Tilburg
Provincie Noord-Brabant Dhr. H. Wiegel Postbus 90151 5200 MC 's-HERTOGENBOSCH
ons kenmerk datum onderwerp
CvB-11-5155 17 maart 2011 Hoger Onderwijsplan Brabant
contactpersoon R. Hoogenboom telefoon (013) 595 8402 e-mail
[email protected]
Geachte heer Wiegel,
Het gezamenlijke hoger onderwijs in Brabant heeft zijn krachten onlangs gebundeld en een hogeronderwijsplan aan Gedeputeerde Staten aangeboden. In dat plan wordt aangegeven hoe door een krachtenbundeling van overheid, bedrijfsleven en het onderwijs de innovatiekracht van de provincie verbeterd kan worden. Vanuit het voorbeeld van Brainport waar de triple helix zijn meerwaarde heeft bewezen, sluiten we aan bij de regionale sterktes zoals beschreven door SER-Brabant en onlangs ook aangegeven in de bedrijvenbeleidsbrief van het ministerie van Economische Zaken,Landbouw en Innovatie. Dat betekent voor West-Brabant een inzet op maintenance, logistics en bio-based economy, voor Midden-Brabant Social Innovation, logistics en leisure en voor Noord-Oost food, pharma en health. De nadruk in Zuid-Oost ligt op automotive, high tech systems en life science. Wij kunnen met onze onderwijs- en onderzoeksprogramma’s hier naadloos bij aansluiten en via valorisatieprogramma’s meerwaarde creëren. Sterke regio’s ontstaan daar waar overheid, bedrijfsleven en onderwijs gezamenlijk investeren. Het hoger onderwijs heeft zijn zaken op een rijtje. Belangrijk is dat ook de provincie in het komende bestuursakkoord middelen reserveert voor valorisatieprogramma’s, beurzen die gericht zijn op het trekken danwel behouden van talenten en randvoorwaardelijke investeringen in onderzoeksfaciliteiten in de breedste zin van het woord.
Prof. Cobbenhagenlaan 13 5037 DA Tilburg
Postbus 1097 5004 BB Tilburg
Telefoon (013) 595 81 00 Telefax (013) 595 84 83 www.avans.nl
ons kenmerk CvB-11-5155 datum 18 maart 2011 pagina 2 van 2
Vanzelfsprekend zijn wij bereid een en ander toe te lichten danwel verder met de provincie uit te werken. Het oormerken van het gezamenlijk streven om zo ook rijks- en Europese gelden te committeren is op dit moment het belangrijkste. Wij wensen u succes bij uw werk als (in)formateur.
Met de meeste hoogachting, mede namens de samenwerkende Brabantse hoger onderwijsinstellingen,
Drs. Paul Rüpp Voorzitter College van Bestuur Avans Hogeschool
Prof. Philip Eijlander Rector Magnificus Tilburg University
cc Lijsttrekkers Provincie Noord-Brabant
Prof. Cobbenhagenlaan 13 5037 DA Tilburg
Postbus 1097 5004 BB Tilburg
Telefoon (013) 595 81 00 Telefax (013) 595 84 83 www.avans.nl
HOGER ONDERWIJSDOCUMENT BRABANT: SAMEN EXCELLEREN VOOR DE TOEKOMST VAN BRABANT!
HOGER ONDERWIJSDOCUMENT BRABANT: SAMEN EXCELLEREN VOOR DE TOEKOMST VAN BRABANT!
Eerste tranche van een investeringsplan in Brabant als kennis- en innovatieregio van Avans Hogeschool, Fontys Hogescholen, NHTV Internationaal Hoger onderwijs Breda, Technische Universiteit Eindhoven, Universiteit van Tilburg1 20 oktober 2010 1. Een provincie en een sector die er toe doen; samen sterk De provincie Brabant kenmerkt zich als een kenniseconomie van betekenis. Versterking van haar sterke krachten leidt tot een regio die er in nationaal en Europees verband toe doet. Een provincie die klaar is voor de toekomst. En dat doet door het het beste uit het verleden te vertalen naar een eigentijdse context en door te innoveren op belangwekkende terreinen. De provincie kent een sterke onderwijs- en onderzoekssector. Zes grote (hbo-)instellingen en twee universiteiten op een relatief kleine oppervlakte. Dit document is opgesteld door de vijf bovenstaande instellingen, De overige drie, De Kempel, de Design Academy en de HAS volgen de ontwikkelingen en sluiten waar mogelijk aan. De sector hoger onderwijs speelt een rol van betekenis in de economie van Brabant, door fundamenteel en toegepast onderzoek op complementaire terreinen van technologie en socio-economics, door het aanbieden van toponderwijs en door allerlei vormen van innovatie. Het fundamentele onderzoek scoort hoog in de rankings en behoort in de vakdisciplines tot de top van Europa, en ook het onderwijs staat nationaal en internationaal hoog aangeschreven. De sector levert kennis, zet in op de economische en maatschappelijke valorisatie daarvan, trekt bedrijvigheid aan en stimuleert startende ondernemers. De sector verzorgt onderwijs aan 81.000 studenten en biedt werkgelegenheid aan 11.000 medewerkers. 2. Brabant als kennis- en innovatieregio Brabant kenmerkt zich als een regio die rap transformeert van een productie- naar een kenniseconomie. De provincie heeft grote internationale bedrijven binnen haar grenzen – gesteund door een hoog innovatief MKB -, kenmerkt zich door veel beginnende bedrijvigheid, trekt internationaal talent aan en de uitstekende hoger onderwijsinstellingen leveren een groot aandeel van hoogopgeleiden. De provincie heeft een landschap van krachtige complementaire thema‟s, waaronder technologie, logistics, maintenance, energy, biobased economy en social innovation. En zij heeft met de Brainportregio een nationaal erkende economische positie.
1
In dit document zijn voor de officiële instellingsnamen de volgende afkortingen gebruikt: Avans, Fontys, NHTV, TU/e, UvT.
1
De provincie kent echter ook zwakke schakels. Het rendement en de doorstroom van MBO naar het hoger onderwijs is nog te gering. Het afbreukrisico onder startende ondernemers is redelijk groot. Het landschap van diverse campussen ontwikkelt zich onevenredig en te geïsoleerd. En ook de diverse onderwijsportfolio‟s zijn onvoldoende op elkaar afgestemd, Internationaal talent komt naar Brabant, maar onvoldoende en vele internationale talenten en kenniswerkers ontwikkelen slechts een geringe binding met de regio.
3. Duurzame samenwerking De instellingen voor hoger onderwijs hebben met dit stuk de eerste tranche van een investeringsagenda samengesteld om met elkaar en met de provincie de economische groei van Brabant als kennis- en innovatieregio een impuls te geven. Waar nog te veel versnippering is worden krachten gebundeld, waar onevenredige ontwikkeling waarneembaar is, wordt samenwerking gestimuleerd, waar meerwaarde mogelijk is, wordt die gerealiseerd. Een duurzame samenwerking binnen de provincie en voor de provincie Brabant, dat is waar het om gaat. De instellingen hebben hoge ambities, die passen bij de ambitie van de Provincie. Om die ambities te realiseren zijn aanzienlijke investeringen noodzakelijk die de instellingen niet zelf kunnen opbrengen. Gezamenlijk met de provincie, maar ook met andere overheden en het bedrijfsleven – waarmee intensieve relaties onderhouden worden - willen we de komende jaren zoeken naar mogelijkheden om deze plannen te realiseren en blijvend te excelleren. 4. Aansluiting bij andere programma’s Dit Hoger Onderwijsdocument Brabant staat niet op zichzelf. Het sluit direct aan bij de ontwikkelingen die zich voordoen in de Brainportregio, met name ook in de visie Brainport 2020. Krachtige impulsen zoals die van energietransitie zijn niet alleen voorbeeld voor dit Hoger Onderwijsdocument, het bouwt tevens voort op die initiatieven. Het Hoger Onderwijsdocument wil daarnaast ook de sterke economische aspecten elders in Brabant – in nauw overleg met de lokale overheden - benutten, om de provincie in zijn geheel als kennis- en innovatieregio te versterken. De provincie als landschap van diverse campussen, sterke kenniscentra met complementaire samenwerking, een nationaal en internationaal erkende regio, dat is waar de kennis- en onderwijsinstellingen in Brabant naar streven. Dit streven past uitstekend bij de adviezen die de SER Brabant heeft uitgebracht in haar rapport Kennisinvesteringen en world class onderwijs (juli 2010) op die terreinen waarin de provincie kan excelleren. Als voorbeelden van Innovatieclusters worden genoemd Automotive en Maintenance. De hoger onderwijsinstellingen participeren – samen met de MBO-instellingen – in deze initiatieven. 5. De investeringsprogramma’s De vijf kennis- en onderwijsinstellingen hebben vier investeringsterreinen gedefinieerd, waarbinnen de komende jaren de samenwerking wordt geoptimaliseerd. Hierna wordt de inhoud van elk programma kort omschreven en worden concrete voorstellen gepresenteerd als eerste resultaat van het overleg tussen de instellingen. Deze concrete voorstellen geven de eerste invulling aan elk van de programma‟s. Deze voorstellen zullen in de tijd worden gevolgd door aanvullende voorstellen om de samenwerking ook op andere thema‟s provinciebreed vorm te geven. De verwachting is dat voor het totale investeringsprogramma een totaalbedrag van m€250 nodig is.
