Publikatieblad
ISSN 0378-7079
CIO 21e jaargang
van de Europese Gemeenschappen
12 januari 1978
Uitgave in de Nederlandse taal
Mededelingen en bekendmakingen
Inhoud
I
Mededelingen
Commissie Europese rekeneenheid
1
Gemiddelde prijzen en representatieve prijzen van tafelwijnsoorten op de verschillende commercialisatiecentra
2
II
Voorbereidende besluiten
Commissie Voorstel voor een verordening (EEG) van de Raad houdende wijziging der Verordeningen (EEG) nr. 2727/75 en (EEG) nr. 1418/76 met betrekking tot de restituties bij uitvoer voor granen en rijst, uitgevoerd in de vorm van niet onder bijlage II van het Verdrag vallende goederen
3
Voorstel voor een besluit van de Raad tot instelling van een comité voor de scheepsbouw
5
Ontwerp-aanbeveling van de Raad van 8 december 1977 aan de Lid-Staten betreffende methoden voor de raming van de bestrijding van de milieuverontreiniging
6
III
Bekendmakingen
Commissie Beurzen voor onderzoek betreffende de Europese integratie 1978-1979
1
11
Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen
12.1. 78
Nr. C 10/1
I (Mededelingen)
COMMISSIE
EUROPESE REKENEENHEID (') 11 januari 1978 Bedrag in nationale valuta voor 1 ERE: Belgische en Luxemburgse frank
40,1688
Zwitserse frank
2,42844
Duitse mark
2,59306
Peseta
Gulden
2,78136
Zweedse kroon
5,70175
Pond sterling
0,635683
Noorse kroon
6,29605
Deense kroon
7,07797
Canadese dollar
1,34569
Franse frank
5,76753
Escudo
49,0013
Oostenrijkse schilling
18,5795
Lire
1069,74
Iers pond
0,635683
Finse mark
US-dollar
1,22466
Yen
98,7191
4,90462 294,320
De Commissie heeft een telexdienst met automatisch antwoordmechanisme in gebruik genomen die elke gebruiker, op diens aanvraag per telex, de omwisselingskoers van de Europese rekeneenheid in de voornaamste valuta geeft. Deze dienst functioneert elke dag van 17 uur tot de volgende dag 13 uur. De — — —
gebruiker dient als volgt te handelen: telex nr. 23789 te Brussel kiezen; zijn eigen telexadres geven; de code „cccc" vormen die het automatisch antwoordmechanisme in werking stelt en hem de omwisselingskoersen van de Europese rekeneenheid per telex geeft; — de mededeling niet onderbreken voor het einde van de boodschap dat aangegeven wordt door het teken „ffff".
(i) — Artikel 2, lid 2, van Besluit 75/250/EEG van de Raad van 21 april 1975 betreffende de definitie en de omrekening van de Europese rekeneenheid toegepast in de ACS-EEGOvereenkomst van Lomé. — Artikel 2, lid 2, van Beschikking nr. 3289/75/EGKS van de Commissie van 18 december 1975 betreffende de definitie en de omrekening van de Europese rekeneenheid toegepast in het kader van het EGKS-Verdrag.
Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen
Nr. C 10/2
12.1. 78
Gemiddelde prijzen en representatieve prijzen van tafelwijnsoorten op de verschillende commercialisatiecentra (Vastgesteld op 10 januari 1978 met toepassing van artikel 4, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 816/70)
Wijnsoort en commercialisatiecentra
RE per graad/hl
R I
Wijnsoort en commercialisatiecentra
A I
Bastia
geen notering
Bordeaux
Béziers
geen notering
Nantes
Montpellier Narbonne
RE per graad/hl
2,114 geen notering
2,521 geen notering
Bari
1,723
Cagliari
geen notering geen notering
Nimes
2,140
Chieti
Perpignan
2,285
Ravenna (Lugo, Faenza)
Asti
2,194
Trapani (Alcamo)
Firenze
1,796
Treviso
1,990
representatieve prijs
1,812
Lecce
geen notering
Pescara
geen notering
1,796 geen notering
RE/hl
Reggio Emilia
1,845
Treviso
1,772
Verona (voor de lokale wijnen)
1,942
Rheinpfalz (Oberhaardt)
32,23
2,044
Rheinhessen (Hügelland)
geen notering
representatieve prijs
A II
De wijnbouwstreek van de Luxemburgse Moezel
geen notering (*)
representatieve prijs
32,23
R II Bastia Brignoles
2,280 geen notering
A III
Bari
2,087
Barletta
2,087
Cagliari
geen notering
De wijnbouwstreek van de Luxemburgse Moezel
Lecce
geen notering
representatieve prijs
Taranto
2,136
representatieve prijs
2,110
Mosel-Rheingau
38,09 geen notering (J)
RE/hl
R III Rheinpfalz-Rheinhessen (Hügelland)
geen notering
(') Overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EEG) nr. 2682/77 niet in aanmerking genomen notering.
