Psychotherapie als zorg voor de ziel1 Mia Leijssen*
Samenvatting Spiritueel georiënteerde psychotherapie wordt eerst onderbouwd vanuit de tijdloze filosofie die inzichten aanreikt over de aard van de mens. Hierbij komt de ervaring van de ziel of de mystieke dimensie van de menselijke beleving in beeld. Dit wordt gevolgd door een beschrijving van de eigen ervaringen van de therapeut met de evolutie van spiritualiteit. Daarna wordt uitgelegd hoe de zorg voor de ziel van de cliënt in de psychotherapie vorm kan krijgen. Tot slot worden nog enkele elementen belicht die eventueel deel kunnen zijn van een persoonlijk zielzorgprogramma. Trefwoorden: ziel, spiritualiteit, mystiek, focusing, dromen
Inleiding Op de studiedag van de Vlaamse Vereniging voor Cliëntgericht-Experiëntiele Psychotherapie en Counseling stelde de voorzitter Nele Stinckens bij de introductie van mijn lezing de vraag wat de academische wereld met mij gedaan had? Zij had immers recent uit de mond van een vooraanstaande politica vernomen dat zij geheel ‘ontmenselijkt’ was in de politiek. Verrast door haar ontwapenende belangstelling, heb ik eerlijk geantwoord, ondanks mijn aarzeling om zoveel intimiteit prijs te geven. Na een aantal jaren verschrikkelijk hard werken in een wereld die gedomineerd wordt door mannelijke waarden, ben ik ziek geworden. Ik heb die ervaring aangenomen als een oproep tot bewustwording en een herstel van prioriteiten. Zo is mijn ziekte een zinvolle periode geworden waarin ik herontdekte hoe wezenlijk authenticiteit en zorgdragen voor geliefden is. Ik heb de confrontatie met kwetsbaarheid en vergankelijkheid ook aangegrepen als een uitnodiging om dieper in het spirituele gebied door te dringen. Daarbij kwam scherp op de voorgrond hoe mijn psychotherapeut zijn mij als mens gevormd heeft en hoeveel inspiratie ik uit dit vak put. Op zijn best beleef ik psychotherapie als een sacrale activiteit. Het is een nieuwe uitdaging geworden om mijn ‘bezieling’ voor dit beroep vorm te geven in het academische milieu. Het vraagt soms bovenmenselijke inspanningen om het cliëntgerichte ideeëngoed plaats te geven in het evidence-based discours of andere machtsspellen waaraan universiteiten onderhevig zijn. Daar tegenover staat *
Mia Leijssen is psychotherapeut en hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven. Zij doceert Cliëntgerichte psychotherapie en Beroepsethiek bij het Departement Psychologie.
Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 3
15
Mia Leijssen echter een enthousiaste respons van jonge mensen, die nochtans gewend zijn te communiceren in korte sms-berichtjes en stereotype emoticons. Ze hebben kennelijk grote honger naar meer verdiepende gesprekstherapie waarin niet alleen hun problemen maar ook kernvragen van het bestaan ernstig worden genomen. Het blijft me ook ontroeren als het stil wordt in een auditorium met 300 luidruchtige studenten die zich concentreren op een introspectieve oefening. Ten slotte ben ik – samen met mijn medewerkers – fier dat afgestudeerden bij een terugblik op hun academische vorming de feedback geven dat de cliëntgerichte colleges en practica tot hun beste ervaringen aan de Leuvense universiteit behoren. Het academische milieu heeft mij dus niet ontmenselijkt; ik ben integendeel steeds meer overtuigd van de noodzaak om voor een nieuwe generatie psychotherapeuten levendig ter beschikking te stellen wat ons ten diepste kan inspireren. Met deze bijdrage probeer ik iets van mijn ervaringen in de wereld van de psychotherapie en mijn ontdekkingen in het spirituele terrein door te geven. Eerst zal ik een kader schetsen van waaruit ik verantwoord waarom spiritualiteit kan thuishoren in psychotherapie. Daarbij maak ik zowel gebruik van inzichten uit de humanistische psychologie en de transpersoonlijke psychotherapie als van kennis uit de tijdloze filosofie. De vergelijking ‘religiespiritualiteit’ is tevens aan de orde en ik belicht diverse vormen van spiritualiteit. Vervolgens geef ik een meer persoonlijke beschrijving van hoe mijn spiritualiteit gevormd is door mijn therapeut zijn en wat mijn spiritualiteit impliceert voor mijn wijze van therapie doen. Zodoende probeer ik concreet te maken hoe psychotherapie er actief kan toe bijdragen dat spirituele behoeften opgemerkt worden en heling op zielsniveau kan plaatsvinden. Tot slot zal ik nog enkele elementen belichten waarmee verbondenheid met een groter geheel in en door het eigen leven ervaren wordt en een zielzorgprogramma verder vorm krijgt.
Kader voor spiritualiteit in psychotherapie Spiritueel georiënteerde psychotherapie Het onderscheid tussen basisbehoeften en hogere behoeften van de mens wordt in de psychologie al geruime tijd gemaakt. Zo beschreef Maslov (1954) een hiërarchie van menselijke behoeften met onderaan de ladder de basisbehoeften zijnde: fysische overleving, voedsel, onderdak, veiligheid en sociale relaties. In een welvaartsstaat worden deze behoeften niet alleen vervuld, maar worden mensen bovendien aangemoedigd tot mateloze consumptie van materiële goederen. Ondanks materiële overvloed of kicks op zintuiglijk vlak, blijft er voor velen iets ontbreken. Maslov noemde de hogere behoeften ‘zijnswaarden’; deze omvatten behoeften aan waarheid, schoonheid, goedheid en liefde. Als deze hogere waarden ontbreken, dwaalt de mens steeds verder af van innerlijke vrede en ontstaat er ‘metapathologie’ die zich uit in symptomen als depressie, angst, rusteloosheid, verslavingen, eetstoornissen, enzovoort. De achteruitgang van hogere waarden in een cultuur wordt door velen gezien als het directe gevolg van het ontbreken van een spiritueel leven. De jungiaanse therapeute en hoogleraar psychiatrie Jean Shinoda Bolen (1997) bijvoorbeeld schrijft: ‘Als geestelijke wezens op een menselijk pad haken we naar contact met onze eigen goddelijke aard, en wanneer we deze vergeten, vallen we ten prooi aan verslavingen, met inbegrip van de be16
Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 3
Psychotherapie als zorg voor de ziel hoefte altijd ergens mee bezig te zijn, hoe leeg die bezigheid ook mag zijn’ (p. 76). Carl Jung zag een symptoom als een oproep tot ontwaken van het Zelf. Hij was overtuigd dat het menselijk bewustzijn verbonden is met een groter, transpersoonlijk veld van Bewustzijn. Ook is men er in jungiaanse kringen altijd van uitgegaan dat de exploratie van de diepere lagen van de psyche kan leiden naar het spirituele terrein. De jungiaanse benadering is een vorm van transpersoonlijke psychotherapie omdat ze materiaal betrekt dat het persoonlijke overstijgt. Het is hier gebruikelijk om psychotherapie te beschouwen als een intrinsiek spirituele discipline (Corbett & Stein, 2005; Lukoff & Lu, 2005). Maar ook buiten jungiaanse kringen groeit de overtuiging dat psychotherapie zich niet meer alleen dient te richten op de psychologische dimensie, maar ook op de spirituele malaise die mede oorzaak is van veel problemen. Cliënten komen met grote levensvragen naar zin en betekenis – wat in wezen een spirituele queeste is – steeds vaker naar de therapeut. Daarom pleiten diverse vooraanstaande therapeuten om spiritualiteit als wezenlijk onderdeel van therapie te beschouwen. Men spreekt over ‘Spiritueel georiënteerde psychotherapie’ om aan te geven dat de therapeut niet alleen de spiritualiteit van cliënten accepteert, maar hen ook actief helpt om hun spiritualiteit te versterken. Spiritueel georiënteerde psychotherapie is dan het proces waarin het lijden van de cliënt benaderd wordt met behulp van exploratie, voeding en heling van de ziel (Elkins, 2005). Tijdloze filosofie De inzichten die in de wereld van de psychotherapie steeds meer beginnen te dagen, sluiten aan op een aantal belangrijke stellingen over de realiteit en de aard van de mens die de kern vormen van wat ook ‘tijdloze filosofie’ genoemd wordt (Walsh 2000; Elkins, 2001). Tijdloze filosofie gaat in feite over inzichten die herhaaldelijk opnieuw al eeuwen lang over gans de wereld door beoefenaars van spiritualiteit geformuleerd zijn op basis van steeds weerkerende observaties en ervaringen. Ik refereer in de context van spirituele psychotherapie naar die opvattingen vanuit een praktisch oogpunt. Het is niet mijn bedoeling om een theoretisch discours te geven over die begrippen, zoals dat gebruikelijk is in de filosofie of de theologie. De inzichten zijn hier gegroepeerd onder vier stellingen. Eerste stelling Er is de alledaagse werkelijkheid die we waarnemen via de zintuigen; deze is te objectiveren en wordt ook bestudeerd in wetenschappen als natuurkunde en biologie. Onder die bekende verschijnselen ligt een andere subtielere werkelijkheid: de wereld van het bewustzijn, het spirituele, de Geest of Tau; een niet-zichtbare werkelijkheid die het menselijk leven fundamenteel raakt. Deze transcendente werkelijkheid is niet begrensd door tijd en ruimte en is niet te verkennen met de fysieke zintuigen. Alleen indirect is zij te kennen, door innerlijke reflectie, intuïtie en verbeelding. Deze stelling raakt aan een van de moeilijkste onderwerpen uit de filosofie (metafysica), waar vanaf Plato over gesproken wordt (Graste, 2006). In de metafoor van de grot van Plato blijft onder ‘slechte omstandigheden’ de ziel gevangen in de grot, afgesneden van de bron van licht (de zon in de metafoor van Plato). In de lijn van dezelfde metaforen zou de taak van een spiritueel georiënteerde psychotherapie kunnen zijn: de mens te bevrijden uit de ketens in de grot en de mogelijkheid te bieden zich open te stellen voor de stralen van de zon buiten de grot. Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 3
