R.v.V. 174
RAAD VOOR HET VERBRUIK
ADVIES
over een wetsontwerp tot wijziging van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet en tot wijziging van de wet van 13 april 1995 tot wijziging van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet (ontwerp geamendeerd door de Senaat en teruggestuurd naar de Kamer van Volksvertegenwoordigers)
Brussel, 4 februari 1998
De Raad voor het Verbruik, gebruik makend van zijn recht op eigen initiatief, heeft het volgende advies uitgebracht over een wetsontwerp, door de Senaat geamendeerd en teruggestuurd naar de Kamer van Volksvertegenwoordigers, dat de wet van 4 augustus 1992 wijzigt op het hypothecair krediet en de wet van 13 april 1995 wijzigend, houdende wijziging van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet. De Raad voor het Verbruik heeft de voorzitter verzocht dit advies over te maken aan de Minister van Economie evenals aan de Commissie voor Economie van de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
ADVIES
De Raad voor het Verbruik, Gelet op het advies van het Dagelijks Bestuur van 13 november 1997 over het wetsontwerp van de Kamer van Volksvertegenwoordigers houdende wijziging van de wet op het hypothecair krediet, wegens de dringendheid uitgebracht door het dagelijks Bestuur van de Raad op vraag van de Voorzitter van de Senaatscommissie voor Financiën en Economische Zaken; Gelet op het advies van de Raad van 16 december 1997 houdende ratificatie van het advies van het Dagelijks Bestuur van 13 november 1997; Gelet op het wetsontwerp van 18 december 1997 geamendeerd door de Senaat en teruggestuurd naar de Kamer van Volksvertegenwoordigers; Overwegende dat de Senaat het nieuw ontwerp adopteerde zonder rekening te houden met enkele gemeenschappelijke punten uitgesproken in het advies van de Raad van 16 december 1997; Overwegende dat de Raad, in zijn advies van 16 december 1997, zich het recht voorbehield om op eigen initiatief terug te komen op de vraag; Gelet op de nieuwe werkzaamheden van de subcommissie "Financiële Diensten" tijdens de vergadering van 16 januari 1998; Gelet op de deelname aan de werkzaamheden van de deskundigen: de heren de Maleingreau (Assoc. belge des Courtiers du Crédit), Ducart (O.I.V.O.), Evenepoel (Test-Aankoop), Leton (kabinet van de Minister van Economie) en T' Jampens (B.V.K.) Gelet op de uitwerking van het advies door de heren Ducart (O.I.V.O.) en T' Jampens (B.V.K.);
BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT :
I.
Inleidende mededeling De dames Seghers, Struyven en Sweerts, de heren Felix, Rasschaert en van Oldeneel tot Oldenzeel (vertegenwoordigers van de produktie), de heer de Laminne de Bex (vertegenwoordiger van de distributie), mevrouw De Roeck, de heren Bontinckx, Dejemeppe, De Muelenaere, Kalfa, Mechels, Quintard, Stevens en Strobbe (vertegenwoordigers van de verbruikersorganisaties) stellen vast dat de Senaat geen rekening heeft gehouden met zijn voorstellen met betrekking tot het wetsontwerp opgenomen in het Advies van 13 november 1997 van het Dagelijks Bestuur van de Raad en bevestigd door de Raad in plenaire vergadering op 16 december 1997. In het door de plenaire vergadering van de Raad aanvaarde Advies van 16 december 1997 heeft de Raad zich het recht voorbehouden om op eigen initiatief terug te komen op sommige vragen die in het Advies niet werden behandeld. In dit Advies werd eveneens opgenomen dat de Raad gebruik makend van zijn initiatiefrecht het ontwerp van wet zoals goedgekeurd door de Senaat, dat sommige nieuwe fundamentele elementen bevat, zal onderzoeken. Mevrouw De Roeck, de heren Bontinckx, Dejemeppe, De Muelenaere, Kalfa, Mechels, Quintard, Stevens en Strobbe (vertegenwoordigers van de verbruikersorganisaties) betreuren het feit dat de goedkeuring van het oorspronkelijk ingediende ontwerp van de Kamer van Volksvertegenwoordigers werd uitgesteld. Volgens hen gingen de nieuwe voorstellen de goede richting uit, in die zin dat ze konden bijdragen tot een betere verstaanbaarheid van de markt voor de privé-consument. In de memorie van toelichting van het oorspronkelijke wetsontwerp kon men lezen dat "de consument niet vertrouwd is met de financiële technieken voorgesteld door de hypothecaire kredietgevers". Het oorspronkelijke ontwerp van de Kamer huldigde het principe, dat er hervormingen moeten worden doorgevoerd ter vereenvoudiging van de financiële producten die fundamenteel zijn voor het goed functioneren van een huishouden. Deze vertegenwoordigers menen, en herhalen dat dit ontwerp bijgevolg zonder aarzelen zou moeten worden aangenomen, zodat het zo snel mogelijk al op de nieuwe kredietovereenkomsten kan worden toegepast. Daarom ook valt de datum van inwerkingtreding van de wet, nl. op 1 september 1998, veel te laat.
