Q&A meerkosten chronisch zieken via de gemeentelijke collectiviteit
Veelgestelde vragen bij de inzet van de gemeentelijke collectieve zorgverzekering (‘CZM’) bij het compenseren van inwoners met hoge zorgkosten, na afschaffing van de Wtcg en CER
Versie: 1.0 Datum: 25 maart 2014
Pagina 1 van 13
Over deze ‘Q&A’ Het Rijk beoogt een tweetal financiële regelingen voor chronisch zieken en gehandicapten per 1 januari 2014 af te schaffen: de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten en de Compensatie Eigen Risico. Gemeenten ontvangen een deel van het huidige budget om het wegvallen van deze regelingen te compenseren: € 45 miljoen in 2014, € 216 miljoen in 2015 en structureel € 268 miljoen vanaf 2017. Deze middelen kunnen aangewend worden om aan de doelgroep (momenteel maken circa 2,8 miljoen mensen gebruik van deze regelingen) voorzieningen dan wel inkomenssteun te bieden. Gemeenten kunnen ervoor kiezen om de kosten die chronisch zieken moeten maken te compenseren via een bestaand instrument: de gemeentelijke collectieve zorgverzekering (voor minima) waarin een gemeente eenvoudig en laagdrempelig meerkosten kan compenseren middels een bijdrage in premie. Feitelijk niet anders dan gemeenten nu doen voor het ontsluiten van de bijzondere bijstand voor medische kosten, een regeling met dezelfde doelstelling: het compenseren van meerkosten bij een specifieke doelgroep. Bij het inzetten van deze collectiviteit voor het (financieel) ondersteunen van chronisch zieken en gehandicapten komen diverse relevante vraagstukken voorbij. In deze ‘Q&A’ (vraag-en-antwoord) proberen wij antwoorden daarop te formuleren, dan wel oplossingsrichtingen aan te geven. Gaandeweg en in contact met gemeenten en zorgverzekeraars komen nieuwe vragen en nieuwe antwoorden voorbij. Dit document is daarmee een ‘levend document’ dat doorlopend wordt aangepast aan de actualiteit. Vragen of suggesties? Wij zien uit naar uw reactie via
[email protected] (of natuurlijk via uw regiomanager).
Pagina 2 van 13
Veelgestelde vragen over de inzet van de collectiviteit bij afschaffing WTCG en CER I Decentralisatie van Wtcg en CER 1. Hoe zitten de huidige regelingen Wtcg en CER in elkaar? 2. Hoe ziet de afbouw van Wtcg en CER er de komende jaren uit? 3. Hoeveel budget ontvangt mijn gemeente om deze afschaffing te compenseren? 4. Welke alternatieven zijn er om meerkosten voor chronisch zieken en gehandicapten te ontsluiten?
II Doelgroep 1. Bereik ik op deze manier wel de juiste mensen? 2. Op hoeveel deelnemers moet ik rekenen? 3. In hoeverre beperkt de collectiviteit de keuzevrijheid? 4. Hoe ga ik om met niet-deelnemers aan de collectiviteit?
III Meerkosten en dekking 1. Welke meerkosten hebben chronisch zieken en gehandicapten? 2. In hoeverre voorziet de huidige gemeentelijke collectiviteit/CZM in deze meerkosten? 3. Met welke dekkingen moet de bestaande collectiviteit nog worden uitgebreid? 4. Een deel van de meerkosten betreft niet-medische zaken. Hoe ga ik hier mee om? 5. Kan ik het eigen risico ook compenseren via deze regeling? 6. Hoe verhoudt de collectiviteit zich tot het individuele maatwerk van de Wmo?
IV Financiële effecten 1. Wat zijn de budgettaire consequenties van deze route? 2. Wat zijn de premieconsequenties van deze uitbreidingen? 3. Welke besparingen brengt de collectiviteit?
V De zorgverzekeraar 1. Hoe kom ik tot afspraken met de zorgverzekeraar(s)? 2. Wie is de beste aanbieder/zorgverzekeraar van deze collectiviteit? 3. Mijn zorgverzekeraar werkt niet mee, wat nu??
