48 36
RvV 13 maart 2009, 24 544; RvV 14 april 2009, nr. 25 968; RvV 14 mei 2009, nr. 27 368; RvV 27 mei 2009, nr. 27 757; RvV 29 mei 2009, nr. 28 266; RvV 5 juni 2009, nr. 28 346: RvS 14 juli 2009, nrs.195.239 en 195.241.
37
RvV 28 november 2008, nr. 19 686; RvV 30 januari 2009, nr. 22 528; RvV 16 maart 2009, nr. 24 617; RvV van 29 mei 2009, nr. 28 266.
38
RvV 29 januari 2009, nr. 22 305; RvV 30 april 2009, nr. 26 798; RvV 30 april 2009, nr. 26 801; RvV 29 mei 2009, nr. 28 208. Zie ook: RvV 19 december 2008, nr. 20 826.
39
RvV 16 oktober 2008, nr. 17 223; RvV 27 februari 2009, nr. 23 951; RvV 5 maart 2009, nr. 24 197; RvV 10 april 2009, nr. 25 896; RvV 12 mei 2009, nr. 27 208; RvV 19 mei 2009; nr. 27 521; RvV 9 juni 2009, nr. 28 476 en RvV 15 juni 2009. nr. 28 671.
40
Europees Hof voor de Rechten van de Mens, Maaouia c. Frankrijk (GC), nr. 39652/98, 5 oktober 2000, CEDH 2000-X; GwH 27 mei 2008, nr. 81/2008; RvS 16 januari 2001, nr. 92.285.
41
Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 7 december 2000, Pb. C 364, 18 december 2000, 1.
42
Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met de Slotakte, gedaan te Lissabon op 13 december 2007 en goedgekeurd bij wet van 19 juni 2008, BS 19 februari 2009. Wet 19 juni 2008, houdende instemming met het Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met de Slotakte, gedaan te Lissabon op 13 december 2007, BS 19 februari 2009.
43
Uit art. 6, lid 2 van het Verdrag van Lissabon volgt dat het Verdrag in werking treedt op 1 december 2009.
44
RvV 27 februari 2009, nr. 23 951; RvV 5 maart 2009, nr. 24 197; RvV 12 mei 2009, nr. 27 208.
45
GwH 27 mei 2008, nr. 81/2008, B.16.3.
46
Parl. St. Kamer 2005-2006, nr. 51K2479/001, 323.
47
RvV 1 september 2008, nr. 15 445; RvV 5 september 2008, nr. 15 674; RvV 26 november 2008, nr.19 308; RvV 10 december 2008, nr. 20 223; RvV 11mei 2009, nr. 27 142 en RvV 24 juni 2009, nr. 29 045.
48
RvS 13 maart 2002, nr. 104.622; RvS 9 december 2003, nr. 126.228; RvS 19 december 2003, nr. 126.666; RvS 7 januari 2003, nr. 126.922; RvS 4 mei 2005, nr. 144.115; RvS 8 maart 2006, nr. 155.998; RvS 10 oktober 2006, nr. 163.314 en RvS 28 januari 2008, nr. 179.019.
68
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
3.
Toepassingen van de Dublin-verordening49 De Europese Verordening nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend50 (hierna: Verordening 343/2003) verplicht de lidstaten om op basis van objectieve criteria na te gaan welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat op hun grondgebied is ingediend. In zijn rechtspraak met betrekking tot beslissingen tot weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten (bijlage 26quater), genomen in het kader van de Verordening 343/2003, huldigt de Raad op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel het principe dat de andere lidstaten, net zoals België, gebonden zijn aan internationale en Europese basisregels en dat er mag van uitgegaan worden dat zij hun verdragsrechtelijke verplichtingen en de verplichtingen die voortvloeien uit de Europese richtlijnen zullen respecteren. Het is aan de verzoekende partij om dit vermoeden van eerbiediging van de internationale en Europese basisregels te weerleggen door aannemelijk te maken dat zich in haar zaak gegevens voordoen op basis waarvan dit vermoeden niet meer kan weerhouden worden. Dit standpunt van de Raad inzake de toepassing van de Verordening 343/2003 werd verankerd in drie princiepsarresten waarbij de Raad, zetelend in een drieledige kamer, zich uitsprak over beslissingen tot weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten inzake terugnames/overnames door Griekenland,51 een lidstaat wiens autoriteiten al geruime tijd onder vuur lagen omwille van een aantal structurele tekortkomingen in de asielprocedure. Geleid door het voormelde interstatelijk vertrouwensbeginsel stelde de Raad vast dat de Griekse autoriteiten de Opvangrichtlijn52, de Kwalificatierichtlijn53 en de Procedurerichtlijn54 ondertussen in hun nationale wetgeving omgezet hadden.55 Met verwijzing naar het arrest van het EHRM van 2 december 2008 met nummer 32733/08, K.R.S./Verenigd Koninkrijk, waarin het Hof erop wijst dat ervan moet uitgegaan worden dat Griekenland zich zal houden aan zijn verplichtingen die voortvloeien uit de richtlijnen die hierboven reeds geciteerd zijn, werd de rechtspraak van de Raad in latere arresten verfijnd.56 Zo werd gepreciseerd dat indien de Griekse overheden alsnog in de praktijk in gebreke zouden blijven om aan bepaalde verplichtingen tegemoet te komen, de naleving van deze verplichtingen (die gegarandeerd worden door de richtlijnen) hoe dan ook via gerechtelijke weg afgedwongen kan worden.57 In zijn princiepsarresten en latere rechtspraak heeft de Raad voorts gesteld dat de verwijzing door de verzoekende partij naar rapporten en documentatie van algemene aard op zich niet volstaat om over te gaan tot schorsing of vernietiging. Zoals hoger aangegeven dient de verzoekende partij in concreto aan te tonen dat haar rechten zullen geschonden worden.58 In lijn hiermee heeft de Raad in enkele arresten besloten tot de onwettigheid van de beslissing tot weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten. In deze arresten had de verzoekende partij informatie over Griekenland overgemaakt aan de verwerende partij, menende dat deze informatie van toepassing was op haar situatie, zonder echter dat de verwerende partij met deze informatie rekening
49
Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend, Publ. L 50 van 25.2.2003.
50
Verordening (EG) nr. 343/2003, 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend , Pb. L. 25 februari 2003, afl. 50, 1.
51
RvV 16 januari 2009, nr. 21 513; RvV 16 januari 2009, nr. 21 514; RvV 18 februari 2009, nr. 23 170.
52
Richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van de minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten, Pb. L. 6 februari 2003.
53
Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft en de inhoud van deze bescherming, Pb. L. 30 september 2004.
54
Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende de minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus, Pb.L. 13 december 2005.
55
Zie ook RvV 10 april 2009, nr. 25 951; RvV 30 april 2009, nr. 26 755.
56
RvV 30 juni 2009, nr. 29 371; RvV 30 augustus 2009, nr. 30 803.
57
RvV 11 mei 2009, nr. 27 146; RvV 30 juni 2009, nr. 29 371; RvV 30 augustus 2009, nr. 30 803.
58
RvV 29 mei 2009, nr. 28 233. Zie ook RvV 30 maart 2009, nr. 25 265; RvV 10 april 2009, nr. 25 951.
69
Jaarverslag
08 09
had gehouden en erop geantwoord had in de motivering van haar beslissing, zodat de Raad besloot tot een schending van de motiveringsplicht.59 Hoewel de Raad in enkele arresten oordeelde dat er sprake was van een schending van de zorgvuldigheidsplicht aangezien de verzoekende partij rapporten had neergelegd die dateerden van na de omzetting van de richtlijnen in de Griekse nationale wetgeving en zij deze op haar eigen situatie had betrokken en de verwerende partij nagelaten had garanties te bekomen van de Griekse autoriteiten dat verzoekende partij zou toegelaten worden tot de asielprocedure in Griekenland60, heeft de Raad in latere arresten geoordeeld dat de Belgische autoriteiten in principe niet verplicht zijn garanties te bekomen nu Griekenland een volwaardig lid van de Europese Unie is en door dezelfde internationale verdragen als België gebonden is.61 De Raad heeft zich in het afgelopen jaar tevens moeten uitspreken over “voorlopige maatregelen” (art. 39 Procedurereglement EHRM62) die door het EHRM in een aantal zaken werden genomen. Zo stelde de Raad dat het gegeven dat het EHRM in enkele gevallen België verzocht had een vreemdeling tijdelijk niet naar Griekenland over te brengen met het oog op een goed verloop van de procedure voor het EHRM, niet toelaat vast te stellen dat de verzoekende partij in Griekenland niet op een correcte wijze zal behandeld worden.63 De Raad bevestigde verder dat uit artikel 3.2 van de Verordening 343/2003 geen verplichting afgeleid kan worden voor de Belgische Staat om een asielverzoek te behandelen indien, overeenkomstig de bepalingen van de Verordening 343/2003, een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.64 De hierboven uiteengezette rechtspraak heeft de Raad, wanneer vorderingen tot schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid bij de Raad aanhangig werden gemaakt, niet verhinderd herhaaldelijk beslissingen “bijlage 26quater” te schorsen wegens onvoldoende motivering, rekening houdend met de door de eiser aangevoerde elementen inzonderheid met betrekking tot artikel 3.2. van de Dublin-verordering.65
4.
Verdrag inzake de rechten van het kind 66 De Raad, die de rechtspraak van de Raad van State ter zake overneemt, bevestigde de afwezigheid van de rechtstreekse werking van enkele bepalingen van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind67, ook bekend als het Kinderrechtenverdrag.68 Zo oordeelde de Raad dat de artikelen 2, 3, 9, 2869 en 29 van het verdrag wat de geest, de inhoud en de bewoordingen ervan betreft, op zichzelf niet volstaan om toepasbaar te zijn zonder dat verdere reglementering met het oog op precisering of vervollediging noodzakelijk is. Deze verdragsbepalingen zijn immers geen duidelijke en juridisch volledige bepalingen die de verdragspartijen of een onthoudingsplicht of een strikt omschreven plicht om op een welbepaalde wijze te handelen, opleggen. Verzoekers kunnen de rechtstreekse schending van deze artikelen van het Kinderrechtenverdrag daarom niet dienstig inroepen.70 In een aantal andere gevallen oordeelde
59
RvV 30 maart 2009, nr. 25 420, RvV 30 april 2009, nr. 26 835.
