R.V.V. 280
RAAD VOOR HET VERBRUIK
ADVIES
over de problematiek van de bescherming van inkomsten die vatbaar zijn voor beslag en overdracht als ze op een bankrekening worden gestort.
Brussel, 4 december 2002
De Raad voor het Verbruik, die op eigen initiatief een advies uitbrengt over de bescherming van de inkomsten op een bankrekening in geval van beslag of overdracht is op 4 december 2002 in plenaire vergadering bijeengekomen, onder het voorzitterschap van de heer Robert Geurts en heeft het hiernavolgend advies goedgekeurd. De Raad voor het Verbruik heeft de Voorzitter verzocht om dit advies over te maken aan de Voorzitter van de Commissie Bedrijfsleven van de Senaat alsook aan de Minister van Economie, aan de Minister van Consumentenzaken, aan de Minister van Sociale Zaken, aan de Minister van Justitie en aan de Minister van Financiën.
ADVIES De Raad voor het Verbruik, Gelet op het advies van de Raad voor het Verbruik nr 267 van 28 maart 2002 over de basis-bankdienst; Gelet op de artikelen 1409, 1409 bis en 1410 van het Gerechtelijk Wetboek; Gelet op het wetsvoorstel van Mevr.Lalieux betreffende de instelling van een universele bankdienstverlening (Kamer, doc 50, 1370/001 en 1370/002); Gelet op het wetsvoorstel van de heren Bacquelaine en Chastel betreffende de invoering van de sociale bankrekening en de niet-vatbaarheid voor beslag van de sommen die op die rekeningen worden gestort (Kamer, doc 50, 1555/001); Gelet op het wetsvoorstel van de heren Mahoux en Poty betreffende de instelling van sociale bankrekeningen en de onvatbaarheid voor beslag van de op die rekeningen gestorte bedragen (Senaat, doc 50, 786/001); Gelet op het wetsvoorstel van Mevr. D'Hondt en de heer Verherstraeten tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op het niet-vatbaar voor overdracht of beslag blijven van gezinsbijslagen na storting op een rekening (Kamer, doc 50, 1950/001); Gelet op het amendement van Mevr. D'Hondt tot invoeging van artikel 28bis in het ontwerp van programmawet (Kamer, doc 50, 1503/009, verworpen amendement nr 73); Gelet op de beslissing van het Dagelijks Bestuur, tijdens de vergadering van 18 april 2002, om de Commissie Financiële Diensten te belasten met de uitwerking van een advies over de bescherming van de inkomsten op een bankrekening, in geval van beslag of overdracht; Gelet op de werkzaamheden van de Commissie "Financiële Diensten" tijdens de vergaderingen van 21 mei, 5 juni, 4 juli, 13 en 19 september, 17 oktober, 4 en 21 november 2002; Gelet op de deelname aan de werkzaamheden van de volgende deskundigen : De heren de Brouwer en Van Bulck (BVB), Van Poucke (OIVO), Bedin (FOD Justitie), Vandevelde (Ministerie van Financiën), Vanheukelen (Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders), de dames Van der Veken (Kabinet van Sociale Zaken), Andrieux (Ministerie van Economische Zaken) en Lahure (GAS); Gelet op het ontwerpadvies opgesteld door de heren Van Bulck (BVB) en Van Poucke (OIVO);
BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT :
2
De Raad voor het Verbruik heeft, in het verlengde van haar advies van 28 maart 2002 over de basisbankdienst, besloten een aanvullend advies uit te brengen over de problematiek van de bescherming van inkomsten die vatbaar zijn voor beslag en overdracht als ze op een bankrekening worden gestort. Om pragmatische redenen heeft de Raad zich beperkt om een advies uit te brengen dat een oplossing zou moeten bieden aan de hierboven vermelde problematiek en dit overeenkomstig de huidige regels van het Ger.W.. 1. Probleemstelling De bescherming die de wet (Gerechtelijk Wetboek) toekent aan de niet (of slechts voor een gedeelte) voor beslag of overdracht vatbare inkomsten verdwijnt van zodra de betreffende inkomsten op een bankrekening worden gestort waar zij samenvallen met andere inkomsten. 2. Voorafgaande bemerkingen 2.1. Enerzijds werden maandenlang werkzaamheden ten gronde verricht over dit onderwerp met name op het Kabinet van de Minister van Sociale Zaken. Aangezien gerechtsdeurwaarders, en de fiscus betrokken zijn bij deze problematiek werd besloten één van hun vertegenwoordigers, samen met een vertegenwoordiger van Justitie en Sociale zaken alsook een schuldbemiddelaar, uit te nodigen op meerdere vergaderingen van de commissie "Financiële Diensten" binnen de Raad voor het Verbruik. 2.2. Anderzijds, wensten sommige parlementsleden een oplossing te zoeken voor het probleem dat beschermde bedragen, zoals vermeld in het Gerechtelijk Wetboek, thans hun beschermd statuut verliezen enkel en alleen doordat ze op een rekening worden gestort. Sommige parlementsleden wensten dat dit probleem te samen met het wetsvoorstel inzake de basis-bankdienst zou worden behandeld. (Wetsvoorstel van mevrouw Lalieux betreffende de instelling van een universele bankdienstverlening, Kamer, doc 50, 1370). Uit rapporten en studies van consumentenorganisaties blijkt de problematiek van het beslag van de beschermde inkomsten één van de redenen te zijn waarom een aantal mensen geen rekening willen openen. Alhoewel sommigen deze problematiek daarom graag gekoppeld willen zien aan een wettelijke oplossing inzake de basis-bankdienst, is de Raad van oordeel dat het probleem van beslag slechts één van de oorzaken van bankuitsluiting is, naast het niet kunnen openen van een rekening. De Raad benadrukt dat een oplossing voor dit probleem dan ook ruimer moet worden gezien dan een mogelijke oplossing binnen het wettelijke kader van een basis-bankdienst. De beschermde bedragen waarvan sprake is in artikel 1409, 1409bis en 1410 Ger. W., d.w.z. bedragen die niet of gedeeltelijk vatbaar zijn voor beslag, worden vandaag immers ook gestort op “gewone” rekeningen (bv. Gezinsbijslagen). Op basis van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel kan niet worden volgehouden dat de betrokken bedragen op een “basisbankdienst” wel zouden zijn beschermd en die op een “gewone” bankrekening niet. De oplossing moet dus noodzakelijk verder gaan dan de basis-bankdienst. Ook de Minister van Economische Zaken heeft blijk gegeven van zijn wens de problematiek van het beslag/overdracht op rekening van beschermde sommen te scheiden van die van de basis-bankdienst. Hij verdedigde deze visie in het Parlement, meer in het bijzonder in de “Commissie Bedrijfsleven van de Kamer” naar aanleiding van de bespreking van het eerder geciteerde wetsvoorstel. Mevrouw Lalieux heeft hierop haar amendement tot invoegen van een artikel 1411bis Gerechtelijk Wetboek ingetrokken (Kamer, doc 50, 1370/002, amendement 1), alsook het amendement tot aanvulling van artikel 1293 Burgerlijk Wetboek (Kamer, doc 50 1370/002, amendement 2).
