Grote Bickersstraat 76 1013 KS Amsterdam Postbus 1903 1000 BX Amsterdam tel fax e-mail
Publieksmonitor Wijzer in geldzaken Meting 4 september 2011
Een onderzoek in opdracht van Wijzer in geldzaken
Dieter Verhue/Bart Koenen/Rogier van Kalmthout
projectnummer: P5689
020 522 59 99 020 622 15 44
[email protected] www.veldkamp.net
Inhoud
Samenvatting
1
Inleiding
3
1
Financiële situatie
5
1.1 1.2
Vooral bij gepensioneerden verslechtert de financiële situatie Huishoudens zonder werk of met lagere inkomens komen moeilijk rond
5 7
1.3 1.4
Gepensioneerden hebben vaak wel voldoende financiële veerkracht Profiel: een beschrijving van kwetsbare groepen
8 9
2
Financieel overzicht
11
2.1 2.2
Drie op de tien overschatten overzicht over eigen huishoudfinanciën Uitkeringsgerechtigden kennen eigen uitgavenpatroon
11 13
3
Financieel beheer
16
3.1
Liever bezuinigen dan geld lenen
16
3.2
Hoger opgeleide eenverdieners hebben financiën minder goed geregeld
20
4
Financiële kennis en informatiezoekgedrag
22
4.1
Weinig kennis over beleggingsproducten
22
4.2 4.3
Men gaat niet actief op zoek naar financiële informatie Moeilijker om betrouwbare informatie te vinden
26 26
Bijlagen Bijlage 1 Onderzoeksverantwoording Bijlage 2 Vragenlijst Bijlage 3 Tabellen
Inhoud figuren en tabellen 1 | Gerapporteerde financiële situatie en verwachtingen hierover
5
2 | Gerapporteerde financiële situatie en verwachting hierover, per doelgroep 3 | Gerapporteerde financiële situatie en verwachting hierover, per doelgroep, per jaar
6 6
4 | Tevredenheid over financiële situatie en rondkomen
7
5 | Rondkomen per doelgroep 6 | Financiële veerkracht
8 8
7 | Financiële veerkracht van uitkeringsgerechtigden 8 | Profielschets kwetsbare groepen
9 10
9 | Mijn kennis over de financiële situatie van mijn huishouden is … 10 | Heeft u uw huidige financiële situatie onder controle?
11 11
11 | Heeft u uw huidige financiële situatie onder controle? (naar inkomensgroep)
12
12 | Hoe precies weet u doorgaans hoeveel geld u heeft op uw betaalrekening? (naar zelfingeschatte kennis over financiële situatie) 12 13 | Overschatten kennis, naar inkomensgroep 13 14 | Hoe belangrijk of onbelangrijk vindt u het om te weten wat uw vaste lasten zijn en hoeveel geld u maandelijks te besteden heeft? 15 | Kennis over specifieke uitgaven
13 14
16 | Belang van kennis over uitgaven versus kennis van eigen financiële situatie
14
17 | Vier stellingen over spaarzin (percentages (helemaal) van toepassing; n=1052) 18 | Spaarzin per doelgroep (n=1.040)
16 17
19 | Wat doet u meestal als u geen geld meer heeft? (n=1052) 20 | Wat doet u meestal als u geen geld meer heeft? ( per doelgroep; n=1052)
17 18
21 | Wat doet u meestal als u geld over heeft? (n=1.052) 22 | Wat doet u meestal als u geld over heeft? ( per doelgroep; n=1.052)
19 19
23 | Vier stellingen over financieel zelfvertrouwen (helemaal + enigszins van toepassing; n=1.052) 24 | Financieel zelfvertrouwen, per doelgroep (n=1.014)
20 20
25 | Welke van de volgende producten neemt u af? (n=1.052) 22 26 | Heeft u voldoende kennis over ... (alleen gevraagd voor producten die men bezit; n=1.052)
23
27 | Antwoorden kennisvragen (% onjuist beantwoord) 28 | Antwoorden kennisvragen, per doelgroep (% onjuist beantwoord)
24 24
29 | Ingeschatte en feitelijke rente van rood staan en van een persoonlijke lening 30 | Op zoek naar financiële informatie (n=1.052)
25 26
31 | Heeft u wel eens moeite om goede en relevante financiële informatie te vinden? (selectie: zoekt weleens informatie; n=289)
27
32 | Aan welke kennis of informatie over financiën heeft u dan behoefte? (selectie: is gebaat bij extra kennis/informatie; n=304) 33 | Aan welke informatie heeft u dan behoefte? (selectie: is gebaat bij extra
28
kennis/informatie; n=304) De respons naar achtergrondkenmerken
29 3
1.
Samenvatting
Voor veel Nederlanders is de financiële situatie verslechterd Steeds meer Nederlanders zien hun financiële situatie verslechteren. Deze trend is zichtbaar sinds 2009 en sindsdien is de groep die een achteruitgang constateert telkens toegenomen. De groep die een verslechtering waarneemt, is ook groter dan de groep die een verbetering ziet. In mei 2009 waren beide groepen nog even groot. Er zijn grote verschillen per doelgroep. Hoger opgeleiden met dubbele inkomens zien vaak een verbetering. Gepensioneerden en personen zonder inkomen uit arbeid ervaren daarentegen in sterke mate een achteruitgang. Van deze groepen is bijna de helft er in de afgelopen 12 maanden op achteruit gegaan, terwijl minder dan 10% een verbetering constateert. Ondanks dat een steeds grotere groep een achteruitgang van de financiële situatie constateert, is de financiële veerkracht van Nederlanders sinds 2009 ongewijzigd gebleven. Ook hier geldt dat de financiële veerkracht van hoger opgeleiden beter is dan die van lager opgeleiden of mensen zonder inkomen uit arbeid. Mensen zonder inkomen uit arbeid hebben de meeste moeite met rondkomen. Toch is hier een daling zichtbaar: in september 2009 gaf 56% van deze groep aan moeilijk tot zeer moeilijk te kunnen rondkomen. Nu geldt dit voor 34% van deze groep. Gepensioneerden nemen een bijzondere positie in. Hoewel een aanzienlijk deel vindt dat hun financiële positie dit jaar verder verslechterd is, ligt de financiële veerkracht van deze groep rond het gemiddelde.
Men heeft de financiële situatie (meestal) onder controle Net als bij de voorgaande metingen geven acht op de tien Nederlanders aan goed tot zeer goed op de hoogte te zijn van de huishoudfinanciën. Een even groot deel geeft aan (zeer) goede kennis over de financiële situatie van het huishouden te hebben. Toch blijkt die goede kennis in de praktijk vaak minder goed te zijn: zo weet bijna een derde (29%) van de Nederlanders niet preciezer dan op 500 euro nauwkeurig in te schatten wat men op de betaalrekening heeft staan. Een luxeprobleem, zo lijkt het. De overschatting van de eigen kennis blijkt namelijk het vaakst voor te komen bij hbo-plussers met een dubbel inkomen. Zelfoverschatting komt het minst voor bij mensen die geen inkomen uit arbeid hebben: van deze groep overschat slechts 16% de eigen kennis niet. Deze groep heeft dan ook een veel betere kennis over haar eigen uitgaven- en inkomstenpatroon dan hoger opgeleiden. Ook hier geldt:
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
2.
hoe beter de financiële situatie is, des te minder zicht men heeft op de eigen bestedingsruimte en uitgaven. Nederlander bezuinigt liever dan rood staan Net zoals in voorgaande jaren bezuinigt men liever bij geldgebrek dan dat men geld leent. Nederlanders hebben daarnaast een goed ontwikkelde spaarzin: zo hebben bijna negen op de tien Nederlanders een spaarrekening en geeft 58% aan dat als men geld overhoudt men dit op de spaarrekening zet. Ongeveer een derde van de Nederlanders heeft veel financieel zelfvertrouwen, dit zelfvertrouwen is bij hbo’ers met één inkomen net als in 2010 lager dan bij de andere groepen. Deze groep geeft aan er niet aan toe te komen om de financiën goed te regelen. Als gevolg hiervan denkt men geld mis te lopen. Nederlanders overschatten financiële kennis Nederlanders denken goed op de hoogte te zijn van financiële producten als spaarrekeningen, krediet, hypotheken en verzekeringen. De kennis over beleggingen is zelfs toegenomen. Toch worden veel praktijkvragen net als in voorgaande jaren onjuist beantwoord. Vooral vragen over beleggingen vindt men moeilijk. Ook zijn mensen die weleens rood staan of een lening afnemen, vaak niet goed in staat om aan te geven wat de rentestand is. Men onderschat daarbij de rente bij rood staan. De hoogte van de rente op een persoonlijke rekening of consumptief krediet schat men juist vaak hoger in dan in werkelijkheid het geval is.
