Provincie Groningen als pilot-regio voor wet(svoorstel) voor huisverbod plegers van huiselijk geweld
Projectplan, tweede herziene versie. 18 september 2006 Provinciaal Advies en steunpunt huiselijk geweld Groningen, Lienja van Eijkern en Riekje Kok
Inhoudsopgave
Pagina I.
Samenvatting
3
II.
De pilot, inhoudelijke onderdelen
5
A. Risicotaxatie door politie en advisering over verlening huisverbod
5
B. (Snelle) interventieteams voor hulp aan slachtoffer en eventuele kinderen: het Groningse 10 dagen model.
6
C. Opvang voor plegers
7
D. Informatieknooppunt huiselijk geweld
9
III.
Organisatie van de Groningse pilot
10
IV.
Begroting
12
Bijlagen Bijlage 1:
Aanpak huiselijk geweld in Groningen: Thuisfront, Eerste hulp bij huiselijk geweld Stroomschema “Thuisfront, eerste hulp bij huiselijk Geweld”
16
Bijlage 2:
Gebieden voor de pilots Huisverbod daders van huiselijk Geweld.
Bijlage 3:
Crisisinterventieteam – 10 dagen model Groningen
20
Bijlage 4:
Taken projectleider
24
2
I.
Samenvatting
De wet: tijdelijk huisverbod plegers (potentiële) plegers huiselijk geweld In augustus 2006 is het wetsvoorstel tijdelijk huisverbod - aan personen van wie een ernstige dreiging van huiselijk geweld uitgaat - aangeboden aan de Tweede Kamer. De wet houdt kort gezegd in dat het mogelijk wordt om via het bestuursrecht een pleger van huiselijk geweld gedurende 10 dagen de toegang tot zijn/haar woning te ontzeggen. Dit tijdelijk huisverbod kan worden opgelegd door de burgemeester en kan worden verlengd tot maximaal 4 weken. Het huisverbod kan worden opgelegd zonder dat er een strafbaar feit is geconstateerd. Er moet dan wel voldoende grond zijn (dreiging) om het op te leggen. Wat maakt Groningen zo geschikt om als pilotregio voor de nieuwe wet te gaan dienen? Groningen heeft al in een vroeg stadium kenbaar gemaakt zich te willen melden als pilotregio (zie bijlage 1 voor situatieschets). Daarvoor zijn de volgende redenen: a) Binnen de provincie Groningen is het zowel mogelijk proef te draaien in een grote stad als in (wat) kleinere plattelandskernen. Zie voor een keuze van de pilotgebieden bijlage 2. b) Er is een zeer goede provinciale infrastructuur voor de aanpak van huiselijk geweld van samenwerkende instellingen, georganiseerd rond de basiseenheden van de politie. c) De Groningse politie is zeer actief op het gebied van huiselijk geweld en doet dat in nauwe samenwerking met het provinciaal advies en steunpunt. Onlangs won de Groningse politie daarvoor de landelijke innovatieprijs. d) Er is ervaring met interventies in situaties van huiselijk geweld. In de eerste helft van 2006 werden 259 gezinnen aangemeld voor de Thuisfrontaanpak “Eerste hulp bij huiselijk geweld” (zie bijlage 2). In 2005 waren dat er ruim 400. Het betekent dat er voldoende casuïstiek ingebracht kan worden om de werking van de nieuwe wet te onderzoeken. e) Er is de afgelopen jaren stevig ingezet op een strafrechtelijke aanpak in combinatie met hulpverlening. Dat maakt dat goed kan worden onderzocht in welke situaties de nieuwe wet een aanvullende waarde heeft ten opzichte van het strafrecht. f) Er is een groot bestuurlijk draagvlak, vooral ook onder de Groningse burgemeesters. Gezien de verantwoordelijkheid die de burgemeester in het huidige wetsvoorstel krijgt toebedeeld is dit een belangrijke voorwaarde. Noodzakelijke (rand)voorwaarden voor effectiviteit van nieuwe wet. De wet draagt bij aan het voorkomen van verdere escalatie van huiselijk geweld. Wil de wet een effectieve bijdrage kunnen leveren aan het stoppen van huiselijk geweld dan zijn een aantal randvoorwaarden nodig. de politie moet de situatie goed kunnen inschatten: risicotaxatie de periode van 10 dagen moet optimaal benut worden om hulp op gang te brengen: crisisinterventieteam goede opvang van (potentiële) plegers is voorwaarde voor bieden van hulp en houden van toezicht samenwerking tussen alle partijen moet geolied lopen: informatieknooppunt en coördinatie Op basis van de hier genoemde (rand)voorwaarden is door de het Advies en Steunpunt huiselijk geweld Groningen een projectplan gemaakt (voor een nadere uitwerking van dit plan, zie hoofdstuk 2 en 3). Investering noodzakelijk De afgelopen jaren is er in Groningen vol enthousiasme door de samenwerkende instellingen al veel geïnvesteerd in de aanpak van huiselijk geweld. Dat heeft geleid tot een sterke toename van hulpvragen. Op basis van deze cijfers verwachten voor het huisverbod een case-load van ongeveer 60 gezinnen.
3
Het proefdraaien met de nieuwe wet vergt een aantal nieuwe en andere investeringen. Elementen zijn: deskundigheidsbevordering van politieagenten en hulpofficieren, het toetsen van deze deskundigheid en de ontwikkelde instrumenten in de praktijk het opzetten van een model voor een crisisinterventieteam dat ook landelijk te gebruiken is het ontwikkelen van nieuwe methoden van hulp, gericht op snelle intensieve hulp aan daders en een gezinsaanpak gericht op het herstellen/versterken van de opvoedingscapaciteit van ouders/opvoeders. het trainen van hulpverleners in nieuwe methoden en taken en samenwerkingsafspraken in de periode van het huisverbod het in de praktijk testen van het ontwikkelde model en bijbehorende methoden het realiseren en het toetsen in de praktijk van goede opvang voor (potentiële) plegers het implementeren van en het uittesten van landelijk ontwikkelde software zodat een efficiënt informatieknooppunt huiselijk geweld ontstaat het coördineren van de samenwerkende instellingen en het verzamelen en analyseren van relevante informatie voor het toetsen van uitvoering van de wet en noodzakelijke randvoorwaarden Begroting en gevraagde bijdrage Duidelijk is dat er veel gevraagd wordt van de regio en dat dit zeker gedurende de pilotperiode de nodige kosten met zich mee brengt (zie hoofdstuk 4 voor begroting en dekkingsplan). De centrumgemeente heeft reeds middelen ter beschikking gesteld voor coördinatie en uitvoering van hulp. Het Zorgkantoor heeft middelen ter beschikking gesteld voor methodiekontwikkeling. Er moet nog dekking gevonden worden voor het grootste deel van de benodigde middelen. Landelijke middelen Van het Ministerie van Justitie verwachten we een bijdrage aan het ontwikkelen van het model voor crisisinterventie en voor het daadwerkelijk uittesten van dit model in de praktijk. Gevraagd bedrag respectievelijk: 50.000 euro en 75.000 euro. Van de Groningse gemeentes zal met ingang van 2007 een bijdrage gevraagd worden van 10 cent per inwoner aan het Advies en Steunpunt voor de coördinatie van de aanpak van huiselijk geweld. Hiervan zal een deel - 28.480,-- euro - beschikbaar komen voor de pilot. OGGZ middelen Per 1 januari 2007 krijgt de centrumgemeente krijgt de beschikking over OGGZ-middelen. De centrumgemeente moet deze middelen inzetten ten behoeve van de hele regio (provincie Groningen). Voor coördinatie en toeleiding van plegers naar hulp zal een beroep worden gedaan op deze middelen. Provinciale middelen Van de Provincie Groningen vragen wij een bijdrage voor de hulp aan kinderen in het kader van een gezinsaanpak: 63.000,-- euro. Diverse fondsen Wij gaan een beroep doen op diverse fondsen voor een bijdrage aan de opvang van (potentiële) plegers en voor het crisisinterventieteam (gezinsbehandeling). In totaal gaat het om een bijdrage van 130.000,-- euro.
