h øis \Øesterbrink r, Assen Postddres Postbus rzz, 94oo ac Assen
Pr oaincie
r r
tt
(o592) 36 tt (o592) 36 t7 77
www.drenthe.nl
provinci
Aan: de voorzitter en leden van provinciale staten van Drenthe
Assen, 25 oktober 201 1 Ons kenme¡k 4313.91201 1 008805 Behandeld door de heer A. Visser (0592) 36 51 03 Ondenruerp: Auditprogram ma 201 1 -2012
Geachte voorzitter/leden, Op grond van de door u vastgestelde Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid Drenthe 2004 informeren wij u over onze lopende onderzoeken en voorgenomen zelfonderzoeken in de jaren 2011 en 2012. Over lopende zelfonderzoeken bent u al eerder geïnformeerd via de 2" bestuursrapportage 2011. Voor de volledigheid hebben wij deze wel opgenomen in dit programma.
Wij maken onderscheid in zelfonderzoeken onder het regiem van artikel 217avan de Provinciewet en quick scans. De laatste onderzoeken kennen een lagere onderzoekslast, maar zijn in onze visie belangrijk voor de verbetering van de kwaliteit. Deze onderzoeken en het doorvoeren van de aanbevelingen die daaruit voortvloeien dragen bij aan een effectievere en efficiënter functionerende provinciale organisatie. Dit vanuit het doel om de kwaliteit van de provinciale organisatie en (de uitvoering van) het provinciaal beleid te verbeteren. Wij hebben vanuit die optiek gekozen voor ondenruerpen waarbij het leereffect maximaal is. Zoals artikel 3 van de Verordening onderzoeken naar doelmatigheid en doeltreffendheid provincie Drenthe 2004 voorschrijft, brengen wijjaarlijks verslag uit aan uw staten over de bevindingen van de uitgevoerde zelfonderzoeken en de wijze waarop wijomgaan met de aanbevelingen.
renthe
2
Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende geTnformeerd te hebben Hoogachtend, gedeputeerde staten van Drenthe,
s
Bijlage(n): coll.
PROVINCIE DRENTHE
AUDITPROGRAMMA 2011 - 2012 Onderzoeken ex. artikel 217a Provinciewet Concernonderzoeken quick scans
Al doende leert men....
2
September 2011
2
3
INHOUD
1.
INLEIDING
5
2. 2.1 2.2 2.2.1. 2.2.2. 2.3 2.3.1. 2.3.2.
AUDITPROGRAMMA 2011 – 2012 Algemeen Onderzoeken met nadruk op beleidsprocessen Audits 217a PW Quick scans op concernniveau Onderzoeken met nadruk op beheer Audits 217a PW Quick scans
7 7 7 7 8 9 9 10
3.
MIDDELEN
13
BIJLAGE AFGERONDE ONDERZOEKEN
14
BIJLAGE PLANNING NRK 2011
15
3
4
4
5
1.