3
2.3. Naast het bovenvermeld wetsvoorstel werden in de loop van 2001 en 2002 enkele wetgevende initiatieven genomen aangaande deze problematiek. Het zijn de volgende documenten: -
wetsvoorstel betreffende de invoering van de sociale bankrekening en de niet-vatbaarheid voor beslag van de sommen die op die rekeningen worden gestort, ingediend door Daniel Bacquelaine en Olivier Chastel (Kamer, doc 50, 1555/001);
-
wetsvoorstel betreffende de instelling van sociale bankrekeningen en de onvatbaarheid voor beslag van de op die rekeningen gestorte bedragen, ingediend door de heren Poty en Mahoux (Senaat, doc 50, 786/001);
-
wetsvoorstel tot wijziging van het gerechtelijk wetboek met het oog op het niet vatbaar voor overdracht of beslag blijven van gezinsbijslagen na storting op een rekening, ingediend door mevrouw Greta d’Hondt en de heer Servais Verherstraeten (Kamer, doc 50, 1950/1);
-
amendement van mevrouw D’Hondt tot invoeging van artikel 28bis in het ontwerp van programmawet (Kamer, doc 50, 1503/009, verworpen amendement nr. 73).
3. Principes waaraan volgens de Raad een oplossing moet voldoen −
De bescherming moet gelden ten overstaan van alle schuldeisers: banken en derden (behalve voor wettelijk voorziene uitzonderingen: vb. in geval van alimentatiegeld of collectieve schuldenregeling). Schuldvergelijking moet dus ook worden uitgesloten ingeval van overdracht of beslag. De Raad heeft de schuldvergelijking in dit kader niet verder behandeld aangezien dit probleem ruimer is dan de problematiek van een beslag of overdracht op de sommen van een bankrekening.
−
Een oplossing die geen aanleiding geeft tot discriminatie tussen de debiteurs (dus een oplossing voor iedereen die over “beschermde” inkomsten kan beschikken).
−
Geen verplichting om twee verschillende rekeningen te hebben om van de bescherming te genieten (zoniet wordt elke houder van een niet voor beslag vatbare rekening automatisch “verdacht”).
−
Geen verplichting om als consument, voorafgaand aan het beslag of de overdracht, specifieke stappen te ondernemen. De bescherming moet automatisch, en enkel, gelden in het geval er een beslag of overdracht is.
−
Een oplossing die aanleunt bij en geen afbreuk doet aan de regels van het Ger.W.
Een oplossing voor alle beschermde inkomsten zonder onderscheid, zijnde de inkomsten vermeld in de artikelen 1409, 1409bis en 1410 Ger.W.: -
de inkomsten uitgekeerd overeenkomstig art. 1409, 1409bis en 1410§1 Ger.W. worden bij wet beschermd tot een gedeelte van hun totaal bedrag. Overeenkomstig art. 1411 Ger.W. worden deze bedragen samengevoegd tot bepaling van het voor overdracht of beslag vatbare gedeelte. de inkomsten (9 verschillende schuldvorderingen) uitgekeerd overeenkomstig art. 1410, §2 Ger.W. worden volledig beschermd.
4. Welke oplossingen zijn op het eerste gezicht mogelijk? De Raad heeft een analyse gemaakt van enkele “mogelijke” oplossingen. 1. het systeem in Frankrijk; 2. een specifieke bankkaart; 3. een bijzondere sociale rekening (al dan niet in combinatie met een andere bankrekening); 4. de circulaire cheque;
4
5. een bepaalde som (vb. 1000 EUR) op een rekening altijd minimaal beschermen; 6. een rubriekrekening. De verschillende mogelijke oplossingen werden van nabij bekeken. Hieronder wordt telkens kort samengevat waarom de hierboven opgesomde “mogelijke” oplossingen niet door de Raad weerhouden konden worden. 4.1. Het systeem in Frankrijk In Frankrijk heeft de wetgever een algemeen systeem van onbeslagbaarheid uitgewerkt1 : de schuldenaar die bewijst dat een in beslag genomen rekening, werd gestijfd door de betaling van niet voor beslag vatbare schuldvorderingen kan de bankier vragen dat het overeenkomstig beschermde bedrag te zijner beschikking wordt gelaten. De schuldenaar dient wel de oorsprong van de op rekening gestorte sommen te bewijzen. De Raad stelt vast dat het Franse systeem als grote nadeel heeft dat de cliënten steeds zelf moeten zorgen voor de nodige attesten (= bewijs van beschermd statuut van de betaling). Dit terwijl de Raad van mening is dat de bescherming automatisch moet gelden. Het systeem lijkt eveneens zeer complex. Bovendien is er de rol van de banken: zij zijn rechter en partij. Zij moeten oordelen over de aanvragen, terwijl zij ook meestal met schuldvorderingen zitten. De banken beschikken tevens niet altijd over de noodzakelijke informatie om te oordelen over de hoegrootheid van de beschermde sommen. 4.2. Een bankkaart Een andere mogelijkheid zou zijn de storting van bepaalde (beschermde) bedragen volledig op een bankkaart te zetten. Met die kaart zouden aldus afhalingen en eventueel betalingen kunnen gebeuren. Er zijn twee mogelijkheden afhankelijk van de modaliteiten verbonden met de kaart: 4.2.1. ofwel een kaart waarmee men het volledige bedrag in één keer kan afhalen: een gedeelte in contanten (via automaat) en het resterend saldo (wat niet aan de automaat kan worden afgehaald) op een kaart van het Proton-type. De Raad meent dat de voordelen (schijnbaar eenvoudig systeem ondanks het aanmaken van dergelijke kaart; geen koppeling aan een bankrekening) niet opwegen tegen de nadelen: - geen rechtstreekse betalingen via een rekening mogelijk, waardoor de noodzaak voor het aanhouden van een rekening blijft bestaan; - bedrag op de kaart kan oplopen (verscheidene beschermde inkomsten) en aldus zeer hoog zijn, wat dus een probleem is in geval van diefstal of verlies; - bedragen kunnen worden “opgepot”; - laatste cent afhalen is moeilijk tenzij een verplichte combinatie met “Proton”, wat dan weer niet evident is voor iedereen; - gebruik van een geheime code niet voor iedereen (vb. ouderen) maatschappelijk evident; - Proton is niet overal beschikbaar (onder meer voor kleine aankopen van levensnoodzakelijke middelen).
