LOOPBAANADVIES WERKEN NAAR VERMOGEN voor jongeren met een beperking
samen presteren op individueel niveau bij onderzoek en advies
Eindrapportage UWV Experimentenregeling 2009 SSONML Datum: 30 september 2010 Opsteller: Jack Kerkhofs
| Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 1
INHOUD
1.
Algemeen • Projectomschrijving: Wat is de doelstelling? • Activiteit: Hoe gaan we de doelstelling bereiken? • Doelgroep: Wie heeft er voordeel als doelstelling is bereikt?
2.
Huidige status • Uitvoering: wie is bij het experiment betrokken? • Startdatum: wanneer is uitvoering gestart? • Einddatum: wanneer wordt de uitvoering beëindigd? • Status: wat zijn de resultaten tot nu toe?
3.
Planning & Control • Steefcijfers: wat zijn de prestatie indicatoren van het experiment? • Effectmeeting: hoe vindt de meting van de prestatie indicatoren plaats? • Sturing: hoe en op welke wijze vindt sturing plaats op het experiment? • Knelpunten: zijn er knelpunten ontstaan? • Waardering: Verloopt het project naar tevredenheid?
4.
Lerend effect • Overdraagbaarheid: is het project overdraagbaar? • Aandachtspunten: zijn er nog specifieke aandachtpunten bij het experiment?
| Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 2
1.
Algemeen
De Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg (SSONML) omvat zes scholen, een centrale ambulante dienst en een interdisciplinair team in de sector SO/VSO Cluster 3/4 en het Praktijkonderwijs in de regio’s Noord en Midden Limburg. SSONML bedient via de scholen circa 1000 leerlingen en ondersteunt nog eens 500 leerlingen via ambulante begeleiding. Het gaat hierbij om leerlingen in de leeftijd van 4 tot 27 jaar met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking, leerlingen met een gedragstoornis en/of psychische problematiek alsmede om leerlingen uit het Praktijkonderwijs. Het uitgangspunt van SSONML is dat jongeren met een beperking een integraal en doorlopend transitieproces moeten kunnen doorlopen. Dit transitieproces dient vroegtijdig te beginnen op school. Het transitieproces kent 3 uitstroomperspectieven: (arbeidsmatige) dagbesteding, vervolgonderwijs of arbeid. Voor jongeren met het uitstroomperspectief arbeid is het doel van het transitieproces, duurzame arbeidsparticipatie in een beroep dat past bij de beroepskeuze en (arbeids)mogelijkheden. Tijdens het transitieproces leert de jongere ‘werken naar vermogen’. Dit betekent een balans zoeken tussen: • ontwikkelingsperpectief: ontwikkeltraject aanbieden voor persoonlijke groei en professionele ontwikkeling binnen de grenzen die voor elk individu geldt (beschikbare competenties); • uitstroomperspectief arbeid: ontwikkeltraject moet een bijdrage leveren voor duurzame participatie op de arbeidsmarkt (benodigde competenties).
Projectomschrijving Als het gaat om het onderzoeken en vaststellen van het ontwikkelingsperspectief heeft het praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs voldoende expertise in de eigen organisatie ter beschikking. Als het echter gaat om het onderzoeken en vaststellen van het realistische uitstroomperspectief arbeid heeft het praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs onvoldoende expertise in huis. Deze expertise is momenteel toch voornamelijk bij UWV aanwezig. In de huidige situatie wordt de arbeidsdeskundige expertise ingebracht tijdens een netwerkoverleg Wajong. De focus tijdens de overleggen in dit netwerk is echter met name gericht op overdracht gegevens jongeren met een beperking van onderwijs naar UWV ten behoeve van aanvraag uitkering en wordt ook vaak de verantwoordelijkheid van het arbeidsintegratietraject van jongeren met een beperking overgedragen naar UWV. Door het ontbreken van arbeidsdeskundige expertise in onderwijs is een bepaalde mate van afhankelijkheid ontstaan richting UWV dat er toe leidt dat jongeren met een beperking min-of-meer ‘gedwongen’ worden om een Wajong-uitkering aan te vragen om gebruik te kunnen maken van arbeidsdeskundige expertise zodat het werken naar vermogen deskundig en zorgvuldig kan worden vast gesteld. Deze situatie wil SSONML graag veranderen. Om dit gewenst effect te kunnen bereiken moet naar mening van SSONML, vroegtijdig (tijdens schoolse periode) de gevraagde en benodigde arbeidsdeskundige expertise kunnen worden ingezet zodat een onderzoek en advies kan worden gerealiseerd in de keten onderwijs-arbeidsmarkt als het gaat om werken naar vermogen van jongeren met een beperking.
| Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 3
De doelstelling van dit experiment is dan ook een loopbaanadvies werken naar vermogen voor jongeren met een beperking te ontwikkelen door vroegtijdig (tijdens schoolse periode) de gevraagde en benodigde expertise te organiseren zodat een onderzoek en advies kan worden gerealiseerd in de keten onderwijs-arbeidsmarkt als het gaat om werken naar vermogen van jongeren met een beperking. Beoogde effecten: • Jongeren en ouders krijgen de beschikking over een informatiebron die hen gegevens verstrekt betreffende de arbeidsmogelijkheden zodat ze een juiste keuze kunnen maken als het gaat om een realistische uitstroomperspectief richting arbeidsmarkt. • Werkgevers krijgen de beschikking over een informatiebron die hen gegevens verstrekt om jongeren met een beperking een passend dienstverband te kunnen aanbieden waar ze duurzaam kunnen werken naar vermogen. • Stagedocenten krijgen de beschikking over een informatiebron die hen gegevens verstrekt om voor jongeren met een beperking een passend stagetraject te organiseren en te realiseren dat leidt naar een passende werkplek waar ze duurzaam kunnen werken naar vermogen. Neveneffect: • Resultaten van het project kunnen ook worden gebruikt voor jongeren die niet meer op school zitten zoals Wajongeren en voortijdig schoolverlaters. • Resultaten kunnen ook gebruikt worden voor aanvraag Wajong en voorzieningen Jongeren & Ouders
Werkgever
Loopbaan Advies Werken naar Vermogen Stagedocent
UWV
Activiteit Om de doelstelling te realiseren hebben we nodig: 1. Toolbox assessment werken naar vermogen betreffende jongeren met een beperking; 2. Rapportage model loopbaanadvies werken naar vermogen voor jongeren met een beperking; 3. Beschrijving werkproces samen presteren op individueel niveau bij onderzoek en advies werken naar vermogen betreffende jongeren met een beperking. De activiteiten die moeten leiden tot de doelstelling worden uitgevoerd door planmatig de stappen te volgen: ‘onderzoek voorlopige keuze uitvoering pilot evaluatie pilot definitieve keuze.
Doelgroep Jongeren met een beperking in de leeftijd vanaf 15 jaar die onderwijs volgen bij: een school voor het praktijkonderwijs of bij een school voor het voortgezet speciaal onderwijs of voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs of middelbaar beroepsonderwijs. | Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 4
2.
Huidige status
Voor het projectmanagement is het van belang frequent op de hoogte te blijven van de voortgang van het experiment. Daarom heeft de projectmanager periodiek overleg met het projectteam en met de procesbegeleider. Daar waar noodzakelijk heeft hij op ad hoc basis overleg met leden van het projectteam.