Pagina 3 van 13
I Decentralisatie van Wtcg en CER 1. Hoe zitten de huidige regelingen Wtcg en CER in elkaar? Twee financiële regelingen voor chronisch zieken en gehandicapten worden gefaseerd afgeschaft: de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatie Eigen Risico (CER). De fiscale aftrek voor specifieke zorgkosten blijft in afgeslankte vorm gehandhaafd. Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten De Wtcg beoogt chronisch zieken en gehandicapten te compenseren voor de (veronderstelde) meerkosten die zij maken ten opzichte van niet-chronisch zieken. Bijvoorbeeld hogere kosten voor hulpmiddelen en extra uitgaven voor medicijnen. De Wtcg vervangt sinds 2009 de aftrek voor buitengewone uitgaven in de inkomstenbelasting en bestaat uit de volgende elementen: a) Forfaitaire tegemoetkoming Tegen het einde van jaar X+1 krijgen mensen over jaar X via het CAK automatisch een bedrag overgemaakt op basis van leeftijd (ouder of jonger dan 65) en zorggebruik (bijvoorbeeld een AWBZ-indicatie of een bepaald geneesmiddelengebruik). De hoogte van de tegemoetkoming over 2012 (uitbetaling eind 2013) varieert van € 148 tot € 494. Alleenstaanden met een inkomen boven € 24.570 of paren met een inkomen boven € 35.100 hebben geen recht op de tegemoetkoming. b) Korting op de eigen bijdragen voor de AWBZ en de Wmo De korting op de eigen bijdrage voor het verblijf in een intramurale instelling bedraagt 16% voor 65-minners en 8% voor 65-plussers. De korting op de eigen bijdrage voor extramurale AWBZ / Wmo zorg bedraagt 33%. Het CAK brengt de korting sinds 2010 direct in mindering op de eigen bijdrage. Voor minima komen deze eigen bijdragen na aftrek van de Wtcg korting neer op maximaal € 17,82 per 4 weken voor een meerpersoonshuishouden en op maximaal € 12,46 per 4 weken voor een eenpersoonshuishouden (bedragen 2013). c) Nieuwe fiscale regeling De nieuwe fiscale regeling binnen de inkomstenbelasting betekent dat alleen nog specifieke zorgkosten in aftrek komen. Hiermee is een beperking aangebracht ten opzichte van de hiervoor bestaande buitengewone uitgavenregeling. Voor mensen met een laag inkomen die de aftrek voor specifieke zorgkosten niet te gelde kunnen maken is de verzilveringsregeling Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten (TSZ) ingevoerd. d) 65-plussers Voor 65-plussers zijn de ouderenkorting in de inkomstenbelasting en de bruto AOW-tegemoetkoming verhoogd. e) Inkomenscompensatie voor arbeidsongeschikten Personen die 35% of meer arbeidsongeschikt zijn ontvangen op grond van de Wtcg via het UWV jaarlijks automatisch een vast bedrag. In september 2013 bedroeg deze compensatie € 342. f) Huurtoeslag ouderen Doordat de afschaffing van de buitengewone uitgavenaftrek (per 2009) invloed had op een aantal van het verzamelinkomen afhankelijke regelingen zoals de huurtoeslag is de Wet op de huurtoeslag aangepast om ouderen te compenseren voor het verlies aan huurtoeslag dat optreedt door de afschaffing van de buitengewone uitgavenaftrek.
Pagina 4 van 13
Compensatieregeling Eigen Risico De CER beoogt chronisch zieken en gehandicapten te compenseren voor de (veronderstelde) meerkosten die zij maken ten opzichte van niet-chronisch zieken voor wat betreft het verplicht eigen risico op grond van de Zorgverzekeringswet. In 2013 bedraagt dit eigen risico € 350. De CER gaat uit van de veronderstelling dat chronisch zieken en gehandicapten dit bedrag volledig aanspreken. Ter compensatie krijgen zij het meerdere ten opzichte van de gemiddelde consumptie van het verplicht eigen risico automatisch uitgekeerd door het CAK. In 2013 gaat het om een bedrag van € 99. Men komt in aanmerking wanneer wordt voldaan aan één van de volgende criteria: bepaald geneesmiddelengebruik, behandeling voor bepaalde aandoeningen of verblijf in een AWBZ-instelling.
