Een onderzoek naar de uitvoering van de wet ‘’Tijdelijk huisverbod voor daders van huiselijk geweld’’ in Rotterdam
In opdracht van: Dhr. E. van Keeren, docent Hogeschool Rotterdam Minor ‘’Werken binnen het gedwongen kader’’
Illustraties en omslagontwerp: pietervanderbeek.com
© Mei 2009 – Projectgroep ‘CHEER’
Chantal Cartmel Hylene de Jong Eva Leurink Eva Westerhoff Rosanna Mangal Studenten Maatschappelijk werk en dienstverlening aan de Hogeschool Rotterdam
Inhoudsopgave Inleiding
4
Samenvatting
7
Afkortingenlijst
9
Hoofdstuk 1
10
Definitie huiselijk geweld
1.1
Geweld in de privé-sfeer
10
1.2
Een ernstige dreiging
10
1.3
Een ruim criterium
11
1.4
Bezwaren
11
Hoofdstuk 2
De kans op recidive
12
2.1
Algemene en specifieke recidive
12
2.2
Risicotaxatie
13
Hoofdstuk 3
Vrije ruimte in de wet
14
3.1
Volledig mandaat
14
3.2
Hulpverlening
14
3.3
Evalueren
15
3.4
Grenzen verkennen
15
Hoofdstuk 4
Beoogde/gewilde resultaten
17
4.1
De gewilde resultaten
17
4.2
Terugkoppeling met de Wet ‘’Tijdelijk Huisverbod’’
17
4.3
De verwachtingen ‘Een kwestie van lange adem’
18
4.4
De verwachtingen van politieke partijen
18
Hoofdstuk 5
Criteria
20
5.1
Het proces bij het opleggen van het huisverbod
20
5.2
Formele criteria
20
5.3
Na de formele criteria
20
Cijfers
22
6.1
Resultaten in Oostenrijk
22
6.2
Resultaten in de pilots in Nederland
23
6.3
Resultaten in Rotterdam
25
Hoofdstuk 6
2
Hoofdstuk 7
Ervaringen en belevingen
29
7.1
Slachtoffers
29
7.2
Plegers
30
Hoofdstuk 8 8.1
Knelpunten
Hoofdstuk 9 9.1
Resultaten behaalt
Aanbevelingen
Aanbevelingen
32 32 34 34
Slotwoord
36
Literatuur
37
Bijlagen 1. Interview Projectleider Preventief huisverbod Amsterdam 2.Interview Gemeente Rotterdam 3. Interview Politie Regio Rotterdam-Rijnmond 4. Interview Centrum voor Dienstverlening 5. Interview Projectgroepleidster tijdelijk huisverbod 6. Interview Het Dok forensisch psychiatrische poli- en dagkliniek 7. Interview Algemeen Steunpunt Huiselijk Geweld 8. Interview Rechtbank Rotterdam 9. Interview Hulpofficier van Justitie 10. Het Risico inschattingsinstrument Huiselijk Geweld
3
Inleiding Sinds enkele jaren is er een toenemende aandacht voor geweld dat zich afspeelt in de privésfeer. Lange tijd bestond het denkbeeld dat dit geweld zich afspeelde in andere landen, in sociaal lagere klassen of door vreemden op straat. Dit denkbeeld kon niet in stand blijven na een onderzoek uit 1993 in Amerika, wat concludeerde dat tegenover 660.000 mensen die op straat het slachtoffer werden van geweld, er 1.8 miljoen vrouwen thuis mishandeld werden. De werkelijke cijfers lagen echter nog veel hoger, omdat vele gevallen niet naar buiten kwamen. Uit onderzoek in Nederland (1997) is gebleken dat onder de ondervraagden 27% wekelijks of dagelijks slachtoffer waren van huiselijk geweld. Het werd duidelijk dat huiselijk geweld wereldwijd het grootste geweldsprobleem was. Angst, schaamte en schuldgevoelens waren redenen waardoor deze problematiek binnen vier muren bleef. Met de nota ‘privé-geweld – publieke zaak’ uit april 2002 heeft het kabinet geuit dat privégeweld onaanvaardbaar is en niet meer binnen vier muren mag blijven. De overheid had een taak in het waarborgen van de veiligheid van haar burgers en deed tegelijkertijd aanspraak op de verantwoordelijkheid van de burgers naar elkaar toe. Het beleid voor de aanpak van huiselijk geweld werd specifieker en intensiever. Bij de meeste gevallen van huiselijk geweld delen dader en slachtoffer een verblijfplaats. Dit zorgt ervoor dat zij (soms gedwongen) deel uit blijven maken van elkaars leven. De dader is vaak na arrestatie al binnen twee dagen weer thuis. Dit maakt dat huiselijk geweld vaak een cyclus van geweld is, met hoge recidivecijfers tot gevolg. Geschat wordt dat slechts 12% van de huiselijk geweld slachtoffers zich bij de politie meldt. In Rotterdam waren er in 2007 2.481 meldingen gemaakt van huiselijk geweld. In Nederland is sinds 1 januari 2009 de wet ‘Tijdelijk huisverbod' in werking getreden. Deze wet geeft de mogelijkheid om een time-out te creëren, door plegers voor tien dagen uit huis te plaatsen. In deze time-out moet hulpverlening aan zowel slachtoffer als dader op gang komen, om het geweld in de toekomst te voorkomen. De wet is momenteel vijf maanden in werking binnen Regio Rotterdam-Rijnmond en het huisverbod is ondertussen 120 keer (stand mei 2009) uitgegeven. Welke knelpunten komen we tegen nu de wet in uitvoering is? In dit rapport geven wij hier een antwoord op. Met het onderzoek hebben we gekeken naar de resultaten die we kunnen waarnemen, nadat de wet ‘Tijdelijke huisverbod’ voor plegers van huiselijk geweld een half jaar actief is geweest in Rotterdam. Wij keken zowel naar de resultaten op het gebied van het terugdringen van recidive, als naar de belevingen van slachtoffers en plegers die met de wet in contact zijn gekomen. Naar aanleiding van deze resultaten kunnen wij beleidsmatige verbeteringen aandragen die de effectiviteit van de wet zullen vergroten.
4
Aan het praktijkonderzoek is een literatuurstudie vooraf gegaan over huiselijk geweld, de bijbehorende recidivecijfers en de beoogde/verwachte resultaten van het huisverbod. We hebben persoonlijk contact gehad met betrokken instanties als het CVD, ASHG, Het Dok, Gemeente Rotterdam, GGD en de politie om verschillende gezichtspunten mee te nemen in het onderzoek. In de bijlage kunt u delen van de interviews terugvinden. We hebben ook een gesprek gehad met een pleger die uithuisgeplaatst is. Het rapport zal eerst ingaan op enkele algemene begrippen als ‘huiselijk geweld’ en ‘recidive’ om de context helder te beschrijven. Hierna is beschreven in hoeverre de Gemeente Rotterdam vrije ruimte heeft verkregen om invulling te geven aan de wet. Wij zullen een verband leggen naar het ‘Plan van aanpak huiselijk geweld tot 2011’. Hierin staan de overkoepelende centrale doelstelling en een plan van aanpak voor de uiteenlopende instanties die betrokken zijn bij de aanpak van huiselijk geweld. In dit plan van aanpak worden onder andere de beoogde resultaten van het huisverbod beschreven. Om een beeld te kunnen schetsen over de gevolgen van de wet vonden wij het van belang de resultaten van de uitvoering in Oostenrijk te bekijken. De wet is hier namelijk sinds 1997 actief. Daarnaast hebben wij gekeken naar de resultaten van de pilots die uitgevoerd zijn in Amsterdam, Groningen en Venlo. Wij zullen afsluitend evalueren op de huidige resultaten binnen Rotterdam. Tot slot komen wij terug op onze vraag welke knelpunten we tegenkomen binnen de uitvoering van de wet ‘’Tijdelijk huisverbod’’ in Rotterdam. Er zijn nu vijf maanden verstreken sinds het in werking treden van de wet. Sommige knelpunten zijn in de loop der tijd opgelost, of waren slechts te wijten aan de ‘’onbekendheid’’ van de wet. In hoofdstuk acht en negen zullen de huidige knelpunten beschreven worden en aanbevelingen gegeven worden die de effectiviteit van de wet kunnen verbeteren. Over het geheel genomen is er tevredenheid over de mogelijkheden die de wet biedt en de hulpverlening die geboden wordt. Op basis van de resultaten uit het onderzoek is te concluderen dat alle betrokken partijen alle zeilen moeten bijzetten. Dit komt door de grote hoeveelheid huisverboden die binnen Rotterdam worden opgelegd. Dit gaat gepaard met een enorme werkdruk bij de politie en hulpverlening. NB: In het verslag zal de dader vaak als man (hij) worden aangeduid en de vrouw (zij) als slachtoffer. Dit is de meest voorkomende situatie, maar natuurlijk niet altijd het geval.
5
De wet ‘Tijdelijk huisverbod’ Per 1 januari 2009 is de wet ‘Tijdelijk huisverbod’ in Nederland van kracht. Deze wet houdt in dat als er sprake is van (een dreiging van) huiselijk geweld, de burgemeester bevoegd is om de pleger voor tien dagen de toegang tot de woning te ontzeggen. Dit gebeurt door middel van een beschikking en is gebaseerd op de resultaten uit het speciaal ontwikkelde risicotaxatie instrument. Deze taxatie wordt gedaan door de politie en de hulpverlening. Het huisverbod kan opgelegd worden aan een persoon die woonachtig is op hetzelfde adres als het slachtoffer, of daar incidenteel verblijft. De pleger moet tevens meerderjarig zijn. Gedurende het huisverbod is het voor de pleger verboden contact op te nemen met het slachtoffer. Binnen de tien dagen kan het huisverbod worden opgeheven als de pleger hulp accepteert en geen bedreiging meer vormt voor het slachtoffer. Bij een aanhoudende dreiging kan het huisverbod verlengd worden met 18 tot maximaal 28 dagen. Er is sprake van een (gedwongen) time-out, waarin de betrokken partijen kunnen ademhalen en beslissingen kunnen maken voor het verdere verloop van hun toekomst. Zij worden daarbij begeleid door de hulpverlening. De wet biedt de hulpverlening de mogelijkheid om achter de voordeur te komen en te kijken waar het mis gaat, of dreigt te gaan. Het eerste gedeelte van de procedure gaat als volgt:
Een implementatieteam, bestaande uit vertegenwoordigers van verschillende departementen en veldorganisaties die te maken hebben met het huisverbod, draagt zorg voor de coördinatie van het implementatieproces. Het team heeft kort gezegd de functie van spil in het gehele proces.
6
Samenvatting De wet ‘’Tijdelijk huisverbod’’ zal worden toegepast wanneer er sprake is van een ernstige dreiging was huiselijk geweld. Onder deze ernstige dreiging wordt verstaan dat er sprake moet zijn van een gevaar voor de vrijheid, gezondheid of het leven van het slachtoffer. Daarnaast moet de kans op recidive hoog aanwezig worden geacht. Doordat een huisverbod kan worden ingezet bij een dreiging (waar nog geen fysiek geweld heeft plaatsgevonden), krijgt de aanpak van huiselijk geweld een preventief karakter. De wet ‘’Tijdelijk huisverbod’’ kan worden ingezet om de kans op specifieke recidive te verminderen. Het circulaire proces wordt door de uithuisplaatsing doorbroken waardoor men de kans op terugval probeert te verkleinen. Met het programma ‘’Plan van aanpak van huiselijk geweld tot 2011’’ (waar het huisverbod onder valt) probeert men tot een sluitende aanpak te komen die recidive landelijk met 25% zal terugdringen. De uitvoering van de wet ‘’Tijdelijk huisverbod’’ kan door de verschillende gemeenten anders ingevuld worden. Dit kan op verschillende gebieden. In Rotterdam heeft de burgemeester Aboutaleb gekozen voor volledig mandaat. Ook heeft Rotterdam gekozen voor de hulpverlenende instanties, die geacht werden het beste ingezet te kunnen worden binnen de kaders van de wet. In dit geval waren dit het CVD, Het Dok, De Waag, het ASHG en de GGD Rotterdam. Momenteel worden de grenzen van de wet justitieel verkend waardoor jurisprudentie ontstaat. De centrale doelstelling van het ‘’Plan van aanpak van huiselijk geweld tot 2011’’ is als volgt: ‘’Het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld door het bevorderen van een doorlopende aanpak van preventie en signalering tot interveniëren, die alle doelgroepen bereikt en effectief is’’. Het huisverbod streeft naar een afname van de recidivecijfers betreffende huiselijk geweld. Dit wordt bewerkstelligd door in een vroeg stadium in te grijpen, een rustperiode te bieden in het gezin en hulpverlening snel op gang te laten komen. Over het algemeen zijn de verwachtingen van politieke partijen en betrokken instanties positief maar waar nog wel over enkele aandachtspunten wordt gedebatteerd. Het Risico-inschattingstaxatie Huiselijk Geweld (RiHG) wordt gebruikt om vast te stellen of het huisverbod wel of niet opgelegd moet worden. De taxatie betreft drie gebieden, namelijk het signaleren rondom de pleger, het incident en de gezinsachtergrond. Sinds de wet ‘’Tijdelijk huisverbod’’ in 1997 in Oostenrijk in werking is, kunnen we conclusies trekken die kunnen bijdragen aan de effectiviteit van de wet in Nederland. De hulpverlening aan plegers en de samenwerking tussen de hulpverlenende instanties zijn daar als cruciaal onderdeel aangeduid voor een effectieve aanpak. Ook uit de pilots (Amsterdam, Venlo, Groningen 2007) is gebleken dat de plegers moeilijk tot hulpverlening te motiveren zijn. Daarnaast was de capaciteit binnen de betrokken instanties niet toereikend
7
om grote aantallen huisverboden te verwerken. De inzetbare mankracht in Rotterdam zal 400 huisverboden per jaar aankunnen. De huidige cijfers van Rotterdam lopen gestaag op tot 120 huisverboden van januari tot mei 2009 De ervaringen van slachtoffers die met de wet in aanraking zijn gekomen zijn merendeels positief. De rustperiode wordt als een opluchting ervaren waarin hulpverlening bijna altijd wordt geaccepteerd. Voor de betrokken plegers wordt de drempel tot hulpverlening weggenomen. Daarnaast dwingt de uithuisplaatsing hen tot het overdenken van de gebeurtenis. Bij de huidige uitvoering van de wet binnen Rotterdam hebben we enkele knelpunten geconstateerd op de gebieden van financiën, mankracht, hulpverlening, informatieverstrekking en de reikwijdte van de wet. Deze kunnen de effectiviteit van de wet op langere termijn verkleinen. Naar aanleiding van deze knelpunten hebben de op deze gebieden aanbevelingen gegeven. Door deze aanbevelingen in acht te nemen bij de toekomstige uitvoering hopen wij deze knelpunten weg te nemen.
8
Afkortingenlijst
• AMK
Algemeen Meldpunt Kindermishandeling
• ASHG
Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld
• CVD
Centrum voor Dienstverlening
• COA
Centraal Orgaan opvang Asielzoekers
• GGD
Gemeentelijke Gezondheidsdienst
• BJZ
Bureau Jeugdzorg
• BPZ
Basis politiezorg bureau
• CIT
Crisis Interventie Team
• COA
Centraal Orgaan opvang Asielzoekers
• HKS
Het Herkenningssysteem van de politie
• HOVJ
Hulp Officier van Justitie
• KEG
Kernteam Eer-gerelateerd Geweld
• LDS
Leger des Heils
• OM
Openbaar Ministerie
• OSF
Onafhankelijke Senaats Fractie
• PVDA
Partij van de Arbeid
• RIHG
Risicotaxatie- Instrument Huiselijk Geweld
• SGP
Staatkundige Gereformeerde Partij
• SP
Socialistische Partij
• SV
Wetboek van Strafvordering
• TBS
Terbeschikkingstelling
• WAO
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
• WW
Werkloosheidswet
9
1. Wat is de definitie van een ernstige dreiging van huiselijk geweld? 1.1 Geweld in de privé-sfeer Om een helder beeld te krijgen over huiselijk geweld zullen we eerst moeten formuleren wat dit begrip precies inhoudt. Het gaat hier om geweld dat door iemand uit de huiselijke of familiekring van het slachtoffer wordt gepleegd. ‘’Het is de kracht of energie die de integriteit of de entiteit van iemand of van iemands bestaanswijze beschadigt of dat poogt te doen.’’ Deze definitie wordt gebruikt door Dr. Joke de Vries (Geweld, het fenomeen, het trauma en de verwerking 2006). Wij zullen bovenstaande beschrijving van huiselijk geweld hanteren omdat hij recht doet aan de verschillende soorten vormen van huiselijk geweld die er bestaan (zie figuur 1.1). Het gaat niet alleen om fysiek geweld, maar ook psychisch/emotioneel geweld. Er is sprake van een machtsverschil tussen de dader en het slachtoffer. Een kenmerk van huiselijk geweld is de omstandigheid, dat dader en slachtoffer (waaronder ook minderjarige slachtoffers) desondanks en soms noodgedwongen blijvend deel uitmaken van elkaars leef- en woonomgeving. In de meeste gevallen gaat het om (ex)partners (zie figuur 1.2). Hiermee hangt samen dat huiselijk geweld vaak een stelselmatig karakter heeft en er een hoog recidiverisico is. In het volgende hoofdstuk wordt het begrip ‘’recidive’’ nader toegelicht.