60
RvV 10 april 2009, nr. 25 959; RvV 10 april 2009, nr. 25 960.
61
RvV 15 mei 2009, nr. 27 405; RvV 15 juni 2009, nr. 28 797; RvV 30 juni 2009 nr. 29 371.
62
Règlement de la Cour, www.echr.coe.int/NR/rdonlyres/4DC96BA1-2663-45AF-B978-08A1432B1FFE/0/ReglementDeLaCour.pdf (consultatie 5 februari 2010).
63
RvV 30 maart 2009, nr. 25 345.
64
Zie ook RvV 15 mei 2009, nr. 27 405.
65
RvV, 10 april 2009, nr. 25 962; RvV 17 april 2009, nr. 26 036; RvV, 2 juli 2009, nr. 29 550.
66
RvS 7 februari 1996, nr. 58.032; RvS 1 april 1997, nr. 65.754; RvS 21 oktober 1998, nr. 76.554; RvS 28 juni 2001, nr. 97.206; RvS 27 december 2005, nr. 153.187; RvS 28 juni 2006, nr. 160.740.
67
Verdrag inzake de rechten van het kind , goedgekeurd bij wet van 25 november 1991, BS 17 januari 1992.
68
RvV 26 mei 2009, nr. 27 657; RvV 28 mei 2009, nr. 27 951; RvS 10 maart 2009, nr. 191.250.
69
RvV 13 maart 2009, nr. 24 487.
70
RvV 11 september 2008, nr. 15 780; RvV 9 december 2008, nr. 20 139; RvV 26 mei 2009, nr. 27 657; RvV 28 mei 2009, nr. 27 951.
70
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
de Raad dat, daargelaten de vraag of de artikelen 3.1, 5, 771 en 9 of 1072, 8 en 1673 van het Kinderrechtenverdrag rechtstreekse werking hebben in de Belgische rechtsorde, verzoeker met louter te verwijzen naar een aantal bepalingen van het Kinderrechtenverdrag, niet aannemelijk maakt dat hij in de onmogelijkheid verkeert om zich te gedragen naar artikel 9ter of oud artikel 40, paragraaf 6 74 van de vreemdelingenwet. De door verzoeker aangehaalde verdragsbepalingen vormen geen vrijbrief om niet aan de voorwaarden van de vreemdelingenwet te voldoen. Artikel 3 van het Kinderrechtenverdrag, dat een zeer algemene bepaling omvat, mag bovendien niet zo geïnterpreteerd worden dat het de toepassing van de in de vreemdelingenwet voorziene procedureregels zou uitsluiten.75 De Raad kon evenmin een middel dat ontleend is aan de schending van sommige bepalingen van dit verdrag in aanmerking nemen of ontvankelijk beschouwen als het verzoekschrift niet ingediend is namens het kind76 of als de Raad vaststelt dat de bestreden beslissing geen specifieke maatregel betreffende verzoekers kind(eren) is.77 Een schending van de artikelen 9 en 10 van het Kinderrechtenverdrag wordt niet in aanmerking genomen als de Raad vaststelt dat de verzoekende partij theoretisch aangeeft wat deze bepalingen zouden stellen, maar verzuimt concreet toe te lichten op welke manier de bestreden beslissing deze bepalingen precies zou schenden.78 Verder oordeelde de Raad in een geval79 dat de schriftelijke procedure, zoals voorzien in de vreemdelingenwet, artikel 12 van het Kinderrechtenverdrag niet schendt, omdat de kinderen samen met hun ouders de gelegenheid hebben gehad om de uitzonderlijke omstandigheden die hun machtiging tot verblijf rechtvaardigen, uiteen te zetten.
5.
Internationaal privaatrecht De Raad verklaarde zich in beroepen tegen beslissingen waarin de minister of diens gemachtigde de gevolgen van een in het buitenland gesloten huwelijk weigerde te erkennen, zonder rechtsmacht om zich over de geldigheid van het huwelijk uit te spreken, omdat het Wetboek van Internationaal Privaatrecht (hierna: W.I.P.R.) dit contentieux aan rechtbanken van de rechterlijke orde toewijst.80 In het typische geval van een bij de Raad aangevochten weigering van visumaanvraag gezinshereniging (visum type D), had de minister of diens gemachtigde in de bestreden beslissing, met toepassing van de artikelen 146bis van het Burgerlijk Wetboek, samen gelezen met de artikelen 18, 21 en 27 van het Wetboek Internationaal Privaatrecht, het in Congo gesloten huwelijk tussen een Congolese en een Belg geweigerd te erkennen. Volgens de rechtspraak van de Raad is de overheid die bevoegd is voor het verlenen van een visum gezinshereniging, gerechtigd om bij de uitoefening van deze bevoegdheid de doorwerking van een vreemde akte te onderzoeken en desgevallend deze met toepassing van artikel 27, § 1, eerste lid van het W.I.P.R. te weigeren wanneer zij meent dat de rechtsgeldigheid van deze buitenlandse akte niet kan worden vastgesteld overeenkomstig het krachtens het W.I.P.R. toepasselijke recht, meer bepaald met inachtneming van de artikelen 18 en 21 van het W.I.P.R. Aangezien artikel 27, § 1, eerste lid van het W.I.P.R. deze bevoegdheid tot erkenning de plano toevertrouwt aan “alle overheden”, staat de omstandigheid dat de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand deze buitenlandse akte zou hebben erkend, niet in de weg dat de verwerende partij, binnen de uitoefening van haar eigen bevoegdheden, deze erkenning weigert. Hieruit volgt dat voor de minister of diens gemachtigde, de beslissing van de ambtenaar van de burgerlijke stand inzake de rechtsgeldigheid van de vreemde huwelijksakte op grond van artikel 27, § 1, eerste lid van het W.I.P.R., niet bindend is voor de minister of diens gemachtigde in het raam van het onderzoek van een visumaanvraag.
71
RvV 4 november 2008, nr. 18 341.
72
RvV 11 maart 2009, nr. 24 320.
73
RvV 7 april 2009, nr. 25 703.
74
RvV 11 september 2008, nr. 15 780.
75
RvV 13 maart 2009, nr. 24 487.
76
RvV 9 juni 2009, nr. 28 476; RvS 9 november 1994, nr. 50 131.
77
RvV 31 augustus 2009, nr. 30 839.
78
RvV 11 maart 2009, nr. 24 320.
79
RvV 31 augustus 2009, nr. 30 858.
80
RvV 14 april 2009, nr. 25 968.
71
Jaarverslag
08 09
In zoverre aan de Raad wordt gevraagd om de weigering tot erkenning van het buitenlandse huwelijk te onderzoeken, dient te worden gewezen op artikel 39/1 van de vreemdelingenwet dat de rechtsmacht van de Raad bepaalt. Immers, zonder bevoegdheid om kennis te nemen van de geschillen betreffende de burgerlijke rechten, kan deze laatste, een administratief rechtscollege dat onderworpen is aan de bevoegdheidsverdelende regels bepaald in de artikelen 144 tot 146 van de Grondwet, artikel 27, § 1, vierde lid van het W.I.P.R. niet miskennen. Deze bepaling stelt dat “ingeval de overheid weigert de geldigheid van de akte te erkennen, (…) beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank van eerste aanleg, onverminderd artikel 121, overeenkomstig de procedure in artikel 23”. Aangezien voorzien is in een rechtstreeks beroep bij de gewone hoven en rechtbanken, heeft de Raad niet de rechtsmacht om, weze het incidenteel, te onderzoeken of de weigering van de verwerende partij tot het erkennen van de geldigheid van de huwelijksakte wettig is.81 De Raad van State heeft dit standpunt bevestigd in een arrest van 28 mei 2009.82 Eerder had de Raad van State nochtans, in een arrest van 18 maart 200983, verduidelijkt dat de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, waar dergelijke zaken aanhangig worden gemaakt, zich niet onbevoegd kon verklaren en een middel dat niet als dusdanig gericht was tegen de beslissing van weigering tot erkenning van het huwelijk, maar dat de toepassing door de verwerende partij van artikel 146bis van het Burgerlijk Wetboek betwistte, niet onontvankelijk kon verklaren. In casu was het de taak van de Raad om het aldus aangevoerde middel te beantwoorden. Rekening houdend met de lessen die uit deze twee arresten van de Raad van State dienen te worden getrokken, zal de zaak tijdens het gerechtelijk jaar 2009-2010 door de algemene vergadering van de Raad worden onderzocht en behandeld.
6.
Vreemdelingenwet
6.1. Toegang tot het grondgebied en kort verblijf Het standpunt van de Raad inzake visumaanvragen voor kort verblijf is gebaseerd op de artikelen 3 en 3bis van de Vreemdelingenwet. Zo stelt de Raad dat uit de samenlezing van deze artikelen blijkt dat de vreemdeling die toegang wenst te verkrijgen tot het grondgebied via een visum kort verblijf, zelf over voldoende middelen van bestaan dient te beschikken of het bewijs van voldoende middelen van bestaan dient te leveren door middel van het overleggen van een attest van tenlasteneming. De Raad heeft in zijn rechtspraak met betrekking tot visumaanvragen kort verblijf de voorwaarden tot toegang tot het grondgebied verder verduidelijkt. Wat betreft de verbintenis tot tenlasteneming heeft de Raad uitdrukkelijk gesteld dat geen enkele bepaling de Belgische overheid verplicht een vreemdeling toe te laten op het grondgebied wanneer deze over een verbintenis tot tenlasteneming beschikt. De Raad oordeelt namelijk dat de gemachtigde van de minister in het kader van de toepassing van artikel 3bis van de vreemdelingenwet over een ruime appreciatiebevoegdheid beschikt waarbij de Raad enkel nagaat of de vereisten die de gemachtigde van de minister aan de garant stelt, niet kennelijk onredelijk zijn84. Indien bijgevolg blijkt dat een reeks met feiten onderbouwde indicaties wijzen op een gebrek aan garanties op daadwerkelijke terugkeer, moet het attest van tenlasteneming niet aanvaard worden85. Wanneer evenwel het bestuur nalaat voldoende te motiveren waarom de solvabiliteit van de garant betwist wordt, gaat de Raad over tot vernietiging86.