2. Hoe ziet de afbouw van Wtcg en CER er de komende jaren uit? De afschaffing van CER en Wtcg start vanaf 1 januari 2014. Burgers krijgen echter op verschillende momenten met de afschaffing van de regelingen te maken: Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten - De afschaffing van de korting op de eigen bijdrage op AWBZ/intramuraal wordt in 2014 geëffectueerd. De effecten worden verzacht: hiervoor wordt € 248 miljoen beschikbaar gesteld (hierdoor krijgen mensen met een Wajong-uitkering € 1.700 bovenop de ‘zak- en kleedgeldnorm’ en AOW-gerechtigden € 950 euro bovenop die norm); - Het afschaffen van de algemene tegemoetkoming binnen de Wtcg betekent dat rechthebbenden deze uitkering eind 2014 (voor het jaar 2013) voor het laatst ontvangen; - De korting op de eigen bijdrage AWBZ extramuraal/Wmo wordt per 1 januari 2015 afgeschaft; - De verhoging van de huurtoeslag voor ouderen lijkt van kracht te blijven; - De grondslag voor de tegemoetkoming arbeidsongeschikten verschuift met ingang van 2014 naar andere wetgeving: de WIA, WAO, WAZ en Wajong. De tegemoetkoming daalt van € 342 netto per jaar naar € 247. Om in aanmerking te komen moet sprake zijn van een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer. Compensatieregeling Eigen Risico - De afschaffing van de CER heeft al in 2014 effect, eind 2013 is deze voor het laatst uitbetaald (€ 99).
3. Hoeveel budget ontvangt mijn gemeente om deze afschaffing te compenseren? Gemeenten ontvangen een aanzienlijk budget om te voorzien in de behoeften van haar inwoners. Nota bene: hierbij is wel sprake van een forse vermindering ten opzichte van de huidige landelijke budgetten. De middelen voor gemeenten bouwen, in lijn met de gefaseerde impact van de afschaffing, over de jaren op en wel als volgt: - In 2014: € 45 mln (middels een eenmalige verhoging van de integratie-uitkering huishoudelijke hulp) - In 2015: € 216 mln - In 2016: € 266 mln - In 2017: € 268 mln. Vanaf 2015 wordt het budget toegevoegd aan het gemeentefonds.
Pagina 5 van 13
4. Welke alternatieven zijn er om meerkosten voor chronisch zieken en gehandicapten te ontsluiten? In de (binnenkort te verschijnen) handreiking van VWS worden verschillende opties beschreven die een gemeente heeft om de afschaffing te compenseren: 1. de individuele bijzondere bijstand 2. een forfaitaire vergoeding vanuit de Wmo 3. een verlaging van de eigen bijdrage voor de Wmo 4. een verstrekking van een voorziening vanuit de Wmo 5. en dus de collectieve (aanvullende) zorgverzekering van gemeenten En zoals de handreiking aangeeft: Elke variant heeft voor- en nadelen. De kracht van het beleid voor ondersteuning van chronisch zieken en gehandicapten ligt in de combinatie van één of meer opties. Wij onderschrijven dit. Ook bij het inzetten van de gemeentelijke collectiviteit ligt het voor de hand om dit in samenspel met andere opties te doen. Via de collectiviteit kunnen bijna alle meerkosten gecompenseerd worden (of zijn al opgenomen, zie ook onderdeel III). Wil een gemeente ook kosten compenseren die minder logisch in een zorgverzekering passen, bijvoorbeeld extra energiekosten, dan ligt het voor de hand om hiervoor de individuele bijzondere bijstand in te zetten. En uiteraard is een goede verbinding met de Wmo van belang, om een juiste mix te realiseren tussen het individuele maatwerk van een Wmo-voorziening en het collectieve maatwerk van een zorgverzekering.