Uitvoering De coördinatie en aansturing van het experiment wordt uitgevoerd door een projectmanager. De inhoudelijke uitvoering van het project vindt plaats door een arbeidsdeskundige, 2 gedragwetenschappers. De procesbegeleiding van het experiment wordt uitgevoerd door een psychologisch medewerkster. Het projectteam heeft periodiek overleg over de voortgang en inhoud van het experiment met de werkgroep assessment SSONML. Deze werkgroep bestaat uit (stage)docenten van de scholen van SSONML. Hierdoor vindt er een afstemming plaats tussen de visie en ideeën van het projectteam en de wensen en behoeften van de uiteindelijke gebruikers binnen SSONML van het resultaat van het experiment. Het projectteam heeft regelmatig overleg over de voortgang en inhoud van het experiment met een klankbordgroep. Deze klankbordgroep bestaat uit medewerkers van MBO, Stichting MEE, WSW, UWV, UWV Werkbedrijf, gemeente Venlo die binnen hun eigen organisaties betrokken zijn bij onderzoek en loopbaanadvies voor jongeren met een beperking. Hierdoor vindt er een afstemming plaats tussen de visie en ideeën van het projectteam en de wensen en behoeften van de uiteindelijke gebruikers binnen de keten onderwijs-arbeidsmarkt-zorg. De projectmanager heeft periodiek overleg met een lid van het College van Bestuur van SSONML en met een stuurgroep van directeuren van de scholen SSONML die betrokken zijn bij de arbeidstoeleiding van jongeren met een beperking. Hierdoor vindt er een afstemming plaats tussen de visie en ideeën van het projectteam en de wensen en behoeften van de directie van SSONML en de directie van de scholen.
Startdatum In week 36, vanaf 2 september 2009, is gestart met de uitvoering van het experiment.
Einddatum In week 29, 23 juli 2010, is gepland dat de uitvoering van het experiment wordt beëindigd.
Status Om de doelstelling van het experiment te realiseren hebben we nodig: 1. Toolbox assessment werken naar vermogen jongeren met een beperking 2. Rapportagemodel loopbaanadvies werken naar vermogen jongeren met een beperking 3. Beschrijving werkproces samen presteren op individueel niveau
| Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 5
De activiteiten die moeten leiden tot de doelstelling worden uitgevoerd door planmatig de stappen te volgen: ‘onderzoek voorlopige keuze uitvoering pilot evaluatie pilot definitieve keuze. Op grond van denken van Z naar A en doen van A naar Z is de uitvoering van het experiment als volgt opgezet: Beeldvorming Vraag: Wat willen we weten en meten in de keten onderwijs-arbeidsmarkt? Doelgericht onderzoek 1. Onderzoek welke info is nodig om werken naar vermogen te kunnen vaststellen? 2. Onderzoek welke diagnose instrumenten zijn er al om info te verkrijgen? 3. Voorlopige keuze toolbox (beleid) 4. Pilot uitvoering (15 jongeren) 5. Evaluatie 6. Toolbox assessment werken naar vermogen betreffende jongeren met een beperking Tijd Onderzoek stap 1 t/m 2 Beleid stap 3 Uitvoering stap 4 Resultaat stap 5 t/m 6
september 2009 - november 2009 december 2009 januari 2010 – mei 2010 juni 2010 – juli 2010
Oordeelsvorming Hoe communiceren we in de keten onderwijs - arbeidsmarkt? Doelmatig rapporteren 1. Onderzoek rapportagemodellen onderwijs-arbeidsmarkt 2. Voorlopige keuze (beleid) 3. Pilot uitvoering (15 jongeren) 4. Evaluatie 5. Loopbaanadvies werken naar vermogen voor jongeren met een beperking (rugzakje voor transitietraject met portfolio, benodigde voorzieningen, begeleidingsbehoefte, verwachte arbeidsprestatie en werkgeversinfo) Tijd Onderzoek stap 1 Beleid stap 2 Uitvoering stap 3 Resultaat stap 4 t/m 5
september 2009 - november 2009 december 2009 januari 2010 – mei 2010 juni 2010 – juli 2010
| Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 6
Besluitvorming Wie zijn er bij betrokken? Samen presteren op individueel niveau 1. Onderzoek ketensamenwerking / netwerkpartners onderwijs-arbeidsmarkt 2. Voorlopige keuze (beleid) 3. Pilot uitvoering 4. Evaluatie 5. Beschrijving werkproces samen presteren op individueel niveau bij onderzoek en advies werken naar vermogen betreffende jongeren met een beperking Tijd Onderzoek stap 1 Beleid stap 2 Uitvoering stap 3 Resultaat stap 4 t/m 5
september 2009 - november 2009 december 2009 januari 2010 – mei 2010 juni 2010 – juli 2010
Eindrapportage De pilot ‘assessment: werken naar vermogen voor jongeren met een beperking’ is uitgevoerd binnen de Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg (SSONML). Binnen de SSONML worden leerlingen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking, een gedragsprobleem en/of psychiatrische problematiek en leerlingen binnen het praktijkonderwijs zo goed mogelijk begeleid om hun talenten zo optimaal mogelijk tot ontwikkeling te brengen en deze leerlingen voor te bereiden op een zo zelfstandig mogelijke deelname aan de maatschappij. SSONML stelt zich tot doel om een eigen traject van persoonlijke ontwikkeling en groei van de jongere te stimuleren, rekening houdend met de maatschappelijke en pedagogische opdracht en het eigen ontwikkelingsperspectief van jongeren. Daar waar het verrichten van arbeid tot de mogelijkheden behoort van de jongere met een beperking zou deze jongere een integraal en doorlopend transitietraject moeten doorlopen dat vroegtijdig begint op school met als doel duurzame arbeidsparticipatie in een beroep dat past bij zijn beroepskeuze en (arbeids)mogelijkheden (werken naar vermogen). In onze optiek betekent dit een balans zoeken tussen het ontwikkelingsperspectief enerzijds en het uitstroomperspectief anderzijds: • Ontwikkelingsperspectief: ontwikkeltraject aanbieden voor persoonlijke groei en beroepsmatige ontwikkeling binnen de grenzen die voor elk individu gelden (beschikbare competenties); • Uitstroomperspectief: ontwikkeltraject moet een bijdrage leveren voor duurzame participatie op de arbeidsmarkt (benodigde competenties). Bij een integraal en doorlopend transitietraject voor jongeren met een beperking zal de focus moeten komen liggen op gewenst effect: de jongeren met een beperking zullen, via maatwerk en een individuele benadering, al tijdens de schoolse periode worden toegeleid naar een passende werkplek waar ze duurzaam kunnen werken naar vermogen. Om dit gewenste effect te bereiken zal al tijdens de schoolperiode de benodigde expertise ingezet moeten worden als het gaat om de keten onderwijs – arbeidsmarkt. Doelstelling van het project “werken naar vermogen voor jongeren met een beperking” is dan ook om een loopbaanadvies werken naar vermogen voor jongeren met een beperking te ontwikkelen door vroegtijdig (tijdens schoolse periode) de gevraagde en benodigde expertise te organiseren, zodat aan de hand van onderzoek een advies kan worden gerealiseerd in de keten onderwijs - arbeidsmarkt. | Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 7
Beoogde effecten van het project: • Jongeren en ouders krijgen de beschikking over een informatiebron die hen gegevens verstrekt betreffende de arbeidsmogelijkheden zodat ze een juiste keuze kunnen maken als het gaat om een realistische uitstroomperspectief richting arbeidsmarkt. • Stagedocenten krijgen de beschikking over een informatiebron die hen gegevens verstrekt om voor jongeren met een beperking een passend stagetraject te realiseren dat leidt naar een passende werkplek waar ze duurzaam kunnen werken naar vermogen. • Werkgevers krijgen de beschikking over een informatiebron die hen gegevens verstrekt om jongeren met een beperking een passend dienstverband te kunnen aanbieden waar ze duurzaam kunnen werken naar vermogen. Binnen het project is vervolgens een toolbox geformuleerd om de leerling met alle facetten voor dit transitietraject in kaart te kunnen brengen. Daarbij is bekeken welke informatie er nodig is om een passend loopbaanadvies te formuleren voor de leerling, rekening houdend met zijn beperkingen, leervermogens, sociale context, wensen en verlangens, motivatie en arbeidsmarktcompetenties. Binnen het project is gebruik gemaakt van het volgende werkmodel:
Denken
Doen
Cognitief functioneren
Fysiek en arbeidscompetenties
Willen
Zijn
Drijfveren en motivatie
Sociale omgeving, persoonlijkheid en gedrag
Binnen deze vier deelaspecten is voor de toolbox bekeken welke elementen ons inziens van belang zijn. Daarbij is gebruikt gemaakt van practice-based kennis, maar waar mogelijk ook van evidence based informatie. Om te komen tot een individueel ontwikkelperspectief met nadruk op een proces in de loop der tijd is ervoor gekozen op drie momenten binnen de onderwijscarrière de componenten van dit model in kaart te willen brengen, namelijk bij aanvang van de schoolcarrière, voor de eerste stages en bij uitstroom.
| Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 8
Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de nadruk binnen het onderwijstraject aanvankelijk voornamelijk op didactische leerdoelen zal liggen, maar dat deze steeds meer zal verschuiven in de richting van werkdoelen en arbeidscompetenties. Daarmee verschuift de hoofdmoot aan inbreng van de gedragswetenschapper steeds verder naar de inbreng van de arbeidsdeskundige.