INLEIDING
Een organisatie groeit in kwaliteit door te leren. Leren van successen maar ook leren van fouten en tegenvallers. Dat geldt ook voor overheidsorganisaties. Kritisch kijken naar beleid en beheer helpt ons om de publieke taak meer doeltreffend en doelmatig in te richten. In de Provinciewet worden de dagelijkse besturen van de provincies dan ook uitgenodigd regelmatig zelfonderzoek (‘audits’) naar doeltreffendheid en doelmatigheid uit te voeren en daarover te rapporteren. Gedeputeerde Staten van Drenthe voeren meerdere zelfonderzoeken uit. Deze onderzoeken worden op basis van het artikel 217a van de Provinciewet (PW) en volgens de geldende ‘Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid provincie Drenthe 2004’ uitgevoerd. In deze nota wordt inzicht gegeven in de zelfonderzoeken die in 2011 en in 2012 zijn geprogrammeerd en welke vraagstelling daaraan ten grondslag ligt. Dit programma vormt een weerslag van een interne ambtelijke en bestuurlijke discussie over de actuele onderwerpen waar de provincie naar onze mening risico’s loopt en waar het leereffect maximaal is. Met deze bril hebben we gekeken naar de onderwerpkeuze, om zo ook de kwaliteit van onze organisatie te vergroten. Ook streven wij naar een evenwichtige verdeling van de onderzoeken en de onderzoekslast over de diverse beleidsportefeuilles. Op basis van de onafhankelijke onderzoeksresultaten komen wij met een beleidsreactie en formuleren we eventuele verbetervoorstellen. Wij zullen normaliter via de planning en control cyclus verslag doen en verantwoording afleggen over de ex artikel 217a PW onderzoeken. Provinciale Staten kunnen altijd een rapport ex artikel 217a PW opvragen. Als wij vinden dat integrale toezending van een rapport meerwaarde heeft zullen wij dat actief doen. Naast audits op basis van het artikel 217a van de Provinciewet voeren we op concernniveau ook enkele zogenoemde quick scans uit. Deze worden op eenzelfde wijze uitgevoerd als de audits, alleen met een lichtere vorm van verificatie (beperkt boekenonderzoek) en een lichter proces van hoor en wederhoor. Een quick scan wordt aangeboden aan de directie. En ter kennisneming van Gedeputeerde Staten gebracht. In de bedrijfsvoeringparagraaf in het Jaarverslag geven wij een beknopt verslag van de scan. Voor de volledigheid hebben wij de al bekende afgeronde, lopende (eerder in de P&C documenten gemelde) of al in 2011 geprogrammeerde zelfonderzoeken en quick scans op concernniveau (opdrachtgever directie) in dit plan opgenomen.
5
6
6
7
2.
AUDITPROGRAMMA 2011 – 2012
2.1
Algemeen Selectie van onderzoeken In dit hoofdstuk vindt u een overzicht van de door ons gekozen onderwerpen voor de onderzoeken op grond van 217a Provinciewet voor de komende twee jaar. Sommige onderzoeksdoelstellingen zijn algemeen van aard (zoals onderzoek naar integrale beleidsvorming), maar worden op een minder breed terrein in een casus getoetst om het concreet te maken. Uit de casus worden diverse aanbevelingen geformuleerd. Die als best practises voor vergelijkbare processen kunnen dienen. Het auditprogramma is in lijn gebracht met de bekende onderzoeksactiviteiten van de accountant en de Noordelijke Rekenkamer (verder: NRK). Dit om stapeling te voorkomen. NRK onderzoeken worden overigens intern altijd gevolgd en van advies voorzien door een eigen begeleidingsgroep, bestaand uit een directielid, de concerncontroller en betrokken lijnfunctionarissen. Jaarlijks worden 1 à 2 audits artikel 217a PW uitgevoerd, het aantal quick scans varieert naar behoefte.
2.2
Onderzoeken met nadruk op beleidsprocessen
2.2.1.
Audits 217a PW 2011: Noodzaak en vorm overeenkomsten verbonden partijen (uitloop naar 2012) De provincie Drenthe kent 15 Verbonden partijen, verdeeld over 4 vormen van verbintenissen, te weten deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen, stichtingen en andere privaatrechtelijke rechtspersonen en bestuursrechtelijke rechtspersonen. Uit een audit van Deloitte in 2010 is gebleken dat de provincie grosso modo de relaties met de huidige verbonden partijen goed vorm heeft gegeven. Afgezet tegen een vastgesteld normenkader. Wel moet de provincie de vorm of de relatie zelf vaker tegen het licht houden (heroverwegen) en dit meer gestructureerd laten plaatsvinden. Deze aanbeveling hebben wij overgenomen en vormt de basis voor dit onderzoek. De centrale vraag is: zijn er relaties met verbonden partijen die doeltreffender en/of doelmatiger op een andere wijze vorm geven kunnen worden (bijvoorbeeld via prestatiecontracten) en zijn er relaties die beter als verbonden partij kunnen worden aangemerkt maar dat nu niet zijn (als Regiovisies). De veranderende rol van de provincie (provincie nieuwe stijl, nWRO) moet daarbij kaderstellend zijn. Casus: niet van toepassing