1 Op het ogenblik van de analyse door de Raad werd in Frankrijk een voorstel van decreet besproken met het oog op de aanpassing van de reglementering. In de discussies van de Commissie werd in hoofdzaak rekening gehouden met de reeds geldende wetgeving. Sindsdien werd het decreet goedgekeurd (dekreet n° 2002-1150 van 11 september 2002) en zal in voege treden op 01.12.2002 (het werd aangevuld met een besluit van 11 september 2002 dat het modelformulier bepaalt voor aanvragen tot terbeschikkingstelling van alimentatiesommen die op een beslagrekening voorkomen). Dit decreet wijzigt niet echt de bestaande Franse wetgeving maar voorziet een snellere terbeschikkingstelling, onder de vorm van voorschotten (af te trekken van het bedrag van de onvatbare inkomsten waarvan de storting later zou kunnen gebeuren op aanvraag van de rekeninghouder) van alimentatiegelden. Dit decreet beantwoordt niet aan sommige eerder geformuleerde kritieken van de Raad over het bedoelde systeem.
5
4.2.2. ofwel een echte debetkaart (afhalingen en betalingen). Dit betekent een verbinding met een centrale instelling (Banksys) of een noodzakelijke koppeling aan een bankrekening (waardoor de voordelen van een eenvoudig systeem wegvallen en de Raad zich de vraag stelt of zulke oplossing dan niet vergelijkbaar is met de sociale rekening met een bankkaart (zie infra). Nadeel is dat deze oplossing technisch omslachtig is en iedere consument verplicht een kaart te gebruiken. Bovendien is ook hier het gevaar van verlies of diefstal van de kaart en dus van de op deze wijze uitgekeerde inkomens. Tenslotte is er de noodzaak tot het aanhouden van een bankrekening. Waarom dan niet onmiddellijk een oplossing zoeken op basis van de bankrekening? 4.3. Sociale rekening (al dan niet met een andere bankrekening) Hieronder zou kunnen worden verstaan: een bijzondere rekening geopend op naam van de consument waarop sommige bedragen hun beschermd statuut inzake beslag of overdracht zouden behouden. De Raad is van oordeel dat een afzonderlijke sociale rekening op zich geen optie is daar er meer na- dan voordelen zijn. Afgezien van de discussie of enkel de uitkeringen opgesomd in artikel 1410, §2 Ger. W. worden weerhouden (zoals het wetsvoorstel van de heren Poty en Mahoux alsook het wetsvoorstel van de heren Bacquelaine en Chastel) of ook de andere bedragen die gedeeltelijk niet voor beslag of overdracht vatbaar zijn (waarvan sprake in artikel 1409, 1409bis en 1410,§1 Ger. W.), komt de Raad tot de vaststelling dat miljoenen mensen in aanmerking kunnen komen voor de storting ervan op een dergelijke rekening. De facto kan dus bijna iedere burger in aanmerking komen voor een sociale rekening in combinatie met een “gewone” rekening of een basis-bankdienst. Waarom dan deze speciale rekening uitwerken? Een sociale rekening heeft pas zin als de doelgroep duidelijk wordt afgebakend (bv. bestaansminimumtrekkers). De afbakening van de doelgroep is echter niet evident en schendt het grondwettelijk “gelijkheidsbeginsel”: verwacht wordt dat nog andere categorieën dezelfde bescherming gaan eisen. Vandaar dat de Raad van oordeel is dat het geen zin heeft in een speciale sociale rekening te voorzien als bijna iedereen er recht op heeft. Voorts dient te worden vastgesteld dat de banken, zonder een actieve controle inzake de herkomst van de stortingen – wat zij totaal niet wenselijk en uitvoerbaar achten - moeilijk kunnen beletten dat op deze sociale rekening andere inkomsten worden gestort waardoor de a priori niet vatbaarheid voor beslag of overdracht komt te vervallen. Waarom zou men dan al die moeite doen om een speciale sociale rekening uit te werken ? Bovendien zijn er nog enkele nadelen verbonden aan deze oplossing: - mogelijkheid voor de titularis van deze rekening om de “beschermde” sommen op te sparen aangezien zij toch niet voor beslag vatbaar zijn op de sociale rekening waarvan sprake; - de noodzaak voorafgaandelijk steeds de opening van zulke rekening te voorzien want als er reeds beslag op beschermde sommen is gelegd, gestort op een andere rekening, is het te laat; - de verplichting om op twee verschillende rekeningen te storten aangezien de beschermde sommen of dat deel van de beschermde sommen dienen te worden gestort op de sociale rekening en de andere sommen op de “gewone” rekening.