17
Mia Leijssen
Tweede stelling Het transcendent bewustzijn van de mens wordt aangeduid met termen zoals ziel, goddelijke vonk, spirit, Boeddha, of het Zelf. Deze termen verwijzen niet naar een aanwijsbare entiteit, maar naar bepaalde ervaringen; naar een onzichtbaar organiserend en vormgevend principe in het individuele leven. Een rehabilitatie van het begrip ziel is voor spirituele psychotherapie noodzakelijk. Ziel is een oud begrip met een lange geschiedenis zowel in de Griekse filosofie als in het christendom. De ziel is nauw verbonden met iets zelfoverstijgends; sommigen zeggen niet te scheiden van of identiek met een goddelijke basis. De meerwaarde van het begrip ziel boven bijvoorbeeld persoon, is dat het begrip ziel zowel persoonsgebonden als transpersoonlijk is. Het begrip ziel houdt niet op bij de grenzen van de persoon; het overstijgt de persoon en met deze transcendentie van de persoon opent het gebied van de spiritualiteit. Bij spiritualiteit gaat het om het overstijgen van het ‘ik’. Het begrip ziel verwijst naar bepaalde aspecten van de menselijke ervaring, de mystieke dimensie van de menselijke beleving. Mystiek is als het ware het proces waardoor er een verbondenheid ervaren wordt met het grote geheel, de mens neemt deel aan de goddelijke natuur. Het gaat hier om een proces dat het logisch rationele overstijgt, vergelijkbaar met hoe we bijvoorbeeld moeilijk kunnen uitleggen waarom een gedicht of een schilderij ons raakt. Mystiek gaat over een transformatie van een beperkte ‘ik-werkelijkheid’ naar de volheid van de bron van leven. Om jezelf te ervaren als een deel van het geheel is ‘heel-ing’ noodzakelijk; dat helingsproces kan door spiritueel georiënteerde psychotherapie bevorderd worden. Derde stelling De ziel is rechtstreeks te ervaren als een soort lichamelijk gevoelde vibratie, die gepaard gaat met geraakt zijn, verwondering, ontroering, vreugde, ontzag, diepte, verbondenheid. Iedereen kan de eigen goddelijke vonk en de basis die er de bron van is, herkennen en testen uitgaande van de eigen ervaring. Er is vaak heel wat aandacht en oefening nodig om het bewustzijn op het juiste peil te brengen. De geest moet namelijk rustig en helder zijn. Het gaat hier niet om een intellectuele theorie. Het is veeleer een rechtstreeks kennen, een helder innerlijk weten. Vergeleken met dit directe besef zijn boekenwijsheid en theoretische kennis armzalige substituten, die even ver verwijderd zijn van het rechtstreeks ervaren als een tekst over voortplanting afstaat van de omhelzing van een minnaar. Niemand hoeft op goed geloof de spirituele dimensie aan te nemen. Het is de neerslag van de rechtstreekse ervaring van diegenen die de vruchten zelf geproefd hebben. In de woorden van Jung (1940/1986): ‘De oprechte rationalist zal zeggen, dat ik een eerlijke neurose door het bedrog van een godsdienstig geloof vervang. Wat het laatste betreft moet ik er toch op wijzen, dat we hier niet te doen hebben met de vraag van het geloof maar met die van de ervaring. Godsdienstige ervaring is absoluut, men kan er niet over redetwisten. Men kan alleen maar zeggen dat men zelf nooit dergelijke ervaring heeft gehad. … Het komt er niet op aan wat voor mening de wereld over de godsdienstige ervaring koestert; degene die haar heeft ondergaan, bezit een grote schat’ (p. 108).
De Griekse taal maakt onderscheid tussen wetenschappelijke of door overdracht verkregen kennis en het kennen door observatie of ervaring (‘hij kent mij’), en dit laatste is gnosis. De gnostici beweerden dat zichzelf kennen op 18
Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 3
Psychotherapie als zorg voor de ziel het diepste niveau tegelijkertijd ook betekent God kennen. Dat is het geheim van de gnosis. De gnostische manier van weten is een vorm van vrouwelijke wijsheid (Bolen, 1995). Met de opkomst van het patriarchaat, dat gehoorzaamheid aan gezag van buitenaf boven het innerlijke inzicht stelt, is kennis vergaren via eigen ervaring in diskrediet geraakt en heeft het intuïtief weten zijn aanzien verloren. Vierde stelling Spiritualiteit ontwikkelt zich door contact met het sacrale en door activiteiten die ‘het hart openen’, zoals muziek, natuur, kunst, hartverwarmende ontmoetingen. We spreken hier van sacrale ervaringen. Het woord ‘sacraal’, afgeleid van ‘sacra’, ‘sacrum’, is een Latijnse vertaling van het Griekse ‘myeo’ en ‘mystikos’, dus het gaat qua betekenis over mystieke ervaringen (Graste, 2006). ‘De ervaring van het goddelijke is meer dan we met ons intellect aankunnen; het is de ziel die reageert op en ontvankelijk is voor de wijding van momenten waarop we in de aanwezigheid verkeren van het goddelijke, van liefde, schoonheid, wijsheid en waarachtigheid’ (Bolen, 1995, p. 159). Sacrale ervaringen zijn te situeren op een continuüm van intensiteit. Lage intensiteit: ‘eruit springende ervaringen’ in het alledaagse leven die ons raken, ze ‘verfrissen de ziel’ en verdiepen spiritueel bewustzijn. Zoals een mooi landschap, een prettige aanraking, aangename muziek … Aandacht voor wat in het huidige moment aanwezig is, kan ons gevoeliger maken voor deze sacrale ervaringen en zo spiritualiteit bevorderen. Maslov (1968) spreekt van being-cognition als de mogelijkheid om opmerkzaam te zijn voor de heiligheid van het dagelijkse leven. Persoonlijk denk ik dat dit soort sacrale ervaringen regelmatig in therapiesessies aanwezig moet zijn, niet alleen opdat de cliënt er voldoende vrucht van zou kunnen plukken, maar ook voor de therapeut als een remedie tegen burn-out. Middelmatige intensiteit: ‘piekervaringen’ raken ons sterker en veroorzaken vaak belangrijke veranderingen in ons leven, zoals de geboorte van een kind. Maslov (1976) noemt piekervaringen de koninklijke weg om te genezen van metapathologie. Het gaat om ervaringen die gepaard gaan met fascinatie en de beleving van intense energie. Dit soort sacrale ervaringen is volgens mij kenmerkend voor belangrijke momenten in therapie, waarbij zowel cliënt als therapeut de ‘alchemie’ van de verandering ervaren. Hoge intensiteit: ‘numineuze ervaringen’ en mystieke ontmoetingen zijn overweldigend, indrukwekkend, mysterieus, krachtig, fascinerend. Vaak is het een oproep tot een nieuw leven, zoals ook beschreven door profeten en zieners. Ze roepen ontzag op omdat we in contact komen met iets dat geen deel is van het menselijke bereik. Soms voelt het alsof iets hogers zich tot ons richt. Soms beleven we een diep gevoel van eenheid met een grotere realiteit, de wereld en andere mensen. Daarbij verliezen we het afgescheiden zelfgevoel. Uiteraard kunnen we nooit uitmaken of een numineuze ervaring opkomt uit de psyche zelf, ofwel dat de psyche functioneert als een doorgeefluik van een ervaring van een transcendente werkelijkheid buiten de psyche. Het is dus geen ‘bewijs’ voor het godsbeeld dat mensen hanteren. In therapie gaat het steeds om uitzonderlijke momenten waarin er iets gebeurt dat alle participanten radicaal verandert. Sacrale ervaringen – van lage tot hoge intensiteit – hebben een versterkend effect op de mens. Men put er kracht uit om moeilijkheden in het bestaan te doorstaan of te overwinnen. Ze geven gronding en sterkte. We voelen hierbij vreugde, verwondering, dankbaarheid. Door contact met het sacrale is Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 3