4
II
De pilot, inhoudelijke onderdelen
In dit hoofdstuk geven we een inhoudelijke beschrijving van wat een pilot in zou moeten houden en op zou moeten leveren. Binnen Thuisfront, eerste hulp bij huiselijk geweld richtten we ons tot nu toe vooral op geweld tussen (ex-)partners. In 2005 en 2006 kregen wij ook te maken met een aanzienlijke groep jongvolwassen plegers die geweld tegen hun ouders gebruikten. Per 01-07-2006 gaat het in totaal om 65 gezinnen met een dergelijke problematiek. Ook deze groep wordt bij de pilot betrokken. Het huisverbod kan ook een mogelijkheid bieden voor plegers van kindermishandeling. Hiertoe zal altijd in overleg met Bureau Jeugdzorg worden besloten.
A. Risicotaxatie door politie en advisering over verlenging huisverbod De politie zal, net als nu, bij een situatie van huiselijk geweld, het risico ter plaatse daadwerkelijk moeten inschatten. Op dit moment baseert de politie zich voornamelijk op (aantoonbare) strafbare feiten, waarop tot aanhouding kan worden besloten. De nieuwe wet maakt het mogelijk ook een inschatting van dreiging te maken, ook al zijn er nog geen strafbare feiten gepleegd. Op dit moment wordt hier landelijk een instrument voor ontwikkeld dat in de praktijk moet worden getest. In de pilotfase is de nieuwe wet nog niet van kracht en zal de politie in zo’n geval alleen via overtuigingskracht de dader kunnen bewegen het huis te verlaten. De wet geeft twee mogelijkheden voor de uitreiking van het huisverbod: 1. de burgemeester reikt het huisverbod uit of 2. de gemandateerde officier van dienst reikt het huisverbod uit. In beide gevallen zijn er twee risicotaxatie-instrumenten: a. een shortlist; deze wordt gebruikt door de politieambtenaar om te bepalen of er sprake is van een situatie waarin het huisverbod kan worden opgelegd. b. een longlist, deze wordt gebruikt om het huisverbod ook daadwerkelijk te kunnen opleggen (door burgemeester of gemandateerde hulpofficier). Een andere mogelijkheid is, het huisverbod op te leggen na een zgn 6-uurszaak. Dat betekent dat er voldoende grond is voor de politie de pleger aan te houden en gedurende 6 uur vast te houden. Indien nader onderzoek onvoldoende grond geeft de pleger langer vast te houden kan een huisverbod worden overwogen indien er sprake is van een dreigende situatie. Ook hiervoor geldt dat gedurende de pilotfase de pleger min of meer vrijwillig moet meewerken aan het huisverbod. Nagedacht moet worden hoe een pleger voor coöperatief gedrag kan worden beloond. Na een periode van 10 dagen moet worden bepaald of tot verlenging van het huisverbod moet worden overgegaan (maximaal 4 weken). Gedurende de eerste 10 dagen wordt onderzocht of er bij de samenwerkende instellingen gegevens voorhanden zijn die een eventuele verlenging van het huisverbod al dan niet kunnen onderbouwen. Belangrijk element is een snelle toegang tot de (registratie) gegevens van alle samenwerkende instellingen, om te checken of het gezin of de pleger reeds bekend is. Het zgn crisisinterventieteam van hulpverleners brengt advies uit aan de burgemeester om al dan niet tot verlenging over te gaan. Dit wordt mede gebaseerd op de ervaringen die gedurende de 10 dagen van het huisverbod worden opgedaan in de hulpverlening aan het gezin. De juridisch adviseur van de burgemeester zal betrokken zijn bij de uiteindelijke afweging ter verlenging. De gemeente Groningen heeft aangeboden beschikbare expertise in te zetten ten behoeve van de overige deelnemende gemeentes. De pleger aan wie het huisverbod wordt opgelegd heeft de mogelijkheid om hiertegen in beroep te gaan. Gedurende de pilotfase is de nieuwe wet nog niet van kracht en zal van een feitelijk beroep
5
geen sprake zijn. Wel kunnen een aantal cases onderzocht worden op argumenten waarop een mogelijk beroep al dan niet gegrond verklaard zou kunnen worden. Hiertoe zal –naast de juridisch adviseur van de gemeente Groningen -contact gezocht worden met deskundigen op dit terrein. Activiteiten in dit onderdeel zijn samengevat: Het toetsen van landelijke ontwikkelde instrumenten voor risicotaxatie in de praktijk. Deskundigheidsbevordering van met name politieagenten, zodat zij op de hoogte zijn van de mogelijkheden van de nieuwe wet. Deskundigheidsbevordering van hulpofficieren en/of andere specialisten bij de politie die de nieuwe instrumenten moeten gaan toepassen. Onderzoeken van een aantal cases op gronden voor beroep.