6
De Raad meent dat een mogelijke oplossing ligt in een aanpassing van de wetgeving die geldt voor alle bankrekeningen (en dus ook de basis-bankdienst), eerder dan een bijzondere sociale rekening. 4.4. De circulaire cheque Uitbetaling van de beschermde sommen met een circulaire cheque. De Raad meent dat dit slechts een oplossing kan zijn op korte termijn. Hiermee wordt het probleem inzake het beslag op de rekening ook totaal niet opgelost. Daarenboven belet niets dat de gerechtdeurwaarder beslag legt op deze sommen eens zij zijn uitbetaald in contanten. Deze piste wordt bovendien niet verder in aanmerking genomen vanwege de kosten en veiligheid: de circulaire cheque is en blijft immers een fraudegevoelig instrument. 4.5. Een bepaalde som op een rekening altijd minimaal beschermen: bv. 1000 EUR. De Raad meent dat het probleem van het beslag op een rekening hierdoor niet fundamenteel wordt opgelost. Zo is het enerzijds mogelijk dat de op een bankrekening gestorte bedragen van de beschermde inkomsten (bijv. 1500 EUR) hoger zijn dan het grensbedrag (bijv. 1000 EUR) dat wordt beschermd. Dit betekent dat bepaalde inkomsten niet meer beschermd zouden kunnen zijn. Anderzijds is het mogelijk dat beschermde inkomsten op een andere manier (bijv. een postassignatie) worden uitbetaald dan door een storting op een bankrekening. Dit betekent dat bepaalde inkomsten van een nieuwe bescherming zouden kunnen genieten. Deze oplossing staat ook haaks op de huidige wettelijke regelingen van het Gerechtelijk Wetboek. In dat geval zou er een grondige hervorming van dit wetboek moeten komen. 4.6. Een rubriekrekening Technisch gezien gaat het om een subrekening waarop de bedragen zouden kunnen worden gestort waarop geen beslag kan worden gelegd (op basis van een mededeling of een standaardcode van de opdrachtgever die bijvoorbeeld zou aanduiden dat het gaat om een beschermd bedrag). Het nadeel hiervan is dat een rubriekrekening een ernstige technische inspanning vraagt van de banken, daar waar het systeem evenwel geen oplossing biedt voor de problemen van de “duur” en van “het bedrag van de uitgaven”. 5. Het door de Raad uitgewerkte alternatief 5.1. Uitgangspunt: - de bescherming voorzien in het Ger.W. (bedragen die niet in beslag/overdracht kunnen worden genomen) dient voor iedereen te gelden (en dus niet enkel voor een bepaalde doelgroep); - de bescherming van het Ger.W. bestaat steeds, maar wordt pas effectief van toepassing in het geval er beslag of overdracht is; - de oplossing van het probleem moet worden gezocht op de bankrekening zelf. Dit zonder dat de titularis van de rekening gehouden is om specifieke stappen of acties te ondernemen voorafgaand aan beslag of overdracht. Dit betekent een technische en automatische bescherming die pas effectief wordt in het geval er een beslag of overdracht is van de beschermde sommen gestort op een rekening.
7
5.2. Hoe dit uitgangspunt verwezenlijken? De Raad meent dat dit uitgangspunt kan worden verwezenlijkt door de toekenning van een code(s) aan de beschermde inkomsten die op een bankrekening worden gestort. Zodoende blijven ze traceerbaar. Niet de bankrekening wordt beschermd, maar wel de (beschermde) inkomsten gestort op deze rekening. Zoals reeds vermeld in punt 3, zijn er twee categorieën van beschermde inkomsten: •
loon, uitkeringen, … welke voor een gedeelte beschermd zijn (art. 1409, 1409bis en 1410, §1 Ger.W.). Gelet op het feit dat deze bedragen overeenkomstig art. 1411 Ger.W. gecumuleerd worden, kunnen deze ook op de rekening samenvallen. à toekennen van code(s) (hierna code 1 genoemd)
•
volledig beschermde bedragen (art. 1410, §2 Ger.W). à toekennen van code(s) (hierna code 2 genoemd)
Gecodeerde inkomsten op een bankrekening zijn niet (of slechts voor een gedeelte) vatbaar voor beslag of overdracht en worden, na de berekening (zie verder) van het niet voor beslag of overdracht vatbaar gedeelte, niet langer geblokkeerd in het geval van beslag of overdracht. De Raad benadrukt dat het voordeel van de codering is dat de bank onmiddellijk de beschermde inkomsten kan identificeren en deze informatie kan meedelen aan degene die beslag/overdracht legt. De Raad benadrukt eveneens dat de bank niet moet controleren of de sommen die op rekening werden gestort al dan niet beschermd zijn, noch de berekening van het voor beslag vatbare gedeelte doorvoeren. Die taak komt immers toe aan de gerechtsdeurwaarder (controle a posteriori) of aan de schuldeiser met een controlemogelijkheid voor de debiteur (zie 5.8. voorstel van procedure). De codering laat toe om op een eenvoudige manier na te gaan of er beschermde inkomsten op een bankrekening werden gestort de maand voorafgaand aan het beslag of overdracht. Deze codes worden dan ook ingevoerd om de taak te vereenvoudigen van de gerechtsdeurwaarder of de overdragende of beslagleggende derde (vb. fiscus). Ook in hoofde van de debiteur is er voordeel: enerzijds hoeft hij geen voorafgaande stappen te ondernemen om van de bescherming te genieten, anderzijds moet hij, als er betwisting is, het bewijs kunnen leveren dat zijn inkomsten beschermd zijn. Dit kan hij o.a. eenvoudig doen op basis van de codering. De Raad benadrukt dat de verdere uitwerking van de regels inzake de codering en de wijze waarop deze worden overgemaakt aan en verwerkt door de kredietinstellingen het voorwerp dienen uit te maken van een bijzondere werkgroep o.a. bestaande uit vertegenwoordigers van de banksector, werkgevers- en werknemersorganisaties, middenstand, consumenten en de overheid. De haalbaarheid en het succes van het door de Raad voorgestelde alternatief hangt immers af van de betrouwbaarheid van het systeem (het aanbrengen van de code door de "betalers”) en de visibiliteit van de codering. De Raad wenst tenslotte op te merken dat in een bepaald geval ook particulieren beschermde inkomsten op een bankrekening storten, met name de overschrijving van al dan niet provisionele uitkeringen tot onderhoud, waardoor in principe de code door een particulier dient te worden aangebracht. Deze uitkeringen zijn beschermd op basis van artikel 1410, §1, 1° Ger. W. In het geval dit een probleem zou opleveren (bijv. geen codering), kan de debiteur steeds via andere middelen (bijv. een vonnis) aantonen dat een bepaald bedrag op de bankrekening beschermd is (zie verder punt 5.9.4.).