Betrouwbaarheid van financiële informatie blijft heikel punt Het aandeel Nederlanders dat actief op zoek gaat naar financiële informatie neemt met de tijd licht af. In september 2011 is dit 27%, in mei 2009 was dit nog 34%. Drie op de tien heeft behoefte aan extra informatie over de financiën. Aan personen die weleens naar financiële informatie zoeken, is gevraagd of men moeite heeft te vinden wat men zoekt. Net als vorig jaar is het meest genoemde probleem dat men moeilijk kan beoordelen hoe betrouwbaar en/of onafhankelijk aangeboden informatie is (34%). Steeds meer mensen hebben hier moeite mee. Ook hebben veel mensen moeite om wegwijs te worden in de hoeveelheid aangeboden financiële informatie (19%). Interessant zijn de verschillen in informatiebehoeften tussen de verschillende groepen. Zo zijn lager opgeleiden en mensen zonder inkomen uit arbeid vooral geïnteresseerd in informatie over belastingen, inkomensondersteuning en hoe men het beste met schulden kan omgaan. hbo-ers met één inkomen zijn vooral geïnteresseerd in inkomensondersteuning. De algemene informatiebehoefte is bij hoger opgeleiden wat lager dan bij lager opgeleiden.
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
3.
Inleiding
Achtergrond en doelstelling De financiële situatie in het Nederlandse huishouden is de afgelopen jaren complexer geworden. Van mensen wordt verwacht dat zij zelf keuzes maken voor financiële producten, bijvoorbeeld voor zorgverzekeringen of voor pensioenen. Daarnaast worden financiële producten steeds ingewikkelder en zijn de werking en risico’s vaak onbekend. Ook is er bij bepaalde groepen in de samenleving sprake van een toename van schulden. Om mensen meer handvatten te bieden bij het nemen van financiële beslissingen is in 2007 het Platform Centiq opgericht, dat later verder is gegaan onder de naam Wijzer in geldzaken. Het platform vertegenwoordigt 45 organisaties die de krachten bundelen om consumenten wijzer in geldzaken te maken. Wijzer in Geldzaken richt zich niet alleen op het bijbrengen van kennis over geldzaken, maar ook op het vergroten van de interesse, het zelfvertrouwen en het innemen van een actieve rol van personen in hun financiële huishouding, met als doel dat mensen uiteindelijk weloverwogen financiële beslissingen kunnen nemen. Ten behoeve van Wijzer in Geldzaken volgt Veldkamp de ontwikkeling van de financiële verantwoordelijkheid van Nederlanders in de tijd. Dit monitoronderzoek heeft als doel inzicht te verschaffen in de financiële kennis, de houding en het gedrag van consumenten.
Uitvoering van het onderzoek De publieksmonitor is een kwantitatief onderzoek, dat periodiek wordt uitgevoerd. Dit onderzoek betreft de vierde meting. Omdat veel vragen ongewijzigd zijn en de steekproef hetzelfde is opgebouwd, is het mogelijk vergelijkingen in de tijd te maken. De meting die in dit rapport wordt beschreven, is uitgevoerd onder een representatieve steekproef van n=1.052 personen van 18 jaar en ouder. Het veldwerk is uitgevoerd met behulp van de steekproefbron TNS NIPObase, waarbij de enquêtes online zijn ingevuld. Het veldwerk vond plaats van 1 tot en met 7 september 2011. Een uitgebreide onderzoeksverantwoording is als bijlage bij dit rapport opgenomen.
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
4.
Opbouw van dit rapport
Allereerst gaan we in hoofdstuk 1 in op de financiële situatie van Nederlanders, hoe die zich in het afgelopen jaar heeft ontwikkeld, welke verwachtingen men heeft en welke groepen kwetsbaar zijn.
In hoofdstuk 2 beschrijven we het financiële overzicht van Nederlanders: weet men hoeveel men uitgeeft en kan uitgeven?
In hoofdstuk 3 gaan we in op financieel beheer. In hoeverre spaart men en hoe groot is het financieel zelfvertrouwen?
Tot slot beschrijven we in hoofdstuk 4 de algemene financiële kennis, het zoekgedrag naar financiële informatie en de bekendheid van de website van Wijzer in Geldzaken.
Als bijlagen zijn de onderzoeksverantwoording (bijlage 1), de vragenlijst (bijlage 2) en de tabellen (bijlage 3) opgenomen.
Doelgroepen Bij de beschrijving van de resultaten van dit onderzoek wordt een aantal doelgroepen onderscheiden. Deze doelgroepen zijn gekozen omdat deze indeling meer verschillen tussen de financiële situatie van mensen verklaart dan de traditionele kenmerken als sekse, leeftijd en opleiding. De groepen zijn als volgt gedefinieerd: Naam groep
geen inkomen uit arbeid mbo één inkomen
mbo twee inkomens
hbo+ één inkomen
hbo+ twee inkomens
gepensioneerd
Definitie: in het huishouden van de ondervraagde …
Omvang
is er geen inkomen uit arbeid is er één inkomen uit arbeid en men heeft men maximaal een mbo-opleiding zijn er twee inkomens uit arbeid (hoofdkostwinner en partner) en men heeft maximaal een mbo-opleiding is er één inkomen uit arbeid en men heeft men minimaal een hbo-opleiding zijn er twee inkomens uit arbeid (hoofdkostwinner en partner) en men heeft minimaal een hbo-opleiding is er minimaal één persoon (hoofdkostwinner of partner) gepensioneerd
9% 22% 23% 10% 13% 23%
Ten geleide Alle gepresenteerde resultaten zijn enquêteresultaten waarbij de steekproefkenmerken herwogen zijn naar populatiekenmerken. De resultaten zijn weergegeven in afgeronde percentages. Wanneer er door afronding totalen ontstaan van meer of minder dan 100%, zijn deze niet gecorrigeerd. De titels van figuren en tabellen betreffen (behoudens bij enkele uitsplitsingen) de exacte vraagteksten die aan de respondenten zijn voorgelegd. Wanneer in de tekst wordt gesproken over verschillen tussen groepen betreft het getoetste significante verschillen.
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
5.
1
Financiële situatie
1.1
Vooral bij gepensioneerden verslechtert de financiële situatie
Steeds meer Nederlanders zien hun financiële situatie verslechteren. Voor drie op de tien is de financiële situatie van het huishouden in de afgelopen 12 maanden verslechterd, twee op de tien constateren verbetering. In 2009 waren deze groepen nog even groot. 1 | Gerapporteerde financiële situatie en verwachtingen hierover De financiële situatie van mijn huishouden is de laatste 12 maanden … % 100
% 100
80
3
60
16
40 20
49
-40
3
3
4
5
6
80
3
4
3
18
18
17
21
60
17
20
21
16
50
49
52
46
50
49
53
53
61
22
23
18
23
6
4
3
13 2
4
0 24
23
22
7
6
7
september september 2011 2010 (N=1.052) (N=1.046)
mei 2010 (N=779)
21
23
5
4
-20 -40
september 2009 (N=1.137)
4
21
40 20
0 -20
Ik verwacht dat de financiële situatie van mijn huishouden in de komende twaalf maanden …
mei 2009 (N=1.013)
september september mei 2010 september mei 2009 2011 2010 (N=779) 2009 (N=1.013) (N=1.052) (N=1.046) (N=1.137)
hetzelfde gebleven
iets verbeterd
hetzelfde blijft
iets verbetert
duidelijk verbeterd
iets verslechterd
duidelijk verbetert
iets verslechtert
duidelijk verslechterd
duidelijk verslechtert
Van de Nederlanders verwacht 28% dat de financiële situatie het komende jaar zal verslechteren, terwijl 20% een verbetering verwacht. In mei 2009 was de groep die een verbetering verwachtte nog groter dan de groep die een verslechtering verwachtte. Sinds september 2009 is de groep die verslechtering verwacht groter dan de groep die verbetering verwacht. Er zijn grote verschillen per doelgroep. De groep zonder inkomen uit arbeid, lager opgeleiden met één inkomen en gepensioneerden constateren vaker een verslechtering van de financiële situatie en hebben minder goede verwachtingen voor de toekomst.
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
6.