7
8
2012: Integrale beleidsvorming en -uitvoering in de organisatie Met de toenemende gebiedsgerichte en programmatische aanpak wordt er een steeds groter beroep gedaan op de integrale competenties van bestuur en ambtelijke organisatie. Op basis van afgeronde casus leiden observaties tot aanbevelingen om de integrale aanpak en werkwijze te verbeteren. Door dit onderzoek aan een bepaalde casus te koppelen, brengen wij een praktijkgerichte focus aan in dit brede onderzoek. In de audit over Werking pMJP/ILG (2010) heeft de cie. Van Dijk de interne werkwijze binnen de provinciale organisatie aangestipt. Deze ‘tips’ worden meegenomen in her zelfonderzoek. De centrale vraag is: Heeft de provincie voldoende competenties in huis en een adequate ‘toolkit’ van instrumenten voor het sturen op integrale beleidsvorming en –uitvoering. En als dat nog niet het geval is: op welke wijze dit te bereiken valt en welk normenkader de provincie daarvoor hanteert. Casus: De planvorming rond de verdubbeling van de N33 is afgerond concreet project waar één sector weliswaar dominant is maar veel andere facetten van provinciaal beleid (financiering, grondbeleid, natuur, economie, milieu,..) aan de orde komen.
2.2.2.
Quick scans op concernniveau
2011: Relatiemanagement op overeenkomsten (onderzoek afgerond) Aanvullend op de audit naar de samenwerkingsconstructies van verbonden partijen (Deloitte 2010) is via een quick scan onderzoek gedaan naar de registratie en het (relatie)management van alle aangegane vormen van samenwerking tussen de provincie Drenthe met derden. Als casus zijn alle verbintenissen (convenanten, contracten etc.) tussen de provincie en de gemeente Coevorden geïnventariseerd en onderzocht op welke wijze deze worden geregistreerd en beheerd bij beide partijen en op welke wijze de contacten worden onderhouden. Zowel tussen de beide organisaties als binnen de organisaties. De ambtelijke rapportage is afgerond. De voorlopige aanbevelingen zijn: zorg voor een centrale en toegankelijke registratie van afspraken in het documentsysteem (specifiek convenantregister) en het structureel doen organiseren van kennisuitwisseling tussen betrokken ambtenaren. Ook moeten ambtenaren hun netwerk opnemen in het persoonlijke profiel op het intranet. De centrale vraag is: Heeft de provincie de sturing en het (relatie)beheer van samenwerkingsverbanden op basis van verbintenissen doelmatig en doeltreffend georganiseerd? Casus: Verbintenissen met de gemeente Coevorden waarin eventueel ook derden participeren.
8
9
2.3
Onderzoeken met nadruk op beheer
2.3.1.
Audits 217a PW
2011: De staat van de ICT functie In de periode 2008 tot 2011 heeft de ICT functie sterk onder druk gestaan door de revitalisering van het Provinciehuis en de daaraan gelieerde digitaliseringprojecten. Daarnaast moest de normale bedrijfsvoering en service doorgang vinden. Hiervoor is de afgelopen jaren ook veel extern personeel ingehuurd. Gelet op de langdurige afwijkende situatie, de grote afhankelijkheid van externen, de financiële knelpunten en de nog niet stabiel te noemen ICT omgeving is het onzeker of de ICT infrastructuur voldoende toekomstvast isen de ICT functie voldoende is uitgerust. Klaar om de nieuwe ICT infrastructuur en –toepassingen in de komende jaren te beheren en service te kunnen verlenen op een met de organisatie afgesproken of af te spreken niveau. Waarbij de financiële kaders en de sturing op budgetten aandachtspunt zijn. De centrale vraag is: Is de ICT infrastructuur voldoende toekomstvast en is de ICT functie voldoende uitgerust (in termen van formatie, functies, competenties, middelen, contracten en kwaliteitssystemen) om te voldoen aan redelijk te stellen eisen van beschikbaarheid, kwaliteit en service. En welke maatregelen zijn eventueel nodig ter verbetering. Casus: op dit zelfonderzoek is geen casus van toepassing, het betreft een zelfonderzoek naar de huidige status quo van het totaal van de ICT in de organisatie.