Figuur 1.1
Figuur 1.2
1.2 Een ernstige dreiging De wet ‘Tijdelijk huisverbod’ zal worden toegepast wanneer er sprake is van een ernstige dreiging van huiselijk geweld, maar wat wordt er precies onder deze ‘ernstige dreiging’ verstaan? De definitie in de wet is als volgt: ‘’De burgemeester kan een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat’’
10
Volgens deze definitie betekent een ‘ernstige dreiging’ dat de kans aanwezig is dat er een inbreuk wordt gedaan op de integriteit en de veiligheid van een persoon. Een daadwerkelijk incident hoeft dus niet te hebben plaatsgevonden. Het kan ook gaat om de fase daarvóór, waarin het incident voorkomen kan worden. 1.3 Een ruim criterium De grond voor de uithuisplaatsing kan de verdenking van een strafbaar feit zijn (fysieke mishandeling), maar er is ook een breder criterium. In een aantal gevallen is er geen sprake van een strafbaar feit, maar van een dreigende situatie. De uithuisplaatsing van een pleger is een crisismaatregel specifiek voor situaties van geweld in de privé-sfeer, met als grond het gevaar voor leven, gezondheid of vrijheid en met als doel het voorkomen van geweld. Het past in het huidige denken waarin een strafrechtelijke reactie niet alleen ten eerste vergelding tot doel heeft, maar ten tweede ook interventies mogelijk maakt om strafbare feiten te voorkomen. De meeste sleutelfiguren (bijvoorbeeld rechters) kiezen voor een ruim criterium, omdat er situaties zijn waar ernstig gevaar voor het slachtoffer bestaat, zonder dat een strafbaar feit heeft plaatsgevonden. Herhaalde kleinering, vernedering en terroriseren is een ernstige inbreuk op iemand zijn leven zijn, ondanks dat er geen sprake is van fysiek letsel. In Rotterdam wordt het groeimodel gehanteerd, om de toestroom van huisverboden in de beginfase geleidelijker te laten verlopen. Er is gekozen om in de eerste fase de huisverboden op te leggen in de gevallen waar een strafbaar feit heeft plaatsgevonden. Preventieve huisverboden (bij dreiging) zullen na loop van der tijd steeds meer opgelegd worden. 1.4 Bezwaren De mogelijkheid tot uithuisplaatsing geldt voor alle vormen van huiselijk geweld. Dat neemt niet weg dat de crisismaatregel niet voor alle plegers geschikt lijkt. Men acht deze maatregel vooral wenselijk in geval van partnergeweld en dan met name voor de gevallen van niet zeer ernstig geweld, waarbij de pleger geen psychiatrisch ziektebeeld heeft of drugsverslaafd is. In deze gevallen zal de pleger minder geneigd zijn zich aan het huisverbod te houden. Dit blijkt tevens ook uit de resultaten uit Oostenrijk (zie hoofdstuk 6) Aldus concluderen wij dat onder een ernstige dreiging verstaan wordt dat: -
Er gevaar is voor de vrijheid, gezondheid of het leven van het slachtoffer.
-
De kans op recidive hoog aanwezig wordt geacht.
11
2. Wat wordt er verstaan onder de kans op recidive? ‘’Om de toekomst te zien moet je naar het verleden kijken’’ (reclasseringswerker 2008)
Terugvallen is een ander woord voor recidive. Iemand recidiveert (vanuit het criminologisch oogpunt bekeken) wanneer hij in herhaling valt van het plegen van een delict. De hoge recidivecijfers onder huiselijk geweld worden onder andere veroorzaakt doordat de pleger en het slachtoffer vaak deel uit blijven maken van elkaars leefomgeving. Dit bevordert het stelselmatige karakter van het geweld in de intieme sfeer. 2.1 Algemene en specifieke recidive - Algemene recidive:
Men spreekt over algemene recidive als een persoon een nieuw strafbaar feit pleegt, die niet overeenkomt met het strafbare feit dat in het verleden gepleegd is.
Voorbeeld:
Een huiselijk geweldpleger wordt schuldig bevonden aan fysieke mishandeling van zijn partner. Vervolgens wordt door dezelfde pleger enkele maanden later een vermogensdelict gepleegd.
- Speciale/specifieke recidive: Men spreekt over specifieke recidive als de persoon hetzelfde strafbare feit als voorheen opnieuw pleegt. Voorbeeld:
Een huiselijk geweld pleger wordt schuldig bevonden aan fysieke mishandeling van zijn/haar partner. Enkele weken later pleegt de pleger opnieuw hetzelfde delict.
Wanneer wij de twee soorten recidive in de context van de wet plaatsen, richten wij ons op specifieke recidive. Het gaat om het verminderen van de kans op recidive betreft het plegen van huiselijk geweld. Een doel van de wet is om dit circulaire proces te doorbreken, door de pleger tijdelijk uit de gezinssituatie te halen. Zo probeert men de kans op specifieke recidive te verkleinen. In 2002 lanceerde het kabinet Balkenende II het deltaplan ‘’Naar een veiliger samenleving’’, wat het veiligheidsgevoel in de samenleving moest versterken en criminaliteit tegen moest gaan. Hier was veel aandacht voor recidivisten. Zij vertegenwoordigen meer dan de helft van alle criminaliteitscijfers. De aanpak van huiselijk geweld zal de komende jaren sterk worden aangescherpt. De mogelijkheid tot het aanpakken en vervolgen van plegers van huiselijk geweld wordt vergroot in Nederland. Dit wordt duidelijker en concreter in het ‘’Plan van aanpak huiselijk geweld tot 2011’’. Hierin wordt een samenhangende aanpak beschreven vanuit zowel de strafrechtelijke kant als de hulpverlenende instanties. Alle betrokken partijen worden in kaart gebracht en komen tot een aansluitende aanpak. Uit het “Plan van aanpak huiselijk geweld tot 2011” blijkt dat men met de invoer van het tijdelijk huisverbod, streeft naar afname van het aantal recidivisten met 25%. (zie ook hoofdstuk 4)
12
2.2 Risicotaxatie Om tot een beeld te komen over de recidivekansen, moet een specifieke situatie nader bekeken worden. Het Risicotaxatie-instrument Huiselijk Geweld (RiHG) wordt gebruikt om te beoordelen of een uithuisplaatsing opgelegd moet worden (zie ook hoofdstuk 5). Het doel van het instrument is te komen tot een inschatting over de kans op recidive bij de pleger en daarbij ook inzicht te krijgen binnen welke gebieden de risico’s liggen. Om tot deze beslissing te komen moeten er verschillende leefgebieden gescreend worden. Er kan bijvoorbeeld sprake van een verhoogd recidiverisico bij excessief middelengebruik, spanningen door financiële problemen, relatieproblemen of werkgerelateerde problemen en dergelijke. Voorbeeld:
De pleger heeft een drankprobleem in combinatie met een impulsief karakter. Ook heeft het echtpaar vaak ruzie over de schulden die zij hebben. Deze drie factoren (alcoholgebruik, gedrag en vaardigheden en omgaan met geld) zullen een verhoogd recidiverisico met zich mee brengen als hier geen verandering in komt.
Voorbeeld:
De pleger is sinds een maand werkeloos en voelt zich hierdoor depressief. Hij kan niet met zijn vrouw spreken over zijn problemen, waar zij heel erg op aandringt. Dit leidt tot ruzies die uitlopen op fysiek geweld. Risico’s zullen liggen op het gebied van emotioneel welzijn, werk en inkomen en de relatie met de partner.
Op basis van de taxatie kan men in kaart brengen waar de risicofactoren zich bevinden en waar de hulpverlening zich op zou moeten richten.
13
3. Hoeveel vrij ruimte is er aanwezig voor de interpretatie van de wet door de gemeente Rotterdam? De wet bevat globale richtlijnen. Het is de taak van de gemeenten om de wet zelf verder inhoud te geven aan de uitvoering. Het voordeel hierbij is dat de uitvoering kan worden afgestemd op de aanwezige middelen en mensen. De gemeente is bijvoorbeeld vrij om te kiezen aan welke instellingen zij de plegerhulpverlening uitbesteden. Het nadeel van deze vrijheid is dat er onduidelijkheid ontstaat over de grenzen. Zo zat bijvoorbeeld de politie met het dilemma dat ze niet wisten of het wettelijk gezien mogelijk is de dader via een sms in te lichten over het huisverbod wanneer deze niet thuis aanwezig was. Waar zit deze vrijheid nog meer in met betrekking tot invulling van de wet? 3.1 Volledig mandaat De wet ‘’Tijdelijk huisverbod’’ vraagt om samenwerking tussen de burgemeester en de wethouder Welzijn. Het huisverbod is een maatregel die genomen wordt in het kader van veiligheid, de inzet is vervolgens gericht op de hulpverlening. In iedere gemeente is de burgemeester verantwoordelijk voor de bestuurlijke regie en de wethouder Zorg en Welzijn voor de uitvoeringsregie. Het opleggen van een huisverbod wordt in de naam van de burgermeester uitgevoerd door de Hulpofficier van Justitie (HOvJ). De burgermeester kan kiezen voor mandaat of volledig mandaat. Het verschil is dat bij mandaat de burgermeester in alle gevallen meteen op de hoogte wordt gesteld en de beslissing maakt, in tegenstelling tot volledig mandaat waarbij de burgemeester later door de HOvJ op de hoogte wordt gesteld. In Rotterdam heeft dhr. Aboutaleb gekozen voor volledig mandaat. Dit betekent dat de HOvJ de beslissingen zal maken in de naam van de burgemeester, zonder direct overleg. De burgemeester zal in een later stadium op de hoogte worden gesteld. 3.2 Hulpverlening De gemeente is ook verantwoordelijk voor de beschikbare capaciteit in het vervolgtraject voor plegers, slachtoffers en kinderen. Er is binnen Rotterdam gekozen om te werken met de hulpverleningsorganisatie Centrum Voor Dienstverlening (CVD). Zij zullen onder andere verantwoordelijk zijn voor het bieden van de crisisdiensten en daderhulpverlening, waarin zij gespecialiseerd zijn. Deze keus is gemaakt omdat zij beschikken over een crisisdienst die dag en nacht beschikbaar is. Deze crisisdienst biedt de mogelijkheid om 24 uur per dag, zeven dagen per week aanwezig te zijn bij de risicotaxatie van een mogelijk huisverbod. Een medewerker van het CVD is oproepbaar en zal bij een melding naar het betreffende huis gaan. Hier zal de medewerker samen met de politie het RIHG invullen. Naast het CVD zullen De Waag en Het Dok (beide forensische psychiatrische poliklinieken) ook uit huis geplaatste plegers begeleiden. Per pleger wordt er een inschatting gemaakt binnen welke instelling hij/zij het best op zijn plaats is. Daarnaast wordt er gekeken naar de capaciteit van de instellingen. In figuur 3.1 staan de instanties en hun doelgroep schematisch weergeven.
14
Figuur 3.1
3.3 Evalueren Er is vanuit de gemeente contact met de betrokken instellingen en er worden afspraken gemaakt over inzet van capaciteit, financiën, en wijze van rapportage over resultaten. De gemeente houdt de voortgang in de gaten door middel van regelmatige evaluaties met betrokkenen. Ondanks dat in deze overlegvorm nog weinig regelmaat zit, moet dit in de loop der tijd een vaste vorm aan gaan nemen. Wel gaat er al iedere week een cijfermatig overzicht rond (via de mail) over de uit huis plaatsingen naar de burgemeester en wethouders. Binnen Rotterdam is er een implementatieteam samengesteld dat bestaat uit de betrokken personen/instellingen (de gemeente, de hulpverlening, de GGD, de crisisdienst e.d.). De ketenregisseur van dit team is mevr. S. Etty (GGD). Onder andere worden hier knelpunten op uitvoerend niveau worden hier besproken. Door middel van het overleg kunnen deze ‘’onduidelijkheden’’ in de wet met de gehele keten worden besproken, waardoor snel helderheid verkregen kan worden. 3.4 Grenzen verkennen Om de grenzen in de uitvoering van de wet helder te krijgen is het ook belangrijk dat zaken aangevochten kunnen worden. De rechter spreekt zich uit over de rechtsgeldigheid van het handelen. Dit is nodig om af te bakenen wat wel en niet toelaatbaar is. De verwachting is dat het nog jaren gaat duren voordat de wet zijn uiteindelijke vorm krijgt. Zo ontstaat jurisprudentie. In geheel Nederland worden momenteel de grenzen van de wet verkend. Onderstaand zijn twee artikelen toegevoegd die hier een voorbeeld van zijn. In het eerste geval vernietigde de rechter een huisverbod omdat hij de dreiging niet als ernstig genoeg achtte. In het tweede artikel staat beschreven dat de burgemeester van Capelle in hoger beroep is gegaan tegen de vernietiging van een verlenging. De reden van de vernietiging was dat de man in de tussentijd hulpverlening aanvaard had. Burgemeester van Doorne vindt deze beslissing verwarrend, en gaat hierdoor in hoger beroep.
15
‘’Rechter vernietigt huisverbod Hengelo 12 maart 2009 De rechtbank in Almelo heeft gisteren per direct een huisverbod voor een Hengeloër vernietigd. Volgens de rechter was in dit geval onvoldoende gebleken dat er sprake was voor een dreiging voor de echtgenote of hun kind. Ook was er geen goede belangenafweging gemaakt zo meldt De Twentsche Courant Tubantia. Advocaat Paul Speijdel, die om vernietiging van het huisverbod vroeg, zag dit als aanwijzing dat burgemeesters ' veel te snel overgaan tot het opleggen deze ingrijpende maatregel' . ‘’
i
‘’Burgemeester Capelle in beroep uitspraak huisverbod 20 maart 2009 Burgemeester Joke van Doorne van de gemeente Capelle aan den IJssel gaat in hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter. Zij vindt dat de uitspraak van de rechter voor verwarring zorgt bij de uitvoering van de Wet Tijdelijk Huisverbod. De rechter gaf namelijk aan dat de burgemeester juist had gehandeld bij het opleggen en verlengen van een tijdelijk huisverbod, maar dat het verlengingsbesluit van het tijdelijk huisverbod onterecht was. De reden hiervan was dat tijdens de zitting bleek dat de man inmiddels therapie had aanvaard. De rechter oordeelde dat de beslissing van de burgemeester om het tijdelijk huisverbod te verlengen vernietigd dient te worden. Deze uitspraak om de beslissing van de burgemeester nietig te verklaren is verwarrend. Beter had de rechter de termijn van de verlenging kunnen inkorten of kunnen schorsen, aldus Van Doorne. Om duidelijkheid te creëren voor de uitvoering van de Wet Tijdelijk Huisverbod in de toekomst, gaat de burgemeester in hoger beroep.’’
Situatie Rotterdam Ook Rotterdam is men bezig met het verkennen van de grenzen van de wet. Uit een interview met familierechter mevr. M.J.M Marseille komt naar voren dat de verwarring mede voortkomt uit de verschillende rechters die zich buigen over de zaken waar een huiverbod opgelegd wordt. Om hier meer helderheid in aan te brengen wil de rechtbank één rechter aanwijzen die deze zaken in behandeling neemt. Deze rechter gaat zowel de taak van familierechter, strafrechter en echtscheidingsrechter invullen.
