provincie groningen
! n a a g ind
W e d r o o V
Een praktijkproject over kleine windturbines in de gebouwde omgeving
Beleidsmonitoring
Beleidsmonitoring
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
Inhoudsopgave Inleiding 1. Situatieschets 1.1 Behoefte aan duurzame energie 1.1.1 Energieopwekking door fossiele brandstoffen 1.1.2 Duurzame energie 1.2 Windenergie 1.3 Kleine windturbines 1.4 Project “voor de wind gaan” 2. Ruimtelijk beleid provincies 2.1 Provincie als middenbestuur 2.2 Streekplan en provinciaal omgevingsplan 2.2.1 Streekplan 2.2.2 Provinciaal omgevingsplan ( POP ) 2.3 Vastleggen windenergiebeleid in de drie noordelijke provincies 3. Taak provincie op gebied van windenergie 3.1 Algemeen 3.2 Het BLOW-convenant 4. Windenergiebeleid drie noordelijke provincies 4.1 Friesland 4.1.1 BLOW Friesland 4.1.2 Beleid Friesland, Windstreek 2000 4.1.3 Evaluatie Windstreek 2000 4.1.4 Nieuwste ontwikkelingen 4.2 Groningen 4.2.1 BLOW Groningen 4.2.2 Beleid Groningen 4.2.3 Nieuwste ontwikkelingen 4.3 Drenthe 4.3.1 BLOW Drenthe 4.3.2 Beleid Drenthe 4.3.3 Nieuwste ontwikkelingen 4.4 Schematische weergave windenergiebeleid 5. Kleine windturbinebeleid drie noordelijke provincies 5.1 Friesland 5.1.1 Het kleine windturbinebeleid 5.1.2 Toekomst kleine windturbine(beleid) 5.2 Groningen 5.2.1 Kleine windturbinebeleid 5.2.2 Toekomst kleine windturbine(beleid) 5.3 Drenthe 5.3.1 Kleine windturbinebeleid 5.3.2 Toekomst kleine windturbine(beleid) 5.4 Schematische weergave kleine windturbinebeleid 6. Stand van zaken project “voor de wind gaan” Literatuurlijst Bijlage I Vragenlijsten Bijlage II Overzicht kleine windturbines 2
5 6 6 6 6 7 7 8 10 10 10 10 11 11 12 12 12 14 14 14 14 16 16 17 17 17 18 18 18 19 20 20 22 22 22 23 23 23 24 24 25 25 25 27 29 30 36
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
Samenvatting Dit rapport geeft een beschrijving van het beleid dat de drie noordelijke provincies voeren, of willen gaan voeren, met betrekking tot de kleine windturbine. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden omdat er nog veel onduidelijkheden bestaan over het beleid dat de drie noordelijke provincies voeren op het gebied van de kleine windturbine. Het zal tevens een beschrijving geven van hoe de provincies in de toekomst om willen gaan met de kleine windturbine. Voordat de resultaten van het onderzoek worden beschreven is een beschrijving gemaakt van het nut en doel van hetonderzoek naar kleine windturbines, de manier waarop windenergie- en ruimtelijk beleid wordt vormgegeven op provinciaal niveau, taak en aanpak van de provincie op het gebied van windenergie en het windenergiebeleid in de drie noordelijke provincies. Deze beschrijving heeft tot doel om het onderzoek naar het kleine windturbinebeleid van de drie noordelijke provincies te verduidelijken. De belangrijkste punten uit het beleid dat de drie noordelijke provincies voeren, of willen gaan voeren, met betrekking tot de kleine windturbine zijn hieronder kort samengevat: Friesland: • Voor de provincie Friesland bestaat er nog geen specifiek beleid voor kleine windturbines. Momenteel wordt het kleine windturbinebeleid vormgegeven door het planologisch afwegingskader. Dit houdt in dat per kleine windturbine een afweging wordt gedaan of deze in het landschap en de omgeving past. • De provincie wil voorkomen dat het hele buitengebied vol wordt gezet met kleine windturbines. In het verleden zijn namelijk in het buitengebied veel solitaire turbines geplaatst, hierdoor is het landschap op sommige plaatsen ernstig aangetast. Deze fout wil de provincie niet weer maken. Groningen: • Ook voor de provincie Groningen geldt dat er op dit moment nog geen specifiek beleid bestaat ten aanzien van de kleine windturbine. Deze wil men namelijk opstellen nadat men de nodige kennis en ervaring heeft opgedaan met het project “voor de wind gaan”. Op dit moment is het beleid van kleine windturbines, die op gebouwen worden geplaatst, eigenlijk afgestemd op het beleid zoals dat er is voor antennes op gebouwen. Dit beleid houdt kortweg in dat de hoogte van een kleine windturbine in verhouding moet staan met de omvang van het gebouw waar op deze wordt geplaatst. Voorwaarde hieraan is dat de kleine windturbine geen afbreuk mag doen aan het gebouw. Voor een kleine windturbine die niet op het dak wordt geplaatst geldt een maximale ashoogte van 15 meter. • Kleine windturbines dienen in de provincie Groningen in de toekomst een certificaat te hebben met betrekking tot de veiligheid om geplaatst te worden. Drenthe: • Kleine windturbines worden binnen de provincie gestimuleerd in het gebouwde gebied. Het is echter geen speerpunt in het Drentse energiebeleid. Dit komt vooral omdat er in de provincie Drenthe nog nooit politiek draagvlak is geweest voor windenergie. • Kleine windturbines zijn toegestaan in stedelijke kernen/stadsrandzones, grote dorpskernen en op bedrijventerreinen. Daarentegen zijn kleine windturbines niet toegestaan in het landelijke gebied van de provincie. Het komt er dus op neer dat kleine windturbines zijn toegestaan op plekken waar al de nodige verstoring aanwezig is. • Wat betreft maximale hoogtes, geluidhinder etc. bestaan er in provincie Drenthe en het POP nog geen specifieke regels.
3
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
Voorwoord Het rapport is geschreven in het kader van de stage die tussen 30 januari en 14 april is gelopen bij KNN Milieu in Groningen. De stage is onderdeel van het derde studiejaar van de studie Milieumanagement aan het Van Hall Instituut in Leeuwarden. Deze stageplaats is mogelijk gemaakt dankzij dhr. Bottema en hiervoor wil ik hem dan ook bedanken. Tevens wil ik KNN Milieu bedanken voor de mogelijkheid om stage te lopen bij het bureau. KNN Milieu is een bureau die projecten in Noord Nederland met name op het gebied van energie en klimaat uitvoert. Het bedrijf voert voor overheden, kennisinstellingen, bedrijven en maatschappelijke organisaties allerlei projecten uit. Onderdeel van de stage bij KNN milieu was het schrijven van dit rapport over het beleid dat de drie noordelijke provincies voeren, of in de toekomst willen gaan voeren, betreffende kleine windturbines. Dankzij de medewerking van de drie noordelijke provincies is geprobeerd om via dit rapport hier antwoord op te geven. Het ontstaan van dit rapport komt voort uit de persoonlijke interesse in zowel kleine windturbines als beleidsvoering.
4
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
Inleiding De vraag naar duurzame energie wordt steeds groter. Energieopwekking door verbranding van fossiele brandstoffen leidt namelijk tot steeds grotere problemen voor het milieu. Tevens raken de fossiele brandstoffen langzamerhand op. Windenergie is een vorm van duurzame energie die als alternatief voor fossiele brandstoffen kan worden gebruikt. Maar windturbines hebben enkele nadelen. De windturbine wordt namelijk vooral gezien als ”horizonvervuiler” in het landschap. De mensen vinden windenergie goed maar willen liever geen grote windturbine in het landschap van de leefomgeving zien. Dit blijkt de voornaamste reden te zijn waarom grote windturbines niet op een grotere schaal in het landschap zijn geplaatst. Dit is een van de redenen dat wordt gekeken naar de mogelijkheid van kleine windturbines. Deze leveren duurzame energie maar worden als minder hinderlijk in het landschap ervaren.Tevens is de kleine windturbine uitermate geschikt voor het stedelijk gebied, dit in tegenstelling tot de traditionele windturbine. Sommige typen kleine windturbines kunnen zelfs op het dak worden geplaatst. Dit is dan ook de reden waarom de drie noordelijke provincies zijn gestart met het project “voor de wind gaan”. Op deze manier willen zij ervaring opdoen met de nieuwste ontwikkeling op het gebied van windenergie. Dit alles zal worden beschreven in de situatieschets van hoofdstuk 1. Dit rapport bestrijkt een klein gedeelte van het project “voor de wind gaan”. In dit rapport zal worden gekeken naar het beleid dat de drie noordelijke provincies voeren, of in de toekomst willen gaan voeren, betreffende kleine windturbines. Doordat de kleine windturbine een nieuwe ontwikkeling is, zijn er nog veel onduidelijkheden omtrent het beleid van de provincies over dit onderwerp. Immers voldoet de beleid en regelgeving van een kleine windturbine niet aan het bestaande beleid van de grote windturbines. Daarom wordt getracht via dit rapport het (toekomstige) beleid helder in kaart te brengen. Voordat dit in kaart wordt gebracht worden in hoofdstuk 2 en 3 het ruimtelijk beleid en de taken van de provincies op het gebied van windenergie beschreven. Deze hoofdstukken hebben tot doel om de rol van de provincie binnen windenergie te verduidelijken voordat antwoord wordt gegeven op de hoofdvraag. In hoofdstuk 4 is een beschrijving van het windenergiebeleid in de drie noordelijke provincies gemaakt. Na het windenergiebeleid wordt als laatste in hoofdstuk 5 de hoofdvraag en doelstelling van het rapport beantwoord. Namelijk het beleid van de drie noordelijke provincies voeren met betrekking tot de kleine windturbine. Deze is in kaart gebracht door middel van een vragenlijst die is opgesteld voor de provincies. Deze vragenlijst is terug te vinden in de bijlagen. De hoofdvraag luidt als volgt: “Wat is het beleid dat de drie noordelijke provincies voeren, of in de toekomst willen gaan voeren, met betrekking tot de kleine windturbine?” De deelvragen binnen het rapport zijn: • • • •
Waarom wordt er onderzoek gedaan naar kleine windturbines? Hoe wordt windenergie- en ruimtelijk beleid vormgegeven op provinciaal niveau? Wat zijn de taken van de provincie op het gebied van windenergie? Wat is het windenergiebeleid in de drie noordelijke provincies?