B. (Snelle) Interventieteams voor hulp aan slachtoffer en eventuele kinderen; het Groningse 10 dagen model. Eén van de onderdelen van de pilot huisverbod betreft de ontwikkeling van het Crisisinterventieteam Huiselijk Geweld. De ontwikkeling van dit interventieteam is noodzakelijk om binnen 2 uur hulp te kunnen bieden vanuit de juiste discipline, nadat een huisverbod is opgelegd. Deze interventieteams bestaan nog niet in de regio; wel wordt in de stad Groningen gewerkt met een crisisteam van het algemeen maatschappelijk werk, om algemene hulpvragen te ondervangen. Dit betekent dat het interventieteam als het ware vanaf de tekentafel ontwikkeld moet worden en getest in de praktijk; net als de andere instrumenten die in het kader van de invoering van het huisverbod in ontwikkeling zijn (risicotaxatie-instrument, informatieknooppunt). Deze ontwikkelingsstap en het uittesten van het interventieteam in de drie pilots is van groot belang gezien de beleidsmatige-, organisatorische- en financiële consequenties die ermee zijn gemoeid. Deze zijn niet gering. Om een voorbeeld te noemen: met de invoering van het interventieteam wordt een beschikbaarheidfunctie gecreëerd die in bezettingstermen inefficiency betekent en die personeel en financieel afgedekt moet worden vanuit de veldorganisaties en bestaande en/ of toekomstige financieringsbronnen. Consequenties die in voldoende mate in beeld moeten zijn om volgend jaar de implementatie van het huisverbod gestalte te kunnen geven. Zonder adequaat functionerend interventieteam maakt goede invoering van het huisverbod minder kans van slagen. De eerste fase behelst om met partijen na te denken over de samenstelling en opdracht van een interventieteam. Hierin wordt met betrokken partijen een aantal kernelementen uitgewerkt zoals werkwijze en methodiek, samenstelling en organisatie van het interventieteam, informatiemanagement, capaciteitsmanagement, gevraagde inzet van partijen, profielen van zaken en hulpaanbod, de follow-up en de koppeling met de preventieaanpak. Uitgangspunten crisisinterventieteam Uithuisplaatsing van plegers heeft tot doel een zodanige interventie te plegen dat het huiselijk geweld – op den duur – kan worden gestopt. Het betekent dat het opleggen van een huisverbod de start moet zijn van andere interventies die tot doel hebben het geweld te stoppen. Gecombineerde interventies vanuit de justitiële keten en de hulpverleningsketen zijn daarbij gewenst. Kenmerk van huiselijk geweld is dat het gepaard gaat met veel schuld en schaamte en angst dat de buitenwereld “het over gaat nemen” indien het bekend wordt. Gezinnen verkeren daardoor vaak in een isolement en sluiten de rijen voor buitenstaanders. In geval van crisis wordt dit doorgaans een paar dagen doorbroken en daardoor is snelle interventie de beste waarborg voor het effectief aanpakken van het geweld. Kinderen vormen vaak een vergeten groep als het gaat om huiselijk geweld tussen partners. Terwijl we uit onderzoek weten dat de gevolgen van getuige zijn van geweld tegen een ouder net zo ernstig kunnen zijn de gevolgen van kindermishandeling. De ervaring vanuit de Thuisfronttrajecten leert, dat geweld tussen ex-partners vaak (opnieuw) begint vanwege de omgangsregeling met de kinderen. Binnen de aanpak van huiselijk
6
geweld is tot nu toe heel weinig aandacht voor de gevolgen van huiselijk geweld voor de opvoedingsrelatie. Het is van belang om vanaf het begin hier aandacht aan te besteden, niet alleen wanneer de partners bij elkaar blijven, maar ook wanneer zij besluiten uit elkaar te gaan. Daarmee stopt hun rol als ouder/opvoeder immers doorgaans niet. Doel crisisinterventieteam De interventies van het team zijn erop gericht de veiligheid in het gezin zoveel mogelijk te waarborgen, voorwaarden te scheppen om het geweld blijvend te stoppen, de achterliggende problematiek helder te krijgen en eerste stappen te ondernemen om die problematiek op te lossen. Het is de bedoeling dat de interventies de weg vrij maken voor vervolghulpverlening middels het Thuisfront protocol. Eerste concept voor crisisinterventieteam: Een tiendagenmodel Om een doorbraak in de situatie van huiselijk geweld te forceren worden intensieve en doelgerichte interventies geboden. Hiertoe is een 10-dagenmodel in ontwikkeling. Dit model dient als leidraad voor het nog op te zetten crisisinterventieteam en zal in de praktijk moeten worden getoetst op bruikbaarheid. De ervaring tot nu toe leert dat het protocol dat binnen Thuisfront wordt gehanteerd in ongeveer de helft van de gevallen goed te gebruiken is, waarbij het voor alle samenwerkingspartners duidelijk is wat zij moeten doen en hoe dat op elkaar ingrijpt. In de overige gevallen is aanpassing aan de specifieke situatie van een gezin noodzakelijk, maar draagt het protocol ertoe bij dat er beargumenteerd van wordt afgeweken. Binnen het tiendagenmodel wordt hulp geboden aan alle aanwezigen in het (gezins)systeem. Dat wil zeggen dat er elke dag contact is met de uithuisgeplaatste en de achterblijvers. Binnen het team heeft een ieder speciale aandacht voor een onderdeel van het gezin maar het gehele team draagt de verantwoordelijkheid voor de voortgang en het resultaat van de systeemgerichte hulpverlening. Een projectmedewerker is als casemanager verantwoordelijk voor de aansturing, het faciliteren en de organisatie van de werkzaamheden van het team. Minimale voorwaarden ten opzichte van de interventies zijn: • Er is elke dag contact met de uithuisgeplaatste en de overige gezinsleden. • Er zijn minimaal 2 zorgconferenties waar de betrokken leden van het interventieteam aan deelnemen. • Er vindt 1 keer (onder begeleiding) een bezoek plaats van de kinderen aan de pleger. • Er vindt 1 keer een 4 of 5 gesprek plaats vindt (met of zonder jeugdhulpverlener in geval van wel/geen kinderen). • In de eerste drie dagen is er een inventarisatie en analyse gemaakt van de meest pregnante problemen in deze gezinssituatie. • Er is een vervolg traject uitgezet aan het eind van de periode waarin het interventieteam actief is en er is aansluiting gemaakt met de hulpverleners werkzaam binnen het reguliere Thuisfront-traject voor overdracht van het gezin. Voor een schematische uitvoering van het Groningse tiendagenmodel en bijbehorende ureninzet, zie bijlage 3.
C.
Opvang voor plegers
Ervaringen uit Oostenrijk, waar al enige jaren gewerkt wordt met een huisverbod voor plegers van huiselijk geweld, wijzen erop dat het grootste deel van de plegers onderdak zoekt bij hun moeder gedurende de periode van het huisverbod. De vraag is of dat een wenselijke situatie is zowel vanuit oogpunt van adequate hulp om het geweld te stoppen als vanuit veiligheidsoverwegingen (toezicht houden wordt bemoeilijkt).