16
4. Wat zijn de beoogde en verwachte resultaten die bereikt moeten worden met de invoering van de Wet ‘’Tijdelijk huisverbod’’? Om huiselijk geweld te bestrijden is een integraal ‘Plan van aanpak huiselijk geweld tot 2011’ opgesteld. Het tijdelijk huisverbod is een onderdeel van dit plan van aanpak. Om tot een antwoord te komen op wat de beoogde resultaten zijn voor het Tijdelijk Huisverbod, kijken wij eerst naar de centrale doelstelling van het plan van aanpak. Daarna volgt een beschrijving van wat de specifieke wet ‘’Tijdelijk huisverbod’’ daar aan bijdraagt.
4.1 De beoogde resultaten De centrale doelstelling in het ‘’Plan van aanpak huiselijk geweld tot 2011’’ is als volgt: “Het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld door het bevorderen van een doorlopende aanpak - van preventie en signaleren tot interveniëren - die alle doelgroepen bereikt en effectief is.” De overkoepelende doelstelling is vanzelfsprekend de aanpak van huiselijk geweld. Om dat te bewerkstelligen worden er drie subdoelen genoemd, namelijk ‘preventie’, ‘signaleren’ en ‘interveniëren’. De wet draagt daar op de volgende manier aan bij: •
Preventie: De wet heeft een preventief karakter omdat er slechts sprake hoeft te zijn van een dreiging van geweld. Doordat de pleger tijdelijk uit de omgeving van de slachtoffers wordt gehaald en dus fysiek niet aanwezig is, wordt voorkomen dat er daadwerkelijk geweld plaatsvindt, of wordt verergerd.
•
Signaleren: Dit gebeurt in een eerder stadium dan voorheen vanwege het preventieve karakter. Het is in het kader van de wet eerder mogelijk om achter de voordeur te kijken.
•
Interveniëren: De interventie kan ook buiten het strafrechtelijk kader plaatsvinden. Dat biedt de mogelijkheid om bij gezinnen binnen te komen waarbij dat eerst niet mogelijk was. Vaak gaat het om gezinnen die anders niet in de hulpverlening terecht waren gekomen.
4.2 De verwachte resultaten De verwachte resultaten van de wet zijn: •
De interventie vindt plaats in een vroeg stadium, waardoor een daadwerkelijk incident voorkomen kan worden. Huiselijk geweld neemt dus af;
•
De wet biedt een rustperiode waarin de betrokkenen kunnen nadenken over hoe zij hun verdere toekomst willen indelen. In deze periode kan bijvoorbeeld het slachtoffer overwegen de relatie al dan niet voort te zetten. Er dient nog onderzoek te worden gedaan naar de mogelijkheden van de hulpverlenende instanties indien men de relatie beëindigt na het huisverbod;
•
De hulpverlening kan interveniëren in gezinnen die normaal gesproken niet in de hulpverlening terecht zouden komen. Tevens wordt de hulpverlening in kort tijdsbestek opgezet waarbij meerdere instanties betrokken zijn;
17
•
De kans op recidive wordt verkleind aangezien de hulpverlening zich richt op het voorkomen van geweld in de toekomst. Men streeft landelijk naar afname van het aantal recidivisten met 25%;
•
De wet biedt de politie meer mogelijkheden om huiselijk geweld zaken aan te pakken door het preventieve karakter. Hier hadden zij voorheen door hun gebondenheid aan het strafrechtelijk kader niet de mogelijkheid toe. De registratie van de huiselijk geweld incidenten zijn hierdoor vollediger waardoor er een realistischer beeld over de omvang ontstaat.
4.3 De verwachtingen van het politieprogramma ‘Een kwestie van lange adem’ De implementatie van de wet ‘’Tijdelijk Huisverbod’’ is een belangrijk onderdeel in het nieuwe programma voor de politie ‘Een kwestie van lange adem’ dat aangeboden wordt in de periode van 2008 tot 2011. Door middel van specifieke trainingen over de wet en de toepassing daarvan naast de algemenere trainingen over huiselijk geweld, wordt zowel de expertise op het gebied van huiselijk geweld als de specifieke expertise voor deze wet gewaarborgd. Momenteel wordt iemand die regelmatig de wet overtreedt een veelpleger genoemd. Dat gaat om verschillende overtredingen, waardoor er geen duidelijk overzicht ontstaat wanneer het gaat om huiselijk geweld. De vermelding van ‘veelplegers’ wordt aangepast waardoor zij niet enkel de benaming ‘algemene veelplegers’ krijgen, maar eveneens de vermelding ‘tevens pleger huiselijk geweld’. De verwachting is dat dit bijdraagt aan de aanpak van veelplegers van huiselijk geweld, maar ook aan de aanpak van recidivisten van huiselijk geweld. 4.4 De verwachtingen van politieke partijen Over het algemeen is het de mening vanuit de politiek dat het een voordeel is dat er preventief gehandeld kan worden. Vooral de afkoelingsperiode wordt gezien als een belangrijk facet omdat het hopelijk de kans geeft voor zowel het slachtoffer als de pleger om in een geweldloze omgeving na te denken over het gewenste vervolg van de situatie. De hulpverlening wordt daarbij als bepalend gezien. Toch zijn er volgens de verschillende partijen onderwerpen die aandacht verdienen. Een aantal specifieke reacties per partij: •
Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA) is van mening dat de toenemende aandacht voor huiselijk geweld een goede zaak is. Zij vindt de wet dan ook een goed instrument voor de bestrijding van huiselijk geweld. Het CDA heeft echter wel twijfels bij de juiste uitvoering van de wet. Volgens hen bestaat bijvoorbeeld de kans dat het huisverbod als maatregel opgelegd kan worden bij een terughoudend advies van de psychiater voor een TBS. Het CDA pleit voor een onderscheid tussen strafrechtelijke vervolging en een bestuursmaatregel. Zij vinden dat er een instrumentarium nodig is dat wordt uitgevoerd op gemeentelijk niveau, voor de landelijke wetgeving om huiselijk geweld incidenten in ieder geval te doen afnemen. Zij stemmen dan ook in met de specifieke rol die de burgemeester krijgt.
•
Mevrouw van Velzen (SP) is van mening dat het nuttig is dat er gekeken wordt naar andere maatregelen, buiten het strafrecht, om huiselijk geweld te voorkomen. Zij vindt dat in het kader
18
van de veiligheid van het slachtoffer de inbreuk op de grondrechten gerechtvaardigd is. Wel vindt zij dat er geschaafd moet worden aan de procedure. Om daar goed zicht op te krijgen vragen zij daarom of het wetsvoorstel al na een jaar geëvalueerd kan worden, in plaats van na vijf jaar. Bij de SP zijn er twijfels over of de wet voldoende effect zal hebben als er niet direct vervolgtrajecten in de hulpverlening aangeboden kunnen worden. De kans op slagen hangt volgens hen af van de beschikbare hulpverlening. Mevrouw van Velzen pleit dan ook voor een verhoging van het bedrag voor de hulpverlening voor slachtoffers en plegers van huiselijk geweld, dat momenteel 2,6 miljoen euro bedraagt. •
De heer De Roon (PVV) wil waken voor grote rechtsongelijkheid tussen burgers indien het huisverbod niet landelijk wordt toegepast. Hij vraagt zich af waarom de hulpverlening nog niet toereikend genoeg is voor het huisverbod en hoe dat zo snel mogelijk wel tot stand kan komen.
•
De heer Arib (PVDA) is van mening dat het huisverbod een gerechtvaardigde maatregel is. Wel vraagt ook hij om verheldering over het niet op orde zijn van de hulpverlening. Hij stelt dat als de werkwijze van de hulpverlening nog niet klopt, dat verstrekkende gevolgen kan hebben op de aanpak van huiselijk geweld, omdat de hulpverlening dan niet toereikend genoeg is. Ook vindt de PVDA de bevoegdheden van de burgemeester onduidelijk.
•
De ChristenUnie en de SGP stellen dat het preventieve karakter van de wet er voor kan zorgen dat huiselijk geweldzaken verkeerd worden ingeschat. Zij zijn het dus eens met het CDA dat het huisverbod onjuist kan worden opgelegd.
•
D’66 en de OSF hebben twijfels of het RIHG voldoende houvast biedt.
In de kamerstukken zijn een aantal opvallende onderwerpen te vinden. Ten eerste komt veelvuldig naar voren dat het van groot belang is om de hulpverlening zo snel mogelijk op orde te krijgen. Ten tweede zijn er onduidelijkheden over de bevoegdheden van de burgemeester. Tot slot worden er kamervragen gesteld aan de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, waarom sommige lokale politie en bestuurders weigeren de wet toe te passen. Op het moment van schrijven wordt nog over deze onderwerpen gedebatteerd.
19
5. Op basis van welke criteria wordt de wet ‘’Tijdelijk huisverbod’’ wel of niet toegepast bij (een vermoeden van) ernstig huiselijk geweld? In het volgende gedeelte zullen we het hebben over de criteria waarop een dader uit huis geplaatst kan worden en het RIHG. Het hieronder beschreven proces is een globaal beschrijven van de stappen die worden doorlopen bij het opleggen van een huisverbod. In de bijlage zult u het gehele taxatieformulier terug vinden. 5.1 Het proces bij het opleggen van het huisverbod 1.
Incidentmelding of aangifte;
2.
Politie gaat langs;
3.
Het interventieteam/de crisisdienst komt zo spoedig mogelijk ter plaatse;
4.
De politie maakt samen met het CVD de eerste beoordeling van de drie formele criteria;
5.
Indien hieraan is voldaan, komt de HOVJ ter plaatse voor een inhoudelijke beoordeling;
6.
De HOVJ vult het RiHG in;
7.
Indien de uitkomst van de taxatie hiertoe aanleiding geeft, wordt een huisverbod opgelegd;
8.
De hulpverlening komt op gang.
5.2 Formele criteria (zie stap 3) Wanneer er een melding wordt gedaan van huiselijk geweld en de politie deze gaat onderzoeken, zullen zij zich de volgende drie voorvragen stellen: • Is er sprake van (dreigend) huiselijk geweld: zijn er aanwijzingen dat de ruzie een meningsverschil te boven gaat of zal gaan? • Wordt het geweld veroorzaakt door iemand die in het huis woont of daar anders dan incidenteel verblijft? • Is de persoon van wie de dreiging uitgaat meerderjarig? Het opleggen van een huisverbod is alleen mogelijk wanneer aan deze formele criteria is voldaan. Dit dient te worden beoordeeld door HOVJ. Het huisverbod kan dus niet worden ingezet bij ‘lastige’ pubers en ook niet bij situaties van (dreigend) geweld door ‘exen’, die niet in de woning verblijven. 5.3 Na de formele criteria Na de eerste formele beoordeling van de situatie door de politie (BPZ) zijn er verschillende mogelijkheden: Geen huiselijk geweld • Wanneer er geen sprake is van huiselijk geweld, zal de ruzie op een andere manier moeten worden gesust;
20
• Als het niet om een huisgenoot gaat of de pleger is minderjarig zal het geweld op een andere wijze gestopt moeten worden en een verwijzing naar hulpverlening en inbreng in een (jeugd)casusoverleg plaatsvinden. Wel huiselijk geweld • Wanneer op bovenstaande formele vragen drie keer bevestigend is geantwoord, komt de HOVJ voor de inhoudelijke beoordeling van de situatie aan de hand van het RiHG, gevolgd door het al dan niet opleggen van een tijdelijk huisverbod. • In zeer ernstige situaties, indien slachtoffer het zelf graag wil, of in geval van eer gerelateerd geweld kan zoals vanouds doorverwijzing naar de vrouwenopvang of een andere veilige plaats volgen. Wanneer er wel sprake is van huiselijk geweld zullen de volgende gebieden gescreend worden door de politie en het CVD: Eerste screening: De (mogelijke) pleger van huiselijk geweld. Hierbij wordt gekeken naar de mate van aanspreekbaarheid van de pleger en riskante gewoonten zoals alcohol of drugs. Het gaat hierbij ook om het gedrag van de pleger zoals jaloezie, gewelddadig gedrag tegenover derden. Door middel van de screening wordt er tot de conclusie gekomen over of deze signalen niet tot sterk aanwezig zijn. Tweede screening: Het verloop van een (geweld)incident. Het incident wordt beoordeeld op: de bedreiging, het psychisch, lichamelijk, seksueel geweld. Vervolgens wordt gekeken naar de zwaarte van de intimidatie, de geweldsontwikkeling, eventueel wapen gebruik in combinatie met het gevaar wat hieruit kan voortkomen. De aanwezigheid van kinderen is van belang. Hierbij wordt gekeken of de kinderen getuigen zijn geweest van het geweld en of het geweld ook bij de kinderen gepleegd is wanneer dit het geval is wordt Bureau Jeugdzorg (BJZ) ingeschakeld. Als laatste wordt de rechtvaardiging beoordeeld. Hierbij kijken ze naar de ontkenning van de pleger over het incident en of er eventueel berouw aanwezig is. Derde screening: De (gezins)achtergronden. Hierbij wordt gekeken naar de gezinsachtergronden en externe problemen zoals: spanning door werkgerelateerde problemen, spanning door financiële problemen, spanning door familie- en relatieproblemen, sociaal isolement door beperkte vriendenkring, sociaal isolement door rollenpatroon en sociaal isolement door onaangepast gezin. Deze taxatie is grondig en maakt duidelijk of de pleger wel of geen huisverbod opgelegd behoort te krijgen. Het komt ook voor dat tijdens de taxatie duidelijk wordt dat er niet voldoende gronden zijn om een huisverbod op te leggen. Aan het einde van de taxatie is er een beoordelingsmoment waar de drie screening momenten worden samengevat in een situatieschets. Dit wordt zowel door de politie als het CVD gedaan. Zie de bijlage voor het gehele taxatieformulier
21
6. Welke statistieken zijn er bekend bij de hulpverlenende instanties, die begeleiding bieden na de uithuisplaatsing op het gebied van het verminderen van de kans op recidive? In dit hoofdstuk zullen wij enkele resultaten laten zien vanuit Oostenrijk en de pilots (Amsterdam, Venlo en Groningen) binnen Nederland uit 2007. Deze resultaten achten wij van belang om een inschatting te kunnen maken over de resultaten die de wet heeft op langer termijn. Wij zullen afsluiten met de reeds bekende resultaten uit Rotterdam sinds januari 2009 tot mei 2009. 6.1 De resultaten in Oostenrijk: Vanaf 1997 is Oostenrijk bekend met de uit huis plaatsing van plegers (de Bundesgesetz zum Schutz vor Gewalt in der Familie). De bevoegdheid tot uit huis plaatsing door politie kan worden beschouwd als een nadere uitwerking van hun taak ‘’preventie’’. Het aantal uit huis plaatsingen neemt in de loop der jaren toe (zie figuur 3). Uit onderzoek naar de effecten van de wet in het district Wenen van mei 1997 tot en met oktober 1998 komen de volgende resultaten naar voren:
Figuur 3
Het gaat merendeels om mannelijke plegers en vrouwelijk slachtoffers. Doorgaans wordt het bevel tot de uithuisplaatsing opgevolgd door de pleger. Het motiveren van de pleger tot hulpverlening blijkt echter wel erg moeilijk. In Oostenrijk zijn er ook een aantal knelpunten in beeld gekomen die invloed hebben op uitvoering van de wet. Deze knelpunten zijn gebaseerd op enquêtes onder sleutelfiguren: Plegers: De wet is niet geschikt bij psychiatrische ziektebeelden en bij ernstig geweld Slachtoffers: Migrantenvrouwen zijn slechter geïnformeerd (door taalbarrière) Politie: Door de eis van documentatie is het papierwerk toegenomen. Voor sommige agenten is dit reden om geen bevel tot uithuisplaatsing te geven Hulpverlening: Er is gebrekkige samenwerking met Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdzorg en betrokken beroepsgroepen (vooral rechters) missen scholing.