2
5.1 Investeringsprogramma 1: Campusontwikkeling De provincie Noord-Brabant herbergt inmiddels drie research campussen: Automotive campus in Helmond, waar top Automotive onderwijs aan toegevoegd moet gaan worden, de High Tech Campus in Eindhoven, de campus Logistics & Maintenance in Breda. De UvT heeft de ambitie daarnaast een topinstituut Social Innovation te ontwikkelen binnen de agenda Midden-Brabant, met een wenselijke ontwikkeling in de richting van een research campus op het gebied van de gamma-wetenschappen. Ook zijn er plannen voor een TU/e Science Park, een sportcampus in Eindhoven en een Green Campus (Bio Based Energy) in West-Brabant. De hogescholen willen met hun expertisecentra via onderwijs, toegepast onderzoek, stages en projecten voor en met het bedrijfsleven een toppositie gaan innemen. De inrichting van research campussen en expertisecentra heeft een duidelijke aantrekkingskracht op het bedrijfsleven en daarmee een positieve invloed op de ontwikkeling van R&D, innovaties, economische groei en de beschikbaarheid van toekomstige, hoogwaardige kenniswerkers. Het hierboven geschetste toekomstige onderwijs- en onderzoekslandschap van de provincie Brabant leidt tot investering op de volgende terreinen. o ontwikkeling en versterking van gemeenschappelijke multidisciplinaire expertisecentra op het kruispunt van onderwijs en (toegepast en fundamenteel) onderzoek; o versterking van de bestaande campussen en inrichting van nieuwe campussen; o stimulering van een innovatieklimaat om kwalitatief goed R&D mogelijk te maken.
Projecten Campusontwikkeling, eerste tranche De eerste projecten die binnen dit programma worden opgepakt zijn de volgende. 1. Techniek i.h.a. en Automotive i.h.b., partners TU/e en Fontys; Projectbeschrijving in bijlage 1 2. Social Innovation, partner UvT, Fontys, Avans, NHTV; Projectbeschrijving in bijlage 2 3. Green Campus, aanvraag bij EZ loopt met Avans, WUR, TU/e, Cargill, Cosun en Sabic; Projectbeschrijving in bijlage 3.
5.2 Investeringsprogramma 2: Toponderwijs University College Het topsegment van de wetenschappelijke en economische work force in Brabant wordt structureel versterkt door te investeren in onderzoek en door in de kern van het kennisecosysteem van Noord-Brabant met de samenwerkende Brabantse hogeonderwijsinstellingen een opleidingsfaciliteit van internationaal topniveau te creëren: een International University College met afdelingen in Tilburg en Eindhoven. We zien dat in het veld van nieuwe opleidingen steeds vaker gekozen wordt voor een multidisciplinair concept: naast specialisatie ook verdieping, kleinschalig onderwijs met aandacht voor de verbinding tussen technologische en maatschappelijke excellentie
3
ProjectenToponderwijs, eerste tranche Het eerste project dat binnen dit programma wordt opgepakt, is het volgende. 4. Vincent van Gogh University College, partners TU/e en UvT; Projectbeschrijving in bijlage 4 5.3 Investeringsprogramma 3: Internationalisering en jong talent Internationale werving van studenten en onderzoekers is van groot belang om het topniveau in onderwijs en onderzoek te kunnen handhaven c.q. te kunnen vergroten en ook te kunnen voorzien in de behoeften van de arbeidsmarkt. Investering in jong talent is daarnaast van groot belang om op korte termijn de continuïteit in werkgelegenheid en in de onderzoekskwaliteit te kunnen handhaven en daarmee de (inter)nationale concurrentiepositie van Noord-Brabant. Voor een succesvolle internationale werving is een internationaal vestigingsklimaat onontbeerlijk. Internationaliseringsbeleid zal dan ook gericht moeten zijn op - het verhogen van de braingain door bijv. beurzenprogramma‟s voor internationale studenten in te stellen; - het verbeteren van het internationale vestigingsklimaat; - het stimuleren van inkomende en uitgaande mobiliteit onder studenten; - het vergroten van de werving van internationale toponderzoekers - het bieden van career opportunities in Noord-Brabant aan internationale studenten Projecten internationalisering en jong talent, eerste tranche De eerste projecten die binnen dit programma worden opgepakt, zijn de volgende. 5. Beurzenprogramma, partners TU/e,, UvT, Avans, Fontys, NHTV. Voorlopige projectbeschrijving in bijlage 5. 5.4 Investeringsprogramma 4: Valorisatie en ondernemerschap Ondernemerschap is een thema dat bij de diverse instellingen terugkomt in de opleidingen of als dienstverlening voor studenten. Het dienstenpalet op dit terrein is echter onvoldoende zichtbaar. Er is geen portal 2.0 via welke de diverse diensten kunnen worden gevonden en aangeboden. Het is daarnaast onduidelijk of de dienstverlening voldoende is voor de ontwikkeling van het MKB van de regio Brabant. Versterking van dit thema is noodzakelijk, al is een verdere verkenning van dit terrein nodig om de juiste wegen in de toekomst te kunnen inslaan. Daarnaast is valorisatie een belangrijk thema, dat ook voor de ontwikkeling van Noord-Brabant als kennis- en innovatieregio onontbeerlijk is. Op verschillende terreinen, met name op die van de technologie, is de economische valorisatie goed ontwikkeld. De gamma- en alphawetenschappen lopen op dit terrein achter. Kennisvalorisatie in meer communicatieve zin is van belang om ook in deze disciplines valorisatie tot een volwassen vorm te kunnen laten groeien. Een Brabant liaison office dat de onderzoeksresultaten vertaalt naar toepassing in diverse maatschappelijke velden, zoals zorg, onderwijs, veiligheid en arbeidsmarkt is een eerste stap in die richting. Het hbo onderhoudt een intensieve relatie met het bedrijfsleven waardoor kennis, kunde en kassa nauw met elkaar verweven zijn, waar het toegepast onderzoek betreft. Die relatie tussen hbo „s en bedrijfsleven moet verder worden versterkt om zo ook het effect op de economie van Noord-Brabant te kunnen garanderen.