School: leerdoelen Arbeid: werkdoelen / competentiegericht leren
12 / 13 jaar
15 / 16 jaar
17 / 18 jaar
Vanuit het werkmodel en uitgaande van dit verschuivend perspectief is er inhoud gegeven aan de componenten van de toolbox. Zie hiervoor bijlage 1. De vervolgstap was om passende middelen te vinden die deze componenten ook daadwerkelijk in de praktijk in kaart kunnen brengen. Alle geijkte middelen zijn bekeken en geëvalueerd waarna de keuze is gemaakt voor de best passende toolbox instrumenten. Daarbij is een afweging gemaakt op basis van informatie die binnen scholen reeds voor handen is, gerenommeerde psychologische en didactische testen, praktische haalbaarheid qua inspanning en afnameduur voor zowel de professional als de leerling. Voor een aantal componenten bleek er echter geen bestaand middel beschikbaar. Waar mogelijk hebben we hiertoe zelf een passend aanbod ontwikkeld. Het bleek dat er met name voor de sociale omgeving en de arbeidscompetenties nog weinig informatie voor handen was. Daartoe hebben we een vragenlijst voor leerling en ouders ontwikkeld met betrekking tot de sociale omgeving en is er aan de hand van AKA-competenties een vereenvoudigde competentielijst geformuleerd die stagebegeleiders / praktijkbegeleiders in kunnen vullen omtrent het kwadrant ‘doen’. Om de motivatie van leerlingen meer gestructureerd in beeld te brengen is er een semigestructureerd interview opgesteld. Deze instrumenten zijn opgenomen in bijlage 3. Probleemstelling en doelstellingen pilot De toolbox assessment is een nieuw ontwikkeld instrument binnen het onderwijsveld. Om de waarde van dit instrument te bepalen willen we een pilot uitvoeren. Middels deze pilot willen we de volgende hoofdvragen gaan beantwoorden: Heeft het uitvoeren van een werk gerelateerd assessment toegevoegde waarde op hetgeen nu reeds binnen de scholen gebeurt aan arbeid toeleiding? Bevat de toolbox voldoende componenten of missen we nog informatie voor het formuleren van een passend advies? Levert de toolbox informatie op voor de leerling en de ouders om meer zicht te krijgen op de arbeidsmogelijkheden? Levert de toolbox informatie op voor de stagebegeleiders om het proces richting arbeidsgerelateerde vaardigheden en uitstroom beter te begeleiden? Levert de toolbox informatie op voor de werkgever, waarbij deze inzicht krijgt in welke voorzieningen jongeren nodig hebben, welke begeleidingsbehoefte er is en de verwachte arbeidsprestatie als voorwaarden voor een duurzaam dienstverband? Voor welke leerlingen is de toolbox geïndiceerd? Is de toolbox passend voor alle doelgroepen binnen de SSONML en mogelijk daarbuiten? | Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 9
De pilotgroep Binnen het project is de toolbox getoetst door het uitvoeren van een assessment- pilot bij leerlingen van de verschillende scholen van de SSONML. De leerlingen uit deze pilotgroep zijn allen voorgedragen door de betrokken gedragswetenschapper van de betreffende school / dienst in samenspraak met mentoren en stagebegeleiders. Er hebben in totaal 26 leerlingen deelgenomen aan de pilot vanuit de verschillende scholen en uit de diverse leeftijdscategorieën. Zie onderstaande grafieken voor de verdeling. Verspreiding leerlingen over deelnemende scholen
Verspreiding leerlingen naar leeftijdscategorie
15%
15% 47%
19%
54% 31% 19%
Praktijkonderwijs
VSO-rec 4
VSO-ZMLK
Ambulante Dienst
12 - 13 jaar 15 - 16 jaar 17 - 19 jaar
Bij alle leerlingen is in de periode april 2010 tot juli 2010 de gestandaardiseerde toolbox afgenomen. Daarnaast zijn er, indien gewenst, aanvullende gegevens verzameld (veelal dossiergegevens, een enkele keer een extra test) om te komen tot een passend advies voortkomend uit het assessment gericht op de keten onderwijs – arbeid. Voor het formuleren van dit advies is een rapportagemodel ontwikkeld. Dit is opgenomen in bijlage 4. Resultaten 1. Deelname Bij alle aangemelde leerlingen heeft het assessment daadwerkelijk plaatsgevonden. Dit betekent dat er 26 leerlingen een assessment werken naar vermogen voor jongeren met een beperking volbracht hebben. Tijdsinspanning voor de leerling bestond uit minimaal 1 dagdeel tot maximaal 4 dagdelen. Bij alle leerlingen is de complete toolbox voor de betreffende leeftijdsgroep afgenomen. Bij een tweetal leerlingen zijn er daarnaast aanvullende instrumenten gebruikt. 2. De toolbox Een belangrijke vraag die we middels de pilot hebben beantwoord heeft betrekking op de mate waarin de toolbox voldoende componenten bevat om de informatie op de vier kwadranten te verzamelen. Na het verzamelen van de gegevens van de 26 leerlingen hebben we per kwadrant bekeken of er informatie gemist werd of dat de informatie compleet was. | Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 10
Zijn De combinatie aan vragenlijsten die is afgenomen om een beeld te krijgen over de persoonskenmerken van de jongere (CBSA / ZALC / NPV-J) schetst een compleet beeld. De vragenlijsten meten allen verschillende aspecten en zijn ons inziens complementair aan elkaar. Het is belangrijk om de resultaten van de vragenlijsten te koppelen aan de dossierinformatie, omdat achtergronden nodig zijn om de informatie adequaat te interpreteren. Ook de vragenlijst sociale omgeving helpt om de overige informatie beter in perspectief te zien. We willen op alle leeftijden deze gegevens dan ook in de toolbox laten. De conclusie blijkt goed te formuleren op basis van deze verzamelde informatie. Het is niet noodzakelijk om de leerling daadwerkelijk te kennen, beeld dat naar voren komt uit dossier / vragenlijsten blijkt in de meeste gevallen herkenbaar voor betrokken professionals, de jongere en zijn ouders. Het wordt als belangrijk gezien om belemmerende factoren in de omgeving ook te benoemen, maar om dit algemeen te houden, aangezien het doel van het assessment advisering rondom arbeidstoeleiding van de jongere is. Aandachtspunten: Voor de ZMLK leerlingen blijkt het invullen van de vragenlijsten veelal te moeilijk en minder valide vanwege de geringe mate van zelfreflecterend vermogen. Informatie over de zijnskenmerken van deze leerlingen zal dan ook meer vanuit de omgeving aangeleverd moeten gaan worden, bijvoorbeeld middels de ESSEON. Voor de leerlingen met psychiatrische problemen wordt het als belangrijk ervaren om het diagnoseverslag mee te nemen in het assessment. Anders is de problematiek niet altijd helder omschreven binnen het dossier.