22
Randvoorwaarden voor effectieve wetgeving: Uit onderzoek in Oostenrijk blijkt dat alleen de tijdelijke uit huis plaatsing van de pleger onvoldoende is om het geweld langdurig te doen stoppen. Er zijn vier voorwaarden van belang om recidive op langere termijn terug te dringen: Adviescentra ter ondersteuning van het slachtoffer: naast gesprekken wordt er op materieel niveau veel gedaan voor de slachtoffers. Er speelt zich een proces af van het onafhankelijk worden van de pleger. Hulpverlening aan plegers: is cruciaal voor een geslaagde aanpak. Een proces van zelfinzicht moet worden doorlopen om de pleger inzicht te geven in eigen (destructieve) gedrag. Samenwerking tussen verschillende instanties: de ketenaanpak moet aansluitend zijn om een strak kader te hanteren. Scholing van verschillende beroepsgroepen: Betrokken professionals dienen kennis en vaardigheden op te doen en op peil te houden over de uitvoering van de wet. Belangrijk voor de uitvoering van het huisverbod is de samenwerking tussen de verschillende hulpverleningsinstanties. Een adequate samenwerking tussen hulpverleningsinstanties om de aanpak van huiselijk geweld te bevorderen is de ontwikkeling van een uniform registratiesysteem. Dit systeem is in Rotterdam opgestart en heet huisverbod-online. Het is toegankelijk voor de politie en betrokken hulpverleners. Hierin worden de ontwikkelingen van het gezin gerapporteerd, zodat elke betrokken partij daarvan op de hoogte is. Het registratiesysteem heeft als voordeel dat betrokken partijen niet afhankelijk zijn van elkaars agenda en in hun eigen tijd toegang hebben tot de beschikbare informatie. Dit, wederom, met het doel de aanpak van huiselijk geweld te bevorderen. 6.2 Resultaten uit de pilots in Nederland Om de wet tijdelijk in uitvoering te zien, werd deze in pilotgebieden (Amsterdam, Groningen en Venlo) getest in de periode van februari tot november 2007. Uit de evaluatie blijkt dat om tot een geslaagde aanpak te komen snel, vasthoudend, outreachend, gezamenlijk en systeemgericht werken belangrijke kernbegrippen zijn.
De resultaten uit Venlo: Er zijn 12 huisverboden opgelegd naar aanleiding van 97 meldingen van huiselijk geweld. Bij 61% was er sprake van een strafrechtelijk traject. De nieuwe aanpak van huiselijk geweld werd met veel enthousiasme ontvangen bij de samenwerkende instellingen.
23
De resultaten uit Groningen: In totaal zijn er 25 huisverboden opgelegd in de pilot periode. Bij alle zaken was er sprake van een strafbaar feit en er is tot nu toe geen sprake geweest van recidive. In de eerste paar maanden van de pilot was er nog geen hulpverlening beschikbaar, dus werd het huisverbod nog niet opgelegd. Hierdoor is het aantal huisverboden lager uitgevallen dan verwacht.
24
De resultaten uit Amsterdam: Er zijn 35 huisverboden opgelegd naar aanleiding van 50 meldingen van huiselijk geweld die met de RIHG beoordeeld zijn.
6.3 Resultaten in Rotterdam Van januari tot mei 2009 zijn er in totaal 120 huisverboden opgelegd. 75 huisverboden zijn verlengd, waarvan er 25 zijn overtreden.
Figuur 1.0 overzicht huisverboden
Figuur 1.1 vervolg huisverboden
25
Uitvoerende instelling en de mankracht Binnen Rotterdam zijn onderstaande instellingen betrokken bij het uitvoeren van het huisverbod. Om een beeld te krijgen van de hoeveelheid tijd en mankracht die dit kost hebben wij dit hieronder per instelling beschreven. Bureau Jeugdzorg In figuur 1.2 is te zien dat er een groot aantal minderjarige kinderen betrokken zijn bij de gezinnen waar een huisverbod wordt opgelegd. Het is de taak van BJZ om bij het Figuur 1.2 kinderen
gezin langs te gaan en de problemen met betrekking tot de kinderen te inventariseren. Door de grote hoeveelheid kinderen die betrokken zijn in de hulpverlening is er een verhoogde werkdruk bij BJZ. Diensten CVD Binnen het CVD is er één team van zes mensen die zich bezig houden met het huisverbod. Naast deze taak houden zij zich ook bezig met de reguliere crisisaanmeldingen voor de stad Rotterdam. Per dag zijn er drie mensen bezig met het huisverbod, één persoon voor de dienst van 09.00 uur tot 17.00 en een persoon van 17.00 uur tot 24.00 uur met daaropvolgend bereikbaarheidsdienst. Daarnaast is er één persoon die 24-uur achterwacht heeft. Dit is noodzakelijk voor het geval er een dubbele aanvraag binnen komt.
Figuur 1.3 geslacht uit huis geplaatste
26
Diensten politie Binnen de dienst politie is er altijd één compleet team 24 uur per dag aanwezig inclusief één Districtchef. De diensten bestaan uit ochtend, middag en avonddiensten. Vanaf de melding van HG tot aan het opmaken van een proces-verbaal rekent de politie ongeveer drie en een half uur. Deze drie en een half uur is als volgt opgedeeld. De politie (vaak twee agenten) heeft circa een kwartier nodig om de woning te bereiken. Bij het bereiken van de woning hebben zij circa dertig minuten nodig voor het invullen van het risicotaxatie- instrument. Voor het invoeren van hun bevindingen in de computer en het bespreken hiervan met de Districtchef trekken zij circa dertig minuten uit. Vervolgens schakelt de politie de crisisdienst in. Het duurt ongeveer dertig minuten voordat zij de woning hebben bereikt. Voor de bespreking tussen het crisisteam, de Figuur 1.4 partnergeweld
Districtchef en de pleger trekt men circa dertig minuten uit. Vervolgens wordt het huisverbod opgelegd. De pleger wordt apart gehoord door de politie en informeert de burgemeester over de verstrekking van het huisverbod. Vervolgens maakt de politie het proces- verbaal op. De politie trekt circa drie kwartier uit voor de werkzaamheden die verricht worden na het opleggen van het huisverbod. Diensten Het Dok Binnen Het Dok worden het aantal uren van aanmelding van de pleger tot aan het behandelplan vastgelegd. Voor het Pré-intake wordt er één uur gerekend. Hieronder valt het verwerken van de aanmelding, het maken en inplannen van afspraken met de pleger en het inlezen van de stukken die bekend zijn over de pleger. Voor het intakegesprek wordt er ongeveer één uur gereserveerd. Bij het afnemen van het intakegesprek zijn er twee behandelaren aanwezig. Vervolgens legt één van de aanwezige behandelaren het intakegesprek vast op papier. Voor het schriftelijk vastleggen van het intake gesprek, voor het opnemen van contact met de verwijzer
Figuur 1.5: strafrechtelijk of preventieve oplegging
en voor het schrijven van een adviesbrief voor de HOVJ is er drie uur gereserveerd. Wanneer het intakegesprek schriftelijk vastgelegd is heeft de behandelaar één uur de tijd om zich voor te bereiden op het casuïstiekoverleg. Onder deze voorbereiding valt het opstellen van een behandelingplan als concept. Bij het casuïstiekoverleg zijn alle behandelaren. Het aantal behandelaren is niet duidelijk. Voor het casuïstiekoverleg is er één uur gereserveerd. Na het overleg vindt er een adviesgesprek plaats, waarin twee behandelaren één uur de tijd krijgen voor het bij scherpen van het behandelingsplan van de pleger. Naast alle inhoudelijke taken reserveert Het Dok voor ieder behandelaar één uur reistijd. Hieronder vallen alle reizen die afgelegd worden aan de hand van de casussen en voor het bijwonen van het casuïstiekoverleg. De uren voor het krijgen van ondersteuning en die het management erin steekt zijn hierin niet opgenomen.
27
Diensten ASHG Binnen het ASHG verschilt het aantal uren dat men inzet voor elk individueel slachtoffer. Over het algemeen gaat het ASHG er vanuit dat er bij 150 huisverboden altijd contact wordt opgenomen met het slachtoffer. Zij gaan uit van ongeveer anderhalf huisverbod per dag. Deze norm hanteren zij bij het beschrijven van de mankracht. Aspecten die volgens hen een verschil maakt in het aantal werkzaamheden dat zij per individueel slachtoffer inzetten beschrijven zij als volgt; - Het aantal telefonische contactmomenten. - Het aantal face to face contactmomenten. Hierbij moet gedacht Figuur 1.6: soort mishandeling
worden aan een huisbezoek of een afspraak op kantoor. - Het verwijzen naar andere disciplines. Hierbij moet gedacht worden aan advocaten en andere hulpverlenende instanties etc.
Kortom, het aantal mankracht en uren dat de genoemde instellingen per huisverbod besteden zijn als volgt te beschrijven: - Het CVD zet per dag drie werknemers in waarvan twee 12 uur per dag ingezet worden en één van hen 24 uur ingezet wordt. - De Politie zet per huisverbod twee politieagenten in en één districtchef. De politieagenten hebben per huisverbod 3,5 uur arbeidstijd nodig en de districtchef per huisverbod circa 1,5 uur. - Het ASHG gaat uit van de norm 1,5 huisverbod per dag waarvoor twee werkers worden ingezet. - Het Dok zet per huisverbod alle behandelaren in. Twee behandelaren hebben circa acht uur arbeidstijd nodig voor de werkzaamheden die het huisverbod met zich meebrengt. En alle andere behandelaren van het Dok één uur.
Uit een berekening van de politiekorpschef van Groningen komt naar voren dat er bij een gemiddelde van vijfhonderd opgelegde huisverboden in één jaar, 2500 manuren nodig zijn. Wanneer wij deze berekening tegen de huidige aantal manuren afzetten kunnen wij concluderen dat de inzetbare mankracht binnen meerdere instellingen te kort zal schieten. Voornamelijk binnen de hulpverlening zal men een tekort krijgen aan mankracht.
28
7. Wat zijn de ervaringen en belevingen van de slachtoffers en plegers die te maken hebben gehad met de uit huis plaatsing De slachtoffers en plegers komen in direct contact met de uitvoering van de wet. Hoe is deze ervaring voor hen verlopen? Om hier een beter beeld over te krijgen hebben we getracht om met zowel een slachtoffer als een pleger te spreken. We zijn in gesprek gegaan met een pleger. Tijdens dit gesprek heeft hij zijn ervaringen met betrekking tot het huisverbod verteld. Daarnaast hebben we ook met dhr. J. Penning, behandelaar bij forensisch psychiatrische polikliniek Het Dok, besproken wat zijn ervaringen tot nu toe zijn met plegers. Over de ervaringen van de slachtoffers hebben we contact gehad met Mevr. T. Vermonden, casemanager van het huisverbod bij het ASHG. Het was helaas niet mogelijk om zelf een slachtoffer te spreken. 7.1 Slachtoffers Het ASHG neemt contact op met het slachtoffer. Er volgt een gesprek in de thuissituatie van de achterblijver. Binnen tien dagen moet het ASHG de situatie in kaart brengen en een zorgadvies uitbrengen aan de burgemeester. In de meeste gevallen gaat het om vrouwelijke slachtoffers waarvan de partner de pleger is. Uit ervaring van het ASHG blijkt dat bijna alle slachtoffers de tien dagen van de uit huis plaatsing als een opluchting ervaren. Zij vinden het een positieve interventie die ruimte en bedenktijd creëert met betrekking tot de situatie. Het slachtoffer bevindt zich niet meer in een bedreigende sfeer waardoor er ruimte is voor het relativeren van het voorval. De meeste slachtoffers staan ook open voor vervolgen van de hulpverlening. Zij geven vaak als reden aan dat ze hun partner terug in huis willen hebben en dat de pleger daarbij ook hulpverlening krijgt. Het blijkt ook dat vrouwelijke slachtoffers omwille van hun kinderen de hulpverlening accepteren, ook wanneer zij zelf hier niet direct voor openstaan. Het inspelen op het welzijn van de kinderen is een manier om het nut van de hulpverlening te benadrukken. Soms verdwijnt het ‘’opluchtinggevoel’’ aan het eind van de maand wanneer de vaste lasten betaald moeten worden. In de gezinnen waar de uit huis geplaatste de financiën beheerd raken de slachtoffers vaak in de stress. Het slachtoffer weet dan vaak niet hoe zij deze materiële zaken moet regelen en komt de afhankelijke positie in de relatie sterk naar voren. Voor materiële problemen wordt het slachtoffer vaak doorverwezen naar Bureau Slachtofferhulp Kortom, uit ons onderzoek blijken de volgende ervaringen zich voordoen bij slachtoffers uit gezinnen waarbij het huisverbod is toegepast: -
De tien dagen die rust en bedenktijd creëert wordt vaak als een opluchting ervaren;
-
Hulpverlening wordt geaccepteerd. In de meeste gevallen wil het slachtoffer de relatie met de pleger voortzetten, maar wil daarbij wel hulp voor de pleger;
29
-
Omwille van het welzijn van de kinderen wordt hulpverlening geaccepteerd, ook wanneer het slachtoffer hier zelf niet voor openstaat;
-
Het ‘’opluchtinggevoel’’ verdwijnt doordat materiële zaken (betalen van rekeningen) vaak door de uit huis geplaatste werden gedaan.
7.2 Plegers Één pleger (in behandeling bij Het Dok) heeft ons na de uit huis plaatsing te woord gestaan over zijn ervaringen. Uit het interview bleek dat hij het huisverbod een positieve maatregel vindt. Volgens hem zorgt het huisverbod ervoor dat plegers die hun partner fysiek mishandelen, inzicht krijgen in hun manier van handelen. Het feit dat hij tien dagen zijn huis niet mag betreden en geen contact mag hebben met zijn partner dwingt hem stil te staan bij zijn daden en zijn gedrag van een afstand te bekijken. De hulpverlening die hij krijgt helpt hem op dit punt. De drempel tot het aannemen van hulp verdwijnt, gezien het gedwongen karakter. De geïnterviewde vond wel dat hij slecht geïnformeerd werd over het huisverbod. Hij gaf aan dat hij voor de uit huis plaatsing weinig af wist van deze maatregel en begreep hierdoor niet goed wat hem te wachten stond. De regels en voorwaarden werden naar zijn mening niet goed uitgelegd. Schaamte speelde een grote rol in zijn situatie. De pleger is aangesloten bij een kerkelijke gemeenschap en woont in een gesloten dorp. Hij vindt het erg moeilijk om bekenden onder ogen te komen. Omdat hij zich ervan bewust is dat hij fout zit vreest hij voor de reacties uit zijn omgeving. Naast het interview met de pleger hebben wij ook gesproken met dhr. J. Penning (begeleider van plegers vanuit Het Dok). Dit gesprek heeft ons ook meer inzicht gegeven over de ervaringen van de plegers. Zo blijkt het bijvoorbeeld dat voornamelijk mannelijke plegers met een islamitische achtergrond vinden dat het huisverbod hen onrecht doet. Zij zijn van mening dat vrouwen door dit huisverbod meer ‘’macht’’ krijgen. Volgens dhr. J. Penning heeft dit hoofdzakelijk te maken met het feit dat de positie van vrouwen in islamitische landen lager is dan die van vrouwen in Nederland. Het Dok ervaart ook dat de plegers in het begin van het hulpverleningstraject erg boos zijn. Zij zijn vooral verbaal agressief over de slachtoffers en naar de ambtenaren van de overheid toe. Volgens dhr. J. Penning heeft dit voornamelijk te maken met het feit dat zij de controle over de thuissituatie kwijt zijn. Uit ons onderzoek komen een aantal belangrijke aspecten naar voren van de ervaringen bij plegers met een huisverbod en worden als volgt samengevat; -
De periode uit huis dwingt tot het overdenken van de gebeurtenis;
-
Dwang neemt de drempel tot hulpverlening weg;
30
-
Het slecht geïnformeerd worden over de inhoud van het huisverbod wekt frustraties op, omdat de plegers niet weet waar hij aan toe is;
-
Bij plegers die deel uitmaken van een hechte gemeenschap (kerk of klein dorp) staat vooral het schaamtegevoel ten opzichte van omgeving op de voorgrond;
-
Vooral de mannen uit de moslimgemeenschap vinden dat de vrouwen een bevoorrechte positie verkrijgen in het kader van de wet;
-
In het begin van het huisverbod heerst er vaak boosheid bij de plegers, omdat zij de controle over de thuissituatie kwijt zijn.
