RVV 357
RAAD VOOR HET VERBRUIK
ADVIES
Over het ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van bijzondere regels inzake de aanduiding van de hoeveelheid bij het op de markt brengen van sommige motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen in bulk.
Brussel, 17 juli 2006
SAMENVATTING De Raad, met uitzondering van de Belgische Petroleum Federatie, keurt dit ontwerp van koninklijk besluit goed om de volgende redenen: 1. In de gehele bevoorradingsketen worden de brandstoffen aangekocht en verkocht op basis van een volume bij 15°C, met uitzondering van de verkoop van de brandstoffen in het benzinestation. De temperatuur van 15°C wordt ook gebruikt in het kader van de internationale noteringen, in het kader van de accijnzen en de BTW en tenslotte om maximaprijzen vast te leggen in de programmaovereenkomst. Het is dus logisch om de wetgeving aan te passen zodat de verkoop aan de automobilist ook op basis van een volume bij 15°C kan gebeuren. 2. Hetzelfde principe wordt al 3 jaar lang probleemloos toegepast voor de leveringen van stookolie aan particulieren. 3. De benzinestations zullen investeringen moeten doen om hun pompen uit te rusten met een herleidingsinrichting voor temperatuur, net als de verkopers van brandstoffen en de vervoerders het hebben moeten doen om de meters van de vrachtwagens in secundair vervoer aan te passen. Gezien de uitbaters van benzinestations geen geld meer zullen verliezen naar aanleiding van de temperatuurfluctuaties, is het zeker dat deze investering binnen de twee à drie jaar gerecupereerd zal zijn. De Belgische Petroleum Federatie verzet zich sterk tegen dit ontwerp van koninklijk besluit om de volgende redenen: 1. De automobilist/consument zal minder waar krijgen voor zijn geld. 2. België zou het enige land in Europa zijn dat de pompen met een dergelijk systeem moet uitrusten. 3. De op grond van dit ontwerp van besluit vereiste investering is enorm voor een onbestaande impact. 4. Deze investering zou grotendeels gedragen worden door zelfstandige investeerders, eigenaar van hun pompen en andere installaties. Het Verbond van Belgische Ondernemingen onthoudt zich.
2
De Raad voor het Verbruik die op 8 maart 2006 door de Minister van Economie verzocht werd een advies uit te brengen over het ontwerp van KB tot vaststelling van bijzondere regels inzake de aanduiding van de hoeveelheid bij het op de markt brengen van sommige motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen in bulk, heeft huidig advies op 17 juli 2006 goedgekeurd, middels een schriftelijke procedure. De Raad voor het Verbruik heeft de Voorzitter verzocht huidig advies over te maken aan de Minister van Economie, aan de Minister van Leefmilieu en aan de Minister van Consumentenzaken.
ADVIES De Raad voor het Verbruik, Gelet op de beslissing van 8 maart 2006 van de Minister van Economie waarin de Raad voor het Verbruik verzocht wordt een advies uit te brengen over het bovenvermelde ontwerp van K.B.; Gelet op de wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen, inzonderheid op artikel 7, §3; Gelet op de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, inzonderheid op de artikelen 8, §§2 en 3, 12,1 en 14; Gelet op het koninklijk besluit van 21 november 2001 tot vaststelling van bijzondere regels inzake de aanduiding van de hoeveelheid bij het op de markt brengen van sommige motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen in bulk, gewijzigd bij het Koninklijk besluit van 4 februari 2004; Gelet op de werkzaamheden van de Commissie "Leefmilieu-Productie en Duurzame consumptie" tijdens haar vergaderingen van 17 maart 2006, 24 mei 2006 en 23 juni 2006; Gelet op de deelname aan de werkzaamheden van Mevrouw Vanheers (Federauto), de heren Meirsman (OIVO), De Grève, Paepe, Hots (AD Energie), deskundigen; Gelet op de uitwerking van het ontwerpadvies door de heer Meirsman (OIVO) en Vandeplas (FEDICHEM) ; Gelet op het voorlopig advies van het Dagelijks Bestuur van 20 april 2006; Gelet op het beroep op de schriftelijke procedure bij de Commissie "Leefmilieu-Productie en Duurzame consumptie" ; Gelet op de schriftelijke procedure, zoals voorzien in artikel 7 bis van het huishoudelijk reglement, voor de definitieve goedkeuring door de Raad voor het Verbruik.