Denken Het in kaart brengen van de cognitieve vaardigheden middels geijkte intelligentietesten is waardevol, met name in combinatie met de informatie vanuit de arbeidscompetenties. Het schetst een kader om het functioneren van de jongere in te plaatsen. De neuropsychologische taken blijken een passende aanvulling, met name om mogelijke belemmerende factoren binnen stage / arbeid te onderkennen. Het maakt helder wat een cognitief onvermogen is van de leerling of wat nog trainbaar is binnen stages. De didactische drempelonderzoeken zijn niet afgenomen. Wel is er gebruik gemaakt van recente didactische gegevens die binnen de scholen aanwezig zijn en van rapportgegevens. Bij het interpreteren van de gegevens binnen deze component is een rapport of kennis over dle’s wel nodig om een beeld te hebben van sterke en zwakkere kanten op onderwijsniveau. Voor leerstijl hebben we geen passend instrument gevonden, waardoor ook dit niet gemeten is. Deze informatie hebben we daarentegen niet gemist, omdat deze informatie ook uit andere bronnen (o.a. handelingsplannen) wel naar voren komt. Aandachtspunten: BRIEF blijkt niet geschikt als screening voor de executieve functies van de leerlingen. Bij alle leerlingen komen hieruit ‘gemiddelde’ scores naar voren, terwijl er bij verscheidene leerlingen in de handelingsplannen en overige taken duidelijke aanwijzingen waren voor executieve problemen. Als vervanging is voor een aantal leerlingen gebruik gemaakt van de BADS-C, welke een genuanceerder beeld gaf. Met betrekking tot de aandacht screening is de verkorte TEA-CH afgenomen. Deze lijkt wel een betrouwbaar beeld op te leveren. | Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 11
-
-
Bij 17/18 jaar zijn de psychologische testgegevens vaak al oud. Daarbij is meestal alleen het laatste verslag aanwezig, zodat er geen eerdere IQ gegevens beschikbaar zijn en het daarom niet duidelijk is of er sprake is van een stabiele cognitieve ontwikkeling. Wanneer het assessment structureel wordt afgenomen binnen de scholen op de voorgestelde leeftijden (12/13 jaar en 15/16 jaar), zal dit probleem niet langer aanwezig zijn. Nu is het voor deze leerlingen mogelijk de WAIS-IIINL af te nemen om toch over recente informatie te beschikken. WISC-IIINL geeft meer informatie dan de NDT, geeft veelal ook een betrouwbaarder beeld. Bij invoeren binnen school voor alle leerlingen moet er keuze gemaakt worden, mogelijk alternatief is NDT voor groepsgewijze afname i.v.m. tijd (praktisch). Voor individuele afname adviseren wij een WISC-IIINL.
Doen De vragenlijst arbeidscompetenties is ontwikkeld aan de hand van AKA-competenties welke binnen het MBO niveau 1 gebruikt worden. Deze competenties kunnen gezien worden als basis arbeidsvaardigheden voor de jongere. Dankzij de concrete gedragsomschrijvingen in de lijst hebben we de indruk dat we een nauwkeurig beeld krijgen over het arbeidsmatig functioneren van de jongere. Op dit moment betreft het een eenmalige meting, de bedoeling bij het in kaart brengen van de arbeidscompetenties is echter dat dit een lopend proces wordt van het op de werkplek volgen van een leerling, zodat groei in kaart gebracht kan worden. Binnen de toolbox geeft het duidelijke handvatten / adviezen waar aan gewerkt kan worden op stages of waar rekening mee gehouden moet worden op een werkplek. Bij het toepassen van de toolboxinstrumenten wordt voor de component doen nu nauwelijks informatie van school meegenomen, terwijl deze wel voor handen kan zijn. Binnen het praktijkonderwijs is deze informatie zoveel mogelijk wel meegenomen en dit wordt als zeer zinvol ervaren om het beeld rondom de leerlingen te complementeren. Eventuele certificaten die de jongere heeft behaald en dossierinformatie over stages e.d. met de bevindingen hierover dienen ons inziens ook meegenomen te worden om tot een volledige conclusie over de doen-component te komen. Zeker binnen het praktijkonderwijs is er op dit vlak al veel informatie, omdat competenties van leerlingen hier bij ieder vak gescoord worden. Aandachtspunten: Tempoachterstand wordt binnen de arbeidscompetentielijst nauwelijks concreet gemaakt, terwijl dit wel noodzakelijke informatie is. ZEDEMO is hiervoor een geschikt instrument. Wanneer er op de arbeidscompetentielijst ingevuld wordt dat er sprake is van tempoachterstand, dan ZEDEMO inzetten (meet handelingssnelheid). De arbeidscompetentielijst is niet in te vullen als er (nog) geen arbeidsgerelateerde activiteiten zijn (of praktijkvakken). Dan is uitgebreider gericht arbeidsonderzoek nodig, zoals IDA om MELBA-competenties te meten. Dit geldt met name voor leerlingen binnen het regulier onderwijs (vanuit de ambulante dienst). Voor ZMLK-leerlingen kunnen de AKA-competenties te hoog gegrepen zijn. Om een beeld te krijgen over het arbeidsmatig functioneren van deze leerlingen zal eveneens een uitgebreider assessment met betrekking tot arbeidscompetenties nodig zijn. Dit zal nader uitgewerkt moeten worden. Een voorbeeld kan het toepassen van de ZEDEMO zijn. | Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 12
-
Arbeidscompetentielijst blijft afhankelijk van de persoonlijke mening van een stagebegeleider. Als een leerling vastloopt op stage kan dit een vertekend beeld geven. IDA kan een meerwaarde hebben als je twijfels hebt over de resultaten van de arbeidscompetentielijst.
Willen Het meten van de schoolmotivatie wordt als waardevol gezien om de beelden die bij de leerling leven rondom school en leren in kaart te brengen. We hebben een voorkeur voor de SAQI, omdat deze op de computer afgenomen kan worden en dit jongeren meer aanspreekt. De prestatiemotivatietest levert geen aanvullende informatie. Het is opvallend dat alle jongeren zeer hoog scoren op positieve faalangst; dit lijkt geen reëel beeld. Mogelijk vertekent deze vragenlijst omdat hij verouderd is of omdat de vragen te ingewikkeld zijn. De PMT-K wordt daarmee verwijderd uit de toolbox. De vragenlijst motivatie werkt positief vanwege de mogelijkheid tot doorvragen op achterliggende ideeën bij een jongere rondom een bepaalde werksector. Het levert nieuwe en verrassende informatie op. Prettig om een houvast te hebben als basis tot dit gesprek met de jongere. Het gebruik van interessetesten blijkt wel een beeld te geven over de voorkeursrichting van een jongere, maar de vraag is in hoeverre dit beeld realistisch is. De jongere zelf heeft vaak geen duidelijk beeld bij bepaalde sectoren of beroepen. Het geeft dan ook meer informatie over ideeën die bij een jongere leven rondom bepaalde beroepen. Wat ons betreft moet een beroepskeuzetest dan ook eerst een duidelijk beeld scheppen voor de jongere over wat een sector inhoudt (bijvoorbeeld aan de hand van korte filmpjes), zodat ze een gerichte keuze kunnen maken. Deze beeldvorming moet in de beroepskeuzetest terug komen, anders zien we op dit moment geen meerwaarde boven het motivatiegesprek. We willen dan ook op zoek naar een beter en betrouwbaarder instrument. Zeker bij leerlingen met ZMLK-niveau is het raadzaam met de jongere in gesprek te gaan over de beelden die leven bij bepaalde sectoren (welke ideeën hebben ze, wat verwachten ze, waar komt de gedachte vandaan).