19
Mia Leijssen spirituele groei mogelijk. Ontplooiing van de spirituele aard is een verwezenlijking die tot intense voldoening leidt in het menselijke bestaan. Het kan dus een enorme verrijking zijn wanneer dit soort ervaringen een plaats krijgen in psychotherapie. Spiritualiteit-religie De variaties van hoe mensen het diepste Zelf benaderen, kunnen leiden tot een variëteit van godsbeelden, die vervolgens kunnen resulteren in verschillende religies. Religieuze tradities zijn juist ontstaan omdat de stichters van die religies de ziel of het diepste Zelf ervaren en uitgedrukt hebben op hun unieke individuele wijze, juist zoals wij dat heden ten dage nog kunnen (Corbett & Stein, 2005). Religie en spiritualiteit vallen niet noodzakelijk samen. ‘Religieus zijn suggereert het behoren tot een religieuze traditie die men ook praktiseert. Spiritueel zijn suggereert een persoonlijke betrokkenheid bij een proces van innerlijke ontwikkeling dat al ons doen en laten bepaalt. Religie is natuurlijk een van de manieren waarop veel mensen spiritueel zijn. Vaak zullen het religieuze en het spirituele samenvallen wanneer authentiek geloof iemands spiritualiteit vormgeeft. Niettemin is niet ieder religieus mens ook spiritueel, en niet ieder spiritueel mens religieus. Spiritualiteit is een manier van leven die ieder moment van het bestaan insluit en beïnvloedt. Het is tegelijk een contemplatieve houding, een neiging tot leven in de diepte en de zoektocht naar de ultieme zin, richting en herkomst van het bestaan’ (Teasdale, 2001, p. 35). Spiritualiteit kan echter op vele manieren gedefinieerd worden. West (2000) distilleerde uit de literatuur van diverse spirituele tradities negen componenten die de meerdimensionaliteit van het begrip spiritualiteit belichten. 1. Men ervaart een transcendente dimensie, die beschouwd wordt als Spirit, Ziel, het ware Zelf, een Zelfoverstijgend Principe, het Goddelijke. (Dit kenmerk raakt volgens mij de kern van het begrip spiritualiteit, waarbij het gaat om inspiratie, bezieling, contact met het zelfoverstijgende.) 2. Het leven krijgt betekenis en zin vanuit de authenticiteit waarmee het geleefd wordt. 3. Men voelt zich tot iets geroepen, men is ervan overtuigd een taak te hebben in dit leven. 4. De sacraliteit van het leven nodigt uit tot verwondering en eerbied. 5. Uiteindelijke voldoening wordt gevonden niet in materiële waarden maar in het geestelijke. 6. Lijden van anderen roept op tot dienstbaarheid, de ervaring van deel te zijn van een groter geheel wekt sociale rechtvaardigheid. 7. Men heeft een idealistische visie van een betere wereld waaraan men wil bijdragen. 8. Tragiek, pijn, lijden en dood worden gezien als behorend tot het leven. 9. Doorvoelde spiritualiteit verandert alle aspecten van wie men is en hoe men leeft. Vormen van spiritualiteit Het is een oude traditie om diverse vormen van spiritualiteit te onderscheiden (Norton & Southern, 2005; Teasdale, 2001). Naargelang het voorkeurpad waarmee mensen het zelfoverstijgende ervaren en hun ziel uitdrukken, krijgt de spirituele dimensie een ander accent. Ik beschrijf hier vier mogelijke vormen waarin het spirituele te ervaren is: via gevoel of leven vanuit het hart; door middel van activiteit of het pad van het handelen; door middel van stilte 20
Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 3
Psychotherapie als zorg voor de ziel of het pad van spirituele oefeningen; via denken en zelfonderzoek of het pad van inzicht en wijsheid. 1. Spiritualiteit van het hart is voor veel mensen de belangrijkste vorm van spiritualiteit. Types gericht op het hart ervaren het leven in het hier en nu en treden dat gevoelsmatig en vol vertrouwen tegemoet. Dit zijn vaak mensen die op een bepaald moment door een ingrijpende verandering een transformatie hebben ondergaan waardoor ze emotioneel aanvoelden en wisten dat alles goed komt. Nelson Mandela is een beroemd voorbeeld van dit pad. Van deze ervaring is sprake in alle levende tradities. In focusingkringen en andere therapeutische middens is de term ‘hart’ vervangen door ‘lichaam’. 2. Vervolgens is er altijd een belangrijke groep van mensen die het goddelijke vinden door zich in te zetten voor iets of voor anderen, en te dienen met heel hun kracht. Het prototype is uiteraard Moeder Teresa, maar de spiritualiteit van het handelen is ook in wereldse vormen zichtbaar. Bij de no-nonsense chirurg bijvoorbeeld die met zorg en toewijding zijn vak uitoefent, die bij wijze van spreken zijn ziel uit zijn lijf zou werken om mensenlevens te redden. Eigenlijk kan deze vorm van spiritualiteit zich uiten in alle soorten van activiteiten waarin mensen zich inzetten om kwaliteit te leveren. Zoals een restaurateur van oude meubelen met liefde voor het materiaal en respect voor geschiedenis, inspirerend kan zijn. 3. Op het pad van de stilte en de spirituele oefeningen zoekt men om één te worden met de bron van het leven en streeft men naar transformatie door het innerlijk leven te versterken. Mensen die zich tot deze vorm van spiritualiteit aangetrokken voelen, hebben belangstelling voor meditatie of gecentreerd gebed. Kloosterlingen beoefenen doorgaans deze vorm van spiritualiteit, maar ook daarbuiten zijn er talrijke beoefenaars die kracht putten uit hun dagelijkse meditatie of gebed. 4. Bij mensen die zich op het pad van het verstand bewegen, wordt het leven – met inbegrip van het zelf – aan grondig onderzoek onderworpen. Nadenken, redeneren, vraagtekens zetten, zelfkennis, maken voor hen het leven de moeite waard. De Griekse filosoof Plato is een voorbeeld bij uitstek van dit type. Deze verschillende vormen van spiritualiteit zijn ook onderling verbonden en een individu kan zich op elk van die paden bewegen. Als ik dit bijvoorbeeld toepas op mezelf, dan herken ik mezelf het sterkste in het type van het hart of het lichaam, en het is duidelijk dat ik erop vertrouw dat wat ik intuïtief aanvoel naar iets zinvols kan leiden (zie ook verder in de passage over focusing). Als ik de moeite doe om te schrijven over wat ik waardevol vind, dan bevind ik mij op het pad van het handelen. Het gaat mij minder af om te mediteren, maar terwijl ik werk aan een publicatie zit ik vele uren voor mijn computer en onderbreek ik het schrijven regelmatig om in stille concentratie te wachten op de juiste woorden. Deze uiteenzetting getuigt ook van veel denkwerk, waarbij ik literatuur verwerkt heb om dieper inzicht te krijgen in deze materie en ik via zelfonderzoek heb proberen sorteren wat voldoende wijsheid bevat om interessant te zijn voor een ruimer publiek. De reacties die een lezer bij zichzelf kan vaststellen tonen ook iets van een voorkeurpad. Sommigen voelen zich misschien af en toe emotioneel geraakt en die types van het hart zullen zich vooral aangesproken voelen door de meer persoonlijke getuigenissen. Anderen, de types van het handelen, kunnen inspiratie opdoen die ze omzetten in voornemens om specifieke dingen te doen in de toekomst. De mensen die het pad van de stilte verkiezen, vinden wellicht dat Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 3
21
Mia Leijssen ik teveel woorden gebruik. De verstandsmensen zullen de meeste vragen en bedenkingen hebben bij mijn verhaal. Voor velen zal uiteindelijk iets van de vier vormen aanwezig zijn. Nieuwe fase van religieus bewustzijn Diverse religieuze tradities bieden spirituele toepassingen om de mens te helpen bij zijn spirituele bewustwording. We bevinden ons momenteel in een nieuwe fase van religieus bewustzijn en een nieuwe wijze van verstaan van de ervaring van het sacrale. Daarbij wordt de ‘inspiratie’ steeds minder doorgegeven via kerkelijke tradities, maar de psychologische invalshoek wint steeds meer terrein. Hierin wordt de relatie – zelfs dialoog – met transpersoonlijke niveaus van bewustzijn beklemtoond (Corbett & Stein, 2005). Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat psychotherapie een vorm van herbronning kan zijn die bijdraagt aan het herontdekken van de ziel en het ontwikkelen van spiritualiteit. Ik concretiseer dit verder vanuit het beperkte perspectief van mijn persoonlijke ervaring. Carl Rogers’ (1961, p. 26) bewering dat: ‘Wat het meest persoonlijk is, ook het meest algemeen is’, gaat misschien niet op voor mijn verhaal, maar ik hoop wel dat Rogers gelijk heeft met zijn uitspraak dat: ‘wat het meest eigen is, bij vele anderen weerklank oproept’.
