Protocol vervoer jongeren met een machtiging vanaf woonadres naar een instelling voor gesloten jeugdzorg Dit protocol is vastgesteld op 11 april 2014 door de algemene vergadering Bureaus Jeugdzorg, op …… door de Politie en in oktober 2014 door DV&O. Het gaat in dit protocol om afspraken tussen de verschillende partijen, Bureau Jeugdzorg (BJZ)/Landelijk Werkende instelling (LWI), DV&O en politie, op basis van vastgelegde bevoegdheden, met het doel om het ophalen en het beveiligd vervoer van een jongere met een machtiging vanaf het woonadres soepel en veilig te laten verlopen. Het protocol is gerelateerd aan het kwaliteitskader vervoer van jeugdigen met een machtiging in de JeugdzorgPlus van april 2014. Deze kwaliteitsnormen geven een nadere invulling aan de verantwoordelijkheid die de zorgaanbieder en de stichting hebben t.a.v. het beveiligd vervoer van jeugdigen met een machtiging in de JeugdzorgPlus, van en naar de JeugdzorgPlus met ingang van 1 januari 2014. Deze kwaliteitsnormen zullen gebruikt worden bij het toezicht op kwalitatief goed en veilig vervoer van jeugdigen van en naar de Jeugdzorg Plus instelling. Omdat voor het vervoer vanaf het woonadres van de jongere specifieke afspraken nodig zijn tussen BJZ/LWI, de politie en DV&O is dit protocol opgesteld. Dit protocol is dan ook een aanvulling op het kwaliteitskader vervoer. Dientengevolge wordt in dit protocol een aantal keren verwezen naar het kwaliteitskader om te voorkomen dat zaken dubbel beschreven worden. DV&O is bij besluit aangewezen als vervoerder als bedoeld in artikel 29ta, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg en voert ook vervoer vanaf huis uit sinds 1 juli 2013. Voorwaarde voor het uitvoeren van dit vervoer is dat de kinderrechter voor de jongere een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, als bedoeld in art. 29b Wet op de jeugdzorg heeft afgegeven. Bij het uitvoeren van dit vervoer heeft de politie geen taak in het vervoer, maar ‘voegt in’ als dwang nodig is en ‘voegt uit’ als de minderjarige is overgedragen aan DV&O. Er is geen noodzaak tot verblijf op het politiebureau als tussenstap. Dit protocol is in maart 2014 in gezamenlijk overleg tussen de volgende partijen tot stand gekomen: - Dienst Justitiële Inrichtingen/Dienst Vervoer en Ondersteuning - Bureaus Jeugdzorg/LWI - Landelijk Jeugdofficier - Jeugdzorg Nederland - Kinderrechter - Politie - VWS Voorbereiding door BJZ/LWI voorafgaand aan vervoer: Nadat een machtiging is afgegeven dienen de volgende stappen te worden genomen: De jongere wordt door de gezinsvoogd/casemanager1 aangemeld bij de coördinator gesloten jeugdzorg van de betreffende regio. 1
In geval van vervoer vanuit vrijwillig kader zonder ots gaat het om een casemanager. 1
De coördinator gesloten jeugdzorg maakt in het Toeleidingssysteem (TLS) het aanmelddossier van de jongere aan en wanneer dit compleet is, wordt het doorgestuurd naar de plaatsingscoördinator van de betreffende regio. Deze legt het complete dossier voor bij een Jeugdzorg Plus instelling naar keuze. Wanneer bekend is dat er een plek is toegewezen, neemt de coördinator gesloten jeugdzorg contact op met de gezinsvoogd, zodat deze de feitelijke plaatsing in gang kan zetten.