Pagina 6 van 13
II Doelgroep 1. Bereik ik op deze manier wel de juiste mensen? Een belangrijk knelpunt bij de huidige regelingen is het bereiken van de juiste mensen, namelijk chronisch zieken en gehandicapten. Een groot deel van de mensen die een tegemoetkoming ontvangt behoort niet tot de beoogde doelgroep. Andersom geldt dat een deel van de beoogde doelgroep juist géén tegemoetkoming ontvangt. Dit werpt de vraag op of het gemeenten dan lukt om middels de gemeentelijke collectiviteit wél de juiste inwoners te bereiken? Het antwoord is ja, onder voorwaarde van goede communicatie. Bij het vergoeden van meerkosten via de gemeentelijke collectiviteit wordt uitgegaan van zelfinclusie. Anders gezegd, de ‘bewijslast’ tot het behoren tot de doelgroep wordt verschoven naar de individuele burger. De gemeente biedt haar/hem een voorziening aan in de vorm van een zorgverzekering die meerkosten van zorg en ondersteuning vergoedt, tegen een bepaalde prijs. Deze voorziening is daarmee interessant voor burgers die deze meerkosten daadwerkelijk maken (anders is de betreffende persoon immers beter af met een goedkopere zorgverzekering, met een mindere dekking voor zorgkosten). De gemeente kan deze zorgverzekering toegankelijker maken voor mensen met een bepaald inkomen door een bijdrage te doen in de (aanzienlijke) premie van deze zorgverzekering. Op deze manier geeft de gemeente financiële ondersteuning aan inwoners met een grote zorgvraag (zeg: chronisch zieken en gehandicapten), tot een door de gemeente te bepalen inkomensniveau. Om een goed bereik te hebben van dit instrument, of voorziening, is het uiteraard wel van belang om goed te communiceren richting de doelgroep (zoals eigenlijk altijd geldt met gemeentelijke ondersteuningsregelingen) en om deelname aan de voorziening zo eenvoudig mogelijk te maken. In de praktijk blijkt de bestaande gemeentelijke collectiviteit een relatief hoog bereik te hebben onder de doelgroep, de bepalende factor is hierbij (naast de gemeentelijke bijdrage in de premie) de mate waarin de gemeente communiceert over de voorziening.
2. Op hoeveel deelnemers moet ik rekenen? Het aantal deelnemers hangt van een aantal factoren af: de hoogte van de gemeentelijke bijdrage in relatie tot de dekking van de polis (hoe ‘aantrekkelijk’ is de voorziening, welke meerkosten worden vergoed), de inzet op een goede communicatie (zie ook hierboven), de eenvoud waarmee gebruik kan worden gemaakt van de voorziening en tot welk inkomensniveau de collectiviteit wordt aangeboden. NB: in principe kan de collectiviteit tot elk inkomensniveau worden aangeboden. Feitelijk biedt een gemeente natuurlijk alleen compensatie door bij te dragen in de premie van de zorgverzekering. En naar verwachting zullen niet veel gemeenten een bijdrage leveren boven 130% sociaal minimum, ook gezien de bezuiniging die het Rijk doorvoert bij de decentralisatie van de regelingen (die al deels inkomensafhankelijk waren). Dit in ogenschouw nemende, ontwikkelt de omvang van de doelgroep (dat is uiteraard iets anders dan het feitelijk aantal deelnemers) zich landelijk als volgt (BS&F beschikt ook over cijfers per gemeente): inkomen sociaal minimum aantal huishoudens omvang doelgroep (18+)
110%
115%
120%
125%
130%
799.270
942.210
1.079.890
1.214.500
1.335.950
1.039.100
1.224.900
1.403.900
1.578.900
1.736.700
Cijfers Stimulansz, inkomen 130% door BS&F geëxtrapoleerd. Uit CBS cijfers blijkt dat gemiddeld 70% van de huishoudens met een laag inkomen uit alleenstaanden bestaat. Om het aantal volwassen personen (omvang doelgroep) te bereken is daarom het aantal huishoudens verhoogd met factor 1,3.