Spiritualiteit en psychotherapie: een persoonlijk verhaal Wat mijn geschiedenis betreft: zoals veel van mijn generatiegenoten, heb ik tijdens mijn universitaire studies eind jaren zestig/begin jaren zeventig, afstand genomen van de kerkelijke traditie waarin ik opgegroeid ben. Mijn opleiding als therapeut bood al snel een alternatief kader voor mijn vorming als persoon en voor de ontwikkeling van mijn bewustzijn. Terugblikkend kan ik zeker zeggen dat mijn therapeut zijn vruchtbare grond was/is waarin mijn ziel tot bloei is gekomen, ook al zou het destijds niet bij mij opgekomen zijn om dat groeiproces met die termen te omschrijven. Dat ik daar nu wel voor kies, heeft te maken met mijn toenemende ervaring dat ik therapie op zijn best ervaar als ‘zorg voor de ziel’. Ik wil u dan ook verder meenemen in een persoonlijk verhaal waarin ik aangeef hoe mijn therapeut zijn mijn spirituele ontwikkeling beïnvloed heeft en wat de implicaties zijn van mijn spiritualiteit voor hoe ik therapie doe. Vooraleer ik dat verhaal doe, past een waarschuwing. Dit is zoals wanneer je aan ouders zou vragen: ‘Beschrijf eens de mooie momenten van het ouderschap?’ Dan moet je er bij dat verhaal rekening mee houden dat tegenover elk magisch moment veel andere momenten staan die heel wat minder aantrekkelijk zijn, waarin het vooral zwoegen en volhouden is. Zo weet ook elkeen die ervaring heeft met spirituele oefeningen dat er behalve hoogtepunten ook regelmatig periodes zijn waarin je het gevoel kan hebben er niets van te bakken. Mijn verhaal over spirituele ervaringen in therapie moet dan ook in dergelijke context geplaatst worden, zonder dat het de waarde van die momenten hoeft te verminderen. Therapeutische relatie als sacrale ruimte Mijn therapeutische vorming begon met de rogeriaanse basishoudingen. De colleges waarin professor Rombauts tijdens mijn universitaire studies in Leuven sprak over empathie, aanvaarding en echtheid waren de topervaringen uit 22
Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 3
Psychotherapie als zorg voor de ziel mijn opleiding tot psycholoog. Ze boden mij de inspiratie om als onervaren psycholoog in de psychiatrische kliniek mijn weg te zoeken. Onderzoek heeft de werkzaamheid van die basishoudingen verduidelijkt; men kan zeggen dat de wetenschap begint te erkennen wat al eeuwen geweten is in spirituele tradities. Wat ik bijvoorbeeld in de boeddhistische literatuur gelezen heb over mededogen, liefdevolle aandacht, het juiste spreken en handelen, vormde een bevestiging, versterking en verdere verdieping van wat ik tijdens mijn opleiding geleerd had. In onze opleiding tot cliëntgerichte therapeut maakten wij ook kennis met dialogen tussen Rogers en Buber en andere filosofen en theologen. Ik kon dat in die periode – ik was 23/24 jaar – onvoldoende bevatten; het bleef voor mij een intellectuele discussie. Pas veel later kon ik dat verbinden met mijn eigen ervaringen als therapeut. De diepe momenten van ontmoeting of ‘I-Thou relationship’ die Martin Buber beschreef, worden voor mij zelfs beter belicht met de bijbelse woorden: ‘Waar twee of meer verenigd zijn in mijn naam, ben ik in hun midden’. Die zelfoverstijgende ervaring is voor mij een van de meest intrigerende belevingen in psychotherapie. Het blijft me verwonderen dat er tijdens een therapeutische interactie iets kan ontstaan dat ons als participanten overstijgt. Ik heb dan als therapeut niet meer het gevoel dat ‘ik’ dingen bedenk of doe, maar ik ervaar het als iets dat ons gegeven wordt. Deze herhaaldelijke ervaring van een zelfoverstijgende bron waarmee ik tijdens diverse therapeutische sessies geconfronteerd ben, heeft mij op het spoor gezet van een werkelijkheid die uitstijgt boven de ons vertrouwde materiële wereld. Contact op zielsniveau, geleid worden vanuit een zelfoverstijgend principe, voeling hebben met het ruimere veld van het transpersoonlijke, zijn sacrale ervaringen die mij als therapeut en als persoon diepgaand veranderd hebben. Ik sta gelukkig niet alleen met dergelijke ervaringen. West (2000) hield diepte-interviews met 30 therapeuten die hij overhield na een oproep tot medewerking aan onderzoek naar spirituele fenomenen in therapie. Hij kon daaruit afleiden dat therapeuten de meest fundamentele heling tijdens het therapeutisch proces toeschrijven aan iets wat hen overstijgt, een intuïtief weten, een vorm van ‘genade’, iets dat de ontmoeting doordringt en optilt naar een kwaliteit die het gewone zelf van therapeut en cliënt te boven gaat. Het feit dat deze sacrale ervaringen moeilijk te vatten zijn, maakt dat het vaag blijft voor wie het niet beleefd heeft en dat het aanleiding geeft tot scepticisme. Het gevolg is dat deze ervaringen in de taboesfeer belanden; therapeuten durven er alleen nog over te spreken als ze de zekerheid hebben dat het geaccepteerd wordt. Voor mij als therapeut betekent mijn spirituele attitude dat ik bij het begin van een therapiesessie er bewust voor kies om een soort van ‘sacrale ruimte’ te maken. Ik neem daartoe steeds even tijd om stil te staan bij mezelf en mijn hart te openen voor de persoon die ik ga ontvangen. Vervolgens tracht ik aan de cliënt een contact aan te bieden waarin de ziel van de cliënt gevoed wordt en uitgenodigd tot spreken. Voor een observator verschilt dat wellicht niet veel van wat in onze vakliteratuur beschreven is onder presence. Stappen in het cliëntproces Of de ziel bij de cliënt zich openbaart en of de cliënt iets beleeft van diepe betekenis, heb ik als therapeut niet in de hand, ik kan er enkel condities voor creëren. Er zijn cliënten die helemaal in de materiële wereld leven en voor wie er – op het eerste zicht – niets gebeurt op zielsniveau. Ze kunnen zich Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 3
23
Mia Leijssen in de sessie wel goed begrepen voelen en geholpen met hun problemen, maar er verschuift dieperliggend niet echt iets van betekenis. In de metafoor van Plato zou men kunnen zeggen dat ze niet bevrijd raken van hun ketens en dat hun ziel gevangen blijft in de grot. Een diepgaande spirituele verandering impliceert een aantal noodzakelijke stappen (Bolen, 1997). Eerste stap Bereid zijn tijd en energie te investeren om meer te weten te komen over de hulpbronnen en de potentiële rijkdommen van de innerlijke wereld. Bij een intake peil ik of de cliënt enige bereidheid heeft om verder te kijken dan zijn symptomen. Alleen al het feit dat ik daarover vragen stel, kan soms iets van een verschuiving in bewustzijn bij de cliënt teweeg brengen. Tweede stap Aandacht gaan schenken aan wat opwelt uit de diepte: beelden, gedachten, gevoelens, dromen. Soms nodig ik de cliënt uit om een soort van logboek bij te houden waarin dit proces van aandacht geven ook buiten de sessies ondersteuning krijgt. Overpeinzing kan een reflecterende geesteshouding opwekken en het hart meer ontvankelijk maken. Derde stap Uitzoeken wat deze persoon nodig heeft om in zichzelf de toegang tot de wereld van de ziel te vinden. Wanneer dit onbekend terrein is, kan de persoon een route proberen te nemen die anderen naar dat doel geleid heeft. Als therapeut kan ik de cliënt aanmoedigen om dingen die hem intrigeren/energie geven/inspireren, te verkennen en verder te ontwikkelen. Dat kan gaan over vormen van meditatie, tuinieren, joggen, trektochten maken, handwerken, cursussen volgen, gevechtssporten, schrijven, schilderen, musiceren, dansen, koken … Niet voor niets kent de volkswijsheid de uitdrukking ‘iets met hart en ziel doen’. Ik probeer er dus achter te komen hoe de ziel van deze persoon gevoed kan worden. Ook bij cliënten voor wie het spirituele ver van hun bed is, kies ik er voor om soms iets van dat terrein op te roepen. Zoals bij een heel drukke zakenman die in therapie gekomen is met vliegangst: zijn ziel is het laatste van zijn bekommernissen in zijn hectische leven. Ondanks mijn voorstel dat hij misschien bij een gedragstherapie meer gebaat kan zijn om snel van zijn klacht af te raken, wenst hij toch bij mij in therapie te komen, omdat iets hem geraakt heeft – hij weet niet meer wat – tijdens een tv-programma waarin hij mij heeft gezien. Hij is altijd gehaast in de sessies en hij vertelt in hoog tempo om dan snel van mij een juist advies te krijgen. Hij zegt regelmatig dat zijn vrouw zo sterk verschilt van hem dat velen niet begrijpen hoe zij een paar kunnen blijven. Ook rapporteert hij dat hij op zakenreizen constant gelegenheden heeft om affaires te hebben met aantrekkelijke vrouwen. Maar zijn familie is te belangrijk voor hem om zijn relatie schade toe te brengen. Ik kies bewust om bepaalde woorden te gebruiken die voor hem ongewoon zijn. Ik reflecteer dat het familieleven ‘heilig’ is voor hem. Als hij zichzelf verwondert over zijn trouw en de band met zijn vrouw, benoem ik dat zij, ondanks hun verschillen, misschien op ‘zielsniveau’ verwantschap voelen? Het is uitzonderlijk dat hij zijn woordenvloed stopt en vraagt: ‘Wat bedoel je met zielsniveau?’