2 | Gerapporteerde financiële situatie en verwachting hierover, per doelgroep geen inkomen uit arbeid
mbo één inkomen
mbo twee inkomens
hbo+ één inkomen
hbo+ twee inkomens
gepensioneerd
totaal
N=92
N=227
N=238
N=105
N=141
N=246
N=1.052
financiële situatie afgelopen 12 maanden
verbeterd verslechterd
%
%
%
%
%
%
%
9 46
18 30
23 23
26 25
34 19
7 45
21 29
23 34
19 24
21 19
30 18
31 20
7 48
20 28
verwachting aankomende 12 maanden
verbetering verslechtering
Onder hoger opgeleiden met twee inkomens is er een relatief grote groep die een verbetering constateert. Ook hebben veel hoger opgeleiden positieve verwachtingen voor het komende jaar. Ten opzichte van vorig jaar is het aandeel gepensioneerden dat een verslechtering constateert gestegen van 27% naar 45%. 3 | Gerapporteerde financiële situatie en verwachting hierover, per doelgroep, per jaar financiële situatie afgelopen 12 maanden geen inkomen uit 2011 arbeid 2010
MBO een inkomen
MBO twee inkomens
46
17
2011
30
18
2010
30
18
2011
23
22
25
2011
19
34
18
37
45
2010
34
23
2010
37
22
2011
MBO tw ee inkomens
2011
19
2010
15
30
HBO+ een inkomen
2011
18
30
24
2010
19
29
2010
19
21
13
HBO+ tw ee 2011 inkomens 2010
39
20
31
20
38
7 27
-40
30
2011
MBO een inkomen
26
23
HBO+ twee 2011 inkomens 2010
-60
23
29
HBO+ een 2011 inkomen 2010
gepensioneerd
geen inkomen uit arbeid
9
55
2010
verwachting aankomende 12 maanden
-20
gepensioneerd
10 0
verslechterd
20
40
verbeterd
60 %
2011
48
2010 -60
44 -40
-20
7 6 0
verslechtering
20
40
verbetering
60 %
Als het gaat om verwachtingen voor de aankomende 12 maanden, zien we alleen verschillen bij de groepen lager opgeleiden met twee inkomens, en de hoger opgeleiden (met één of twee in-
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
7.
komens). Bij deze groepen is het aandeel dat een verbetering van de financiële situatie verwacht significant kleiner dan een jaar geleden.
1.2
Huishoudens zonder werk of met lagere inkomens komen moeilijk rond
Van de ondervraagden geeft 62% aan tevreden te zijn over de huidige financiële situatie, maar slechts 43% kan gemakkelijk rondkomen. De tevredenheid over de financiële situatie is significant lager dan in mei 2009, maar sinds september 2009 ongewijzigd. 4 | Tevredenheid over financiële situatie en rondkomen Hoe tevreden bent u over de huidige financiële situatie van uw huishouden?
% 100
% 100 80
10
10
12
52
54
52
60
9
10
56
60
0 -20
80
8
7
9
9
9
60
35
37
38
37
38
43
43
39
42
43
11
11
10
10
10
2
2
2
1
1
mei 2010 (N=780)
september 2009 (N=1.137)
mei 2009 (N=1.013)
40
40 20
Hoe kan uw huishouden in het algemeen met uw huidige gezinsinkomen rondkomen?
20 25
23
22
24
22
10
11
9
9
9
2
3
1
1
1
mei 2010 (n=780)
september 2009 (N=1.137)
mei 2009 (N=1.013)
september september 2011 2010 (N=1.052) (N=1.046) no ch tevreden/o ntevreden zeer tevreden zeer o ntevreden
tevreden o ntevreden
0 -20
september september 2011 2010 (N=1.052) (N=1.046) no ch mo elijk/ gemakkelijk
gemakkelijk
zeer gemakkelijk
mo eilijk
zeer mo eilijk
In de vorige paragraaf zagen we dat veel personen zonder inkomen uit arbeid hun financiële situatie in het afgelopen jaar hebben zien verslechteren. Binnen deze groep is het aandeel dat moeite heeft rond te komen ook hoog. Wel constateren we dat men beter kan rondkomen dan een jaar geleden. Ook komt het minder vaak voor dat men geen geld meer heeft aan het eind van de maand. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de ondervraagde personen binnen deze groep van vorig jaar een lager inkomen hadden dan in deze meting. Vorig jaar was het netto inkomen van deze groep voor 61% lager dan € 1.200 per maand, dit jaar is dit bij 43% het geval. De veranderingen hebben dus eerder te maken met de steekproef, dan met veranderingen in de financiële situatie van deze doelgroep.
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
8.
5 | Rondkomen per doelgroep Percentage dat in het algemeen moeilijk tot zeer moeilijk met het huidige gezinsinkomen kan rondkomen
Percentage dat 7 keer of vaker aan het einde van de maand geen geld meer had om rond te komen
% 100
100
80
80
%
56
60 40
60
34 19
15
20 5
6
17 10 9
11
2
7
38
40
30 21
24 6
11
7 5
1415 13
20
0
19 15 11 10
6 7
24 19 14 1314 6
5
0 september 2011
september 2010
geen inkomen uit arbeid mbo 2 inkomens hbo 2 inkomens
september 2009
september 2011
mbo 1 inkomen hbo 1 inkomen gepensioneerden
september 2010
geen inkomen uit arbeid mbo 2 inkomens hbo 2 inkomens
september 2009
mbo 1 inkomen hbo 1 inkomen gepensioneerden
Concluderend kunnen we stellen dat veel mensen een achteruitgang constateren, en dat men verwacht dat deze zal toenemen. Toch heeft dit geen invloed op het kunnen rondkomen.
1.3
Gepensioneerden hebben vaak wel voldoende financiële veerkracht
Onder financiële veerkracht verstaan we het vermogen om een inkomensdaling of grote uitgave op te vangen. De financiële veerkracht van Nederlanders is sinds 2009 onveranderd. Een op de zes Nederlanders kan slechts nog één maand financieel rondkomen wanneer het inkomen met 25% zou dalen. Een uitgave boven de € 500 levert voor een kwart van de Nederlanders een probleem op. 6 | Financiële veerkracht Wanneer kan men een inkomensdaling van 25% of meer niet meer opvangen? 65 66 65
na 12 maanden
Percentage voor wie een uitgave boven het vermelde bedrag een probleem wordt
100
% 100
100
90
43 45 43
na 6 maanden
78 80 64
70 60 48
30 31 28
na 3 maanden
50
26
30
na 1maand
19 14
20 8 10 0
0 20 september 2011(N=1.052) september 2009 (N=1.137)
40
60 80 100 september 2010 (N=1.046)
61
65
40 49
35
40
16 18 15
78
59
41 36
28 21
16 10 elk
100
250
500
1.000
1.500
2.500
5.000
7.500
10.000 >10.000
bedr ag
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
september 2011(N=1.052)
september 2010 (N=1.046)
9.
N.B. De percentages in beide figuren zijn cumulatief
De financiële veerkracht verschilt per inkomensgroep. Het opvangen van een inkomensdaling of grote uitgave is voor de huishoudens zonder inkomen uit arbeid en de lager opgeleide eenverdieners het moeilijkst. Hoewel gepensioneerden vaak constateren dat hun financiële situatie is verslechterd, ligt de financiële veerkracht van deze groep rond het gemiddelde. 7 | Financiële veerkracht van uitkeringsgerechtigden
Wanneer kan men een inkomensdaling van 25% of meer niet meer opvangen?
> 12 maanden max. 3 maanden
geen inkomen uit arbeid
mbo één inkomen
mbo twee inkomens
hbo+ één inkomen
hbo+ twee inkomens
gepensioneerd
totaal
N=92
N=227
N=238
N=105
N=141
N=246
N=1.052
%
%
%
%
%
%
%
18 49
22 32
32 24
33 27
53 18
29 25
31 28
76 52
74 24
68 17
60 21
45 5
58 17
64 19
Percentage voor wie een uitgave boven het vermelde bedrag een probleem wordt
> € 7.500 > € 250
Ten opzichte van de vorige meting is de financiële veerkracht van personen zonder inkomen uit arbeid iets verbeterd. Wanneer het inkomen met 25% daalt, kan 49% van deze groep nog maximaal drie maanden rondkomen, en 51% langer dan drie maanden. In 2010 kon 68% van deze groep nog maximaal 3 maanden rondkomen bij deze inkomensdaling en 32% langer dan drie maanden.