II.
Onderzoek van de nieuwe elementen uit het wetsontwerp zoals door de Senaat goedgekeurd
1. Ristornotechniek De partijen binnen de Raad zijn het erover eens niet meer terug te komen op de afschaffing van de techniek van de ristorno's.
2. Techniek van veranderlijkheid van de hypothecaire rentevoet De dames Seghers, Struyven en Sweerts en de heren Felix, Rasschaert en van Oldeneel tot Oldenzeel (vertegenwoordigers van de produktie), de heer de Laminne de Bex (vertegenwoordiger van de distributie) beklemtonen dat, welke de politieke keuze ook weze wat de techniek van de veranderlijkheid van de hypothecaire rentevoet betreft, alles in het werk moet gesteld worden om de referentieperiode voor de berekening van de toepasselijke referteindexen sterk te verkorten en dichter bij het tijdstip van het kredietaanbod en bij dat van de toepassing van de veranderlijkheid te brengen. Op het ogenblik van de verandering van de rentevoet zou de in aanmerking te nemen index zodoende beter de geldende marktvoorwaarden weergeven, vooral in perioden van snelle evolutie
van de rentevoeten. Wat dit betreft, is een theoretische bepaling -zoals vandaag het geval is en zoals dit verder zou toegepast worden in het kader van de veranderlijkheidsformule van het wetsontwerp in het geval dat de correctie van de inkorting van de terugkijkperiode niet wordt doorgevoerd van een gemiddelde van de referentierentevoeten van de lijn van de schatkistcertificaten (Index A) en van de rendementsrentevoeten van de effecten van de Staatsschuld (indexen B, C, D en E) voor een periode die te ver verwijderd is van het ogenblik waarvoor dit gemiddelde moet dienen geenszins gelijk te stellen met de noodzakelijkerwijze in aanmerking te nemen fundingkost voor de hypotheekonderneming bij de prijszetting. De kern van het probleem met het wetsontwerp is dat het in feite de evolutie van de rentevoeten voor 20 tot 30 jaar lang wil koppelen aan een referte-index die het gemiddelde is van beleggingstarieven die van kracht waren een paar maand vóór het formuleren van het kredietaanbod. De toegekende rentevoet voor het krediet is evenwel functie van de marktsituatie op het ogenblik van de kredietaanvraag zelf. De rentevoeten zullen in de tussenliggende tijd meestal, en soms zelfs betekenisvol, gedaald of gestegen zijn.Indien deze "look back-periode" (referentieperiode, terugkijkperiode) voor de referte-index sterk kan verkort worden, wordt het voor de vertegenwoordigers van de productie en de distributie mogelijk met de formule van veranderlijkheid van de hypothecaire rentevoet zoals opgenomen in het wetsontwerp te leven. In bijlage 2 bij het Advies van 16 december 1997 werd reeds het volgende technische voorstel van bepaling van de referte-index opgenomen, hier kort verwoord : Veronderstelling : vaststelling van een tarief van de hypothecaire rentevoeten op 5.12.97. De hypotheekonderneming neemt de referte-index van 4.12.97, bij voorbeeld OLO 5 jaar op 4.12.97 = 7 % , en stelt haar rentevoetentarief vast, bij voorbeeld 8,50 %. "Vaste marge" : 8,5 (Io) - 7 (Ro) = 1,5 % In het rentevoetentarief wordt de referte (7%) (die door de controleautoriteit, de CDV, kan gecontroleerd worden wanneer hem de tarieven meegedeeld worden) vermeld. Deze stand van de referte-index blijft tot de eerstvolgende prijszetting gelden, zolang