31
8. Welke knelpunten zijn we tegengekomen bij de uitvoering van de wet? Tot slot komen wij terug op onze vraag welke knelpunten we tegenkomen binnen de uitvoering van de wet ‘’Tijdelijk huisverbod’’ in Rotterdam. Er is contact geweest met verschillende ketenpartners, dus de knelpunten worden vanuit verschillende oogpunten beschreven. Er zijn nu vijf maanden verstreken sinds het uitvoeren van de wet. Sommige knelpunten zijn in de loop der tijd opgelost of waren slechts te wijten aan de onbekendheid met de wet. Momenteel nemen wij de volgende punten waar, die gevolgen kunnen (gaan) hebben op de effectiviteit van de uitvoering van de wet. 8.1 Knelpunten Onderstaand zullen wij knelpunten beschrijven op verschillende gebieden zoals als de financiën, de mankracht, de hulpverlening, informatieverstrekking en de reikwijdte van de wet. Financiën, mankracht en hulpverlening Voor de uitvoering van de wet ‘’Tijdelijk huisverbod’’ is er een vaste hoeveelheid geld beschikbaar gesteld. In Rotterdam wordt verwacht dat men met deze financiën 400 huisverboden en hulpverleningstrajecten kan uitvoeren. Op basis van de grote hoeveelheid huisverboden tot nu toe, is te verwachten dat dit getal overstegen zal worden wanneer het groeimodel naar de achtergrond verdwijnt. Dan zullen er meer huisverboden opgelegd worden omdat het preventieve karakter van de wet meer op de voorgrond komt te staan. Onvoldoende financiën
Gebrek aan mankracht
Hoge druk op hulpverlening
Wanneer het getal van 400 huisverboden overstegen wordt, zullen de huidige financiën tekort schieten. Het gevolg van dit gebrek is dat er onvoldoende personeel ingezet kan worden binnen de diverse betrokken instanties. De huidige betrokken instellingen zullen hierdoor onder druk komen te staan. Bijvoorbeeld: Het ASHG ervaart met hun huidige personeelsformatie een hoge werkdruk. Deze druk zal stijgen wanneer meer cliënten binnenkomen. Door de financiële middelen toereikend te maken zullen instanties meer werkers kunnen aantrekken. Er moet voorkomen worden dat het huisverbod niet meer uitgegeven kan worden door het gebrek aan financiën. Daarnaast nemen wij een toenemende druk waar bij de betrokken instanties, vooral de hulpverlening. Er moet voorkomen worden dat huidige werkers overbelast raken door de taken die het huisverbod met zich mee brengt. Tolken De kosten voor de 24 uur dienst van de tolkentelefoon bedraagt 59 euro per half uur en er moet van te voren een afspraak gemaakt worden voor het telefoongesprek. Bij huisartsen worden de kosten voor het gebruik van deze dienst vergoed door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Echter voor vele hulpverleningsinstanties worden deze kosten niet vergoed. Ook in het geval van de wet
32
worden de tolken niet vergoed. Door de kleine financiële ruimte kan er de keus worden gemaakt om geen gebruik te maken van een tolk. Dit met negatieve gevolgen voor de hulpverlening. De taalbarrière tussen plegers, slachtoffers en de betrokken instanties zorgt er voor dat de informatieverstrekking niet goed verloopt. Adviescentrum slachtoffers en plegers Uit ons onderzoek is gebleken dat bij zowel slachtoffers als bij plegers, onduidelijkheden ontstaan na het opleggen van het huisverbod. Informatieverstrekking wordt gedaan door zowel de politie als de hulpverlening. Het blijkt dat door de stressbeleving die beide partijen ondervinden bij de interventie, er veel informatie niet wordt opgenomen. Bij plegers is dit vaak op het gebied van hulpverlening en onderdak. Slachtoffers ondervinden vaak praktische problemen zoals het regelen van de financiën wat altijd door de partner werd gedaan. Informatieverstrekking De informatieverstrekking tussen de politie, rechtbank en hulpverlenende instanties is niet altijd efficiënt. In het verleden is er bijvoorbeeld een huisverbod ingetrokken en vervolgens is de pleger onterecht gearresteerd. Dit moet in de toekomst voorkomen worden. Momenteel mist er frequent casusoverleg, waar op multidisciplinair niveau overeenstemming kan worden bereikt tussen de betrokken partijen. In het kader van het groeimodel is efficiënte communicatie cruciaal omdat het aantal huisverboden zal toenemen. Toereikendheid van de wet voor ex-partners Aan de hand van ons onderzoek zijn wij er achter gekomen dat de wet niet toereikend is voor expartners. Bewezen is dat veel geweld plaatsvindt tussen ex-partners. Mevr. S. Etty (GGD) bevestigt dit als een groot probleem. Ex-partners hebben vaak nog contact met elkaar, omdat er zaken zijn die zij samen delen. Denk hierbij aan kinderen, familie of financiën. Tijdens dit contact is er soms sprake van (dreiging) huiselijk geweld. Omdat de ex-partner niet meer ingeschreven staat op hetzelfde adres kan het huisverbod niet opgelegd worden. Belangrijk is dat er ook voor deze groep een middel komt om geweld te voorkomen. Je kunt bij deze situaties denken aan een straatverbod, echter is een contactverbod effectiever omdat de dreigingen ook via telefoon of email kunnen plaats vinden. Tot nu toe is er toch een paar keer een huisverbod opgelegd aan ex-partners, omdat de ex-partner nog ingeschreven stond op het adres van het slachtoffer. Het groeimodel In het kader van het groeimodel is het preventieve karakter van de wet nog minimaal tot uiting gekomen. Momenteel wordt er nog vaak vastgehouden aan een strafbaar feit als grond voor de uit huis plaatsing. Hieruit komt de vraag voort wanneer en hoe de switch wordt gemaakt naar het preventieve karakter, waar de kracht van de wet ligt.
33
9. Op welke punten kunnen er beleidsmatige aanbevelingen worden gedaan om de uitvoering, en daarmee de effectiviteit van de wet te verbeteren? Naar aanleiding van de knelpunten, zoals beschreven in hoofdstuk acht zullen we tot slot een aantal aanbevelingen geven. Hiermee hopen we de effectiviteit van de wet ook op langere termijn te waarborgen voor alle betrokkenen 9.1 Aanbevelingen Financiën, mankracht en hulpverlening De financiën moeten toereikend zijn om meer mankracht in te kunnen zetten. Voldoende mankracht is nodig om de kwaliteit van de hulpverlening te waarborgen en om de hulpverleners niet te overbelasten. Toereikendheid van de wet voor ex-partners Ex-partners moeten ook in aanmerking komen voor het huisverbod. Dit op grond van dezelfde criteria als die van het huisverbod. Door deze groep te betrekken bij de aanpak van huiselijk geweld is er sneller hulpverlening in de situatie en ontstaat er een realistischer beeld van het aantal huiselijk geweld incidenten. Tolken De kosten van de tolkentelefoon moeten vergoed worden door de gemeente Rotterdam. Het gaat immers om de verbetering van de communicatie van inwoners van Rotterdam. Een andere optie is dat het COA de kosten vergoed, die gespecialiseerd in de communicatie met allochtonen en hier subsidie voor ontvangen. Adviescentrum slachtoffers en plegers Het oprichten van een adviescentrum is belangrijk voor plegers en slachtoffers omdat men daar met vragen op een later tijdstip (dan de uit huis plaatsing) naar toe kunnen. Momenteel is er een versnippering in de hulpverlening. Bijvoorbeeld: het ASHG verwijst haar cliënten door bij materiële problemen aan Bureau Slachtofferhulp. Voor helderheid is het belangrijk om een centraal punt te creëren, waar beide partijen voor zowel psychosociale en materiële problemen terecht kunnen. Te veel betrokken partijen maken de situatie te onoverzichtelijk voor plegers en slachtoffers. Informatieverstrekking: Verwijzing spreekuur voor uit huis geplaatste plegers door de politie Het dient voor de uit huis geplaatste bekend te zijn waar zijn vragen over het huisverbod beantwoordt kunnen worden. Omdat de pleger eerst gesproken zal worden op het politiebureau, moet de verwijzing daar bekend worden gemaakt. Een folder van een bovenbeschreven adviescentrum dient door de politie mee te worden gegeven aan de pleger.
34
De pleger krijgt op het politiebureau een huisverbod opgelegd. Hier krijgt hij een folder van het adviescentrum aangereikt.
Voor nadere uitleg over het huisverbod kan de plegers direct langs bij het adviescentrum
Informatieverstrekking tussen ketenpartners De communicatie tussen de verschillende instanties moet te allen tijde een aandachtspunt blijven. De slagingskans van de hulpverlening hangt af van goed afgestemde communicatie tussen de hulpverleners. Het is belangrijk om hier kritisch naar te blijven kijken en elkaar op vaste momenten aanspreken op het handelen. Door de werkdruk binnen de verschillende situaties is buiten deze vaste contactmomenten, contact leggen vaak moeilijk. Deze vaste casuïstiek/overlegmomenten moeten gewaarborgd worden.
35
Slotwoord Huiselijk geweld is binnen de opleiding ‘’Maatschappelijk werk en Dienstverlening’’ aan de orde van de dag. Door middel van het huisverbod wordt er een andere aanpak gekozen in de strijd tegen huiselijk geweld. De omslag naar preventie maakte het een zeer interessant onderwerp om nader te onderzoeken. De eerste drie maanden van het onderzoek hebben we vooral besteed aan vooronderzoek en literatuurstudie. Toen uiteindelijk de wet ‘’Tijdelijk huiverbod daders’’ op 1 januari 2009 in werking was getreden, was het voor onze projectgroep nog maar afwachten in hoeverre onderzoek mogelijk was. Al snel zagen we de huisverboden in Rotterdam binnenstromen. Ook de betrokken instanties hebben met hun openhartigheid en enthousiasme ons de mogelijkheid gegeven, ons onderzoek tot een succesvol einde te brengen. Wij willen alle instellingen die ons hebben bijgestaan hartelijk bedanken voor hun vertrouwen en inzet, en in het bijzonder onze opdrachtgever Eugeen van Keren, docent (werken binnen het gedwongen kader) aan Hogeschool Rotterdam.
Projectgroep ‘’CHEER’’
Chantal Cartmel Hylene de Jong Eva Leurink Eva Westerhoff Rosanna Mangal
36
Literatuur Artikelen: “Wet Tijdelijk Huisverbod 241/ 484/422”, Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden 2008, ’sGravenhage 2008 ‘’Naar een grootstedelijke integrale aanpak van huiselijk geweld 2008-2011’’. Actieprogramma G4 (2008).. Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, juni 2008. ‘’Plan van aanpak huiselijk geweld tot 2011: De volgende fase” Ministerie van VWS, Den Haag, augustus 2008. “Eindrapportage pilot huisverbod Groningen” februari 2008 “Evaluatie pilot Tijdelijk huisverbod Gemeente Venlo”maart 2008 “Evaluatie pilot Preventies Huisverbod Amsterdam”, april 2008 “Naar een veiliger samenleving”, Deltaplan, Kabinet- Balkenende, 2002 ‘’Jij eruit of ik eruit’’, Clara Wichmann Instituut, lezing 10 maart 2003 Verwey-Jonker Instituut, resultaten Oostenrijk ‘’Geen huisverbod zonder hulp’’, Balthazar Beke en Gerda Dijksman lezing 29 oktober 2008
Internetsites: huisverbod.nl
ggd.rotterdam.nl
rechtspraak.nl
stophuiselijkgeweld.opvang.nl
vng.nl
sietske-dijkstra.nl
huiselijkgeweld.nl
dewaag-rijmond.nl
eerstekamer.nl
justitie.nl
om.nl
politie-rijnmond.nl
huiselijkgeweld.rotterdam.nl
shginfo.nl/steunpunten/zuid-holland/Rotterdam
hetdok.nl
dewaag-rijmond.nl
cvd.nl
wocd.nl
sp.nl
cda.nl
pvv.nl
pvda.nl
sgp.nl
d66.nl
christenunie.nl
jeugdzorg-rotterdam.nl
37
Interviews: -Interview Regioplan F. Kriek, Projectleider Preventief huisverbod Amsterdam, 13-01-2009 - Interview Gemeente Rotterdam. L. van Ness, Ambtenaar bij gemeente Rotterdam, 16-12-2008 - Interview Politie Regio Rotterdam-Rijnmond Dhr. S. Top, Districtchef Rotterdam-Rijnmond 13-01-2008 - Interview Centrum voor Dienstverlening, Mevr. J. ten Tuynte Crisismedewerker Rotterdam, 23-01-2009 - Interview Projectgroepleidster tijdelijk huisverbod Mevr. S. Etty, Casemanager, ketenregisseur, juridisch adviseur 13-01-2009 - Interview Het Dok forensisch psychiatrische poli- en dagkliniek Dhr. J. Penning, Coördinator Huiselijk Geweld 23-02-2009 - Interview Algemeen Steunpunt Huiselijk Geweld Mevr. T. Vermonden, Casemanager Huisverbod ASHG 13-03-2009 - Interview Rechtbank Rotterdam Mevr. M.J.M Marseille, Familierechter 24-03-2009 - Interview Hulpofficier van Justitie Dhr. B. Van der Meer, Hulpofficier van Justitie bij Politie Hoogvliet 26-03-2009 Theorieboeken: Handboek huisverbod: Achtergrond, methodiek en procedure Balthazar Beke, Gerda Dijksman 2009 Dr. Joke de Vries (Geweld, het fenomeen, het trauma en de verwerking 2006)
38
Bijlagen
39
Pilot Amsterdam Interview met dhr. F. Kriek 13 januari 2009 Functie: Projectleider pilotperiode preventief huisverbod Amsterdam, Regio plan Knelpunten in de wet, tevens voor de landelijke invoering Ten eerste is de schaamte voor huiselijk geweld in onze samenleving groot waardoor het onderwerp niet altijd goed aan het licht komt. Ook bij degenen die er mee te maken hebben verschilt de motivatie om zich in te zetten voor huiselijke geweldzaken. Zo is dat bijvoorbeeld bij de Officier van Justitie, waarbij de persoonlijke motivatie een grote rol speelt bij de afhandeling van de zaken. Heel veel incidenten speelden zich af in het weekend en dan was er vaak maar één hulpofficier van justitie. Hij of zij moet dan keuzes maken. De één vindt openbaar geweld belangrijker dan een huiselijke geweldsmelding . Het wordt dan een ethische overweging. Binnen het corps zijn er wel richtlijnen opgesteld waarin staat dat huiselijk gewelddelicten voorrang moeten hebben. Dat kan niet in alle gevallen gelden, dus de HOvJ moet continu die afweging maken. Als hij of zij al kiest om de huiselijk gewelddelicten voorrang te verlenen, is het de vraag of het risicotaxatie instrument goed ingevuld wordt. Vooral bij het derde gedeelte van het instrument zien we verschillen: de ene vult het nauwkeurig en goed gemotiveerd in en beargumenteerd waarom er een huisverbod opgelegd dient te worden en de ander doet dit kort en bondig. Er zijn tijdens de pilot meerdere gesprekken geweest tussen de projectleider van de politie en de hulpofficieren waarin de projectleider hen op het hart drukte dat het belangrijk is om het risicotaxatie instrument zo zorgvuldig mogelijk in te vullen. Eigenlijk was het de bedoeling dat de hulpofficieren een opleiding van drie dagen zouden volgen voordat de pilot begon, maar deze is teruggebracht tot één dag. Voor het slagen van de wet is de hulpverlening essentieel. Omdat de wet een bestuursrechtelijk karakter heeft en er dus niet vanuit een strafrechtelijke bevoegdheid gehandeld kan worden, is de hulpverlening aan het gezin niet af te dwingen. Het is aan de hulpverleners, de politie en andere instanties om het gezin over te halen door middel van een sterke overredingskracht. In Amsterdam werd deze overredingskracht versterkt door de politie doordat zij de pleger op de hoogte stelden van de gevolgen van het niet aannemen van professionele hulp. Toch zien we dat zowel plegers als slachtoffers regelmatig afhaken. Positief aan de wet Zowel plegers als slachtoffers waren over het algemeen erg blij met deze wet. Zij gaven aan dat ze zelf niet in staat waren de spiraal te doorbreken en dat ze daarom blij waren dat er eindelijk eens iets gebeurde. Voor de plegers kan de maatregel aanvoelen als een veroordeling, ook al is het dat strafrechtelijk gezien niet. Het is geen veroordeling.