1.4
Profiel: een beschrijving van kwetsbare groepen
In de vorige paragrafen hebben we gezien dat de financiële situatie verschilt per type huishouden. In deze paragraaf zetten we de uitkomsten van drie groepen nog eens op een rij. Het gaat om de groepen huishoudens zonder inkomen uit arbeid, lager opgeleide huishoudens met één inkomen en gepensioneerden. Bij deze groepen scoren de verschillende aspecten van de financiële situatie lager dan gemiddeld.
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
10.
8 | Profielschets kwetsbare groepen geen inkomen uit arbeid
mbo één inkomen
gepensioneerd
N=92
N=227
N=246
%
%
%
Perceptie situatie financiële situatie (iets) verslechterd in afgelopen 12 maanden
46
30
45
verwacht verslechtering aankomende 12 maanden Rondkomen
34
24
48
komt (zeer) moeilijk rond betaalt niet alle rekeningen en komt financiële verplichtingen niet altijd na Financiële veerkracht
34
19
11
47
37
23
55
50
27
minimaal 1 keer per jaar geen geld meer aan het eind van de maand kan inkomensdaling van 25% niet meer dan 3
maanden opvangen heeft een probleem met een uitgave boven € 250
49 51
32 22
25 16
= significant hoger dan gemiddeld = verschilt niet van gemiddeld = significant lager dan gemiddeld
We constateren het volgende:
Huishoudens zonder inkomen uit arbeid hebben het het zwaarst; deze groep heeft een verslechtering geconstateerd in het afgelopen jaar, goed rondkomen lukt vaak niet en de financiële veerkracht is beperkt.
De situatie van lager opgeleide huishoudens met één inkomen is niet vaker dan gemiddeld verslechterd in het afgelopen jaar, maar deze groep komt wel moeilijker rond dan gemiddeld. Het komt regelmatig voor dat men aan het einde van de maand geen geld
meer heeft. Veel gepensioneerden zijn er in het afgelopen jaar op achteruit gegaan. Bovendien verwacht een groot deel van deze groep verslechtering in het komende jaar. Toch komt een groot deel goed rond en heeft men weinig moeite met het betalen van de rekeningen. Ook heeft maar een klein deel geld tekort aan het eind van de maand. Gepensioneerden hebben een groter spaarvermogen en minder schulden dan de uitkeringsgerechtigden en lager opgeleide eenverdieners.
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
11.
2
Financieel overzicht
2.1
Drie op de tien overschatten overzicht over eigen huishoudfinanciën
Sinds mei 2009 is het aandeel Nederlanders dat aangeeft (zeer) goed op de hoogte te zijn van de huishoudfinanciën licht toegenomen. Bijna 80% zegt hier goed tot zeer goed van op de hoogte te zijn. 9 | Mijn kennis over de financiële situatie van mijn huishouden is … september 2011
september 2010
september 2009
mei 2009
(n=1.052)
(n=1.046)
(n=1.137)
(n=1.013)
% 28
% 28
% 20
54 15 2 1
53 17 2 1
55 19 2 2
zeer goed
% 27
goed noch goed, noch slecht slecht zeer slecht
52 17 2 1
Lager opgeleide huishoudens geven minder vaak aan (zeer) goede kennis te hebben (76%) dan hoger opgeleide huishoudens met twee inkomens (84%) en gepensioneerden (83%). Een ruime meerderheid geeft aan de financiële situatie onder controle te hebben. Dit beeld is gelijk sinds september 2009. 10 | Heeft u uw huidige financiële situatie onder controle?
35
september 2011 (N=1.052)
september 2010 (N=1.046)
33
september 2009 (N=1.137)
32
0%
10%
44
46
15
6 1
15
6 1
50
20%
30%
altijd
meestal
40%
50%
60%
soms w el en soms niet
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
12
70% soms
80% nooit
90%
5 1
100%
12.
Ook hier zien we verschillen tussen de doelgroepen. Bij personen zonder inkomen uit arbeid en lager opgeleide eenverdieners komt het meer voor dat men de financiële situatie niet onder controle heeft. 11 | Heeft u uw huidige financiële situatie onder controle? (naar inkomensgroep)
meestal/altijd onder controle
soms wel, soms niet onder controle (bijna) nooit onder controle
geen inkomen uit arbeid
mbo één inkomen
mbo twee inkomens
hbo+ één inkomen
hbo+ twee inkomens
gepensioneerd
totaal
N=92
N=227
N=238
N=105
N=141
N=246
N=1.052
%
%
%
%
%
%
%
73
67
80
81
82
85
78
14
25
14
12
12
8
15
13
8
5
7
6
7
7
Onder gepensioneerden zien we het grootste aandeel dat aangeeft de eigen financiële situatie onder controle te hebben. Ondanks dat deze groep verslechtering constateert en verwacht (zie hoofdstuk 1), is de controle over de situatie bovengemiddeld. Hoewel 79% aangeeft goed op de hoogte te zijn van de huishoudfinanciën, weet 36% van deze groep niet preciezer dan op 500 euro nauwkeurig wat men op de betaalrekening heeft staan. Omgerekend komt dit neer op 28% van alle ondervraagden. Deze groep was in de vorige meting 29%. 12 | Hoe precies weet u doorgaans hoeveel geld u heeft op uw betaalrekening? (naar zelfingeschatte kennis over financiële situatie) % 80 70
36%
60 50 36
40
29 30
24
29
20
23
11
9 10
24
22
3
0 kennis is (zeer) goed (N=859) geen flauw idee binnen een marge van 500 euro binnen een marge van 50 euro
kennis is gemiddeld tot zeer slecht (N=219) kan er meer dan 500 euro naast zitten binnen een marge van 100 euro
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
13.
Deze 28% lijkt het overzicht over de financiën te overschatten; men zegt veel te weten van de eigen financiële situatie, maar weet niet goed hoeveel men op de betaalrekening heeft staan. Binnen de groepen hoger opgeleiden en gepensioneerden vinden we meer personen die hun eigen financiële situatie overschatten. Onder degenen zonder inkomen uit arbeid is deze groep een stuk kleiner. 13 | Overschatten kennis, naar inkomensgroep geen inkomen uit arbeid
mbo één inkomen
mbo twee inkomens
hbo+ één inkomen
hbo+ twee inkomens
gepensioneerd
totaal
N=92
N=227
N=238
N=105
N=141
N=246
N=1.052
%
%
%
%
%
%
%
16 84
25 75
27 73
30 70
38 62
32 68
28 72
overschat eigen kennis overschat kennis niet
Een groot deel van de overschatting komt dus voor bij groepen die relatief weinig kwetsbaar zijn, namelijk hoger opgeleiden.
2.2
Uitkeringsgerechtigden kennen eigen uitgavenpatroon
Hoe belangrijk vindt men het om te weten wat de vaste lasten zijn en hoeveel men maandelijks te besteden heeft? Een ruime meerderheid van de Nederlanders geeft aan dit tamelijk tot heel belangrijk te vinden. De mate waarin men dit belangrijk vindt is gelijk over de verschillende inkomensdoelgroepen. 14 | Hoe belangrijk of onbelangrijk vindt u het om te weten wat uw vaste lasten zijn en hoeveel geld u maandelijks te besteden heeft?
43
0
20
39
40
60
14
80
heel belangrijk
tamelijk belangrijk
noch belangrijk, noch onbelangrijk
tamelijk onbelangrijk
31
100
%
heel onbelangrijk
Zien we dit ook terug in de kennis van de specifieke uitgaven? Van de ondervraagden weet 28% niet nauwkeuriger dan binnen een marge van 500 euro wat men vrij te besteden heeft van het inkomen na aftrek van alle vaste lasten. Ook weet 33% niet nauwkeuriger dan binnen een marge van 200 euro wat men maandelijks uitgeeft aan boodschappen en 33% niet wat men uitgeeft aan de auto. In de meting van 2010 zagen we een vergelijkbaar beeld. Wat opvalt is dat de minst vermogende groep (zonder inkomen uit arbeid) het nauwkeurigst weet hoeveel men kan besteden. Men weet dit het best bij zowel de vrije bestedingsruimte, als bij de uitgaven aan boodschappen of de auto.
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
14.