8
5.3. Welk gedeelte van het bedrag wordt beschermd? 5.3.1. Bedragen die gedeeltelijk niet voor beslag vatbaar zijn: code 1 Het Ger.W. geeft zelf de bedragen aan die worden beschermd: (artikel 1409,1409bis, 1410§1): Het gedeelte boven de 1101€/maand is onbeperkt overdraagbaar of beslagbaar. Het gedeelte tussen 1007 en 1101€/maand is voor 40% overdraagbaar of beslagbaar. Het gedeelte tussen 912 en 1007€/maand is voor 30% overdraagbaar of beslagbaar. Het gedeelte tussen 849 en 912€/maand is voor 1/5de overdraagbaar of beslagbaar. Onder de 849€/maand is niets overdraagbaar. Deze bedragen worden in principe verhoogd met 52€ per kind ten laste. In principe aangezien het koninklijk besluit hierover nog niet werd goedgekeurd. Het maximaal (zonder kinderen) beschermde bedrag is 1023€ van de sommen geboekt onder code 1. 5.3.2 Bedragen die totaal niet vatbaar zijn voor beslag: code 2 Overeenkomstig het Ger.W. (artikel 1410,§2) zijn deze bedragen zelf niet vatbaar voor overdracht of beslag. Veel problemen inzake berekening zijn er dus niet. 5.4. Wie brengt de code aan? De uitbetalende instellingen (werkgevers, sociale uitbetalende instellingen, …), en alleen deze instellingen, kennen steeds een code toe aan de uitbetaling van beschermde inkomsten op een bankrekening. Artikel 3 van het K.B. van 5 maart 1986 houdende nadere regelen betreffende de uitbetaling van het loon in giraal geld en de overdracht van of het beslag op het tegoed van de bank- of de postchequerekening waarop het loon van de werknemer wordt overgeschreven, verplicht de werkgever het loon van de werknemer van hand tot hand, ofwel met een postassignatie of een circulaire cheque uit te betalen indien de bankrekening het voorwerp is van een overdracht of beslag. De werknemer moet ten laatste de 4de werkdag voor de uitbetaling van zijn loon, de werkgever het afschrift van het beslag of overdracht op zijn bankrekening overmaken. De Raad meent dat dit uitvoeringsbesluit, en eventueel andere gelijkaardige uitvoeringsbesluiten, zullen moeten worden herzien indien de bescherming op rekening wordt gegarandeerd. 5.5. Hoelang geldt deze bescherming? De bescherming geldt gedurende maximaal één maand vanaf de uitbetaling. Derhalve stelt zich geen probleem van het opsparen van beschermde bedragen en worden tevens de rechten van de schuldeiser gevrijwaard. Verder stelt zich geen probleem van retroactieve werking in het geval van beslag. 5.6. Hoe gebeurt de berekening van het niet voor beslagbaar vatbaar gedeelte van de inkomsten gestort op een bankrekening? Hoe de betalingen verrichten die door de debiteur werden uitgevoerd voor het eerste beslag, d.w.z. bepalen van welke bedragen op zijn rekening de betalingen die hij heeft verricht moeten worden gedebiteerd? Er zijn verschillende mogelijkheden: - betaling alleen met de sommen die vatbaar zijn voor beslag; - betaling alleen met de sommen die niet vatbaar zijn voor beslag; - betaling steeds debiteren met de “oudste” uitkeringen; - betaling naar rata van de sommen vatbaar voor beslag; - afrekening naar rata van het aantal dagen dat de uitbetaling werd verricht.
9
De Raad is van oordeel dat de vijfde oplossing de beste is aangezien deze geen grote berekening vergt, billijk is en zowel rekening houdt met de rechten van de debiteur als van de schuldeiser. De berekening van het niet voor beslag of overdracht vatbaar gedeelte van de gestorte sommen op een bankrekening gebeurt naar rata van het aantal dagen dat de uitbetaling werd verricht, voorafgaand aan het beslag of de overdracht (pro rata temporis): als bijvoorbeeld de gezinsbijslag de eerste dag van juni wordt gestort en het beslag plaatsheeft op de vijftiende van de maand dan zou 15/30 van dat bedrag kunnen worden gebruikt door de debiteur en 15/30 zou vatbaar kunnen zijn voor beslag. 5.6.1. De Raad stelt het volgende voorbeeld voor om het systeem van de berekening pro rata te verduidelijken: Beslag op rekening op 16 juni 2002. Er zijn 2 kinderen in het gezin 2 . Volgende stortingen op de rekening zijn gebeurd sinds 17 mei (= 16 juni - 1 maand) 1. storting arbeidsongevallen die 100 pct overschrijdt: 2. storting gezinsbijslag: 3. storting pensioen: 4. storting bestaansminimum: 5. storting vanwege X:
op 20 mei: 500 € (beschermd) op 1 juni: 250 € (beschermd); op 9 juni: 1200 € (gedeelte besch.); op 10 juni: 500 € (beschermd); op 14 juni: 750 € (niet beschermd)
Door bescherming en pro rata berekening kan geen beslag worden gelegd op: 1. 64,5 € = (500 € x 4) (4 = nog 4 dagen om de maand vol te maken: 16, 17, 18 en 19 juni) 31 (mei) 2. 125 € = (250 € x 15) (15 = nog 15 dagen om de maand vol te maken: 16 juni tot 30 juni) 30 (juni) 3. 861 €: gedeelte beschermd: verhoging per kind = 52 € = 52 x 2 = 104 € : geen beslag op 849 + 104 = 953 € : wel beslag op som tussen 953 en 1016 voor 20 % = 12,6 €, hetzij 50,4€ niet voor beslag vatbaar; : wel beslag op som tussen 1016 en 1111 voor 30 % = 28,5 €, hetzij 66,5€ niet voor beslag vatbaar : wel beslag op som tussen 1111 en 1200 voor 40 % = 35,6 €, hetzij 53,4€ niet voor beslag vatbaar (953 € + 50,4 € + 65,5 € + 53,4 €) x 23 (23 = nog 23 dagen om maand vol te maken zijnde 30 (juni) 16 juni tot 8 juli) 4. 400 € = (500 € x 24) (24 = nog 24 dagen om de maand vol te maken: 16 juni tot 9 juli) 30 (juni) 5. 750 €: niet beschermd = 1450,5 EUR is niet vatbaar voor beslag op datum van 16 juni (initieel beschermd bedrag 2450 EUR = 500 + 250 + 1200 + 500). Of dit bedrag ook effectief zal beschermd kunnen worden hangt uiteraard van het saldo van de rekening op 16 juni af.