Verantwoordelijkheden2: Gezinsvoogd/casemanager: de gezinsvoogd/casemanager is verantwoordelijk voor de voorbereiding en planning van de benodigde acties voor het vervoer, informatieoverdracht (met inachtneming van privacybepalingen), is de regisseur gedurende het proces (van voorbereiding van het vervoer tot en met de overdracht aan de zorgaanbieder/instelling voor JeugdzorgPlus) en is als zodanig ook aanwezig bij het ophalen van de jeugdige. Gezinsvoogd/casemanager: geeft uitvoering aan de beschikking Machtiging Uithuisplaatsing Gesloten Jeugdzorg en de mondeling afgegeven machtiging MUHP. Politie: heeft bevoegdheid als ‘sterke arm’ 3 om een civiele beschikking van de kinderrechter ten uitvoer te leggen na opdracht daartoe door het OM, verleent bijstand/bescherming aan de gezinsvoogd/casemanager in situaties van (dreigend) gevaar voorafgaand aan en tijdens de overdracht aan DV&O; heeft bevoegdheid tot binnentreden van een woning. OM: is eindverantwoordelijk voor de inzet van de politie als sterke arm. DV&O: vervoert op aanvraag de jeugdige op afgesproken tijdstip van verblijfadres naar de zorginstelling, past zo nodig wettelijk toegestane beperkende maatregelen toe. De uitvoering: De gezinsvoogd/casemanager maakt een planning van de uithuisplaatsing in overleg met de (inhoudelijk) manager c.q. gedragswetenschapper en teammanager. In de planning worden de acties en het tijdstip van de acties opgenomen. De gezinsvoogd/casemanager maakt een risico-inschatting op basis van de informatie die er is over de jongere en het gezin waar hij/zij deel van uit maakt. Bij het maken van de risico-inschatting is het van belang dat de gezinsvoogd/casemanager zorgt voor veiligheid voor de jeugdige, ouder(s)/opvoeder(s), anderen en zichzelf. De risico-inschatting is in te delen in één van de volgende categorieën: o Laag risico: de verwachting is dat er volledige medewerking is van jeugdige en huisgenoten; de gezinsvoogd beslist om DV&O en de politie niet in te schakelen; o Middelmatig risico: de verwachting is dat er geen volledige medewerking zal zijn, de gezinsvoogd schakelt DV&O in en eventueel de politie; o Hoog risico: de verwachting is dat er geen medewerking zal zijn, tevens gevaars- (gewelds)dreiging; op basis hiervan doet de
2
Zie bijlage voor wettelijk kader Sterke arm betekent dat de politie wordt ingeschakeld voor de uitvoering van de beslissing, de politie kan daarbij onder meer de woning betreden. 3
2
4
gezinsvoogd een verzoek aan de politie voor ondersteuning met toelichting van de risico-inschatting. Deze risico-inschatting wordt op het aanvraagformulier DV&O gemeld. Als de inschatting is dat het om een middelmatig of hoog risico gaat, dan wordt de Chef van Dienst - Politie zo spoedig mogelijk geïnformeerd door de gezinsvoogd/casemanager over de aanstaande uithuisplaatsing. Gezinsvoogd/casemanager, DV&O en politie maken afspraken met elkaar over datum en tijdstip, het vervoer door DV&O vanaf woonadres jeugdige en over hetgeen nodig is in deze specifieke situatie (maatwerk, zie pag. 6 kwaliteitskader bij indicator behorend tot ‘verantwoordelijkheid’) Voorafgaand aan de aanvraag vervoer vanaf woonadres, neemt de coördinator gesloten jeugdzorg contact op met de afdeling logistiek van DV&O. DV&O maakt n.a.v. de risico-inschatting van BJZ/LWI een planning en zorgt voor voldoende goed opgeleide medewerkers tijdens het vervoer. (zie ook pag. 6 kwaliteitskader bij de indicator behorend tot ‘veiligheid van personeel en jeugdige’ en pag. 9 bij indicator behorend tot ‘kennis en sociale vaardigheden’). De gezinsvoogd/casemanager of vervanger van de