15 | Kennis over specifieke uitgaven
Weet u wat u vrij te besteden heeft na aftrek van uw vaste lasten van uw inkomen/uitkering? geen flauw idee/ binnen marge van 500 euro
geen inkomen uit arbeid
mbo één inkomen
mbo 2 inkomens
hbo+ één inkomen
hbo+ 2 inkomens
gepensioneerd
N=92
N=227
N=238
N=105
N=141
N=246
%
%
%
%
%
%
% 28
totaal (n=1.052)
26
30
26
25
21
34
binnen marge van 200 euro
20
21
24
33
25
23
24
binnen marge van 100 euro
34
23
24
22
23
22
24
32
26
26
20
21
21
24
%
%
%
%
%
%
%
31
37
29
29
31
37
33
20
26
29
29
32
36
30
49
37
42
42
37
27
37
%
%
%
%
%
%
%
binnen marge van 50 euro Weet u wat u per maand uitgeeft aan boodschappen? geen flauw idee/binnen marge van 200 euro binnen marge van 100 euro
binnen marge van 50 euro Weet u wat u per maand uitgeeft aan uw auto? (selectie: autobezitters) geen flauw idee/binnen marge van 200 euro
20
35
28
36
32
36
33
binnen marge van 100 euro
22
24
30
26
32
26
27
binnen marge van 50 euro
58
41
42
38
36
38
40
= significant lager dan gemiddeld = significant hoger dan gemiddeld
Hoe belangrijker men het vindt om te weten wat de vaste lasten zijn en hoeveel bestedingsmogelijkheden men heeft, des te beter men ook weet hoeveel men maandelijks uitgeeft en te besteden heeft. 16 | Belang van kennis over uitgaven versus kennis van eigen financiële situatie % 100
% w eet binnen een marge van € 100
80
71 65
60
55
53 46
40
37
34 26
20
0 geld op de betaalrekening
maandelijks vrij te besteden na aftrek vaste lasten
belangrijk om inkomsten en uitgavepatroon te w eten
uitgaven aan boodschappen
uitgaven aan auto
onbelangrijk om inkomsten en uitgavepatroon te w eten
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
15.
Opvallend is dat de groep die de kennis van de bestedingsruimte belangrijk vindt, uit relatief meer vrouwen (53%) bestaat dan de groep die deze kennis onbelangrijk vindt (40% vrouw). Concluderend kunnen we stellen dat hoe beter de financiële situatie is, des te minder kennis men heeft van de eigen bestedingsruimte en uitgaven. Degenen zonder inkomen uit arbeid overschatten de eigen inkomsten en mogelijkheden voor uitgaven minder. Onder hoger opgeleide groepen zien we meer overschatting. Gepensioneerden hebben niet meer kennis van inkomsten en uitgaven dan gemiddeld.
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
16.
3
Financieel beheer
3.1
Liever bezuinigen dan geld lenen
Er zijn vijf stellingen voorgelegd die te maken hebben met spaarzin. Net als in 2009 is sparen de norm en bezuinigen mensen liever dan dat ze geld lenen. Negen van de tien Nederlanders betalen hun rekeningen op tijd. 17 | Vier stellingen over spaarzin (percentages (helemaal) van toepassing; n=1052) %
100 90
89 83
84
80 70 60 50 40
43
40 30 20 9
10
10 4
5
0 ik betaal mijn ik bezuinig liever ik spaar een ik koop vaak dingen ik koop liever dingen rekeningen altijd op dan dat ik geld leen aanzienlijk deel van zonder na te denken op krediet dan dat ik tijd mijn inkomen of ik daar wel geld wacht tot ik geld voor heb gespaard heb september 2009 (n=1.137)
september 2011 (n=1.052)
De verschillen tussen de zes doelgroepen (zoals beschreven in de inleiding) zijn klein. De stelling ‘ik spaar een aanzienlijk deel van mijn inkomen’ laat wel verschillen zien. Zo vindt iets meer dan een kwart van de mensen zonder inkomen uit arbeid (27%) dat deze stelling van toepassing is op hun situatie. De andere groepen sparen vaker een aanzienlijk deel van hun inkomen. Hbo-plussers met een dubbel inkomen (53%) zijn hierbij het meest spaarzaam. Om vast te stellen hoe de spaarzin van de ondervraagden is, hebben we een schaalscore (1-5) samengesteld op basis van een aantal stellingen die betrekking hebben op sparen (stelling 2 tot en met 5 in figuur 17). De twee laatstgenoemde stellingen zijn hiervoor omgescoord. Deze schaal is redelijk betrouwbaar (α=0,55).
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
17.
We zien dat de spaarzin van de ondervraagden redelijk goed ontwikkeld is: bij 50% is de score voor spaarzin hoog (< 2), circa 39% scoort in het midden van de schaal (2-3) en de resterende 11% scoort laag (3-5). Deze cijfers zijn nauwelijks veranderd ten opzichte van september 2010. 18 | Spaarzin per doelgroep (n=1.040) geen inkomen uit arbeid N=91
hoog (score < 2) gemiddeld (score 2-3) laag (score 3-5)
mbo één inkomen N=226
mbo twee inkomens N=236
hbo één inkomen N=105
hbo twee inkomens N=141
gepensioneerden N=242
totaal N=1.040
%
%
%
%
%
%
%
33
40
53
55
58
57
50
53 14
46 15
35 12
32 12
36 6
37 7
39 11
De spaarzin is bij mensen zonder inkomen uit arbeid en mbo-ers met één inkomen lager dan bij de andere groepen. Deze lagere score kan verklaard worden doordat deze groepen lagere inkomens hebben, en dus minder geld hebben om opzij te zetten. In lijn hiermee zien we dat mensen zonder inkomen uit arbeid minder vaak aangeven ‘een aanzienlijk deel van hun inkomen te sparen’. Wat doet men meestal als men geen geld meer heeft? Het gedrag is nauwelijks gewijzigd ten opzichte van september 2009. De meest genoemde oplossingen zijn geld opnemen van de spaarrekening (35%), bezuinigen (33%) en rood staan (22%). Vier op de tien Nederlanders geven aan dat dit vrijwel nooit voorkomt. 19 | Wat doet u meestal als u geen geld meer heeft? (n=1052) 35 35 34
geld opnemen van spaarrekening
33
bezuinigen, niets meer uitgeven 22
rood staan 6
overuren werken, extra geld verdienen
38 36
26 25
8 8
6 7 6
geld lenen van familie, vrienden, bekenden
4 5 4
gebruik creditcards, winkelkredietkaarten
3 4 4
rekeningen niet betalen 1 1 1
lening afsluiten
39 40 39
dat gebeurt vrijwel nooit 0
10
20
30
mei 2009 (n=1.137)
40
50
60
september 2009 (n=1.137)
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
70
80
90
september 2011 (n=1.052)
100 %
18.
Hoger opgeleiden met één inkomen (45%) bezuinigen bij geldgebrek vaker dan de andere groepen. Mensen zonder inkomen uit arbeid nemen minder vaak geld op van de spaarrekening (22%), staan minder vaak rood (net zoals gepensioneerden: 17%) en lenen vaker dan de andere doelgroepen bij familie of vrienden (13%). Hbo-plussers met twee inkomens (42%) en gepensioneerden (47%) staan het minst vaak in de rode cijfers. 20 | Wat doet u meestal als u geen geld meer heeft? ( per doelgroep; n=1052)
geen inkomen uit arbeid
mbo één inkomen
mbo twee inkomens
hbo+ één inkomen
hbo+ twee inkomens
gepensioneerd
totaal
N=92
N=229
N=238
N=105
N=141
N=246
N=1052
%
%
%
%
%
%
%
bezuinigen geld opnemen van spaarrekening rood staan overuren werken geld lenen van familie/ vrienden
38
39
34
45
33
20
33
22 17 6
33 26 8
34 21 7
40 30 9
44 22 7
34 17 2
35 22 6
13
7
2
9
9
2
6
dat gebeurt vrijwel nooit
31
35
36
33
42
47
39
= significant lager = significant hoger
In vergelijking met september 2009 is er een duidelijke verandering zichtbaar bij de groep die geen inkomen uit arbeid heeft. In 2009 gaf 20% van deze groep aan vrijwel nooit geldgebrek te hebben. In 2011 is dat gestegen tot 31%. Ook gaf 61% van deze groep in 2009 aan te bezuinigen bij geldgebrek, terwijl dat in 2011 gedaald is tot 38%. Deze verschuiving zou erop kunnen duiden dat het ingezette bezuinigingsgedrag in 2009 ertoe heeft geleid dat in 2011 minder mensen zonder inkomen uit arbeid geldgebrek hebben. Als gevolg hiervan hoeft men weer minder vaak te bezuinigen. Een andere mogelijkheid is dat men in 2009 nog posten had waarop men kon bezuinigen, maar dat deze mogelijkheden er in 2011 eenvoudigweg niet meer zijn. Wat doen Nederlanders als zij geld over hebben? Zij zetten dit, net als in 2009, vaak op hun spaar- of beleggingsrekening (58%). Bijna een kwart (23%) laat het op de lopende rekening staan. Sinds 2009 neemt dit af. In september van dat jaar liet 27% het nog op de lopende rekening staan, in mei van dat jaar was dat 31%. Tot slot is er een significante toename van het aantal mensen dat aangeeft nooit geld over te houden. Was dit in 2008 nog 8%, in 2011 is dit toegenomen tot 12% van de Nederlanders.