het rentevoetentarief geldt, voor alle op dit tarief voortgaande kredietaanbiedingen. Quid bij de toepassing van de verandering van de rentevoet? Referte-index te nemen van de 15de (of de eerstkomende werkdag) van de maand die de verandering van de rentevoeten voorafgaat. De vertegenwoordigers van de consumenten zijn reeds in het Advies van 13 november en 16 december 1997 met de inkorting van de terugkijkperiode akkoord gegaan maar wensen een gemiddelde in plaats van de stand van de referte-index te nemen op de werkdag voorafgaand aan de prijszetting. Het nemen van de stand van de referte-index van een bepaalde dag houdt het risico in van een toevallige scherpe schommeling ervan die dag omwille van bijvoorbeeld internationale storingen op de financiële markten. Het zou dan aangewezen lijken een gemiddelde te nemen van de standen van de referte-index over de voorbije vijftien kalenderdagen voorafgaand aan de prijszetting, om zodoende een afvlakkingseffect te bekomen. Het nemen van de stand van de dag voorafgaand aan de prijszetting is thans evenwel gebruikelijk en daarom beschouwen de dames Seghers, Struyven en Sweerts en de heren Felix, Rasschaert en van Oldeneel tot Oldenzeel (vertegenwoordigers van de produktie) en de heer de Laminne de Bex (vertegenwoordiger van de distributie) een gemiddelde als een tweede keuze. Zij zijn evenwel bereid in het kader van de hoger weergegeven technische voorstelling van de bepaling van de referte-indexen een gemiddelde van 15 kalenderdagen te aanvaarden. De inkorting van de terugkijkperiode is voor hen evenwel een conditio sine qua non voor het aanvaarden van de veranderlijkheidstechniek van het wetsontwerp. Om het idee van deze inkorting in de wet te verwoorden, stellen zij ook voor de tweede en derde zin van het 5° van artikel 9,§1 als volgt te vervangen : 5° De oorspronkelijke waarde van de referte-index is deze van de werkdag voorafgaand aan de datum van het tarief van de rentevoeten van de hypotheekonderneming geldend voor het aanbod bedoeld in artikel 14 en is in dit tarief opgenomen."
Gezien de Koning op basis van §5 van artikel 9 de regels voor de toepassing van dit artikel bepaalt, kan in het uitvoeringsbesluit bepaald worden dat de waarde van de index op deze werkdag het gemiddelde van de waarden van de voorbije 15 kalenderdagen is, dus met inbegrip van de waarde van deze werkdag. De dames Seghers, Struyven en Sweerts, de heren Felix, Rasschaert en van Oldeneel tot Oldenzeel (vertegenwoordigers van de produktie), de heer de Laminne de Bex (vertegenwoordiger van de distributie), mevrouw De Roeck, de heren Bontinckx, Dejemeppe, De Muelenaere, Kalfa, Mechels, Quintard, Stevens en Strobbe (vertegenwoordigers van de verbruikersorganisaties) stellen vast dat de partijen het eens zijn over de veranderlijkheidstechniek uit het wetsontwerp mits de inkorting van de terugkijkperiode en het gemiddelde van vijftien kalenderdagen voor de bepaling van de referte-index (A tot E). Zij stellen eveneens vast dat de partijen als tekst voor de tweede alinea van het 7° van artikel 9, §1, de tekst van de tweede alinea van het 6° willen laten hernemen, zodat deze tweede alinea van het 7° de tekst van de door de Kamer eind juni 1997 goedgekeurde versie zou hernemen, lichtjes anders verwoord, om de uniformiteit met het 6° te bekomen.