2 De Raad is er zich volkomen van bewust dat er nog discussie is over de toepassing van de verhoging van de schijf per kind (het uitvoeringsbesluit bestaat nog niet). Voor de berekening in dit voorbeeld houdt de raad wel al rekening, zoals een aantal rechtbanken, met het aantal kinderen. Dit heeft echter geen verdere invloed.
10
Het is logisch dat het niet volledig initieel beschermde bedrag van 2450 EUR in aanmerking wordt genomen, aangezien de begunstigde reeds verscheidene dagen de uitkeringen heeft kunnen genieten en dus de bedragen heeft kunnen aanwenden (uitkering arbeidsongevallen gedurende 27 dagen, gezinsbijslag gedurende 15 dagen, pensioen gedurende 7 dagen en het bestaansminimum gedurende 6 dagen). 5.6.2. De vertegenwoordiger van de Nationale kamer van de gerechtsdeurwaarders, uitgenodigd op de voorafgaande werkzaamheden van de Raad, meent dat de voorgestelde “pro rata temporis” afrekening” niet uitvoerbaar is. Hij benadrukt dat een dermate zware en gecompliceerde procedure de taak van de gerechtsdeurwaarders, die hiervoor niet vergoed zijn, verzwaren en de kosten doen toenemen. Hij stelt als alternatief een andere wijze van berekening voor. Het systeem is gebaseerd op het volgende model: totaal van de geheel of gedeeltelijk beschermde inkomsten minus het overzicht van alle uitgaven = som die gedurende de laatste maand beschermd blijft. Voorbeeld van berekeningswijze voorgesteld door de gerechtsdeurwaarders: Beslag op rekening op 16 juni 2002 Er zijn 2 kinderen in het gezin3 Saldo op rekening 17 mei : 500 EUR Volgende stortingen zijn gebeurd sinds 17 mei (=16 juni – 1 maand) 1. 2. 3. 4.
Storting arbeidsongevallen die 100 pct overschrijden: op 20 mei: 500 EUR (beschermd) Storting gezinsbijslag: op 1 juni: 250 EUR (beschermd) Storting pensioen: op 9 juni: 1200 EUR (ged. besch.) Storting vanwege X: op 14 juni: 750 EUR (niet besch.)
Volgende uitgaven of afhalingen zijn gedaan: 1. Afhaling in contanten: 2. Betaling POS 3. Betaling POS 4. Overschrijving 5. Overschrijving 6. Betaling VISA-factuur 7. Afhaling in contanten
op 23 mei: op 30 mei: op 4 juni: op 6 juni: op 10 juni: op 12 juni: op 14 juni:
300 EUR 200 EUR 60 EUR 140 EUR 100 EUR 500 EUR 300 EUR
Saldo op rekening is op 16 juni = 1600 EUR (2700 + 500 – 1600) Totaal inkomen = 2700 EUR waarvan beschermd 1872,3 EUR Totaal uitgaven = 1600,0 EUR -----------Restant beschermd inkomen op rekening 272,3 EUR Voor beslag vatbaar: 1600,0 EUR (saldo op 16 juni) – 272,3 EUR (beschermd restant want positief saldo) -----------------1327,7 EUR De Raad vindt deze berekeningswijze onbillijk en onrechtvaardig omdat deze berekening ervan uitgaat dat de betalingen in de eerste plaats gebeuren met de beschermde inkomsten. Dit betekent dat in bepaalde gevallen van een beschermde inkomst, afhankelijk van de betalingen, niets meer zal overblijven om de rest van de maand van te leven.
3 Idem als voetnoot 2
11
De Raad stelt t.o.v. deze berekeningswijze verder het volgende vast: aangezien niet alle inkomsten dienen te worden overgemaakt aan de gerechtsdeurwaarder, dient deze laatste wel het overzicht van al de uitgaven te kennen om zijn berekening correct te kunnen doen. Indien de debiteur niet al zijn uitgaven wil overmaken aan de gerechtsdeurwaarder is hij, volgens het voorbeeld van de gerechtsdeurwaarders, wel verplicht al zijn inkomsten aan te geven. Indien immers een compleet overzicht van één van de twee basisgegevens (hetzij alle inkomsten, hetzij alle uitgaven) ontbreekt kan de gerechtsdeurwaarder zijn berekening niet uitvoeren. De Raad is van oordeel dat het opvragen van alle uitgaven en/of alle inkomsten eigenlijk niet nodig is in geval van de bovenvermelde “pro rata temporis” afrekening om beroep te kunnen doen op de beschermingsregeling waarvan sprake daar, in dat geval, enkel die bedragen moeten worden meegedeeld waarvoor men de bescherming wenst in te roepen (zie tevens verder: punt 5.9.6). De Raad vindt zulke regeling logischer en benadrukt dat hierdoor de privacy van de debiteur niet meer dan nodig wordt geschonden. Dit laatste is belangrijk wil de wetgever bekomen dat de voorgestelde regeling effectief wordt toegepast t.o.v. van die consumenten die het nodig hebben. De Raad blijft dan ook zijn voorkeur hechten aan de “pro rata temporis” regeling. 5.7. Wie doet de berekening en controleert deze? Zoals reeds werd vermeld in punt 5.2 benadrukt de Raad dat de bank niet moet controleren of berekenen in welke mate de sommen die op rekening werden gestort al dan niet beschermd zijn. Die taak komt immers toe aan de gerechtsdeurwaarder (controle a posteriori) als hij tussenkomt op basis van de codering. Zoals gesteld in punt 4.1. beschikken de banken meestal niet over de noodzakelijke informatie om het uiteindelijk totaal beschermde bedrag te berekenen. De gerechts-deurwaarders kunnen wel over deze noodzakelijke informatie beschikken (gezinssamenstelling, de werkgevers, kennis van het bestaan van andere niet op de bankrekening betekende beslagen, ... ) via hun toegang tot het Rijksregister, Centraal Register inzake beslagen, ... 5.8. Voorstel van procedure: In het geval van een beslag/overdracht van een bankrekening, geeft de bank aan de gerechtsdeurwaarder als hij tussenkomt of aan de schuldeiser (bijv. de fiscus in geval van fiscale notificatie ) kennis van het saldo van de bankrekening en van de gecodeerde inkomsten (bedrag en datum van de storting) die gestort werden één maand voorafgaand aan het beslag of de overdracht. Er moet bij de berekening dus een onderscheid worden gemaakt of er een gerechtsdeurwaarder in de procedure tussenkomt of niet. 1. er is een tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder (beslagprocedure): de gerechts-deurwaarder maakt de afrekening en voert een eventuele controle uit. Na de afrekening kan de titularis van de bankrekening vrij beschikken over de beschermde, niet voor beslag vatbare bedragen. 2.