38,09
12.1. 78
Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen
II (Voorbereidende
besluiten)
COMMISSIE
Voorstel voor een verordening (EEG) van de Raad houdende wijziging der Verordeningen (EEG) nr. 2727/75 en (EEG) nr. 1481/76 met betrekking tot de restituties bij uitvoer voor granen en rijst, uitgevoerd in de vorm van niet onder bijlage II van het Verdrag vallende goederen (Door de Commissie bij de Raad ingediend op 15 december 1977)
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43, Gezien het voorstel van de Commissie, Gezien het advies van het Europese Parlement, Overwegende dat krachtens artikel 16 van Verordening (EEG) nr. 2727/75 van de Raad van 29 oktober 1975 0), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3138/76 (2), en artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 1418/76 van de Raad van 21 juni 1976 (3) houdende een gemeenschappelijke ordening der markten voor respectievelijk granen en rijst, restituties kunnen worden verleend bij uitvoer van die produkten in de vorm van goederen, vermeld op de lijsten in de desbetreffende bijlagen van die verordeningen; Overwegende dat gezien de ontwikkeling der markten en de behoeften van de exporterende industrie welke basisprodukten van communautaire oorsprong gebruikt, bovengenoemde lijsten aan de huidige stand van zaken moeten worden aangepast door daaraan bepaalde goederen toe te voegen;
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1 De lijst in bijlage B bij Verordening (EEG) nr. 2727/75 wordt als volgt aangevuld:
(*) PB nr. L 281 van 1. 11. 1975, blz. 1. f ) PB nr. L 354 van 24. 12. 1976, blz. 1. (3) PB nr. L 166 van 25. 6. 1976, blz. 1.
Nr. C 10/3
Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen
Nr. C 10/4
Nr. van het gemeenschappelijk douanetarief
22.02
Omschrijving der goederen
Limonade, gearomatiseerd mineraalwater en gearomatiseerd spuitwater daaronder begrepen en andere alcoholvrije dranken, met uitzondering van de vruchte- en groentesappen bedoeld bij post 20.07: A. geen melk of van melk afkomstige vetstoffen bevattend
29.15
Meerwaardige carbonzuren, daarvan afgeleide zuuranhydriden, zuurhalogeniden, acylperoxyden en perzuren, alsmede halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten daarvan: A. meerwaardige carbonzuren met open koolstofketen (acyclische): ex V. andere — Itaconzuur, alsmede zouten en esters daarvan
29.35
Heterocyclische verbindingen, nucleïnezuren daaronder begrepen: ex Q. andere: — Lactonen (interne esters van oxyzuren) afgeleid van gluconzuur Produkten welke penicilline of penicillinederivaten bevatten
29.44
Antibiotica: A. Penicillinen ex C. andere antibiotica: — Penicillinederivaten
ex 30.03
Geneesmiddelen voor mensen en dieren: — Penicilline of penicillinederivaten bevattend
35.07
Enzymen
38.19
Chemische produkten en preparaten van de chemische of van aanverwante industrieën (mengsels van natuurlijke produkten daaronder begrepen), elders genoemd noch elders onder begrepen; residuen van de chemische of van aanverwante industrieën, elders genoemd noch elders onder begrepen: U. andere
48.15
Ander papier en karton, voor bepaalde doeleinden gesneden.
Artikel 2 De lijst in bijlage B bij Verordening (EEG) nr. 1418/76 wordt als volgt aangevuld:
Nr. van het gemeenschappelijk douanetarief
17.04
Omschrijving der goederen
Suikerwerk zonder cacao: D. andere
18.06
Chocolade en andere voedingsmiddelen, welke cacao bevatten: C. Chocolade en chocoladewerken, ook indien gevuld; suikerwerk en overeenkomstige bereidingen op basis van suikervervangende stoffen, welke cacao bevatten.