3. Verschillende rentevoeten per kredietovereenkomst De dames Seghers, Struyven en Sweerts, de heren Felix, Rasschaert en van Oldeneel tot Oldenzeel (vertegenwoordigers van de produktie), de heer de Laminne de Bex (vertegenwoordiger van de distributie), mevrouw De Roeck, de heren Bontinckx, Dejemeppe, De Muelenaere, Kalfa, Mechels, Quintard, Stevens en Strobbe (vertegenwoordigers van de verbruikersorganisaties) stellen vast dat de Senaat de aanhef van §1 van artikel 9 opnieuw in overeenstemming bracht met het oorspronkelijk door de Minister ingediende wetsontwerp. De dames Seghers, Struyven en Sweerts en de heren Felix, Rasschaert en van Oldeneel tot Oldenzeel (vertegenwoordigers van de produktie), de heer de Laminne de Bex (vertegenwoordiger van de distributie) herhalen de verantwoording voor de verschillende rentevoeten per kredietovereenkomst : de kredietnemer kan een rentevoet (met daaraan gekoppeld de eigen referte-index) per kapitaalschijf vragen of een rentevoet (met daaraan gekoppeld de eigen referte-index) per periode of moet kunnen gebruik maken van de vandaag volstrekt wettige optionele veranderlijkheidsformules waarbij in een specifieke rentevoet voorzien wordt voor het geval dat de consument op het ogenblik van de verandering van zijn rentevoet wenst over te schakelen op een andere veranderlijkheidsperiodiciteit waarmee deze rentevoet overeenstemt. Mevrouw De Roeck, de heren Bontinckx, Dejemeppe, De Muelenaere, Kalfa, Mechels, Quintard, Stevens en Strobbe (vertegenwoordigers van de verbruikersorganisaties) laten evenwel opmerken dat in het Advies van de Raad werd opgenomen dat zij wensen dat er in de toekomst slechts met één enkele rentevoet per kredietovereenkomst mag gewerkt worden en dus eveneens met slechts één enkele referte-index per krediet. Zij vrezen inderdaad dat door de tekst over de mogelijkheid van de verschillende rentevoeten per kredietovereenkomst de tijdelijke rentevoetverminderingen en de promotionele rentevoeten mogelijk blijven, waartegen zij zich blijven verzetten. Het herinvoeren van verschillende rentevoeten in geval van veranderlijkheid zal een vervorming van de oorspronkelijke rentevoet tot gevolg hebben, die nochtans duidelijk wordt bepaald in art.2 van het wetsontwerp, en waarnaar ook duidelijk wordt verwezen in 4° van art.9 van het wetsontwerp. Daardoor zullen ongetwijfeld interpretatieproblemen ontstaan ten nadele van deconsument. De consument zal bijgevolg nog moeilijk wegwijs raken in dergelijk systeem van verschillende rentevoeten. Vanuit deze optiek wensen deze vertegenwoordigers het oorspronkelijke voorstel te hernemen, waarin sprake was van een "all in"-rentevoet die op doorzichtige wijze evolueert in functie van een referte-index, en volgens de reeds voorgestelde veranderlijkheidsformule. Het aanvankelijk ingediende ontwerp ging in de richting van een vereenvoudiging, van duidelijkheid
en transparentie : een oorspronkelijke rentevoet, een referte-veranderlijkheidsindex en een initiële index. Deze voorstellen maken het mogelijk een economisch objectieve verhouding tot stand te brengen tussen de rentevoet die de kredietnemer ertoe bracht een kredietovereenkomst af te sluiten en de objectieve schommelingen op de markt. De dames Seghers, Struyven en Sweerts en de heren Felix, Rasschaert en van Oldeneel tot Oldenzeel (vertegenwoordigers van de produktie), de heer de Laminne de Bex (vertegenwoordiger van de distributie) verklaren dat zij geen afstand kunnen doen van de mogelijkheid van het toekennen van tijdelijke rentevoetverminderingen buiten tarief (zie verder punt 5) in de loop van het krediet. Indien de tijdelijke verminderingen in die context zouden wegvallen, loopt de consument steeds het risico te moeten overschakelen op een kostelijke herfinanciering van zijn krediet voor het geval hij tijdelijk een lagere rentevoet zou kunnen genieten. Zij stellen voor het toekomstige artikel 9, §1, aan te vullen met een nieuw 1° dat als volgt zou luiden : 1°°°De oorspronkelijke rentevoet mag niet het resultaat zijn van een tijdelijke vermindering." Mevrouw De Roeck, de heren Bontinckx, Dejemeppe, De Muelenaere, Kalfa, Mechels, Quintard, Stevens en Strobbe (vertegenwoordigers van de verbruikersorganisaties) verklaren zich niet akkoord met deze mogelijkheid.