Pagina 7 van 13
3. In hoeverre beperkt de collectiviteit de keuzevrijheid? In principe kan een gemeente met zoveel zorgverzekeraars in zee gaan, als wenselijk is. In de praktijk zien we dat per gemeente met één of maximaal twee zorgverzekeraars een dergelijke samenwerking wordt aangegaan. Dit omwille van eenvoud in de uitvoering en het komen tot passende (betere) voorwaarden voor deelnemers (over het algemeen zijn zorgverzekeraars bereid om scherpere afspraken te maken bij een grotere en een meer preferente positie). Feitelijk verkrijgen de gecontracteerde zorgverzekeraars (lees: die polissen waarbij de gemeente een deel van de premie voldoet voor de deelnemer) een preferente positie ten opzichte van niet-gecontracteerde concurrenten. Het staat potentiële deelnemers uiteraard altijd vrij om te kiezen voor een andere polis, mogelijk van een andere zorgverzekeraar, alleen verliezen ze daarmee het financiële voordeel van de gemeentelijke bijdrage. Je zou dus kunnen stellen dat hiermee de keuzevrijheid indirect wordt ingeperkt. Overigens is deze discussie over keuzevrijheid niet uniek: ook op andere terreinen organiseren en contracteren gemeenten hun voorzieningen bij één of enkele aanbieders (bijvoorbeeld ten aanzien van hulpmiddelen).
4. Hoe ga ik om met niet-deelnemers aan de collectiviteit? Voor (potentiële) deelnemers aan de collectiviteit is de meerwaarde gelegen in de compensatie van feitelijk gemaakte meerkosten voor zorg en ondersteuning. De compensatie vindt plaats middels de gemeentelijke bijdrage in de premie. Niet-deelnemers lopen dit voordeel mis. Het is primair aan de gemeente hoe hiermee om te gaan, waarbij het goed denkbaar is om een ‘spijtoptantenregeling’ te hanteren, waarbij inwoners gedurende het jaar alsnog kunnen deelnemen aan de collectiviteit en/of waarbij men eenmalig een individuele vergoeding krijgt voor de gemaakte meerkosten met het appèl om het komend jaar alsnog in te stromen. Bovendien kan beroep op de fiscale aftrek (via de inkomstenbelasting) deels helpen. Specifieke zorgkosten kunnen opgevoerd worden bij de belastingaangifte als aftrekpost indien men wél recht had maar géén aanspraak gedaan heeft op bijzondere bijstand. Gegeven de drempelwaarden bij de aftrek en het feit dat het gaat om een aftrekpost (lagere inkomens ontvangen boven de drempelwaarde per euro aan meerkosten 37 cent terug) biedt de fiscale regeling slechts beperkt een oplossing. Daarnaast zal gerichte communicatie over deze voorziening het bereik aanmerkelijk verbeteren, zoals dat voor alle gemeentelijke voorzieningen en regelingen geldt (zo zien we in bij de huidige collectiviteit een deelnamegraad/bereik van tussen de 10 en 70% | belangrijkste succesfactoren zijn de gemeentelijke bijdrage én de communicatie over de collectiviteit).
Pagina 8 van 13
III Meerkosten en dekking 1. Welke meerkosten hebben chronisch zieken en gehandicapten? Het is niet mogelijk om dé kosten die chronisch zieken en gehandicapten moeten maken voor hun zorg- en ondersteuningsbehoefte met zekerheid van tevoren vast te stellen. Alleen al vanwege het feit dat dé definitie (en inclusie) van chronisch ziek en/of gehandicapt niet bestaat. Onderstaande tabel biedt naar onze mening desalniettemin een goede benadering van de medische meerkosten. Deze tabel is gebaseerd op onderzoek van Nivel (2013) onder haar Nationaal Panel Chronisch zieken en Gehandicapten en aangevuld met onderzoeken van RIVM/NPCF (jr. n.b.), Diabetesvereniging Nederland (2012) en Parkinsonvereniging (2012). De onderzoeksbevindingen zijn vertaald naar dekkingen, ten aanzien van het eigen risico is uitgegaan van de vergoeding vanuit de huidige CER.