12.1. 78
Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen
12.1. 78
Nr. C 10/5
Artikel 3 Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Voorstel voor een besluit van de Raad tot instelling van een comité voor de scheepsbouw (Door de Commissie bij de Raad ingediend op 9 december 1977) DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Gezien het voorstel van de Commissie, Overwegende dat de Raad op . . . . 1977 een resolutie heeft aangenomen betreffende de sanering van de scheepsbouwsector; Overwegende dat het wenselijk is de verwezenlijking van gemeenschappelijke doelstellingen te waarborgen door de coördinatie van de nationale en communautaire acties op dit gebied en een procedure voor de voortdurende onderlinge afstemming met betrekking tot de problemen van de scheepsbouw vast te stellen; Overwegende dat er aanleiding toe bestaat te dien einde een comité voor de scheepsbouw in te stellen,
2. Voorts heeft het Comité tot taak, op verzoek van de Raad of de Commissie en onverminderd de bevoegdheden welke bij of krachtens de Verdragen aan andere organen zijn toevertrouwd en in het bijzonder de bevoegdheden van de Commissie inzake de regels betreffende de mededinging, studies te verrichten betreffende: a) de ontwikkeling van de economische, sociale en financiële situatie van de scheepsbouwindustrie van de Gemeenschap die bij voortduring en volledig dient te worden bestudeerd; b) de criteria op grond waarvan richtsnoeren kunnen worden gegeven voor de vermindering van de produktiecapaciteiten in een geest van solidariteit tussen de Lid-Staten, rekening houdend met de ontwikkeling van de markt en de door de Raad aangegeven beleidslijnen; c) de middelen en methoden op nationaal en communautair niveau om het concurrentie- en weerstandsvermogen van de sector te vergroten en de omscholing van het personeel voor werkzaamheden buiten deze sector te bevorderen; d) de ontwikkelingen op andere gebieden, die van invloed kunnen zijn op de produktie.
BESLUIT:
Artikel 1 Ten einde bij te dragen tot de coördinatie van de nationale en communautaire beleidslijnen wordt bij de Raad en de Commissie een comité voor de scheepsbouw ingesteld, hierna „Comité" te noemen.
Artikel 2 1. Het Comité heeft overeenkomstig de resolutie van de Raad van tot taak de ontwikkeling van het niveau van de vraag te volgen en bij te dragen tot de aanpassing van de produktiecapaciteiten op dit niveau en de verbetering van de produktiestructuren.
3. Het Comité brengt aan de Commissie en de Raad verslag uit over de resultaten van zijn werkzaamheden.
Artikel 3 1. De Lid-Staten en de Commissie benoemen ieder een gewoon lid en een plaatsvervangend lid. De leden van het Comité en hun plaatsvervangers worden aangewezen uit de hoge ambtenaren, die verantwoordelijk zijn voor het scheepsbouwbeleid; het gewoon lid dat de Commissie vertegenwoordigt wordt door deze uit haar midden aangewezen.
Nr. C 10/6
Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen
2. Behalve indien door het Comité anders bepaald, kunnen de leden zich doen bijstaan door ter zake kundige personen uit de betrokken kringen. Vertegenwoordigers van de diensten van de Commissie kunnen deelnemen aan de vergaderingen van het Comité en de werkgroepen betreffende onderwerpen die onder hun bevoegheid vallen.
12.1.78
2. Het Comité kan de bestudering van bepaalde vraagstukken opdragen aan werkgroepen waarin een aantal van zijn leden zitting heeft, bijgestaan door plaatsvervangende leden of deskundigen. 3. Het secretariaat van het Comité wordt verzorgd door de Commissie. 4.
Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.
3. De Europese Investeringsbank kan een waarnemer aanwijzen. Artikel 5 Artikel 4 1. Het Comité wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.
Het Comité kan met betrekking tot bepaalde vraagstukken en volgens de bepalingen van zijn reglement van orde om de mening van de belanghebbende kringen verzoeken.