er is geen tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder (overdracht en fiscale notificatie). In dit geval stelt de Raad voor de volgende procedure toe te passen: De schuldeiser maakt, op basis van de kennisgeving van de bank van het saldo en de gecodeerde inkomsten, de afrekening en betekent deze aan de schuldenaar (titularis van de bankrekening) via een aangetekend schrijven. Samen met deze aangetekende brief, moet een gestandaardiseerd formulier (zie infra) worden meegestuurd, teneinde de schuldenaar toe te laten de berekening eventueel te betwisten. Er wordt aan de titularis van de bankrekening de mogelijkheid gegeven om binnen een korte, vastgelegde termijn te reageren op de afrekening (de Raad meent dat een periode van vijf kalenderdagen volstaat): 1. de titularis (schuldenaar) van de bankrekening is akkoord met de afrekening: de overdracht of fiscale notificatie vindt plaats (overeenkomstig de afrekening). De beschermde inkomsten worden na dit akkoord vrijgemaakt ten voordele van de schuldenaar.
12
2. de titularis (schuldenaar) van de bankrekening reageert niet binnen de vastgelegde termijn: de overdracht of fiscale notificatie vindt plaats (overeenkomstig de afrekening). De beschermde inkomsten worden na het verstrijken van de vastgelegde termijn vrijgemaakt ten voordele van de schuldenaar. 3. de titularis (schuldenaar) van de bankrekening verzet zich tegen de overdracht of fiscale notificatie omdat aan beschermde inkomsten wordt geraakt. Op basis van de gecodeerde (beschermde) bedragen op de bankrekening vult de schuldenaar een (gestandaardiseerd) formulier omtrent de afrekening in. Dit formulier, wordt aan de schuldeiser betekend, alsook aan de bank. Hij mag ook andere bewijzen inroepen indien de code niet of foutief zou zijn aangebracht. De schuldeiser heeft het recht om binnen een korte, vastgelegde termijn te reageren (ook hier wordt een periode van vijf kalenderdagen voorgesteld door de Raad). Hij maakt zijn reactie over aan de schuldenaar en aan de bank: -
hij reageert niet binnen de vijf dagen of indien hij akkoord is, wordt het beschermd saldo (berekend op basis van de beschermde inkomsten) vrijgemaakt ten voordele van de schuldenaar.
-
hij is niet akkoord met de afrekening omtrent de beschermde inkomsten. In dit geval moet de beslagrechter worden gevat. De Raad stelt voor dat in deze gevallen beroep zou worden gedaan op de verzoeningsprocedure, zoals voorzien in het Ger.W.
5.9. Nog enkele resterende vragen 5.9.1. Meerdere rekeningen op naam van dezelfde persoon? Dit zou normaal geen enkel probleem of gevaar voor fraude mogen vormen aangezien enkel en alleen de beschermde sommen worden gecodeerd. De bescherming geldt dan ook voor alle bankrekeningen (met in begrip van de basis-bankdienst). Eenzelfde werkgever of uitbetalende instelling gaat het loon of de uitkeringen normaal gezien niet opsplitsen op verschillende rekeningen. 5.9.2. Wie is belast met het toekennen van de codes? Het zijn de uitkeringsinstanties (werkgevers, ziekenfondsen, werkloosheidskassen, kinderbijslag-fondsen, …) die aan elke betaling van een beschermde som op een bankrekening de desbetreffende code meegegeven. De verschillende codes worden via K.B. vastgelegd. 5.9.3. Aansprakelijkheid bij het toekennen van de codes? De uitkeringsinstellingen zijn verantwoordelijk voor het toekennen van de codes en de mededeling ervan aan de bank. Indien de uitkeringsinstelling verzuimt een code aan beschermde inkomsten toe te kennen en deze mee te delen, wordt er, naar analogie van het K.B. nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten, in een gelijkaardig toezicht en dezelfde strafbepalingen voorzien als in dit besluit. 5.9.4. Betwistingen? −
In geval van betwisting is het de houder van de bankrekening die moet aantonen (bijvoorbeeld door middel van een loonfiche) dat de betwiste bedragen niet voor beslag of overdracht vatbaar zijn.
−
De houder van een bankrekening moet steeds de mogelijkheid hebben om te bewijzen dat bepaalde bedragen (ook indien aan deze bedragen geen code werd toegekend) niet (of slechts voor een gedeelte) voor beslag of overdracht vatbaar zijn (bijv. door een vonnis in het geval van een uitkering tot onderhoud).
13
5.9.5. Toevoeging in het Ger.W.? De vooropgestelde oplossing wijzigt niets aan de principes van het Ger.W.. Zowel de rechten van de schuldenaar als van de schuldeiser worden gevrijwaard. Toch wordt voorgesteld een artikel in het Ger.W. (bijvoorbeeld een nieuw art. 1411bis) toe te voegen dat stipuleert dat de beperkingen en uitsluitingen waarin de artikelen 1409, 1409bis en 1410 voorzien, tevens van toepassing zijn indien de bedragen bedoeld in deze artikelen op een bankrekening worden gestort. Tevens moet worden voorzien in de bevoegdheid van de Koning om de codes vast te leggen, toe te kennen aan de beschermde inkomsten die op een bankrekening worden gestort en die moeten worden gehanteerd door de uitkeringsinstanties en in de bevoegdheid om de procedure en berekening vast te leggen. De Raad meent dat er ook een bepaling aan artikel 1452 Ger. W. (verklaring van de derde-beslagene) moet worden toegevoegd teneinde de banken toe te laten de gecodeerde inkomsten (datum en bedrag ervan) aan de beslaglegger, aan de overdrager, of aan de gerechstdeurwaarder die voor hem is opgetreden en aan de beslagen schuldenaar, mee te delen. 5.9.6. Bijzondere vragen: 1. Moet in het geval van beslag of overdracht de bank aan de gerechtsdeurwaarder een kopie overmaken van alle rekeninguittreksels van de voorgaande maand? Het streefdoel van het voorstel van de Raad bestaat erin de bescherming te behouden die geldt voor de wettelijk beschermde inkomsten wanneer deze worden gestort op een bankrekening, teneinde één van de obstakels op te heffen die het storten van inkomsten op een bankrekening in de weg staan. Het is van belang dat de voorgestelde maatregelen geen verandering teweegbrengen in de regels die toepasbaar zijn voor de andere inkomsten of goederen van de debiteur. Voor de Raad is er geen reden om de gegevens te veranderen waarover de gerechtsdeurwaarders in het kader van het huidige systeem beschikken of hooguit om de vereiste gegevens in de noodzakelijke zin aan te passen. Om het nagestreefde doel te kunnen realiseren, is het noodzakelijk en voldoende als de bank aan de gerechtsdeurwaarder het volgende meedeelt: -
het bankrekeningsaldo op de datum van het loonbeslag;
-
indien nodig het bedrag van de totaal of gedeeltelijk beschermde inkomsten en de datum waarop ze gestort worden (identificeerbaar via de code).