. Ik antwoord dat het zielsniveau voor mij gaat over de diepste waarden die iemand koestert en die als een soort organiserend principe richtinggevend 24
Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 3
Psychotherapie als zorg voor de ziel zijn voor het leven. Hiermee komt het gesprek ineens op een ander niveau, waarbij hij begint te exploreren wat voor hem zijn diepste waarden zijn. Bij het vertrek zegt hij dat hij het een heel bijzonder gesprek vond dat hem veel deugd gedaan heeft. Hij heeft met andere woorden ervaren dat het gesprek voedend was voor zijn ziel. Zoals deze zakenman zijn er meerdere cliënten: extravert, praktisch en logisch denkend, voornamelijk op werk gericht, prestaties als maatstaf hanterend voor hun waarde als mens, ook sterk op noden van anderen geconcentreerd. Vaak hebben deze mensen zich nauwelijks in hun innerlijke wereld gewaagd en zij voelen zich zeer onwennig met alles wat in die richting wijst. Als zij in therapie komen, is hun eerste vraag meestal om van een bepaald symptoom verlost te worden. De weg naar binnen is voor deze mensen onbekend en wordt slechts geleidelijk ingeslagen wanneer ze iemand hebben leren vertrouwen die hen iets van die weg toont of voorgaat. Als therapeut heb ik de gewoonte bij het begin van een therapie te verkennen of een cliënt reeds gebruik maakt van hulpbronnen die toegang tot de innerlijke wereld verlenen of ik test even met een beperkte vorm van begeleiding of de cliënt zich naar binnen kan richten. Maar ik laat het los als het de cliënt ‘zijn ding’ niet blijkt te zijn. Wel tracht ik steeds te kijken hoe het symptoom laat zien welke diepe waarden in het leven van deze persoon genegeerd worden. Ook exploreer ik op welke wijze deze cliënt zijn ziel uitdrukt. Mensen die voornamelijk op activiteiten gericht zijn, hebben vaak het meeste moeite om de weg naar hun ziel te herkennen, maar ze hebben doorgaans wel een beperkt gamma van bezigheden die hun ziel voeden. Het valt me niet moeilijk mij in te leven in cliënten voor wie de innerlijke wereld onbekend gebied is. Het afweren van zielsvragen door verslavingen of oppervlakkige bezigheden is mij evenmin vreemd. Focusing als introspectieve discipline Zelf heb ik het geluk gehad om tijdens mijn vorming als therapeut in contact te komen met focusing (Leijssen, 1984). In focusingtermen is de felt sense eigenlijk die ervaring waarin lichaam, geest en ziel samen komen, wat in sommige religieuze tradities aangeduid wordt als ‘het hart’. Toen ik in mijn opleiding focusing leerde kennen, kwam dat niet echt tot leven in mij, hoe goed ik ook mijn best deed. Wel was het op zichzelf een nieuwe ontwikkeling in mijn bewustzijn dat ik leerde gehoor te geven aan mijn lichaam, in plaats van in het mentale te gaan. In een eerste sessie met Gendlin heb ik pas echt aan den lijve ondervonden hoe het voelt om toegang tot de wereld van de ziel te ervaren. Waarom dat contact met ‘de meester’ zo’n verschil maakte, is moeilijk uit te leggen. Op één of andere manier voelde ik in die sessie direct een soort aanwezigheid die ik nooit eerder met een therapeut ervaren heb. Met wat ik later over Gendlin te weten gekomen ben, veronderstel ik dat het verschil misschien zit in de innerlijke openheid die hij heeft ten aanzien van het transcendente. Gendlin (1984) verwoordt regelmatig dat het focusingproces een zelfoverstijgend karakter kan krijgen. ‘It (the felt sense) comes between the conscious person and the deep universal reaches of human nature where we are no longer ourselves. It is open to what comes from those universals, but it feels like ‘really me’.’ (p. 81). Gendlin beklemtoont dat hij met focusing iemand tot aan die poort kan brengen, maar dat hij geen invulling geeft over wat er achter die poort ligt, dat is aan de persoon zelf om dat te ontdekken. Dat focusing kan leiden tot een uitbreiding van iemands ervaringsgebied en Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 3
25
Mia Leijssen naar het spirituele terrein verwijzen, wordt rijkelijk geïllustreerd in de literatuur. In een vroegere publicatie rapporteerde ik reeds over fascinerende ervaringen van mezelf en vele anderen (Leijssen, 1995; Campbell & McMahon, 1985). Recent circuleerde op de ‘internet focusing discussion list’ (http:// www.focusing.org/) de vraag: ‘Is focussen spiritueel?’. Het typisch experiëntieel antwoord luidt: ‘Heb je focusing als spiritueel ervaren?’. Of de grote vraag: ‘Bestaat er een God?’ wordt dan: ‘Heb je God ervaren?’. Persoonlijk herken ik sterk wat door meerdere collega’s verwoord wordt: contact maken met de felt sense is contact maken met iets dat groter is dan het kleine zelf. Wat er komt is deel van mezelf en toch veel groter; er is een ‘gevoelde aanwezigheid’ die het zelf overstijgt. Focusing kan toegang geven tot bronnen in het universum. Focusing kan zijn als een gebed, het is het lichamelijk gevoeld besef dat er iets groter is waarmee we verbonden zijn, informatie uit kunnen ontvangen, door geïnspireerd worden. Deze zelfoverstijgende realiteit kan vele namen krijgen. Mijn ervaringen met focusing hebben het spirituele erg concreet gemaakt in mijn leven. Maar het is belangrijk om dat herhaaldelijk opnieuw te beleven of te ‘belijven’ om erin te blijven geloven. In een metafoor zou ik zeggen: ik ken de bron, maar ik moet er telkens opnieuw van drinken om te weten dat mijn dorst gelest wordt. De discipline bestaat er dan in tijd en ruimte te maken om die bron op te zoeken. Zelf ben ik voornamelijk geïnspireerd door de introspectieve discipline die Gendlin met het focussen uitgewerkt heeft. Het zou ook een andere introspectieve discipline kunnen zijn die een variatie is op hetzelfde eeuwenoude thema. Mindfulness is bijvoorbeeld een zeer vergelijkbare methode. Edel Maex (2006) zegt terecht in zijn boek: ‘Niemand heeft het monopolie op mindfulness. Het is niet meer dan een aan onze tijd aangepaste, compacte en intense vormgeving van iets dat al minstens 2500 jaar oud is’ (p. 16). Andere mensen leren eventueel in een cursus intuïtieve ontwikkeling om via zintuiglijke kanalen het supramentale te betreden. Intuïtie of innerlijk weten kan ontstaan via een visueel beeld, een stem of geluid, een kinesthetisch gevoel, een reuk of smaakgewaarwording. Iedereen heeft één of meerdere voorkeurkanalen en kan de andere zintuiglijke kanalen verder ontwikkelen. Het is dan de taak van de betrokkene om verder te exploreren wat deze gewaarwording betekent in het proces van bewustwording. De essentie van dergelijke introspectieve disciplines bestaat erin op een vriendelijke, niet-veroordelende wijze aandacht te geven aan wat er hier en nu in het lichaam te ervaren is: gedachten, gevoelens, sensaties. Het lichamelijk gevoelde wordt de ingang voor bewustwording, en de toets voor authenticiteit. Het is ook de plek waar de transformatie gevoeld wordt. De gevoelde shift kan klein zijn, maar soms ook ingrijpend. Een spirituele ervaring kan een dramatisch en levensveranderend moment zijn, maar wordt meestal voorafgegaan door meerdere kleine stappen. Therapievignet Hoe een focusingsessie toegang tot de wereld van de ziel kan verlenen en er bij de cliënt een lichamelijk gevoelde verschuiving optreedt, wordt geïllustreerd met volgende casus. Deze cliënt heeft al enige therapie-ervaring. Ze is getekend door ernstige mishandeling door vader, terwijl moeder alle uitspattingen van vader toeliet en goedpraatte. Ze heeft al lang geen contact meer met haar ouders omdat eerdere contacten steeds uitliepen op bedreigende agressieve uitbarstingen van vader. De cliënt signaleert bij de start van deze 26
Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 3
Psychotherapie als zorg voor de ziel sessie dat ze elke ochtend wakker wordt met angst. Ik vraag haar wat ze nog meer ervaart als ze wakker wordt en wat ze dan doet. Ze ervaart een grote verlatenheid en ze zegt dat haar ziel niet op deze wereld wil zijn. Ze roept dan herhaaldelijk: ‘mama en papa help me!’. De angst gaat daarmee niet weg, integendeel ze voelt zich nog meer verlaten, alsof ze geen grond onder haar voeten heeft. Ik geef aan dat ik versta hoezeer het nodig is voor de ziel om zich welkom te voelen op deze wereld met de hulp van liefdevolle ouders die een kind helpen om geborgenheid te vinden in dit lichaam. Ik verwoord dat ik begrijp dat het ‘ritueel’ waarmee ze opstaat, namelijk roepen om haar ouders, komt vanuit het diepe verlangen van het kind dat hoopt alsnog de veilige geborgenheid en steun te vinden die ze nooit gekregen heeft. Cliënt vertelt verder dat ze zich aangesproken voelt door een tekst die ze een tijd geleden van een vriend gekregen heeft. Het is een tekst waarin Nelson Mandela zegt dat de grootste angst van een mens erin bestaat te durven geloven in de eigen grootheid. Ik stel voor dat we even de tijd nemen om te focussen op wat haar lichaam eigenlijk uitdrukt en vraagt wanneer ze wakker wordt. Ik nodig haar uit haar ogen te sluiten en met haar aandacht naar het centrum van haar lichaam te gaan. Ik stel ook voor dat ze even tot diep in haar buik ademt. Dan vraag ik haar of ze vriendelijk kan wachten bij de vraag: ‘Wat heb ik nodig als ik ‘s morgens wakker word?’. Na een lange stilte antwoordt ze: ‘Iets waardoor ik mij gedragen en gesteund kan voelen’. Nadat ik dat gereflecteerd heb, nodig ik haar uit of haar lichaam kan aangeven wat het als dragend beleeft? Ze ontdekt: ‘Natuur, aarde, letterlijk in grond werken’. Ze kan dat even doorvoelen als iets heel deugddoend. Maar dan zegt ze: ‘Er komt iets groots over mij hangen en ik voel me heel klein worden’. Ik vraag of ze in haar verbeelding zich even kan omdraaien, een stap achteruit gaan en dan kijken wat daar over haar komt hangen? Ze herkent meteen: ‘Mijn vader, die alles belachelijk maakt en mij aan alles doet twijfelen’. Er komen tranen en ze zegt zich weer heel klein te voelen, want tegen haar vader is niets of niemand opgewassen. Zelfs de natuur verschrompelt onder de vernietigende kracht van haar vader. Ik suggereer om het volgende te proberen: ‘Stel je eens voor dat daar in de plaats van je vader, de figuur van Nelson Mandela zou staan’. Onmiddellijk voelt ze een enorme verschuiving in haar beleving. Ze voelt zich krachtig en mooi worden. Heel haar lichaamshouding en gelaatsuitdrukking veranderen. De grond onder haar voeten voelt nu warm en stevig, ze voelt zichzelf open bloeien. Ze is getroffen door het vertrouwen in haar eigen kracht en in de dragende grond van dit bestaan. Ik leg uit dat haar gebruikelijk ochtendritueel erg ontkrachtend en ontmoedigend werkt en vraag of ze eens kan checken in haar lichaam hoe het reageert op het voorstel van een ander ochtendritueel. We komen in dialoog op het idee om een foto van Nelson Mandela naast haar bed te zetten en contact te maken met ‘moeder aarde’ als dragende grond waarin ze zich kan ankeren om de dag te beginnen. Ik ben zelf nog getroffen door de synchroniciteit die ons een handje toesteekt. Immers, de cliënt vraagt zich af waar ze een foto van Nelson Mandela vandaan zal halen? Ik zeg dat ik de dag voordien in een boekhandel de biografie van Nelson Mandela heb zien staan met een prachtige grote foto op het kaft. De cliënt voelt zich helemaal versterkt bij het idee dat ze de komende dagen kan terugvallen op een ritueel waarbij ze zich niet meer klein en in de greep van angst hoeft te voelen, maar daadwerkelijk contact kan maken met haar Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 3
27
Mia Leijssen kracht en schoonheid. Een sterke vrouw verlaat de sessie. Toen ik de cliënt later dit fragment heb laten lezen met de vraag om toestemming voor eventuele publicatie, antwoordde ze onder andere het volgende in haar e-mail: ‘Het verslag van de consultatie heeft me opnieuw diep getroffen. In vreugdevolle zin omdat ik de sessie inderdaad als zeer helend heb ervaren met een enorme daadkracht tot gevolg. Diezelfde dag nog heb ik Het geautoriseerde portret van Mandela aangeschaft. Niet enkel omwille van de zeer sprekende foto. De inhoud van het boek hield me de daaropvolgende uren onafgebroken in bedwang. Tot diep in de nacht heb ik doorgelezen en toen ik de ochtend daarop wakker werd, merkte ik dat de angst van de afgelopen jaren plaats maakte voor een bijzonder sereen en zuiver gevoel’. Op maat van de cliënt Het is niet omdat focusing als weg naar de ziel mij persoonlijk sterk aanspreekt, dat ik deze introspectieve discipline ook automatisch aanbied aan cliënten. Ik tracht verbinding te zoeken met wat bij deze cliënt kan passen en daarbij houd ik rekening met diverse voorkeurpaden. Wel zal ik de cliënt aanmanen om zorg te dragen voor zijn ziel. Daarvoor stimuleer ik het exploreren van wat werkelijk van waarde is voor de cliënt, met welke ervaringen hij zijn ziel kan voeden, waaraan hij sacrale ervaringen kan ontlenen. Ik sta daarbij open voor diverse invullingen. Ik geef wel aan dat de cliënt een toets van juistheid kan hanteren die ik benoem als een in het lichaam huizend bewustzijn dat anders is dan het intellectuele inzicht. Een vraag die mogelijk leeft bij gewetensvolle collega’s is of cliënten én therapeuten niet het gevaar lopen door te schieten in de spirituele dimensie? Als dat gebeurt, is dat niet op rekening te schrijven van de spirituele belangstelling op zich. Wel is dat een uitdrukking van een problematische persoonlijkheidstrek die zich hoe dan ook zal tonen. Orthodoxie vanwege de therapeut bijvoorbeeld, is te merken aan elke benadering die met rigiditeit doorgedreven wordt, zelfs als dat de cliënt niet ten goede komt. Als cliënten vluchten in het spirituele, moet het vluchtgedrag geëxploreerd worden en moet de aandacht gaan naar datgene wat men tracht te vermijden. Ook een therapeut met aandacht voor het spirituele blijft in de eerste plaats een psychotherapeut die de verantwoordelijkheid draagt om recht te doen aan de problematiek waarmee de cliënt kampt. Dat is ook het voordeel dat een psychotherapeut kan hebben op andere ‘zielzorgers’ zoals pastorale werkers. Een beroepsgroep die a priori vertrekt vanuit een specifieke religie, loopt het risico de levensvragen van de cliënt te willen kanaliseren naar de antwoorden die voorhanden zijn in die religieuze traditie. Daar hoeft niets mis mee te zijn – sterker nog, ik vind dat mensen daar recht op hebben – wanneer cliënten er voor kiezen om antwoorden op hun spirituele queeste binnen een bepaalde religie te willen vinden. Een spiritueel georiënteerde therapeut zal geen inhoudelijke antwoorden geven op vragen naar zin en betekenis, wel het proces faciliteren waarmee de cliënt het spirituele gebied kan betreden.