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
19.
21 | Wat doet u meestal als u geld over heeft? (n=1.052) 58 60 62
overmaken op spaar- of beleggingsrekening 23
op lopende rekening laten staan
27
31
16 17 15
hangt van het bedrag af ik hou nooit geld over
8
12 10
9 10
in de portemonnee laten zitten
8 6 6 6
schulden afbetalen
5 6 7
uitgeven weggeven
2 2 2
contant in huis bewaren
2 2 2
aandelen kopen
2 2 2 0
10
20
30
40
mei 2009 (n=1.137)
50
60
70
september 2009 (n=1.137)
80
90
100 %
september 2011 (n=1.052)
Hoger opgeleiden met twee inkomens (83%) zetten geld dat ze overhouden vaker dan de andere groepen op een spaar- of beleggingsrekening. Mensen zonder inkomen uit arbeid (33%) doen dit – net als in september 2009 – het minst vaak. Wel is hier een dalende trend zichtbaar, want in september 2009 gaf nog 44% van deze groep aan geld op een spaar- of beleggingsrekening te zetten. Bijna een derde van de mensen zonder inkomen uit arbeid (30%) geeft aan nooit geld over te houden. Bij Hbo-plussers met een dubbel inkomen (3%) gebeurt dit het minst vaak. 22 | Wat doet u meestal als u geld over heeft? ( per doelgroep; n=1.052) geen inkomen uit mbo één arbeid inkomen
overmaken op spaar- of beleggingsrekening op lopende rekening zetten/ laten staan in portemonnee laten zitten voor volgende maand schulden afbetalen
uitgeven ik hou nooit geld over
mbo twee inkomens
hbo+ één inkomen
hbo+ twee inkomens
gepensioneerd
totaal
N=92
N=229
N=238
N=105
N=141
N=246
N=1.052
%
%
%
%
%
%
%
33
50
64
63
83
52
58
24
21
24
27
23
21
23
11 6
8 8
6 6
6 9
6 8
14 2
9 6
4 30
6 12
4 11
10 8
6 3
1 14
5 12
= significant lager = significant hoger
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
20.
3.2
Hoger opgeleide eenverdieners hebben financiën minder goed geregeld
Ten aanzien van financieel zelfvertrouwen zijn vier stellingen voorgelegd. We zien dat het beeld ten opzichte van september 2009 nauwelijks is gewijzigd. Tweederde van de Nederlanders voelt zich zeker als het gaat om hun financiële zelfvertrouwen. Een derde vindt het leuk om zich met financiële zaken bezig te houden. 23 | Vier stellingen over financieel zelfvertrouwen (helemaal + enigszins van toepassing; n=1.052)
65
ik voel me over het algemeen zeker als ik een belangrijke financiële keuze moet maken
65 66
37
ik vind het leuk om me bezig te houden met financiële zaken
35 36
11
ik loop geld mis doordat ik mijn financiële zaken niet optimaal heb geregeld
10 10
9 ik kom er niet aan toe mijn geldzaken goed te regelen
11
0
10
20
30
mei 2009 (n=1.137)
40
50
60
september 2009 (n=1.137)
70
80
90
100 %
september 2011 (n=1.052)
Ook ten aanzien van het financieel zelfvertrouwen is een schaalscore (1-5) gemaakt. De twee laatstgenoemde stellingen zijn hiervoor omgescoord. Deze schaal heeft een goede betrouwbaarheid (α=0,67). Van de Nederlanders heeft 35% veel financieel zelfvertrouwen (score < 2). De middelste categorie bestaat uit 43% van de ondervraagden (score 2-3) en 22% scoort laag (lager dan 3). Deze cijfers wijken nauwelijks af van 2010. 24 | Financieel zelfvertrouwen, per doelgroep (n=1.014) geen inkomen mbo één mbo twee hbo+ één hbo+ twee gepenuit arbeid inkomen inkomens inkomen inkomens sioneerd N=89
hoog (score < 2) gemiddeld (score 2-3) laag (score 3-5)
% 36 43 22
N=222
% 28 40 32
N=229
N=99
N=122
% 24 45 31
% 40 42 18
% 32 45 22
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
totaal
N=266
N=1.137
% 46 41 13
% 35 43 22
21.
Opvallend is dat hoger opgeleide eenverdieners – net als in 2010 – minder financieel zelfvertrouwen hebben. Dit wordt vooral veroorzaakt doordat deze groep vaker aangeeft er niet aan toe te komen om de geldzaken goed te regelen (is bij 16% van deze groep tenminste deels van toepassing, tegen 9% van de totale steekproef). Ook geven zij vaker aan geld mis te lopen, omdat de financiële zaken niet optimaal geregeld zijn (is bij 16% van deze groep tenminste deels van toepassing, tegen 11% van de totale steekproef). Samengevat kan worden gesteld dat men net als voorgaande jaren liever bezuinigt dan geld leent en dat de helft van Nederlanders een goed ontwikkelde spaarzin heeft.
Zo geeft 58% aan dat als men geld overhoudt, men dit op de spaarrekening zet. Bij geldgebrek zijn rood staan en geld lenen geen populaire oplossingen.
Een derde van de Nederlanders heeft veel financieel zelfvertrouwen. Het zelfvertrouwen is bij hbo-ers met één inkomen net als in 2010 lager dan bij de andere groepen
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
22.
4
Financiële kennis en informatiezoekgedrag
4.1
Weinig kennis over beleggingsproducten
Van een aantal financiële producten is gevraagd of men die afneemt. 88% van de Nederlanders heeft een spaarrekening en driekwart een verzekeringsproduct. Iets meer dan de helft van de Nederlanders heeft een hypotheek. In vergelijking met voorgaande jaren is een lichte teruggang te zien in het aantal Nederlanders dat verzekeringsproducten afneemt. Verder zijn er weinig grote verschillen met voorgaande jaren. 25 | Welke van de volgende producten neemt u af? (n=1.052) %
100 90
september 2011 (N=1.052)
september 2010 (N=1.046)
september 2009 (N=1.139)
88 89 88 80
80
74
72
70 60 53
51
54
50 40 30 18 17 19
20
14
17 17
10
5
4
4
0 spaarrekening
verzekering
hypotheek
beleggingen
lening, doorlopend krediet
geen van deze
Van de afgenomen producten is gevraagd of men hierover voldoende kennis heeft. Als het gaat om spaarrekeningen, leningen, hypotheken of verzekeringen, geeft een meerderheid aan hier voldoende kennis over te hebben. Over beleggingen is de kennis wat minder groot.
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
23.
26 | Heeft u voldoende kennis over ... (alleen gevraagd voor producten die men bezit; n=1.052)
spaarrekening (2011: N=921)
3 11
86
(2010: N=938)
3 10
87
(2009: N=1004)
110
89
lening/krediet (2011: N=148)
6 9
85
(2010: N=176)
4 14
82
(2009: N=193)
5 15
81
hypotheek (2011: N=554)
6
18
76
(2010: N=536)
6 17
77
(2009: N=612)
6
76
18
verzekering (2011: N=777)
5
22
73
(2010: N=757)
5
21
73
(2009: N=914)
5
22
74
beleggingen (2011: N=185)
18
21
62
(2010: N=178)
17
30
53
(2009: N=211)
21
29
50
-60% -40% -20%
0%
noch voldoende/noch onvoldoende
20%
40%
onvoldoende
60%
80%
100%
(ruim) voldoende
Er zijn weinig veranderingen ten opzichte van het vorige jaar. Alleen geven beleggers in 2011 (62%) vaker dan in 2010 (53%) en 2009 (50%) aan (ruim) voldoende verstand van beleggingen te hebben. De groep die nu belegt is dus beter op de hoogte dan de groep die in 2009 belegde. Om een beeld te krijgen van financiële kennis is ook een aantal kennisvragen gesteld. Net als in voorgaande jaren geeft men het vaakst foutieve antwoorden op vragen over beleggen en aanste
delen. Men weet overigens goed dat mensen die geen pensioen opbouwen na hun 65
alleen
AOW krijgen. Net als in de voorgaande jaren beantwoordt men de vraag over de pensioenopbouw het vaakst correct.