5
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
1. Situatieschets “Verduidelijking van het nut en doel van (onderzoek naar) kleine windturbines” In de situatieschets wordt geprobeerd om de plek van de kleine windturbine weer te geven in het streven naar het opwekken van duurzame energie. Op deze manier wordt geprobeerd om het nut en doel van (onderzoek naar) de kleine windturbine te verduidelijken. Als laatste zal in dit hoofdstuk de positie worden beschreven van dit rapport, die het inneemt ten opzichte van het project “voor de wind gaan” van de drie noordelijke provincies. 1.1 Behoefte aan duurzame energie 1.1.1 Energieopwekking door fossiele brandstoffen De aarde wordt verwarmd door de zon. Een gedeelte van de zonnestraling wordt door de atmosfeer terug de ruimte in gekaatst, een ander deel wordt omgezet in warmte op aarde. Ook deze warmte verdwijnt gedeeltelijk de ruimte in. Natuurlijke broeikasgassen, zoals waterdamp en CO2, zorgen ervoor dat de warmte die de aarde uitstraalt gedeeltelijk wordt teruggekaatst; deze gassen leggen een warme deken om de aarde. Dit noemt men het broeikaseffect. Zonder deze gassen zou de gemiddelde temperatuur van de aarde zo’n 30 graden lager liggen. Dit proces wordt het “natuurlijk broeikaseffect” genoemd. Echter vindt op dit moment energieopwekking vooral plaats door het verbranden van fossiele brandstoffen. Stoffen zoals kolen, gas en olie worden verbrand om energie op te wekken. Maar het verbranden van deze stoffen leidt er toe dat de hoeveelheid broeikasgassen in de lucht toe neemt. Deze broeikasgassen, waarvan CO2 een van de belangrijkste is, versterken het broeikaseffect. Het gevolg hiervan is dat het klimaat veranderd, de kringloop van de gassen in de atmosfeer is uit balans. Dit vormt een bedreiging voor mens en natuur. Tevens is het zo dat de fossiele brandstoffen langzamerhand aan het opraken zijn. Om de energiebehoefte ook voor de toekomst veilig te stellen, is het dus belangrijk om alternatieve technieken voor energieopwekking te ontwikkelen. Het is dus wel duidelijk dat er steeds meer behoefte is aan een duurzame manier van opwekken van energie. 1.1.2 Duurzame energie Er is steeds meer behoefte aan een schone en onuitputtelijke vorm van energieopwekking, die geen schade toebrengt aan het milieu. Kortom duurzame energie. Zeker als men nagaat dat vanaf de jaren ‘60 het milieu een steeds belangrijkere rol is gaan spelen in het leven van de mens. Daar is alle reden voor. Immers, een gezond milieu is van groot belang voor de leefomgeving. Nadat het Brundtland-rapport, in het jaar 1987, verscheen is deze denkwijze tot stand gekomen. Het Brundtland-rapport is het verslag van de Wereld Commissie voor Milieu en Ontwikkeling, ingesteld door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Hier is het begrip duurzame ontwikkeling algemeen bekend geworden. Duurzame ontwikkeling wordt gedefinieerd als: “duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheid in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien”. Enkele vormen van duurzame energie die als een vorm van duurzame ontwikkeling worden gezien zijn: windenergie, zonne-energie en het energie opwekken uit biomassa. Duurzame energie is onuitputtelijk. Dit in tegenstelling tot de voorraden van met name olie en gas die binnen enkele decennia zullen opraken. De Nederlandse overheid streeft dan ook naar meer productie van duurzame energie. De doestelling van de Nederlandse overheid is om 10% van alle verbruikte energie in Nederland in 2020 duurzaam op te wekken. Een laatste argument voor het opwekken van meer duurzame energie is dat duurzame energie tot een verminderde afhankelijkheid van olieproducerende landen lijdt. 6
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
1.2 Windenergie Een vorm van duurzame energie is windenergie. De energie wordt opgewekt met behulp van windturbines. De wind brengt de wieken van een windturbine in beweging. Deze beweging zorgt ervoor dat de generator in de turbine, een soort dynamo, wordt aangedreven. Deze generator produceert vervolgens de stroom. Nederland is qua geografische ligging erg geschikt om energie op te wekken door middel van windturbines. Windrijke depressies ontstaan boven de Atlantische oceaan en de Noordzee en trekken via een zuidwestelijke stroming vaak over ons land. Ook zijn de kustprovincies erg vlak en open, zo waait het aan de kust vrij constant met een behoorlijke kracht. Eind 2005 stonden in Nederland dan ook ruim 1700 windturbines opgesteld met een gezamenlijk vermogen van meer dan 1200 MW (MW = 1 miljoen Watt). Deze windturbines leveren per jaar ruim 1.850.000.000 kWh aan elektriciteit. Dit is genoeg om circa 600.000 huishoudens van stroom te kunnen voorzien. Windenergie leverde in het jaar 2005 dan ook 37 procent van de totale duurzame energieproductie. Dit is 1,6 procent van het totale energieverbruik in Nederland (www.vrom.nl). De doelstelling op het gebied van windenergie is om een vermogen van 1500 megawatt op land te realiseren in het jaar 2010. Tevens zouden mogelijkheden van windenergie op zee kunnen worden benut. “Waarom wordt energie dan niet op een grotere schaal door windturbines opgewekt”? Windenergie is een schone vorm van energie opwekking en omdat er altijd wind is kan het nooit opraken. Waarom wordt er dan niet op een grotere schaal energie door windturbines opgewekt? Dit komt doordat er nog een aantal nadelen zitten aan de grote windturbines. De twee voornaamste nadelen zijn: • Kosten: Ten opzichte van fossiele brandstoffen is het opwekken van elektriciteit via windturbines nog relatief duur. De verwachting is echter wel dat windturbines in de toekomst efficiënter elektriciteit kunnen opwekken. De prijs van deze elektriciteit ligt op dit moment dus hoger dan “grijze” stroom. Dit wordt momenteel grotendeels door subsidies opgevangen • Landschapsvervuiler: Het belangrijkst nadeel van de windturbine is dat de turbine als een groot landschapsvervuiler wordt gezien. De grote windturbine levert de gewenste duurzame energie op maar wordt als horizonvervuiler in het landschap gezien. Veel mensen vinden namelijk windenergie erg goed en nuttig maar willen liever geen grote windmolen in het landschap van de leefomgeving zien. Dit wordt ook wel het NIMBY (Not In My BackYard) effect genoemd. De windturbines hebben in de ogen van de mensen een te groot effect op de landschaps- en natuurwaarden van een gebied. Het plaatsen van een windturbine levert hierdoor vaak grote weerstand op bij de plaatselijke bevolking. Hierdoor zijn veel gemeenten huiverig voor het plaatsen van windturbines, doordat de gemeente weet dat dit tot grote weerstand en kritiek zal leiden. Concluderend kan men stellen dat aan de ene kant de klassieke windturbines zorgen voor een verminderende milieuvervuiling, meer onafhankelijkheid van olieproducerende landen en voor een duurzame oplossing voor energie opwekking. Maar dat anderzijds de windturbine voornamelijk als een grote landschapsvervuiler in het landschap wordt gezien. Dit blijkt de voornaamste reden te zijn waarom grote windturbines niet op een grotere schaal in het landschap zijn geplaatst. 1.3 Kleine windturbines Doordat de “grote” windturbine als landschapsvervuiler wordt gezien (en de beleid en regelgeving hierop is aangepast) is gekeken naar de mogelijkheid van kleine windturbines. De kleine windturbine is een nieuwe ontwikkeling op het gebied van windenergie. Maar doordat het een nieuwe ontwikkeling is zijn er 7
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
ook nog veel onduidelijkheden. Zo zijn er nog onduidelijkheden omtrent deze windturbines op het gebied van: Beleid en regelgeving, technisch en financieel rendement, sociale aspecten en veiligheid. Op deze gebieden kan nog veel kennis en ervaring worden opgedaan. Kleine windturbines zijn in tegenstelling tot de traditionele windturbines in mindere mate horizonvervuilend maar leveren toch duurzame energie op. Tevens is de kleine windturbine geschikt voor het stedelijk gebied, dit in tegenstelling tot de grote windturbine. Enkele types van de kleine windturbine kunnen namelijk zelfs op het dak worden geplaatst. Hierdoor kan windenergie ook in het stedelijk gebied worden opgewekt. Wel moet worden opgemerkt dat kleine windturbines, op dit moment, in vergelijking met de traditionele windturbine nog weinig energie opleveren. De kleine windturbine moet wat betreft de bijdrage in de energie ofwel de elektriciteitsvoorziening worden vergeleken met zonnepanelen. Een andere belangrijke rol voor de kleine windturbine is momenteel weggelegd in de acceptatie van windenergie. In de toekomst zou de kleine windturbine windenergie beter bespreekbaar kunnen maken. Er zijn verschillende typen kleine windturbines. De verschillende typen zijn geschikt voor verschillende locaties en situaties. Zo zijn er types die in de architectuur van een huis kunnen worden opgenomen (zie figuur 1, windside). Een ander type kleine windturbine kan als een soort van “verkleinde” vorm van de traditionele windturbine worden gezien (zie figuur 2, Fortis Montana). Door verschillen in vermogens, verschillen ook de opbrengsten van de verschillende types kleine windturbines. Zo levert de windside circa 900 kWh op. Een Fortis Montana levert circa 7000 kWh kW per jaar op, het gemiddelde energieverbruik van ongeveer twee huishoudens op jaarbasis. Voordat een kleine windturbine wordt geplaatst zal eerst een bouwvergunning en soms een milieuvergunning moeten worden aangevraagd. Voor de bouwvergunning zijn aspecten als: bestemmingsplan, welstandscriteria, stedenbouwkundige bepalingen, bouwbesluit en bouwverordening van belang. De milieuvergunning moet ervoor zorgen dat kleine windturbines niet teveel hinder opleveren voor de omgeving. In de milieuvergunning worden voorschriften opgenomen op het gebied van: veiligheid; geluid en hinder. Als aan al deze punten kan worden voldaan kan de kleine windturbine worden geplaatst.
Figuur 1.) KWT type windside, architectonisch opgenomen
Figuur 2.) KWT type Fortis Montana
1.4 Project “voor de wind gaan” Zoals gebleken is uit paragraaf 1.3 is er nog veel onduidelijkheid over de nieuwste ontwikkeling op het gebied van windenergie, de kleine windturbine. Zo ook in de drie noordelijke provincies. In dit kader is het project “voor de wind gaan” in januari 2004 gestart, waarbij de provincies Groningen, Friesland en Drenthe samen met de fabrikanten de toepassing van kleine windturbines in Noord Nederland willen 8
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
vergroten. Ook zijn bij het project Senter Novem, het Van Hall Business Center en KNN Milieu betrokken. Bij het project worden 22 kleine windturbines geplaatst, waarvan enkele al zijn geplaatst, in de drie noordelijke provincies. Op deze manier wil men ervaring opdoen in deze vorm van duurzame energieopwekking. De provincies zijn tot dit initiatief gekomen doordat ze het gebruik van duurzame energie in de provincies willen stimuleren. De projectdoelstelling voor het project “voor de wind gaan” luidt: “Het in een praktijksituatie onderzoeken van de perspectieven voor meerdere types (kleine) windturbines in de gebouwde omgeving onderverdeeld naar landelijk gebied, woonomgeving en bedrijventerreinen”. Zoals gezegd zijn er veel onduidelijkheden op het gebied van: • Beleid en regelgeving: Bij beleid en regelgeving moet onderscheid worden gemaakt tussen de provincie en gemeente. Op provinciaal niveau is het de vraag wat de rol en het beleid is van de provincies bij het plaatsen van een turbine. Op gemeentelijk niveau zullen bijvoorbeeld de vergunningverlening en toetsing aan het bestemmingsplan moeten worden onderzocht. • Technisch en financieel rendement: Hoe zit het met de verhouding tussen de kosten en de baten als een kleine windturbine wordt geplaatst in de betreffende provincies? • Sociale aspecten: Inzicht krijgen in de houding en de mening van de mensen tegenover de kleine windturbine in de omgeving van een geplaatste windturbine. • Veiligheid: In hoeverre is de kleine windturbine een gevaar voor mens en/of dier? Via het project probeert men antwoord te krijgen op deze onduidelijkheden. Er wordt op deze manier geprobeerd om de broodnodige ervaring op te doen over de kleine windturbine. Deze ervaringen zijn nodig om over de perspectieven van kleine windturbines in de drie noordelijke provincies te kunnen oordelen. Dit rapport zal zich voornamelijk richten op de beleid en regelgeving van de drie noordelijke provincies. Het zal daardoor een klein stukje bestrijken van het project “voor de wind gaan”. Het rapport is onderdeel van de voorbereidende fase (zie figuur 3). Uit dit figuur kan worden afgeleid op welk moment op een bepaald gebied ervaringen kunnen worden opgedaan. Voordat een kleine windturbine wordt geplaatst zal eerst de fase van beleid en regelgeving moeten worden doorlopen. Nadat een kleine windturbine is geplaatst begint de uitvoerende fase, deze zal circa een jaar duren. Er kan dan kennis en ervaring worden opgedaan op de verschillende gebieden. In de fase van beleid en regelgeving bestaan echter nog vele onduidelijkheden. Vandaar dat in dit rapport geprobeerd wordt om het (toekomstig) kleine windturbinebeleid te beschrijven. Deze hoofdvraag zal verder worden uitgewerkt in hoofdstuk 5.