40
Betrokken instanties "Je moet voorkomen dat je twee instanties parallel laat lopen. Dat is te kostbaar en daarnaast is het dubbel werk wat voor wrijvingen kan zorgen en dat bemoeilijkt de samenwerking. Bovendien is de communicatie tussen de betrokken instanties slecht. Het grootste knelpunt zal het gebrek aan capaciteit worden omdat men binnen 10 dagen alles in kaart moet brengen terwijl het hier eigenlijk gaat om werk waar meerdere maanden voor staat.”, aldus dhr. Kriek. Een aantal instanties worden besproken: 1
De GGD Amsterdam had haar twijfels rondom Het Steunpunt/De blijfgroep omdat zij het gehele gezin als systeem wilde begeleiden. Volgens de GGD zouden de verschillende gezinsleden vanwege hun tegenstrijdige belangen bij verschillende hulpinstanties begeleid moeten worden. Het zou gesplitst moeten blijven, volgens hen. Deze discussie heeft ertoe geleid dat iedere instantie haar eigen verantwoordelijkheden kreeg binnen de pilot.
2
De Waag is een tweedelijns instelling waardoor er een verwijsbriefje van de huisarts nodig is. Dit belemmert het proces omdat er niet outreachend gewerkt kan worden. Bovendien hadden de medewerkers van De Waag daar weinig tijd voor;
3
Slachtofferhulp is er niet bijgehaald bij de pilot omdat zij hetzelfde soort werk leveren als het Steunpunt en de laatstgenoemde heeft bovendien subsidie gekregen daarvoor. Daarnaast wordt er bij Slachtofferhulp veel met vrijwilligers gewerkt waardoor de verantwoordelijkheden anders komen te liggen.
Tips De selectie van de hulpofficieren moet zorgvuldig gebeuren zodat de wet adequaat wordt uitgevoerd. Ook zal het onderwerp huiselijk geweld regelmatig onder de aandacht moeten worden gebracht zodat de motivatie behouden en eventueel zelfs bevorderd kan worden. Wel dient er rekening te worden gehouden met valse meldingen van huiselijk geweld. Het kan zo zijn dat een vrouw bijvoorbeeld haar man gedurende het weekend ' even wil vastzetten'zodat ze een rustig weekend heeft. Degenen die de interventie uitvoeren moeten er bovendien voor zorgen dat ze de wet zorgvuldig naar buiten brengen. De wet moet geen veroordelend karakter krijgen want dat kan averechts werken. Een crisisteam zou een belangrijke rol kunnen spelen maar helaas is dat kostbaar. Tegen de tijd dat het besluit om wel of niet het huisverbod te verlengen er aan komt is het van belang dat beide partijen uit het gezin uitvoerig gesproken zijn. Dit is een eis vanuit het bestuur maar hier wordt toch niet altijd even consequent mee omgegaan. Men wordt dan wel gehoord, maar niet zodanig dat het besluit om te verlengen al kan worden gemaakt. Eigen verwachtingen "Ik vind elke maatregel goed die kan bijdragen aan de aanpak van huiselijk geweld. Het maakt veel kapot en werkt generaties door dus het moet zeker aangepakt worden. De slachtoffers van vandaag zijn de plegers van morgen. Het bestuursrecht moet volledig achter de wet staan en er moet veel geld beschikbaar worden gesteld .dan ben ik ervan overtuigd dat het goed komt. De wet moet een plekje veroveren in onze samenleving. Het dwingt partijen om met elkaar aan tafel te zitten wat de
41
communicatie tussen instanties zeker zal bevorderen."
42
Gemeente Rotterdam Uitwerking interview, 16-12-2008 Geïnterviewde: L. van Ness Functie: Ambtenaar bij gemeente Rotterdam, gedetacheerd door binnenlandse zaken Den Haag. Dhr. L. van Nes volgt de ontwikkeling van huiselijk geweld en de wet op het tijdelijke huisverbod. Totstandkoming: In de tweede kamer krijgt een wetsvoorstel zijn vorm. Wanneer de eerste kamer de wet goedkeurt wordt de wet opgenomen. Het proces van ideeën uitwerken tot het aannemen van de wet duurt vaak jaren. De meeste gemeenten beginnen dan ook al met het uitwerken van de wet als het waarschijnlijk wordt geacht dat de wet wordt aangenomen. Ook bij de wet ‘’tijdelijk huisverbod daders’’ was dit het geval. Dit kan betekenen dat de gemeenten hun eigen uitwerking van de wet eventueel moeten bijstellen. Bij deze wet hebben er tot nu toe nog weinig veranderingen plaats gevonden. Betrokkenen: Binnen Rotterdam is er een projectgroep opgericht om de wet te implementeren, waarvan mevr. Etty (van de GGD) de projectleider is. Andere representatieve leden: Gemeente Rotterdam (mevr. Dalman en dhr. van Ness), het Openbaar Ministerie en de Politie. Ook is er een jurist aanwezig bij het overleg. Elke maand is er een bijeenkomst waarin de wet wordt besproken en de uitvoering wordt geëvalueerd. De projectgroep draagt de verantwoordelijkheid voor de knelpunten die men tijdens de uitvoering tegenkomt en proberen deze punten aan te pakken en uiteindelijk op te lossen. Ook Movisie zal een rol spelen. Zij verzorgen een instructiebijeenkomst, georganiseerd voor de hulpofficieren en de hulpverleners. Het is de bedoeling dat de hulpofficieren deze informatie weer overdragen aan de agenten van hun district. Vrije ruimte gemeente: Gemeente Rotterdam is vrij gelaten om te kiezen, welke hulpverleningsorganisaties verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming van de hulpverlening aan daders en slachtoffers. Er is binnen Rotterdam gekozen om te werken met de hulpverleningsorganisatie Centrum Voor Dienstverlening (CVD). Zij zullen onder andere verantwoordelijk zijn voor het bieden van daderhulpverlening waarin zij gespecialiseerd zijn. Deze keuze is gemaakt omdat zij beschikken over een crisisdienst die dag en nacht beschikbaar is. De verwachting is dat de meeste gevallen van huiselijk geweld waarbij de politie aan te pas moet komen zullen plaatsvinden in de avond en nacht. Binnen Rotterdam heeft de burgemeester voor volledig mandaat gekozen. Dat wil zeggen dat de burgemeester zich niet inhoudelijk bezig zal houden met de voorbereiding en uitvoering van de wet. De Hulpofficier van Justitie zal in de naam van de burgemeester handelen. Hulpverlening: Wanneer het huisverbod wordt opgelegd en de dader uit zijn huis wordt geplaatst, start de hulpverlening. Het CVD doet de eerste screening en start het traject ‘’daderhulpverlening’’.
43
Het Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) biedt de volgende dag hulpverlening aan het slachtoffer. Wanneer er kinderen bij betrokken zijn wordt Bureau Jeugdzorg ingeschakeld. De politie heeft contact met alle partijen en de wijkagent gaat de derde dag weer terug naar het slachtoffer en heeft dan een gesprek om te kijken hoe alles verloopt en of het huisverbod nageleefd wordt. Knelpunten: -
De politie en hulpverlening verrichten werkzaamheden die relatief nieuw voor hen zijn. Het kan zijn dat in de beginfase van de uitvoering onduidelijkheden ontstaan over de mogelijkheden en taken. Het CVD moet in korte tijd een kritisch oordeel geven over de situatie en de hulpverlening moet direct gestart worden. Daarvoor is er gekozen voor samenwerking tussen politie en CVD bij het invullen van het taxatieformulier. De politie richt zich op het eerste gedeelte van de taxatie, namelijk de dader en zijn aanspreekbaarheid. De hulpverlening richt zich op het geweldsincident en de gezinsachtergronden. De HOVJ neemt in overleg met het CVD de definitieve beslissing betreffende het huisverbod.
-
De aanrijdtijden van het CVD naar de woning van het slachtoffer kunnen te lang zijn. Hier is een onderscheid gemaakt binnen Rotterdam. Alle incidenten ten noorden van de Maas worden uitgevoerd door CVD. Alle andere locaties zoals bijvoorbeeld Spijkenisse worden opgenomen door het Delta.
-
Naar verwachting zullen er in Rotterdam meer huisverboden opgelegd worden, dan dat de politie en hulpverlening aankunnen. Zij zullen dan ook (in de beginfase van de wet) uitgaan van een groeimodel. Hiermee maken zij de keuze om alleen bij de zwaardere zaken het huisverbod op te leggen. Er wordt aangegeven dat het huisverbod momenteel soms bij dreiging van huiselijk geweld opgelegd zal worden.
Hulpverlening aan de dader is niet verplicht gesteld. Het is echter wel mogelijk om het huisverbod te verlengen wanneer een dader geen hulp wil aanvaarden. Dit zal gebruikt worden als stok achter de deur om de dader toch de hulpverlening in te krijgen. Ook zal het huisverbod verlengd worden wanneer de dader de hulp aan zijn vrouw en kinderen belemmert. Bij overtreding van het huisverbod is naast verlenging van het verbod ook detentie mogelijk. Wanneer de dader geen ander onderkomen kan verwerven, zijn er twee plekken gereserveerd in Rotterdam waar hij/zij terecht zou kunnen. Criteria voor het tijdelijk huisverbod: -
Minderjarigen vallen niet onder het huisverbod;
-
Wanneer de politie te maken heeft met iemand met psychische problemen of alcohol/drugsverslaving moet er worden overlegd welke maatregel hier het meest effectief is (Dit is niet altijd het tijdelijk huisverbod);
-
De dader moet aangehouden worden. (periode groeimodel).
De gemeenteraad zal in het tweede kwartaal van 2009 de uitvoering van de wet evalueren.
44
Politie Regio Rotterdam-Rijnmond Uitwerking interview, 13-01-2008 Geïnterviewde: Dhr. S. Top Functie: Districtchef Rotterdam-Rijnmond
De politie is zeer tevreden met de nieuwe mogelijkheden die het huisverbod met zich mee brengt. In veel gevallen geeft het strafrecht onvoldoende tijd en ruimte om de dader en slachtoffer een time-out te bieden. Hierdoor krijgen vaak beiden partijen niet voldoende de ruimte om beslissingen te maken over de toekomst van hun relatie. Door het huisverbod is die ruimte en tijd wel gecreëerd. Uitvoering: In 2008 zijn er 2.700 verdachten van huiselijk geweld bij het Openbaar Ministerie voorgeleidt. In de meeste gevallen is de pleger binnen twee dagen weer thuis. Bij andere soorten geweldsdelicten, bijvoorbeeld uitgaansgeweld, is de kans klein dat je de pleger weer tegen het lijf loopt. Bij huiselijk geweld wordt het huis vaak gedeeld door slachtoffer en dader, waardoor zij vaak gedwongen worden elkaar te zien. ‘’Voorheen probeerden we te regelen dat de reclassering of Het Dok de pleger bezocht. Deze interventie was vaak onvoldoende. Met het huisverbod hebben de politie en de hulpverlening een goed middel om eventueel hulpverlening te starten en rust te creëren’’. ‘’Wanneer de zaak nog dreigend blijkt te zijn voor het slachtoffer, kunnen we beslissen om verlenging van het huisverbod op te leggen. Het huisverbod is dertien dagen geleden ingevoerd en bij reeds drie zaken is er verlenging nodig geweest’’, aldus dhr. Top. Redenen hiervoor waren: -
Het terugkeren van de dader naar het huis binnen de periode van het verbod;
-
Het telefonisch contact opnemen met het slachtoffer vanuit het Huis van Bewaring;
-
Het onvoldoende op gang komen van de hulpverlening.
De hulpverlening: ‘’De samenwerking tussen hulpverlening en politie loopt boven verwachting. Rotterdam-Rijnmond heeft in verband met het groeimodel ervoor gekozen om alleen de daders op te pakken die ook rechtelijk vervolgd kunnen worden. Hierdoor lopen de strafrechtelijke zaken samen met de bestuursrechtelijke zaken’’. ‘’Wanneer een verdachte wordt aangehouden, wordt hij meegenomen naar het politiebureau. Vervolgens word het CVD ingelicht. Zij spreken eerst met het slachtoffer thuis en vervolgens met de dader op het bureau. Bij het CVD moet de dader zijn verblijfplaats tijdens het huisverbod bekend maken. Bij twee zaken hadden de daders geen andere slaapplaats. Zij werden doorverwezen naar een dak- en thuislozen centrum waar een aantal plekken voor dader met een huisverbod gereserveerd zijn. Vaak doen de daders dan alsnog een beroep op de familie. Politie, meestal de
45
wijkagent, gaat op bezoek bij het slachtoffer om te kijken of het huisverbod nageleefd wordt. Zij nemen ook contact op met directe familie. Het deelgenoot maken van de familie helpt zowel de dader als het slachtoffer’’. (Verslavings)problematiek: Wanneer er sprake is van drugs- of alcoholproblematiek kan dit een extra argument zijn om het huisverbod op te leggen. Is de dader niet aanspreekbaar, dan gebeurt er het volgende: -
De hulpverlening zal de dader adviseren om naar een afkickkliniek te gaan. Dit heeft echter geen verplichtend karakter. Wel kan dit gebruikt worden als argument om het huisverbod te verlengen;
-
Alcohol- of drugsproblematiek kan een extra risico vormen voor het slachtoffer. De dader zal dan eerder geneigd zijn het huisverbod te overtreden. Voor de politie en hulpverlening is het dan de taak om extra toezicht te houden op de dader en het slachtoffer.
Wanneer er sprake is van een taalbarrière wordt er gebruik gemaakt van de tolktelefoon. Wanneer het gaat om eer-gerelateerd geweld vraagt de politie om de expertise van het KEG (Kernteam Eergerelateerd Geweld). Zij zullen dan meedenken of het huisverbod wel het meest effectieve middel is in deze situatie. Ervaringen: Door de wet worden er bepaalde keuzes gemaakt voor het slachtoffer. Er bestaat de discussie of dit positief is voor de zelfredzaamheid. ‘’Soms is het nodig om in te grijpen en beslissingen te maken voor het slachtoffer’’. Tot nu toe zijn er positieve reacties van de slachtoffers over het huisverbod. Het heeft hun de ruimte gegeven om zelfstandig beslissingen te maken betreffende de situatie. Soms weet het slachtoffer na de time-out nog niet of hij/zij de relatie met de dader wil voortzetten. Het is een discussiepunt of dit een gegrond argument is om het huisverbod te verlengen. ‘’Bij verlenging van het huisverbod ontneem je de dader een belangrijk grondrecht, namelijk het recht op toetreding van zijn eigen woning’’ zegt dhr. Top. De reden van ontzegging moeten goed onderbouwd kunnen worden. Mankracht politie en hulpverlening: De opleiding betreft het huisverbod voor de politie is binnen verschillende korpsen nog niet volledig op gang gekomen. Een mogelijke verklaring kan zijn door de gefaseerde inzet van de wet. Justitie organiseert de trainingen voor de landelijke politiekorpsen. Dit is een algemene training niet specifiek gericht op Rotterdam. Toen er twee jaar geleden sprake was het invoeren van het huisverbod heeft dhr. Top twee voorwaarden gesteld aan de uitwerking van de wet: -
Er moet sprake zijn van samenwerking tussen het politiekorps en de desbetreffende hulpverlenende instanties.
-
Er is een 24-uurs beschikbare crisisdienst aanwezig.
46
Dhr. Top was van mening dat zonder deze vereiste de wet minder van kracht zou zijn voor Rotterdam. Vervolgens is er door drie gemeenten binnen Rotterdam gevraagd om rustig van start te gaan bij de uitvoering van de wet. Dit met het oog op weinig mankracht bij de politie en de hulpverlenende instanties. Knelpunten: -
Het risicotaxatie formulier invullen neemt veel tijd in beslag. Aanvankelijk is dit te verklaren doordat men nog niet gewend is aan deze nieuwe procedure. De eerste keer dat het formulier werd ingevuld waren ze zes uur kwijt. Vervolgens liep dit terug naar twee uur per taxatie. Dit wordt door de politie nog steeds als te lang ervaren.
-
Er is voor de politie geen extra tijd of geld vrijgekomen voor de uitvoering van deze nieuwe taak. Dit in tegenstelling tot het CVD, die extra gelden heeft ontvangen voor de uitvoering van deze wet.
-
Nauwe samenwerking met de hulpverlening is cruciaal. In de risicotaxatie staan vele vragen die onbekend zijn/ niet in te vullen zijn door de politie.
-
In de meeste gevallen (dertien van de negentien) waren kinderen aanwezig zijn. Dit zorgt voor extra werk bij Bureau Jeugdzorg. Aangezien zij niet in het weekend werken zorgt dit voor vertraging in het gehele proces.