3. Nieuw ontwikkelde instrumenten In de toolbox zijn een drietal instrumenten opgenomen die binnen de projectgroep ontwikkeld zijn. Het betreft de vragenlijst sociale omgeving, het semi-gestructureerde motivatiegesprek en de arbeidscompetentielijst. Binnen de pilot hebben we bekeken of deze instrumenten de gewenste informatie opleveren. Vragenlijst sociale omgeving Middels deze vragenlijst wordt een duidelijk beeld verkregen over de sociale omgeving en het sociale netwerk van de jongere. Het wordt duidelijk of er sprake is van een steunend systeem of van belemmerende factoren in de directe leefomgeving. Respons is 100%, wat betekent dat ouders geen belemmeringen ervaren om de lijst in te vullen en terug te sturen. Het toont ons inziens tevens de betrokkenheid van de ouders bij het assessment van hun kind aan. Bij de vraag rondom politiecontact blijkt dat we weinig informatie krijgen, hier zullen we een aantal verdiepingsvragen aan toevoegen. Zo ook bij de vraag, bent u tevreden over de vrije tijdsinvulling van uw kind. Overweging is gemaakt of een interview met de ouders meer informatie oplevert. Wij denken dat dit de tijdsinvestering niet waard is. In voorkomende gevallen kan altijd telefonisch contact met de ouders gezocht worden. | Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 13
Semi-gestructureerd interview motivatie Deze gesprekken geven zeer veel nieuwe informatie over de beeldvorming van jongeren rondom bepaalde beroepen / opleidingen. Het maakt duidelijk waar de jongere zijn motivatie vandaan haalt en waarom bepaalde keuzen gemaakt worden. De mogelijkheid tot doorvragen geeft nieuwe en verrassende wendingen aan het gesprek. Met name de vraag “en als dat niet zou kunnen, wat wil je dan” biedt perspectieven. Informatie over de wensen van de jongere richting arbeid is onmisbaar binnen het assessment. Arbeidscompetentielijst De vragenlijst geeft een beeld van de (on)mogelijkheden van de leerlingen richting de arbeidsmarkt en de ontwikkelingsmogelijkheden daarin. De vragenlijst geeft inzicht in de vraag hoe er invulling gegeven kan worden aan de (vervolg)stage en welke componenten aangeleerd of verder ontwikkeld kunnen / moeten worden. Wanneer het als procesinstrument gebruikt wordt, kan het ook een beeld geven over ontwikkelingen van leerlingen binnen een actuele stage. Bij het gebruik blijkt het nu vooral een momentopname. Aan de instructie zullen we toevoegen dat het raadzaam is de vaardigheden van de jongere over een tweetal weken zo goed mogelijk te observeren. Dit om de betrouwbaarheid te vergroten. De lijst wordt ingevuld door stagebegeleiders of de persoon die zo optimaal mogelijk zicht heeft op het handelen van de jongere in de praktijksituaties. Tijdens de pilot is de lijst ingevuld door jobcoaches, stagebegeleiders en stagedocenten. Bij een viertal leerlingen hebben we alle mogelijke informanten de lijst in laten vullen. De inhoud van deze vragenlijsten is met elkaar vergeleken. Informanten blijken het op minimaal 48% van de items met elkaar eens en maximaal op 79% van de items. Dit toont aan dat de persoonlijke mening van de informanten altijd een zekere rol blijkt te spelen. De jobcoach behaalt de hoogste inter-beoordelaar betrouwbaarheid. Daarmee lijkt dit de meest aangewezen persoon om de competentielijst in te vullen. Voor de stagedocent gelden de laagste inter-beoordelaar betrouwbaarheden. Bij voorkeur vult dan ook of de jobcoach of de stagebegeleider de lijst in en niet de stagedocent. Daarmee lijkt de betrouwbaarheid te vergroten, naarmate een informant meer binnen de praktijksituatie van de jongere aanwezig is. Zie ook de onderstaande figuur. Inter-beoordelaar betrouwbaarheid 73,25 74 72 70 68 66 64
63,25
62,75
1: stagebegeleider – stagedocent 2: stagebegeleider – jobcoach 3: stagedocent - jobcoach
62 60 58 56 1
2
3
| Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 14
4. Advies Het advies bij het assessment is vormgegeven in een overleg tussen gedragswetenschapper en arbeidsdeskundige. De informatie uit beide vakgebieden blijkt complementair aan elkaar, waarbij we geleerd hebben meer vanuit het perspectief van de ander te kunnen kijken. Kennis van zowel het onderwijsveld als vanuit de arbeidsmarkt wordt zodoende optimaal aan elkaar gekoppeld. Er komen inzichten naar voren die er van tevoren niet waren. We realiseren ons dat we voorzichtig moeten zijn in de formulering van het advies. Door het toegespitst kijken naar arbeids(on)mogelijkheden van de jongere wordt heel duidelijk bestempeld wat een jongere wel en niet kan. Hierdoor worden sommige opties al snel uitgesloten. De terugkoppeling vraagt dan ook de juiste afstemming. De verwachting bij aanvang van de pilot was dat een sectorkeuze concreet zou worden aan de hand van het vaardigheidsprofiel qua arbeidscompetenties. Dit is niet voor alle jongeren mogelijk gebleken. Het blijkt afhankelijk van het beeld van de leerling en de informatie die al voor handen is. Het moet ons inziens ook een persoonlijke keuze blijven. Er worden wel duidelijke adviezen aangereikt welke banen en/of opleidingen tot de mogelijkheden behoren. Mogelijk is het zinvol een loopbaanadviseur aan de projectgroep toe te voegen om te bekijken of de richtingen die passen bij de kwaliteiten en belemmeringen van de jongere nauwkeuriger in kaart gebracht kunnen worden. In het terugkoppelen van het advies werd duidelijk dat een voorgesprek met de betrokken professionals zeer belangrijk is. Zodoende kan gecontroleerd worden of het advies past bij de leerling en reële adviezen oplevert die ook passen bij de lijn die binnen school reeds ingezet is. Het geschetste beeld past dan beter in het totaalplaatje van de jongere binnen de onderwijscontext. Daarna kan dan een gezamenlijk gedragen advies richting jongere en ouders.
5. Adviesformulering binnen de keten Het geformuleerde advies / het rapportagemodel is getoetst bij twee belangrijke partners. Ten eerste is het binnen de werkgroep TECA van de SSONML uitgebreid bekeken. In deze werkgroep zitten o.a. stagedocenten van de betrokken scholen. Algemene conclusie uit dit overleg is dat het advies nieuwe informatie geeft buiten de informatie die er binnen school al is (bijvoorbeeld andere richting / sectorkeuze die beter blijkt aan te sluiten bij (on)mogelijkheden van de leerling). Het wordt als belangrijk ervaren dat de kern van de conclusies van alle vier de onderdelen terugkomen in het advies. Daarnaast wordt als tip meegegeven om een korte puntsgewijze samenvatting op te nemen van de belangrijkste resultaten en aandachtspunten. Helder om het overzichtelijk bij elkaar te hebben. De werkgroep uit de hoop dat jongeren middels deze toolbox sneller zicht krijgen op hun (on)mogelijkheden bij hun eigen wensen, omdat het inzicht geeft in competenties en vaardigheden richting toekomst/ arbeid. Advies krijgt een ‘hogere’ status omdat het gebaseerd is op onderzoeken gericht op een compleet beeld en niet alleen geformuleerd wordt op basis van de informatie die voor handen is. Het advies is eveneens voorgelegd aan een klankbordgroep van regionale partners in de keten onderwijs – arbeid. De klankbordgroep bestaat uit deelnemers van het UWV, Jongerenloket Venlo e.o., Zorgloket Venlo e.o., Stichting Mee, Gemeente Venlo, SWbedrijf (WAA en NLW) en ROC Gilde Opleidingen. Vanuit deze klankbordgroep komt de feedback dat het waardevol is dat er gericht gekeken is naar arbeidscompetenties. Informatie over welke competenties reeds aanwezig zijn en welke de jongere nog moet ontwikkelen wordt als grote meerwaarde gezien op hetgeen nu reeds aan rapportage beschikbaar is. | Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 15
Daarnaast wordt het als prettig ervaren dat de kern van informatie over een jongere nu in één document aanwezig is. Alle relevante informatie komt naar voren, er wordt geen informatie gemist. De angst wordt uitgesproken dat diverse instellingen echter nog steeds ook hun eigen assessment uit willen voeren, met name omdat dit veel geld oplevert voor de betrokken instanties. Het is dan ook van groot belang om te onderzoeken of de denkwijze en de invulling middels de toolbox verder uitgewerkt en geïmplementeerd kan worden bij ketenpartners, zodat er geen herhaling van zetten plaatsvindt voor de jongere.