2012: Risicomanagement bij grote complexe projecten In de afgelopen periode is in toenemende mate gebruik gemaakt van programmatisch en projectmatig werken. Ook door diverse projecten afgestemd uit te voeren. En er zijn projecten en programma’s die in hoge mate afhankelijk zijn van de inzet van derde partijen, of als partner of als leverancier. De voordelen van een integrale aanpak zijn evident, echter de uitvoering van een programma of (Multi)projectmanagement is veelal complexer en langdurig. Daardoor is de kans groot dat het zicht verloren gaat op de oorspronkelijke doelstellingen en de validiteit van het project (de businesscase) Deze vereisen een goede selectie en beheersing van kritische succesfactoren en kritische risico’s. De audit is bedoeld om een of meerdere complexe en langdurige projecten te analyseren op (benoemde en niet benoemde) risico’s en de beheersing daarvan. Het te analyseren project is bij voorkeur afgerond. De aanbevelingen worden verwerkt in het instrumentarium voor het programmatisch en het projectmatig werken (de WerkWIJzers). De centrale vraag is: Zijn in een relevant complex en langdurig (bijna) afgerond programma of project de juiste kritische risico’s geselecteerd en juist geschat en is de beheersing daarvan gedurende het hele project op een doelmatige wijze ingericht en toegepast. Wat valt hiervan te leren voor nieuwe programma’s en projecten? Casus: Nieuwbouw en verbouw Drents Museum en VIEP (Versnelde inrichting EelderPeizerdiep)
9
10
2.3.2.
Quick scans
2011: Overdracht van programma Provinciehuis van Morgen (onderzoek afgerond) Gelet op de grote impact van de revitalisering van het provinciehuis en de daaraan gekoppelde digitalisering op de werkprocessen van de afdelingen is besloten vooraf aan de daadwerkelijke oplevering een evaluatie/quick scan uit te laten voeren op programmaresultaten en de overdracht van programma naar de lijn qua beheer. De quick scan is uitbesteed aan het extern bureau Louweret en Partners. De quick scan heeft geresulteerd is een verlenging van het programma (op basis van nieuwe projectplannen) voor wat betreft deelprojecten voor digitalisering en het beheer van werkprocessen. Per 1 oktober 2011 zijn de andere onderdelen van het programma formeel opgeleverd en overgedragen conform de aanbevelingen van de scan. De centrale vraag is: Zijn het programma Provinciehuis van Morgen (PPvM) en de lijnorganisatie van de provincie Drenthe op de richtdatum 1 juli 2011 zowel kwalitatief als kwantitatief voldoende gereed opdat acceptatie en overdracht van de resultaten van PPvM naar de lijnorganisatie kan plaatsvinden. Zo nee, welke maatregelen moeten worden genomen om alsnog tot een goede acceptatie en overdracht te komen.