81
RvV 21 november 2008, nr. 18 965; RvV 30 januari 2009 nr. 22 460; RvV 31 maart 2009, nr. 25 507; RvV 3 april 2009, nr. 25 618; RvV 29 april 2009, nr. 26 639; RvV 12 mei 2009, nr. 27 181; RvV 15 juni 2009, nr. 28 654; RvV 30 juni 2009, nr. 29 372; RvV 18 augustus 2009 nr. 30 434.
82
RvS 28 mei 2009, nr. 193.626.
83
RvS 18 maart 2009, nr. 191.552.
84
RvV 14 mei 2009, nr. 27 379; RvV 21 november 2008, nr. 18 978; RvV 12 mei 2009, nr. 27 254; RvV 28 april 2009, nr. 26 543.
85
RvV 12 mei 2009, nr. 27 248.
86
RvV 16 juli 2009, nr. 29 968.
72
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
Ook aangaande de voorwaarden met betrekking tot het reisdoel heeft de Raad zich in diverse arresten uitgesproken. De Raad gaat hier tevens uit van de ruime discretionaire bevoegdheid van de gemachtigde van de minister terzake, waarbij hij uitdrukkelijk stelt dat door de gemachtigde van de minister duidelijk moet gepreciseerd worden waarom de door de verzoekende partij aangebrachte stukken niet volstaan ter staving van het reisdoel, zoniet is de beslissing niet afdoende gemotiveerd87. De Raad heeft verder ook gepreciseerd dat noch artikel 5, c) noch artikel 5, a), b), d) en e) van de Schengengrenscode88 noch artikel 15 van de Schengen-uitvoeringsovereenkomst89 noch artikel 3bis van de vreemdelingenwet bepalen dat er een link moet zijn tussen één van de reisdoelen van de visumaanvrager en de garant.90 In een arrest van 27 augustus 200991 heeft de Raad zich ook gebogen over de vraag of de Gemeenschappelijke Instructies aan de diplomatieke en consulaire beroepsposten (2002/C 313/01 (hierna: “gemeenschappelijke visuminstructies (GVI)”) bindend zijn. De Raad oordeelde dat punt 2.4 van de GVI een duidelijke onvoorwaardelijke bepaling is die geen verdere uitvoeringsmaatregelen vereist, zodat kan worden aangenomen dat deze bepaling directe werking heeft... 6.2. Bevel om het grondgebied te verlaten De Raad bevestigde herhaaldelijk het karakter van politiemaatregel van de bevelen om het grondgebied te verlaten, genomen op basis van artikel 7 van de vreemdelingenwet, met de gevolgen die eruit voortvloeien in termen van motivering, zowel in feite als in rechte.92 6.3. Machtiging tot verblijf Voor dit omvangrijk onderdeel van het annulatiecontentieux heeft de Raad vooral lessen getrokken uit de - ter zake gevestigde - rechtspraak van de Raad van State. De meerderheid van de arresten neemt bijgevolg - en dit is geen verrassing - de reeds gekende begrippen over, zoals buitengewone omstandigheden93, de plichten inzake de bewijslast94, de beoordelingsbevoegdheid van de administratieve overheid95 of de eisen inzake formele motivering.96 Betreffende aanvragen die werden ingediend op grond van artikel 9ter (medische omstandigheden) van de vreemdelingenwet, kreeg de Raad de gelegenheid om zich uit te spreken over het verschil tussen de ontvankelijkheidsfase, de ontvankelijksvoorwaarden en de gegrondheidsfase van de aanvragen die werden ingediend op grond van deze nieuwe bepaling.97 De Raad legde zijn eigen rechtspraak vast over de kwestie van de verenigbaarheid van een bevel om het grondgebied te verlaten met een lopende regularisatieaanvraag: de Raad oordeelde op dit vlak dat de door artikel 7 van de vreemdelingenwet toegekende politiebevoegdheden, onder bepaalde voorwaarden, de naleving van de fundamentele rechten met rechtstreekse werking in België niet in de weg mogen staan.98
87
RvV 14 mei 2009, nr. 27 378.
88
Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen, Pb. L. 13 april 2006, alf. 105.
89
Overeenkomst van Schengen van 19 juni 1990 ter uitvoering van het akkoord van Schengen van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke binnengrenzen.
90
RvV 4 mei 2009, nr. 26 915.
91
RvV 27 augustus 2009, nr. 30 752.
92
RvV 4 september 2008, nr. 15 624; RvV 4 november 2008, nr. 18 348; RvV 6 november 2008, nr. 18 429.
93
RvV 5 september 2008, nr. 15 650; RvV 25 november 2008, nr. 19 094; RvV 27 november 2008, nr. 19 361; RvV 10 december 2008, nr. 20 233; RvV 19 december 2008, nr. 20 909; RvV 7 januari 2009 nr. 21 230; RvV 9 januari 2009, nr. 21 300; RvV 3 februari 2009, nr. 22 644.
94
RvV 29 september 2008, nr. 16 603; RvV 28 november 2008, nr.19 683; RvV 16 januari 2009, nr. 21 538; RvV 27 maart 2009, nr. 25 181.
95
RvV 28 november 2008, nr. 19 681; RvV 27 februari 2009, nr. 23 996; RvV 18 februari 2009, nrs. 23 153 en 23 154.
96
RvV 10 december 2008, nr. 20 233; RvV 19 december 2008, nr. 20 909; RvV 7 januari 2009, nr. 21 230; RvV 9 januari 2009, nr. 21 300; RvV 3 februari 2009, nr. 22 644.
97
RvV 26 januari 2009, nr. 22 009; RvV 5 februari 2009, nr. 22 756; RvV 5 februari 2009, nr. 22 777; RvV 18 februari 2009, nr. 23 160; RvV 10 april 2009, nr. 25 895; RvV 30 april 2009, nr. 26 850; RvV 27 mei 2009, nr. 27 902; RvV 16 juni 2009, nr. 28 788.
98
RvV 29 januari 2009, nr. 22 305.
73
Jaarverslag
08 09
6.4. Bijzondere categorieën van verblijf Wat de gezinshereniging in het raam van artikel 40 van de vreemdelingenwet betreft, stelde de Raad zich meestal, binnen de grenzen van het verzoekschrift, maar op constante wijze, heel kritisch op tegenover de inhoud van de verslagen van samenwoonst die als basis dienen voor de beslissingen tot weigering van vestiging of van verblijf van meer dan drie maanden. Zo werden tal van deze beslissingen vernietigd wanneer dit verslag van samenwoonst duidelijk onvolledig was of hiaten vertoonde.99 Betreffende de problematiek van weigeringsbeslissingen van vestiging of van verblijf van meer dan drie maanden genomen ten aanzien van derdelanders - niet-EU burgers100 - ouders van Belgische kinderen geboren tussen 1999 en 2007 (oud artikel 40, §6, vreemdelingenwet101) oordeelde de Raad dat bij gevallen waar geen sprake was van intracommunautair verkeer, en tevens vaststond dat de voorwaarde van tenlasteneming door het Belgisch kind niet vervuld was, de rechtspraak, zoals vastgelegd in het arrest Zhu en Chen (H.v.J. zaak C-200/02 van 19 oktober 2004) niet gevolgd kon worden.102 In dit arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie was er een intracommunautaire dimensie (in dit geval tussen Ierland en het Verenigd Koninkrijk) en kon het effectieve gebruik van het communautaire verblijfsrecht van de minderjarige burger van de Unie slechts worden gegarandeerd door een verblijfsrecht toe te kennen aan de ouder die het kind onder zijn bewaring heeft en onderhoudt. Tijdens het afgelopen gerechtelijke jaar verduidelijkte de Raad van State de vereiste van financiële bestaansmiddelen, die vermeld is in voornoemd arrest Zhu en Chen.103 Inzake aanvragen ingediend op grond van artikel 51/8 van de vreemdelingenwet nam de Raad hoofdzakelijk de rechtspraak van de Raad van State in zijn arresten over.104 In meerdere arresten betreffende vreemdelingen die in België kwamen studeren, moest de Raad opnieuw wijzen op de eigenheid van de juridische regeling van artikel 58, die niet mag worden verward met die van de vreemdeling die een andere studie komt volgen dan die bedoeld in deze bepaling en die bijgevolg onder artikel 9bis van de vreemdelingenwet valt.105
7.
Schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid Een ander belangrijk contentieux van de Raad bestaat uit de schorsingsberoepen ingediend bij uiterst dringende noodzakelijkheid. Ook hier nam de Raad de rechtspraak van de Raad van State in dit domein over: de Raad heeft voor begrippen zoals bijvoorbeeld dreigend gevaar106, spoed107 en moeilijk te herstellen ernstig nadeel108 een zelfde interpretatie als de Raad van State. De Raad nam in één moeite door de omvangrijke rechtspraak van de algemene vergadering van de Raad van State in de arresten 7.513 en 13.678 over: bij het bevel om het grondgebied te verlaten, is er dus geen sprake van uiterst dringende noodzakelijkheid indien de verwijderings- of terugdrijvingsmaatregel niet onder dwang gebeurt.109
99
RvV 4 september 2008, nr. 15 615; RvV 27 januari 2009, nr. 22 062; RvV 19 februari 2009, nr. 23 253; RvV 19 mei 2009, nr. 27 515.