Alle andere informatie is volgens de Raad niet noodzakelijk en moet dus niet meegedeeld worden. 2. Moet de debiteur om de bescherming te kunnen inroepen, bepaalde stappen ondernemen, zoals: verklaren dat hij maar één bankrekening heeft, aan de deurwaarder de andere inkomsten melden die hij ontvangt, bewijzen in welke zin de inkomsten vrij van beslag zijn, …? De efficiëntie van het voorgestelde systeem is afhankelijk van het automatisch karakter van de bescherming. Vandaag past het organisme dat beschermde inkomsten uitbetaalt zonder meer de wettelijke regels toe bij loonbeslag, overdracht of fiscale betekening. De consument moet helemaal niets doen. De Raad is voorstander om hetzelfde principe te laten gelden bij beslag of overdracht op een bankrekening. Het is immers wel bekend dat de personen die het voorwerp van een beslag of overdracht uitmaken, erg snel overdonderd zijn door de verschillende stappen die ze moeten ondernemen om hun rechten te doen naleven. In uitzonderlijke gevallen zal het niettemin nodig zijn om bepaalde stappen te voorzien. Voorbeelden: indien de debiteur wil bewijzen dat sommige niet-gecodeerde inkomens toch vrij van beslag zijn of in het kader van de procedure van fiscale notificatie. Maar deze gevallen moeten de uitzondering blijven.
14
3. Hoe het eventuele gevaar voor fraude vanwege de betrokken personen die verschillende inkomsten of delen van inkomsten op verschillende rekeningen zouden kunnen laten storten, tegen te gaan? Het gevaar voor fraude kan nooit helemaal uitgesloten worden. Dat gevaar bestaat ook met het huidige systeem voorzien in het Ger.W. Er moet een ernstige evaluatie gemaakt worden van de fraudes die met de invoering van het nieuwe systeem verband zouden kunnen houden. In de allereerste plaats dient te worden onderstreept dat de bescherming slaat op de inkomsten (voorzien in het Ger.W.) en niet op de bankrekening (in tegenstelling tot het Franse systeem). Eenzelfde inkomen kan dus geen tweemaal beschermd worden. De potentiële fraudes hebben betrekking op de gedeeltelijk voor beslag vatbare inkomsten die niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een beslag bij het uitbetalend organisme. Immers: -
de inkomens die totaal vrij van beslag zijn, zijn integraal beschermd, ongeacht of ze op één of meerdere rekeningen worden gestort;
-
in het geval van gedeeltelijk voor beslag vatbare inkomens zal enkel het van beslag vrijgestelde saldo op de rekening gestort worden.
Er zou aan twee soorten fraude kunnen worden gedacht: -
De debiteur ontvangt via verschillende bankrekeningen gedeeltelijk voor beslag vatbare (en dus voor de toepassing van de plafonds, cumuleerbare) inkomsten die van verschillende bronnen afkomstig zijn. In dat geval zal elke bank afzonderlijk het te beschermen bedrag in acht nemen. Deze situatie is niet eigen aan de huidige situatie waarin elke werkgever bijvoorbeeld ook het beschermde bedrag zal berekenen zonder weet te hebben van het bestaan van een tweede inkomen. Net zoals vandaag de dag het geval is, zal het de taak van de gerechtsdeurwaarder zijn om de inkomens te globaliseren teneinde de beschermde bedragen te kunnen berekenen.
-
De debiteur zorgt ervoor dat gedeeltelijk voor beslag vatbare inkomens op verschillende bankrekeningen gestort worden. Ook in dat geval zal elke bank afzonderlijk het te beschermen bedrag in acht nemen. Dit risico is echter behoorlijk klein want het is weinig waarschijnlijk dat de werkgevers zullen meewerken aan deze praktijk, die voor hen bijkomende administratieve kosten meebrengt. __________________________
15
LEDEN EN DESKUNDIGEN AANWEZIG OP DE PLENAIRE VERGADERING VAN DE RAAD VOOR HET VERBRUIK VAN 4 DECEMBER 2002 VOORGEZETEN DOOR DE HEER ROBERT GEURTS 1. Leden die de organisaties van de consumenten vertegenwoordigen: Effectieve:
Mevrouw DE ROECK-ISEBAERT De heer DEMUELENAERE De heer DUCART De heer HOFFELT De heer MECHELS De heer VISEUR
(De Gezinsbond) (A.C.L.V.B.) (Test-Aankoop) (Febecoop) (Test-Aankoop) (R.C.R.)
Plaatsvervangende:
Mevrouw DOMONT-NAERT De heer QUINTARD
(Test-Aankoop) (A.B.V.V.)
2. Leden die de organisaties van de productie vertegenwoordigen: Effectieve:
Mevrouw STRUYVEN Mevrouw SWEERTS De heer FELIX De heer VANDEPLAS De heer van OLDENEEL
(V.B.O.) (B.V.B.) (B.V.K.) (FEDICHEM) (U.P.E.A.)
Plaatsvervangende:
Mevrouw MANNES De heer DASTOT
(B.V.K.) (Raad voor de Reclame)
3. Leden die de organisaties van de distributie vertegenwoordigen: Effectief:
Mevrouw PINT
(FEDIS)
4. Leden die de organisaties van de middenstand vertegenwoordigen: Effectief:
De heer RIZZO
(U.C.M.)
5. Deskundigen: De heer VAN POUCKE (O.I.V.O.)
16