7
Immers, de noodzakelijke hulp moet zich niet alleen richten op slachtoffer en kinderen, maar nadrukkelijk ook op de pleger. Als zijn (of soms haar) gedrag niet verandert is er op termijn geen winst te behalen. De methodiek vanuit Thuisfront is er tot nu toe op gericht om de pleger via een wekelijkse of tweewekelijkse sessie hulp te verlenen. Daarbij hoort ook nadrukkelijk een gesprek tussen pleger en slachtoffer, indien zij besluiten samen verder te gaan. De huidige aanpak kan een half jaar tot een jaar duren. Er zijn aanwijzingen dat een gecomprimeerde intensieve behandeling wel eens meer effect zou kunnen sorteren. De periode van het huisverbod zou daarom benut moeten worden om plegers een plek te bieden waar zij tijdelijk kunnen wonen, gekoppeld aan een intensief hulpprogramma. De nieuwe wet kent niet de verplichting op een bepaald adres te verblijven. Plegers zouden hiertoe dus vrijwillig moeten besluiten. Plegers die werk hebben, kunnen overdag naar hun werk en in de avonduren een programma volgen. Op die manier loopt het gezinsinkomen geen gevaar. Plegers die geen werk hebben kunnen een programma overdag volgen, eventueel ook gekoppeld aan een onderdeel gericht op reïntegratie op de arbeidsmarkt. Indien er kinderen in het gezin zijn is onderdeel van het programma een aantal sessies waarin samen wordt onderzocht hoe de (opvoedings)relatie van vader en moeder met de kinderen kan worden hersteld. In de opvangvoorziening voor plegers kunnen kinderen – eventueel onder toezicht – de pleger (vaak hun vader) ook bezoeken, en kan geoefend worden in (nieuwe) omgangsvormen met elkaar. Uit ervaring weten we immers dat met name de omgang met kinderen ook na een eventuele scheiding een bron van (terugkerend) huiselijk geweld kan zijn. Hulp die meteen gericht is op de omgang met kinderen door beide ouders kan wellicht voor de kinderen veel ellende voorkomen. In het wetsvoorstel is sprake van en contactverbod tussen pleger en huisgenoten, gedurende de periode van het huisverbod. Wij zijn van mening dat juist met name het contact met de kinderen gedurende de periode van huisverbod van belang is, mits dit onder de juiste condities plaatsvindt. Ook dat is een belangrijk argument te streven naar goede opvang voor (potentiële)plegers. Het huidige wetsontwerp biedt hiertoe voldoende mogelijkheden (uitzonderingen op contactverbod). Onze eerste gedachten bij de opvang van plegers gingen uit van 3-4 zelfstandige appartementen/HAT-eenheden in de stad Groningen. Gesprekken met de daarvoor in aanmerking komende opvanginstellingen in onze regio, hebben tot iets andere inzichten geleid. Voor interventies buiten kantooruren is een plek in de crisisopvang gedurende één tot 1 tot 3 nachten gewenst (weekenden). Op die manier is eenduidig voor elke hulpverlener/politieagent wat er ten aanzien van de pleger geregeld dient te worden en moet er in de begroting een post opgenomen worden voor taxivervoer naar de crisisopvang. De volgende dag kan dan nader bekeken worden of de pleger in de crisisopvang blijft, of geplaatst wordt in een appartement/woonvoorziening in de stad Groningen of Winschoten. Hiertoe zullen in de projectperiode de mogelijkheden voor huur van 2 appartementen/woningen in respectievelijk Groningen en Winschoten worden onderzocht. Wanneer meer zicht is op het gebruik van deze opvangplaatsen kan ook nagedacht worden over een vervolg. Immers, de maximale duur van verblijf in het kader van het huisverbod is ongeveer 6 weken. Indien de pleger daarna, om welke reden dan ook, niet meer naar huis terug kan keren, ontstaat een acuut probleem rond huisvesting. Het is niet wenselijk een pleger op straat te zetten zonder perspectief op woonruimte. Dan creëert het huisverbod immers een volgend probleem: dak- en thuisloosheid van plegers, met alle gevolgen van dien. Ook om die reden wordt gekozen voor 2 opvangplekken in de crisisopvang, zodat opvang in elk geval gegarandeerd is. Duidelijk is dat ook de medewerking van gemeentes en woningbouwcorporaties in de betrokken gebieden een vereiste is, zowel voor de huur van eventuele wooneenheden als voor eventuele vervolghuisvesting. Hierin kunnen tijdens de pilot gemeentebesturen/burgemeesters en woningbouwcorporaties een belangrijke rol vervullen m.b.t. urgentie en feitelijke huisvesting.
8
Te ondernemen activiteiten: Afspraken maken met opvangvoorzieningen over de beschikbaarheid van 2 opvangplaatsen en de kosten daarvan. Afspraken maken over een programma (dagbesteding) voor de 10 dagen voor verblijf in crisisopvang en eventueel vervolgverblijf van 4 weken. Onderzoeken van mogelijkheden woonvoorziening/appartement in Winschoten en Groningen. Afspraken maken met vervoersbedrijven (voor nachtelijk vervoer). Regelen van eventuele vervolghuisvesting (woningbouwcorporaties en gemeentes).
D Informatieknooppunt huiselijk geweld. Op basis van de ervaringen met het programma Viadesk, ontwikkelt voor de monitoring van de hulp aan veelplegers, is door het Ministerie van Justitie het project Informatieknooppunt huiselijk geweld opgezet. Doel hiervan is het programma Viadesk geschikt te maken voor de monitoren van een casus huiselijk geweld. Het programma dient hiertoe te worden aangepast. Het oorspronkelijke programma is toegesneden op de individuele dader, terwijl bij huiselijk geweld een gezinsgerichte monitoring gewenst is. Daarnaast wordt Viadesk tot nu toe gebruikt in de justitiële keten en dit zou uitgebreid moeten worden naar de (vrijwillige) hulpverleningsketen. De opzet is dat Viadesk nieuwe stijl wordt uitgetest in de pilotgebieden gedurende de pilot. Medewerkers van het Advies en Steunpunt Groningen zijn erg enthousiast over de mogelijkheden van Viadesk: het kan in de toekomst een aanzienlijke winst opleveren voor effectiviteit en efficiency in de samenwerking. Op korte termijn vergt het echter een behoorlijke (extra) inspanning van de samenwerkende instellingen en de projectleider. Daarnaast zal ook de relatie moeten zijn met de door de gemeente Groningen ontwikkelde monitor voor het op langere termijn volgen van gezinnen waar huiselijk geweld heeft plaatsgevonden. Het introduceren van Viadesk nieuwe stijl bij de samenwerkende instellingen. Scheppen van voorwaarden voor implementatie bij de samenwerkende instellingen. Het testen van de bruikbaarheid in de praktijk. Het evalueren van Viadesk nieuwe stijl als belangrijk middel voor een informatieknooppunt huiselijk geweld.
9
III
Organisatie van de Groningse pilot
Overkoepelend voor de totale pilot De centrumgemeente Groningen (= de stad Groningen) is de gemeente aan wie de pilot is toegekend en daarmee de feitelijke opdrachtgever. De centrumgemeente draagt de uitvoering van de pilot op aan het Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld Groningen. In hoofdstuk II is sprake van 4 inhoudelijke onderdelen van de pilot, die voor een effectieve aanpak alle met elkaar verbonden dienen te worden. Daarom is het wenselijk om gedurende de voorbereiding en uitvoering van de pilot te werken met één projectleider die verantwoordelijk is voor de voortgang van het totale project en op onderdelen bij kan sturen. Deze projectleider wordt ondergebracht bij het Provinciaal Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld Groningen. De projectleider rapporteert en legt verantwoording af aan een stuurgroep van managers van samenwerkende instellingen. Deze stuurgroep is vooral verantwoordelijk voor de inhoudelijke voortgang. Binnen het advies en steunpunt functioneert al het reeds genoemde samenwerkingsverband Thuisfront onder verantwoordelijkheid van een stuurgroep van leidinggevenden. Waar mogelijk zal van dezelfde structuur gebruik gemaakt worden die nu reeds door de samenwerkingspartners is opgezet. Betrokkenheid bestuurders Daarnaast is het wenselijk de betrokken bestuurders bij het project te betrekken. Ook hiervoor geldt dat waar mogelijk gebruik zal worden gemaakt van bestaande structuren. In de provincie Groningen zijn dit: Het regionaal college (openbare orde en veiligheid) Het lokale driehoeksoverleg (openbare orde en veiligheid) Het ambtelijk en bestuurlijk overleg georganiseerd via de GGD (Zorg en Welzijn) Een ambtelijke werkgroep zal, in samenwerking met de projectleider, de voorbereidingen treffen voor het informeren van deze bestuurlijke gremia. In deze werkgroep zijn minimaal de betrokken ambtenaren van de centrumgemeente betrokken. Met de betrokken bestuurders (burgemeesters en wethouders) zal worden overlegd op welke wijze zij betroken willen worden bij het project. De gedachten gaan nu uit naar het informeren van de genoemde overleg organen minimaal drie keer gedurende de pilotperiode. Voor overleg over (knelpunten rond) een concrete casus is het lokale driehoeksoverleg het meest voor de hand liggend. Uitvoering diverse onderdelen. De projectleider is verantwoordelijk voor de uitvoering en verbinding tussen de in hoofdstuk II genoemde onderdelen van de pilot. De projectleider vertaalt de verschillende onderdelen van het project in uitvoeringsplannen en draagt zorg voor uitvoering. De projectleider is tevens verantwoordelijk voor de verslaglegging en de verbinding met de landelijke projectgroep. De projectleider wordt ondersteund door en aantal projectmedewerkers. Voor onderdeel A (Risicotaxatie) is door de politie een projectmedewerker gedurende 8 uur ter beschikking gesteld van het Advies en Steunpunt. Voor onderdeel B (crisisinterventieteam) zal na de ontwerpfase, wanneer de pilot feitelijk gaat starten, een projectmedewerker worden aangetrokken. Voor onderdeel C (Opvang Plegers) is een projectmedewerker aangesteld voor de voorbereidende werkzaamheden en zijn deskundigen aangetrokken voor het beschrijven van methoden voor effectieve hulp aan plegers en een gezinsaanpak, gericht op het versterken van de opvoedingscapaciteit. Onderdeel D (informatieknooppunt) wordt –voorlopig - uitgevoerd door de projectleider.