100 Het gaat om derdelanders, ouders, met onwettig verblijf, van kinderen aan wie de Belgische nationaliteit is toegekend met toepassing van artikel 10 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, vóór de wijziging ervan bij artikel 380 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen, BS 28 december 2006, derde editie. Krachtens die bepaling in haar oude versie - werd aan de kinderen de Belgische nationaliteit toegekend omdat zij bij geboorte geen andere nationaliteit hadden. GwH 28 april 2008, nr. 73/2008; GwH 3 november 2009, nr. 174/2009. 101 Oud artikel 40, §6 van de vreemdelingenwet werd vervangen door de artikelen 19 en 20 van de wet van 25 april 2007, BS 10 mei 2007, derde uitgave met ingang van 1 juni 2008. 102 RvV 20 november 2008, nr. 18 908; RvV 27 februari 2009, nr. 24 005; RvV 24 april 2009, nr. 26 313; RvV 8 mei 2009, nr. 27 047; RvV 13 juli 2009, nr. 29 837. Zie ook: RvS 1 april 2009, nr. 192.124; RvS 23 april 2009, nr. 192.599; RvS 23 april 2009, nr. 192.640; RvS 24 september 2009, nr. 196.378; RvS 13 mei 2009, nr. 193.265. De problematiek werd door de Raad van State voor het Grondwettelijk Hof gebracht en het Grondwettelijk Hof heeft zich over de problematiek uitgesproken in zijn arrest nr. 174/2009 van 3 november 2009. 103 RvS 13 mei 2009, nr. 193.265; HvJ, 19 oktober 2004, zaak, C-200/02 Zhu en Chen, paragrafen 30 en 33. 104 RvV 1 september 2008, nr.15 449; RvV 28 januari 2009, nr. 22 160. 105 RvV 28 januari 2009, nr. 22 172. 106 RvV 5 augustus 2009, nr. 30 293, RvV 15 augustus 2009, nr. 30 411. 107 RvV 17 oktober 2008, nr. 17 279; RvV 20 mei 2009, nr. 27 601; RvV 16 mei 2009, nr. 27 473; RvV 15 mei 2009, nr. 27 471; RvV 20 februari 2009, nr. 23 341; RvV 3 juni 2009, nr. 28 283; RvV 30 juni 2009, nr. 29 506; RvV 2 juli 2009, nr. 29 587. 108 RvV van 7 november 2008, nr.18 546; RvV 23 mei 2009, nr. 27 648; RvV 14 mei 2009, nr. 27 390; RvV 24 oktober 2008, nr. 17 651. 109 RvV 28 november 2008, nr. 19 695; RvV 9 januari 2009, nr. 21 288. In de praktijk gaat het vaak om vreemdelingen die het voorwerp uitmaken van een vrijheidsberovende maatregel.
74
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
De Raad onderscheidt zich echter van de Raad van State door het opleggen van specifieke termijnen voor de indiening van de verzoekschriften (5 dagen en ten minste drie werkdagen110) en het uitspreken van de arresten (ten hoogste 72 uur111). Tot en met 28 mei 2009 gold een indieningstermijn van 24 uur te rekenen vanaf de kennisgeving van de bestreden beslissing. In een arrest van 27 mei 2008112 vernietigde het Grondwettelijk Hof gedeeltelijk § 4 van artikel 39/82 van de vreemdelingenwet, weliswaar met handhaving van de gevolgen tot 30 juni 2009.113 De bescherming tegen verwijdering blijft gegarandeerd voor de verzoeker zolang het beroep bij uiterst dringende noodzakelijkheid aanhangig is. De Raad nam geregeld de voorzorg om het procesrechtelijke kader waarin hij uitspraak moet doen, in zijn arresten te vermelden.114 Deze voorzorg is overigens zuiver formeel, vermits de arresten in zaken ingediend bij een procedure in uiterst dringende noodzakelijkheid in de praktijk bijna altijd binnen een termijn van 48 uur worden uitgesproken, zelfs wanneer deze verplichting niet aan de rechter wordt opgelegd.
8.
Het Gerechtelijk Wetboek De procedure voor de Raad gaat uit van het beginsel van de autonomie van de administratieve rechtspleging. Zij is op eigen regelen gesteund zodat het Gerechtelijk Wetboek niet het gemeen recht is dat, behoudens andersluidende teksten, van toepassing is. De Raad van State heeft dit principe bevestigd in een aantal arresten.115
9. Gebruik van de talen Behoudens in asielzaken geldt de vrijheid van taalkeuze voor de partijen die voor de Raad verschijnen en zijn zij niet onderworpen aan de wetgeving op het gebruik van talen in bestuurszaken, overeenkomstig artikel 30 van de Grondwet en artikel 39/18 van de vreemdelingenwet. Dit betekent niet dat deze procespartijen over een volledige taalvrijheid beschikken in het annulatiecontentieux bij het aanbrengen van hun schrijven en verklaringen. In de praktijk beperkt hun keuze zich tot de in België officieel gesproken talen: Nederlands, Frans en Duits. Behoudens in asielzaken wordt de taal van behandeling van het beroep bepaald overeenkomstig artikel 39/14 van de vreemdelingenwet, dat naar de wetgeving op het gebruik van talen in bestuurszaken verwijst. In de praktijk zal de taal van behandeling van het beroep de taal van de bestreden administratieve akte zijn.116 De Raad heeft zijn rechtspraak over de taal van de rechtspleging verfijnd in de context van visumaanvragen. Het is vaste rechtspraak van de Raad dat een visumaanvraag een zaak is die niet gelokaliseerd of lokaliseerbaar is in één van de taalgebieden van België. Daaruit volgt dat er op grond van de wet op het gebruik van talen in bestuurszaken geen wettelijke verplichting bestaat dat een centrale dienst in de betrekkingen met de in het buitenland verblijvende vreemdeling gebruik dient te maken van de landstaal waarvan deze laatste zich heeft bediend.117 In de praktijk wordt de taal van de rechtspleging bij annulatieberoepen betreffende een visumaanvraag bepaald door de taal van het toelatingsexamen 110 Tot 1 juni 2009 gold voor de procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid een indieningstermijn van 24 uur. Het Grondwettelijk Hof heeft deze termijn vernietigd (GwH 27 mei 2008, 2008/081) maar de gevolgen bleven tot uiterlijk 1 juni 2009 gehandhaafd. De wet van 6 mei 2009 houdende diverse bepalingen betreffende asiel en migratie (B.S. 19 mei 2009) heeft de termijn vermeld in art. 39/82, § 4, tweede lid Vreemdelingenwet aangepast. Toepassingen: RvV 5 augustus 2009, nr. 30 293; RvV 1 augustus 2009, nr. 30 246. 111 Tijdens de periode die aan 29 mei 2009 voorafging, preciseerde de Raad of het verzoekschrift binnen de oude termijn van 24 uur werd ingediend om vervolgens te duiden of al dan niet binnen de 48 uur uitspraak werd gedaan. Deze praktijk blijft gehandhaafd. RvV 28 oktober 2008, nr. 17 901. 112 GwH 27 mei 2008, nr. 2008/081. 113 GwH, nr. 81/2008, 27 mei 2008 (vernietiging van de woorden b) “binnen de vierentwintig uren” in artikel 39/82, § 4, tweede lid, tweede zin; c) van de woorden “Indien de Raad zich evenwel niet heeft uitgesproken binnen de voormelde 72 uur of” in artikel 39/82, § 4, tweede lid, laatste zin; d) van artikel 39/83 en e) van de woorden “Indien de Raad zich niet heeft uitgesproken binnen de voormelde 72 uur of” in artikel 39/85, derde lid en handhaving van de gevolgen van de geheel of gedeeltelijk vernietigde bepalingen, vermeld in b) en d) tot 30 juni 2009). 114 RvV 3 februari 2009, nr. 22 665. 115 RvS 8 oktober 2008, nr.186.908; RvS 9 april 2009, nr.191.469; RvV 2 december 2008, nr. 19 812; RvV 23 oktober 2008, nr. 17 581. 116 RvS 21 september 2009, nr. 196.231. 117 RvV 4 mei 2009, nrs. 26 893 en 26 894; RvV 12 mei 2009, nr. 27 255.
75
Jaarverslag
08 09
van de ambtenaar aan wie de zaak werd opgedragen, en dit op grond van artikel 39 juncto artikel 17, § 1, 3°, van de wet op het gebruik van talen.118 De Raad vernietigde zo de administratieve rechtshandeling, een weigering visumaanvraag kort verblijf, waar de motieven deels in het Frans en deels in het Nederlands geformuleerd waren. Er werd vastgesteld dat de artikelen 39, juncto artikel 17, § 1, 3°, van de wet op het gebruik van talen in bestuurszaken, die de openbare orde betreft, geschonden werden. 119
10. Bilaterale tewerkstellingsakkoorden In een geval ging de Raad nader in op het toepassingsgebied van de overeenkomst tussen België en Marokko betreffende de tewerkstelling van Marokkaanse werknemers in België. Het betrof een annulatieberoep tegen een weigering van visum type D (gezinshereniging) aan een Marokkaanse vrouw die op 23 augustus 2007 in Marokko in het huwelijk getreden was met in België gevestigd Marokkaans onderdaan. De Raad120 oordeelde dat verzoekster zich in casu niet nuttig kan beroepen op het recht op gezinshereniging vervat in artikel 13, eerste lid, van de overeenkomst tussen België en Marokko betreffende de tewerkstelling van Marokkaanse werknemers in België, en bijlagen, ondertekend te Brussel op 17 februari 1964 en goedgekeurd bij wet van 13 december 1976 (hierna: de tewerkstellingsovereenkomst tussen België en Marokko). De Raad stelde immers vast dat de in België gevestigde Marokkaanse echtgenoot nooit had aangetoond binnen het toepassingsgebed van voornoemde tewerkstellingsovereenkomst te vallen. De Raad benadrukte dat hij niet conform artikel 3, tweede lid, c van de tewerkstellingsovereenkomst “geselecteerd werd met inachtneming van de voorwaarden die in de aanbiedingen zijn bepaald”. Blijkens het dossier maakte de Marokkaanse echtgenoot niet deel uit van een tot tewerkstelling toegelaten contingent werknemers, maar was hij naar België was gekomen om zijn toenmalige echtgenote te vervoegen. In casu had verzoekster bovendien niet aangetoond dat haar echtgenoot ten minste drie maanden tewerkgesteld was in België. In een ander geval121 sprak de Raad zich uit over de reikwijdte van het begrip “minderjarigen ten laste” uit artikel 13 van de voornoemde tewerkstellingsovereenkomst. In casu werd aangevoerd dat er geen biologische afstammingsband dient te zijn om een aanvraag visum gezinshereniging in te dienen, gebaseerd op artikel 10, § 1, 1° van de vreemdelingenwet, samen gelezen met artikel 13, eerste lid van voornoemd tewerkstellingsakkoord, waarbij ten behoeve van een minderjarige in Marokko een gehomologeerde “Kafala”-akte kan worden voorgelegd. Rekening houdend met het tewerkstellingsakkoord oordeelde de Raad dat uit niets blijkt dat het de bedoeling was om voor Marokkaanse werknemers een breder “gezinsconcept” te hanteren dan voor de werknemers ressorterend onder de andere bilaterale tewerkstellingsakkoorden en dat uit niets blijkt dat men met het begrip “minderjarigen ten laste” een ruimere categorie beoogd heeft dan de afstammelingen in neerdalende lijn in de eerste graad die ten laste zijn van de in België verblijvende Marokkaanse werknemers.