Ontwerp-aanbeveling van de Raad van 8 december 1977 aan de Lid-Staten betreffende methoden voor de raming van de bestrijding van de milieuverontreiniging (Door de Commissie bij de Raad ingediend op 16 december 1977)
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, Gezien het ontwerp van de Commissie,
Overwegende dat dit beginsel werd opgenomen in het actieprogramma van de Europese Gemeenschappen inzake het milieu, dat werd goedgekeurd in een verklaring van de Raad van de Europese Gemeenschappen en van de vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen op 22 november 1973 (1); Overwegende dat deze kostenramingen zijn bestemd om de omvang van de last te bepalen die moet worden gedragen door de gehele economie of door afzonderlijke takken van industrie indien de overheid specifieke maatregelen neemt ter beveiliging van het milieu;
Gezien het advies van het Europese Parlement, Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité, Overwegende dat, indien de Lid-Staten de kosten van maatregelen ter bestrijding van milieuverontreiniging op verschillende wijze zouden ramen, met name indien deze raming niet geschiedt op basis van vergelijkbare wettelijke maatregelen en op basis van een homogene kostenbepaling, zulks gevolgen zou kunnen hebben voor een beleid dat op nationaal niveau wordt gevoerd, waardoor de tenuitvoerlegging van een gemeenschappelijk beleid aanzienlijk wordt bemoeilijkt;
Overwegende dat het voor de plaatselijke en nationale autoriteiten zeer nuttig en voor de besluitvorming op communautair niveau onontbeerlijk is toegang te verkrijgen tot vergelijkbare gegevens betreffende de kosten van bestaande installaties voor de bestrijding van verontreiniging in de industrie uit verschillende Lid-Staten van de Gemeenschap; Overwegende dat het te dien einde raadzaam is dat de Lid-Staten zo gelijksoortig mogelijke ramingsmethoden invoeren door gemeenschappelijke principes
(!) PB nr. C 112 van 20. 12. 1973.
1 2 . 1 . 78
Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen
Nr. C 10/7
AAN,
goed te keuren waaraan toekomstige onderzoekingen betreffende de kosten van de bestrijding van verontreiniging in de industrie moeten voldoen,
ten aanzien van de raming van de kosten van de bestrijding van verontreiniging in bepaalde takken van industrie, de toepassing van de beginselen, definities en methoden die in de bijlage bij deze aanbeveling zijn vervat te waarborgen en voor zover mogelijk de resultaten van al dergelijke studies aan de Commissie mede te delen.
BEVEELT in de zin van het EEG-Verdrag de Lid-Staten
BIJLAGE
DEEL I Beginselen, definities en methoden 1. De te ramen kosten van de bestrijding van verontreiniging in de industrie hebben betrekking op installaties die bijdragen tot het voorkomen, opheffen of verminderen van a) waterverontreiniging b) luchtverontreiniging c) lawaai of trillingen of de gevolgen daarvan d) vaste of vloeibare afvalstoffen e) door bovenstaande factoren veroorzaakte schade.
2. De eigenlijke inzameling van gegevens betreffende de kosten moet worden voorafgegaan door een technisch onderzoek van de betrokken industrie. In deze beschrijvende fase moeten de verschillende in de industrie toegepaste produktietechnieken, hun voor het milieu schadelijke bijprodukten en de voor de beperking daarvan toegepaste primaire en secundaire procédés ter bestrijding van verontreiniging (met inbegrip van wijzigingen in het produktieproces) worden vastgesteld. Andere factoren of kenmerken van het produktieproces die in de praktijk aanleiding kunnen geven tot belangrijke verschillen in de kosten van overigens soortgelijke procédés ter bestrijding van verontreiniging moeten eveneens worden vastgesteld. Dergelijke factoren kunnen bij voorbeeld de ouderdom van de installatie of de kenmerken van de gebruikte grondstoffen omvatten. In een dergelijk geval moet hetzelfde proces dat met apparatuur van uiteenlopende ouderdom of met gebruikmaking van verschillende grondstoffen wordt uitgevoerd, bij de verzameling van kostendata als onderscheiden afzonderlijke processen worden beschouwd. Op grond van het onderzoek wordt vervolgens een lijst opgesteld van procédés ter bestrijding van verontreiniging met verschillende technische kenmerken en/of verschillende gemiddelde kosten. Voor elk van deze procédés moeten dan gegevens betreffende de kosten worden bijeengebracht. Voor elk procédé in de definitieve lijst moet bij het onderzoek de vermoedelijke levensduur van de installatie en apparatuur in kwestie worden bepaald. Tevens moeten de frequentie van het gebruik en het relatieve belang van elk procédé binnen de industrie worden vastgesteld.