Figuur 3.) Fasen waarin ervaringen kunnen worden opgedaan over de kleine windturbine
9
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
2. Ruimtelijk beleid provincies “Hoe windenergie- en ruimtelijk beleid wordt vormgegeven op provinciaal niveau” Het ruimtelijk beleid wordt in Nederland bepaald op drie bestuursniveaus, namelijk door: het Rijk, de provincies en de gemeenten. Het Rijk bepaalt haar ruimtelijk beleid vooral via planologische kernbeslissingen. Deze bevatten de landelijke regels en visie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Het beleid van het Rijk vormt vervolgens weer de richtlijn voor het opstellen van provinciaal beleid. Het provinciaal ruimtelijk beleid wordt opgenomen in het streekplan of het provinciaal omgevingsplan van een provincie (zie Hoofdstuk 2.2). Vervolgens wordt het ruimtelijk beleid van de provincie weer als richtlijn gebruikt voor het invullen van het beleid op gemeentelijk niveau. Het ruimtelijk beleid wordt op gemeentelijk niveau ingevuld via bestemmingsplannen of structuurplannen. Zo beoordeelt het provinciebestuur of de bestemmingsplannen van de gemeenten overeenkomen met de streekplannen die de provincie heeft opgesteld. Kortom de plannen die worden opgesteld zullen op een lager bestuurlijk niveau in acht moeten worden genomen. Het hogere bestuursniveau dient hier controle op te houden. 2.1 Provincie als middenbestuur De provincie vult de plannen van het Rijk op provinciaal niveau verder in. Zo moet bijvoorbeeld een planologische kernbeslissing van het Rijk in het streekplan worden opgenomen. In het streekplan is hier weer iets nauwkeuriger (maar wel indicatief ) beleid over opgenomen. Vervolgens wordt dit weer gedelegeerd naar de gemeenten. Waar in het bestemmingsplan nauwkeurig is beschreven wat het beleid gaat inhouden voor de gemeente. Kortom wordt in het Nederlandse beleid de provincie gezien als het “middenbestuur”. De provincie speelt als middenbestuur een belangrijke rol in de afstemming van beleid tussen de verschillende bestuursniveaus. De provincie functioneert als een soort van bemiddelaar tussen het Rijk en de gemeenten. 2.2 Streekplan en provinciaal omgevingsplan Om de toekomstige ontwikkeling van de provincie of een deel van de provincie in kaart te brengen wordt een streekplan of een provinciaal omgevingsplan ontwikkelt. In het streekplan of provinciaal omgevingsplan wordt het ruimtelijk beleid dat de provincies willen gaan voeren vastgesteld. Ook is er vaak ruimte vrijgemaakt in deze documenten voor het beschrijven van het windenergiebeleid van een provincie. 2.2.1 Streekplan Aan de hand van planologische kernbeslissingen van het Rijk stellen de provincies streekplannen op. Een streekplan geeft globaal aan hoe de toekomstige ontwikkeling van een gebied eruitziet. In een streekplan geeft de provincie globaal aan waar landbouw, natuur en recreatie mogen komen en waar er ruimte is voor kantoren, huizen, bedrijfsterreinen en wegen. Het opstellen van het streekplan gebeurt door de Gedeputeerde Staten, dit is het dagelijkse bestuur van een provincie. Bij het opstellen van het streekplan vragen de Gedeputeerde Staten advies aan de provinciale planologische commissie (PPC). De PPC is een via de Wet op de Ruimtelijke Ordening ingesteld advies- en overlegorgaan. Deze commissie heeft als doel om de provincie te adviseren omtrent ruimtelijke ontwikkeling. Nadat PPC advies heeft gegeven aan de provincie stellen de Gedeputeerde Staten voor één of meer delen van de provincie, of voor de gehele provincie een streekplan op. Hierbij zullen belangrijke maar ook moeilijke keuzes moeten worden gemaakt. Waar wordt er bijvoorbeeld wel of niet gekozen voor windenergie? Elke tien jaar moet het streekplan 10
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
worden herzien ook zal het elke vier jaar worden moeten worden geëvalueerd. Een streekplan is niet direct juridisch bindend voor burgers. Maar het speelt vooral een belangrijke rol in de afstemming van landelijk, provinciaal en gemeentelijk beleid. Het streekplan kan dus worden gezien als richtsnoer bij structuurplannen en als toetsingskader bij het vaststellen van een nieuw of gewijzigd bestemmingsplan, bijvoorbeeld om de oprichting van windturbines op een bepaalde locatie mogelijk te maken. Wanneer bestemmingsplannen afwijken kan dat een aanleiding zijn voor de provincie om goedkeuring te onthouden van het bestemmingsplan. Betreffende windenergie nemen veel provincies het windenergiebeleid specifiek op in het streekplan. Ook worden vaak mogelijke windlocaties in het streekplan opgenomen. 2.2.2 Provinciaal omgevingsplan ( POP ) Een nieuwer instrument voor de provincies is het provinciaal omgevingsplan. Hierbij is het streekplan geïntegreerd met het provinciaal waterhuishoudingsplan, het provinciaal milieubeleidsplan en het mobiliteitplan. Op deze manier ontstaat er één provinciaal omgevingsplan, kortweg POP. Een voordeel hiervan is dat verschillende beleidsvelden op deze manier makkelijker op elkaar kunnen worden afgestemd. Een aantal provincies heeft al gekozen voor deze integrale aanpak. Deze hebben op dit moment het streekplan al vervangen door het provinciaal omgevingsplan, waaronder de provincies Groningen en Drenthe. 2.3 Vastleggen windenergiebeleid in de drie noordelijke provincies Deze paragraaf zal kort weergeven in welke documenten het windenergiebeleid is vastgelegd in de drie noordelijke provincies. In deze documenten kan het windenergiebeleid dat de drie noordelijke provincies voeren worden teruggevonden. Het windenergiebeleid van de drie noordelijke provincies zal verder worden beschreven in hoofdstuk 4. Een beschrijving van het kleine windturbinebeleid is terug te vinden in hoofdstuk 5. • Friesland: Friesland heeft haar windenergiebeleid vastgelegd in een afzonderlijk streekplan, Windstreek 2000. Elk jaar wordt er verslag gedaan van windstreek 2000. In dit jaarlijkse verslag staat onder andere in hoeverre het beleid en doelstellingen die zijn opgesteld in dit streekplan zijn behaald. In december 2005 hebben Provinciale Staten de kaders voor de evaluatie vastgesteld. Aan de hand van deze kaders zal een evaluatie worden uitgevoerd. De verwachting is dat daar eind april 2006 mee begonnen zal worden. Na de evaluatie zal ook duidelijk worden of het nodig zal zijn om Windstreek 2000 te herzien. • Groningen: Provincie Groningen heeft het windenergiebeleid vastgelegd in het Provinciaal Omgevingsplan van het jaar 2000. De provincie is bezig met het verlengen van het provinciale omgevingsplan, het POP I van 2000 door het POP II van 2005. POP II is een voortzetting van POP I. Het voorontwerp was van 16 januari tot 13 maart beschikbaar voor inzage. Maar halverwege het jaar 2006 zal men beginnen met het ontwikkelen van POP III. Hierin zullen ook nieuwe beleidsontwikkelingen met betrekking tot windenergie worden meegenomen. • Drenthe: Het windenergiebeleid van Drenthe is beschreven in het tweede Provinciaal Omgevingsplan, POP-II. Ook in de Nota Energiebeleid is aandacht geschonken aan het windenergiebeleid van de provincie. Hier staat het energiebeleid van de provincie Drenthe in beschreven voor de periode 2006 tot 2010. Het komt er op neer dat in het POP het windenergiebeleid is uitgestippeld.Dit is vervolgens nader uitgewerkt in de Nota Energiebeleid.
11
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
3. Taak provincie op gebied van windenergie “Taak (BLOW) en aanpak van de provincies op gebied van windenergie” De provincies van Nederland hebben verschillende taken op het gebied van windenergie. Deze zullen in dit hoofdstuk worden beschreven. 3.1 Algemeen Het windenergiebeleid kan in de provincies op verschillende manieren worden uitgevoerd. Zo hanteren sommige provincies een top/down-aanpak, waarbij de provincie de verantwoordelijkheid en taken in eigen handen houden. Andere provincies hebben juist voor een tegenovergesteld beleid gekozen en laten gemeenten en samenwerkingsverbanden de plannen maken betreffende het windenergiebeleid. Zeker is wel dat de provincie “als middenbestuur” de taak heeft om informatie en beleid als een soort doorgeefluik door te geven aan het Rijk en de gemeente. De Provincie dient controle te houden op gemeenten door deze te toetsen of zij het beleid op een juiste manier doorvoeren naar het gemeentelijke niveau. De belangrijkste taak voor de provincies is het behalen van het aantal MW windenergie dat per provincie is vastgesteld. Deze taak is vastgesteld om het opgestelde windvermogen in Nederland te vergroten. Deze doelstelling is door de provincies vastgelegd bij het ondertekenen van de Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie, kortweg BLOW. 3.2 Het BLOW-convenant Het BLOW-convenant is een overeenkomst die gesloten is tussen het Rijk, de provincies en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Dit convenant is gesloten in juli 2001 en heeft vooral tot doel om windenergie in de Nederlandse provincies te stimuleren. De overeenkomst is ontstaan doordat de groei van het opgestelde windvermogen tegenviel. Vastgelegd is dat aan het einde van het jaar 2010 in totaal 1500 MW aan windvermogen moet zijn opgesteld in de Nederlandse provincies. Per provincie is in het convenant vastgelegd hoeveel MW deze moet gaan produceren. Voor de verdeling van de landelijke taakstelling van 1500 MW over de provincies is gekeken naar het al aanwezige opgestelde vermogen, inschattingen omtrent plaatsingsmogelijkheden per provincie en geografische kenmerken van de verschillende provincies.Voor de drie noordelijke provincies betekend dit dat: Friesland 200 MW, Groningen 165 MW en Drenthe 15 MW voor 2010 moet gaan opstellen, (zie figuur 4). Zoals duidelijk wordt uit figuur 4 heeft iedere provincie een duidelijke taak gekregen in het ontwikkelen van windenergie. Behalve de doelstellingen verplichtte het BLOW-convenant ook dat de provincies in een Plan van Aanpak moeten aangeven op welke wijze zij hun taakstelling denken te realiseren. Het Plan van Aanpak geeft een inzicht in de activiteiten die moeten lijden tot ontwikkeling van locaties voor windturbines. Maar ook de wijze van samenwerking met gemeenten en marktpartijen moet hierin worden beschreven. In de tussenevaluatie van BLOW in 2005 werd duidelijk dat de landelijke taakstelling van 1500 MW al voor ongeveer tweederde (ca. 1100 MW) was gerealiseerd. Uit onderzoek kan worden geconcludeerd dat de landelijke taakstelling van 1500 MW in 2010 wel gehaald zal worden. Het BLOW-convenant heeft kortom een belangrijke stimulans gegeven aan de provincies om planologische ruimte te reserveren voor windenergie. De kleine windturbine zal echter maar een minieme bijdrage kunnen leveren aan de realisering van de BLOW-doelstelling. Dit doordat er nog niet op grote schaal gebruik wordt gemaakt van de kleine windturbine. Tevens heeft de kleine windturbine een kleine opbrengst in vergelijking met de traditionele windturbine. Hierdoor kan de kleine windturbine, op dit moment, nog geen grote bijdrage leveren aan de BLOW-doelstelling. 12
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
figuur 4.) Te produceren aantal MW per provincie
13
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
4. Windenergiebeleid drie noordelijke provincies “Het windenergiebeleid dat de drie noordelijke provincies voeren” Dit hoofdstuk zal een beschrijving geven van het windenergiebeleid in de drie noordelijke provincies. Aan het einde van dit hoofdstuk is het windenergiebeleid van de provincies schematisch weergegeven. Op deze manier wordt geprobeerd om op een zo’n overzichtelijke manier het beleid van de drie noordelijke provincies weer te geven. Er zullen ook op deze wijze overeenkomsten en verschillen in het beleid zichtbaar worden gemaakt. In dit hoofdstuk wordt de kleine windturbine buiten beschouwing gelaten, het beleid van de kleine windturbine in de drie noordelijke provincies is beschreven in hoofdstuk 5. 4.1 Friesland 4.1.1 BLOW Friesland De landelijke doelstelling van BLOW is, zoals vermeld in hoofdstuk 3, op 1500 MW vastgesteld. Dit betekent voor de provincie Friesland dat zij 200 MW aan windenergie moeten gaan produceren in het jaar 2010. Deze 200 MW zou met name door het Interprovinciaal Project Windpark Afsluitdijk (IPWA) moeten worden gerealiseerd. Dit project zou maarliefst 150 MW aan windenergie voor de provincie Friesland opleveren. Op een andere wijze lijkt de BLOW-doelstelling voor Friesland in 2010 niet haalbaar. Daarom is in de BLOW specifiek voor het niet doorgaan van het IPWA een voorbehoud gemaakt. Namelijk als het IPWA niet wordt gerealiseerd mag Friesland voldoen met het plaatsen van 50 MW aan windenergie in 2010. Recentelijk is echter gebleken dat er geen meerderheid in de Tweede Kamer zal zijn voor realisatie van het IPWA. Daarom is voorlopig afgezien van het realiseren van het IPWA. Hierdoor blijft er eerst een BLOW doelstelling over van 50 MW voor Friesland. Aan deze doelstelling is op dit moment overigens al ruim voldaan, in december 2005 was al voor 121 MW aan windenergie opgesteld in de provincie Friesland (zie figuur 5). Maar de ambitie van de provincie Friesland ligt echter hoger. De provincie wil meer opgesteld windvermogen realiseren. Het gaat dan om acties om opschalingclusters te realiseren en om plaatsing van solitaire molens, op bedrijventerreinen, mogelijk te maken. De provincie wil hierbij uiterst zorgvuldig te werk gaan omdat ze het Friese landschap niet willen aantasten.