2011: Verbetering resultaatgerichtheid door projectmatig werken Naast de introductie van het professioneel programmatisch werken is ook het projectmatig werken bevorderd. Hiervoor heeft de provincie fors geïnvesteerd in opleidingen en instrumentarium (de WerkWIJZer) Projecten worden in de lijn uitgevoerd in opdracht van lijnmanagers en op concernniveau via de aansturing door de directie of via aansturing door een programmamanager (projecten als onderdeel van programma’s). De verwachting is dat het projectmatig werken een grote stimulans geeft aan de gewenste versterking van de resultaatgerichte cultuur in de organisatie. De centrale vraag is: Heeft het stimuleren van projectmatig werken bijgedragen aan een meer resultaatgerichte bedrijfscultuur en wat zijn leer- en ontwikkelpunten voor de verdere (detail)inrichting en werking van het projectmatig werken binnen de provincie Drenthe? NB in 2012 staat een onderzoek geprogrammeerd specifiek naar het risicomanagement in complexe, langdurige projecten, in bovenstaande quick scan wordt daarom aan risicomanagement geen speciale aandacht gegeven. Casus: hier niet van toepassing, onderzoekt algemene status quo
2011: Staat van de informatiebeveiliging Naar aanleiding van enkele beveiligingsincidenten heeft de provincie informatiebeveiliging tot speerpunt binnen de bedrijfsvoering benoemd. In 2009 heeft de provincie een beleidskader vastgesteld en er is een scan uitgevoerd op de stand van zaken ten opzichte van de toen geldende normen. Dat heeft geresulteerd in een plan van aanpak met maatregelen om te voldoen aan het normenkader. In 2011 heeft het IPO een nieuw provinciaal normenkader voor informatiebeveiliging ontworpen die alle provincies zullen hanteren. Naast de wijziging van het normenkader maken ook de stormachtige ontwikkelingen in de social media, de vervagende 10
11
grenzen tussen organisaties en tussen werk en privé het onderwerp meer dan actueel. Ook worden inmiddels andere eisen gesteld aan het duurzaam veilig opslaan van archiefstukken. De centrale vraag is: Werkt de provincie op 1 oktober 2011 conform het vastgestelde beleidskader Informatiebeveiliging en heeft de provincie de geplande voortgang geboekt in de maatregelen die leiden tot het voldoen aan het interprovinciaal vastgestelde normenkader? Casus: hier niet van toepassing, onderzoekt algemene status quo
2012: Staat van de algemene organisatieontwikkeling (diagnosemeting) Ook op basis van afspraak met de Ondernemingsraad zal de stand van zaken rond de organisatieontwikkeling periodiek worden geëvalueerd. Daarbij wordt de organisatie kwalitatief beoordeeld en stelt het de directie in staat de ontwikkeling bij te sturen waar nodig. Daarbij hanteert zij het Concernplan 2008-2011 en de Directiebrief Slimmer en Slanker als kaders. De meting hanteert een kwaliteitssysteem HPO: High performance organisaties, dat is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek naar organisaties die voor langere tijd succesvol zijn. Het wereldwijde onderzoek (dat nog steeds doorgaat) onderzoekt een aantal variabelen in organisaties en heeft in de loop der jaren 5 kritische succesfactoren onderkend. Deze vijf pijlers (kwaliteit van: management, personeel en strategie, een open op samenwerking en actie gerichte cultuur en focus op continue verbetering) passen bij onze visie op de organisatie. In 2009 is een eerste diagnose gesteld. Een herhaling is gepland voor november 2011, de uitwerking en rapportage vindt plaats in het eerste kwartaal van 2012. Specifiek zoomen we in op de De centrale vraag is: Is op basis van de HPO diagnose en ten opzichte van 2009 verbetering opgetreden in de organisatie op de vijf geformuleerde kritische succesfactoren? En welke focus moet worden aangebracht in maatregelen om daarin verder te groeien. Casus: hier niet van toepassing, onderzoekt algemene status quo
11
12
12
13
3.
MIDDELEN
Voor onderzoeken in het kader van 217a Provinciewet zetten wij 300 uur aan vaste formatie in voor de opdrachtverlening, coördinatie en advisering aan het bestuur. De daadwerkelijke onderzoeken worden uitbesteed aan externe partijen. Quick scans worden projectmatig door interne (maar niet bij het onderwerp betrokken) medewerkers uit de lijnafdelingen uitgevoerd. Het is onze intentie de laatste werkwijze, die kostenbesparend werkt, ook bij audits meer toe te passen. De inzet wordt geschat op ca. 900 uur. De opleiding van interne auditoren gaat via de reguliere opleidingsbudgetten. Voor het onderzoeksprogramma 2011-2012 is in totaal € 83.700.-- beschikbaar. Dit is het in de begroting en 2011 en 2012 gereserveerde budget voor bestuurlijk onderzoek. Vanaf 2013 is jaarlijks € 33.400,-- beschikbaar.