-
Zowel de politie als de hulpverlening zullen een tekort hebben aan mankracht wanneer de hoeveelheid huisverboden gestaag blijft groeien.
47
Centrum voor Dienstverlening (CVD) Uitwerking interview, 23-01-2009 Geïnterviewde: Mevr. Y. ten Tuite Functie: Crisisdienst Huisverbod Momenteel wordt er elke dag een huisverbod opgelegd. Dan kom je binnen op het moment dat er een crisis is. Er vindt een crisisgesprek plaats, met als doel rust creëren. Ook wordt het gezin gemotiveerd om hulp te accepteren. Door het gedwongen karakter van de wet accepteren de gezinnen sneller hulp. Door het huisverbod ontstaat er een opening in het systeem zodat de hulpverlening beter kan ingrijpen bij situaties waarin sprake is van huiselijk geweld. Als er na de politie geen hulpverlening wordt opgestart, heeft het motiveren voor het accepteren van hulp ook geen zin. Het systeem sluit zich weer, waardoor de gezinnen minder goed bereikbaar zijn voor de hulpverlening. Belangrijk is dat het huisverbod het doel bereikt waar het voor gemaakt is. Het is dan ook niet de bedoeling dat de situatie vanwege het huisverbod verergert. Helaas is de wet nog te kort van kracht om voor- of nadelen aan te geven. Politie Naar aanleiding van een melding van huiselijk geweld komt eerst de politie ter plaatse. Zij houden zich voornamelijk bezig met het strafrecht en vanuit dat perspectief baseren zij zich op feitelijke gegevens. Op het bureau vindt vervolgens een gesprek met de pleger plaats. CVD Het CVD is de voordeur van de hulpverlening en heeft een duidelijke taak. Zij werken vanuit een andere invalshoek dan de politie. Zij houden zich meer bezig met de situatie en wat daarin veranderd kan worden vanuit psychosociaal oogpunt. Als blijkt dat de pleger bijvoorbeeld alcoholverslaafd is, is de politie geneigd de pleger op te pakken, terwijl het CVD bijvoorbeeld Bouman GGZ wil inschakelen. Het CVD houdt zich voornamelijk bezig met het maken van een heldere situatieschets. Daarbij hoort ook het inventariseren of er sprake is van eergerelateerd geweld. Het CVD doet het eerste gesprek, waarna het gezin wordt doorverwezen naar het ASHG en de daderhulpverlening. Het CVD maakt de afspraak en draagt er zorg voor dat het gezin ook op de hoogte is van de afspraak. Daar houdt de verantwoordelijkheid van het CVD op, want als een gezin niet komt opdagen op de afspraak, onderneemt het CVD geen verdere actie. In het kader van het groeimodel is er voldoende ruimte voor verdere uitbreiding van het CVD. Momenteel worden er nog steeds medewerkers ingewerkt. Met andere woorden kan het CVD het groeimodel hanteren. Reactie plegers De reacties van plegers is verschillend. Het is belangrijk dat de hulpverlener geen veroordelende
48
houding aanneemt ten opzichte van de pleger. Een ingang voor de hulpverlener kan zijn dat hij/zij aangeeft niet van de politie te zijn. Risicotaxatie instrument Het RiHG is een prettig formulier om mee te werken. Er wordt goed samengewerkt tussen de politie en het CVD. Ook als er onenigheden zijn over knelpunten bij het RiHG wordt dat constructief opgelost.
49
Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) Uitwerking interview, 13-01-2009 Geïnterviewde: Mevr. S. Etty Functie: Casemanager, ketenregisseur, juridisch adviseur
De GGD vervult de coördinerende rol binnen de uitvoering van de wet. Mevr. Etty is enthousiast over de wet op korte termijn maar is er op langere termijn onvoldoende zicht op wat de uitwerking zal zijn. ‘’De aanpak is binnen het opgelegde tijdstermijn erg effectief. De disciplines werken goed samen en er komt binnen korte tijd veel hulp op gang. Politie, CVD, BJZ en ASHG zijn erg betrokken en reageren met snelheid. De wet is een stapje in de goede richting, zo komt er binnen korte tijd veel ellende over gezinnen boven tafel, zoals kindermishandeling en schulden’’. Wanneer er kinderen in het gezin zijn komt het Crisis Interventie Team (CIT) van BJZ in actie. Er zijn echter twijfels of de vervolghulpverlening toereikend zal zijn en de kans op recidive zal terugdringen. De crisishulp loopt vooralsnog goed, maar kan op langere termijn voor problemen zorgen. Dit komt onder andere door een tekort aan hulpverleners en tijd die vrijgemaakt kan worden’’. Effectiviteit: Er zijn vele vrijheden en keuzeopties binnen de wet, die de gemeenten zelf moeten invullen. ‘’Hierdoor is het op sommige gebieden lastig de grenzen te verkennen van wat wel en niet toelaatbaar is’’. De hoofdtaak van mevr. Etty is het verkennen van de grenzen binnen de wet. De praktijk vraagt om verduidelijking van de wet met betrekking tot het omgaan met bijvoorbeeld ex-partners of met eergerelateerd geweld. ’’Het is een goed middel, maar niet zaligmakend’’. Zo worden bijvoorbeeld ex-partners uitgesloten. Dit terwijl uit de praktijk blijkt dat het geweld vaak plaats vindt nadat partners uit elkaar zijn. In de praktijk kan de wet slechts bij sommige gevallen worden toegepast, bijvoorbeeld wanneer de ex-partner nog staat ingeschreven op hetzelfde adres, of er regelmatig verblijft’. ‘’Echter ligt het toepassen van het huisverbod in deze situaties op het randje van wat wel en niet kan binnen de wet’’. ‘’Ook als de dader niet ter plaatse is, terwijl het huisverbod wordt opgelegd is er een probleem, omdat het huisverbod mondeling toegezegd moet worden. De vervolgstap hierover is nog niet helder’’. Als laatste zet mevr. Etty een kanttekening bij de wet dat er geen rekening is gehouden met eventuele taalbarrières. ‘’Het werken met de tolkentelefoon is lastig en wordt voor de hulpverlening niet vergoed’’. Dit is voor de hulpverlening een reden om niet in gesprek te gaan met de daders en slachtoffers waardoor de hulpverlening minder effectief is.
50
Hulpverlening: Hulpverlening na het huisverbod is niet verplicht. ‘’Een grote groep plegers wil niet behandeld worden. Wanneer plegers dit echt niet willen, kun je met alle dwang van de wereld hier nog geen verandering in brengen’’, aldus mevr. Etty. Taxatie: Het Becker onderzoeksbureau heeft het taxatieformulier ontwikkeld. Mevr. Etty zou net als de politie, graag een korter taxatieformulier willen hebben. ‘’Er zijn nog geen juiste volledige alternatieven’’. ‘’In Rotterdam volgen we de strafrechtelijke route. Wanneer het huisverbod wordt opgelegd wordt de dader naar het politiebureau gebracht, waar hij gehoord wordt. Het kan zijn dat het slachtoffer ook naar het bureau komt en dat de hulpverlening zowel de dader als het slachtoffer op het bureau horen. Hierdoor krijg je geen kijk in de thuissituatie, wat erg jammer is, aangezien dat ervoor zorgt dat je een minder volledig beeld krijgt van de situatie. Er moet dus voor gewaakt worden dat dit de normale procedure wordt waarbij de thuissituatie wordt ontzien’’. De criteria zoals in de wet beschreven, zijn limitatieve criteria. Dit houdt in dat je er als hulpverlener en politie geen belangenafweging mag maken, maar de regels als geheel moet volgen. Omdat er veel onduidelijkheden zijn betreft de uitvoering, zoekt het Team Huisverbod Rotterdam de grenzen van de wet op. ‘’Het is afwachten wanneer een dader het huisverbod een keer aanvecht en dan zal blijken door de uitspraak van de rechter of de invulling van de wet rechtvaardig is’’. Communicatie: Er wordt gebruik gemaakt van huisverbod-online. Dit is nu alleen inzichtelijk voor de politie en het CVD. Op deze manier krijgen zij ook een melding wanneer er een nieuwe zaak binnenkomt. De wens is nu dat wanneer er kinderen in het spel zijn, BJZ ook automatisch een bericht krijgt. Dit versnelt het proces. Het CVD kan dan vanuit het systeem nagaan of BJZ al betrokken is bij het gezin. Ervaringen: ’’Slachtoffers zijn vaak blij en opgelucht. Tot nu toe was er maar één slachtoffer die niet blij was met het huisverbod. Sommige slachtoffers durven in eerste instantie hun opluchting niet uit te spreken maar als het huisverbod tegen het einde loopt wordt er toch gevraagd om verlenging’’. ‘’De meeste daders reageren boos en vinden dat ze niks verkeerd hebben gedaan. In veel gevallen vinden ze dat ze niet uit huis geplaatst kunnen worden omdat hun rol belangrijk is. Andere daders reageren rustig en begrijpen de consequenties van hun daden. Daarnaast zijn er ook gematigde reacties van daders maar het huisverbod is al overtreden hebben, door contact zoeken met slachtoffer. Dat leidt voor de daders tot verlenging van het huisverbod. Een ander soort overtreding die plaats heeft gevonden is het contact zoeken met het slachtoffer door derden. De daders voelen toch de behoefte om te laten weten dat ze er nog zijn en oefenen druk uit op verschillende manieren’’.
51
Toekomstverwachting: Wat in de toekomst nodig is om de wet beter te laten verlopen, is meer mankracht bij zowel de politie als de hulpverlening. Dit is ook al aangekaart bij wethouders en de burgermeester van Rotterdam.
52
Het Dok (Forensisch psychiatrische polikliniek) Uitwerking interview, 23-02-2009 Geïnterviewde: Dhr. J. Penning Functie: Coördinator Huiselijk Geweld De reguliere hulpverlening van Het Dok is gericht op het behandelen van mensen op het psychisch vlak, die met justitie in aanraking zijn gekomen. Bij de daders die worden behandeld in het kader van het huisverbod, hoeft er geen sprake te zijn van een psychische aandoening. De hulpverlening: Het Dok krijgt een melding van de GGD, dat zij een casus hebben die door hen moet worden behandeld. De GGD stuurt de benodigde informatie over de dader. Het Dok nodigt de dader vervolgens uit voor een gesprek. Tijdens dit gesprek wordt er een intakeformulier ingevuld samen met de dader, waarin onder andere het gepleegde huiselijk geweldsdelict en de huidige situatie van de dader geschetst wordt. Op basis van deze gegevens stelt Het Dok een behandelingsadvies vast die zij voorleggen aan de GGD. Dit kan inhouden dat zij de dader in de hulpverlening opnemen of dat zij vaststellen dat de dader elders hulpverlening moet krijgen. Dit proces vindt binnen tien dagen plaats, wat volgens Het Dok ook haalbaar is. De eerste twaalf weken van de hulpverlening neemt de dader deel aan een open huiselijk geweld groepssessie, dat één keer per week plaatsvindt. De voordelen hiervan zijn dat er geen wachtlijsten zijn en de daders zich met elkaar kunnen identificeren. Binnen deze groep wordt er aandacht besteed aan de emotionele aspecten en psycho-educatie. De groep wordt begeleidt door twee psychologen en een SPH´er die het groepsproces bewaakt. De nadelen van open huiselijk geweld groepssessies kunnen zijn: - De taalbarrière kan bij de dader een belemmerende rol spelen; - De verschillende culturele achtergronden kunnen een rol spelen. Hierdoor kunnen discussies ontstaan waardoor de groepsleden verder van elkaar af komen te staan - Doordat de daders gedwongen deel nemen aan de groepsessies komt het vaak voor dat zij niet actief meedoen; - Omdat de weerstand bij de daders voorrang moet hebben kom je vaak niet toe aan de psychoeducatie. Na de 12 weken stelt Het Dok een behandelingsplan voor de individuele dader op. Systeem gericht werken: Na de twaalf weken groepsbehandeling is er de mogelijkheid voor daders om samen met hun partner relatie therapie te volgen. Deze sessies worden geleidt door de maatschappelijk werkers van Het Dok.
53
Nazorg: Een halfjaar na het einde van de hulpverlening wordt de dader uitgenodigd voor een terugkomdag. Zij bespreken dan de vorderingen en belemmeringen die dader op dat moment ervaart en kijken of er mogelijk hulp kan worden aangeboden door Het Dok. De praktijk laat zien dat daders vaak niet meer komen opdagen. Dit komt waarschijnlijk doordat er geen gedwongen kader meer is. De knelpunten: - De medewerkers van Het Dok vinden het lastig om de intakegesprekken in te plannen aangezien er veel daders zijn en eigenlijk onvoldoende mankracht. - Het Dok ervaart de samenwerking met de andere organisaties positief, maar mist het afstemmingoverleg met hen. Dit is een overleg waarin alle partijen om de tafel gaan zitten en de casussen bespreken. Dit staat overigen wel vastgelegd in het plan Huiselijk Geweld. - Het feit dat veel daders geen onderdak hebben of terechtkomen bij iemand waar zij liever niet verblijven wekt veel frustraties bij hen op. Dit werkt in de meeste gevallen belemmerend binnen de hulpverlening. De Planning: - Alle medewerkers moeten één á twee keer in de week uren vastleggen voor het inplannen van de intake gesprekken betreffende het huisverbod. - Het Dok wil een open spreekuur invoeren, waar huiselijk geweld daders terechtkunnen met hun vragen. Het hoofddoel van dit open spreekuur is dat zij de daders de weg wijzen in de `hulpverleningswereld`. Hiermee willen zij voornamelijk ook het huisvestingsprobleem in die 10 dagen oppakken. De verwachtingen: - Het Dok hoopt dat er in de toekomst wat genuanceerder met het huisverbod wordt om gegaan. Het huisverbod wordt volgens hen niet altijd `juist´ opgelegd door de politie. Dit heeft voornamelijk betrekking op daders met psychische problemen. Volgens Het Dok geeft het huisverbod bij deze groep mensen nog meer problemen. - Zij hopen dat de samenwerking tussen hen en de strafrechtketen beter zal gaan lopen. Nu komt het wel eens voor dat het huisverbod wordt opgelegd terwijl de dader ook bv. een straatverbod opgelegd heeft gekregen. Het is belangrijk dat er goed gecommuniceerd wordt tussen Het Dok en de strafrechtketen zodat de aanpak op elkaar afgestemd kan worden en het niet belemmerend werkt.
54
Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) Uitwerking interview, 13-03-2009 Geïnterviewde: Mevr. T. Vermonden Functie: Casemanager Huisverbod ASHG Het ASHG neemt in het kader van het huisverbod contact op met het slachtoffer en inventariseert de thuissituatie. Mevr. Vermonden is casemanager van het huisverbod binnen de instelling en geeft leiding aan het team van maatschappelijk werkers die de slachtoffers bezoeken.
Contact met slachtoffers: Tot op heden ( mei 2009) zijn er 120 slachtoffers vanuit het huisverbod binnengekomen bij het ASHG. De tijdsdruk is hierdoor opgelopen in een al drukke organisatie. Dit komt niet zozeer door de hoeveelheid te bezoeken slachtoffers maar door de tijdsspan. Binnen 10 dagen moet er met het slachtoffer gesproken zijn en een zorgadvies de deur uit zijn gegaan naar de burgemeester. Hierdoor hebben de huisverbod zaken soms prioriteit ten opzichte van de reguliere zaken. Het ASHG krijgt een melding van het huisverbod door via de politie. Zij nemen telefonisch contact op met het slachtoffer en maken vervolgens een afspraak om langs te komen. Zij voeren een gesprek met het slachtoffer en regelen de vervolghulpverlening. Een medewerker van het ASHG inventariseert de thuissituatie, de toestand waarin het slachtoffer verkeert en de eventuele kinderen. Het slachtoffer bepaalt wie er bij het gesprek aanwezig is, bijvoorbeeld een familielid als steun. Het slachtoffer blijkt de tien dagen rust vaak als opluchting te beschouwen. *Uit ervaring blijkt het ‘’opluchtinggevoel’’ soms te verdwijnen wanneer het slachtoffer te kampen krijgt met zaken waarzij voorheen niet mee van doen hadden. Een voorbeeld hiervan: gezinnen waar de dader de financiën beheert. Het komt dan voor dat de slachtoffers stress ervaren. Hulp bij materiële zaken is dan ook vaker nodig. In het gesprek worden er risico’s ingeschat. Door middel van het praten met het slachtoffer kan er veel informatie worden verkregen van de gehele thuissituatie en de relatie met de dader. Bij vermoedens kan er gescreend worden op eer gerelateerd geweld. Er is veel expertise over eer gerelateerd geweld binnen het ASHG. ‘’Het is geweldig om gelijk binnen in de leefomgeving te kunnen komen. Soms zegt een vrouw dat het goed gaat, maar zitten de gaten in de deur als je gaat kijken’’. Door de directe benadering krijg je gelijk beide partijen goed in beeld.