Gerealiseerd windvermogen (MW)
R ealis atie W indenergie F ries land 140 120 100 80 60 40
figuur 5.) Gerealiseerd windvermogen Friesland ten opzichte van de taakstelling. Opgemerkt moet worden dat de taakstelling, door het voorlopig niet doorgaan van IPWA, momenteel 50 MW i.p.v 200 MW is.
20 0
2000
2002
2004
Doelstelling 2010
Jaar
4.1.2 Beleid Friesland, Windstreek 2000 Het beleid van de provincie is er vooral op gericht om het opwekken van windenergievermogen op een 14
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
voor het landschap aanvaardbare manier mogelijk te maken. De provincie is zich er namelijk van bewust dat windturbines het landschap aantasten. Volgens de provincie heeft het beleid dat zij voorheen voerden tot aantasting van het landschap geleid. Dit wil de provincie zoveel mogelijk herstellen, hierdoor worden met name solitaire windturbines gesaneerd. Dit is dan ook één van de redenen waarom enkele gebieden zijn uitgesloten voor plaatsing van windturbines. Voor het plaatsen van windturbines zijn de volgende gebieden zeker uitgesloten, namelijk: • De Waddenzee • Op de Waddeneilanden • In het IJsselmeer • In stiltegebieden, maar ook het invloedsgebied (1000 meter) van stiltegebieden • Gebieden met natuurlijke waarden, maar ook het invloedsgebied van gebieden met natuurlijke waarden (500 meter) Windstreek 2000 hanteert voor windturbines drie beleidscategorieën, namelijk: de Afsluitdijk, opschalingclusters en solitaire tribunes. Omdat zoals gebleken is uit paragraaf 4.1.1 het IPWA project tijdelijk van de baan is wordt de beleidscategorie Afsluitdijk niet verder besproken. Een opschalingcluster is het vervangen van één of meerdere turbines voor turbines met meer opgesteld vermogen. Een opschalingcluster bestaat uit minimaal twee en maximaal tien windturbines. De provincie verleent alleen medewerking aan opschalingclusters ter vervanging van solitaire (alleenstaande) windturbines of bestaande (cluster)opstellingen. Hiervoor geldt een maximum van één opschalingcluster van twee tot tien turbines per gemeente. Elke gemeente van de provincie heeft een locatie aan moeten wijzen die mogelijk in aanmerking komt voor een opschalingcluster. De belangrijkste voorwaarden voor een opschalingcluster zijn: • Een opschalingcluster kan niet worden gerealiseerd op de uitgesloten gebieden • Het cluster wordt bij voorkeur geplaatst op of aansluitend bij een bedrijventerrein. Dit mag overigens niet ten koste gaan van de ruimte voor bedrijfsvestigingen. Als niet aan deze voorkeur kan worden voldaan gaat de voorkeur uit naar plaatsing langs grootschalige structuurbepalende elementen. • De voorkeur gaat uit naar zo groot mogelijke clusters met een maximum van 10 turbines. • Bij vervanging en/of opschaling van bestaande (cluster) opstellingen op dezelfde locatie zullen er (opnieuw) milieu- en andere randvoorwaarden moeten worden getoetst. • Bij het zoeken van locaties voor opschalingclusters moet rekening worden gehouden met de in provincie al aanwezige opstellingen met meer dan twee turbines. Bij voorkeur wordt een afstand van minimaal 5 kilometer aangehouden tussen de nieuwe en bestaande opstellingen. • De maximale masthoogte bedraagt voor de windturbines op of aansluitend bij een bedrijventerrein in de stedelijke of regionale centra 60 meter. De maximale masthoogte langs grootschalige structuurbepalende elementen bedraagt ook 60 meter. In de overige gevallen is de maximale masthoogte 45 meter voor opschalingclusters. In bijzondere gevallen kan van de masthoogtes worden afgezien als dit op grond van gebruiks- en belevingsfuncties gemotiveerd kan worden. De mogelijkheden die Windstreek 2000 biedt voor het plaatsen van solitaire windturbines zijn beperkt. Dit komt vooral doordat de provincie het als een landschapsaantasting ziet voor het grotendeels open Friese landschap. De belangrijkste voorwaarden voor het plaatsen van solitaire turbines zijn: • Solitaire windturbines kunnen niet worden geplaatst in de uitgesloten gebieden • De provincie biedt de gemeenten de mogelijkheid om nieuwe solitaire turbines te plaatsen op of aansluitend bij bedrijventerreinen. Een voorwaarde hieraan is dat de turbine voldoende landschappelijk kan worden ingepast. 15
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
• D e maximale masthoogte voor solitaire windturbines is op of aansluitend bij een bedrijventerrein in de stedelijke of regionale centra 60 meter. In de andere gevallen is de maximale masthoogte voor solitaire turbines 45 meter. In bijzondere gevallen kan van de masthoogtes worden afgezien als dit op grond van gebruiks- en belevingsfuncties gemotiveerd kan worden. Bij het uitvoeren van het windenergiebeleid in Friesland is sprake van een gecombineerde bottum-up, topdown benadering. Dit houdt in dat de provincie sommige gebieden en taken betreffende het windenergiebeleid in eigen hand houdt maar dat de provincie ook taken en verantwoordelijkheden aan gemeentes toevertrouwd. In Windstreek 2000 zijn gebieden via een top-down benadering uitgesloten voor windturbines. Voor de overige gebieden (de zoekgebieden) worden allerlei beperkingen gegeven. Initiatieven voor opschalingclusters komen, bottum-up, van initiatiefnemers en/of gemeenten. De provincie toetst deze initiatieven dan weer aan Windstreek 2000. 4.1.3 Evaluatie Windstreek 2000 De gemeenten is het jaar 2003 gevraagd naar de ervaringen die zij hebben opgedaan met het streekplan. De belangrijkste ervaringen zijn hier kort opgesomd: • Gemeenten vinden het beleid dat is opgesteld in Windstreek 2000 vaak onduidelijk, ingewikkeld of zelfs tegenstrijdig • Gemeenten vinden het windenergiebeleid streng en remmend • De gemeenten zijn van mening dat ze weinig ondersteuning krijgen van de provincie bij het opstellen van het windenergiebeleid op gemeentelijk niveau. • De mogelijkheid om windturbines op bedrijventerreinen te plaatsen zijn beperkt gebleken. Mede doordat windenergieplannen niet goed en te laat worden geïntegreerd met andere ruimtelijke plannen. Provincie Friesland heeft de negatieve ervaringen, die de gemeenten hebben opgedaan met Windstreek 2000, geïnventariseerd bij het opstellen van het plan van aanpak BLOW. Om met deze problemen om te gaan is in dit plan van aanpak een strategie opgenomen. Er is gekozen voor een aanpak met meer aandacht voor coördineren, faciliteren en stimuleren. Het komt er kortweg op neer dat de provincie zich actiever wil opstellen dan in het verleden. De mogelijkheden van Windstreek 2000 worden uitgelegd aan gemeenten. Tevens wijzen gemeenten, in de nieuwe strategie, aan op welke vlakken zij zelf veel kunnen bepalen. Maar ook op welke gebieden ze kunnen worden geholpen door de provincie. Ook heeft de provincie nauwe contacten gelegd met de vereniging van windturbine-eigenaren, de VWF (vereniging windturbine-eigenaren Fryslân). Zij zijn namelijk beter op de hoogte van wie van hun leden bijv. belangstelling heeft om mee te doen in een opschalingcluster. 4.1.4 Nieuwste ontwikkelingen In december 2005 zijn door Provinciale Staten kaders vastgesteld voor een nieuwe evaluatie van Windstreek 2000. Door middel van deze kaders zal de evaluatie worden uitgevoerd. Verwacht wordt dat daar in april 2006 mee zal worden begonnen. Na de evaluatie zal bekeken moeten worden of het nodig is om Windstreek 2000 te herzien. Gedeputeerde Staten zullen Provinciale Staten dan een voorstel voor herziening voorleggen. Mogelijk zal hierin ook specifieker beleid worden opgenomen betreffende de kleine windturbine. Tevens is duidelijk geworden uit het jaarverslag van BLOW die in januari van dit jaar is verschenen dat de provincie niet meer actief medewerking zal verlenen bij het realiseren van het IPWA. De provincie is tot dit besluit gekomen na drie jaar van wachten op een definitief besluit. 16
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
4.2 Groningen 4.2.1 BLOW Groningen Groningen heeft in het kader van het BLOW-convenant een te realiseren doelstelling van 165 MW aan windenergie in het jaar 2010. Aan het begin van 2006 stond er 77 MW opgesteld in de provincie (zie figuur 6). Maar de provincie Groningen is druk bezig met het realiseren van meer windenergie. Om de vastgestelde BLOW doelstelling te realiseren wil de provincie kijken naar schaalvergroting en uitbreiding van de bestaande windparken in Lauwersoog, Delfzijl en Eemshaven. Daarnaast ziet de provincie mogelijkheden voor windenergie op grootschalige parken op of in aansluiting met andere industriegebieden. Dit alles zou een totaal van 453 MW aan windenergie opleveren voor de provincie Groningen. Kortom: De provincie Groningen is hard op weg om de BLOW doelstelling te gaan realiseren.
Gerealiseerd windvermogen (MW)
R ealis atie W indenergie G roningen 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0
2000
2002
2004 Jaar
figuur 6.) Gerealiseerd windvermogen Groningen ten opzichte van BLOW taakstelling
Doelstelling 2010
4.2.2 Beleid Groningen Het windenergiebeleid van de provincie Groningen staat beschreven in het POP. De provincie Groningen is op dit moment bezig met het ontwikkelen van POP-II. Dit is de geactualiseerde versie van het POP uit het jaar 2000. In POP-II is het nieuwste beleid van de provincie Groningen opgenomen, zo is er ook aandacht geschonken aan windenergie. De provincie Groningen wil zich actief opstellen in de behoefte naar windenergie. Voorwaarde hiervan is wel dat dit niet ten koste moet gaan van de kwaliteit van natuur en het landschap. De provincie is namelijk van mening dat er steeds meer en hogere windturbines worden gebouwd. Deze zouden het landschapsbeeld verstoren van een omgeving. De provincie ziet windenergie namelijk als een industriële activiteit die thuishoort op industrieterreinen. Vandaar dat ook gekozen is voor schaalvergroting of uitbreiding van de bestaande windparken in Delfzijl en Eemshaven. Daarnaast ziet de provincie Groningen enkele opties voor grootschalige parken op of in aansluiting op enkele andere industrieterreinen in de provincie. Onder grootschalige parken worden windparken met een minimale opwekkingscapaciteit van 10 MW of minimaal 10 windturbines bedoeld. Het is dus wel duidelijk dat de provincie gekozen heeft voor concentratie van de windturbines in windparken.
17
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
Een mogelijke locatie voor windturbines moet volgens de provincie Groningen rekening houden met de volgende punten: • Benutting van de bestaande mogelijkheden inclusief eventuele vervanging van bestaande windmolenparken • De invloed van het Waddengebied • De Vogelrichtlijn • Het Interprovinciaal Beleidsplan Waddenzee • Belangen van landbouw en natuur en landschap Qua maximale hoogtes van windturbines mogen binnen windparken de windturbines, een ashoogte hebben van 100 meter of in sommige gevallen zelfs meer. Buiten windparken mogen er geen windturbines worden gebouwd die hoger zijn dan 15 meter. Iedereen die een mening had over windenergie heeft de provincie Groningen bij het opstellen van het windenergiebeleid een kans gegeven om die mening te laten horen. Deze meningen en visies zijn meegenomen bij het opstellen van het windenergiebeleid. Het windenergiebeleid in de provincie is dus eigenlijk in gezamenlijk overleg tot stand gekomen. Dit betekent kortweg dat de provincie een bottum-up aanpak heeft bij het opstellen van het windenergiebeleid. 4.2.3 Nieuwste ontwikkelingen Windparken zijn er op dit moment gerealiseerd bij Lauwersoog, Delfzijl en de Eemshaven. Er zijn twee zoekgebieden aangewezen bij Eemshaven en bij Menterwolde en Veendam. De allernieuwste ontwikkelingen op het gebied van windenergie zullen worden meegenomen in POP III. De discussies over andere locaties of uitbreiding van bestaande locaties zullen ook in POP III worden gevoerd. Met het opstellen van POP III begint de provincie Groningen in de tweede helft van 2006. Met het ontwikkelen van de windparken in Groningen gaat het voorspoedig: • Het windpark in Delfzijl-Zuid is in aanbouw, in de loop van 2006 volgt de afronding hiervan. Dit zorgt voor 54 MW aan windenergie voor provincie Groningen. • Delfzijl-Noord is bezig met het afronden van de MER, dit betreft een windpark van 36 MW. Op het industrieterrein van Delfzijl kan nog 82 MW geplaatst worden. In 2005 is hier al een totaal van 77 MW gerealiseerd. • De Eemshaven zal bestaande turbines van 40 m ashoogte vervangen door turbines van 100 meter hoog. Hier komen 88 turbines met een totaal vermogen van 264 MW. Groningen moet dus voor het jaar 2010 165 MW aan windenergie geplaatst hebben, naar verwachting gaat dat dit dus wel lukken. 4.3 Drenthe 4.3.1 BLOW Drenthe In het kader van de landelijke doelstelling van 1500 MW aan windenergie heeft de provincie Drenthe een BLOW doelstelling van 15 MW (zie figuur 7). Door middel van het plaatsen van vijf windturbines van 3 MW per stuk bij Coevorden moet volgens de provincie Drenthe de doelstelling haalbaar zijn. Medewerking aan andere windparken wordt alleen overwogen wanneer dit noodzakelijk blijkt te zijn om de BLOW doelstelling van de provincie voor 2010 te behalen. De reden voor dit beleid is dat provincie Drenthe van mening is dat windturbines niet in het Drentse landschap thuishoren. De windturbines 18
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
zouden het landschap van Drenthe op een zodanige manier aantasten dat de provincie van mening is dat opstellingsmogelijkheden buiten Drenthe, inclusief de zee, benut moeten gaan worden.