6. Tijdsinvestering Tijdens de pilot is de tijdsinvestering voor alle betrokken leden van de projectgroep per leerling uitgekomen op: psychodiagnostisch medewerker: gemiddeld 12 uur gedragswetenschapper: 2 uur uitvoering assessment arbeidsdeskundige: 2 uur Om tot de advisering te komen is er daarnaast een gezamenlijk overleg tussen gedragswetenschapper en arbeidsdeskundige van gemiddeld 1u, waarna de terugkoppeling aan betrokken professionals 1½ u in beslag neemt en de terugkoppeling met jongere / ouders gemiddeld 1u kost. Overhead: 2u per leerling voor het maken van afspraken, verslaglegging, verspreiding enz. Conclusie De hoofdvraag van de pilot was om te bekijken of het toepassen van een toolbox assessment een meerwaarde oplevert voor het traject om te komen tot werken naar vermogen voor leerlingen met een beperking buiten hetgeen reeds binnen de scholen van de SSONML gebeurt. Ons inziens kunnen we deze vraag volmondig met ja beantwoorden. Binnen verschillende scholen werd er wel al een uitstroomperspectief geformuleerd, maar was dit veelal gebaseerd op een verzameling van aanwezige gegevens. Meerwaarde van de toolbox ligt in het geïntegreerd bekijken van alle relevante aspecten in het functioneren van een leerling. Het werkmodel waarop de toolbox gebaseerd is, geeft richting en zorgt dat alle relevante aspecten in kaart gebracht worden en geïntegreerd worden in het totaaladvies. Dit levert niet alleen voor de scholen een helder geformuleerd en duidelijk onderbouwd uitstroomadvies op, inclusief aandachtspunten voor de nabije toekomst, maar ook voor de ketenpartners aan de arbeidszijde. De uitgebreidere informatie, met name door het meenemen van de persoonskenmerken, de motivatie en het in kaart brengen van de arbeidsmarktcompetenties wordt door ketenpartners het meest gewaardeerd. Daarnaast is het verslag geschreven in woorden die voor zowel de arbeidsmarkt als het onderwijs als ouders en leerling begrijpelijk zijn. Er wordt een algemeen gedragen referentiekader gecreëerd, waar dit voorheen in verslagen die van school kwamen een probleem was. De complete beeldvorming draagt bij aan een betere besluitvorming rondom het traject dat de jongere het beste kan doorlopen. Het advies is gericht op de persoonlijke groei van de jongere rekening houdend met zijn (on)mogelijkheden. Daarmee draagt de toolbox ertoe bij de jongere in een passende richting te manoeuvreren en krijgt de jongere al vroeg in zijn loopbaan zicht op de haalbaarheid van zijn toekomstdromen. Het in kaart brengen van de interesses en motivatie van de leerling kan uitval voorkomen, omdat aangesloten wordt bij de intrinsieke motivatie van de jongere. | Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 16
Meerwaarde ligt daarnaast in de lijn die door de school heen voor een leerling getrokken kan worden. Arbeidstoeleiding en uitstroomperspectief worden vanaf het begin van de voortgezet onderwijsperiode speerpunten, zodat er reeds op jonge leeftijd gericht aan de slag gegaan kan worden binnen een passend perspectief. Het is belangrijk dat er op alle meetmomenten middels de toolbox een gericht actieplan opgesteld wordt, met zowel onderwijsdoelen als doelen op het vlak van de arbeidscompetenties, zodat de leerling zelf de regie houdt. Ons inziens is het dan ook belangrijk dat het proces binnen scholen gedragen wordt en geïmplementeerd wordt, zodat het assessment niet gezien wordt als een papieren rapportage, maar als onderdeel van het onderwijsaanbod dat leidt tot gerichte aandachtspunten binnen het onderwijs. Het kan een basis vormen om de jongere op een passende stageplek te krijgen met duidelijke aandachtspunten. Er wordt gerichter bekeken welke competenties een jongere binnen de stage moet verwerven om tot betere resultaten te komen. Daarmee vormt de toolbox ons inziens een eerste stap om de jongere meer ‘arbeidsklaar’ af te leveren vanuit het onderwijs. De overstap richting arbeidsmarkt wordt kleiner. Vanuit de pilot is de inhoud van de toolbox geëvalueerd. Het blijkt dat er middels de instrumenten in de toolbox voldoende informatie verzameld wordt om te komen tot een passend advies. Meerwaarde ligt in het gestructureerd in kaart brengen aan de hand van betrouwbare meetinstrumenten. Op dit moment lijkt de toolbox het meest geïndiceerd voor leerlingen binnen het praktijkonderwijs en cluster 4 onderwijs. Voor de overige doelgroepen van de SSONML (namelijk ZMLK-onderwijs en ambulante dienstverlening) dienen er nog aanpassingen aan de instrumenten van de toolbox gedaan te worden. Hiertoe zijn adviezen geformuleerd. Het advies levert zowel aan de jongere en zijn ouders inzichten omtrent de arbeidsmogelijkheden. Voor de stagebegeleiders levert het handvatten om gericht met de jongere aan de slag te gaan richting arbeidsmarktcompetenties. Er worden uitspraken gedaan rondom begeleidingsbehoefte en verwachte arbeidsprestaties, zodat de werkgever een completer beeld krijgt van de (on)mogelijkheden van de jongere binnen het arbeidsproces. Daarmee kan het verslag dienen als transitiedocument richting de arbeidsmarkt. Adviezen Voor de implementatie van het werken naar vermogen aan de hand van de toolbox is het van belang dat het assessment gezien wordt als een methodiek die binnen de scholen gehanteerd kan worden om te komen tot een geïntegreerd advies voor de koppeling school – arbeidsmarkt. Wanneer assessment onderdeel uitmaakt van het aangeboden schoolprogramma kunnen vorderingen van leerlingen met betrekking tot arbeidscompetenties nauwkeurig in kaart gebracht worden. Het leerproces binnen stages wordt daarmee gerichter vorm gegeven. Wij adviseren om per school te bekijken welke professionals nodig zijn om deze implementatie verder vorm te geven. Betrokkenheid van mentor, stagebegeleiders, gedragswetenschapper en arbeidsdeskundige lijkt minimaal nodig. Met betrekking tot de toolbox blijkt toepassing voor ZMLK populatie moeilijk, omdat het zelfreflecterend vermogen van deze jongeren minder ontwikkeld is, waardoor de vragenlijsten te weinig valide informatie opleveren. Ook functioneren zij op arbeidscompetenties veelal niet op AKA niveau. Informatie zal ons inziens dan ook meer uit de omgeving aangeleverd moeten worden. Uit wetenschappelijk onderzoek is echter gebleken dat ouders geen betrouwbare informanten zijn. Informatie zal ons inziens dan ook vaker bij de betrokken professionals gehaald moeten worden en vanuit het meetbaar maken van de praktische vaardigheden. Uitwerking van de toolbox voor deze doelgroep dient dan ook nog nader te gebeuren. | Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 17
3
Planning & Control
De ambitie van SSONML als het gaat om het experiment is: • Bevorderen arbeidsparticipatie jongeren met een beperking • Professionaliseren onderzoek en advies als het gaat om werken naar vermogen van jongeren met een beperking; • Duidelijk zichtbaar te positioneren als betrouwbare partner in samenwerkingsverband onderwijs & arbeidsmarkt; Voor het experiment zijn een aantal succes bepalende factoren vastgesteld 1. Inzicht in mogelijkheden tot verrichten arbeid jongeren met een beperking vanaf leeftijd 15 jaar 2. Bevorderen arbeidsparticipatie jongeren met een beperking start op school vanaf leeftijd 15 jaar 3. Deskundige en betrouwbare partner in keten onderwijs & arbeid 4. Samenhang en afstemming persoon, situatie en begeleiding 5. Doorlopend proces arbeidsintegratie jongeren met een beperking in de keten onderwijs en arbeid 6. Verbinding en afstemming tussen professionals en organisaties betrokken bij arbeidsintegratie jongeren met een beperking Streefcijfers Het meetbaar maken van de succes bepalende factoren is een volgende stap naar realisatie van de gestelde doelen. Prestatie indicatoren zijn meetpunten die een goede indicatie geven voor succes of falen van de desbetreffende succes bepalende factor. Succes Bepalende Factoren Inzicht in mogelijkheden tot verrichten arbeid jongeren met een beperking centraal vanaf leeftijd 15 jaar Bevorderen arbeidsparticipatie jongeren met een beperking start op school vanaf leeftijd 15 jaar