118 RvV 17 mei 2009, nr. 27 423. 119 RvV 12 mei 2009, nr. 27 247. 120 RvV 29 april 2009, nr. 26 661. In dezelfde zin eerder: RvS 4 november 1999, nr. 83.310. 121 RvV 28 mei 2009, nr. 28 068.
76
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
3. Volle rechtsmacht 1.
Bevoegdheid van de Raad
1.1. Devolutieve werking van het hoger beroep In overeenstemming met artikel 39/2 van de vreemdelingenwet oefent de Raad een bevoegdheid in volle rechtsmacht uit wanneer een beroep tegen een beslissing van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen bij hem aanhangig wordt gemaakt. In dit opzicht bekrachtigt of herroept zijn arrest de bestreden beslissing en vervangen zijn motieven desgevallend die van de bestreden beslissing. De Raad beperkt zich dus niet tot de controle van de wettelijkheid en de regelmatigheid van de bestreden beslissing, maar moet ook de gegrondheid zelf van de asielaanvraag van de verzoeker onderzoeken. Wanneer een middel gegrond is, moet de Raad, op basis van de elementen van het administratief dossier en de elementen die werden aangehaald door de partijen, oordelen of de bestreden beslissing kan worden hervormd of bekrachtigd, of, desgevallend, essentiële elementen ontbreken die inhouden dat hij niet kan besluiten tot de bekrachtiging of de hervorming van deze bestreden beslissing zonder aanvullende onderzoeksmaatregelen.122 Zo moest de Raad regelmatig herinneren aan het feit dat hij niet gebonden is door de motieven van de bestreden beslissing.123 Meerdere arresten herinneren er ook aan dat de Raad, wanneer een beroep tegen een beslissing van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen bij hem aanhangig wordt gemaakt, slechts in twee gevallen kan beslissen om deze beslissing te vernietigen: “ofwel omdat de bestreden beslissing is aangetast door een substantiële onregelmatigheid die door de Raad niet kan worden hersteld, ofwel omdat essentiële gegevens ontbreken die inhouden dat de Raad niet kan besluiten tot de in 1° bedoelde bevestiging of vernietiging [van de bestreden beslissing] zonder aanvullende onderzoeksmaatregelen hiertoe te moeten bevelen” (art. 39/2, § 1, tweede lid, 2° vreemdelingenwet)124. Indien deze voorwaarden niet vervuld zijn, is de Raad verplicht de hervorming of de bevestiging van de bestreden beslissing uit te spreken.125 1.2. Geen onderzoeksbevoegdheid De wetgever heeft de Raad geen enkele onderzoeksbevoegdheid gegeven. De memorie van toelichting126 van de wet van 15 september 2006 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen127 (hierna: wet van 15 september 2006), verduidelijkt dat de Raad “uitsluitend” uitspraak doet op basis van het rechtsplegingsdossier (administratief dossier en processtukken). Cassatiearresten die sedert januari 2008 werden geveld door de Raad van State128 wezen zeer duidelijk op deze beperking van de bevoegdheid van de Raad. De Raad trok hier lessen uit en vernietigde beslissingen van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen in meerdere zaken waarin de evolutie in het land van herkomst een actualisering vereiste van de informatie in het administratieve dossier.129 In bepaalde situaties werd de Raad echter geconfronteerd met een onvoorziene moeilijkheid, in die zin dat, nadat de Raad een beslissing van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen had vernietigd omdat niet kon worden overgegaan tot de bekrachtiging of de hervorming van de bestre122 RvV 29 april 2009, nr. 26 577. 123 RvV 27 april 2009, nr. 26 511; RvV 16 oktober 2008, nr. 17 266; RvV 20 oktober 2008, nr. 17 372; RvV 3 november 2008, nr. 18 229; RvV 25 november 2008, nr. 19 133; RvV 9 april 2009, nr. 25 879. 124 RvV 25 juni 2009, nr. 29 110. 125 RvV 20 mei 2009, nr. 27 615; RvV 19 maart 2009, nr. 24 762. 126 Wetsontwerp tot hervorming van de Raad van State en tot oprichting van een Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, Samenvatting van de Memorie van Toelichting, Parl. St.. Kamer 2005-2006, n° 2479/001, 95. 127 Wet van 15 september 2006, BS 6 okt. 2006. 128 RvS 25 januari 2008, nr. 178.960; RvS 19 maart 2009, nr. 191.687. 129 RvV 18 februari 2009, nr. 23 143; RvV 8 september 2008, nr. 15 681.
77
Jaarverslag
08 09
den beslissing zonder aanvullende onderzoeksmaatregelen, een beroep bij hem werd ingesteld tegen een nieuwe beslissing zonder enige aanvullende onderzoeksmaatregel. In een dergelijke veronderstelling heeft de Raad zaak per zaak geoordeeld, in bepaalde gevallen dat de onmogelijkheid een besluit te bekrachtigen of te hervormen bleef bestaan en een nieuwe vernietiging zich dus opdrong130, in andere gevallen kon hij zich op ontwikkelingen die zich ondertussen hadden voorgedaan in de rechtspraak baseren om te besluiten tot de bekrachtiging of de hervorming van de bestreden beslissing.131 1.3. Artikel 3 EVRM Regelmatig worden bij de Raad beroepen aanhangig gemaakt tegen beslissingen van de Commissarisgeneraal voor de vluchtelingen en de staatlozen waarbij een schending wordt ingeroepen van artikel 3 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). De Raad herinnert er in dit verband op systematische wijze aan dat het toepassingsgebied van deze bepaling vergelijkbaar is met dat van artikel 1, A, §2 van het Verdrag van Genève en identiek aan dat van artikel 48/4, §2, b) van de vreemdelingenwet. Onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 55/2 en 55/4 van de vreemdelingenwet wordt een eventuele schending van artikel 3 van het EVRM dus onderzocht in het kader van de evaluatie die de asielinstanties doen van de gegrondheid van de asielaanvraag.132 Sinds de uitspraak van het arrest Elgafaji v. Staatssecretaris van Justitie vindt deze interpretatie steun in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.133 Sommige arresten volgen daarin de rechtspraak van de Raad van State en herinneren er bovendien aan dat de Raad, in het kader van de bevoegdheid die hij uitoefent op basis van artikel 39/2, §1 van de vreemdelingenwet, geen uitspraak doet over een verwijderingsmaatregel.134 De Raad blijft trouwens bij deze vaststelling wanneer hij toepassing maakt van de in artikel 55/2 en 55/4 van de wet bepaalde uitsluitingsgronden.135 De Raad benadrukt hierbij dat, hoewel de toepassing van de artikelen 55/2 en 55/4 van de vreemdelingenwet de toekenning aan de verzoeker van een geprivilegieerd statuut in België, hetzij als vluchtelingenstatus hetzij als subsidiaire beschermingsstatus, verhindert, deze uitsluitingsgronden de Belgische overheid daarom niet vrijstellen van de naleving van de internationale verplichtingen die inzonderheid voortvloeien uit de artikelen 2 en 3 van het EVRM.136
130 RvV 20 mei 2009, nr. 27 616; RvV 23 december 2008, nr. 21 043. 131 RvV 20 mei 2009, nr. 27 615; RvV 19 maart 2009, nr. 24 762. 132 RvV 5 januari 2009, nr. 21 196. 133 HvJ arrest C-465/07, Elgafaji v. Staatssecretaris van Justitie, 17 februari 2009. http://curia.europa.eu 134 RvV 27 maart 2009, nr. 25 240, met citaat uit RvS 24 juni 2008, nr. 184.647. 135 RvV 26 maart 2009, nr. 25 061. 136 RvV 18 mei 2009, nr. 27 479.
78
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
2.
Procedure
2.1. Nieuwe elementen De procedure in volle rechtsmacht biedt de verzoeker de mogelijkheid nieuwe elementen aan te voeren ter ondersteuning van zijn verzoekschrift. Worden gedefinieerd als dusdanig, elementen “welke betrekking hebben op feiten of situaties die zich hebben voorgedaan na de laatste fase in de administratieve procedure waarin de gegevens hadden kunnen worden aangebracht en alle eventuele nieuwe elementen en/of nieuwe bewijzen of elementen ter ondersteuning van de tijdens de administratieve behandeling weergegeven feiten of redenen”. 137 In overeenstemming met artikel 39/76, §1, eerste lid van de vreemdelingenwet, moeten deze nieuwe gegevens in principe in het verzoekschrift worden vermeld en moet de asielaanvrager die deze inroept, aantonen dat hij deze gegevens niet in een vroegere fase van de administratieve procedure heeft kunnen inroepen. Zo werd geoordeeld dat stukken “neergelegd ter ondersteuning van de argumenten die in antwoord op de bestreden beslissing werden uiteengezet […], niet konden worden neergelegd vóór de redenen van deze beslissing bekend waren.” 138 In afwijking van voormelde algemene regel kan de Raad echter ook beslissen om deze gegevens die na indiening van het verzoekschrift worden aangevoerd, in overweging te nemen “onder de cumulatieve voorwaarden dat: 1° deze gegevens steun vinden in het rechtsplegingsdossier; 2° ze van die aard zijn dat ze op een zekere wijze het gegrond of ongegrond karakter van het beroep kunnen aantonen; 3° de partij aannemelijk maakt dat zij deze nieuwe gegevens niet eerder in de procedure kon meedelen.”139 Het Grondwettelijk Hof beperkte de interpretatie van deze bepaling aanzienlijk in zijn arrest 81/2008 van 27 mei 2008 door te stellen dat “artikel 39/76, §1, tweede en derde lid van de vreemdelingenwet, aldus moet worden geïnterpreteerd dat het de bevoegdheid in volle rechtsmacht van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen die kennis neemt van de beslissingen van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, niet beperkt”.140 Gelet op dit arrest is het in aanmerking nemen van een nieuw gegeven dat van die aard is dat het op een zekere wijze het gegrond of ongegrond karakter van het beroep kan aantonen, geen mogelijkheid die aan de beoordeling van de rechter wordt overgelaten, niettegenstaande de formulering van artikel 39/76, §1, derde lid van de vreemdelingenwet dat het woord “kan” gebruikt, maar wel een plicht die uit zijn bevoegdheid in volle rechtsmacht voortvloeit. Het Hof preciseert in dit opzicht dat “deze bepaling, teneinde in overeenstemming te zijn met de wil van de wetgever om aan de Raad een bevoegdheid in volle rechtsmacht ter zake toe te kennen, in die zin moet worden gelezen dat het de Raad ertoe verplicht elk nieuw element te onderzoeken dat de verzoeker voorlegt en dat van dien aard is dat het op zekere wijze het gegronde karakter van het beroep kan aantonen, en daarmee rekening te houden”.141 Het Hof oordeelt dat “de zorg om dilatoire debatten te vermijden, niet ertoe zou kunnen leiden dat de Raad zou kunnen nalaten nieuwe elementen te onderzoeken die de asielaanvrager voorlegt en die van dien aard zijn dat ze op zekere wijze het gegronde karakter van het beroep kunnen aantonen” 142 en dat “de voorwaarde dat de nieuwe elementen een grondslag vinden in het rechtsplegingsdossier het mogelijk kan maken alleen die gegevens te negeren die geen verband vertonen met de in de asielaanvraag en tijdens het administratief onderzoek ervan geuite vrees”.143 137 Wet van 15 december 1980, art. 39/76 §1er, al. 4. 138 RvV 20 mei 2009, nr. 27 615; RvV 15 juni 2009, nr. 28 694. 139 Wet van 15 december 1980, art. 39/76 §1er, derde lid. 140 GwH 27 mei 2008, nr. 81/2008, beschikkend deel. 141 Idem, § B.29.5. 142 Idem, § B.29.4. 143 Idem, § B.29.6.