3. Op deze beschrijvende fase moet een beoordelingsfase volgen, waarin voor elke procédé ter bestrijding van verontreiniging dat in de eerste fase is vastgesteld uitdrukkelijk een „relevantiefactor van de bestrijding van verontreiniging" wordt bepaald, d.w.z. het gedeelte van de totale kosten van een bepaald procédé ter bestrijding van verontreiniging dat aan de eisen van deze bestrijding kan worden toegeschreven.
Nr. C 10/8
Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen
In gevallen waar de kosten betrekking hebben op installaties die uitsluitend voor de bestrijding van verontreiniging worden gebruikt, zal deze factor feitelijk 100 % bedragen. In andere gevallen waar de verontreiniging wordt beperkt door een wijziging in het fabricageproces zelf, zal de factor, voor zover mogelijk, na overleg met de Commissie worden vastgesteld.
4. De gegevens betreffende de kosten van installaties voor de bestrijding van verontreiniging moeten zodanig worden ingezameld dat voor elk bij het technisch onderzoek vastgesteld procédé ter bestrijding van verontreiniging elk van de onderstaande kostencategorieën afzonderlijk kan worden geraamd: Investeringskosten: i) Uitgaven voor het bouwen of aankopen van installaties en apparatuur (overeenkomstig de definities van het Europees stelsel van economische rekeningen (ESER) (1) post P 41) ii) Uitgaven voor het bouwen of aankopen van gebouwen (overeenkomstig de definities van het ESER P 41) iii) Uitgaven voor het aankopen van grond en/of marktwaarde van de grond die men reeds in eigendom heeft iv) Onderhoudskosten (overeenkomstig de definitie van ESER P 41). Bedrijfskosten: v) Uitgaven voor arbeidskrachten (overeenkomstig de definities van het ESER R 10) vi) Uitgaven voor energie (overeenkomstig de definities van het ESER P 20) vii) Uitgaven voor andere materialen dan energie (overeenkomstig de definities van het ESER P 20) viii) Uitgaven voor diensten (overeenkomstig de definities van het ESER P 20) ix) Huurkosten (overeenkomstig de definities van de het ESER P 20). O o k indien in de industrie voor elk van deze kostencategorieën geen gedetailleerde cijfers beschikbaar zijn, moeten zij niettemin altijd worden geraamd. Bovenstaande gegevens moeten exclusief belasting op de toegevoegde w a a r d e worden vermeld voor de categorieën waarop deze van toepassing is, en moeten als brutokosten worden berekend zonder rekening te houden met eventuele subsidies. Bij de categorieën i) — iii) moet het jaar worden vermeld, terwijl de categorieën iv) — ix) betrekking moeten hebben op de kosten van het voorafgaande boekjaar. 5. Bij bovenstaande kostendata moeten bovendien de volgende inlichtingen worden verstrekt: i) de marktwaarde van materialen die door middel van de betrokken installatie ter bestrijding van de verontreiniging zijn teruggewonnen, ongeacht of dergelijke materialen worden verkocht, dan wel in het bedrijf worden gebruikt; ii) de nauwkeurige absolute emissiegraad van elke verontreinigende stof die door de betrokken produktie-installatie wordt voortgebracht binnen een bepaald tijdsverloop vóór en na het aanbrengen van de bestrijdingsinstallatie waarop de kosten betrekking hebben; iii) het jaarlijkse produktievolume van het produktieproces waarop de bestrijdingskosten betrekking hebben. 6. Indien de gegevens worden verzameld door middel van een aan een representatieve groep van de industriële sector gerichte vragenlijst moeten tevens de volgende inlichtingen worden verkregen: — het bedrag van alle milieuheffingen die door een bedrijf worden betaald benevens of in plaats van maatregelen ter bestrijding van verontreiniging zowel vóór als na het aanbrengen van de betreffende bestrijdingsinstallatie (overeenkomstig de definities van het ESER, R72 en R66);
(') In 1970 gepubliceerd door het Bureau voor officiële publikaties der Europese Gemeenschappen.