4. Voorwaardelijke rentevoetverminderingen De Senaat heeft voor artikel 21, §1, van de wet de volgende bepaling goedgekeurd : "Wanneer een rentevoetvermindering wordt toegekend, geeft het aflossingsplan de te betalen bedragen evenals de verschuldigde saldi aan, rekening houdend met die vermindering. Wijzigt de vermindering, dan wordt een nieuw aflossingsplan medegedeeld, dat met de wijzigingen rekening houdt." In het Advies van de Raad van 16 december 1997 werd reeds opgenomen dat de vertegenwoordigers van de verbruikersorganisaties bij de aflossingstabel die rekening houdt met de voorwaardelijke vermindering eigenlijk informatie over het effect van het wegvallen van de voorwaardelijke vermindering aan de kredietnemer wensen mee te geven, waarbij dit wegvallen zou kunnen voorkomen van in het begin van het krediet. Voor mevrouw De Roeck, de heren Bontinckx, Dejemeppe, De Muelenaere, Kalfa, Mechels, Quintard, Stevens en Strobbe (vertegenwoordigers van de verbruikersorganisaties) is het afleveren van een aflossingstabel een positieve voorlichtingsmaatregel. Wat evenwel de voorwaardelijke verminderingen betreft, voorzag het oorspronkelijke ontwerp in twee aflossingstabellen, naargelang de bedoelde voorwaarde vervuld was of niet. In tegenstelling tot het door de Senaat geamendeerde wetsontwerp, eisen deze vertegenwoordigers bijgevolg dat deze voorlichting a priori en niet a posteriori zou plaatsvinden. In het Advies werd daarover reeds een concreet voorstel opgenomen. De vertegenwoordigers van de verbruikers hebben het volgende voorstel gedaan. Aan de tabel, waarin de bedragen zijn opgenomen die rekening houden met de vermindering, zou een kolom toegevoegd worden met per opeenvolgende maand andere bedragen die met mekaar geen verband houden. Inderdaad, er zou van uitgegaan worden dat de kredietnemer informatie gegeven wordt over het effect van het wegvallen van zijn rentevoetvoordeel na (reeds) de eerste maand, de tweede maand, de derde maand, enz.. Telkens wordt dan respectievelijk het bedrag geldend vanaf de tweede maand, de derde maand, de vierde maand, enz., in de kolom opgegeven. Stel dat de kredietnemer niet langer aan de voorwaarde om de rentevoetvermindering te genieten voldoet bij het einde van de tiende maand, dan zal hij in de kolom het bedrag vinden dat hij moet betalen vanaf de elfde maand en dat bedrag zal hij dan moeten aanhouden tot aan de volgende rentevoetverandering.
Het bedrag dat in de kolom opgenomen is voor de twaalfde maand stemt overeen met het bedrag dat de kredietnemer vanaf die twaalfde maand zal moeten betalen indien hij niet langer aan de voorwaarde voor de rentevoetvermindering voldoet vanaf het einde van de elfde maand. Het zal de kredietnemer moeten duidelijk gemaakt worden dat hij, zolang hij aan de voorwaarde voldoet, kan blijven terugvallen op de tabelkolommen waarin de bedragen opgenomen zijn die met de rentevoetvermindering rekening houden. De dames Seghers, Struyven en Sweerts en de heren Felix, Rasschaert en van Oldeneel tot Oldenzeel (vertegenwoordigers van de produktie), de heer de Laminne de Bex (vertegenwoordiger van de distributie) hebben daarover de volgende opmerkingen. Voor de informatici zal dit voorstel misschien haalbaar zijn maar het is zwaar en zal de kosten voor de hypotheekonderneming doen oplopen. Bovendien lijkt het weinig transparant en zal de kredietnemer in de loop van het krediet dikwijls uitleg willen vragen. Een eenvoudige voetnoot bij de tabel zal niet volstaan. Het verstrekken van veel uitleg voor en bij de afsluiting van een krediet met betrekking tot het geval dat de kredietnemer de voorwaarden niet naleeft kan door hem geïnterpreteerd worden als een gebrek aan vertrouwen en stoort de commerciële relatie. Welke is de informatiewaarde