Het panel van Nivel geeft daarnaast aan een aantal meerkosten te maken, die niet-medisch van aard zijn. Bij vraag III.4 wordt ingegaan op de vraag hoe met deze kosten om te gaan. Overigens kan men ook beargumenteren om per kostensoort maximaal een bedrag van € 494 te dekken (naast compensatie van het eigen risico). Dat is immers de huidige maximale vergoeding vanuit de Wtcg, wiens afschaffing gemeenten beoogd zijn te compenseren (en waarvoor gemeenten financiële middelen ontvangen).
Pagina 9 van 13
2. In hoeverre voorziet de huidige gemeentelijke collectiviteit/CZM in deze meerkosten? Het antwoord op deze vraag verschilt, uiteraard, per gemeentelijke collectiviteit: dekkingen verschillen immers op basis van gemeentelijk beleid en gemaakte afspraken met de zorgverzekeraar. BS&F heeft ‘gap analyses’ gemaakt voor het merendeel van de huidige gemeentelijke collectiviteiten (CZM’s), oftewel in kaart gebracht welke dekkingen nu al opgenomen zijn en welke dekkingsuitbreidingen vereist zijn om nauwkeuriger aan te sluiten bij bovenstaande tabel met meerkosten van chronisch zieken en gehandicapten. Deze analyses zijn voor relaties op verzoek beschikbaar. Het algemene beeld van deze analyses wijst overigens uit dat ongeveer 80-90 % van bovenstaande dekkingsbehoeften al opgenomen zijn in de huidige gemeentelijke collectiviteiten.
3. Met welke dekkingen moet de bestaande collectiviteit nog worden uitgebreid? Zie ook vragen III.1 en III.2: dit verschilt per zorgverzekeraar c.q. per gemeentelijke collectiviteit, BS&F heeft van de meeste pakketten inmiddels gedetailleerde analyses gemaakt.
4. Een deel van de meerkosten betreft niet-medische zaken. Hoe ga ik hier mee om? In de tabel bij de beantwoording van vraag III.1 worden meerkosten getoond die, voor zover dat niet al het geval is, opgenomen kunnen worden in de collectiviteit. Daarnaast ervaren chronisch zieken en gehandicapten een aantal meerkosten die niet-medisch van aard zijn. Hoewel deze kosten niet direct gerelateerd aan zorg, komt een groot deel van hen toch in aanmerking voor vergoeding middels de collectiviteit: Komen in aanmerking: - hulpmiddelen persoonlijke en huishoudelijke verzorging - maaltijdvoorzieningen - extra kosten voor sociaal vervoer - extra kosten voor kleding en beddengoed (bewassingskosten mogelijk op te nemen in de collectiviteit) - extra kosten voor voeding en dieet (ten dele al opgenomen in basis-/aanvullende verzekeringen). Opname in de collectiviteit ligt niet voor de hand: - attentiekosten - extra energiekosten. Het ligt niet voor de hand dat deze ervaren meerkosten een plek krijgen in een zorgverzekering. Het is aan de gemeente of en zo ja hoe men deze kosten wil compenseren. Zo ja, dan komt de verbinding met de (individuele) bijzondere bijstand weer in beeld (bijvoorbeeld voor extra energiekosten).
5. Kan ik het eigen risico ook compenseren via deze regeling? Ja dat kan, het afschaffen van de CER kan eenvoudig gecompenseerd worden in de collectiviteit. Een aantal gemeenten doet al enige jaren iets wat daar op lijkt, namelijk het (gedeeltelijk) herverzekeren van het verplicht eigen risico (in 2014: € 360) in de gemeentelijke collectiviteit. Dit heeft uiteraard een stevige opwaartse impact op de premie van de collectiviteit, maar is vanuit het oogpunt van het voorkomen van wanbetaling van zorgpremies (en schuldenproblematiek in het algemeen) een geslaagde preventieve interventie. Als een gemeente het afschaffen van de CER wil compenseren, gaat het in principe om een bedrag van € 99, zijnde de omvang van de CER in 2014. Het staat de gemeente uiteraard vrij om te bepalen welke strategie men voert: het bestrijden van schulden (leidend tot een hoger bedrag max. € 360), het compenseren van de afschaffing van de CER (€ 99 bij volledige compensatie) of niets doen met het eigen risico.