12.1. 78
Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen
12.1. 78
— aard en bedrag van elke financiële steun in de vorm van subsidies, belastingfaciliteiten of preferentiële leningen die de industrie worden verleend voor de betrokken installaties ter bestrijding van verontreiniging. 7. Alle andere dan de hierboven vermelde gegevens die belangrijk worden geacht, moeten afzonderlijk worden vermeld zonder in een van de hierboven omschreven categorieën te worden opgenomen. 8. Bij de toepassing van de beginselen, definities en methoden waarop dit deel van de bijlage betrekking heeft, moet rekening worden gehouden met de toelichtingen in deel II.
DEEL II Toelichtingen op de beginselen, definities en methoden vermeld in deel I Algemeen Het gebrek van vergelijkbaarheid kan aan verschillende oorzaken worden toegeschreven, waarvan de volgende de belangrijkste zijn: onder de rubriek bestrijding van verontreiniging kunnen verschillende typen van installaties vallen, bij de raming kunnen verschillende kostencategorieën worden betrokken die ook nog op uiteenlopende wijze kunnen worden gedefinieerd, het tijdsbestek waarop de gegevens betrekking hebben kan van onderzoek tot onderzoek verschillen en er kunnen verschillende methoden voor het verzamelen van de gegevens worden toegepast. De waarde van dergelijke kostendata blijft bovendien beperkt indien het niet duidelijk is in welke mate de bestrijding van de verontreiniging waarop zij betrekking hebben, daadwerkelijk tot een verlaging van het verontreinigingsniveau heeft geleid. Studies betreffende de kosten van de bestrijding van verontreiniging kunnen evenwel worden uitgevoerd met uiteenlopende doelstellingen waarvoor min of meer gedetailleerde cijfers moeten worden verzameld. Zo is het mogelijk bruikbare gegevens te verkrijgen over de macro-economische kosten voor de industrie van bestaande voorschriften op het gebied van de bestrijding van verontreiniging zonder dat wordt overgegaan tot een studie van de toegepaste bestrijdingsprocédés of gebruik wordt gemaakt van een gedetailleerde indeling van de kostencategorieën. Het zou derhalve niet noodzakelijkerwijze doelmatig zijn voor een dergelijke studie dezelfde methodologie toe te passen als voor een studie die betrekking heeft op de kosten van verschillende procédés in een bepaalde tak van industrie. Aangezien studies, die tot doel hebben de globale macro-economische effecten van het milieubeleid te bepalen door raming van de kosten van de bestrijding van verontreiniging in het algemeen, gegevens opleveren die in verband met een andere nationale economie van beperkte waarde zijn, lijkt het bovendien momenteel niet absoluut noodzakelijk daarvoor een gemeenschappelijke methodologie uit te werken. Een gemeenschappelijke methodologie is derhalve in de eerste plaats vereist voor kostenstudies die betrekking hebben op bepaalde takken van industrie. De resultaten van dergelijke sectoriële studies kunnen echter tevens ten dele als basis dienen voor de berekening van de macro-economische effecten van maatregelen ter bestrijding van verontreiniging in de betrokken sectoren. ad punt 1 In dit artikel worden de maatregelen omschreven die met het oog op deze aanbeveling als maatregelen ter bestrijding van verontreiniging moeten worden beschouwd. De soorten van verontreiniging die van belang zijn voor de tak van industrie waarop een bepaalde studie betrekking heeft, moeten echter in het kader van het technisch onderzoek worden vastgesteld. ad punt 2 De kosten die door een tak van industrie worden gedragen kunnen op beslissende wijze worden bepaald door de in deze branche toegepaste technische procédés die van land tot land aanzienlijk kunnen verschillen. Om de verkregen kostendata vergelijkbaar te maken moeten zij derhalve worden ingedeeld naar het procédé in kwestie, waarbij het aantal in aanmerking komende
9
Nr. C 10/9
Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen
Nr. C 10/10