Prestatie indicatoren Valide en betrouwbaar toolbox assessment als het gaat om loopbaanadvies werken naar vermogen jongeren met een beperking Een planmatig en gestandaardiseerd werkproces assessment waarbij een valide en betrouwbaar assessment wordt uit gevoerd m.b.t. vaststellen arbeidsmogelijkheden jongeren met een beperking tijdens periode op school. Loopbaanadvies werken naar vermogen jongeren met een beperking tijdens onderwijs periode
Deskundige en betrouwbare partner in keten onderwijs & arbeid
Samenhang en afstemming persoon, situatie en begeleiding
Onderwijsprogramma ‘Leren maak er Werk van’ Valide en betrouwbaar toolbox assessment als het gaat om loopbaanadvies werken naar vermogen jongeren met een beperking Theorie en model waarin samenhang en afstemming wordt aangegeven als het gaat om loopbaanadvies werken naar vermogen jongeren met een beperking
| Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 18
Succes Bepalende Factoren Doorlopend proces arbeidsintegratie jongeren met een beperking in de keten onderwijs en arbeid
Verbindingen en afstemming tussen professionals en organisaties betrokken bij arbeidsintegratie jongeren met een beperking Effectmeeting Eind meting juli 2010 Succes Bepalende Factoren Inzicht in mogelijkheden tot verrichten arbeid jongeren met een beperking centraal al vanaf leeftijd 15 jaar Bevorderen arbeidsparticipatie jongeren met een beperking start op school (vanaf leeftijd 15 jaar)
Betrouwbare partner in keten onderwijs & arbeid
Samenhang en afstemming persoon, situatie en begeleiding
Prestatie indicatoren Een samenwerkingsverband van partijen die zowel zelfstandig als afhankelijk van elkaar functioneren omdat ze samen-hangende handelingen uitvoeren gericht op een gemeenschappelijk doel Resultaten assessment transparant en navolgbaar rapporteren in een loopbaanadvies werken naar vermogen jongeren met een beperking voor de volgende partner in de keten onderwijs - arbeid
Stand van zaken Er is een planmatige en systematisch werkproces ontwikkelt om de mogelijkheden tot verrichten van arbeid op 15 jarige leeftijd met een valide en betrouwbare toolbox assessment in beeld te brengen 26 leerlingen hebben een planmatig en gestandaardiseerd werkproces assessment doorlopen. waarbij een valide en betrouwbaar assessment wordt uit gevoerd m.b.t. vaststellen arbeidsmogelijkheden jongeren met een beperking tijdens periode op school (zie bijlage I). Het blijkt dat er middels de instrumenten in de toolbox voldoende informatie verzameld wordt om te komen tot een passend advies. Meerwaarde ligt in het gestructureerd in kaart brengen aan de hand van betrouwbare meetinstrumenten. Op dit moment lijkt de toolbox het meest geïndiceerd voor leerlingen binnen het praktijkonderwijs en cluster 4 onderwijs. Voor de overige doelgroepen van de SSONML (namelijk ZMLK-onderwijs en ambulante dienstverlening) dienen er nog aanpassingen aan de instrumenten van de toolbox gedaan te worden. Er is een valide, betrouwbaar en bruikbare toolbox assessment ontwikkelt als het gaat om loopbaanadvies werken naar vermogen jongeren met een beperking. Hiermee laat SSONML zien over de juiste expertise te beschikken dan wel de juiste expertise bij elkaar te brengen en zo van toegevoegde waarde te zijn voor de jongeren, ouders, docenten, als ander ketenorganisaties. Het projectteam heeft een model ontwikkelt genoemd ‘Leren & Werken naar Vermogen’. In dit model wordt duidelijk het denken en doen vanuit systeembenadering aangegeven. Zie voorblad voor model.
| Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 19
Succes Bepalende Factoren Doorlopend proces arbeidsintegratie jongeren met een beperking in de keten onderwijs en arbeid
Verbindingen en afstemming tussen professionals en organisaties betrokken bij arbeidsintegratie jongeren met een beperking
Stand van zaken Er is met UWV en MEE afspraken gemaakt betreffende een transitieoverleg. Doelstelling van dit overleg is afspraken te maken om in de transitieperiode samenhangende handelingen uit te voeren gericht op een gemeenschappelijk doel door • Vaststellen wat het eenduidig realistisch toekomstperspectief voor de leerling is; • Transparant en navolgbaar aan te geven waarom dit zo gevonden wordt; • Advies opstellen hoe de leerling het realistisch toekomstperspectief kan bereiken; • Vanuit eigen organisatie aangegeven welke bijdrage kan worden geleverd Zie ook werkproces in de keten (bijlage III). Het werkmodel waarop de toolbox gebaseerd is, geeft richting en zorgt dat alle relevante aspecten in kaart gebracht worden en geïntegreerd worden in het totaaladvies. Dit levert niet alleen voor de scholen een helder geformuleerd en duidelijk onderbouwd uitstroomadvies op, inclusief aandachtspunten voor de nabije toekomst, maar ook voor de ketenpartners aan de arbeidszijde. De uitgebreidere informatie, met name door het meenemen van de persoonskenmerken, de motivatie en het in kaart brengen van de arbeidsmarktcompetenties wordt door ketenpartners het meest gewaardeerd. Daarnaast is het verslag geschreven in woorden die voor zowel de arbeidsmarkt als het onderwijs als ouders en leerling begrijpelijk zijn. Er wordt een algemeen gedragen referentiekader gecreëerd, waar dit voorheen in verslagen die van school kwamen een probleem was. Het advies levert zowel aan de jongere en zijn ouders inzichten omtrent de arbeidsmogelijkheden. Voor de stagebegeleiders levert het handvatten om gericht met de jongere aan de slag te gaan richting arbeidsmarktcompetenties. Er worden uitspraken gedaan rondom begeleidingsbehoefte en verwachte arbeidsprestaties, zodat de werkgever een completer beeld krijgt van de (on)mogelijkheden van de jongere binnen het arbeidsproces. Daarmee kan het verslag dienen als transitiedocument richting de arbeidsmarkt. Zie bijlage IV.
| Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 20
Sturing De coördinatie en aansturing van het experiment wordt uitgevoerd door een projectmanager. Hij heeft periodiek overleg met het projectteam over de voortgang en inhoud van het experiment. De projectmanager heeft periodiek overleg met een lid van het College van Bestuur van SSONML en met een stuurgroep van directeuren van de scholen SSONML die betrokken zijn bij de arbeidstoeleiding van jongeren met een beperking. Hierdoor vindt er een afstemming plaats tussen de visie en ideeën van het projectteam en de wensen en behoeften van de directie van SSONML en de directie van de scholen. Knelpunten De uitvoering van het project heeft volgens planning plaats gevonden. Waardering De stagedocenten geven aan dat het advies nieuwe informatie geeft buiten de informatie die er binnen school al is (bijvoorbeeld andere richting / sectorkeuze die beter blijkt aan te sluiten bij (on)mogelijkheden van de leerling). Het wordt als belangrijk ervaren dat de kern van de conclusies van alle vier de onderdelen terugkomen in het advies. Ouders zijn blij met een helder geformuleerd en duidelijk onderbouwd uitstroomadvies, inclusief aandachtspunten voor de nabije toekomst de uitgebreide Het meest wordt gewaardeerd dat het verslag geschreven is in woorden die voor zowel de arbeidsmarkt als het onderwijs als ouders en leerling begrijpelijk zijn. De uitgebreidere informatie, met name door het meenemen van de persoonskenmerken, de motivatie en het in kaart brengen van de arbeidsmarktcompetenties wordt door ketenpartners het meest gewaardeerd.