79
Jaarverslag
08 09
In zijn arrest 148/2008 van 30 oktober 2008 bekrachtigt het Hof voormelde analyse, maar wordt de belangrijke voorwaarde toegevoegd dat de verzoekende partij aannemelijk maakt dat zij dat nieuwe gegeven niet eerder in de procedure kon meedelen.144 Bijgevolg werd geoordeeld dat, wanneer nieuwe elementen worden aangevoerd voor de Raad, artikel 39/76, §1, tweede en derde lid van de vreemdelingenwet in die zin wordt geïnterpreteerd dat de bevoegdheid van de Raad die kennis neemt van de beslissingen van de voor de vluchtelingen en de staatlozen, niet beperkt. Dit impliceert dat deze bepaling, teneinde in overeenstemming te zijn met de wil van de wetgever om de Raad een bevoegdheid in volle rechtsmacht ter zake toe te kennen, in die zin moet worden gelezen dat hij de Raad ertoe verplicht rekening te houden met elk nieuw element dat door de partijen ter kennis werd gegeven en van dien aard is dat het op zekere wijze het gegronde of ongegronde karakter van het beroep kan aantonen, en daarmee rekening te houden op voorwaarde dat het aannemelijk is dat het nieuwe element niet eerder in de procedure kon worden meegedeeld. De recente rechtspraak van de Raad interpreteert artikel 39/76, § 1 van de vreemdelingenwet bijgevolg in overeenstemming met de voorvermelde arresten van het Grondwettelijk Hof.145 Hoewel het Grondwettelijk Hof enkel de veronderstelling van nieuwe elementen die worden aangevoerd door de verzoekende partij in overweging heeft genomen, stelt de Raad dat dezelfde redenering mutatis mutandis moet worden gevolgd wanneer nieuwe elementen worden aangevoerd door de verwerende partij.146 2.2. Bewijslast De Raad herinnerde eveneens geregeld aan het feit dat het algemene rechtsbeginsel volgens hetwelk de bewijslast bij de verzoeker ligt, van toepassing is op het onderzoek van de asielaanvragen.147 Hij herinnert er echter even regelmatig aan dat “inzake asiel algemeen wordt aanvaard dat het vaststellen van de feiten en de gegrondheid van de vrees kan gebeuren op basis van de verklaringen van de verzoeker alleen, op voorwaarde dat deze afdoende coherent en vrij van wezenlijke tegenstrijdigheden zijn om overtuigend te zijn”. 148 2.3. Ondertekening door de adjunct-commissaris Eind mei 2009 heeft een arrest van de Raad van State (RvS 28 mei 2009, nr. 193.616) een beslissing van de Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen vernietigd nadat werd vastgesteld dat een beroep werd ingesteld bij de Vaste Beroepscommissie tegen een beslissing die werd genomen door de adjunctcommissaris en dat deze zijn bevoegdheden te buiten was gegaan daar hij in de beslissing die hij had ondertekend niet had vermeld dat de Commissaris-generaal belet was en daar hij niet had verwezen naar de bepalingen die van toepassing zijn wanneer de Commissaris-generaal belet is. Al gauw is gebleken dat de problematiek vermeld in het arrest van de Raad van State zich eveneens voordoet in tal van andere zaken die nog aanhangig waren bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Een arrest van de Raad geveld door drie rechters heeft dezelfde redenering gevolgd in een zaak waarin dit rechtsmiddel werd aangevoerd door de verzoekende partij en heeft de bestreden beslissing vernietigd.149 In andere gevallen werd de rechtsgrond ambtshalve opgeworpen en werden de zaken uitgesteld opdat de partijen hun argumenten hieromtrent zouden kunnen uitwerken.150
144 GwH 30 oktober 2008, nr. 148/2008, § B.6.5. 145 RvV 26 november 2008, nr. 19 285; RvV 7 mei 2009, nr. 26 984; RvV 28 januari 2009, nr. 22 148; RvV 20 mei 2009, nr. 27 616. 146 RvV 7 mei 2009, nr. 26 984; RvV 20 mei 2009, nr. 27 615. 147 RvV 10 september 2008, nr. 15 741; RvV 25 september 2008, nr. 16 363; RvV 17 oktober 2008, nr. 17 319. 148 RvV 11 november 2008, nr. 18 988. 149 RvV 29 juni 2009, nr. 29 211. 150 Deze vraag werd uiteindelijk beslecht door een algemene vergadering van de Raad in oktober 2009 (RvV 20 oktober 2009, nr. 32 902 en RvV 20 oktober 2009, nr. 32 903).
80
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
3.
Definitie van vluchteling
3.1. De insluitingscriteria van het Verdrag van Genève De rechtspraak van de Raad gedurende het gerechtelijk jaar 2008-2009 bevestigde of verduidelijkte vooral de voorgaande rechtspraak, die zelf in het verlengde lag van deze van de VBC betreffende de interpretatie van de insluitingscriteria uit het Verdrag van Genève van 28 juli 1951. Zo bevestigde ze meer bepaald de evolutie van de rechtspraak van de voorbije jaren betreffende het begrip ‘sociale groep’ en herinnerde ze eraan dat geslacht151 of seksuele geaardheid152 relevante criteria kunnen zijn om een dergelijke groep te definiëren. Met toepassing van het nieuwe artikel 48/3, §5 van de vreemdelingenwet, herinnerde de Raad er ook aan dat het, in het raam van de beoordeling van het gegronde karakter van de vrees voor vervolging van de verzoeker, niet uitmaakt of hij daadwerkelijk het kenmerk in verband met ras, geloof, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging bezit dat de oorzaak van de vervolging is.153 Hij herinnerde er eveneens aan dat het criterium van de politieke overtuiging reeds van het begin af aan werd opgesteld om in een breed perspectief te worden geïnterpreteerd en heeft gesteld dat het van toepassing was voor de houding van ouders die zich verzetten tegen de genitale verminking van hun dochter.154 3.2. Vervolging De Raad heeft zich gedurende het gerechtelijk jaar 2008-2009 uitgesproken over de draagwijdte van het begrip ‘vervolging’. Zo werd gesteld dat de weigering van bepaalde rechten en discriminerende behandeling op zich niet gelijkstaan met een vervolging in de zin van artikel 48/3, §2 van de vreemdelingenwet. Hij herinnerde er tevens aan dat er een verband moet bestaan tussen de daden van vervolging155 en de beweegredenen voor de vervolging.156 Zich beroepend op artikel 48/3, §2, lid 2, a en f van de vreemdelingenwet, heeft de Raad er ook aan herinnerd dat genitale verminkingen aanleiding geven tot een vervolging op basis van artikel 1, A, §2 van het Verdrag van Genève.157
151 RvV 18 mei 2009, nr. 27 481; RvV 12 maart 2009, nr. 24 425. 152 RvV 18 december 2008, nr. 20 729; RvV 16 maart 2009, nr. 24 597. 153 RvV 18 december 2008, nr. 20 772; RvV 28 januari 2009, nr. 22 144. 154 RvV 25 juni 2009, nr. 29 110. 155 RvV 26 mei 2009, nr. 27 745. 156 RvV 29 mei 2009, nr. 28118. 157 RvV 25 juni 2009, nr. 29110.
81
Jaarverslag
08 09
4.