procédés moet worden vastgesteld aan de hand van een technisch onderzoek van de tak van industrie, dat aan de eigenlijke kostenraming voorafgaat. Daar de kostendata voor elk technisch procédé afzonderlijk worden vermeld kunnen deze, indien men ook de frequentie waarmede deze procédés in de Lid-Staten worden toegepast kent, worden gebruikt om tot een verklaring te komen van de totale kosten die door een bepaalde tak van industrie worden gedragen. ad punt 3 Wanneer rekening moet worden gehouden met wijzigingen in het produktieproces zal het zelden gemakkelijk zijn om het eens te worden over de omvang van de „relevantiefactor van de bestrijding van verontreiniging". Zolang de gekozen factor echter uitdrukkelijk in de kostenstudie is vermeld zal het altijd mogelijk zijn om door middel van een eenvoudige omrekening de resultaten vergelijkbaar te maken met die van een andere studie waarin aan de factor een andere waarde is toegekend. ad punt 4 Men kan niet verwachten dat kostenstudies betreffende bepaalde takken van industrie in de verschillende Lid-Staten altijd op hetzelfde tijdstip worden uitgevoerd. De vergelijkbaarheid van de resultaten daarvan zal afhankelijk zijn van de mogelijkheid om deze aan prijsveranderingen aan te passen. Doordat de gegevens voor elke kostencategorie afzonderlijk worden vermeld, kunnen relevante prijsindexen worden gebruikt om gegevens van verschillende jaren aan een gemeenschappelijk basisjaar aan te passen. ad punt 5, i) Aangezien de verzamelde gegevens geacht worden de last voor te stellen die door de industrie wordt gedragen, dient tevens rekening te worden gehouden met eventuele inkomsten die voortvloeien uit de bestrijding van verontreiniging, ten einde de nettokosten niet te overschatten. ad punt 5, ii) Zonder een nauwkeurige beoordeling van de resultaten die met het betrokken procédé ter bestrijding van verontreiniging zijn verkregen, zou het niet mogelijk zijn een curve op te stellen die de relatie aangeeft tussen de gemiddelde kosten van verschillende procédés en de omvang van de hiermede bereikte resultaten. ad punt 5, iii) De absolute omvang van een industriële installatie is een van de belangrijkste factoren voor het bepalen van de gemiddelde kosten van de bestrijding van de door de installatie veroorzaakte verontreiniging. De kennis daarvan is derhalve van groot belang bij de analyse van de verkregen kostencijfers. ad punt 6 Indien gegevens worden verzameld door middel van een aan een representatieve groep van de industrie gerichte vragenlijst, moeten extra gegevens worden ingewonnen betreffende transferbetalingen die tussen de industrie en de overheidssector hebben plaatsgevonden en die in specifiek verband staan met de bestrijding van verontreiniging. Op deze wijze kan de feitelijke financiële nettobelasting van de industrie worden onderscheiden van de macro-economische brutobelasting van de economie, waarbij het verschil tussen deze beide cijfers overeenkomt met het bedrag van eventuele financiële nettotransfers. ad punt 7 In talrijke gevallen zouden instanties die studies van de kosten van de bestrijding van verontreiniging maken, wellicht over aanvullende gegevens wensen te beschikken, b.v. inzake de relatieve omvang van de kosten van de bestrijding van verontreiniging ten opzichte van andere variabelen, zoals totale investeringen of omzet, of inzake investeringsplannen van de industrie. Hoewel dergelijke gegevens vaak voor bepaalde doeleinden nuttig kunnen zijn, zijn zij niet essentieel voor de doelstellingen van deze aanbeveling, zodat de verzameling daarvan facultatief zou moeten blijven.
12.1.78
12.1.78
Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen
III (Bekendmakingen)
COMMISSIE
Beurzen voor onderzoek betreffende de Europese integratie 1978—1979
Ter stimulering van het universitair onderzoek over de Europese integratie verleent de Commissie der Europese Gemeenschappen in juli 1978
15 ONDERZOEKSBEURZEN VOOR EEN MAXIMUMBEDRAG VAN 18 000 Bfr. ELK REGLEMENT:
1. De beurzen zijn bestemd voor jonge universitaire leerkrachten, assistenten en professoren aan het begin van hun loopbaan die zich in het kader van een of meerdere disciplines, individueel of in groepsverband bezighouden met de bestudering van de Europese integratie. 2. Aanvragen dienen in tweevoud te worden opgesteld en volgende stukken te omvatten: — een beschrijving van 5 tot 10 getikte bladzijden van het voorgenomen onderzoekswerk; :— een raming van de uitgaven; — een degelijk ingevuld formulier voor het aanvragen van een beurs (*); — een curriculum vitae; — een attest van de uitversitaire titels. De bovenvermelde documenten worden niet teruggezonden.