4
Investering op het terrein van valorisatie zal zich dan ook richten op - de versterking van de relatie met het MKB - de verbinding aan activiteiten in stimuleren van ondernemerschap - de inrichting van de Brabantse liaison functie tussen kennis, maatschappij en bedrijfsleven. Projecten Valorisatie en ondernemerschap, eerste tranche Het eerste project dat binnen dit programma wordt opgepakt is het volgende. 6. Valorisatieplan West- en Midden-Brabant; partners UvT, NHTV, Avans. Projectbeschrijving in bijlage 6
5
Bijlage 1
HOGER ONDERWIJSDOCUMENT BRABANT: SAMEN EXCELLEREN VOOR DE TOEKOMST VAN BRABANT! Investeringsprogramma 1: Campusontwikkeling Techniek i.h.a. en Automotive i.h.b., partners TU/e en Fontys Het terrein van de TU/e wordt op termijn het (TU/e) Science Park. De TU/e concentreert haar activiteiten aan de Zuidkant van het terrein. Onder de noemer Campus 2020 worden de TU/e-faculteiten en diensten, in de periode tot 2020 geherhuisvest, in dit gebied. Op deze wijze komt ruimte beschikbaar voor ondermeer wonen en bedrijfsleven. Fontys Hogescholen wil graag op termijn haar technische opleidingen concentreren op het Science Park. Met name om te komen tot verdere synergie en samenwerking van het brede palet van technische opleidingen en onderzoeksfaciliteiten over de volle breedte van het hoger onderwijs. De samenwerking wordt vooral gezocht in gelijksoortige opleidingsrichtingen. Momenteel worden aantal concrete samenwerkingsmogelijkheden uitgewerkt en getoetst voor de opleidingen ICT en Automotive. Op termijn geldt dit ook voor de andere technische opleidingen van Toegepaste Natuurwetenschappen, Engineering, Mechatronica en Technische Bedrijfskunde. Beide onderwijsorganisaties hebben er een groot belang bij, mede gezien de grote en groeiende behoefte van de Brainport regio aan technisch afgestudeerden op alle niveau‟s, dat zo veel mogelijk studenten kiezen voor een technische studie ( in Zuid-Oost Brabant) en dat zo veel mogelijk studenten de studie in een hoog tempo afronden, op het voor hen meest geschikte niveau. Beide organisaties hebben de intentie om derhalve deels samen optrekken bij het werven van studenten. Een directe samenwerking tussen de Fontys Junior Academy en Pre University College staat borg voor een breed palet van activiteiten op het gebied van PR, aansluiting en instroom. Door middel van studiekeuzegesprekken, gezamenlijke voorlichting, studievoortgangsevaluaties wordt bekeken waar studenten het beste kunnen starten en eventueel door- cq retourstromen naar een van de twee onderwijsinstellingen. Voorlopige kostenraming is M 2,5 mio In het vervolg van deze notitie wordt dit algemene beeld verder uitgewerkt voor het gebied Automotive, waarop beide organisaties in nauw overleg bezig zijn te komen tot een doorlopende leerlijn van MBO via HBO tot doctoraten in het WO. Dit in nauwe samenwerking met het relevante bedrijfsleven en de betrokken overheden. In deze notitie concentreren we ons op de Fontys-TU/e mogelijkheden. De High Tech Automotive Campus (HTAC) in de Brainport regio is de campus waar met veel ambitie gewerkt wordt aan een ecosysteem op het gebied van high tech auto-mobiliteit. Hier 6
worden in de toekomst de meer praktijkgerichte onderdelen van een aantal reeds bestaande opleidingen verzorgd. Het betreft een aantal opleidingsonderdelen van een viertal MBOautomotive-opleidingen, alsmede delen van de recent opgestarte Automotive-bachelor van Fontys, als onderdeel van een landelijk Centre of Expertise alsmede delen van de TU/e masteropleiding Automotive Technology. Deze opleidingen zullen gebruik gaan maken van het centrale lab “Automotive Facilities Brainport” dat een viertal deel-labs kent. De HTAC is de plek waar een van de twee nieuwe TU/e-opleidingen gehuisvest moet worden die het bestaande palet moeten completeren: de ontwerpersopleiding Automotive Systems Design. Deze opleiding bouwt voort op de bestaande master. PDEng-trainees voeren na een jaar cursorisch onderwijs een concrete ontwerpopdracht uit bij een bedrijf uit de sector. Op deze wijze vormen zij een innovatie-brug tussen de kennis uit de TU/e en het bedrijfsleven. De opleiding zou jaarlijks 20 PDEng-trainees moeten aannemen. Voorlopige kostenraming is M€ 4. Afgestudeerden van deze opleiding ontvangen een professional doctorate in engineering. Daarnaast zullen onderzoeksopdrachten voor het bedrijfsleven worden gedaan door promovendi. Voor de master, de ontwerpersopleiding en promotieplaatsen zal de TU/e nationaal en internationaal werven onder de noemer Graduate Program Automotive. De combinatie van een master en een betaalde ontwerpersopleiding of promotie die mogelijk wordt is zowel voor Nederlandse en buitenlandse studenten aantrekkelijk, zeker als er uitzicht kan worden geboden op een aansluitende baan. Om de doorlopende leerlijn te sluiten is ook een bachelor-opleidingen op WO-niveau nodig. De TU/e wil deze starten onder de naam Automotive Systems Engineering (ASE). Deze opleiding zou deels verzorgd kunnen worden bij het HTAC en deels op de Campus in Eindhoven. De opleiding zal elementen ontlenen aan een aantal andere bacheloropleidingen, waaronder Werktuigbouwkunde, Electrical Engineering en Technische Informatica. Overwogen wordt om het eerste kwartiel van het eerste collegejaar ook te geven aan de VWO-instromers van de Fontys-bachelor Automotive. Studenten kunnen na deze brug-periode dan aangeven of zij in het HBO of het WO hun studie willen vervolgen. Overigens kan na een pilot fase eenzelfde constructie ook bij andere opleidingen overwogen worden. De opleiding ASE is te vergelijken met de brede bachelor Lucht- en Ruimtevaart aan de TUD. Verwacht wordt dat de opleidingen jaarlijks zo‟n 200 studenten kan trekken, uit het hele land. Voorlopige kostenraming is M€ 20. De lokaties Eindhoven en Helmond liggen hemelsbreed 10 kilometer uit elkaar. De verbinding tussen beiden wordt gevormd door de A 270, een autosnelweg die ook al wordt gebruikt als testomgeving voor contact tussen auto‟s onderling en hun omgeving (Smart Mobility: de brug tussen logistiek en automotive). Voor het vervoer van studenten tussen de locaties Helmond en Eindhoven zal een creatieve openbaar vervoer oplossing worden aangedragen. Een testbaan voor (elektrisch) geleid vervoer is een van de mogelijkheden, die zowel aan de onderzoekskant alsook aan de uistraling sterk positief zal bijdragen. Voorlopige kostenraming is M€10
7
TU/e en Fontys zullen op het gebied van onderzoek de krachten bundelen om tot een gezamenlijke onderzoeks-agenda te komen. Een intensieve samenwerking tussen hoogleraren en lectoren waarbij relevante kennis wordt gedeeld en gebruikt in het onderwijs. Er wordt hierbij ook een gezamenlijk automotive loket gecreeerd voor het bedrijfsleven. Via dit loket wordt door het bedrijfsleven betaald onderzoek uitgezet bij de deelnemende partijen. Voor de opzet is een aanvullend budget nodig van 2,5 mio. Voorlopige kostenraming is M 2,5 mio Onderdeel van de samenwerking op het HTAC van TU/e, Fontys, maar ook het MBO zouden studententeams moeten zijn bestaande uit deelnemers op MBO, HBO en WO-niveau die zich gezamenlijk over een probleem buigen, zoals dat ook in de latere beroepspraktijk aan de orde zal zijn. Voorbeelden zijn : racing team, connected driving challenge, solar driving, electric driving challenge etc. Voorlopige kostenraming is M€ 5. De sterke maatschappelijke nadruk op bedrijfsrelevant onderzoek in samenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheid vereist focus. Het unieke in de Automotive sector (zie ook innovatieprogrammas HTAS) is dat deze focus is gekozen in gemeenschappelijkheid van de sector, en dat deze focus is vertaald in bijbehorende onderwijsinitiatieven op alle niveaus (MBO, HBO, WO). Deze focus richt zich daarmee onder andere op werving van studenten, inhoud en roadmap van onderzoek, financiering, samenwerkings-partners en valorisatie. Het is bewust beleid om in toenemende mate een belangrijk deel van de industriële R&D activiteiten te „‟outsourcen‟‟ aan de kennisinstellingen in de Brainport regio. De manier waarop we dit organiseren is, mede gevoed door de succesvolle KWR periode, nu in een stadium van verdere intensifering van de relaties tussen kennisinstellingen en bedrijven . Wij hopen dat we met onze ambitieuze plannen een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de realisatie van de Brainport ambitie en de provincie Noord-Brabant m.b.t groei en economische welvaart.