R ealisatie W indenergie Drenthe
Gerealiseerd windvermogen (MW)
16
figuur 7.) Gerealiseerd windvermogen Drenthe ten opzichte van BLOW taakstelling
14 12 10 8 6 4 2 0
2000
2002
2004
Doelstelling 2010
Jaar
4.3.2 Beleid Drenthe Het windenergiebeleid van Drenthe is beschreven in het tweede Provinciaal Omgevingsplan, POP-II. Vervolgens wordt het windenergiebeleid verder uitgewerkt in de Nota Energiebeleid. Het windenergiebeleid van Drenthe is vooral op het behalen van de BLOW doelstelling gericht. Verder worden weinig mogelijkheden gezocht voor vergroting van het geplaatste vermogen aan windenergie in de provincie. Drenthe ziet vooral als het gaat om windturbines die groter zijn dan 80 meter gevaren voor de uitstraling van het landschap. De windturbines hebben namelijk een ingrijpende invloed op het landschapsbeeld. Met name als de turbines zonder structuur in het landschap worden geplaatst. Dit is de reden waarom Drenthe alleen medewerking verleent aan windparken. Op deze manier staat de grote ingreep op het landschap in verhouding met het rendement dat zij opleveren. Windenergie wordt dus puur gezien als economische activiteit. De provincie wil door het realiseren van het windpark bij Coevorden de opgelegde BLOW doelstelling behalen. Als de doelstelling niet wordt behaald met het realiseren van dit windpark wordt pas gekeken naar mogelijke andere windparken voor windenergie. Bij de keuze voor een locatie van een windpark zal rekening moeten worden gehouden met de volgende voorwaarden en aspecten: • Landschappelijke waarden • Cultuurhistorische waarden • Natuurwaarden • Milieuvoorwaarden • Een windpark mag alleen geplaatst worden op een locatie waar al de nodige verstoring is • Het windpark mag niet worden geplaatst op een locatie als het een ongestoord gebied elders aan zou tasten De rol die de provincie Drenthe speelt in windenergie vat de provincie samen als ondersteunend en stimulerend. De provincie Drenthe, als middenbestuur, heeft de taak om voor de gemeenten contact te onderhouden met bijvoorbeeld ministeries en buurprovincies bij realisering van windenergie Tevens wil de provincie met haar kennis medewerking verlenen om bepaalde moeilijke vraagstukken omtrent 19
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
windenergie op te lossen of te verduidelijken. Bij mogelijke ontwikkeling van windenergie in Drenthe zal een gemeente het initiatief moeten nemen. Voor deze aanpak heeft Drenthe gekozen omdat de provincie van mening is dat de slagingskans van ontwikkeling van windenergie op deze manier groter wordt. Deze overtuiging komt voort uit het besef dat het initiatief op deze manier lokaal wordt gedragen. Maar ook zal er op een zorgvuldige manier een belangenafweging worden gemaakt met de aspecten natuur, landschap en cultuurhistorie. Als aan deze punten wordt voldaan en de ontwikkeling van het windpark nodig is om de BLOW doelstelling te behalen zal er toestemming worden verleend aan de bouw van het betreffende windpark. 4.3.3 Nieuwste ontwikkelingen In 2005 heeft de gemeente Coevorden ingestemd met de locatie voor het realiseren van 15 MW aan windenergie. In december 2005 is voor de locatie in Coevorden een voorbereidingsbesluit genomen. De planologische procedure wordt in 2006 vervolgt en wordt waarschijnlijk nog dit jaar afgerond. De bedoeling is dat de realisering van het windpark plaatsvindt voor 2010. 4.4 Schematische weergave windenergiebeleid In deze paragraaf is een schematische weergave opgenomen van de belangrijkste punten van het windenergiebeleid in de drie noordelijke provincies. Op deze manier wordt geprobeerd om op een zo’n overzichtelijke manier beknopt het beleid weer te geven dat in dit hoofdstuk staat beschreven. Er zullen op deze wijze ook op een gemakkelijke manier overeenkomsten en verschillen in het beleid zichtbaar worden gemaakt.
20
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
Provincie:
Friesland
Groningen
Drenthe
BLOW doelstelling:
50 MW
165 MW
15 MW
Doelstelling provincie in MW:
Ambitie ligt hoger dan deze 121 MW
453 MW
15 MW
Gerealiseerd (eind 2005):
Windenergiebeleid beschreven in:
121 MW
77 MW
1 MW
Windstreek 2000
POP-II
POP-II, nota energiebeleid
Provincie ziet windenergie als:
industriële activiteit
industriële activiteit
economische activiteit
Belangrijkste punten beleid:
Men wil windturbines vooral clusteren. Het beleid houdt in dat solitaire windturbines vooral worden gesaneerd om plaats te maken voor geclusterde opstellingen
Het windenergiebeleid is er vooral op gericht om windturbines in windparken te concentreren. Met een windpark wordt 10 MW of minimaal 10 windturbines bedoeld
Mening over windenergie:
Aanpak beleid:
Positief, zolang dit niet ten koste gaat van het landschap
top-down en buttom-up
Positief, zolang dit niet ten koste gaat van het landschap
buttom-up
Locatie windturbines:
Bij voorkeur bij of op bedrijventerreinen
Op of aansluitend op industrieterreinen
Nieuwste ontwikkelingen:
In december 2005 zijn kaders voor de evaluatie van Windstreek 2000 vastgesteld. Na de evaluatie in april 2006 zal bekeken moeten worden of het nodig is om Windstreek te herzien
- Met ontwikkeling van POP-III zal in de tweede helft van 2006 worden begonnen. - Ontwikkeling van windparken in Delfzijl-zuid, Delfzijl -noord en Eemshaven zijn in volle gang
Negatief, windturbines passen niet in het Drentse landschap top-down en buttom-up
Het beleid van Drenthe is erop gericht dat windturbines niet in het landschap passen van Drenthe. Men wil de BLOW doelstelling behalen en verder niet meewerken aan ontwikkeling van windturbines Gebieden waar al de nodige verstoring is. Zonder dat het een ongestoord gebied aantast
In 2005 heeft de gemeente Coevorden ingestemd met de locatie voor het realiseren van 15 MW aan windenergie. De planologische procedure wordt in 2006 vervolgt en wordt waarschijnlijk nog dit jaar afgerond. De bedoeling is dat de realisering van het windpark plaatsvindt voor 2010
figuur 8.) schematische weergave van het windenergiebeleid in de drie noordelijke provincies
21
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
5. K leine windturbinebeleid drie noordelijke provincies “Beleid dat de drie noordelijke provincies voeren, of in de toekomst willen gaan voeren, met betrekking tot de kleine windturbine” Dit hoofdstuk zal een beschrijving geven van het kleine windturbinebeleid in de drie noordelijke provincies. Het hoofdstuk zal een antwoord geven op de hoofdvraag: Wat is het beleid dat de drie noordelijke provincies voeren, of in de toekomst willen gaan voeren, met betrekking tot de kleine windturbine? Op dit moment is er namelijk nog veel onduidelijkheid over het beleid dat de provincies voeren of willen gaan voeren. Dit komt vooral omdat de kleine windturbine een nieuwe ontwikkeling is op het gebied van windenergie. De beleid en regelgeving van een kleine windturbine voldoet namelijk ook niet aan het bestaande beleid van “grote” windturbines. Daarom is per provincie onderzoek gedaan naar het beleid dat zij voeren of willen gaan voeren betreffende kleine windturbines. Dit onderzoek is verricht door middel van deskresearch en een vragenlijst die is samengesteld voor de provincies. De vragenlijsten zijn terug te vinden in bijlage I. In dit hoofdstuk zal het beleid betreffende kleine windturbines in kaart worden gebracht. Aan het einde van het hoofdstuk is het beleid van de provincies schematisch weergegeven. Zo wordt geprobeerd om op een zo’n overzichtelijke manier het beleid van de drie noordelijke provincies omtrent kleine windturbines weer te geven. Ook zullen op deze wijze overeenkomsten en verschillen in het beleid van de provincies zichtbaar worden gemaakt. 5.1 Friesland In Windstreek 2000 is onder andere de definitie van een windturbine opgenomen. De definitie van een windturbine in provincie Friesland luidt als volgt: Bij het beleid voor windenergie in de provincie Friesland wordt uitgegaan van windturbines die zijn gecertificeerd volgens de norm NEN 6096/2 of een meer recente versie van deze vorm (tegenwoordig NVN norm). Energieopwekkinginstallaties die niet voldoen aan deze norm, vallen niet onder het Friese windenergiebeleid. Deze definitie betekent dat windturbines met een wiekdiameter kleiner dan 7,1 meter niet onder het beleid vallen zoals beschreven in Windstreek 2000. Kortom valt het beleid van de kleine windturbine niet onder Windstreek 2000. Dus wanneer een gemeente voor een kleine windturbine een vrijstelling van het bestemmingsplan of een wijziging van het bestemmingsplan wil is het niet mogelijk om deze te toetsen aan Windstreek 2000. 5.1.1 Het kleine windturbinebeleid Als een kleine windturbine niet onder Windstreek 2000 valt bestaat er eigenlijk niet een specifiek beleid voor deze windturbines in de provincie Friesland. Momenteel wordt het kleine windturbinebeleid in de provincie vormgegeven door het planologisch afwegingskader. Dit houdt in dat per kleine windturbine een afweging wordt gemaakt of deze in het landschap en de omgeving past. Een gemeente zal ook moeten verklaren aan de provincie Friesland waarom zij vindt waarom de kleine windturbine aanvaardbaar is voor het landschap waarin zij wordt geplaatst. Ook zal rekening moeten worden gehouden bij dit afwegingskader met mogelijke geluidsoverlast etc. Uiteindelijk zal dus op deze manier een keuze moeten worden gemaakt of een bepaalde kleine windturbine in het landschap en omgeving past. De provincie is van mening dat plaatsing van windturbines kan lijden tot een aantasting van het landschap, dit geldt ook voor de kleine windturbines. Vandaar dat ook de afweging wordt gemaakt of een 22
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