Verdere elementen van een zielzorgprogramma Spiritualiteit vorm geven kan niet anders dan in en door je eigen bestaan. Ik belicht verder nog enkele elementen die ik als betekenisvol ervaar. Door mijn streven naar zorg voor de ziel op deze wijze uit te werken, wil ik geen norm aan anderen voorhouden, wel een idee geven van hoe iemand een ziel28
Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 3
Psychotherapie als zorg voor de ziel zorgprogramma kan ontwikkelen aansluitend bij het eigen referentiekader. In therapie volstaat het soms al dat de therapeut de cliënt steunt om modetrends te overstijgen en taboes te doorbreken, opdat de cliënt voeling krijgt met wat werkelijk van waarde is en keuzes durft te maken voor wat ten diepste zin geeft aan het leven (Leijssen, 2004). Dromen Zelf heb ik door mijn therapeut zijn geleerd aandachtig te zijn voor dromen en andere synchronistische gebeurtenissen (Leijssen, 1995/2005). Het is een onderdeel geworden van mijn persoonlijk zielzorgprogramma om belangrijke dromen te noteren. Door stil te staan bij mijn dromen heb ik ‘gewone dromen’ leren onderscheiden van ‘grote dromen’. In grote dromen dient zich een vernieuwd contact aan met het Zelf, het archetype dat ons een gevoel geeft van zinvolheid en verbinding met iets groter dan het kleine ik. De meeste mensen kennen de archetypische figuur van het kind, waarmee zich een nieuw begin of een belofte van transformatie kan aankondigen. Het pasgeboren kind incarneert zowel in realiteit als op symbolisch niveau de volkomen natuurlijke en vanzelfsprekende band van het lichamelijke met het pure en het heilige, met het krachtige en het kwetsbare. Andere archetypische figuren zijn bijvoorbeeld de priester of de moeder; transpersoonlijke principes die overal ter wereld teruggevonden worden, met de locale invullingen die het mannelijke of het vrouwelijke aspect van het goddelijke kunnen vertegenwoordigen. Dominante archetypes tonen wat op een bepaald moment mogelijkheden zijn voor verdere ontwikkelingen in iemands leven. Sommige dromen zijn numineuze ervaringen omdat ze zich aandienen als authentieke symbolen voor de band met het heilige. Daarom beleeft men ze in bepaalde culturen ook als ‘door God gezonden dromen’. Ze hebben een zeer krachtig effect, men kan er onmogelijk naast kijken. De emotionele kracht van een numineuze droom is vaak groot genoeg om een radicale persoonlijkheidsverandering voort te brengen. Zo zal ik nooit de droom vergeten waarmee ik in 1992 de atheïstische fase van mijn leven achter mij gelaten heb. Het was een periode waarin ik tijdens focusingsessies regelmatig momenten tegenkwam die ik als ‘zelfoverstijgend’ beleefde. Ik begon me daarbij af te vragen of het die bron is die ‘God’ genoemd wordt? Dat woord was echter taboe in de kringen waarin ik vertoefde, dus ik liet dat idee telkens weer varen. Toen kreeg ik volgende droom. Ik zit tegenover een oude ziener die mij vraagt: ‘Hebt gij een relatie met God?’. Verlegen voor de toeschouwers antwoord ik heel stilletjes: ‘Ja’. Daarna streelt de ziener mij over mijn arm en zegt: ‘Gij zijt zeer geliefd bij God’. Ik word na deze droom wakker met zo’n diepe ontroering dat ik besluit om te aanvaarden dat de bron die ik in mijzelf gewaarword, verbonden is met een transcendente werkelijkheid. Als therapeut denk ik dat je zelf voldoende ervaring moet hebben met grote dromen om cliënten te begeleiden in hun ontdekkingstocht waarbij zich archetypische figuren aandienen. Ook vraagt het zowel integriteit als gezond verstand om numineuze dromen te integreren in de beleving en het levensverhaal van de cliënt. Op dezelfde wijze kan men ook kijken naar synchronistische gebeurtenissen of dingen die ons ‘toevallen’. Synchroniciteit gaat over betekenisvolle verbanden tussen innerlijke en uiterlijke realiteit. Synchronistische gebeurtenissen en ontmoetingen zijn als dromen in wakende toestand, vol symbolen en thema’s waarvoor men aandachtig kan zijn. Veel mensen kennen bijvoorbeeld Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 3
29
Mia Leijssen de ervaring dat er een boek op hun weg komt – het kan zelfs letterlijk op hun hoofd vallen in een boekenwinkel – dat precies aansluit bij een thema waarin ze geen uitweg vonden. Of een gegeven in de natuur kan je plots sterk raken omdat het een perfecte uitdrukking geeft aan iets dat in je beleving belangrijk is. Wanneer de uiterlijke realiteit een ‘antwoord’ geeft op een innerlijk verlangen of iets doet oplichten dat ons bezighoudt, kan dat grote dankbaarheid oproepen en ons sterken in het besef dat we deel zijn van een groter geheel. Lichaamswerk De confrontatie met ziekte heeft mij verder uit mijn hoofd gehaald. Nadat de topgeneesheren van het universitaire ziekenhuis mij niets meer te bieden hadden dan levenslange symptoombestrijding met medicatie die ook schade zou toebrengen aan andere organen, ben ik alternatieve wegen van heling opgegaan. Daardoor kreeg ik een kans tot initiatie in ervaringen die ik anders misschien nooit zou hebben opgezocht. Ik heb onder andere subtielere vormen van lichaamswerk zoals acupunctuur en reiki leren kennen. Ik ben ervan overtuigd dat we bij deze praktijken in contact komen met wetmatigheden in de kosmos die we nog niet kennen. Kosmische wetten zijn vergelijkbaar met natuurwetten zoals de zwaartekracht: we zien die krachten niet op zichzelf maar we ervaren wel de effecten ervan of we zijn vertrouwd met de symbolische expressies, zoals ons taalgebruik in talrijke uitdrukkingen weergeeft (‘mijn hart breekt van verdriet’). Ook wie de wetten van de zwaartekracht niet kent of er niet in gelooft, is er onderhevig aan. Het idee van universele levenskracht komt al duizenden jaren voor in verschillende culturen waar fysieke en spirituele praktijken onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, en eventueel dagelijks beoefend worden in bijvoorbeeld tai chi of yoga. Het getuigt volgens mij van een onwetenschappelijke houding om alternatieve geneeswijzen en subtielere heelmethodes af te doen als ‘onzin’ alleen maar omdat de huidige stand van de wetenschap niet in staat is om een verklaring te bieden. Het zou eerlijker zijn om te erkennen dat we de wetten van verbinding met bepaalde krachten nog onvoldoende kennen en misschien nooit helemaal zullen kennen … Gebed Sinds begin jaren negentig ben ik ook opnieuw begonnen met bidden. Bidden is een van de meest nederige en democratische vormen van spiritualiteit. Bidden is voor mij een vaste spirituele gewoonte geworden. Bidden is soms alleen maar vanuit mijn hart bepaalde woorden herhalen of zingen; of mij afstemmen of openstellen voor een ander soort energie dan die waarmee ik achteloos door het leven ga. Tijdens het bidden ontstaan er condities in mezelf of openen zich kanalen waardoor het zelfoverstijgende zich soms kan tonen. In het bidden vraag ik ook om leiding en hulp voor mezelf en anderen, of ik vertrouw moeilijke situaties toe aan een hogere orde. Nog steeds tot mijn verbazing, blijk ik of anderen waarvoor gebeden wordt, heel vaak ook daadwerkelijk de nodige hulp te krijgen, of er gebeurt iets – zelfs met grote afstand tussen de betrokkenen – dat niet te verstaan is als we geen rekening houden met krachten die onze zintuigen te boven gaan. Hierover spreken houdt steeds een gevaar van inflatie in: het is een moeilijke evenwichtsoefening om dit wonderlijke potentieel in de mens aan te spreken zonder uit te schuiven in vormen van magisch denken of het ontkennen van existentiële onmacht. Dat is wellicht wat Nietzsche, eeuwen na Augustinus, opmerkte toen hij het samengaan van verlangen en vertwijfeling verbond met mystiek 30
Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 3
Psychotherapie als zorg voor de ziel (Grün, 2006). Mystiek is dan steeds weer de sprong uit de vertwijfeling, boven het eigen ik uit, om erop te vertrouwen dat je valt in een transcendente onbegrijpelijkheid. Dienstbaarheid Ik ben van mening dat een zielzorgprogramma ook steeds elementen van verbondenheid met andere mensen en met alles wat leeft moet omvatten. Deze dimensie van solidariteit kan zich uiten in talrijke vormen van dienstbaarheid die overeenkomen met de middelen, krachten en talenten waarover iemand beschikt. Dienstverlening lijkt iets altruïstisch, maar als het vanuit het hart komt, is het een van de meest voedende activiteiten voor de eigen ziel. Zo zijn therapie doen, lesgeven en schrijven voor mij onder andere manieren van zorgen voor mijn ziel, terwijl ik hoop dat de vruchten van mijn werk ook andere mensen ten goede komen. Naast het zorg dragen voor cliënten, wat uiteindelijk ook als professionele plicht te beschouwen is, heb ik zoals veel mensen ervaren dat het intens zingevend kan zijn om dienstbaar te zijn in familieverband of ruimer, wanneer mensen kwetsbaar en hulpbehoevend zijn. Zorgdragen is traditioneel verbonden met vrouwen en het wordt economisch ook niet gezien als een interessant product. Daardoor is er maatschappelijk vaak weinig waardering voor activiteiten die tot de zorgsector en de dienstbaarheid behoren (Leijssen, 2005). Vanuit spiritueel oogpunt is verantwoordelijkheid voor het grotere geheel echter onmisbaar, niet alleen voor de ontwikkeling van de eigen ziel, maar ook voor de overleving van de mens.