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
24.
27 | Antwoorden kennisvragen (% onjuist beantwoord) % Onjuist beantwoord Correcte antwoord
Kennisvraag
Stel dat u 100 euro op een spaarrekening heeft, en de rente is 20% per jaar en u neemt nooit geld of rente op. Hoeveel zou u dan na vijf jaar in totaal op de rekening hebben? Stel dat uw inkomen in het jaar 2011 is verdubbeld, en dat ook de prijzen van alle goederen zijn verdubbeld. Bent u in 2011 in staat om meer, hetzelfde of minder dan vandaag te kopen met uw inkomen? Is de volgende uitspraak volgens u waar of niet waar? ‘Aandelen zijn normaal gesproken risicovoller dan obligaties.’ Welk antwoord is niet correct? ‘Als je in aandelen belegt kun je geld verdienen door koerswinst, dividend, rente?’ Is de volgende uitspraak waar of niet waar? ‘Werknemers die geen pensioen opbouwen, krijgen na hun pensionering alleen AOW.’
2009
2010
2011
%
%
%
meer dan 200 euro
29
29
31
hetzelfde
31
29
32
waar
46
49
47
rente
50
48
53
waar
13
11
11
Bij huishoudens zonder inkomen uit arbeid en lager en middelbaar opgeleide huishoudens is de financiële feitenkennis over het algemeen lager dan bij de hoger opgeleide huishoudens en gepensioneerden. Opmerkelijk is wel dat hbo-plussers met twee inkomens vaker een fout antwoord op de inflatievraag dan gemiddeld. 28 | Antwoorden kennisvragen, per doelgroep (% onjuist beantwoord)
Kennisvraag
Stel dat u 100 euro op een spaarrekening heeft, en de rente is 20% per jaar en u neemt nooit geld of rente op. Hoeveel zou u dan na vijf jaar in totaal op de rekening hebben? Is de volgende uitspraak volgens u waar of niet waar? ‘Aandelen zijn normaal gesproken risicovoller dan obligaties.’ Stel dat uw inkomen in het jaar 2011 is verdubbeld, en dat ook de prijzen van alle goederen zijn verdubbeld. Bent u in 2011 in staat om meer, hetzelfde of minder dan vandaag te kopen met uw inkomen? Welk antwoord is niet correct? ‘Als je in aandelen belegt kun je geld verdienen door koerswinst, dividend, rente?’ Is de volgende uitspraak waar of niet waar? ‘Werknemers die geen pensioen opbouwen, krijgen na hun pensionering alleen AOW.’
geen inkomen uit arbeid
mbo één inkomen
mbo twee inkomens
hbo+ één inkomen
hbo+ twee inkomens
gepensioneerd
N=77
N=209
N=276
N=118
N=128
N=236
% onjuist
% onjuist
% onjuist
% onjuist
% onjuist
% onjuist
45
38
31
23
16
31
61
61
55
43
37
36
34
33
26
33
38
37
56
60
57
42
43
51
18
16
13
5
8
6
= significant lager = significant hoger
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
25.
Ook onderschatten veel mensen de hoeveelheid rente die men moet betalen bij rood staan op een betaalrekening. Personen die weleens rood staan, denken dat ze hierover 8,6% rente moeten betalen, terwijl de actuele rentestand hiervoor rond de 14,5% ligt. Voorgaande jaren schatte men ook een lagere rente in. 29 | Ingeschatte en feitelijke rente van rood staan en van een persoonlijke lening Wat is volgens u de gemiddelde rente die u moet betalen bij rood staan op uw betaalrekening? % 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0
september 2009
september 2010
september 2011
15
14,5
13 8,6
8,6
7,3
schatting feitelijke rente door rente (circa) personen die w eleens rood staan (n=291)
schatting feitelijke rente door rente (circa) personen die w eleens rood staan (n=268)
schatting feitelijke rente door rente (circa) personen die w eleens rood staan (n=228)
Wat is volgens u de gemiddelde rente die u moet betalen bij een persoonlijke lening/consumptief krediet? % 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0
september 2009
9,1
september 2010
september 2011
10,3
8,8 7
schatting feitelijke rente door rente (circa) personen die lening afnemen (n=193)
7
schatting feitelijke rente door rente (circa) personen die lening afnemen (n=176)
8,6
schatting feitelijke rente door rente (circa) personen die lening afnemen (n=148)
Bij kennis van een lening of doorlopend krediet zien we een omgekeerd effect, men schat de hoogte van de rente vaak hoger (10,3) in dan deze vaak daadwerkelijk is (8,6%). Deze constatering vereist echter enige nuancering: er is een licht renteverschil tussen persoonlijke leningen en consumptieve kredieten, en daarbij hangt de hoogte van het rentepercentage van een krediet of lening af van de tijd van afsluiten. Wanneer dit bijvoorbeeld een paar jaar geleden is gebeurd, kan het rentepercentage sterk verschillen.
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
26.
4.2
Men gaat niet actief op zoek naar financiële informatie
Het aandeel Nederlanders dat actief op zoek gaat naar financiële informatie neemt met de tijd licht af. Deze trend zet door in 2011: 27% gaat actief op zoek naar informatie. Iets minder dan een derde (29%) geeft aan gebaat te zijn bij extra financiële informatie. 30 | Op zoek naar financiële informatie (n=1.052) Zoekt u weleens actief naar financiële informatie?
Zou u gebaat zijn bij extra informatie over financiën?
%
%
80
73
80
72
71 66
70
70
60
60
50
50
40 30
27
56
53
40
34 29
28
53
29
30
20
20
10
10
31 27 19
17
0
0 ja
september 2011(N=1.052) september 2009 (N=1.137)
nee
september 2010 (N=1.046) mei 2009 (N=1.013)
ja september 2011(N=1.052) september 2009 (N=1.137)
nee
weet niet
september 2010 (N=1.046)
Het zoekgedrag staat in verband met opleidingsniveau: hbo-ers met één inkomen (45%) en of twee inkomens (47%) geven vaker dan de andere groepen aan actief op zoek naar informatie te gaan. mbo-ers met één inkomen (19%) gaan het minst vaak actief op zoek naar financiële informatie.
4.3
17
Moeilijker om betrouwbare informatie te vinden
Aan personen die weleens naar financiële informatie zoeken, is gevraagd of men moeite heeft te vinden wat men zoekt. Het grootste probleem hierbij is dat men niet weet welke informatie betrouwbaar en/of onafhankelijk is. Een ander probleem is dat de gevonden informatie tegenstrijdig is. Ook hebben relatief veel mensen moeite met de hoeveelheid aangeboden financiële informatie.
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
27.
31 | Heeft u wel eens moeite om goede en relevante financiële informatie te vinden? (selectie: zoekt weleens informatie; n=289) 34
ik weet niet welke informatie betrouwbaar en/of onafhankelijk is
30 31 24 21 19 23
ik vind tegenstrijdige informatie
16 19 21 23 17
ik vind te veel informatie en zie door de bomen het bos niet meer
18 19 19
de gevonden informatie is moeilijk te begrijpen
12 7 7
ik weet niet waar ik moet zoeken
9 5 7
ik kan de informatie die ik zoek niet vinden
5 10 5 0
10
mei 2009 (N=338)
20
30
40
september 2009 (N=325)
50
60
70
september 2010 (N=293)
80
90
100 %
september 2011 (N=289)
Er zijn slechts kleine verschillen te zien met voorgaande metingen. Wat betreft de betrouwbaarheid en onafhankelijkheid is er een duidelijke trend waarneembaar. Zo is ten opzichte van mei 2009 het aantal mensen dat aangeeft niet te weten welke informatie betrouwbaar en/of onafhankelijk is met 10 procentpunten gestegen. Aan personen die aangeven gebaat te zijn bij extra informatie over financiën, is gevraagd aan welke informatie men behoefte heeft. Net als voorgaande jaren scoren vooral belastingen en de werking van bepaalde financiële producten hoog. De behoefte aan vergelijkingssites is wat afgenomen. Verder zijn er geen grote veranderingen te zien ten opzichte van voorgaande jaren.
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
28.