10
Alle projectmedewerkers voeren hun werkzaamheden uit onder verantwoordelijkheid van de projectleider. Betrokken partijen in schema De organisatie van het project is complex vanwege de verschillende betrokkenheid van diverse partijen Wie
Rol
Taken
Landelijke projectgroep/Ministerie van Justitie
Opdrachtgever landelijke pilots
Inhoud en organisatie landelijke pilot Afstemming planning Overleg pilotregio’s Verslaglegging bevindingen: knelpunten en aanbevelingen
Centrumgemeente Groningen
Opdrachtgever Advies en Steunpunt Groningen
Verantwoordelijk voor organisatie en uitvoering. Informeren en betrekken andere Groningse gemeentes
Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld Groningen (projectleider en samenwerkende instellingen)
Uitvoeder projectplan pilot huisverbod Groningen
Pilotgemeentes
Gemeentes die proefgebied zijn voor huisverbod
Controle gemeentes
Gemeentes die vergeleken worden met pilotgemeentes Overheden of fondsen die het project (mee) financieren
Financiers
Wat is nodig om taak uit te voeren? Afstemming planning en organisatie 3 proefgebieden Gezamenlijke evaluatiecriteria ontwikkelen Verslag van knelpunten en aanbevelingen uit Groningen voor landelijke implementatie
Voortgangsrapportage Verantwoording uitvoering projectplan Verslag van aanbevelingen en knelpunten voor verdere implementatie in Groningen Organisatie en uitvoering Voldoende middelen voor coördinatie en uitvoering van pilot Voldoende mandaat van Voortgangsrapportages bestuurders uit aan alle betrokken pilotgemeentes en van partijen Verantwoording afleggen managers van samenwerkende aan opdrachtgevers en instellingen financiers Advies en ondersteuning Verantwoordelijk voor vanuit uitvoering uitvoering oplegging huisverbod in hun Voortgangsrapportages gemeente. Verantwoordelijk voor Informatie vanuit informatie uit hun pilotgemeentes gemeente Voortgangsrapportages Beschikbaar stellen van middelen ter realisatie projectplan
Verantwoording van besteding middelen Voortgangsrapportages
De projectleider heeft als taak met alle betrokken partijen te overleggen over gewenste vorm van overleg, verantwoording en voortgangsrapportages. Voor een uitgebreider overzicht van de taken van de projectleider: zie bijlage 4.
11
IV
Begroting
Uitgangspunt Hoewel de in dit projectplan genoemde activiteiten in eerste instantie een flinke financiële investering vergen, zijn we er van overtuigd dat op den duur deze kosten in baten zullen veranderen. Een rapport van de GGD-Drenthe (2004) toonde aan dat mensen die huiselijk geweld hebben meegemaakt significant meer klachten hebben op het terrein van gezondheid – vaker dokters bezoeken, vaker arbeidsongeschikt zijn – dan mensen die deze ervaring niet hebben. Ook de link die er vanuit sommige onderzoeken wordt gelegd tussen huiselijk geweld en geweld in de openbare sfeer duidt op een aanzienlijke kostenpost voor de samenleving. Uiteraard is hier sprake van een lange termijn visie. Op de korte termijn zien we – door de brede aandacht voor huiselijk geweld – eerder een toename van het aantal hulpvragen. Zo nam in de provincie Groningen het aantal nieuwe aanmeldingen voor het Thuisfronttraject toe van 315 gezinnen in 2004 tot 405 in 2005. In het eerste half jaar van 2006 is er sprake van 259 nieuwe aanmeldingen. Het betekent – zoals meestal het geval is – dat de kosten voor de baat uitgaan. Wil de overheid serieuze stappen (blijven) zetten in het bestrijden van huiselijk geweld, dan zal hiervoor een financiële injectie nodig zijn. Niet alleen – zoals in dit geval - in projecten, maar juist in voldoende faciliteiten op uitvoeringsniveau om de toenemende hulpvraag zowel kwalitatief als kwantitatief goed te beantwoorden. Geschatte kosten na invoering wet. In de memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel wordt gewezen op extra inzet van middelen voor diverse aspecten die met de nieuwe wet samenhangen. In totaal komt men op en bedrag van 9.9 miljoen – waarvan 6.8 miljoen voor hulpverlening - bij een schatting van 2000 huisverboden op jaarbasis. Dat is per opgelegd huisverbod een bedrag van ongeveer 5000,-- euro. Voor de noodzakelijke hulpverlening betekent het een bedrag van 3400,-- euro per casus. In de begroting voor de pilot komen we uit op een bedrag van bijna 9400,-- euro per casus, waarvan 4958,-- euro voor het crisisinterventieteam. Het is vanzelfsprekend dat in een periode van uittesten meer geïnvesteerd moet worden om goed zicht te krijgen op mogelijke uitvoeringsproblemen en andere knelpunten. In het Groningse plan is tevens inbegrepen het realiseren van opvangplaatsen voor potentiële plegers. Hiervan is geen sprake in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel. Dit zijn twee redenen die de “meerprijs”ten opzichte van het door het rijk geschatte kosten verklaren.
12
Begroting bij projectplan Kosten: Projectleider 16 uur (1 juli 2006 – 1 april 2008)
93.000*1
Crisis-interventieteam Op basis van 60 zaken Opgebouwd uit: Hulp aan slachtoffer Hulp aan pleger Hulp aan kinderen Coördinatie en verslag
297.480
Opvang plegers Looptijd: 1 jaar Opgebouwd uit: 2 crisisplekken Huur 2 wooneenheden Schoonmaak en beheer Inrichting Vervoer Projectmedewerker Ontwikkeling programma experts Totaal
97.000 99.000 63.000 36.000 172.000
64.000 20.000 10.000 30.000 2.000 16.000*2 30.000*2 562.480
Ad 1) Dit is inclusief de kosten van huisvesting, materiaalkosten, reiskosten en projectassistentie Ad 2) Van het Zorgkantoor is in het kader van de OGGZ-subsidies hiervoor al een bijdrage ontvangen.
Dit plan wordt mede mogelijk gemaakt door het Ministerie van Justitie, de gemeente Groningen, en het Zorgkantoor Groningen. Aanvragen lopen nog bij de provincie Groningen, het Provinciaal OGGZ fonds-2007 en bij verschillende fondsen.