8
Bijlage 2
HOGER ONDERWIJSDOCUMENT BRABANT: SAMEN EXCELLEREN VOOR DE TOEKOMST VAN BRABANT! Investeringsprogramma 1: Campusontwikkeling Social Innovation, Partners UvT, Fontys, Avans, NHTV Brabant excelleert in technologische innovatie en kennisontwikkeling. De kunst is om dit ook om te zetten in nieuwe diensten of producten. Daardoor ontstaat immers de economische of maatschappelijke winst. Grootschalig onderzoek wijst uit dat innovatiesucces voor 75% wordt bepaald door de “human side of innovation”. Het gaat om overtuiging en de beïnvloeding van het gedrag van mensen, flexibel organiseren, slimmer (samen)werken, kennisallianties, lerend vermogen en de verspreiding van “best practices”. Verzilvering van kennis heeft alles te maken met inzichten en onderzoek uit de mens- en maatschappijwetenschappen. Essentieel is ook dat ondernemerschap en bedrijvigheid op een maatschappelijk verantwoorde wijze (dus duurzaam) worden ingezet en ingericht , ook in het kader van het publiek belang. Dit vereist dat ondernemers, overheid en kennisinstellingen vitale coalities sluiten. In de agenda van het Hart van Brabant, regio voor social innovation is voorzien in de vormgeving van een topinstituut. Dit instituut bundelt de bestaande krachten en verbanden op dit terrein, vormt een platform voor kennisdeling en stimuleert de verdere ontwikkeling en samenwerking, bijvoorbeeld door de oprichting van academische werkplaatsen en de organisatie van lezingen voor ondernemers en bestuurders. Inzichten op het gebied van innovatie, ondernemerschap, duurzaamheid, arbeid, veiligheid en bestuur en leiderschap worden in verband gebracht met de perspectiefrijke sectoren in het Hart van Brabant,: life sciences/healthy ageing, leisure, logistics en commerciële dienstverlening. De ligging van de Universiteit van Tilburg en de verbinding met onderdelen van NHTV, Fontysen Avans Hogescholen in Tilburg biedt goede perspectieven voor de ontwikkeling van een campus op het vlak van Social Innovation. De kern van dit concept is de combinatie en verbinding van hoogwaardige onderzoek- en onderwijsvoorzieningen (op masterniveau) met de vestiging van bedrijvigheid. Zo wordt ook de ruimtelijke inrichting dienstbaar aan de verdere ontwikkeling van kennis en innovatie in het Hart van Brabant. Voorlopige kostenraming bedraagt 10 miljoen euro.
9
Bijlage 3
HOGER ONDERWIJSDOCUMENT BRABANT: SAMEN EXCELLEREN VOOR DE TOEKOMST VAN BRABANT! Investeringsprogramma 1: Campusontwikkeling Green Campus en Biobased Economy, partners Avans, WUR, TU/e, Cargill, Cosun en Sabic;
Brabant op weg naar een Biobased Economy Een kwestie van ambitie, actie én investeren Verpakkingen vervaardigd van aardappelen, natuurvezels in dashboards en bietenloof als brandstof voor auto’s. Het zijn slechts enkele voorbeelden van nieuwe producten op basis van nieuwe technologieën. Die nieuwe producten en productiemethoden zijn onlosmakelijk verbonden met een nieuw economisch tijdperk dat zich aandient: Biobased Economy Biobased Economy is de economische toekomst van Brabant. En die toekomst is al begonnen. Een nieuwe economie dient zich aan en vormt een van de belangrijke pijlers onder de economische transitie van Brabant. In West-Brabant hebben ondernemers, onderwijs en overheid de afgelopen jaren al een eerste fundament gelegd onder die nieuwe economische pijler. Het is nu tijd om door te pakken, partijen te binden en te investeren. De aanleiding: nieuwe kansen voor chemie en agrofood Wie West-Brabant zegt, zegt onder andere chemie en agrarische- en foodindustrie (agrofood). Twee sectoren die mede het economisch palet van de regio bepalen met zelfs een aantal wereldspelers van formaat. Maar ook twee sectoren die onder druk staan. Beide hebben behoefte aan versterking van hun concurrentiekracht. Beide sectoren worden ook geconfronteerd met duurzaamheidvraagstukken. Dat fossiele brandstofbronnen eindig zijn, is daarbij een van de feiten. Van deze bedreiging een kans maken, is de uitdaging die chemische bedrijven en de agrofoodindustrie samen willen aangaan. En kunnen aangaan, zo is al gebleken. Eenvoudig gezegd komt het er op neer dat bedrijven in de foodsector hun collega‟s in de chemie kunnen helpen bij het vervaardigen van nieuwe, groene producten waarnaar in de internationale markt steeds meer vraag is. Door de toepassing van nieuwe, hoogwaardige technologieën ontstaan zogeheten biobased innovations. Dankzij deze innovaties kan de Nederlandse chemiesector zich vervolgens wereldwijd onderscheiden en zal de investeringsbereid van de sector in Nederland alleen maar toenemen. De foodbedrijven op hun beurt zijn in staat om van hun reststoffen waardevolle producten te maken. Met het oog op de voorziene afbouw van landbouwsubsidies in de komende jaren, is dat voor deze sector een welkome nieuwe inkomstenbron. Het ontstaan van biobased producten en productiemethoden zal leiden tot substantiële energiebesparingen en belangrijk bijdragen aan de klimaatdoelstellingen. Biobased Economy kan van Brabant ook een Biobased Society maken. De meerwaarde aangetoond
10
West-Brabant is de afgelopen drie jaar intensief aan de slag geweest om de werkelijke meerwaarde van biobased innovations boven tafel te krijgen. Bedrijven in de chemie en agrofood, innovatie MKB‟ers, Hogeschool Avans, gemeenten, BOM, Rewin en andere partijen hebben eendrachtig samengewerkt in het Pieken in de Delta project Biobased Innovations. Ze wisten zich daarbij gesteund door het Ministerie van (voorheen) EZ (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) en de provincies Noord-Brabant en Zeeland. De conclusie luidt dat die meerwaarde niet gering is. De intensieve samenwerking tussen chemie en agrofood biedt tal van mogelijkheden voor innovatieve producten waarmee nieuwe, ook internationale markten kunnen worden aangeboord. In beide sectoren zien bedrijven hun concurrentiekracht en toekomstmogelijkheden daardoor groeien. Hun vertrouwen in die toekomst zal ertoe bijdragen dat ze zich dieper in West-Brabant zullen verankeren. De nieuwe productontwikkeling heeft alleen kans van slagen met de inzet en aanwezigheid van hoogwaardig technologische, vaak kleinere bedrijven. En die bedrijven zijn er, blijkt uit eerste verkenningen. Biobased Innovations doet een nieuwe keten van bedrijvigheid ontstaan, levert alle deelnemende bedrijven new (bio) business op en leidt tot behoud van bestaande en het ontstaan van nieuwe bedrijvigheid en werkgelegenheid. En wel in die mate dat Biobased Economy in Brabant een begrip wordt. West-Brabant kan daarvoor zorgen. Waarom in West-Brabant? West-Brabant is in staat om in Brabant het biobased voortouw te nemen. Liever gezegd, WestBrabant en Zeeland doen dat samen voor Zuid-West Nederland. Sowieso door de prominente aanwezigheid van vooraanstaande chemische en agrofood bedrijven. Maar ook de logistieke kwaliteiten, met de nabijheid van de wereldhavens Rotterdam en Antwerpen, spelen de regio in de kaart. Het onderwijs kan en wil bij de toekomstige ontwikkelingen een belangrijke en onmisbare rol vervullen. Er blijkt een groot potentieel aan innovatieve bedrijven en bedrijfjes die de noodzakelijke, nieuwe technologieën kunnen leveren. Last but not least heeft West-Brabant de ambitie en het bewezen vermogen tot samenwerken om van biobased business een groot succes te maken en op dat gebied uit te groeien tot een Europese topregio. Daarbij onderscheidt West-Brabant zich van andere „biobased regio‟s‟ in Nederland door zich daadwerkelijk te richten op producten waar in de internationale markt vraag naar is en die bovendien een hoge toegevoegde waarde hebben. Wat gaan we doen? Uiteraard staat het optimaliseren van de match tussen chemische en agrofood bedrijven en de leveranciers van nieuwe technologieën centraal. Die moet op allerlei manieren gestalte krijgen, ook fysiek. Dat je gezamenlijk aan Research & Development (R&D) werkt om met nieuwe producten succesvol te zijn op nieuwe markten, spreekt voor zich. De inbreng van het onderwijs en andere kennisinstellingen is keihard nodig. West-Brabant zal zich als biobased regio nationaal en internationaal op de kaart moeten zetten. En er is geld nodig in de vorm van investeringen en subsidies. De fysieke basis: Centre of Open Chemical Innovation Het is een bekend gegeven dat grote bedrijven zich veelal toeleggen op hun core business en innovatieve productontwikkeling liever overlaten aan kleinere bedrijven. Met de chemische en agrofood industrie is dat al niet anders. Maar deze bedrijven hebben die technologische ontwikkelaars dan wel graag naast zich zitten. Dan komt de beoogde samenwerking het best tot zijn recht. We hebben het dan over een Centre of Open Chemical Innovation (COCI). De formule daarvoor, die ook elders met succes wordt toegepast, is afkomstig van de Nederlandse chemiesector. Ook het onderwijs zou binnen zo‟n COCI een plaats moeten hebben. In fysieke zin betekent dit het ontstaan van een soort campus naar analogie van de High Tech Campus in Eindhoven en de Automotive Campus in Helmond. West-Brabant heeft de mogelijkheden om met een dergelijke campus de deur voor verdere biobased ontwikkelingen wagenwijd open te zetten. Op bedrijventerrein Theodorushaven in Bergen op Zoom biedt de locatie van het chemieconcern Sabic de beoogde ruimte. Ook andere aanwezige bedrijven willen meewerken 11
aan en investeren in een groene chemie COCI in Bergen op Zoom. Van daaruit zouden tevens verbindingen worden gelegd met andere locaties in West-Brabant zoals Nieuw Prinsenland, Moerdijk en Roosendaal. Het COCI als fysieke basis maakt het mogelijk om alle deelnemende partijen maximaal te faciliteren en zou tevens het biobased visitekaartje van West-Brabant worden. R&D: doorgaan op de ingeslagen weg Het project Biobased Innovations heeft de afgelopen jaren al de nodige productontwikkelingen opgeleverd. Het spreekt voor zich dat de deelnemende bedrijven, kennisinstellingen en andere partijen op deze ingeslagen weg willen voortgaan. Onderwijs en kennis als extra motor De motor van de Biobased Economy wordt natuurlijk in de eerste plaats gevormd door de bedrijven zelf. Maar onderwijs en kennisinstellingen kunnen daarbij voor extra vermogen zorgen. Dat zeggen ook de Ministeries van OC&W en (voorheen) EZ (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) die onder meer substantieel willen investeren in een COCI zoals die in Bergen op Zoom gerealiseerd kan worden. Ook het onderwijs zelf staat op alle niveaus in de startblokken. Avans Hogeschool wil een Centre of Expertise op het gebied van groene chemie opzetten, dat straks een plek krijgt op de beoogde COCI in Bergen op Zoom. Ook met andere onderwijsinstellingen (van MBO t/m universitair) wordt samenwerking gezocht. Het planvormingsproces daarvoor is in een vergevorderd stadium. Biobased West-Brabant als sterk merk De met veel succes gerealiseerde samenwerking in West-Brabant moet een permanent karakter krijgen en verdient daarom een organisatorische setting die staat als een huis. BOM, Rewin, Impuls Zeeland en andere partijen kunnen dit vormgeven en op die manier de samenhang bewaken, nieuwe initiatieven van de grond tillen en extra middelen verwerven. Bovendien kan een dergelijke organisatie West-Brabant als biobased regio bij uiteenlopende partijen nationaal en internationaal op de kaart zetten. Investeren dus in regiobranding om op die manier te acquireren en bedrijven te enthousiasmeren. Een investeringsfonds In West-Brabant bestaat bij ondernemers, onderwijs en overheid een grote bereidheid tot investeren in Biobased Economy. Er is geld nodig voor een COCI, R&D activiteiten, kenniscentra en promotie. Maar de grootste financieringsbehoefte ligt nu en straks bij de kleinschalige, innovatieve bedrijven die nodig zijn om productontwikkeling, productie en dus de bio business tot een waar succes te maken. Deze zogeheten start-ups en vaak snelgroeiende bedrijven hebben behoefte aan kapitaal voor hun ontwikkel- en groeiplannen. De totale financieringsbehoefte wordt geschat op circa € 80 miljoen. Uiteraard zullen bedrijven, onder meer via het COCI, terecht kunnen bij uiteenlopende kapitaalverstrekkers. Daarnaast is het in het leven roepen van een robuust Biobased Investment Fund onmisbaar. Businessplan Biobased (West-)Brabant: resultaatgericht investeren….. Provincie Noord-Brabant, BOM, Rewin, Avans Hogeschool en de bedrijven Sabic en Cargill hebben gezamenlijk een businessplan Biobased (West-)Brabant opgesteld. Daarin wordt becijferd dat met de plannen voor de komende 10 jaar een investering is gemoeid van circa € 250 miljoen. Het bedrijfsleven en de onderwijs- en kennisinstellingen nemen hiervan ongeveer 50% voor hun rekening. Voor de overige 50% worden bijdragen gevraagd van verschillende regionale, provinciale en (inter)nationale overheden . De opstellers van het businessplan hebben tevens een berekening gemaakt van de te verwachten resultaten. Volgens voorzichtige schattingen kan Biobased Economy West-Brabant 12
het komende decennium een omzettoename van € 500 miljoen en 2000 nieuwe arbeidsplaatsen opleveren. Dit is nog exclusief de omvangrijke, indirecte omzet en werkgelegenheid die zal ontstaan bij toeleverende bedrijfstakken als logistiek en maintenance. …ook door de provincie Biobased Economy is een nieuwe economische realiteit, ook in Brabant. West-Brabant heeft de potentie én de ambitie om die realiteit tot stand te brengen. De plannen omvatten een forse uitdaging voor diverse partijen. Een uitdaging om in actie te komen en om te investeren. Het is evident dat ook de Provincie Noord-Brabant die actiebereidheid én investeringsbereidheid aan de dag legt. Voor de benodigde investeringen doet West-Brabant dan ook verwachtingsvol een beroep op de middelen uit de Energie Investeringsagenda. En wel voor een bedrag van € 5,2 miljoen tot 2010 en € 41 miljoen voor de periode 2013-2020. Deze totale bijdrage van € 46 miljoen omvat 20% van het totale investeringsprogramma. Biobased Economy: wat anderen zeggen en becijferen De perspectieven die nationaal en internationaal worden geschetst op het gebied van Biobased Economy, zijn niet mis te verstaan. Het onderwerp staat dan ook hoog op de nationale en internationale beleidsagenda. Voor Europa is becijferd dat de biobased industrie goed is voor een omzet van € 31 miljard en voor 1 miljoen nieuwe arbeidsplaatsen. In Nederland noemt het (voormalige) Ministerie van LNV Biobased Economy onomkeerbaar en investeren de Ministeries van (voorheen) EZ (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) en OC&W in de infrastructuur die nodig is om de ontwikkeling van deze bedrijfstak alle ruimte te geven. LTO Nederland, de Nederlandse Chemie, VNO-NCW en MKB Nederland dichten de transitie naar een Biobased Economy belangrijke kansen toe.
13
Bijlage 4
HOGER ONDERWIJSDOCUMENT BRABANT: SAMEN EXCELLEREN VOOR DE TOEKOMST VAN BRABANT!