13
14
BIJLAGE AFGERONDE ONDERZOEKEN
Audit onderzoeken 217a PW in de periode 2005 -2010 Onderzoeksrapporten 2010 •
Tweede vervolgonderzoek Verzakelijking subsidierelaties (OCWZ)
•
Onderzoek Relatie met Verbonden partijen (Deloitte)
•
Onderzoek Werking pMJP/ILG (cie. Van Dijk/Lysias)
Onderzoeksrapporten 2009 •
Aanpak nieuwe media en e-dienstverlening (PwC)
•
Vervolgonderzoek Verzakelijking subsidierelaties (PwC)
Onderzoeksrapporten 2007/2008 •
Onderzoek naar Gebundelde doeluitkering 2003
•
Evaluatie Managementcontract Wegen & Kanalen
•
Evaluatie toepassing Wet Bevordering integriteitbeoordeling door het Openbaar Bestuur (Bibob)
•
Onderzoek Verzakelijking subsidierelaties (PwC)
•
Rapport kwaliteit rechtsbescherming 2007
Onderzoeksrapporten 2006 •
Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing
•
Onderzoek Verplaatsing Agrarische Bedrijven
•
Evaluatie Algemene Subsidieverordening 2004
Onderzoeksrapporten 2005 •
Klanttevredenheidsonderzoek Rechtsbescherming
14
15
BIJLAGE PLANNING NRK 2011
Onderzoeksprogramma NRK 2011
Spoedlocaties bodemsanering Eind 2008 zijn er in heel Nederland 265.000 goed geïdentificeerde (potentieel) ernstig verontreinigde locaties (bekende vervuilde locaties en verdachte locaties). Hiervan moeten 11.000 locaties gezien de risico’s vóór 2015 met voorrang zijn aangepakt. De uitvoering van deze bodemsaneringsoperatie is een taak van de decentrale overheden (provincie en gemeenten). Deze dienen uiterlijk in 2010 de locaties waar op grond van bodemonderzoek met voldoende zekerheid kan worden gesteld dat er sprake is van gezondheidsrisico’s bij huidig gebruik, in beeld brengen. Hierbij moet per locatie zijn aangegeven welke (tijdelijke) maatregelen zijn genomen of zijn voorzien. Het onderzoek kan zich richten op de volgende vragen: welke maatregelen hebben de noordelijke provincies getroffen om de risico’s van bodemverontreiniging teniet te doen dan wel te beheersen: hebben de provincies de locaties waar het huidig gebruik van de bodem tot problemen kan leiden (de zogenaamde spoedlocaties) goed in beeld en zijn de benodigde vervolgacties tijdig door hen ingezet?
Grondbeleid Voor de realisatie van bepaalde publieke doelen is (het gebruik van) grond van essentieel belang. Provincies kunnen met hun grondbeleid een duidelijke invloed en sturing uitoefenen op activiteiten die voortvloeien uit hun omgevingsbeleid. De Nota Ruimte voorziet in een belangrijke rol voor de provincies bij de daadwerkelijke realisering van gebiedsgerichte ontwikkelingsprojecten op een schaalniveau groter dan één gemeente. Een actief grondbeleid is een belangrijk middel om hieraan invulling te geven. Met de inwerkingtreding van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) hebben de provincies de beschikking gekregen over uitvoeringsinstrumenten voor het grondbeleid die voorheen alleen door de gemeenten gebruikt mochten worden. Als gevolg van de Wro kunnen provincies een voorkeursrecht vestigen en de Onteigeningswet toepassen ter uitvoering van een inpassingplan of projectbesluit. Daarnaast hebben provincies de mogelijkheid van kostenverhaal en –verevening gekregen. Door het beschikbaar komen van deze grondbeleidsinstrumenten gaan de provincies zich waarschijnlijk actiever op de grondmarkt begeven. Daarnaast geeft de decentralisatie van taken op basis van de Wet Inrichting Landelijk Gebied (WILG) aanleiding tot het voeren van een actief grondbeleid. Essentieel voor de uitvoering van inrichtingsprojecten in het landelijk gebied is immers de beschikbaarheid van grond voor de totstandbrenging van allerhande voorzieningen, de aanleg van natuur en bos, de aanleg, wijziging of verbetering van wegen, waterlopen en de verplaatsing van agrarische bedrijven, al of niet in het kader van een herverkaveling. Vanwege de risico´s die met de grondexploitatie gepaard kunnen gaan, is transparantie in het grondbeleid van belang. Complicerende factor daarbij is dat de investeringskosten van aangekochte gronden zijn opgenomen in de grondexploitaties van projecten. Deze grondexploitaties zijn niet 15
16
openbaar. Het onderzoek kan gericht zijn op vragen als: voor welke doeleinden gaat de provincie tot aankoop van gronden over, in hoeverre beheerst de provincie de risico’s die voortvloeien uit het provinciaal grondbeleid en geeft zij op transparante wijze inzicht in de risico’s van haar grondbeleid? Met het onderzoek kan Inzicht in de overweging tot aankoop over te gaan en in de risico’s die verbonden zijn aan de realisatie van het provinciaal grondbeleid worden geboden. Ook kan het onderzoek inzicht bieden in beheersing van de risico’s en de (actieve) informatievoorziening hierover richting PS.