13
BIJLAGEN
14
BIJLAGE 1 Aanpak huiselijk geweld in Groningen: Thuisfront, eerste hulp bij huiselijk geweld. De Groningse situatie De samenwerking binnen Thuisfront In Groningen wordt sinds het jaar 2002 door een groot aantal instellingen samengewerkt aan een aanpak gericht op eerder ingrijpen in situaties van huiselijk geweld. Deze aanpak wordt genoemd: Thuisfront, eerste hulp bij huiselijk geweld. Het initiatief hiertoe is in Groningen genomen door de stichting Toevluchtsoord, een instelling voor vrouwen en kinderen die vanwege huiselijk geweld hulp en onderdak nodig hebben. Sinds november 2005 is ook het Provinciaal advies en steunpunt huiselijk geweld Groningen hier ondergebracht. Dit advies en steunpunt kan telefonisch advies, gerichte doorverwijzing en consultatie bieden en werkt ook aan (Groningse)publiciteitscampagnes en voorlichting. Instellingen die samenwerken zijn: Regiopolitie Groningen, Bureau Jeugdzorg Groningen, alle (11) instellingen voor algemeen maatschappelijk werk in de provincie Groningen, Reclassering Groningen, OM-Groningen, Algemene Forensische Psychiatrie Noord-Nederland, Slachtofferhulp, het Toevluchtsoord (vrouwenopvang), crisisopvang Hospitium Leek en de FIOM. In 2005 werden in de provincie Groningen 405 gezinnen nieuw aangemeld voor het traject “Eerste hulp bij huiselijk geweld”. In de eerste helft van 2006 waren dat er 259. Op 30 juni 2006 waren er 378 gezinnen in behandeling. Doel van de behandeling is: het stoppen van geweld en niet het stoppen van de relatie (al kan dat in sommige gevallen wel nodig zijn om het geweld te stoppen). De aanpak is gericht op hulpverlening aan het hele gezin: slachtoffer, pleger en eventuele kinderen. De samenwerkingspartners schatten dat in 70% van de gevallen het ook echt lukt om het geweld te stoppen. De aanpak kenmerkt zich verder door nauwe samenwerking tussen de justitiële keten en de hulpverleningsketen. In 2005 is met name de aanpak door justitie sterk verbeterd en is er een hechte samenwerking ontstaan tussen politie, OM, Reclassering en AFPN (daderhulpverlening). Hierdoor is er bij veel meer gezinnen sprake van een gecombineerde aanpak vanuit het strafrecht en de hulpverlening en kan de noodzakelijke druk op met name de pleger om therapie te blijven volgen op diverse momenten worden ingezet (zie bijlage 3 voor stroomschema). Deze aanpak leidt ertoe dat alle maatregelen die vanuit het strafrecht mogelijk zijn in de Groningse praktijk worden toegepast. Het is interessant om te onderzoeken in welke situaties de nieuwe wet die het huisverbod van plegers regelt, hierop een aanvulling biedt. Stroomschema “Thuisfront, eerste hulp bij huiselijk geweld”. Thuisfront, onderdeel van het Advies en Steunpunt huiselijk geweld, is een samenwerkingsverband tussen 19 instellingen in de provincie Groningen. Deze instellingen zijn onder andere: alle instellingen voor maatschappelijk werk in de provincie, de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland (AFPN), Bureau Jeugdzorg, de Regiopolitie Groningen, het Openbaar Ministerie en de Stichting Reclassering Nederland. Deze, zowel hulpverlenings- als justitiële instellingen, werken volgens verregaande afspraken (protocol) samen met als doel: het huiselijk geweld moet stoppen en verdere escalaties van geweld moeten voorkomen worden. De aanpak heet: “eerste hulp bij huiselijk geweld”
15
De geboden hulp ziet er schematisch weergegeven zo uit:
Aanmeldingen 1e hulp via politie of AMW (instemmingsformulier)
Dader AFPN
Slachtoffer AMW
Hulpverlening/ Nazorg
Kinderen Bureau Jeugdzorg
In geval van proces-verbaal Openbaar Ministerie
Reclassering
16
BIJLAGE 2 Gebieden voor de pilots Huisverbod daders van huiselijk geweld Gebiedsindeling 1e hulp bij huiselijk geweld tussen (ex)partners, georganiseerd rond basiseenheden (BE) van de regiopolitie Groningen:
Eerste Hulp bij Huiselijk Geweld Eemsmond De Marne Loppersum Appingedam Winsum
Bedum
Zuidhorn
Grootegast
Delfzijl
Ten Boer
Groningen
Slochteren
Scheemda Reiderland
Leek
Marum
Haren
HoogezandMenterwolde Sappemeer Veendam
Winschoten Pekela Bellingwedde
Werkgroepen Groningen Leek
Winschoten
Zuidhorn
Stadskanaal
Uithuizen
Groningen Zuid
Delfzijl
Groningen Oost
Hoogezand
Groningen Noord
Veendam
Groningen West
Stadskanaal
Vlagtwedde
Voorstel pilot en controle gebieden Pilotgebieden: BE Winschoten (Winschoten, Bellingwedde, Reiderland, Scheemda en Pekela) BE Groningen-Noord (Groningen) Controlegebieden: Voor BE Winschoten: BE Hoogezand (Hoogezand en Slochteren) Voor BE Groningen-Noord: BE Groningen-West (Groningen) Waarom deze pilotgebieden? De gebieden van de BE Winschoten en de BE Groningen-Noord zitten in de top 3 van gebieden wat de hoeveelheid aanmeldingen betreft. Om kansen op cases waarbinnen het huisverbod toegepast zou kunnen worden optimaal te benutten zijn veel aanmeldingen nodig. De BE Hoogezand hoort ook bij deze gebieden maar binnen dit gebied vallen slechts 2 gemeenten en de grootste gemeente (Hoogezand) ligt dichtbij de stad Groningen. Onder de BE Winschoten vallen 5 gemeenten. Dit geeft bredere variatie in betrokken gemeentes. Daarbij staat deze basiseenheid meer model voor andere BE’s in de provincie. Zo zijn er in de provincie 4 BE’s waarbinnen 3 tot 4 gemeenten vallen. Hoewel complex is dit een gegeven waarmee gewerkt moet worden. Waarom deze controlegebieden? Wat gebiedssamenstelling zou de BE Uithuizen het best schaduwgebied voor de BE Winschoten kunnen zijn. Een pilot vergt echter ook dat er een substantieel aantal cases onderzocht kunnen
17
worden en dat is in de BE Uithuizen niet het geval. De BE Hoogezand komt qua aantal cases wel in aanmerking en heeft ook een langdurige expertise opgebouwd mbt de aanpak binnen Thuisfront. Op grond hiervan valt de keuze op BE Hoogezand. Voor de BE Groningen-Noord kan het beste de BE Groningen-West als controlegebied fungeren. Ook hier komen relatief veel cases binnen en de gebiedssamenstelling (oude en nieuwe wijken) komt redelijk overeen. De BE Groningen-Zuid valt af want hier behoort ook de gemeente Haren toe en de BE Groningen-Oost is een erg specifiek gebied met grote woonwijken (Leeuwenborg en Beijum). Daar komt bij dat het aantal cases hier het afgelopen jaar is achtergebleven. Welke gemeenten dus? Winschoten, Bellingwedde, Reiderland, Scheemda, Pekela en Groningen als pilotgemeenten. Hoogezand, Slochteren en Groningen als schaduwgemeenten. Gegevens van deze gemeenten Pilotgebieden
Inwonersaantal (1/1/05)
Burgemeester
-
Cases in 2005 59