Investeringsprogramma 2: Toponderwijs University College Vincent van Gogh University College, Partners TU/e en UvT De Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) en de Universiteit van Tilburg (UvT) nemen het initiatief tot een gezamenlijk University College (UC) in Noord-Brabant. Het beoogde College zal een brede internationale (en dus Engelstalige) bacheloropleiding in Liberal Arts & Sciences gaan verzorgen in een uitdagende academische vormingscontext. Het zal zowel inhoudelijk als onderwijskundig sterk innovatief van aard zijn en de creativiteit van de individuele student bevorderen. Uitstraling en reputatie zullen zodanig zijn dat het tot ver buiten de eigen regio studenten kan aantrekken, ook uit het buitenland. De afgestudeerden zullen voor een groot deel instromen in aansluitende graduate programs van de TU/e en de UvT en uiteindelijk voor de regionale en nationale kenniseconomie (in brede zin) beschikbaar komen. Vanwege de inzet op creativiteit in onderzoeken, ontwerpen en ondernemen geven wij in overweging het UC de naam te geven van de Brabander die internationaal in dit opzicht het meest bekend is: Vincent van Gogh.2 Om zo goed mogelijk gebruik te maken van bestaande voorzieningen is het UC in beide universiteitssteden gevestigd. Studenten en docenten krijgen en geven onderwijs op beide locaties. De kwaliteit van instroom en uitstroom, alsook de opbouw en samenhang worden door beide universiteiten in gezamenlijk overleg bepaald en bewaakt. TU/e en UvT doen een beroep op ondersteuning van de kosten door de Provincie Noord-Brabant ten bedrage van € 50 miljoen. Verworvenheden, problemen en kansen De provincie Noord-Brabant heeft de ambitie tot de top van de kennis- en innovatieregio‟s in Europa te behoren en volgt een daartoe leidende, toekomstgerichte investeringsstrategie. De provincie beseft dat dit de juiste weg is om duurzaam welzijn en welvaart te verzekeren in economisch/ecologisch, sociaal en cultureel opzicht. Deze investeringsstrategie kan vruchtbaar samengaan met de innoverende initiatieven van de twee kenniscentra bij uitstek in de provincie: de beide universiteiten TU/e en UvT. Het onderwijs aan beide instellingen (relatief kleinschalig en intensief) behoort tot al jaren tot de Nederlandse top, getuige academische visitatie- en accreditatie-resultaten en nationale rankings (bv. Elsevier). Het onderzoek op nagenoeg alle gebieden van beider profielen staat internationaal hoog aangeschreven. De voorzieningen zijn op beide campussen gelden internationaal als uitstekend. Aan TU/e zijde worstelt men reeds geruime tijd met het internationaal bekende probleem dat de studenteninstroom in (met name) de harde technologische richtingen achterblijft bij de 2
Wij achten het minder gelukkig (opnieuw) de naam „Brabant‟ te gaan voeren, gezien de nog verse ervaringen met de naam „KUB‟. Ook als voorlopig „werklabel‟ kan deze benaming beter achterwege te blijven. De wervende kracht voor de regio dient langs andere wegen bereikt te worden.
14
verwachtingen, en de uitstroom (door lage rendementen en uitval) onvoldoende tegemoet komt aan de steeds sterkere behoefte van de arbeidsmarkt aan afgestudeerden met een gevarieerd ingenieursprofiel. Deze opleidingen zijn overwegend monodisciplinair en eigenlijk alleen voldoende aantrekkelijk voor de slinkende groep intrinsiek in science & technology geïnteresseerde studenten (met name jongens). Daarmee mist de TU/e de aanzienlijke doelgroep bèta-talenten (met name meisjes) die vooral op basis van extrinsiek (maatschappelijk en loopbaangebonden) motieven voor science & technology zijn te interesseren. Daarnaast mist de TU/e potentiële studenten die wel in brede zin interesse hebben voor science & technology maar hun definitieve keuze voor een bepaalde richting nog even willen uitstellen. Dit laatste – uitstel van disciplinaire specialisatiekeuze – is een verschijnsel dat algemeen in de Nederlandse samenleving (en daarbuiten) wordt vastgesteld. Tegelijkertijd klinkt de roep om heracademisering van het universitaire onderwijs na een periode van toenemende verschraling. Beide ontwikkelingen tezamen hebben in het laatste decennium geleid tot een aantal University Colleges in Nederland.3 Deze programma‟s zijn zonder uitzondering succesvol en voorzien duidelijk in een (Europees4) gevoelde behoefte. Door brede bacheloropleidingen blijkt voorzien te kunnen worden in de behoefte van een aanzienlijk deel van de potentiële studenten dat de definitieve studiekeuze bij voorkeur uitstelt. Het multidisciplinaire karakter van brede bacheloropleidingen trekt een nieuw type studenten aan en leidt tot breder inzetbare afgestudeerden. In de huidige University Colleges blijken studenten meer uitgedaagd te worden dan in de reguliere opleidingen. De studenten worden geselecteerd, krijgen veel contacturen en een intensief en uitdagend onderwijsprogramma. Rendementen van 85% zijn haalbaar gebleken. University Colleges leveren bovendien een positieve onderwijskundige vernieuwingsimpuls op voor de reguliere opleidingen. De ervaringen met het BA programma Liberal Arts & Sciences in Tilburg (nu in zijn 3e jaar) wijzen in dezelfde richting. In Tilburg worstelt men echter met andere problemen. Ten eerste is de „sciences‟ component van dit programma nog niet zo sterk ontwikkeld als de „humanities‟ kant.5 Ten tweede dient dit programma nog tot een werkelijk „college‟ te worden uitgebouwd, met dienovereenkomstige verblijfs- en vormingsvoorzieningen. Ondanks de succesvolle inspanningen tot nu toe, dreigt de concurrentieslag met andere regio‟s (met name de Randstad) te worden verloren. Het is dan ook wenselijk om de bestaande verworvenheden bij beide instellingen te combineren in een Vincent van Gogh University College. Er kan snel gestart worden met het College, op basis van de Tilburgse accreditatie, met adequate verrekening tussen de instellingen in anticipatie op een volwaardige gezamenlijke, c.q. tweevoudige accreditatie (voor een BA en een 3
Zie onderstaande tabel: Name University College Utrecht (UCU) Roosevelt Academy (initiatief UU) University College Maastricht (UCM) Amsterdam University College (AUC) Leiden University College The Hague (LUCTH)
Bachelor Liberal Arts and Sciences (UvT)
Disciplines Liberal arts and sciences Offering courses in humanities, science and social science Liberal arts and sciences Offering courses in Arts & Humanities, Social Sciences, and Science. Liberal arts and sciences Offering courses in humanities, social sciences and life sciences. Liberal arts and sciences Offering courses in natural sciences, humanities and social sciences. Liberal arts and sciences Students can major in: Global Justice, Governance, Human Interaction, Sustainability and Global Politics Liberal arts and sciences Students can major in: Business & Management, Law in Europe, Social Sciences, and Humanities: European History and Culture.
4
De UvT is vanwege Liberal Arts & Sciences vertegenwoordigd in een netwerk van 22 Europese Liberal Arts & Sciences programma‟s (ECOLAS). 5 Dat geldt feitelijk voor meer Colleges, ook enkele die beide typen disciplines in hun vaandel voeren.
15
BSc programma) en de uitbouw van verblijfsvoorzieningen. Het gehanteerde model is één College met twee vestigingsplaatsen (TU/e en UvT) die elk hun specifieke inkleuring hebben: science / engineering aan de TU/e en social sciences / humanities aan de UvT. Hierdoor wordt optimaal gebruik gemaakt van bestaande faciliteiten (voor practica, sport, ICT, bibliotheek, studie/studentenverenigingen, Studium Generale, etc.) terwijl daarnaast de interactie van het UC met de twee betrokken universiteiten het grootst is (dit zou niet het geval zijn bij een aparte, derde vestigingsplaats). Bij de vestiging aan de TU/e wordt een substantieel deel besteed aan de social sciences en humanities, bij de vestiging aan de UvT een substantieel deel aan de sciences en engineering. Hierdoor zal inbreng van beide universiteiten in de beide programma‟s gegarandeerd zijn en wordt voor studenten een intellectuele uitdaging van formaat gecreëerd. Visie Inhoudelijk waarborgt het UC inzicht in de grondslagen van de wetenschappen en in de samenhang tussen wetenschappen en samenleving. In plaats van zo vroeg en zo ver mogelijk te specialiseren in een bepaalde discipline en haar toepassingen biedt het UC aan breed getalenteerde, sterk gemotiveerde en international georiënteerde studenten de kans om de brug te slaan tussen „arts‟, „humanities‟, „social sciences en „natural sciences ‟, door het ontwerpen van technologische mogelijkheden, publieke ruimten en sociale infrastructuren.6 Het geeft gestalte aan het credo van Nussbaum7 dat (a) deze typen van „weten‟ en wetenschap door één en dezelfde kritische geest bepaald worden en dat (b) deze uiteindelijk zelf weer bepalend is voor duurzame sociaal-economische zowel als democratische en culturele ontwikkelingen.8 Onderwijskundig is er - naast op kennisverwerving gerichte werkvormen - veel ruimte voor werkvormen die gericht zijn op intellectuele en professionele competenties in een internationale context; veel teamwerk (inclusief „team teaching‟ door docenten van verschillende disciplines), veel interactie, veel ontwerp gerichte groepsopdrachten. „Ontwerp‟ is het didactische kernwoord, opgevat in intellectuele, vormgevende, technologische, bedrijfskundige, enz. zin. Het curriculum waarborgt integratie van natuur-, mens- en maatschappijwetenschappen en geleidelijke differentiatie in een aantal afstudeerstromen. Deze vormen een uitstekende voorbereiding op instroom in een brede waaier van masteropleidingen c.q. „graduate programs‟, ook in het buitenland. Qua persoonlijkheidsvorming is het UC veeleisend en intensief (hoge ambities, inzet en prestaties als norm; nominaal studeren verplicht) in een klimaat van persoonlijke aandacht. Het is mondiaal georiënteerd (gericht op wereldburgerschap en functioneren in een internationale, multiculturele context; internationale studentenpopulatie; voertaal Engels; inbreng van vooraanstaande visiting scientists van buitenlandse topuniversiteiten). Het biedt een geïntegreerde studie- én leefgemeenschap (on campus residential services) met een evenwichtige M/V-verhouding (minimaal 40% vrouwen). IJkpunten Uit bovenstaande visie kunnen reeds een aantal ijkpunten voor beoordeling op middellange termijn afgeleid worden. Daaraan valt het onderstaande toe te voegen. Uitstraling en reputatie zullen zodanig zijn dat het UC tot ver buiten de eigen regio studenten kan aantrekken, ook uit het buitenland. Idealiter is er een 50-50% verhouding tussen Nederlandse en 6
Met de noemer „ontwerpen‟ wordt teruggegrepen op de oorspronkelijke betekenis van „arts‟ (technai), waarin het ambachtelijke aspect verweven is met het creatieve. Men kan spreken van zowel „technological engineering‟ (gangbaar), als „social engineering‟ (Roscoe Pound), van „the art of engineering‟ en „art as engineering‟. 7 Martha Nussbaum, Not for Profit. Princeton – Oxford, 2010, p. 7-10. 8 Vgl. Ook Herman Wijffels, Diesrede UvT, 19 nov. 2009.