Besluit Het onbegrijpelijke zal ons blijven fascineren en als mens hebben we de behoefte om iets van dat onkenbare te vatten door er woorden of namen aan te geven die aansluiting maken met onze persoonlijke ervaringswereld. Zelf heb ik – nadat de religieuze traditie waarin ik opgegroeid ben mij niet meer inspireerde – de transcendente dimensie herontdekt in en door mijn werk als psychotherapeut. Omdat veel cliënten zich aandienen met symptomen die verwijzen naar een spirituele malaise, ben ik voorstander om het arsenaal van therapeutische taken uit te breiden met: cliënten helpen ontdekken wat tegemoetkomt aan hun spirituele behoeften en hen stimuleren om een zielzorgprogramma te ontwikkelen dat aansluit bij wat hen fundamenteel kan inspireren en helen. Als therapie ‘helen op zielsniveau’ wordt, kan het leven zinvoller worden, doordat er opnieuw openheid en gevoeligheid komt voor sacrale ervaringen, en er betekenis en doelen in het leven ontstaan die men van binnenuit herkent als waarachtig. Therapie kan zo bijdragen aan de ontwikkeling van een authentiek leven, dat samenvalt met datgene waaraan iemand echt waarde hecht, waarvan iemand met hart en ziel kan houden. Spiritualiteit kan een antwoord zijn op problemen in een multiculturele samenleving, omdat spiritualiteit niet zozeer resultaat is van behoren tot een bepaalde religieuze traditie, als wel een authentieke expressie van iemands ziel. Daarom moeten therapeuten hun eigen vooroordelen overstijgen en zich positiever durven verhouden met spiritualiteit en religie. Therapeuten kunnen ‘zielzorgers’ zijn die los van religieuze tradities een taak hebben in een ‘zielloze’ samenleving, zeker wanneer deze samenleving haar spirituele leegTijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 3
31
Mia Leijssen te uit in depressies, zinloos geweld, verslavingen, moord en zelfmoord. Toenemende specialisatie en fragmentatie in de geestelijke gezondheid is volgens mij niet het juiste antwoord op vormen van metapathologie. Multiculturele samenlevingen dwingen therapeuten tot een ruimere visie op de menselijke ontwikkeling. Ik ben overtuigd dat de overleving van de menselijke soort afhangt van een veranderde houding tegenover alles wat ons omringt. Als we de materiële en economische belangen prioritair blijven stellen en de hogere behoeften van de mens negeren, vernietigen we elkaar en onze planeet. Spiritualiteit en psychotherapie als zorg voor de ziel kan ons sterken in de appreciatie voor het leven en het besef dat we allemaal deel zijn van en verantwoordelijk voor het geheel.
Correspondentieadres Prof.dr. Mia Leijssen Katholieke Universiteit Leuven Centrum Psychotherapie en Dieptepsychologie Tiensestraat 102 – bus 3722 3000 Leuven België E-mail:
[email protected]
Noot Lezing gehouden op de Novemberdag van de Vlaamse Vereniging voor CliëntgerichtExperiëntiële Psychotherapie en Counseling te Leuven op 25 november 2006. Voor verder gebruik van dit manuscript dient eerst toestemming aan de auteur gevraagd te worden.
1
Literatuur Bolen, J.S. (1995). Op weg naar Avalon. Rotterdam: Lemniscaat. Bolen, J.S. (1997). Tot op het bot. Levensbedreigende ziekte en persoonlijke groei. Rotterdam: Lemniscaat. Corbett, L., & Stein, M. (2005). Contemporary Jungian approaches to spiritually oriented psychotherapy. In L. Sperry, & E.P. Shafranske (Eds), Spiritually oriented psychotherapy (pp. 51-74). Washington, DC: American Psychological Association. Campbell P.A., & McMahon, E.M. (1985). Bio-spirituality: Focusing as a way to grow. Chicago: Loyola University Press. Elkins, D.N. (2001). Beyond religion. Toward a humanistic spirituality. In K.J. Schneider, J.F.T.Bugental, & J.F.Pierson (Eds.), Handbook of humanistic psychology (pp.201224), Thousand Oaks/London/New Delhi: Sage Publications. Elkins, D.N. (2005). A humanistic approach to spiritually oriented psychotherapy. In L. Sperry, & E.P. Shafranske (Eds.), Spiritually oriented psychotherapy (pp. 131-152). Washington, DC: American Psychological Association. Gendlin, E.T. (1984). The client’s client: The edge of awareness. In R.F. Levant, & J.M. Shlien (Eds.), Client-centered therapy and the person-centered approach: New directions in theory, research and practice (pp. 76‑107). New York: Praeger. Graste, J. (2006). Mystieke oerteksten. Manuscript. Grün, A. (2006). De bronnen van spiritualiteit. Tielt: Uitgeverij Lannoo/Kampen: Uitgeverij Ten Have. Jung, C.G. (1940/1986). Psychologie en Religie. (Voor het eerst in het Duits gepubliceerd in: GW 11. Zurich 1940.) Nederlands in: Verzameld Werk 4. Mensbeeld en Godsbeeld. Rotterdam: Lemniscaat.
32
Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 3
Psychotherapie als zorg voor de ziel
Leijssen, M. (1984). Focusing in de praktijk van client-centered therapie. In G. Lietaer, Ph.h. van Praag, & J.C.A.G. Swildens (Red.), Client-centered psychotherapie in beweging (pp. 397-427). Leuven: Acco. Leijssen, M. (1995). Focusing: psychotherapeutisch proces en religieuze ervaring. Tijdschrift voor Psychotherapie, 21(1), 24-36. Leijssen, M. (2004). Zingeving en zingevingproblemen vanuit psychologisch perspectief. In Wetenschappelijk denken: een laboratorium voor morgen? Lessen voor de eenentwintigste eeuw (pp. 241-268). Leuven: Universitaire Pers Leuven. Leijssen, M. (1995/2005). Gids voor gesprekstherapie. Utrecht: De Tijdstroom. Leijssen, M. (2005). Gids beroepsethiek. Waarden, rechten en plichten in psychotherapie en hulpverlening. Leuven: Acco. Lukoff, D., & Lu, F. (2005). A transpersonal-integrative approach to spiritually oriented psychotherapy. In L. Sperry, & E.P. Shafranske (Eds), Spiritually oriented psychotherapy (pp.177-206). Washington, DC: American Psychological Association. Maex, E. (2006). Mindfulness in de maalstroom van je leven. Tielt: Lannoo. Maslov, A.H. (1954). Motivation and personality. New York: Harper & Row. Maslov, A.H. (1968). Toward a psychology of being (2nd edition). New York: Van Nostrand Reinhold. Maslov, A.H. (1976). Religions, values, and peak experiences. New York: Penguin. Norton, R., & Southern, R. (2005). Je spirituele type ontdekken. Hart, Ziel, Verstand en Kracht. Kampen: Uitgeverij Ten Have. Rogers, C. (1961). On becoming a person. A therapist’s view of psychotherapy. Boston: Houghton Mifflin. Teasdale, W. (2001). Het mystieke hart. Universele spiritualiteit in wereldreligies. Deventer: Uitgeverij Ankh-Hermes bv. Walsh, R. (2000). Het wezen van spiritualiteit. Amsterdam: Wereldbibliotheek. West, W. (2000). Psychotherapy and spirituality. Crossing the line between therapy and religion. London: Sage.
Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 45, 2007, 3
33