Groningen-Noord Winschoten Bellingwedde Reiderland Pekela Scheemda
18.458 9.694 6.970 13.449 14.173
23 8 8 16 9
Mevrouw Vlietstra De heer Drenth De heer Horseling De heer Schollema Mevrouw JonkmanJansen
Totaal BE Winschoten
62.744
64
Groningen-West
-
44
De heer Wallage
Hoogezand Slochteren
34.363 14.921
38 3
Mevrouw Salet De heer Verstegen
Totaal BE Hoogezand
49.284
41
De heer Wallage
Controlegebieden
Totaal aantal cases pilotgebieden in 2005: Totaal aantal cases controlegebieden in 2005: Totaal cases 2005
123 85 208
18
BIJLAGE 3: Crisisinterventieteam. 10 dagen model - Groningen
Dag Dag 1
Slachtoffer Wat AMW 1e contact 2 uur
Dader Wat AFPN 1e contact 3 uur
Kinderen Wat Jeugdzorg 1e contact 3 uur
Dag 2
AMW
AFPN Werkconf. 3 uur en 2e contact 2 uur
Jeugdzorg Werkconf 3 uur
Dag 3
AMW
Jeugdzorg 2e contact 2 uur
Dag 4
AMW
Dag 5
AMW
AFPN 3e contact 1 uur AFPN 4e contact 3 uur AFPN 5e contact 3 uur
Dag 6
AMW
Dag 7
AMW
Dag 8
AMW
Dag 9
AMW
Dag 10 AMW
Werkconferentie Plan van aanpak 3 uur en 2e contact 2 uur 3e contact 1 uur 4e contact 2 uur 5e contact 2 uur
Vijfgesprek 3 uur 6e contact 2 uur Werkconf. verlenging huisverbod?? 3 uur + 7e contact 3 uur 8e contact 1 uur 9e contact 3 uur
Jeugdzorg 3e contact bezoek pleger 3 uur AFPN Vijfgesprek Jeugdzorg Vijfgesprek 3 uur 3 uur AFPN 6e contact Jeugdzorg 4e contact 3 uur 2 uur AFPN Werkconf 3 uur + 7e contact 3 uur
Jeugdzorg Werkconf 3 uur
AFPN 8e contact 3 uur AFPN 9e contact 3 uur
Jeugdzorg 5e contact 2 uur
Algemeen Wat Projectmedewerker Inschakelen hulp + info 1 uur Werkconf 3 uur
Contact onderhouden Uur: 1
Contact onderhouden Uur: 1 Projectmedewerker Werkconf 3 uur Rapportage 1 uur
Projectmedewerker Advies/Rapp Burgemeester 2 uur
19
Totale tijdsbesteding per casus
In uren voor 60 cases
In geld
AMW: AFPN Jeugdzorg Projectmedewerker
27 uur1) (35 uur) 33 uur 21 uur 12 uur
1.620 + 320 1.980 1.260 720
99.480 99.000 63.000 36.000
Totaal
93 uur
5.580
297.480
(101 uur)2
5900
Ad 1. Het gaat hier om cases die in kantoortijden worden aangemeld. Na 17.00 uur en in de weekenden komt er per casus nog 8 uur bij voor het AMW-Groningen. Voor opvang van de pleger geldt dat die buiten kantooruren plaatsvindt door de crisisopvang. Kosten per casus overdag: 4650.-- euro. Buiten kantooruren: 5112 euro. Gemiddeld: 4958,-- euro Ad 2. De uren zijn inclusief reistijd. Soms zullen werkconferenties in de Basiseenheid Winschoten worden gehouden, soms in de stad Groningen. Aannames: Geschat aantal cases (inclusief 6-uurs zaken): 60,-- euro waarvan 40 buiten kantoortijd. Gemiddelde uurprijs per hulpverlener zou zijn: 85,-- euro (gebaseerd op AWBZ tarief voor Activerende Begeleiding Speciaal). We willen met de samenwerkingspartners een gereduceerd tarief afspreken van maximaal 50,-- euro per uur, omdat in coördinatie en methodische beschrijving werkwijze al wordt voorzien. Voor de eerste opvang van slachtoffers en eventuele kinderen buiten kantooruren wordt een toeslag van 15.5% berekend (conform CAO-welzijn & maatschappelijke dienstverlening). Vergelijking met schatting benodigde hulp in memorie van toelichting op de wet tijdelijk huisverbod. In de Memorie van Toelichting bij de indiening van het wetsvoorstel voor de Tweede Kamer wordt uitgegaan van 2000 cases waarin het huisverbod jaarlijks zal worden toegepast. Hiervoor wordt een schatting gemaakt van de noodzakelijke extra middelen voor hulpverlening van 6.8 miljoen. Per casus komt dat neer op 3400 euro. Indien we bij de berekening uitgaan van een pleger, een slachtoffer en betrokken kinderen, komen we met de berekeningsgrondslag uit de memorie van toelichting uit op een bedrag van 4700 euro per casus. Dit komt nagenoeg overeen met hetgeen hier per casus is berekend (gemiddeld 4958 per casus).
20
Toelichting bij de tabel. In de aanpak van huiselijk geweld is sprake van een justitiële keten en een hulpverleningsketen. Hier is alleen de hulpverleningsketen besproken. Bij de in de tabel genoemde werkconferentie zijn doorgaans nog 3 andere partijen betrokken: politie, OM en reclassering. Bij het huisverbod is dat wat betreft de laatste partij nog onduidelijk. Bij 6-uurszaken zou dat in elk geval wel wenselijk kunnen zijn. De projectleider vormt de spil tussen de juridische keten en de hulpverleningsketen. In geval van het huisverbod komt daar nog bij het contact met de burgemeester, de bestuursjurist enz. In bovenstand schema is alleen de inzet van een projectmedewerker in de hulpverleningsketen beschreven. Bereikbaarheidsdienst buiten kantoortijden In de pilotgebieden in Groningen is sprake van een zeer verschillende situatie: het gaat om 1 stadsdeel in de stad Groningen en 5 plattelandsgemeenten. In de stad Groningen bestaat reeds een 24-uurs crisisdienst van het algemeen maatschappelijk werk. Uitgangspunt gedurende de pilot is dat deze dienst op het gebied van huiselijk geweld alle pilotgemeentes buiten kantooruren kan bedienen. Gedurende de pilot zal onderzocht worden of dit een haalbare werkwijze is – en een toekomstig model voor de gehele provincie - of dat naar een meer lokale oplossing moet worden gezocht. De aanname is dat zonder extra kosten gebruik gemaakt kan worden van de reeds bestaande stedelijke crisisdienst van de MJD-stad Groningen. Gedurende de pilotperiode zou men dan ook de Basiseenheid Winschoten kunnen bedienen, waar het situaties van huiselijk geweld betreft. Gemiddeld is 8 uur gerekend inclusief reistijd, verslaglegging en overdracht van de hulp. Werkconferenties 1e werkconferentie Doel: a: Veiligheidsrisico’s bespreken: is die nog altijd gewaarborgd. Heeft de dader ook feitelijk het huis verlaten (wet is nog niet van kracht dus deze vraag is tijdens pilot heel relevant). Is gezin bij de instellingen bekend (bijv meldingen politie, jeugdzorg, voogdij) en zo ja wat zegt dat over de veiligheid. Doel: b: Gezamenlijk plan van aanpak gedurende het huisverbod n.a.v. de analyse van de situatie door de hulpverleners. Afspraken plannen voor 4-gesprek, eventueel bezoek van kinderen aan pleger, plannen van 2e werkconferentie. 2e werkconferentie Doel a: Adviseren over al dan niet verlengen van huisverbod op grond van bevindingen van alle partijen. Doel b: Verdere afspraken over gezinsaanpak (al dan niet met verlenging huisverbod) Vijfgesprek Vijf hulpverleners van AMW, AFPN, Jeugdzorg, slachtoffer, pleger (=ouders). Doel: partners zoveel mogelijk zelf betrekken bij het vervolg. Wensen naar elkaar toe uitspreken. Beider verantwoordelijkheid voor veiligheid benadrukken. Beide duidelijk aanspreken op ouderrol, belang van kinderen.