BRENGT HET VOLGEND ADVIES UIT : 3
Volgens de uitleg van de Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid in zijn adiëringsbrief van 8 maart 2006, heeft het ontwerp van besluit tot doel het bestaande besluit op 4 punten te wijzigen : 1. het bijwerken van de lijst van de petroleumproducten opgenomen in artikel 1 ; 2. het invoegen van een bepaling in artikel 1, §2, waardoor het gebruik van een metrologisch goedgekeurde densimeter, die deel uitmaakt van de meetinstallatie voor vloeistoffen, toegelaten wordt; 3. de aanpassing van artikel 2, §1 opdat multiproductiesystemen wettelijk toegelaten worden op voorwaarde dat men geen aanzienlijke besmetting meet en dat de productkenmerken binnen de wettelijke normen blijven ; 4. de pompen in de benzinestations moeten ook uitgerust worden met een temperatuurcompensator volgens de bepalingen en de timing voorzien in dit ontwerp van besluit. Dit zal als gevolg hebben dat de hele toeleveringsketen op basis van netto volumes van 15° zal functioneren en dat de uitbaters voortaan geen volumeverschil zullen ondervinden wegens de temperatuurschommelingen.
De Raad, met uitzondering van de Belgische Petroleum Federatie, keurt dit ontwerp van koninklijk besluit goed om de volgende redenen: 4. In de gehele bevoorradingsketen worden de brandstoffen aangekocht en verkocht op basis van een volume bij 15°C, met uitzondering van de verkoop van de brandstoffen in het benzinestation. De temperatuur van 15°C wordt ook gebruikt in het kader van de internationale noteringen, in het kader van de accijnzen en de BTW en tenslotte om maximaprijzen vast te leggen in de programmaovereenkomst. Het is dus logisch om de wetgeving aan te passen zodat de verkoop aan de automobilist ook op basis van een volume bij 15°C kan gebeuren. België is weliswaar het eerste land dat binnen een redelijke tijd, de compensatie van temperatuur in het benzinestation oplegt, doch geen van onze aangrenzende landen verplicht de temperatuurcompensatie - in bepaalde landen wordt ze zelfs niet toegelaten - op het niveau van het vervoer van de brandstoffen (van de opslagplaats tot het station). 5. Hetzelfde principe wordt al 3 jaar lang toegepast voor de leveringen van stookolie aan particulieren. De leveringen van stookolie worden gefactureerd op basis van een volume bij 15°C. Er zijn geen klachten van de consumenten geweest. Men kan dus verwachten dat de automobilisten ook niet zullen klagen als hun benzine of diesel op basis van een volume bij 15°C gefactureerd wordt. Met de herleidingsinrichting voor temperatuur zou de consument de juiste prijs betalen, omdat de hoeveelheid energetische brandstofwaarde die hij zou aankopen dezelfde zou zijn ongeacht of de temperatuur 18°C of 12 °C bedraagt. Daarentegen, zal men, in de huidige toestand, met een liter brandstof bij 18°C minder kilometers kunnen rijden dan met een liter brandstof bij 12 °C.
4
6. De benzinestations zullen investeringen moeten doen om hun pompen uit te rusten met een herleidingsinrichting voor temperatuur, net als de verkopers van brandstoffen en de vervoerders het hebben moeten doen om de meters van de vrachtwagens in secundair vervoer aan te passen. De prijs van een herleidingsinrichting voor temperatuur varieert naar gelang het systeem op een nieuwe pomp, een bestaande pomp, een multiproducten pomp, enz. moet worden geplaatst. De gemiddelde kosten, volgens de informatie van 2 leveranciers, bedragen 500 € per pistool voor de aanpassing van een bestaande pomp en 300 € per pistool op een nieuwe pomp. Gezien de uitbaters van benzinestations geen geld meer zullen verliezen naar aanleiding van de temperatuurfluctuaties, is het zeker dat deze investering binnen de twee à drie jaar gerecupereerd zal zijn. Bovendien laat dit wetsontwerp de mogelijkheid om deze investering te plannen aangezien een periode van 9 jaar voorzien is alvorens deze uitrusting verplicht wordt. Tenslotte dient te worden genoteerd dat de beroepsorganisaties van de verkopers van brandstoffen voorstanders van het ontwerp van besluit zijn. De Belgische Petroleum Federatie verzet zich sterk tegen dit ontwerp van koninklijk besluit om de volgende redenen: 5. De automobilist/consument zal minder waar krijgen voor zijn geld. Per 1°C verschil, is er voor een volume van 1.000 L benzine een verschil van 1,2 L. Als een automobilist een product koopt waarvan de temperatuur 12°C is in de tank van het station, wat het gemiddelde voor België is, komt dat overeen met 3,6 L/1.000 L, namelijk 0,18 L voor een volle tank van 50 L. Tegen de prijs van 1,352 EUR/L, verliest de automobilist dus 0,244 EUR ! 6. België zou het enige land in Europa zijn dat de pompen met een dergelijk systeem moet uitrusten. 7. De op grond van dit ontwerp van besluit vereiste investering is enorm voor een onbestaande impact: 2.500 EUR per pistool x 27.000 geïnventariseerde pistolen = 67.500.000 EUR. 8. Deze investering zou grotendeels gedragen worden door zelfstandige investeerders, eigenaar van hun pompen en andere installaties. De Belgische Petroleum Federatie dringt er dus op aan dat dit ontwerp van koninklijk besluit gewoon zou worden ingetrokken. Het Verbond van Belgische Ondernemingen onthoudt zich. ____________________
5