32 | Aan welke kennis of informatie over financiën heeft u dan behoefte? (selectie: is gebaat bij extra kennis/informatie; n=304) 55 53
belastingen
64
50 49 53
de werking van bepaalde financiële producten 39 37
hoe ik met mijn geld en vermogen kan omgaan 31
vergelijkende informatie (vergelijkingssites) inkomensondersteuning zoals toeslagen of financiële regelingen
29 30
43
40 39
35
24 25 27
de aanbieders van bepaalde financiele producten
24 21 20
beurs, aandelen en beleggen 13 12 14
hoe ik met mijn schulden kan omgaan 0
10
20
september 2011 (N=304) september 2009 (N=348)
30
40
50
60
70
80
90
100 %
september 2010 (N=284)
De informatiebehoefte over belastingen is bij mensen zonder inkomen uit arbeid (66%) en mboers met één inkomen (72%) groter dan bij de rest. Ook hebben mensen zonder inkomen uit arbeid vaker (58%) vaker behoefte aan informatie over hoe zij met hun geld en vermogen om kunnen gaan. De informatiebehoefte over inkomensondersteuning is vooral groot bij mensen zonder inkomsten uit arbeid (58%), hbo-plussers met één inkomen (42%) en mbo-ers met één inkomen. De behoefte aan informatie over het omgaan met schulden is vooral groot bij mensen zonder inkomen uit arbeid (30%) en mbo-ers met één inkomen (24%).
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
29.
33 | Aan welke informatie heeft u dan behoefte? (selectie: is gebaat bij extra kennis/informatie; n=304)
Belastingen
De werking van bepaalde financiële producten Hoe ik met mijn geld en vermogen om kan gaan Vergelijkende informatie (vergelijkingssites) Inkomensondersteuning, zoals toe-
slagen of financiële regelingen Aanbieders van bepaalde financiële producten Informatie over de beurs, aandelen en beleggen Hoe ik met mijn schulden om kan gaan
geen inkomen uit arbeid
mbo één inkomen
mbo twee inkomens
hbo+ één inkomen
hbo+ twee inkomens
gepensioneerd
N=24
N=64
N=62
N=42
N=69
N=44
% 66
% 72
% 47
% 47
% 47
% 58
55
57
43
51
54
41
58
39
28
36
44
38
33 58
34 38
26 19
33 42
25 14
38 24
16
28
24
32
16
28
20
29
24
17
30
15
30
24
7
8
9
6
= significant lager = significant hoger
Proj.nr.: P5689 l Publieksmonitor Wijzer in geldzaken l september 2011
Bijlage 1 Onderzoeksverantwoording
Onderzoeksverantwoording
Steekproef Voor de gegevensverzameling is gebruik gemaakt van de steekproefbron TNS NIPObase. Dit is een database van huishoudens die zich bereid hebben verklaard met enige regelmaat aan enquêtes van Veldkamp en TNS NIPO deel te nemen. Het panel bestaat in totaal uit 200.000 personen. De werving voor het panel geschiedt grotendeels via traditionele onderzoeksinstrumenten. Bij de diverse mondelinge en telefonische omnibussen van Veldkamp en TNS NIPO wordt de bereidheid voor deelname aan het panel getoetst. Bij al deze onderzoeken is sprake van random sampling: iedere groep uit de samenleving heeft in principe een even grote kans om in de steekproef te komen. Het is niet mogelijk voor ondervraagden om zichzelf bij TNS NIPObase aan te melden. De dataverzameling van het onderzoek is verlopen via een computergestuurde zelfinvulvragenlijst (Computer Assisted Self Interviewing, vanaf hier te noemen: CASI). Voor het veldwerk dat via CASI is uitgevoerd is een steekproef getrokken waarbij is gestreefd naar representativiteit voor de achtergrondkenmerken sekse, leeftijd, opleiding, grootte huishouden, regio en etniciteit. Voor de steekproeftrekking is gebruik gemaakt van normcijfers die zijn ontleend aan de Gouden Standaard (2010). De steekproef bestond uit personen van 18 jaar en ouder. Benaderingswijze De ondervraagden ontvingen een uitnodiging per e-mail met daarin uitleg over de achtergronden van het onderzoek. Via het CASI-systeem kon men vervolgens zelf de vragenlijst op de pc afnemen. Vragenlijst Veldkamp heeft een conceptvragenlijst opgesteld die, na beoordeling door Wijzer in Geldzaken definitief is gemaakt en geprogrammeerd is door Veldkamp. De gehanteerde vragenlijst is als bijlage 2 bij dit rapport opgenomen. Respons en weging Het veldwerk heeft plaatsgevonden van 1 september tot en met 7 september 2011. Van de N=1.430 benaderden hebben er N=1.052 deelgenomen aan het onderzoek, waarmee de respons uitkomt op 74%. In de volgende tabel is een vergelijking gemaakt tussen de respons en de non-respons van het onderzoek. Op die manier krijgen we een beeld van de non-respons per subgroep.
De respons naar achtergrondkenmerken
bruto steekproef abs
respons abs %
non-respons abs %
sekse •
man
704
518
74
186
26
•
vrouw
726
534
74
192
26
153
93
61
60
39
leeftijd •
18-24
•
25-34
234
140
60
94
40
•
35-49
432
331
77
101
23
•
50-64
348
268
77
80
23
•
65 jaar en ouder
263
220
84
43
16
389
286
74
103
26
opleiding •
lager
•
middelbaar
563
415
74
148
26
•
hoger
478
351
73
127
27 24
grootte huishouden •
1 persoon
292
221
76
71
•
2 personen
503
390
78
113
22
•
3 personen
243
169
70
74
30
•
4 personen
254
178
70
76
30
•
5 of meer personen
138
94
68
44
32
214
154
72
60
28
regio •
grote steden
•
west
417
300
72
117
28
•
noord
164
131
80
33
20
•
oost
292
216
74
76
26
•
zuid
343
251
73
92
27
1.293
947
73
346
27
etniciteit •
autochtoon + westers allochtoon
•
TMSA
69
60
87
9
13
•
overig niet-westers allochtoon
68
45
66
23
34
•
totaal
1.430
1.052
74
378
26
Uit het overzicht blijkt dat de respons enkel onder personen tussen 18 en 34 jaar, personen uit huishoudens met meer dan 5 personen en niet-westerse allochtonen iets lager dan gemiddeld ligt. Bij ouderen (65-plus) ligt de respons iets hoger. Door selectieve respons kan de samenstelling van de respons afwijken van de samenstelling van de populatie. Voor zover dit het geval is bij de achtergrondkenmerken van de ondervraagden, is hiervoor door middel van herweging gecorrigeerd. Normcijfers zijn ontleend aan de Gouden Standaard (behoudens de internetpenetratie, die is ontleend aan het CBS). Een overzicht van de steekproefsamenstelling voor en na weging is in de volgende tabel opgenomen.
Netto steekproefkenmerken voor en na weging (normcijfers zijn weergegeven tussen haakjes)
totaal ongewogen
totaal herwogen
abs
%
abs
%
sekse •
man (49%)
518
49
518
49
•
vrouw (51%)
534
51
534
51
leeftijd •
18-24 (11%)
93
9
114
11
•
25-34 (16%)
140
13
164
16
•
35-49 (30%)
331
31
311
30
•
50-64 (25%)
268
25
269
26
•
65 jaar en ouder (18%)
220
21
194
18
286
27
302
29
opleiding •
lager (28%)
•
middelbaar (41%)
415
39
417
40
•
hoger (31%)
351
33
333
32
grootte huishouden •
1 persoon (20%)
221
21
217
21
•
2 personen (36%)
390
37
382
36
•
3 personen (16%)
169
16
171
16
•
4 personen (18%)
178
17
190
18
•
5 of meer personen (9%)
94
9
93
9
regio •
grote steden (15%)
154
15
162
15
•
west (29%)
300
29
306
29
•
noord (11%)
131
12
110
10
•
oost (21%)
216
21
220
21
•
zuid (24%)
251
24
254
24
etniciteit •
autochtoon + westers allochtoon (90%)
947
90
946
90
•
TMSA (5%)
60
6
52
5
•
overig niet-westers allochtoon (5%)
45
4
52
5
•
totaal
1.052
100
1.052
100
De verschillen tussen de ongewogen en de herwogen steekproef zijn beperkt, zodat slechts kleine weegfactoren nodig waren: •
55% van de ondervraagden heeft een weegfactor <1
•
45% heeft een weegfactor tussen 1,0 en 1,89
De hoogste weegfactor bedraagt 1,89. Door deze kleine weegfactoren is de kans klein dat als gevolg van de weging vertekeningen in de resultaten optreden.
Bijlage 2 Vragenlijst
Bijlage 3 Tabellen