55
Kinderen Bureau Jeugdzorg: Wanneer er kinderen bij betrokken zijn neemt het ASHG contact op het BJZ. Daaropvolgend zal BJZ contact opnemen met de eventuele achterblijver en de kinderen. Het ASHG en BJZ hebben onvoldoende tijd en ruimte om hun gesprekken te combineren. Deze gesprekken worden los van elkaar gedaan. ‘’Een slachtoffer dat minder gemotiveerd is voor vervolghulpverlening neemt vaak toch het besluit het wel te doen omwille van de kinderen’’. *‘’Let op de kleintjes’’ is een psycho-educatieve cursus voor kinderen die getuigen zijn (geweest) van huiselijk geweld. Deze cursus wordt door de GGD gegeven. Vaak worden de betrokken kinderen hier naar doorverwezen. Vervolgtraject: Het opgelegde Huisverbod loopt eerder af dan dat de hulpverlening opgestart kan worden. De tien dagen zijn dan ook bedoeld om het hulpverleningstraject op gang te laten komen. In deze periode wordt er hard gewerkt om zowel de dader als het slachtoffer een intentieverklaring te laten geven om deel te nemen aan de vervolghulpverlening. Uit ervaring van het ASHG staan de meeste slachtoffers open voor hulpverlening. Zij geven vaak als reden aan dat ze hun partner terug willen hebben en dat hij hulp zoekt. Casussen: -
Een vrouw die in gesprek met het ASHG geeft aan dat ze extra tijd nodig heeft om na te denken over het vervolg van de relatie. Dit is echter geen gegrond argument om iemand het recht tot zijn woning te ontzeggen. Alleen veiligheid is een gegronde regel;
-
Sommige slachtoffers willen geen verlening van het huisverbod omdat (naar eigen zeggen) het geweld maar één keer is voorgekomen. Volgens het ASHG zijn dat vaak de gevallen waarin het huisverbod juist wél verlengd wordt.
Lokaal team: Het Lokale team Huiselijk Geweld zorgt ervoor dat de hulpverlening verder uitgezet wordt. Zij volgen of de trajecten werkelijk doorlopen worden. Ongeacht wel of geen hulpverlening,Het lokale team houdt de zaak een half jaar in de gaten. Via dit team wordt de informatie over de hulpverlening terug gekoppeld. Het ASHG Doet na drie maanden een check-up van de cliënten. Door registratie in hetzelfde systeem kan het ASHG zaken in het vizier houden zonder verder te hoeven informeren. Opmerkingen: - In het Huisverbod-online registreert de casemanager haar zorgadvies. De uitvoerende maatschappelijk werkers kunnen niet in het systeem registreren; - Een zorgformulier dient ingevuld te worden door de politie maar het blijkt uit ervaring dat dit vaak verzuimd wordt. Het verzoek achteraf van het ASHG om het formulier in te vullen wordt niet altijd direct gedaan; - Het ASHG ziet een gebrek aan profilering, het blijkt dat het voor mensen vaak niet helder is hoe het systeem werkt. Wat kan het ASHG wel en niet doen.
56
‘’Wij kunnen inzetten waar maatschappelijk mogelijk is, maar hierna is het weer de eigen verantwoordelijkheid. Wij zijn hulpverleners, geen bandje dat 24 uur per dag om de enkel van de dader zit’’.
57
Rechtbank Rotterdam Uitwerking interview, 24-03-2009 Geïnterviewde: Mevr. M.J.M Marseille Functie: Familierechter Mevrouw Marseille is familierechter en betrokken bij de rechtzaken waarin sprake is van een Tijdelijk Huisverbod voor daders. Totstandkoming: Voordat de wet op 1 januari 2009 werd ingevoerd, is de Rechtbank van Rotterdam door de Gemeente Rotterdam benaderd over de wet. Daarna is de rechtbank zich gaan voorbereiden op de invoering van de wet. Er is een team samengesteld dat de invoering van de wet binnen de rechtbank heeft voorbereid. Besloten is dat voorlopig een klein team de zaken op grond van de wet tijdelijk huisverbod gaat behandelen. Dit team bestaat uit vier rechters en vijf secretarissen, die een cursus hebben gevolgd zodat zij kennis hebben van de wet. Er is een handleiding opgesteld waarin stapsgewijs staat aangegeven wat de procedure is voor het behandelen van zaken op grond van de wet. In de handleiding staat bijvoorbeeld wie er wanneer op de hoogte gesteld moet worden en binnen welk tijdsbestek. Omdat de wet tijdelijk huisverbod een bestuursrechtelijke wet is die wordt uitgevoerd binnen een familieteam in de civiele sector moest het registratiesysteem aangepast worden. Elke sector binnen de rechtbank maakt gebruik van een eigen registratiesysteem. Dit heeft ertoe geleid dat er nieuwe codes ontwikkeld zijn. Uitvoering: Momenteel wordt het huisverbod binnen de gemeente Rotterdam alleen opgelegd bij plegers die een strafbaar feit hebben gepleegd. Het wordt niet opgelegd bij een dreiging van huiselijk geweld. Er heeft dan nog geen strafbaar feit plaatsgevonden. Dit is juist wel het doel van de wet om in een eerder stadium in te grijpen. Een mogelijke reden hiervoor is dat de gemeente Rotterdam het aantal huisverboden op deze manier tracht te beperken. Het groeimodel zoals men dit noemt zal na een aantal maanden afnemen. De wet lijkt niet geschikt voor plegers die aan een psychiatrische stoornis leiden. Indien zij een gevaar worden voor zichzelf of voor de samenleving, zal men de pleger eerder door middel van de BOPZ maatregel gedwongen kunnen laten opnemen. Op het moment van het interview heeft de rechtbank Rotterdam twee rechtzaken beoordeeld. Mevrouw Marseille is één van de rechters geweest in deze zittingen. De uitspraken zijn te vinden op rechtspraak.nl.
58
Ketensamenwerking: De betreffende rechter van de rechtbank van Rotterdam heeft geen rechtstreeks contact met de hulpverlening binnen het team ‘Huiselijke geweld’. Wel kan het zo zijn dat een hulpverlenende partij gehoord kan worden tijdens de zitting. Omdat het tijdsbestek waarbinnen geopereerd wordt kort is, is de communicatie tussen de betrokken partijen van groot belang. Vooral omdat er misverstanden kunnen ontstaan die verstrekkende gevolgen kunnen hebben. Zo kan het zijn dat het huisverbod tijdens een zitting door de rechter wordt opgeheven. Als de politie daarvan niet tijdig op de hoogte wordt gesteld, kan het zijn dat zij de verdachte (opnieuw) arresteren omdat zij in de veronderstelling zijn dat de pleger het huisverbod overtreedt. Vrije ruimte: De rechter toetst aan de hand van een zitting en het dossier of de motivatie voor het opleggen van het huisverbod terecht en aannemelijk is. Hierin kan de persoon van de rechter een rol spelen. Een rechter kan bijvoorbeeld meer waarde hechten aan het sociale netwerk van de pleger dan een andere rechter. Deze persoonlijke invulling van de wet kan de uitspraak van de rechter beïnvloeden. Wel geeft mevrouw Marseille aan dat op basis van uitspraken in het Hoger Beroep en andere jurisprudentie uitspraken over het algemeen overeenkomen. Daarbij zal de ene rechter de uitspraak aan de pleger anders overbrengen dan de andere rechter. Mevrouw Marseille geeft in dit kader aan dat zij de motivatie voor de uitspraak aan de pleger goed probeert uit te leggen. Zij vindt het belangrijk dat de pleger de uitspraak begrijpt en daar komt bij dat de pleger dan minder snel in Hoger Beroep zal gaan. Als de rechter tijdens de zitting niet direct uitspraak doet over een verzoek om een voorlopige voorziening dan is hij/zij dit wel verplicht om dit binnen 24 uur schriftelijk te doen. Effectiviteit: De plegers die een huisverbod opgelegd krijgen kunnen direct instromen in de hulpverlening omdat er op dit moment nog geen wachtlijsten zijn. De therapieën die aan hen gegeven worden blijken, zo heeft mevrouw Marseille uit voorlichtingsbijeenkomsten begrepen, succesvol te zijn. Ook kan de wet bijdragen aan het doorbreken van een geweldspiraal binnen het gezin omdat de pleger tijdelijk uit huis is. De wet kan niet alle gewelddadige situaties oplossen, maar er ontstaat wel een kans op een geweldloze toekomst voor slachtoffers bijvoorbeeld kinderen. Knelpunten: De wet is momenteel nog redelijk nieuw en dat betekent dat de procedures ook nieuw zijn. In de praktijk blijkt dat nog niet alle advocaten, rechters en de gezinnen zelf goed op de hoogte zijn. De betrokken partijen weten soms nog niet goed hoe de wet ingevuld moet worden. Daar komt bij dat het slachtoffer geen recht heeft op gratis rechtsbijstand. Als de burgemeester bijvoorbeeld besluit om het huisverbod niet op te leggen maar het slachtoffer is van mening dat het wel nodig is, kan het slachtoffer op eigen initiatief in beroep gaan bij de rechtbank. Ook dan heeft het slachtoffer geen recht
59
op gratis rechtsbijstand. Dat betekent dat alle kosten van de advocaat voor eigen rekening komen. Ook als de burgemeester het huisverbod wel oplegt, heeft het slachtoffer geen recht op een advocaat, waardoor het slachtoffer ook dan de kosten zelf zou moeten betalen. Het laatste hekelpunt is dat tolken niet vergoed worden. Dit zal de communicatie in de praktijk bemoeilijken. Toekomstverwachting: Een discussiepunt op dit moment is dat de wethouders van de vier grote steden één gespecialiseerde rechter willen die zich over alle zaken rondom het huisverbod gaat buigen. Deze gespecialiseerde rechter zou dan de rol van de familierechter, strafrechter en de echtscheidingsrechter gaan invullen. Dit houdt in dat de pleger te maken krijgt met één rechter. Hierdoor kan de verwarring die zich momenteel voordoet bij de pleger, vanwege de verschillende betrokken rechters, verminderd worden. Vaak zijn plegers niet bekend met de diverse takken binnen het rechtssysteem. Dit blijkt ook in de praktijk omdat een pleger vaak niet weet wat relevante informatie is voor de verschillende rechters. Dit verschilt namelijk per rechtsgebied. Een nadeel van een gespecialiseerde rechter is dat de uitspraak in handen ligt van een rechter en de verantwoordelijkheid dus niet meer wordt gedragen door verschillende rechters.
60
Politie Regio Rotterdam-Rijnmond Uitwerking interview, 26-03-2009 Geïnterviewde: Dhr. B. Van der Meer Functie: Hulpofficier van Justitie bij Politie Hoogvliet
Nederland loopt voorop als het gaat om de manier waarop huiselijk geweld wordt aangepakt. Rotterdam is binnen Nederland de koploper. Zelfs voordat het huisverbod ingevoerd werd, was Rotterdam er al mee bezig. Uitvoering: De wet begint met een beknopte uitleg waarbij er nog veel onduidelijkheid is, Er wordt dan ook van uit gegaan dat door de uitvoering knelpunten naar voren komen, waardoor de wet aangepast zal moeten worden. Dit is ook nu al het geval bij het district in Hoogvliet. Werknemers van alle disciplines vertellen hun ervaringen en knelpunten waardoor de uitvoering van de wet duidelijker en concreter wordt. Het is vooral in het begin van belang dat iemand dag en nacht beschikbaar is voor de politie en hulpverleners om de uitvoering zo goed mogelijk te laten verlopen. In het begin is er namelijk vaak onduidelijkheid. In Rotterdam was dit ook het geval. Dhr. Van der Meer heeft in de laatste drie maanden gezien dat de wet verbeterd is en makkelijker hanteerbaar is geworden. Vrije ruimte: Omdat de beschikking in persoon dient te worden opgelegd kan er momenteel geen huisverbod opgelegd worden als de persoon in kwestie niet thuis is. In Rotterdam wordt de pleger op de hoogte gebracht per sms. Het is de vraag of dit wettelijk toegestaan is. Het wachten is op het moment dat iemand dit gerechtelijk aanvecht, want dan kan de rechter bepalen of de politie juist gehandeld heeft en kan de procedure eventueel aangepast worden. Effectiviteit: Dhr. Van der Meer ziet deze wet als een goed begin van een nieuwe aanpak. Naar zijn mening zou deze wet zelfs doorgevoerd mogen worden in de aanpak van andere problematiek, zoals jeugdcriminaliteit. Een goed facet vindt dhr. Van der Meer het snelrecht dat nu in opkomst is. Het snelrecht houdt in dat iemand binnen drie dagen berecht kan worden. Echter, wanneer er een incident plaatsvindt in het weekend is snelrecht onmogelijk, omdat rechters niet in het weekend werken. Door het 24-uurs karakter van de maatschappij zijn bijvoorbeeld de politie en de hulpverlening 24-uur per dag, zeven dagen per week beschikbaar. Het rechtssysteem kent deze 24-uurs voorziening nog niet, maar zou door invoering hiervan de doorstroom van het traject bevorderen.
61
Ketensamenwerking: Een groot voordeel is dat de hulpverlening meer wordt betrokken bij de huiselijk geweldszaken. De politie werkt nu veel meer samen met verschillende disciplines. Dit ziet hij als meerwaarde waardoor de problemen sneller opgelost kunnen worden. Ook de samenwerking met het CVD ziet hij als aanvulling op de aanpak van huiselijk geweld. Er wordt een hulpverleningstraject opgestart en de betrokkenen komen terecht bij de juiste instanties. Er is meer zorg mogelijk dan vóór het huisverbod. Bovendien is er meer aandacht voor de kinderen wiens ouders een huisverbod krijgen. Knelpunten: Er is eens onenigheid geweest tussen dhr. Van der Meer en het CVD over het wel of niet opleggen van een huisverbod. Dhr. Van der Meer achtte het wel nodig en het CVD niet. Na overleg zijn ze in overeenstemming gekomen en is besloten dat er geen huisverbod opgelegd zou worden. De onduidelijkheid in deze zaak was of dhr. Van der Meer de burgemeester van Rotterdam zou moeten inlichten. De burgemeester wordt enkel ingelicht bij zaken waar een huisverbod wordt opgelegd. De administratie leek eerst ingewikkeld maar door oefening en ervaring is het programma beter te hanteren. De manier van registreren was allemaal nieuw en dat riep enige weerstand op. Nu zijn de agenten tevreden over het programma. Toekomstverwachting: Door deze wet hoopt dhr. van der Meer dat in de toekomst het aantal huiselijk geweld incidenten zal afnemen. Mede omdat er misschien een structurele gedragsverandering plaatsvindt bij de daders met behulp van de directe hulpverlening. Het zal alleen nog jaren duren voordat we daar de vruchten van plukken. Over drie jaar zullen er meer rechtelijke procedures hebben plaatsgevonden. Op basis van uitspraken ontstaat er duidelijkheid over de uitvoering van de wet in de toekomst. Dhr. Van der Meer verwacht niet dat de politie meer mankracht nodig zal hebben. De meldingen kwamen voor het huisverbod ook bij de politie binnen, alleen zijn de procedures aangepast. Er is een stijging in het aantal meldingen bij de politie. Dit komt doordat het onderwerp huiselijk geweld steeds meer publiciteit krijgt. Slachtoffers voelen zich ook meer gesteund in hun positie en doen eerder een melding. Ervaringen: Veel slachtoffers durfden geen aangifte te doen van de mishandelingen. Het huisverbod helpt hen om gedurende de rustperiode het gewelddadige gedrag van de partner te overdenken. Het huisverbod maakt op die manier die mogelijkheid voor het slachtoffer. De ervaring leert dat slachtoffers vaak opgelucht reageren.
62
Risicotaxatie-instrument
63
64
65
66
67