Subsidiaire bescherming
4.1. Bevoegdheid van de Raad De invoering van een subsidiaire beschermingsstatus in het Belgische recht is zonder twijfel de belangrijkste vernieuwing in het materiële asielrecht die de wet van 15 september 2006 doorvoerde. De Raad kon zich in dit domein dus enkel baseren op een rechtspraak die zich bij zijn invoering nog in een beginstadium bevond. De Raad onderzoekt het verzoek systematisch op grond van de artikelen 48/3 (vluchteling) en 48/4 (subsidiaire bescherming) van de vreemdelingenwet vooraleer hij besluit het verzoek af te wijzen. Hij doet dit zelfs wanneer de verzoekende partij geen specifiek middel betreffende de subsidiaire bescherming158 uiteenzet of zelfs wanneer deze gewoon nalaat deze bescherming te vragen. 4.2. Reëel risico Het begrip reëel risico wordt overgenomen uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten 159 van de Mens betreffende de toepassing van artikel 3 van het EVRM. De Raad herinnerde eraan dat dit begrip haaks staat op een zuiver hypothetisch risico en een onderzoek in concreto van de situatie veronderstelt.160 De aard van dit onderzoek hangt af van de aard van de aangevoerde ernstige schade. De Raad concludeert regelmatig dat wanneer de aangevoerde feiten waarop het verzoek gebaseerd is, niet geloofwaardig worden geacht, er geen “zwaarwegende gronden zijn om te geloven” dat de verzoeker “een reëel risico liep” om “de doodstraf of de executie te ondergaan” of “folteringen of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in zijn land van herkomst” in de zin van artikel 48/4, §2, a) en b) van de vreemdelingenwet.161 Het perspectief verschilt lichtjes in het raam van artikel 48/4, §2, c), van de vreemdelingenwet, omdat de Raad heeft aanvaard dat het gebrek aan individuele geloofwaardigheid niet noodzakelijk een hindernis is voor de toekenning van een bescherming op basis van dit deel van de bepaling, op voorwaarde dat de herkomst van de verzoeker vaststaat en, uiteraard, dat de situatie in zijn streek van herkomst overeenstemt met willekeurig geweld in het geval van een internationaal of binnenlands conflict. 162 4.3. Ernstige schade Artikel 48/4, §2, a) en b) van de vreemdelingenwet De subsidiaire bescherming werd toegekend op basis van artikel 48/4, §2, a) van de vreemdelingen163 wanneer geen koppeling met de criteria van het Verdrag van Genève mogelijk was. Ze werd ook wet toegekend op basis van artikel 48/4, §2, b) van de vreemdelingenwet aan personen die aantoonden foltering of onmenselijke of vernederende behandelingen te hebben ondergaan of dreigen te ondergaan ten gevolge van machtsmisbruik door de politie of van arbitraire beschuldigingen.164
158 RvV 8 april 2009, nr. 25 766. 159 EHRM 20 maart 1991, Cruz Varas en andere / Zweden, Reeks A, nr.201; zie ook EHRM 30 oktober 1991, Vilvaradjah en andere / Verenigd Koninkrijk, Reeks A, Nr. 215-A. 160 RvV 16 december 2008, nr. 20 486; RvV 23 februari 2009, nr. 23 413. 161 RvV 8 april 2009, nr. 25 766. 162 RvV 26 februari 2009, nr. 23 864; RvV 23 oktober 2008, nr. 17 522. 163 RvV 3 juni 2009, nr. 28 291. 164 RvV 2 september 2008, nr. 15 541.
82
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
Artikel 48/4, §2, c) van de vreemdelingenwet 165 In verschillende arresten betreffende de situatie in Burundi eind 2008 heeft de Raad de draagwijdte van de verschillende begrippen vermeld in dit deel van artikel 48/4 van de vreemdelingenwet verduidelijkt. Hij herinnert eerst ter verduidelijking dat artikel 48/4, §2, c) van de vreemdelingenwet, net als vele andere instrumenten van het internationaal humanitair recht, de bescherming van de burgerslachtoffers van een gewapend conflict veilig wil stellen. Het internationaal humanitair recht is dus een handig interpretatiemiddel naar analogie met de begrippen vermeld in deze bepaling. Door het TADIC-arrest van de Kamer van Beroep betreffende de bevoegdheid van het Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië, van 2 oktober 1995, § 70 aan te voeren, herhaalde de Raad zijn rechtspraak betreffende het begrip ‘gewapend conflict’ door te stellen dat er sprake is van een gewapend conflict telkens er een aanhoudend gewapend conflict is tussen de overheidsinstanties en georganiseerde gewapende bendes of tussen dergelijke groepen binnen eenzelfde Staat. Hij heeft er vervolgens op gewezen dat wanneer vastgesteld is dat er een gewapend conflict is geweest, de ondertekening van een staakt-het-vuren niet volstaat om te stellen dat het conflict werd beëindigd. Het einde van het conflict veronderstelt een vreedzame schikking en betekent dat er op zijn minst moet worden vastgesteld dat de oorlogvoerenden blijk geven van merkbare, ondubbelzinnige ontwapening die leidt tot een duurzaam herstel van rust en orde in het gebied. Tot slot herinnert hij er aan dat de loutere vaststelling van het bestaan van een intern of internationaal gewapend conflict niet volstaat om deze bepaling van toepassing te verklaren. Deze bepaling is namelijk slechts van toepassing wanneer aan drie andere voorwaarden is voldaan, met name het bestaan van “willekeurig geweld”, “ernstige bedreigingen tegen het leven of de persoon van een burger” en een oorzakelijk verband (“wegens”) tussen deze ernstige bedreigingen en de situatie van “willekeurig geweld in geval van een gewapend conflict”.166
De rechtspraak betreffende dit deel van de bepaling heeft ook betrekking op het begrip “burger”. Een persoon moet als burger worden beschouwd bij twijfel over zijn hoedanigheid van burger en dit naar analogie met artikel 50 van het eerste Aanvullend Protocol bij het Verdrag van Genève van 1949.167 Indien de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen bijgevolg oordeelt dat een persoon geen burger is, dan moet hij dit aantonen.168 De verzoekende partij verliest echter het voordeel van de twijfel wanneer hij de bepaling van zijn profiel zelf onmogelijk maakt door valse verklaringen af te leggen.169 Zo oordeelde de Raad tijdens het jaar waarop dit verslag betrekking heeft, dat er een situatie van willekeurig geweld in het raam van een gewapend conflict bestaat in Burundi170, in Noord- en Zuid-Kivu171, in Somalië172, in bepaalde streken van Irak173 en Afghanistan174 en in de Gazastrook.
165 RvV 23 oktober 2008, nr. 17 522; RvV 24 februari 2009, nr. 23 479. 166 Idem. 167 Aanvullend Protocol bij de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949 inzake de bescherming van de slachtoffers van internationale gewapende conflicten (Protocol I), 8 juni 1977 1, goedgekeurd door de wet van 3 september 1952 houdende goedkeuring van de volgende internationale akten: A. Internationale Overeenkomst voor de verbetering van het lot der gewonden en zieken, zich bevindende bij de strijdkrachten te velde en Bijlagen, ondertekend op 12 augustus 1949, te Genève; B. Internationale Overeenkomst voor de verbetering van het lot der gewonden, zieken en schipbreukelingen van de strijdkrachten ter zee, en Bijlage, ondertekend op 12 augustus 1949, te Genève; C. Internationale Overeenkomst betreffende de behandeling van de krijgsgevangenen en Bijlage, ondertekend op 12 augustus 1949, te Genève; D. Internationale Overeenkomst betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd en Bijlagen, ondertekend op 12 augustus 1949, te Genève. 168 RvV 25 september 2008, nr. 16 376. 169 RvV 25 september 2008, nr. 16 375. 170 RvV 23 oktober 2008, nr. 17 522. 171 RvV 22 januari 2009, nr. 21 757. 172 RvV 19 mei 2009, nr. 27 580. 173 RvV 25 september 2008, nr. 16 376. 174 RvV 26 februari 2009, nr. 23 864.
83
Jaarverslag
08 09
5.
Begrippen die gemeenschappelijk zijn voor beide statuten
5.1. Fraude 175 Zoals reeds bleek uit het jaarverslag 2007-2008 , werd het probleem van de gevolgen die moeten worden gegeven aan het bestaan van fraude uit hoofde van de verzoeker, op verschillende manieren opgelost in de rechtspraak van de Raad in de loop van het gerechtelijk jaar 2007-2008. Verschillende arresten analyseerden fraude als een van de gegevens voor de beoordeling van de geloofwaardigheid, waarbij het bestaan van fraude een van de beoordelingscriteria is voor de gegrondheid van het verzoek176, terwijl in andere arresten werd geoordeeld dat fraude het beroep elk wettig belang ontnam waardoor het verzoekschrift onontvankelijk werd.177
In de recente rechtspraak oordeelde de Raad van State dat het algemeen rechtsbeginsel “fraus omnia corrumpit” niet verhindert dat een vreemdeling waarvan de erkenning van het vluchtelingenstatuut en de toekenning van het statuut van subsidiaire bescherming werd geweigerd door de Commissarisgeneraal voor de vluchtelingen en de staatlozen, over een wettelijk belang beschikt om een beroep tegen deze beslissing in te stellen bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, behalve wanneer blijkt dat ook het beroep door fraude is aangetast.178 De Raad volgt deze rechtspraak. Er werd gesteld dat het voorleggen van valse documenten de geloofwaardigheid van het relaas schaadt179, terwijl een beroep aangetekend door een asielaanvrager met een bewezen en volgehouden valse identiteit niet-ontvankelijk werd verklaard door gebrek aan een wettig belang bij het beroep.180 Alle fraude schaadt de geloofwaardigheid van het relaas echter niet op dezelfde manier. Zo heeft de Raad beslist dat noch de toepassing van het gezegde “nemo auditur propriam turpitudinem allegans“, noch deze van het algemeen rechtsbeginsel “fraus omnia corrumpit” kan leiden tot de verwerping van de verklaring van een asielaanvrager die stelt dat hij fraude heeft gepleegd om zijn land te kunnen verlaten en te ontkomen aan een vervolgingsbedreiging of een reëel risico op ernstige schade.181 5.2. Bescherming door overheden De vaste rechtspraak van de Raad legt de nadruk op het subsidiaire karakter van de internationale bescherming die enkel kan worden ingeroepen om de nalatigheid van de Staat van herkomst te verzachten.182 In de praktijk verschillen de situaties sterk naargelang het land. De Raad onderzoekt zaak per zaak en gaat na of er voldoende recente informatie is over de landen in het dossier om een oordeel te kunnen vellen. Wanneer dit niet het geval is en wanneer niet kan worden nagegaan of de asielaanvrager een beroep kon doen op een efficiënte bescherming, kan de rechter aanvullende onderzoeksmaatregelen bevelen.183 Concreet moet worden aangetoond dat de asielaanvrager redelijkerwijs niet kon wachten op effectieve bescherming in zijn land van herkomst. Zo wordt verwacht dat een asielaanvrager, voor zoverre mogelijk, minstens een poging heeft gedaan om bescherming te genieten in zijn land van herkomst.184 In het
175 Jaarverslag van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen 2007-2008, p. 53. 176 RvV 13 januari 2009, nr. 21 391. 177 RvV 15 december 2008, nr. 20 480; RvV 3 december 2008, nr. 19 835; RvV 8 juni 2009, nr. 28 375. 178 RvS 18 maart 2009, nrs. 191.585 en 191.586. 179 RvV 28 mei 2009, nr. 28 057. 180 RvV 28 april 2009, nr. 26 573. 181 RvV 13 januari 2009, nr. 21 391. 182 RvV 4 december 2008, nr. 19 893; RvV 13 februari 2009, nrs. 22 998 en 22 999; RvV 18 juni 2009, nr. 28 828. 183 RvV 9 december 2008, nr. 20 184. 184 RvV 23 december 2008, nr. 21 044; RvV 17 mei 2009, nr. 27 494.