Pagina 10 van 13
Naast de hoogte van het feitelijke bedrag in de collectiviteit, heeft de gemeenten nog een aantal andere opties ten aanzien van het eigen risico. Die staan in onderstaande tabel kort opgesomd:
6. Hoe verhoudt de collectiviteit zich tot het individuele maatwerk van de Wmo? De gemeentelijke collectiviteit (of CZM) is in feite collectief maatwerk. Het is een voorziening die gemeenten bieden aan een gerichte groep (kwetsbare) inwoners om hen te compenseren voor de daadwerkelijk gemaakte meerkosten voor zorg en ondersteuning. We spreken van collectief maatwerk, omdat: - middels dit instrument een specifieke doelgroep van gemeentelijk beleid wordt bereikt (collectief) - terwijl de feitelijke uitkering via de regeling op individueel niveau plaats vindt (en op ‘indicatie’ van een bevoegde instantie, zoals een huisarts, een specialist of straks mogelijk de wijkverpleegkundige) (maatwerk).
Pagina 11 van 13
IV Financiële effecten 1. Wat zijn de budgettaire consequenties van deze route? Het antwoord op deze vraag is grotendeels afhankelijk van gemeentelijke keuzes: - tot welk inkomen wil de gemeente de afschaffing van Wtcg en CER compenseren? - welke inzet doet de gemeente om de regeling bekendheid te geven onder de doelgroep? - welke dekkingen wil de gemeente vergoeden, en welke wil men daarvan opnemen in de collectiviteit? - welke bijdrage in de premie wil de gemeente geven (in samenhang met de dekkingen)? Een (willekeurig) rekenvoorbeeld:
2. Wat zijn de premieconsequenties van deze uitbreidingen? De premieconsequenties van de afzonderlijke dekkingsuitbreidingen worden momenteel door BS&F geïnventariseerd onder de verschillende zorgverzekeraars. 3. Besparingen De potentiële besparingen die de gemeente kan bereiken door de compensatie voor meerkosten te ontsluiten middels de gemeentelijke collectiviteit (ook ten opzichte van de andere opties, zie onderdeel I.4) zijn als volgt: - geen tot beperkt extra uitvoeringskosten: nagenoeg elke gemeente biedt immers de collectiviteit al aan, en administratieve afhandeling van de meerkosten vindt plaats door de zorgverzekeraar - geen kosten voor indicatiestelling: er wordt uitgegaan van ‘zelfinclusie’, oftewel de gemeente biedt een voorziening en het is aan de burger om te wegen of deze deels zelf betaalde voorziening op haar/hem van toepassing is (doordat men meerkosten die in de collectiviteit opgenomen zijn ook daadwerkelijk maakt en men de betreffende premie wil dragen) - geen extra kosten voor toewijzing: er vindt eenmalige/jaarlijkse inclusietoetsing plaats, namelijk bij het afsluiten van de gemeentelijke collectiviteit, in plaats van per gemaakte meerkosten (als in: eerst een aanvraag voor kosten van geneesmiddelen, daarna voor bezoek aan de fysiotherapeut, etc.) - het ontdubbelen van kosten: vergoeding vindt primair plaats uit de basis- en aanvullende verzekering (die onderdeel zijn van de gemeentelijke collectiviteit), voordat een vergoeding van de gemeente vereist is - voorkomen van ‘dubbele vergoedingen’: men is verplicht verzekerd voor de basisverzekering. Doordat deze integraal onderdeel is van de collectiviteit wordt voorkomen dat men zowel een beroep doet op de basisverzekering (en aanvullende verzekering) als op de extra middelen/regelingen vanuit de gemeente.