(x) De formulieren voor het aanvragen van adres alsmede bij de volgende voorlichting Bonn: Zitelmannstrafie 22, D-5300 Bonn Brussel: Archimedesstraat 73, B-104.9 Brussel Den Haag: Lange Voorhout 29, NL-Den Haag Dublin: 29, Merrion Square, IRL-Dublin 2 Kopenhagen: Gammel Torv 4, Postbox 144, DK-1004 Kobenhavn-K Londen: 20, Kensington Palace Gardens, UK London W8-4QQ Luxemburg: Batiment Jean Monnet, rue Alcide de Gasperi, Luxembourg-Kirchberg Parijs: rue des Belles-Feuilles 61, F-75782 Paris Cedex 16 Rome: Via Poli 29, 1-00187 Roma
beurs kunnen worden verkregen bij voormeld reaus van de Éuropese Gemeenschappen: Ankara: 13, Bogaz Sokak, Kavaklidere, TRAnkara Athene: 2, Vassilissis Sofias, GR-Athene 134 Genève: rue de Vermont 37-39, CH-1211 Genève 20 Ottawa: Association House (Suite 1110), Sparks Street 350, CN-Ottawa Santiago de Chili: Avda R. Lyon 1177, RCH-Santiago de Chile, Postadres: Casilla 10093 Tokio: Kowa 25, 8-7 Sanban-Cho, ChiyodaKu, Tokyo Washington: 2100 M Street N.W. (suite nr. 707), USA-Washington D.C. 20037.
Nr. C 10/11
Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen
Nr. C 10/12
3. De maximumleeftijd is 40 jaar. 4. De beurs kan niet worden verlengd. 5. Het maximumbedrag van de beurs is 180 000 Bfr. Het wordt als volgt uitbetaald: — de helft bij de aanvang der werkzaamheden; — de helft na ontvangst van de getypte tekst voorzien in punt 8. 6. De bursaal die in gebreke blijft verbindt er zich toe het reeds ontvangen bedrag van zijn beurs terug te betalen 7. De personeelsleden van de Instellingen der Europese Gemeenschappen alsmede hun echtgenoten en kinderen komen niet voor een beurs in aanmerking. 8. De studie dient te worden gesteld in een van de officiële talen van de Europese Gemeenschappen. De definitieve tekst, getypt in twee exemplaren, dient te worden ingediend binnen twaalf maanden na het toekennen van de beurs. 9. De Commissie van de Europese Gemeenschappen behoudt zich het recht voor tot een maximumbedrag van 30 000 Bfr. bij te dragen in de kosten van publikatie van de studie. 10. Uiterlijk 15 juli 1978 wordt beslist welke kandidaten voor een beurs in aanmerking komen. 11. Kandidaturen dienen vóór 1978 te worden ingediend bij de: Commissie der Europese Gemeenschappen Directoraat-generaal Voorlichting Wetstraat 200 1049-Brussel (België), tel. 735 00 40 — 735 80 40.
12.1. 78
ALFABETISCHE LIJST VAN CHEMISCHE PRODUKTEN MET VERMELDING VAN HUN TARIEFINDELING IN HET GEMEENSCHAPPELIJK DOUANETARIEF IN VIER TALEN
EERSTE SUPPLEMENT — 1977
Het hoofdwerk is uitgebreid met anorganische produkten en met organische produkten die niet onder Hoofdstuk 29 van het gemeenschappelijk douanetarief vallen. Deze lijst omvat vijftienhonderd benamingen (namen volgens de moderne chemische nomenclatuur, algemeen gangbare namen en synonieme benamingen in vier talen: Nederlands, Duits, Frans en Italiaans. Dit werk biedt: — de mogelijkheid onmiddellijk de tariefindeling te vinden van chemische produkten in het douanetarief van de Europese Gemeenschappen op grond van een benaming in een van de vier talen — de passende benamingen in de vier talen (meertalig gespecialiseerd woordenboek) Prijs: Fl. 6,20
Bfr. 90
Bestellingen dienen gericht te worden aan: Bureau voor officiële publikaties der Europese Gemeenschappen Boite Postale 1003 Luxembourg