kleine windturbine wel in het landschap past. Hierdoor bestaat er een verschil in beleid ten aanzien van plaatsing van kleine windturbines in: landelijk gebied, de woonomgeving of bij bedrijventerreinen. Landschappelijke inpassing van kleine windturbines in het landelijk gebied zal namelijk meer aandacht krijgen dan op en bedrijventerrein. In het algemeen wil de provincie voorkomen dat het hele buitengebied vol wordt gezet met kleine windturbines. In het verleden zijn namelijk in het buitengebied veel solitaire turbines geplaatst, hierdoor is het landschap op sommige plaatsen ernstig aangetast. Dit is dan ook de reden dat wordt geprobeerd om deze situatie te verbeteren. Dit wordt geprobeerd door alleen nog opschalingclusters toe te staan binnen Friesland. Maar ook door deze solitaire windturbines te saneren. De provincie probeert dus te voorkomen dat de kleine windturbine, net als de solitaire windturbine in het verleden, tot aantasting van het Friese landschap lijdt. Met name het Friese landschap zou hier erg kwetsbaar voor zijn, aldus de provincie. 5.1.2 Toekomst kleine windturbine(beleid) In december 2005 hebben Provinciale Staten de kaders voor de evaluatie van Windstreek 2000 vastgesteld. Met behulp van deze kaders zal de evaluatie van het streekplan worden uitgevoerd. Verwacht wordt dat de provincie daar eind april mee zal gaan beginnen. Afhankelijk van de uitkomst wordt bekeken of Windstreek hierop aangepast kan worden. In de evaluatie is opgenomen dat de provincie gaat bekijken hoe zij kleine windturbines kunnen opnemen in het beleid en welk beleid daarvoor kan worden gevolgd. Na deze evaluatie zal bekeken moeten worden of de provincie het nodig vindt om Windstreek 2000 te herzien. Gedeputeerde Staten zullen Provinciale Staten dan een voorstel voor herziening doen. Mogelijk zal bij herziening van Windstreek 2000 al specifieker kleine windturbinebeleid worden beschreven. Over de toekomst van de kleine windturbine bestaat nog geen specifiek standpunt binnen de provincie Friesland. Dit komt voornamelijk doordat de provincie vindt dat er op dit moment nog te weinig ervaringen zijn opgedaan met betrekking tot de kleine windturbine. Maar Jan Jaap Dicke, beleidsmedewerker ruimtelijke ordening in de provincie Friesland, is van mening dat de kleine windturbine voorlopig niet rendabel genoeg blijkt voor een grootschalige toepassing binnen de provincie. Het project “Voor de wind gaan” zou dit volgens hem op dit moment al aan tonen. Kijk voor een overzicht van de kleine windturbines die meedoen aan het project “voor de wind gaan” in de provincie Friesland in bijlage II. Hier is onder andere de fase van plaatsing waarin de kleine windturbine zich bevindt terug te vinden. 5.2 Groningen Voor de provincie Groningen is er op dit moment nog geen specifiek beleid voor kleine windturbines. Dit is één van de redenen waarom provincie Groningen deelnemer is in het project “voor de wind gaan”. Het college van Gedeputeerde Staten in de provincie Groningen wil op deze manier in de praktijk ervaren wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van kleine windturbines. Op deze manier hoopt Gedeputeerde Staten de broodnodige informatie te verkrijgen over kleine windturbines. Deze informatie wil de provincie gebruiken bij het opstellen van specifiek beleid voor kleine windturbines. 5.2.1 Kleine windturbinebeleid Op dit moment is het beleid van kleine windturbines, die op gebouwen worden geplaatst, afgestemd op het beleid zoals dat er is voor antennes op gebouwen. Dit beleid is terug te vinden in het Provinciaal Omgevingsplan van de provincie, onder het onderwerp telecommunicatie. Dit beleid houdt kortweg in 23
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
dat de hoogte van een kleine windturbine in verhouding moet staan met de omvang van het gebouw waarop deze wordt geplaatst. Voorwaarde hiervan is dat de kleine windturbine geen afbraak mag doen aan het gebouw. Dus er mogen bijvoorbeeld geen antennes en kleine windturbines op kerken, beschermde stadsgezichten en monumenten worden geplaatst. Tevens mag een antenne geen afbreuk doen aan de omgeving. Dit houdt in dat er geen antennes en dus ook kleine windturbines zijn toegestaan in open landschappen of natuurgebieden. Tot nog toe heeft deze beleidsvoering van kleine windturbines geen grote problemen opgeleverd. Dit terwijl het plaatsen van antennes toch niet te vergelijken valt met het plaatsen van een kleine windturbine. Overigens geldt voor kleine windturbines die niet op het dak worden geplaatst een maximale ashoogte. Deze maximale ashoogte is in het huidige beleid 15 meter vanaf het maaiveld. Aan plaatsing van een kleine windturbine in de gebouwde omgeving van de provincie zitten enkele voorwaarden. Zaken als onveiligheid, geluidsoverlast en lichtflitsen die bij plaatsing van een kleine windturbine voor omwonenden kunnen ontstaan moeten worden meegenomen en overwogen. Deze zaken zullen mee worden genomen bij de keuze om plaatsing van een kleine windturbine wel of niet toe te laten staan op een locatie. De kleine windturbine dient een certificaat te verkrijgen voor gegarandeerde veiligheid. Deze moet in de toekomst worden behaald voordat plaatsing van de kleine windturbine mogelijk is. Ook in het landelijk gebied is het nu toegestaan om kleine windturbines te plaatsen, mits deze geen afbreuk doet aan open landschappen en natuurgebieden. Ook hier geldt een maximale ashoogte van 15 meter vanaf het maaiveld. 5.2.2 Toekomst kleine windturbine(beleid) In de toekomst nadat ervaringen, mogelijkheden en onmogelijkheden zijn opgedaan bij het project “voor de wind gaan” zal specifiek beleid voor de provincie Groningen met betrekking tot kleine windturbines worden opgesteld. Wellicht zal in POP-III al specifieker kleine windturbinebeleid van de provincie worden opgenomen en omschreven. Tevens is de provincie Groningen gevraagd om een toekomstvisie te geven ten aanzien van de kleine windturbine. Het komt er op neer dat provincie Groningen de kleine windturbine in de toekomst meer als een imagoverbeteraar ziet voor bedrijven die iets met kleinschalige duurzaamheid willen gaan doen. De provincie vindt namelijk dat de kleine windturbine, op dit moment, geen belangrijke bijdrage kan leveren voor de provinciale taakstelling voor windenergie. Hiervoor levert de kleine windturbine in verhouding tot de traditionele windturbines veel te weinig op. Maar de kleine windturbine moet in dit verhaal ook meer worden vergeleken met de energieopbrengst van zonnepanelen. Kijk voor een overzicht van de kleine windturbines die meedoen aan het project “voor de wind gaan” in de provincie Groningen in bijlage II. Hier is onder andere de fase van plaatsing waarin de kleine windturbine zich bevindt terug te vinden. 5.3 Drenthe Het beleid met betrekking tot kleinschalige windenergie is kort beschreven in het POP van de provincie Drenthe. Dit is overigens niet uitgebreid. Je kan dus wel stellen dat in de provincie Drenthe nog niet echt specifiek beleid bestaat met betrekking tot de kleine windturbine. Via de vragenlijst is geprobeerd om iets meer te weten te komen over hoe de provincie Drenthe omgaat met de kleine windturbine. Deze paragraaf zal daar een beschrijving van geven. Kijk voor een overzicht van kleine windturbines die meedoen 24
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
aan het project “voor de wind gaan” in de provincie Drenthe in bijlage II. Hier is onder andere de fase van plaatsing waarin de kleine windturbine zich bevindt terug te vinden. 5.3.1 Kleine windturbinebeleid Zoals in het POP beschreven staat wordt de toepassing van kleine windturbines binnen de provincie gestimuleerd in het gebouwde gebied. Het is echter geen speerpunt in het Drentse energiebeleid. Dit betekent dat in de provincie Drenthe kleine windturbines zijn toegestaan in stedelijke kernen/stadsrandzones, grote dorpskernen en op bedrijventerreinen. Daarentegen zijn kleine windturbines niet toegestaan in het landelijke gebied van de provincie. Dit zou tot een te grote verstoring leiden van het Drentse landschap. Het komt er dus op neer dat kleine windturbines zijn toegestaan op plekken waar al de nodige verstoring aanwezig is. Op deze manier zorgt een kleine windturbine niet voor een ingrijpende aantasting van het Drentse landschap. Nadat de kleine windturbines als onderdeel van het project “voor de wind gaan” zijn geplaatst in Drenthe begint het monitoren van de kleine windturbines. Hieruit kan mogelijk worden besloten om de toepassing van kleine windturbines in meer gebieden binnen Drenthe toe te laten staan wanneer duidelijk wordt dat dit geen verstorend effect zou hebben op het landschap Zoals eerder vermeld bestaat er nog geen specifiek kleine windturbinebeleid. Wat betreft maximale hoogtes, geluidhinder etc bestaan er in het POP dan ook nog geen specifieke regels. 5.3.2 Toekomst kleine windturbine(beleid) Zoals provincie Drenthe er in deze fase van het project “voor de wind gaan” over denkt zal kleinschalige windenergie ook in de toekomst worden gestimuleerd. Maar het zal naar alle waarschijnlijkheid ook in de nabije toekomst geen speerpunt worden binnen het Drentse energiebeleid. Zeker als men nagaat dat binnen de provincie Drenthe nog nooit een politiek draagvlak voor windenergie is geweest. Om deze reden wordt dan ook verwacht dat de kleine windturbine niet op een grote schaal wordt geplaatst in het Drentse landschap. 5.4 Schematische weergave kleine windturbinebeleid In deze paragraaf is een schematische weergave opgenomen van de belangrijkste punten van het kleine windturbinebeleid in de drie noordelijke provincies. Op deze manier wordt geprobeerd om op een zo’n overzichtelijke manier beknopt het beleid weer te geven dat in dit hoofdstuk staat beschreven. Op deze wijze zullen er op een gemakkelijke manier overeenkomsten en verschillen in het beleid zichtbaar worden gemaakt.
25
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
figuur 9.) schematische weergave van het kleine windturbinebeleid in de drie noordelijke provincies Provincie:
Friesland
Groningen
Drenthe
Voorwaarden locatie:
Bij plaatsing in het landelijk gebied zal een bredere afweging moeten worden gedaan dan bij plaatsing op bijv. een bedrijventerein
Bij plaatsing in landelijk gebied mag de KWT geen afbreuk doen aan een open landschap of natuur
Toekomst kleine windturbines:
Over de toekomst van de kleine windturbine bestaat in de provincie Friesland nog geen officieel standpunt
Toekomstig kleine windturbinebeleid:
In april 2006 vindt evaluatie van Windstreek 2000 plaats. Hierna wordt wellicht het beleid in Windstreek 2000 aangepast en beleid ten aanzien van kleine windturbines opgenomen
Groningen ziet de KWT in de toekomst meer als een imagoverbeteraar voor bedrijven die iets met kleinschalige duurzaamheid willen gaan doen. De provincie vindt dat kleine windturbines, op dit moment, geen belangrijke bijdrage voor de provinciale taakstelling voor windenergie kunnen leveren
KWT's zijn toegestaan in stedelijke kernen en stadsrandzones, grote dorpskernen en op bedrijventerreinen. KWT's zijn niet toegestaan in het landelijk gebied
Beleid globaal:
- Het beleid van KWT's wordt vormgegeven door het planologisch afwegingskader. Per kleine windturbine wordt een afweging gedaan of deze in het landschap en de omgeving past - In landelijk gebied worden strengere eisen gesteld voor plaatsing. Dit doordat men niet, zoals in het verleden met solitaire windturbines, het landschap ernstig wil aantasten
- Beleid van KWT''s die op gebouwen worden geplaatst is afgestemd op het beleid zoals dat er is voor antennes op gebouwen. - KWT's mogen geen afbraak doen aan gebouwen, open landschappen en natuur - Maximale ashoogte KWT's die niet op gebouwen worden geplaatst is 15 meter vanaf maaiveld
In de toekomst nadat ervaringen, mogelijkheden en onmogelijkheden zijn opgedaan bij het project “voor de wind gaan” zal specifiek beleid voor de provincie worden opgesteld. Wellicht komt er al specifieker beleid in POP-III ( waarvan ontwikkeling start halverwege 2006)
26
Kleine windturbines zijn toegestaan in gebieden waar al de nodige verstoring van het landschap is plaatsgevonden.