voor de cliënt ? Vanaf het ogenblik van de rentevoetverandering zullen de bedragen van de bijgevoegde kolom in de oorspronkelijke tabel niet meer de juiste zijn. Bij de verandering van de rentevoet moet slechts een aflossingsplan per maand geleverd worden tot aan de eerstvolgende verandering en voor de verdere looptijd de bedragen per jaar. Mevrouw De Roeck, de heren Bontinckx, Dejemeppe, De Muelenaere, Kalfa, Mechels, Quintard, Stevens en Strobbe (vertegenwoordigers van de verbruikersorganisaties) stellen zich fundamentele vragen bij het wettelijk karakter van deze aan voorwaarden gebonden rentevoetverminderingen (het klassieke voorbeeld is de verplichting voor de kredietnemer om een zeker spaarniveau aan te houden, maar er bestaan nog andere voorbeelden), in het licht van de wet op de handelspraktijken, wat betreft de gezamenlijke aanbiedingen (art. 54 e.v.), maar ze zetten ook vraagtekens bij het unilaterale karakter van deze toekenningsvoorwaarde, bijvoorbeeld indien de tarieven of de bancaire creditrentevoeten zouden wijzigen. Deze vertegenwoordigers roepen op tot een debat over deze kwestie, binnen de Raad voor het Verbruik en de Commissie voor Verzekeringen. 5. Rentevoetvoordelen buiten tarief De dames Seghers, Struyven en Sweerts, de heren Felix, Rasschaert en van Oldeneel tot Oldenzeel (vertegenwoordigers van de produktie), de heer de Laminne de Bex (vertegenwoordiger van de distributie), mevrouw De Roeck, de heren Bontinckx, Dejemeppe, De Muelenaere, Kalfa, Mechels, Quintard, Stevens en Strobbe (vertegenwoordigers van de verbruikersorganisaties) herhalen kort wat in het Advies van 16 december 1997 hierover reeds is opgenomen. Met betreking tot de problematiek van de commerciële rentevoetverminderingen (rentevoetvoordelen buiten tarief), die desgevallend toegekend worden in de loop van het krediet, werden de volgende opmerkingen gemaakt. De partijen in de Raad stellen zich vragen bij het verbod van het toekennen van rentevoetvoordelen buiten tarief dat de belangen van de consument niet dient (artikel 6 van het wetsontwerp). Een dergelijk verbod lijkt uit den boze. De dames Seghers, Struyven en Sweerts en de heren Felix, Rasschaert en van Oldeneel tot Oldenzeel (vertegenwoordigers van de produktie), de heer de Laminne de Bex (vertegenwoordiger van de distributie) hebben hierbij laten weten dat een categorisering van de consumenten op objectieve basis slechts gedeeltelijk mogelijk is (bv. spaarpremie), maar dat zij moeilijk kan rekening houden met zuiver commerciële parameters (bv. commercieel akkoord op basis van de zakenrelatie - familiebezit) of met de conjunctuur (een commerciële rentevoetvermindering kan dienen om de kleine verschillen te compenseren voortvloeiend uit de commerciële politiek of het ogenblik waarop de nieuwe tarieven ingaan, die verschillen van
instelling tot instelling). Hoe dan ook zouden deze consumenten niet gesanctioneerd mogen worden door een dergelijk verbod. Ondertussen heeft de Senaat in het ontwerp laten opnemen dat "de partijen van de prospectus afwijkende verminderingen en vermeerderingen kunnen overeenkomen indien deze voordeliger zijn voor de kredietnemer of op zijn initiatief onderhandeld werden.". Mevrouw De Roeck, de heren Bontinckx, Dejemeppe, De Muelenaere, Kalfa, Mechels, Quintard, Stevens en Strobbe (vertegenwoordigers van de verbruikersorganisaties) stellen vast dat de prospectus volledig moet zijn, maar dat ervan kan worden afgeweken in de vorm van voordelen buiten tarief, volgens voormelde formule. Een dergelijke belangrijke afwijking van het principe van een volledige prospectus en informatiebasis roept bij deze vertegenwoordigers verscheidene bemerkingen op : - het geval waarin een afwijking op de prospectus mogelijk is wordt niet verder