Benchmark onderzoek provinciale ruimtelijke verordeningen Het doel van de Wro die met ingang van 1 juli 2008 in werking is getreden, is vooral duidelijkheid te scheppen. In de loop der jaren was de WRO een lappendeken van bevoegdheden, vrijstellingen, uitzonderingsbepalingen etc. geworden. Dit leidde er toe dat het (plannings)stelsel te kampen had met problemen als complexe en tijdrovende besluitvorming, tekort aan uitvoeringsgerichtheid, gebrekkig conflictoplossend vermogen en zwakke regionale coördinatie. Met de nieuwe wet is het bestemmingsplan weer centraal komen te staan en is er voor de provincie een aantal zaken veranderd. Eén van de mogelijkheden is het vaststellen van provinciale ruimtelijke verordening (artikel 4.1 Wro) om regels stellen omtrent de inhoud van bestemmingsplannen, indien een goede provinciale ruimtelijke ordening dat noodzakelijk maakt. Gemeenteraden moeten vervolgens hun bestemmingsplannen in overeenstemming met de hogere regels uit de provinciale verordening brengen. Binnen het totale provinciale instrumentarium is een verordening een instrument van directe sturing en regulering. In een verordening wordt de beoordeling van bestemmingsplannen vooraf verduidelijkt en ingekaderd. De algemene regels vergroten de voorspelbaarheid van het provinciaal handelen, met name met betrekking tot de bovengemeentelijk aan bestemmingsplannen3 te stellen algemene ruimtelijke kwaliteitseisen. De mogelijkheden voor het vastleggen van algemene regels in een provinciale ruimtelijke verordening zijn bepaald door de rechtsgevolgen. Dit betreft in de eerste plaats het algemeen verbindend zijn van een verordening. In de tweede plaats levert een verordening volgens de Wro een rechtstreekse toetsingsgrond op voor bouw-, aanleg- en sloopvergunningen. Vanwege deze juridische binding moeten beleidsregels duidelijk, ondubbelzinnig en concreet zijn. Daarnaast geldt de eis van voldoende rechtszekerheid (objectiviteit) Opvallend, maar niet verrassend is het feit dat de onderlinge verschillen tussen de provincies groot zijn – zowel in keuze en visie, alsook de voortvarendheid die de provincies al dan niet aan de dag hebben gelegd en de mate van gedetailleerdheid. Vier provincies (Groningen, Overijssel, Noord-Holland en Utrecht) hebben inmiddels een vastgestelde provinciale ruimtelijke verordening. Twee provincies (Drenthe en Limburg) kiezen ervoor geen verordening vast te stellen. Beide provincies kiezen voor bestuurlijke samenwerking en overleg met de gemeenten en hebben op een andere wijze zaken die zij als provinciaal belang aanmerken, geregeld. Als het gaat om voortvarendheid bij de provincies die een provinciale ruimtelijke verordening (willen) opstellen, dan zijn er grote (tijds)verschillen tussen de vaststelling van de ontwerpverordening en de (geplande) definitieve verordening (stand 9/2009).
De volgende onderwerpen blijft de Rekenkamer volgen: • • •
Waddenfonds Demografische ontwikkelingen Compensatiepakket ZZL 16