gezinsvoogd is altijd aanwezig bij het ophalen van de minderjarige die uit huis moet worden geplaatst. Ingeval van ondersteuning door de politie dient deze ook te beschikken over de Machtiging Uithuisplaatsing Gesloten Jeugdzorg of in geval van een crisissituatie kennis te hebben van de mondelinge machtiging. De politie zorgt zelf voor toestemming van het OM om de ondersteuning te verlenen en het toepassen van bevoegdheden, met name het binnentreden van de woning tegen de wil van de bewoner. De politie maakt een machtiging binnentreden woning en eventueel verslag, zoals bedoeld in AWBI. Als er een aanvraag komt buiten de reguliere werktijden bij een crisisplaatsing zet DV&O geconsigneerde medewerkers in zodat het vervoer op het gewenste tijdstip uitgevoerd kan worden. Indien de politie ter plaatse aanwezig is voor eventuele ondersteuning, dan zorgen de aanwezige politie- en DV&O-functionarissen er voor, conform de afspraak in het vooroverleg, dat de politieauto en de auto van DV&O waar mogelijk niet in het zicht staan, maar ‘om de hoek’. Alleen de gezinsvoogd/casemanager en eventueel de politie bellen aan om te voorkomen dat er teveel mensen voor de deur staan. De politie haalt indien nodig de jongere uit huis (fysieke dwang) en draagt hem/haar buiten de woning over aan medewerkers van DV&O.4 Zodra er geen gevaarzetting/-dreiging is zal de politie zich terugtrekken. Nazorg aan de achterblijvende huisgenoten wordt zo nodig door de gezinsvoogd/casemanager verzorgd. Indien de politie op voorhand geen ondersteuning biedt (risico-inschatting laag) en er tijdens de uithuisplaatsing wel gevaar dreigt/ontstaat, dient direct 112 gebeld te worden. Daarbij is het noodzakelijk om de volledige adresgegevens paraat te hebben en bij voorkeur ervoor te zorgen dat de toegangsdeur(en) geopend is (zijn). Zodra de politie gearriveerd is dient de gezinsvoogd/casemanager zich direct kenbaar te maken aan de politie. De politie neemt de jongere mee naar het politiebureau op grond van art. 3 Politiewet. In een dergelijk uitzonderlijk geval zal de jongere zo spoedig
De politie wordt ingezet als dwang nodig is om de jongere uit huis te halen. De bevoegdheid van DV&O reikt tot aan de deur.
3
mogelijk door DV&O worden opgehaald bij het desbetreffende politiebureau. Werkwijze door politie bij assistentie uithuisplaatsing
De gezinsvoogd/casemanager doet een verzoek om bijstand bij een uithuisplaatsing aan de Chef van Dienst – Politie op basis van de uitkomst van de risico-inschatting en deze regelt dit zo nodig via de officier van justitie.5 6
De gezinsvoogd/casemanager heeft het vervoer en de plaats in een JeugdzorgPlus instelling geregeld. De vervoerder (DV&O) is aanwezig tijdens de uithuisplaatsing.
De politie controleert de aanwezigheid en geldigheid7 van de noodzakelijke documenten die deel kunnen uitmaken van de beschikking van de Kinderrechter zoals: o Ondertoezichtstelling (OTS)8 o Machtiging Uithuisplaatsing Gesloten Jeugdzorg (MUHP)
In geval van een Voorlopige Ondertoezichtstelling (VOTS) en bij spoedmachtigingen9 uithuisplaatsing gesloten jeugdzorg is er veelal sprake van een mondelinge machtiging van de kinderrechter10. De politie kan dit eventueel nagaan bij de Kinderrechter.
De politie neemt contact op met het OM en vraagt toestemming voor de gevraagde ondersteuning.
Het OM wijst een politiefunctionaris aan voor de uitvoering van de ondersteuning en welke bevoegdheden toegepast mogen worden, met name het binnentreden in de woning tegen de wil van de bewoners.
De politie maakt daarop een machtiging binnentreden en doet eventueel verslag aan het OM, conform AWBI.