Binnen provincie Drenthe is nog nooit een politiek draagveld geweest voor windenergie. Om deze reden wordt ook voor de kleine windturbine verwacht dat deze niet op een grote schaal wordt geplaatst in het Drentse landschap Kleinschalige windenergie wordt ook in de toekomst gestimuleerd. Maar het zal naar alle waarschijnlijkheid in de nabije toekomst geen speerpunt worden binnen het Drentse energiebeleid
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
6. Stand van zaken project “voor de wind gaan” “ beschrijving van de laatste stand van zaken van het project voor de wind gaan en de ervaringen die daarbij tot nog zijn opgedaan” Dit hoofdstuk zal een beschrijving geven van de laatste stand van zaken betreffende het project “voor de wind gaan” . Tevens zijn de belangrijkste ervaringen die tot nog toe zijn opgedaan op een rijtje gezet. Deze informatie is grotendeels verzameld door een gesprek met Drs. Desmond de Vries, Projectcoördinator van het Energieconvenant in Groningen en tevens plaatsvervangend projectleider van “voor de wind gaan”. De doelstelling van het project “voor de wind gaan” is: “Het in een praktijksituatie onderzoeken van de perspectieven voor meerdere typen (kleine) windturbines in de gebouwde omgeving onderverdeeld naar landelijk gebied, woonomgeving en bedrijventerreinen”. Voorgenomen was om deze toekomstperspectieven te onderzoeken door het realiseren van 22 kleine windturbines in de drie noordelijke provincies. Echter is gebleken dat het waarschijnlijk niet meer mogelijk zal zijn om 22 kleine windturbines te realiseren binnen het project, dit zullen er waarschijnlijk circa 19 worden. De reden hiervoor is het ontstaan van de vele knelpunten tijdens de fase voor de plaatsing van een kleine windturbine. Door het ontstaan van de vele knelpunten loop het project achter op schema en is het voorgenomen aantal van 22 kleine windturbines waarschijnlijk niet meer haalbaar. Maar op deze manier wordt wel de nodige ervaring opgedaan over de kleine windturbine, hier is het project “voor de wind gaan” dan ook voor bedoeld. Ervaringen opdoen over de kleine windturbine om ervan te leren voor de toekomst. De belangrijkste ervaringen die tot nog toe zijn opgedaan zijn hieronder opgesomd: • Op gemeentelijk niveau is er (nog) weinig kennis over de kleine windturbine. Ambtenaren moeten op gemeentelijk niveau namelijk kennis hebben over veel zaken. Hierdoor hebben zij vaak niet de kennis in huis om het plaatsingsproces van een kleine windturbine soepel te laten verlopen.In de toekomst zou er wellicht beter gecommuniceerd moeten worden van provincie naar de gemeenten toe. Betere communicatie zou bijv. kunnen worden bereikt via het opstellen van een handleiding over kleine windturbines voor gemeenten. Deze handleiding zou gemeenten kunnen helpen bij de vergunningverlening etc. van kleine windturbines binnen een gemeente. • In de toekomst zullen er specifiekere hoofdregels moeten worden opgesteld. Op dit moment bestaat er namelijk nog veel verwarring. Zo ook in de provincie Groningen waar kleine windturbines zijn toegestaan met een masthoogte tot maximaal 15 meter. Vervolgens worden bij sommige typen kleine windturbines weer grote wieken op de mast geplaatst. Hierdoor is de kleine windturbine uiteindelijk veel hoger. Bij bijv. een type Turby, die om zijn as draait, kan de masthoogte nooit hoger zijn dan 15 meter. Dit heeft al tot verwarring en onduidelijkheid geleid. • Bij leveranciers bestaat er veel onduidelijkheid en onwetendheid over de prijsbepaling, subsidies etc. bij plaatsing van een kleine windturbine. Hierdoor ontstaat vertraging en wordt een kleine windturbine vaak veel later als gewenst geplaatst. De leveranciers Windwall en Fortis zijn hierop overigens positieve uitzonderingen. • Bij het aanvragen van vergunningen ontstaan vaak knelpunten, dit geldt overigens ook voor het procedureverloop. Is het niet de welstandscommissie die dwarsligt dan is het wel het bestemmingsplan. Waarschijnlijk heeft dit te maken met het ontbreken van specifiek beleid en het feit dat men geen duidelijk beeld heeft van een kleine windturbine. De vergelijking met de traditionele windturbine wordt dan ook al gauw gemaakt. Dit beeld schrikt mensen af. Het lijkt een lastige klus om in de toekomst specifiek beleid op te gaan stellen voor de kleine windturbine 27
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
volgens Drs. Desmond de Vries. Dit komt voornamelijk doordat er vele typen kleine windturbines zijn maar ook veel verschillende omgevingen. Hierdoor is het belangrijk om in de toekomst duidelijke hoofdregels op te stellen. Binnen de hoofdregels zal per aanvraag een afweging moeten worden gedaan of een bepaalde kleine windturbine wordt toegestaan op een bepaalde locatie. Een overzicht van kleine windturbines die meedoen aan het project “voor de wind gaan” is terug te vinden in bijlage II. In dit overzicht is onder andere per kleine windturbine beschreven in welke plaatsingsfase deze zich bevindt.
28
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
Literatuurlijst De literatuurlijst bevat een verzameling van de belangrijkste internetsites en boeken die zijn gebruikt bij het tot stand komen van het rapport. Hieronder volgt een opsomming van de gebruikte literatuur: Internetsites: • www.newin.nl/nieuwsbericht.php?id=103 v www.milieuloket.nl • www.provinciegroningen.nl/informatiebalie/publicaties/smbpop2.pdf • www.senternovem.nl/mmfiles/3413-PvA%20Groningen_tcm24-109855.pdf • www.drenthe.nl/natuur/pdf/energiebeleid.pdf • www.vng.nl/Documenten/Extranet/Fei/Milieu/Jaarverslag%20BLOW%2020051.pdf • www.duurzameenergie.org/odewindcoop.html • http://nl.wikipedia.org Boeken: • Reader ruimte, water, groen,Van Hall Instituut, 2002, Leeuwarden . • Rapportage, Van Hall Instituut, 2001, Leeuwarden • Streekplan Windstreek 2000, Provincie Friesland, 2000, Leeuwarden
29
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
Bijlage I Vragenlijsten In deze bijlage zijn de vragenlijsten opgenomen. Deze vragenlijsten zijn samengesteld om onduidelijkheden omtrent het (toekomstige) windenergie- en kleine windturbinebeleid van de drie noordelijke provincies te verhelderen. Met behulp van deze vragenlijsten is er antwoord gegeven op de hoofdvraag: “Wat is het beleid dat de drie noordelijke provincies voeren, of in de toekomst willen gaan voeren, betreffende de kleine windturbine?” Vragenlijst provincie Friesland “Vragenlijst provincie Friesland ten aanzien van (toekomstig) beleid van de provincie op het gebied van kleine windturbines” Naam: Jan Jaap Dicke Functie binnen de provincie: Beleidsmedewerker ruimtelijke ordening Ten aanzien van windenergie en traditionele windturbines 1. Uit evaluatie van Windstreek 2000 is duidelijk geworden dat gemeenten enkele problemen hadden met Windstreek 2000. Hoe is de provincie hiermee omgegaan ? De problemen die enkele gemeenten hebben met Windstreek 2000 zijn geïnventariseerd bij het opstellen van het plan van aanpak BLOW. In dat zelfde plan van aanpak is een strategie opgenomen om met deze problemen om te gaan. Kortweg wil de provincie meer coördineren, faciliteren en stimuleren. In het algemeen wil de provincie zich actiever opstellen naar de gemeenten toe. Zodra er sprake is van en initiatief gaan we actief in overleg met de gemeente. We leggen de mogelijkheden van Windstreek 2000 uit (meestal zijn gemeenten beter op de hoogte dan uit de inventarisatie voor het plan van aanpak BLOW blijkt). We wijzen gemeenten er op dat zij zelf veel kunnen bepalen maar ook waar wij ze mee kunnen helpen. Verder hebben we nauwe contacten met de grootste vereniging van windturbine-eigenaren de VWF (vereniging windturbine-eigenaren Fryslân). Als er een initiatief is waarbij er een tekort is aan te vervangen turbines verwijzen wij door naar de VWF. Zij zijn beter op de hoogte van wie van hun leden belangstelling heeft om mee te doen in een opschalingscluster. 2. In welk stadium bevindt zich de herziening van Windstreek 2000 ? Wat zijn de belangrijkste nieuwe ontwikkelingen op het gebied van windenergie hierin ? In december 2005 hebben Provinciale Staten de kaders voor de evaluatie van Windstreek 2000 vastgesteld. Aan de hand van deze kaders zal de evaluatie worden uitgevoerd. De verwachting is dat daar eind april 2006 mee begonnen wordt. Na de evaluatie zal bekeken moeten worden of het nodig is om Windstreek 2000 te herzien. Gedeputeerde Staten zullen Provinciale Staten dan een voorstel voor herziening doen. 3. Hanteert de provincie in het windenergiebeleid een bottom-up of een top-down aanpak ? Laat de provincie de gemeenten de plannen maken (bottom-up) of houdt het de verantwoordelijkheid en taken liever in eigen hand ? Er is sprake van een gecombineerde bottum-up, top-down benadering. In Windstreek 2000 zijn gebie30
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
den top-down uitgesloten van windturbines. Voor de overige gebieden (de zoekgebieden) worden allerlei beperkingen aangegeven. Initiatieven voor opschalingsclusters komen (bottum-up) van initiatiefnemers en/of gemeenten. De provincie toetst die dan weer aan Windstreek 2000. Ten aanzien van kleine windturbines 4. Uit vorige contacten met de provincie is naar voren gekomen dat het beleid van kleine windturbines via het planologische afwegingskader gaat ? Wat houdt dit precies in voor de kleine windturbine en hoe gaat dit in zijn werk ? Windstreek 2000 geeft het beleid t.a.v. windturbines aan. Door de definitie van een windturbine in Windstreek 2000 vallen kleine turbines (wiekdiameter kleiner dan 7 meter) niet onder dit streekplan. Wanneer een gemeente voor een kleine windturbine een vrijstelling of wijziging van het bestemmingsplan van het bestemmingsplan wil kan er niet getoetst worden aan Windstreek 2000. Er zal dan gekeken worden of een dergelijk bouwwerk op die plek aanvaardbaar is. 5. In hoeverre geeft de provincie voorwaarden aan het plaatsen van een kleine windturbine ? Heeft men voorwaarden, en wat zijn deze voorwaarden, over bijvoorbeeld waar wel en waar niet te plaatsen, veiligheid, hoogtes, geluid etc. ? Als een kleine turbine niet valt onder Windstreek 2000 is er geen specifiek beleid voor deze bouwwerken. Een gemeente zal moeten aangegeven waarom zij de turbine op die plek aanvaardbaar vindt en hoe het zit met de hinder voor de omgeving. 6. Bestaat er een verschil in beleid ten aanzien van plaatsing van kleine windturbines in: landelijk gebied, de woonomgeving of bij bedrijventerreinen ? Als een kleine turbine niet valt onder Windstreek 2000 is er geen specifiek beleid voor deze bouwwerken. Met betrekking tot windturbines spelen landschappelijke aspecten een belangrijke rol in Fryslân. Je kunt je voorstellen dat landschappelijke inpassing in het landelijk gebied meer aandacht krijgt dan op en bedrijven terrein. In het algemeen willen we als provincie voorkomen dat het hele buitengebied vol wordt gezet met kleine windturbines. In het verleden zijn er in het buitengebied veel solitaire turbines geplaatst. Hierdoor is het landschap op sommige plaatsen ernstig aangetast. Die situatie proberen we nu te verbeteren door alleen nog opschalingclusters toe te staan. We proberen te voorkomen dat door de kleine windturbines opnieuw zorgen voor een aanslag op het landschap. 7. In hoeverre is er beleid betreffende de kleine windturbine opgenomen in de herziening van Windstreek 2000. Wat zijn de belangrijkste punten hierin betreffende de kleine windturbine? In de evaluatie is opgenomen dat we gaan bekijken hoe we kleine windturbines kunnen opnemen in het beleid en welk beleid we daarvoor kunnen volgen. Afhankelijk van de uitkomst wordt bekeken of Windstreek 2000 hierop aangepast kan worden. 8. Welke toekomst ziet de provincie op dit moment voor kleine windturbines in haar provincie ? Provinciaal is er geen standpunt. Ambtelijk denk ik dat de kleine windturbines voorlopig niet rendabel genoeg zijn voor grootschalige toepassing. De pilot “Voor de wind gaan” toont dit nu al aan. 31
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