16
buitenlandse studenten. Een specifieke doelgroep wordt gevormd door kinderen van buitenlanders in hoge posities in het Nederlandse bedrijfsleven. Dat veronderstelt nauwe banden met de international schools voor vwo in ons land en met de zogenaamde „English streams‟ binnen vwo-scholen. De ambitie aan TU/e-zijde is een jaarlijkse instroom van 175 studenten en een rendement van 85% binnen vier jaar (dus een jaarlijkse uitstroom van 150 hoogwaardige bachelors). Het streefgetal aan UvT-zijde ligt intussen op 175 bekostigde studenten per jaar in 2012 (break-even points?).9 Het UC zal sterk maatschappelijk verankerd zijn in de regio. Men denke met name aan het ecosysteem Brainport (wisselwerking tussen kenniscentra en internationaal georiënteerde high tech bedrijfsleven); stadsontwikkeling en natuurontwikkeling, mede in het kader van BrabantStad en de ecologische hoofdstructuur in Noord-Brabant; het regionale VWO onderwijs ; valorisatie via de publieke sector en de dienstensector. Deze maatschappelijke stakeholders worden in een Adviesraad vertegenwoordigd. Voorts biedt het UC topvoorzieningen voor studenten (on campus woon- en verblijfsfaciliteiten, state-of-the-art ICT-faciliteiten, bibliotheek, laboratoria, sportvoorzieningen, culturele en uitgaansvoorzieningen). De werving voor het UC (publiciteit, selectieprocedure, etc.) wordt tussen beide instellingen sterk gecoördineerd. Omvang investeringen Met de totstandbrenging van het beoogde UC (inclusief bijbehorende woon- en verblijfsaccommodaties) dat concurrerend is met Amsterdam, Utrecht, enz. zijn zeer omvangrijke investeringen gemoeid. Bovendien zal er gedurende meerdere jaren sprake zijn van forse aanloopverliezen als gevolg van het feit dat de reguliere eerstegeldstroombekostiging voor de bacheloropleiding binnen het College pas na jaren haar volle omvang bereikt. Verder zullen er blijvend extra middelen nodig zijn, bijvoorbeeld om een staf-studentratio van 1:15 te kunnen realiseren en om talentvolle jongeren door middel van beurzen of een leenstelsel te helpen hun opleiding (hoog collegegeld) en verblijf binnen het College te financieren. Al met al gaat het bij de TU/e om circa 25 miljoen euro start- en aanloopkosten, gespreid over een periode van circa vijf jaren, en structureel circa 1,5 miljoen euro op jaarbasis. Aan de UvT wordt momenteel reeds ongeveer 1,2 mln op jaarbasis geinvesteerd in het programma Liberal Arts & Sciences. Voor adekwate huisvesting van een volwaardige UC locatie wordt thans gedacht aan de aankoop van een representatief gebouw uit het Brabants erfgoed, waarvoor met een investering van 25 mln wordt gerekend te verbinden aan actielijn 1 uit de provinciale investeringsstrategie: grootschalige cultuurhistorische complexen. Het gaat daarbij om de ingebruikname van het gebouw Potentiaal op TU/e-terrein, en het herontwikkelen resp. aankopen van een kloostergebouw in Tilburg. Zonder extra overheidssteun op regionaal, provinciaal en landelijk niveau zal het College dan ook niet tot stand kunnen worden gebracht. Het College verdient die steun omdat het naadloos
9
Oorspronkelijk werd 130 geraamd. Dit is niet realistisch gebleken, mede door de sterke toename van het aantal beschikbaar gekomen plaatsen in Nederland.
17
aansluit bij de ambities van de overheden op de diverse niveaus met betrekking tot versterking van de kenniseconomie.10
10
Bij alle ons bekende UC‟s zijn met name de aanloop-investeringen in zeer aanzienlijke mate gedragen door overheden en bedrijfsleven. Dikwijls worden ook de structurele investeringen (b.v. de kosten van huisvesting voor studenten) gesubsidieerd voor een groot aantal jaren.
18
.
Bijlage 5
HOGER ONDERWIJSDOCUMENT BRABANT: SAMEN EXCELLEREN VOOR DE TOEKOMST VAN BRABANT! Investeringsprogramma 3: Internationalisering en jong talent Beurzenprogramma, Partners TU/e, UvT, Avans, Fontys, NHTV De opstellers van het Hoger onderwijsdocument zien allen het belang van internationalisering. Ten eerste is het voor de regio Noord-Brabant erg belangrijk dat er voldoende gekwalificeerde werknemers zijn en blijven. De vraag naar deze werknemers is echter groter dan het aanbod vanuit de Nederlandse markt, waardoor een tekort is ontstaan. Een belangrijke doelstelling van de Provincie Noord-Brabant in het programma “Dynamisch Brabant” is het behoud van kenniswerkers ten behoeve van het bedrijfsleven in de regio. Daarnaast hechten de onderwijsinstellingen veel belang aan een internationale onderwijsomgeving, ook voor hun Nederlandse studenten, zodat de studenten al tijdens hun studie leren om in een internationale setting te werken. Beurzen en liaisons De provincie heeft eerder middelen ter beschikking gesteld aan de TU/e en UvT voor beurzen en voor liaisons. Voor beide betrof het een bedrag van K€ 650, waarvan K€500 voor beurzen en K€150 voor liaisons, die bemiddelen bij het aantrekken en werven van internationaal toptalent. Inmiddels heeft de TU/e 14 beurzen beschikbaar zijn gesteld voor internationaal top-talent, waarvan de helft is betaald door de financiering van de provincie en de helft door het bedrijfsleven (ASML). Alle 14 bursalen commiteren zich aan het tekenen van een 3-jarig arbeidscontract bij het beursbedrijf, waardoor ze na hun studie voor de regio behouden worden. De kosten per beurs per student voor een 2-jarige masteropleiding zijn € 34.000. Daarnaast heeft de TU/e door de inzet van een liaison officer in China de instroom van Chinese studenten kunnen vergroten en de contacten in China kunnen verstevigen. Ook zijn de middelen ingezet om de relaties met nieuwe doellanden India en Mexico te verstevigen. De TU/e zag de afgelopen jaren een forse toename van de instroom van buitenlandse masterstudenten. In het collegejaar 2007-2008 startten er 106 internationale masterstudenten. In september 2010 zijn er 229 buitenlandse studenten aan hun masteropleiding begonnen. De UvT heeft 120 beurzen voor nationale toptalenten beschikbaar gesteld. De overige subsidie is besteed aan internationale marketing en werving. Op basis van deze eerdere succesvolle resultaten zouden de instellingen dit project graag uitbreiden met meer middelen die op dezelfde manier als hierboven wordt beschreven worden ingezet. 19