5
Vanuit jeugdzorg wordt aan politie een rechtstreeks verzoek gedaan om assistentie, politie schakelt enkel indien nodig de officier van justitie in bijvoorbeeld ivm een machtiging binnentreden. 6 Op het moment van het schrijven van dit protocol werd duidelijk dat hiervoor nog geen eenduidige werkwijze bestaat en dat er behoefte is aan een aanvraagmodel. 7 De politie stelt vast of de benodigde documenten aanwezig zijn en of dag, datum, tijdstip, naam betrokkene en adres kloppen. De politie treedt niet in de juistheid van de beslissing van de rechter. 8 In geval van plaatsing in vrijwillig kader is er geen beschikking OTS, maar dient er toestemming van de ouders te zijn. Ook bij een voogdijzaak is er geen beschikking OTS, maar wel een beschikking voogdij en dient er toestemming van de voogd te zijn. 9 Bij de spoedmachtiging gaat het om de voorlopige machtiging gesloten jeugdzorg. 10 Maak de afspraak met elkaar dat de naam van betreffende kinderrechter door gegeven kan worden. 4
Bijlage Wettelijk kader De grondslag voor de toepassing van bevoegdheden inzake de gezagsuitoefening over minderjarigen, uitsluitend op basis van rechterlijke machtigingen, is geregeld in artikel 812/813 Burgerlijke Rechtsvordering (zie hieronder); De Algemene wet op het binnentreden regelt de wijze van binnentreden. Art 29ta Wet op de jeugdzorg voorziet in een expliciete wettelijke basis op grond waarvan beperkende en vrijheidsontnemende maatregelen jegens de jeugdige tijdens vervoer van deze jeugdige kunnen worden genomen. Artikel 812 (RV) 1. Iedere beschikking betreffende de gezagsuitoefening over minderjarigen, de beschikkingen ingevolge de artikelen 253s, 261, 326 en 336a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek daaronder begrepen, geeft degene aan wie deze minderjarigen ingevolge de beschikking tijdelijk of blijvend worden toevertrouwd, van rechtswege het recht tot het aan hem doen afgeven van deze minderjarigen, zo nodig met behulp van de sterke arm. 2. Een beschikking als bedoeld in artikel 253a, eerste en tweede lid, of artikel 377a, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek kan slechts met de sterke arm ten uitvoer worden gelegd voor zover dit bij die beschikking is bepaald. Artikel 813 (RV) 1. Het openbaar ministerie verleent zo nodig zijn medewerking: a) tot de voorgeleiding van een minderjarige voor de rechter ingevolge artikel 809 van dit Wetboek; b) tot de overbrenging van een minderjarige in verband met een uithuisplaatsing ingevolge de artikelen 261, en 326 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek; c) tot de afgifte van minderjarigen, als bedoeld in artikel 812; d) tot de tenuitvoerlegging der beschikkingen, bedoeld in artikel 278, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
2. De ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die door het openbaar ministerie is aangewezen om de in lid 1 bedoelde medewerking te verlenen, heeft toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is. Artikel 29ta (Wjz) 1. Indien een zorgaanbieder met het oog op de veiligheid van de jeugdige of anderen dan wel om te voorkomen dat de jeugdige zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van de machtiging, ervoor zorg draagt dat het vervoer van en naar een accommodatie plaatsvindt door een vervoerder als bedoeld in het derde lid, kunnen door de vervoerder, voor zover dit noodzakelijk is met het oog op voren omschreven doeleinden ten aanzien van die jeugdige tijdens dat vervoer tegen diens wil of de wil van degene die het gezag over hem uitoefent, voor de duur van het vervoer de volgende maatregelen worden genomen:a. vastpakken en vasthouden;b. onderzoek aan kleding;c. tijdelijke plaatsing in een afzonderlijke en af te sluiten ruimte in het vervoermiddel. 5
2. De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, worden in het hulpverleningsplan opgenomen en worden dienovereenkomstig ten uitvoer gelegd. 3. Een vervoerder als bedoeld in het eerste lid is een door Onze Ministers daartoe aangewezen vervoerder dan wel een andere vervoerder die voldoet aan de bij ministeriële regeling van Onze Ministers gestelde eisen, waaronder eisen omtrent het door de vervoerder te gebruiken vervoermiddel. 4. In geval van vervoer als bedoeld in het eerste lid meldt de vervoerder de toepassing van een of meer van de in dat lid genoemde maatregelen aan de zorgaanbieder en de stichting. Indien de jeugdige niet onder toezicht is gesteld, licht de zorgaanbieder tevens de ouders in. Versie 2, 19 november 2013
6