Pagina 12 van 13
V De zorgverzekeraar 1. Hoe kom ik tot afspraken met de zorgverzekeraar(s)? De gemeentelijke collectiviteit is een voorziening die gevoerd wordt door de gemeente. De gemeente zit daarmee ‘aan het stuur’. Het instrument wordt evenwel geleverd door een door de gemeente gecontracteerde zorgverzekeraar (of zorgverzekeraars), wat betekent dat afstemming over inhoud en prijsstelling vereist is. Een effectieve samenwerking met de zorgverzekeraar(s) is kortom van groot belang. Overigens heeft bijna elke gemeenten al sinds jaren deze samenwerkingsrelatie: 95% van de gemeenten heeft namelijk een gemeentelijke collectiviteit, om (financieel) kwetsbare inwoners toegang te geven tot goede zorg. Hiermee is de samenwerking met de zorgverzekeraar, en vaak ook met regiogemeenten, geen noviteit. Veel gemeenten maken gebruik van een adviseur om hen te faciliteren bij afstemming en onderhandeling met de zorgverzekeraar (BS&F mag circa 300 gemeenten bijstaan). De huidige gemeentelijke collectiviteit, ook wel bekend als ‘collectieve zorgverzekering voor minima’ (CZM) of onder een lokale naamgeving zoals AV Frieso of Optimaal Basis, is meestal een instrument vanuit het armoedebeleid / Wet werk en bijstand.
2. Wie is de beste aanbieder (zorgverzekeraar) van deze collectiviteit? Deze vraag is niet eenduidig te beantwoorden, omdat er (lokaal) veel verschillende aspecten van belang zijn om tot een eindoordeel te komen. BS&F maakt voor haar gemeenten jaarlijks een marktanalyse (van beschikbare polissen van de verschillende zorgverzekeraars) en een evaluatie van de betreffende collectiviteit van een gemeente. In deze analyses wordt een oordeel gevormd over de aspecten: premie, dekkingen, mate van (selectieve) zorginkoop, de uitvoering door de betreffende zorgverzekeraar, de klantwaardering (door verzekerden én gemeenten), de inzet van de zorgverzekeraar in het brede sociale domein, en het marktaandeel van de zorgverzekeraar in de betreffende regio.
3. Mijn zorgverzekeraar werkt niet mee, wat nu?? BS&F is met alle zorgverzekeraars die een gemeentelijke collectiviteit voeren aan de slag om dat instrument (nog) beter aan te laten sluiten bij de meerkosten van chronisch zieken en gehandicapten. Bij de ene zorgverzekeraar gaat deze ‘doorontwikkeling’ van de bestaande collectiviteit sneller en eenvoudiger dan bij de ander. Uiteraard zetten wij alles op alles om bij elke zorgverzekeraar deze beweging te bereiken. Dat neemt niet weg dat er een enkele zorgverzekeraar kán zijn die niet mee kan in het vereiste tempo om vanaf 1 januari 2015 een (voor de nieuwe gemeentelijke doelgroep) passende polis gereed te hebben. Mocht deze situatie zich voordoen, dan is het goed om in ogenschouw te nemen dat: - de gemeentelijke collectiviteiten, in hun huidige vorm aansluitend bij bijzondere bijstand voor medische kosten, ook niet in één jaar het huidige dekkingsniveau hebben bereikt. Het ‘fijnslijpen’ van de huidige collectiviteit is een proces van meerdere jaren geweest, waarbij de collectiviteit meer en meer in lijn is gebracht met het gemeentelijke beleid en meer en meer de individuele bijzondere bijstand heeft ontlast - de bestaande gemeentelijke collectiviteiten voor 80-90 % al passend zijn (zie ook onderdeel III van deze Q&A) - dat sowieso afstemming vereist is met aanpalend beleid, m.n. Wmo en individuele bijzondere bijstand (zie I). - het gemeenten vrij staat om de inkomensgrens tot deelname en de hoogte van de gemeentelijke bijdrage vast te stellen op een door de gemeente gewenst niveau.
Pagina 13 van 13