21
Globale taakomschrijving AMW Eerste opvang slachtoffer; Voorlichting aan slachtoffer(s) en eventuele kinderen over verdere gang van zaken. Inschatting maken van veiligheidsrisico (kunnen slachtoffer en eventuele kinderen veilig thuis blijven?) In overleg met slachtoffer inlichten en inschakelen van sociale netwerk. Voorbereiden op komst van jeugdzorg. Globaal de wensen van het slachtoffer voor vervolgaanpak inventariseren. In eigen systeem kijken of gezin bekend is en gegevens meenemen naar 1e werkconferentie. Hulp bij eventuele materiële zaken (inkomen, schulden, werk). Voorbereiden viergesprek. Houden van viergesprek. In de gaten houden hoe het gaat met het slachtoffer. Voorbereiden 2e werkconferentie: moet huisverbod verlengd? Inlichten slachtoffer over uitkomst werkconferentie. Met slachtoffer vervolg bespreken. Globale taakomschrijving AFPN (= ambulante forensische psychiatrie) Eerste contact met pleger. Voorlichting over gang van zaken. Veiligheid inschatten: Inschatten of pleger zich (vrijwillig) aan het huisverbod zal houden. Toeleiden naar hulpverleningsgroep voor plegers. Nagaan of gezin/pleger al bekend is in instelling. Voorbereiden werkconferentie 1. Voorbereiden viergesprek. Houden van viergesprek. Voorbereiden op eventuele bezoek kinderen met jeugdzorg. Eventuele doorverwijzing naar hulp bij materiële zaken (werk/inkomen). Voorbereiden 2e werkconferentie. Met pleger uitkomst werkconferentie bespreken en de vervolgaanpak (met of zonder huisverbod). Globale taakomschrijving Jeugdzorg 1e contact met kinderen: beoordelen hoe het gaat met de kinderen. Eerste globale indicatie. Kinderen informeren over verdere gang van zaken. Omgevingsonderzoek: contact met school, peuterspeelzaal, kinderopvang. Eventueel andere belangrijke derden. Bezoek aan pleger voorbereiden. In eigen instelling nagaan of gezin/kinderen al bekend zijn. Veiligheidsrisico’s/gevoel van veiligheid van kinderen inschatten. Voorbereiden werkconferentie. Begeleiden bezoek aan pleger. Voorbereiden vijfgesprek vanuit optiek van kinderen. Houden van vijfgesprek. Voorbereiden 2e werkconferentie. Inschatten welke hulp voor kinderen verder gewenst is. Kinderen inlichten over vijfgesprek en uitkomst van 2e werkconferentie en met hen vervolg bespreken. Globale taakomschrijving projectmedewerker Tijdig inschakelen van alle hulpverleners. Coördinatie van hulpverlening en van werkconferenties. Onderhoudt gedurende huisverbod nauwe contacten met alle hulpverleners. Hakt knopen door bij eventuele knelpunten. Adviseert en coacht bij onvoorziene omstandigheden. Grijpt zonodig in (bijv inschakelen politie bij onveilige situaties).Verslaglegging en registratie. Neemt advies hulpverleners mee in eindadvies aan burgemeester.
22
Bijlage 4
Taken projectleider
Positionering projectleider De projectleider is verantwoordelijk voor de voortgang van het totale project. De projectleider is werkzaam binnen het Advies en Steunpunt huiselijk geweld en valt daarmee formeel onder verantwoordelijkheid van (de directeur van) de Stichting Toevluchtsoord. Werkzaamheden projectleider In de voorbereidende fase maakt de projectleider per projectonderdeel uitvoeringsplannen en draagt zorg voor uitvoering en/of voert hiertoe voorbereidende activiteiten uit. Waar nodig neemt de projectleider medewerkers aan. De projectleider draagt zorg voor verwerving van eventuele financiële middelen daarvoor. Dit houdt in op onderdelen: Risicotaxatie-instrument en scholing politie De projectleider onderhoudt nauw contact met de door de Regiopolitie beschikbaar gestelde projectmedewerker voor dit onderdeel. Bij eventuele knelpunten is de projectleider verantwoordelijk voor het zoeken van oplossingen in overleg met betrokkenen. Crisisinterventieteam De projectleider organiseert een interventieteam en draagt (mee) zorg voor verwerving van financiële middelen hiervoor. De projectleider zorgt voor de ontwikkeling van het 10-dagenmodel en bijbehorende methodische werkbeschrijvingen waarbinnen het interventieteam werkzaam zal zijn. Opvang van uithuisgeplaatste plegers De projectleider zoekt een geschikte locatie voor opvang voor de uithuisgeplaatste. Bij deze taak hoort ook het verwerven van de nodige fondsen voor inrichten van de accommodatie. De projectleider trekt een expert aan die een programma ontwikkelt voor het werken met plegers in een dergelijke opvangvoorziening evenals een expert die een gezinsgerichte aanpak ontwikkelt gericht op het herstel van de opvoedingscapaciteit van de ouders samen of afzonderlijke en op het herstel van vertrouwen van het kind. Knooppunt huiselijk geweld: werken met Viadesk De projectleider is betrokken bij de ontwikkeling van Viadesk als informatieknooppunt in het kader van huiselijk geweld en levert hiertoe informatie vanuit de Groningse situatie. Bij eventuele implementatie van deze toepassing draagt de projectleider zorg voor implementatie in de pilotgebieden in Groningen. De pilotstructuur in de provincie Groningen De projectleider organiseert de pilotstructuur in Groningen in samenwerking met de gemeente Groningen. Onderdelen van die structuur zijn een bestuurlijk overleg, een ambtelijk overleg en een inhoudelijke stuurgroep waarin alle overheden en organisaties uit het pilotgebied betrokken zijn. De projectleider rapporteert aan het ambtelijk overleg en de inhoudelijke stuurgroep en legt verantwoording af aan het bestuurlijk overleg. Minimaal drie keer gedurende de pilotperiode wordt verslag uitgebracht aan het overleg van de betrokken bestuurders. Verbinding met de landelijke pilot De projectleider is de verbinding tussen het landelijke project en de pilot in Groningen. Hiermee is de projectleider verantwoordelijk voor de rapportages over de bevindingen en ervaringen uit Groningen aan de landelijke projectgroep. Daarnaast dienen landelijke ontwikkelingen ingebed te worden in de Groningse situaties.
23
Hiertoe volgt de projectleider de landelijke ontwikkelingen en levert input vanuit de kennis en ervaringen, opgedaan in het Groningse. PR en communicatie De projectleider is verantwoordelijk voor de PR en communicatie over de pilot in de provincie Groningen.
24