9. Kunt u een overzicht geven van de stand van zaken betreffende kleine windturbines in de provincie Friesland ? Waar zijn op dit moment kleine windturbines gerealiseerd, en waar lopen plannen om kleine windturbines te realiseren. In welk stadium bevinden zich deze plannen ? Kijk voor een overzicht van de kleine windturbines die meedoen aan het project “voor de wind gaan” in de provincie Friesland in bijlage II. Hier is onder andere de fase van plaatsing waarin de kleine windturbine zich bevindt terug te vinden. 10. Welke ervaringen heeft de provincie tot nog toe met kleine windturbines ? Zowel positieve als negatieve ervaringen en voorkeuren die mogelijk zijn ontstaan voor bepaalde typen kleine windturbines. Er is nog weinig ervaring. 11. Heeft u nog opmerkingen of toevoegingen ? Nee
Vragenlijst provincie Groningen “Vragenlijst provincie Groningen ten aanzien van (toekomstig) beleid van de provincie op het gebied van kleine windturbines” Naam: Wim ter Horst Functie binnen de provincie: beleidsmedewerker technische infrastructuur Ten aanzien van windenergie en traditionele windturbines 1. Wat zijn de nieuwste ontwikkelingen in de provincie op het gebied van het windenergiebeleid? De provincie is bezig met het verlengen van het provinciale omgevingsplan, het POP I van 2000 door het POP II van 2005. POP II is een voortzetting van POP I. Windparken zijn er bij Lauwersoog, Delfzijl en de Eemshaven. Er zijn 2 zoekgebieden bij de Eemshaven en bij Menterwolde en Veendam. Nieuwe ontwikkelingen zullen worden meegenomen in het POP III. De discussie over andere locaties of uitbreiding van bestaande locaties zullen in POP III gebeuren, dit wordt gestart in de tweede helft van 2006. 2. Hoe ver is men op dit moment met het ontwikkelen van de windparken ? Delfzijl-zuid is in aanbouw, in de loop van 2006 is de afronding. Hiermee komt er 54 MW aan windenergie bij. De Eemshaven zal bestaande turbines van 40 m ashoogte vervangen door turbines van 100 meter hoog, hier komen 88 turbines met een vermogen van 264 MW. Delfzijl-noord is bezig met het afronden van de Mer, het betreft een park van 36 MW. Op het industrieterrein van Delfzijl kan nog 82 MW geplaatst worden. In 2005 is 77 MW gerealiseerd. Groningen moet voor het jaar 2010 165 MW geplaatst hebben, naar verwachting gaat dat lukken. 3. Hanteert de provincie in het windenergiebeleid een bottom-up of een top-down aanpak ? Laat de provincie de gemeenten de plannen maken (bottom-up) of houdt het de verantwoordelijkheid en taken liever in eigen hand? 32
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
De provincie heeft bij het opstellen iedereen die een mening had de kans gegeven om te reageren op het beleid. Het is dus in gezamenlijk overleg (bottom-up) tot stand gekomen. Ten aanzien van kleine windturbines 4. Als richtlijn voor het kleine windturbinebeleid wordt het beleid ten aanzien van antennes, zoals beschreven staat in telecommunicatie in het POP-II, gebruikt. Dit is mij duidelijk geworden uit eerder contact met de provincie. Maar heeft dit al voor problemen gezorgd ? Immers gaat het hier over twee heel verschillende gebieden. Zo is onder andere een maximale hoogte van een antenne 40 meter. Maar dit zal wel niet opgaan voor een kleine windturbine. Hoe gaat men hiermee om ? Als je een kleine turbine op het dak van een woning wil plaatsen moet de hoogte van de turbine passen bij de omvang van het gebouw. Je mag dus geen turbine van 40 meter plaatsen op een gebouw. Tot nu toe geeft dit geen problemen. 5. Welke voorwaarden stelt de provincie aan het plaatsen van een kleine windturbine ? (Waar wel en waar niet te plaatsen, veiligheid, geluid etc.) Kleine turbines dienen veilig te zijn, ze dienen een certificaat te hebben. Ze moeten geen hinder licht en geluid opleveren voor omwonenden. Je moet eerst wat ervaring opdoen met kleine turbines dus doet Groningen samen met Drenthe en Friesland mee aan een proefproject om de fabrikanten van kleine turbines de kans te geven om op verschillende locaties turbines te bouwen. Maar uiteindelijk dienen turbines een certificaat te behalen om aan te garanderen dat ze veilig zijn. 6. Bestaat er een verschil in beleid ten aanzien van plaatsing van kleine windturbines in: landelijk gebied, de woonomgeving of bij bedrijventerreinen ? In landelijk gebied is het nu toegestaan zoals beschreven staat in het POP om een turbine te plaatsen. Deze mag echter niet hoger zijn dan 15 meter. Je meet dit dan vanaf het maaiveld. Op het gebouw dient de turbine te passen bij de maat van het gebouw. 7. Welke toekomst ziet de provincie op dit moment voor kleine windturbines in haar provincie ? Kleine turbines zien wij meer als een imago verbeteraar van bedrijven die iets met kleinschalige duurzaamheid willen doen. Voor de provinciale taakstelling zijn grote turbines van meer belang. 8. Kunt u een overzicht geven van de stand van zaken betreffende kleine windturbines in de provincie Groningen ? Waar zijn op dit moment kleine windturbines gerealiseerd, en waar lopen plannen om kleine windturbines te realiseren? In welk stadium bevinden zich deze plannen ? Kijk voor een overzicht van de kleine windturbines die meedoen aan het project “voor de wind gaan” in de provincie Groningen in bijlage II. Hier is onder andere de fase van plaatsing waarin de kleine windturbine zich bevindt terug te vinden.
33
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
9. Welke ervaringen heeft de provincie tot nog toe met kleine windturbines ? Zowel positieve als negatieve ervaringen en voorkeuren die mogelijk zijn ontstaan voor bepaalde types kleine windturbines. Nadat een kleine windturbine is geplaatst, zijn de ervaringen tot nog toe positief. Maar voor de plaatsing van kleine windturbines of bij de turbines die (nog) niet zijn geplaatst zijn veel knelpunten ontdekt. Maar het project “voor de wind gaan” is ook bedoeld als leerproces. Van deze knelpunten kan geleerd worden voor de toekomst. 10. Heeft u nog opmerkingen of toevoegingen ? Succes met je stageopdracht! Vragenlijst provincie Drenthe “Vragenlijst provincie Drenthe ten aanzien van (toekomstig) beleid van de provincie op het gebied van kleine windturbines” Naam: Sander Bakker Functie binnen de provincie: beleidsondersteuner productgroep Milieubeheer Ten aanzien van windenergie en traditionele windturbines 1) Hanteert de provincie in het windenergiebeleid een bottom-up of een top-down aanpak ? Laat de provincie de gemeenten de plannen maken (bottom-up) of houdt het de verantwoordelijkheid en taken liever in eigen hand? Vooral een top-down benadering. In ons Provinciaal Omgevingsplan (POP) wordt het windenergiebeleid uitgestippeld en vervolgens nader uitgewerkt in de Nota Energiebeleid. 2) De evaluatie van BLOW in 2005 geeft aan dat men mogelijk meer windenergie wil ontwikkelen dan de BLOW doelstelling in de provincie. Dit terwijl men altijd vond dat windenergie niet in het Drentse landschap past. In hoeverre is dit waar? Wat is de achterliggende reden hiervoor? Gedeputeerde Staten heeft aangegeven geen extra windenergie te willen ontwikkelen. Provinciale Staten moeten hier nog over beslissen. Hoe dit uitpakt is nog onduidelijk. 3) Hoe ver is de provincie op dit moment met de ontwikkeling van het windpark in Coevorden ? In 2005 heeft de gemeente Coevorden ingestemd met de locatie en in december 2005 is voor de locatie een voorbereidingsbesluit genomen. De planologische procedure wordt in 2006 vervolgt en wordt waarschijnlijk nog dit jaar afgerond. Plaatsing moet plaatsvinden voor 2010. Ten aanzien van kleine windturbines 4) In hoeverre geeft de provincie voorwaarden aan het plaatsen van een kleine windturbine ? Heeft men voorwaarden, en wat zijn deze voorwaarden, over bijvoorbeeld waar wel en waar niet te plaatsen, veiligheid, geluid, hoogtes etc. ? Vanuit het POP wordt toepassing van kleine windturbines gestimuleerd in het gebouwde gebied. 34
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
Gebouwd gebied houdt in dit geval in: stedelijke kernen/stadsrandzones, bedrijventerreinen en grotere dorpen. In het landelijk gebied is plaatsing niet mogelijk. Verder staan er in het POP geen beperkingen of voorwaarden voor wat betreft hoogtes, geluid etc. 5) Bestaat er een verschil in beleid ten aanzien van plaatsing van kleine windturbines in: landelijk gebied, de woonomgeving of bij bedrijventerreinen ? Ja, niet in landelijk gebied, wel in stedelijk gebied (woonomgeving) en bedrijventerreinen. 6) Welke toekomst ziet de provincie op dit moment voor kleine windturbines in haar provincie ? Na afloop van het project “Voor de wind gaan” wordt toepassing van de kleine windturbines gemonitord en besloten of toepassing in meer gebieden mogelijk is zonder dat dit ten koste gaat van het landschap. Gezien het ontbreken van politiek draagvlak voor toepassing van windenergie in Drenthe, verwacht ik geen grootschalige toepassing van kleinschalige windenergie. 7) Kunt u een overzicht geven van de stand van zaken betreffende kleine windturbines in de provincie Drenthe ? Waar zijn op dit moment kleine windturbines gerealiseerd, en waar lopen plannen om kleine windturbines te realiseren. In welk stadium bevinden zich deze plannen ? Kijk voor een overzicht van de kleine windturbines die meedoen aan het project “voor de wind gaan” in de provincie Drenthe in bijlage II. Hier is onder andere de fase van plaatsing waarin de kleine windturbine zich bevindt terug te vinden. 8) Welke ervaringen heeft de provincie tot nog toe met kleine windturbines ? Zowel positieve als negatieve ervaringen en voorkeuren die mogelijk zijn ontstaan voor bepaalde typen kleine windturbines. Een negatieve ervaring zijn de procedures die doorlopen moeten worden. Zodra een betrokken bestuurder het een goed idee vindt, gaat het proces snel lopen. Daarnaast is het lastig aan te geven wat de opbrengsten, geluidsniveaus etc. van de verschillende typen worden, gezien de diverse, moeilijk te vergelijken, gegevens van de fabrikanten. 9) Heeft u nog opmerkingen over de vragenlijst of toevoegingen ? Nee
35
VOOR DE WIND GAAN! Beleidsmonitoring
Bijlage II Overzicht kleine windturbines Deze bijlage geeft een overzicht van de laatste stand van zaken van de kleine windturbines die onderdeel zijn van het project “voor de wind gaan”. In dit overzicht is onder andere per kleine windturbine beschreven in welke plaatsingsfase deze zich bevindt. Overzicht kleine windturbines Friesland Plaatser
Plaats
Type
Type omgeving
Fase van plaatsing
dhr. Attema
Sexbierum
Turby
Landelijk gebied
Procedure is in maart 2006 gestart
Aeolus
Stadskantoor Leeuwarden
Sexbierum
Windside
Leeuwarden
Turby
Bedrijventerrein Woonomgeving
dhr. Jonker
Terwispel
Windwall
Woonomgeving
Mea adviesbureau
Dronrijp
Fortis
Woonomgeving
dhr. Freriks
Groningen
Jubbega
Fortis
Woonomgeving
Geplaatst
Onduidelijkheid in gemeente over procedure, plaatsing April 2006?
Verwachting is dat de Windwall in mei 2006 wordt geplaatst Geplaatst
Procedure is rond, plaatsing kan nog even duren i.v.m bezwaren
Plaatser
Plaats
Type
Type omgeving
Fase van plaatsing
Wiertsema en Partners
Tolbert
Fortis
Bedrijventerrein
Geplaatst
Milieudienst Groningen Gasunie Engineering en Technology
Groningen
Turby
Groningen
Turby
Bedrijventerrein Bedrijventerrein
Eemstuin
Uithuizermeeden
Windwall
Woonomgeving
Slenderbroek
Hoogkerk
Fortis
Landelijk gebied
dhr. Bruins
Eenrum
ESL-601
Landelijk gebied
Venhuizen dhr. Dof
Drenthe
Wirdum
ESL-601
Uithuizen
ESL-601
Landelijk gebied Landelijk gebied
Geplaatst
Nieuwe procedure gestart in maart 2006. Plaatsing juni 2006, ? Artikel 19 in gang gezet op 18/04. Plaatsing in mei 2006 Geplaatst Geplaatst
Procedure is rond, plaatsing in mei 2006 Procedure is rond, plaatsing in juli 2006
Plaatser
Plaats
Type
Type omgeving
Fase van plaatsing
Van der Veen transport
Assen
Provane *
Bedrijventerrein
Onduidelijk*
Gemeente de Wolden
Zuidwolde
Provane *
Woonomgeving
Gemeente Assen
Gemeente Coevorden
dhr. Wijngaard
Assen
Coevorden
Weerdinge
Fortis
Turbojet
Turbojet
Bedrijventerrein
Bedrijventerrein
Woonomgeving
Milieuvergunning aangevraagd. Plaatsing wellicht april 2006 Wijziging bestemmingsplan en aanvraag bouwvergunning loopt. Plaatsing juli 2006. Onduidelijk*
Nog vragen rondom de vergunningverlening. Plaatsing juli 2006
* ) Onzekerheid over realisatie van het type Provane in Assen en Zuidwolde. Met de leverancier van Provane is namelijk al geruime tijd geen contact meer geweest. 36