duidelijk gemaakt, wat betreft de modaliteiten en de criteria (voordelig voor de kredietnemer, initiatief van de consument,...); - dient men in dit kader, naast de uitvoeringsmodaliteiten, bijvoorbeeld geen maxima te voorzien in de prospectus, opdat de oorspronkelijke prospectus, die in principe volledig is, een betrouwbare informatiebasis zou blijven ? Zoniet, kan worden gevreesd dat de voordelen buiten tarief regel worden en dat de prospectus geen enkel nut meer zal hebben. De dames Seghers, Struyven en Sweerts en de heren Felix, Rasschaert en van Oldeneel tot Oldenzeel (vertegenwoordigers van de produktie), de heer de Laminne de Bex (vertegenwoordiger van de distributie) menen dat zowel het princiep van de vrijheid van contracteren als het princiep van het ter beschikking zijn via de prospectus van de eerste informatie over de producten die de onderneming in alle geval zal kunnen verstrekken zullen moeten blijven gelden. Ook van dit tweede princiep zal de onderneming niet kunnen afwijken. Over dit tweede princiep wordt overigens gewaakt door de Controledienst van de Verzekeringen. Wat het overeenkomen van voordeligere afwijkende vermeerderingen betreft, wordt meegedeeld dat het bijvoorbeeld kan gaan om het toekennen van een beperktere verhoging van de rentevoet dan voorzien in het rentevoetentarief voor een hogere leningsquotiteit of voor een geringere waarborg (bv. een hypothecair mandaat), of om het toekennen van een kleinere vermindering dan in de prospectus voorzien omwille van fiscale redenen. ◊◊◊ De partijen in de Raad herhalen hun wens om bepaalde aspecten van de hypothecaire kredietactiviteit verder te kunnen bespreken. Zowel tijdens de goedkeuringsprocedure voor de Senaat, als thans bij de goedkeuringsprocedure voor de Kamer, werden omwille van de hoogdringendheid slechts de aspecten die in het ontwerp opgenomen zijn besproken. Verscheidene andere aspecten (aangehechte contracten - poging tot minnelijke schikking - hypotheek voor huidige en toekomstige schuldvorderingen vereenvoudigde procedure van overdracht van schuldvordering voor de kredietverzekeraars aanwending van wisselbrief - toepassingsgebied - wederbeleggingsvergoeding) zouden echter niet aan de aandacht van de Raad voor het Verbruik en het Parlement mogen voorbijgaan. Terzake kan reeds (gedeeltelijk) verwezen worden naar de in bijlage bij het Advies van 16 december 1997 opgenomen nota's van de vertegenwoordigers van de consumenten en van de vertegenwoordigers van de productie en de distributie. De dames Pirlet en Swalens (vertegenwoordigsters van de middenstand) hebben zich onthouden bij de stemming van dit advies.
LEDEN AANWEZIG OP DE PLENAIRE VERGADERING VAN DE RAAD VOOR HET VERBRUIK VAN 4 FEBRUARI 1998 VOORGEZETEN DOOR MEVROUW STRUYVEN
1. Leden die de organisaties van de consumenten vertegenwoordigen : Werkende :
Mevrouw DE ROECK De heer BONTINCKX De heer DEJEMEPPE De heer KALFA De heer MECHELS De heer STEVENS De heer STROBBE
Plaatsvervangende : De heer DE MUELENAERE De heer QUINTARD
(Bond van Grote en Jonge Gezinnen) (Fédération belge des Coopératives) (Centre Coopératif d/l Consommation) (Verbraucherschutzzentrale Ostbelgien) (Test-Aankoop) (A.C.V.) (A.C.L.V.B.) (A.C.L.V.B.) (F.G.T.B.)
2. Leden die de organisaties van de productie vertegenwoordigen : Werkende :
Mevrouw STRUYVEN Mevrouw SWEERTS De heer FELIX
(V.B.O.) (B.V.B.) (B.V.K.)
Plaatsvervangende : Mevrouw SEGHERS (Fabrimetal) De heer RASSCHAERT (Fed. Chemische Nijverheid van België) De heer van OLDENEEL tot OLDENZEEL (V.B.O.)
3. Leden die de organisaties van de distributie vertegenwoordigen : Werkend :
De heer de LAMINNE de BEX (FEDIS)
4. Leden die de organisasties van de middenstand vertegenwoordigen : Werkende :
Mevrouw PIRLET Mevrouw SWALENS
(U.C.M.) (N.C.M.V.)