De instellingen vragen daarom jaarlijks beurzen voor internationaal top-talent beschikbaar te stellen voor een periode van vijf jaar. De instellingen matchen deze beurzen zo mogelijk met bedrijfsbeurzen. De TU/e zou met M€ 3.4 over een periode van vijf jaar 100 beurzen kunnen verstrekken, die bestaan uit een waiver voor het collegegeld en een bijdrage voor het levensonderhoud. Voor het inzetten van liaisons wordt uitgegaan van het aanstellen van één of meerdere personen per doelland / regio, afhankelijk van de mate van belang. Gedacht wordt hierbij aan het aanstellen van eigen alumni als liaison in hun thuisland op contractbasis (bijv. betaling per aangetrokken en toegelaten student bij een van de Nederlandse instellingen). Kosten voor één liaison voor een periode van 5 jaar zijn ongeveer K€ 400. De instellingen zullen bezien voor welke landen een liaison wenselijk is en verder bezien hoe hier gezamenlijk opgetrokken kan worden. Voorlopige kostenraming M€ 10 Career Center Middels een Career Center worden de uitstromende internationale studenten bij de start van hun loopbaan ondersteund. Hierdoor weten zij beter wat de mogelijkheden op de arbeidsmarkt in de regio zijn en welke bedrijven bij hen zouden passen. De kans is daardoor groter dat ze goed bemiddeld kunnen worden, waardoor top-talent voor de regio wordt behouden. Een Career Center bestaat dus uit twee onderdelen: Goede voorbereiding op de arbeidsmarkt: workshops, trainingen, individuele coaching en oefensollicitatiegesprekken, kiezen van een carrièreprofiel, speeddating met bedrijven. Daadwerkelijke plaatsing in de arbeidsmarkt: cv databank en een vacaturebank Voorstel is om te komen tot gezamenlijke Career Centers van de gezamenlijke instellingen in Eindhoven, Tilburg en Breda, om de beschikbare expertise zo optimaal mogelijk te in te zetten. Studenten van alle vijf instellingen uit Noord-Brabant kunnen op deze manier ondersteund worden en behouden blijven voor het regionale bedrijfsleven. Hiervoor is in totaal M€1 per Center nodig voor een periode van vijf jaar. Dit geld is nodig voor de inrichting van het Career Center, extra personeel voor het organiseren van workshops en begeleiding richting de arbeidsmarkt, organisatie van (netwerk)activiteiten, upgraden van de website en promotie van het Career Center. Uiteraard moeten de activiteiten van de verschillende Career Centers op elkaar worden afgestemd en moet zoveel mogelijk worden samengewerkt tussen de Centers. Nanjing De instellingen willen hiernaast specifiek de samenwerking met Nanjing versterken. Nanjing University en de TU/e zien voldoende basis zien samenwerking op het gebied van energie met een outreach naar de industrie in beide regio‟s. Het voorstel is dat de TU/e deze samenwerking als volgt voor de komende vijf jaar vormgeeft: - Exchange: 5 exchange studenten van Nanjing University per jaar komen voor een half jaar naar de TU/e en 5 exchange studenten van TU/e per jaar gaan een half jaar naar Nanjing University - Diploma-mobiliteit: 5 studenten van Nanjing University per jaar ontvangen een beurs om een masterprogramma aan de TU/e te komen doen, waarna het career center van de TU/e ze bemiddelt voor een baan in de regio. Deze beurzen worden, net als bij het voorstel hierboven, gematcht met beurzen van het bedrijfsleven, waardoor in totaal 10 studenten van Nanjing
20
University naar de TU/e zullen komen en bemiddeld worden voor een baan in de regio na hun afstuderen. - Staf-uitwisseling: 5 medewerkers van Nanjing University per jaar bezoeken TU/e voor een maand en 5 medewerkers van TU/e per jaar bezoeken Nanjing University voor een maand De UvT en de hogescholen gaan onderzoeken op welke manier zij bij deze samenwerking aan kunnen sluiten. De voorgestelde samenwerking tussen Nanjing University en TU/e kost M€ 1.25 voor een periode van vijf jaar.
21
Bijlage 6
HOGER ONDERWIJSDOCUMENT BRABANT: SAMEN EXCELLEREN VOOR DE TOEKOMST VAN BRABANT! Investeringsprogramma 4: Valorisatie en ondernemerschap Valorisatieplan West- en Midden-Brabant, Partners UvT, NHTV, Avans De partners11 van het Valorisatieplan West- en Midden-Brabant zien het realiseren van nieuwe bedrijvigheid als één van de belangrijkste middelen om hun bijdrage te leveren aan de ambitie van Brabant om in 2020 dé innovatieve topregio van Europa te zijn. Om nieuwe bedrijvigheid te realiseren dient er een excellent ondernemersklimaat te worden gecreëerd waarin ondernemerschap wordt gestimuleerd en ondersteund.
Om een excellent klimaat voor nieuwe bedrijvigheid te realiseren worden vele activiteiten en faciliteiten ontwikkeld die zijn verdeeld in een viertal pijlers. De vier pijlers vormen samen een keten die start bij het stimuleren van ondernemerschap tot en met het ondersteunen van groeiende ondernemingen.
Pijler 1 richt zich op het stimuleren van ondernemerschap. In deze pijler wordt voorlichting gegeven aan studenten van de deelnemende kennisinstellingen, maar ook aan andere geïnteresseerden uit de regio. Bovendien worden er door de drie deelnemende kennisinstellingen gemeenschappelijk onderwijsprogramma‟s ontwikkeld en uitgevoerd.
In pijler 2 worden startende ondernemers met een innovatief idee dat de potentie heeft om uit te groeien tot een volwaardige onderneming ondersteund. Deze ondersteuning bestaat uit faciliteiten en acties zoals huisvesting, pre-seedkapitaal, coaching, opleiding, individuele begeleiding en toegang tot kennis en faciliteiten.
De activiteiten die in pijler 3 worden ontwikkeld zijn het meest in het oog springend van dit Valorisatieplan . Binnen deze pijler wordt namelijk een organisatie opgericht (Transfer Office) die zich bezig gaat houden met het scouten, screenen en vercommercialiseren van producten, diensten en concepten die binnen de deelnemende kennisinstellingen zijn ontwikkeld. Hiertoe worden zaken als intellectueel eigendombeleid, proof of conceptfonds, octrooifonds en businessdevelopment ontwikkeld en uitgevoerd. 11
Universiteit van Tilburg, Avans Hogeschool, NHTV internationaal hoger onderwijs Breda, NV Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij, NV REWIN West-Brabant, Kamer van Koophandel Zuidwest-Nederland, Bosch Security Systems BV, Ericsson Telecommunicatie BV, Rabobank Breda
22
Tot slot worden in pijler 4 bedrijven die de startfase zijn ontgroeid ondersteund bij de verdere ontwikkeling. Binnen deze pijler worden door het Valorisatieplan geen nieuwe activiteiten ontwikkeld. Voor ondernemers die zich in deze fase bevinden wordt aansluiting gezocht bij andere initiatieven binnen de regio die reeds bestaan of in het kader van het Investeringsprogramma Essent worden ontwikkeld.
Het Valorisatieplan West- en Midden-Brabant ziet vooral kansen in de sectoren logistiek, procesindustrie, maintenance, leisure, zorg en creatieve industrie. Daarnaast zijn er mogelijkheden in nichemarkten zoals taaltechnologie, veiligheid en duurzame innovatie. In deze sectoren en markten wil de regio excelleren. Resultaat van alle activiteiten is het realiseren van 200 nieuwe bedrijven en 15 spin-offs vanuit de kennisinstellingen die samen leiden tot 600 arbeidsplaatsen en een bijdrage van 40 miljoen aan het Bruto Nationaal Product.
Begroting Valorisatieplan Het Valorisatieplan start in januari 2011 en heeft een looptijd van 6 jaar. De totale investering bedraagt ruim 15,1 miljoen € . Bij technopartner is in het kader van het Programma Valorisatieplan 5 miljoen € subsidie aangevraagd. De partners beogen 5,1 miljoen € bijeen te brengen. Aan de provincie wordt een bijdrage van 5 miljoen € gevraagd.
23