84
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
specifieke geval waarbij ouders zich verzetten tegen de besnijdenis van hun jonge kinderen, heeft de Raad geoordeeld dat, onder meer wegens het wijdverspreide karakter van dit gebruik in het land van herkomst, voldoende is aangetoond dat geen enkele effectieve bescherming voorhanden was.185 5.3. Verblijf in een derde land In verschillende arresten heeft de Raad zich uitgesproken over de gevolgen van een langdurig verblijf van een asielzoeker in een derde land. In verschillende arresten werd gesteld dat wanneer de herkomst van de verzoeker vaststaat, er onderzoek moet worden gedaan naar de gegrondheid van zijn vrees om te worden vervolgd of het bestaan van een reëel risico op ernstige schade ten aanzien van het land waarvan hij de nationaliteit bezit. De Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen kan in dit opzicht zijn beslissing niet geldig motiveren door zich te beperken tot de vaststelling van eventuele tegenstrijdigheden betreffende het verblijf in het derde land of de afwezigheid van vrees in dit derde land.186 Andere arresten volgen echter een andere aanpak wanneer de valse verklaringen van de verzoeker aangaande de laatste landen waar hij is verbleven, verhinderen dat zijn herkomst wordt vastgesteld of het bestaan betreffen van een risico of een actueel motief voor vrees.187 5.4. Uitsluiting van de bescherming In een beperkt aantal gevallen heeft de Raad de artikelen 55/2 en 55/4 van de vreemdelingenwet toegepast en zo aanvragers van internationale bescherming uitgesloten. De Raad benadrukt het feit dat artikel 1, F van het Verdrag van Genève een uitzonderingsbepaling is met bijzonder ernstige gevolgen die zeer bedachtzaam moet worden toegepast, in het bijzonder wat betreft de vaststelling en de kwalificaties van de feiten.188 De Raad heeft zo een Afghaans oud-minister, die door de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen was uitgesloten als vluchteling erkend.189 Anderzijds heeft de Raad een uitsluitingsbepaling toegepast voor een Irakees asielaanvrager wegens zijn medeplichtigheid aan misdaden tegen de menselijkheid.190 De uitsluitingsclausule beschreven in artikel 1, sectie F, c) van het Verdrag van Genève (daden die worden gekwalificeerd als inbeuken tegen de doelstellingen en de principes van de Verenigde Naties) werd toegepast voor asielaanvragers die in België werden veroordeeld voor hun deelname aan een terroristisch netwerk.191 Een verzoeker die werd veroordeeld voor zijn deelname aan een netwerk van mensenhandel, die ook verband houdt met een reeks andere overtredingen, werd eveneens uitgesloten van het voorrecht van subsidiaire bescherming, en dit krachtens artikel 55/4, c) van de vreemdelingenwet.192 In een andere zaak heeft de Raad geoordeeld dat de asielaanvraag moest worden verworpen wegens een ernstige inbreuk op het gemeen recht in de zin van artikel 1, F, b van het Verdrag van Genève en een ernstige inbreuk in de zin van artikel 55/4 van de vreemdelingenwet.193
185 RvV 25 juni 2009, nr. 29 108. 186 RvV 29 april 2009, nr. 26 577; RvV 29 april 2009, nr. 26 689; RvV 20 mei 2009, nrs. 27 615 en 27 616. 187 RvV 16 juni 2009, nr. 28 796. 188 RvV 27 april 2009, nr. 26 511; RvV 3 april 2009, nr. 25 649. 189 RvV 27 april 2009, nr. 26 511. 190 RvV 7 november 2008, nr. 18 538; RvV 3 april 2009, nr. 25 649. 191 RvV 18 mei 2009, nr. 27 479; RvV 4 maart 2009, nr. 24 173. 192 RvV 20 april 2009, nr. 26 093. 193 RvV 30 september 2008, nr. 16 779.
85
Jaarverslag
08 09
Overzichtslijst figuren Fig. 1: Fig. 2: Fig. 3: Fig. 4: Fig. 5: Fig. 6: Fig. 7: Fig. 8: Fig. 9: Fig. 10: Fig. 11: Fig. 12: Fig. 13: Fig. 14: Fig. 15: Fig. 16: Fig. 17: Fig. 18: Fig. 19: Fig. 20: Fig. 21: Fig. 22: Fig. 23: Fig. 24: Fig. 25: Fig. 26: Fig. 27: Fig. 28:
overzicht van de bestreden beslissingen inzake volle rechtsmacht overzicht van de meest bestreden beslissingen inzake annulatie overzicht van de proceduretermijnen overzicht van de uitspraaktermijnen overzicht van de procedures voor de Raad schematisch overzicht sleutelstrategieën schematisch overzicht ondersteunende strategieën organogram van de Raad: een zesde, tweetalige kamer, die enkel ad hoc wordt bijeengeroepen, is niet opgenomen in de vaste structuur van de Raad totaal aantal terechtzittingen van het gerechtelijk jaar 2007-2008 en het gerechtelijk jaar 2008-2009 totaal aantal terechtzittingen per taalrol per maand inkomende post uitgaande post overzicht prestaties tolken verhouding statutairen en contractanten van het administratief personeel overzicht samenstelling personeel van de Raad (magistraten inbegrepen) overzicht indeling personeel per geslacht overzicht indeling personeel per leeftijdscategorie instroom naar aard van het contentieux en proceduretaal top 10 van beroepen in volle rechtsmacht ingediend bij RvV in functie van de regio top 5 van de annulatieberoepen ingediend bij de RvV naar type bestreden beslissing beroepen opgedeeld naargelang de procedure uitstroom naar aard van het contentieux en proceduretaal eindarresten per dictum in volle rechtsmacht top 10 van aantal eindarresten per dictum in volle rechtsmacht opgedeeld per nationaliteit eindarresten per dictum in het annulatiecontentieux afname historische achterstand van de beroepen van de VBC dewelke nog hangende zijn bij de RvV op 31/08/2009 gemiddelde behandelingstermijn van de annulatieberoepen gemiddelde behandelingstermijn van de beroepen in volle rechtsmacht
Lijst met afkortingen ANN CGVS DVZ EU FOD PR RvV RvS RvV UDN VBC VRM
86
Annulatieprocedure Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen Dienst Vreemdelingenzaken Europese Unie Federale Overheidsdienst Procedurereglement van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen Raad van State Raad voor Vreemdelingenbetwistingen Uiterst Dringende Noodzakelijkheid Vaste Beroepscommissie voor de Vluchtelingen Volheid van rechtsmacht
19 21 25 26 27 36 36 41 43 44 44 45 46 47 47 47 48 54 55 55 56 57 57 58 59 59 59 60
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
Handleiding bij de cd-rom Nadat u de cd-rom heeft opgeladen, klikt u op de map ‘Rechtspraak RvV – Jurisprudence CCE’. Vervolgens heeft u de mogelijkheid uw taalkeuze te maken door hetzij te klikken op de map ‘Rechtspraak RvV’ voor het Nederlands, hetzij op de map ‘Jurisprudence CCE’ voor het Frans. Eens u uw taalkeuze heeft gemaakt, zult u de volgende documenten vinden: -
Een Word-document met de korte handleiding van deze cd-rom. Een Word-document, ‘Thesaurus’ genaamd, met de arresten van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, onderverdeeld aan de hand van een uitgebreide thesaurus van sleutelwoorden. Een map ‘Arresten RvV’ met alle in het voorgaande document opgenomen arresten van de Raad. Deze arresten zijn gedepersonaliseerd en opgeslagen in pdf-formaat. Het arrest 81/2008 van het Grondwettelijk Hof van 27 mei 2008.
Hoe gaat u te werk? Stap 1 U opent het Word-document ‘Thesaurus’. Door in de menubalk ‘beeld’ de keuzemogelijkheid ‘documentstructuur’ te selecteren, kunt u zeer eenvoudig naar de voor u relevante delen gaan. Elk arrest is kort beschreven. Indien u het arrest in full tekst wilt lezen, klikt u op de hyperlink. U kan ook nog de arresten afzonderlijk bekijken, zie hiervoor stap 2. Stap 2 U opent de map ‘Arresten van de Raad’. U kunt het arrestnummer opzoeken. Om dit zoeken te vergemakkelijken, kunt u eveneens de adobe-zoekmotor gebruiken die u onder de benaming ‘A0Zoekmachine’ zult vinden (vindplaats bovenaan de lijst).
87
Jaarverslag
08 09
Notities
88
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
Notities
89
Jaarverslag
08 09
COLOFON Verantwoordelijke uitgever Jean Huys Raad voor Vreemdelingenbetwistingen Gaucheretstraat 92-94 1030 Brussel Algemene coördinatie Serge Bodart en Rudi Jacobs Redactie Chantal Bamps Serge Bodart Annelies De Bondt Carine De Cooman Sandra De Muylder Stéphanie Gobert Frank Hoffer Jean Huys Rudi Jacobs Marie Ryckaseys Isabelle Van Belle Henk Van Goethem Paul Vandercam Nele Vermander Jean-Christophe Werenne Michel Wilmotte Statistieken Catherine Ney Willem Vandecandelaere cd-rom Christine Daue Mireille Gillade Roland Martens Christelle Rassaerts lay-out en druk Jupiter n.v., De Regenboog 5A, 2800 Mechelen www.alugraph.be, www.jupiter.be Foto’s Véronique Immel Vertaling en verbeteringen An Abts Na Young Christophe Meindert Gees Nele Vermander
90
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
Dit jaarverslag is gedrukt op milieuvriendelijk papier. 91
Jaarverslag
08 09
Raad voor
Vreemdelingenbetwistingen
Laurentide Gaucheretstraat 92-94 - 1030 Brussel T 02 791 60 00 - F 02 791 62 26
[email protected] - www.rvv-cce.be
U kan dit jaarverslag raadplegen op de website van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen: www.rvv-cce.be Ce rapport annuel est également disponible en français.
92