4
Lerend effect
We hanteren binnen de uitvoering van het experiment als continue methodiek de PDCAcyclus van Demming: het projectteam bespreekt wat ze gaan doen (plan), voeren het vervolgens individueel of gezamenlijk uit (do), de resultaten worden door de projectmanager verzameld en gewaardeerd (check) en vervolgens komt het projectteam weer bij elkaar en vindt een evaluatie plaats en eventuele bijstelling van het resultaat (act). Vervolgens begint de cyclus weer opnieuw voor de volgende activiteiten. Vanuit de pilot is de inhoud van de toolbox geëvalueerd. Het blijkt dat er middels de instrumenten in de toolbox voldoende informatie verzameld wordt om te komen tot een passend advies. Meerwaarde ligt in het gestructureerd in kaart brengen aan de hand van betrouwbare meetinstrumenten. Op dit moment lijkt de toolbox het meest geïndiceerd voor leerlingen binnen het praktijkonderwijs en cluster 4 onderwijs. Voor de overige doelgroepen van de SSONML (namelijk ZMLK-onderwijs en MBO leerlingen met een beperking) dienen er nog aanpassingen aan de instrumenten van de toolbox gedaan te worden.
| Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 21
Overdraagbaarheid Het advies levert zowel aan de jongere en zijn ouders inzichten omtrent de arbeidsmogelijkheden. Voor de stagebegeleiders levert het handvatten om gericht met de jongere aan de slag te gaan richting arbeidsmarktcompetenties. Er worden uitspraken gedaan rondom begeleidingsbehoefte en verwachte arbeidsprestaties, zodat de werkgever een completer beeld krijgt van de (on)mogelijkheden van de jongere binnen het arbeidsproces. Daarmee kan het verslag dienen als transitiedocument richting de arbeidsmarkt. Het projectresultaat wordt geplaatst op een website, waardoor belangstellenden gebruik kunnen maken van de resultaten en ervaringen van dit project.
Aandachtspunten Met het beëindigen van dit project is de voorbereidingsfase afgerond. Wat SSONML betreft is het nu belangrijk over te gaan naar de realisatiefase.
Venlo, 30 september 2010, Jack Kerkhofs
| Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 22
Bijlage I
| Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 23
Bijlage II
| Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 24
Bijlage III
| Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 25
Bijlage IV: beoordelingslijst algemene arbeidscompetenties
Competentie Instructie en procedures opvolgen Niet/gering aanwezig O de leerling kan met mondelinge en praktische instructie alleen een enkele opdracht begrijpen en uitvoeren O de leerling kan met schriftelijke en praktische instructie alleen een enkele opdracht begrijpen en uitvoeren O de leerling kan alleen met praktische instructie slechts een enkele opdracht begrijpen en uitvoeren O De leerling heeft permanent begeleiding nodig. O de leerling ziet geen gevaar
O de leerling heeft geen aandacht voor hygiëne.
Deels aanwezig O de leerling kan met mondelinge en praktische instructie meerdere eenvoudige opdrachten begrijpen en uitvoeren O de leerling kan met schriftelijke en praktische instructie meerdere eenvoudige opdrachten begrijpen en uitvoeren O de leerling kan alleen met praktische instructie meerdere eenvoudige opdrachten begrijpen en uitvoeren O De leerling kan langere tijd zonder begeleiding werken. O de leerling gaat niet zorgvuldig om met veiligheidsvoorschriften O de leerling gaat niet zorgvuldig om met hygiëne
Goed aanwezig O de leerling kan met mondelinge en praktische instructie een meer complexe opdracht begrijpen en uitvoeren O de leerling kan met schriftelijke en praktische instructie een meer complexe opdracht begrijpen en uitvoeren O de leerling kan alleen met praktische instructie een meer complexe opdracht begrijpen en uitvoeren O De leerling kan met normaal toezicht zelfstandig werken. O De leerling kan met normaal toezicht veilig werken. O De leerling kan hygiënisch werken.
Competentie Materialen en middelen inzetten Niet/gering aanwezig O de leerling kan alleen werken op een werkplek waar deze zelf geen materialen of middelen hoeft te verzamelen voordat het werk gestart kan worden. O de leerling kan het werkmateriaal niet in goede staat houden. O de leerling kan niet met gevaarlijke middelen of materialen werken.
Deels aanwezig O De leerling is in staat tot maximaal 5 materialen en/of middelen tegelijk te kunnen gebruiken/verwerken om een opdracht goed uit te voeren. O de leerling heeft constant aansturing nodig om werkmateriaal en werkmiddelen in een goede staat te houden O de leerling kan met toezicht met gevaarlijke middelen of materialen werken.
O De leerling stopt de werkzaamheden zonder zich verder te bekommeren over de vraag hoe hij de materialen en middelen achterlaat.
O De leerling ruimt de materialen en middel op zonder daarbij oog te hebben voor schoonmaken/afwerken en ordentelijk opruimen
Goed aanwezig O de leerling is in staat om voor een eenvoudige opdracht alle middelen en materialen in te zetten die daarvoor nodig zijn. O de leerling is in staat zijn werkmiddelen en materialen in goede staat te houden. O de leerling ziet het gevaar van gevaarlijke middelen of materialen en kan daar mee werken. O De leerling rondt de werkzaamheden af en ruimt de materialen en middelen op conform de voorschriften of gebruiken in het bedrijf.
| Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 26
Competentie Omgaan met veranderingen en aanpassen Niet/gering aanwezig O De leerling kan niet omgaan met veranderingen in de werkopdracht. O De leerling kan niet omgaan met veranderingen van de werkplek. O De leerling kan niet omgaan met veranderingen van naaste collega's
Deels aanwezig O De leerling kan met begeleiding omgaan met veranderingen in de werkopdracht. O De leerling kan niet met begeleiding omgaan met veranderingen van de werkplek. O De leerling kan met begeleiding omgaan met veranderingen van naaste collega's
Goed aanwezig O De leerling kan omgaan met veranderingen in de werkopdracht. O De leerling kan omgaan met veranderingen van de werkplek. O De leerling kan omgaan met veranderingen van naaste collega's
Competentie Plannen en organiseren Niet/gering aanwezig O de leerling is niet in staat om zelf structuur aan te brengen in de werkzaamheden, de handelingen moeten stap voor stap worden aangeleerd en begeleid. Er is geen of slechts een zeer geringe mate van verinnerlijking mogelijk.
Deels aanwezig O de leerling is in staat om zelf structuur aan te brengen in de werkzaamheden als de handelingen stap voor stap worden aangeleerd en begeleid.
Goed aanwezig O de leerling is in staat om op basis van de werkopdracht zelf structuur aan te brengen in de werkzaamheden zodat deze in een logische volgorde en met de juiste middelen wordt uitgevoerd.
Competentie Leren Niet/gering aanwezig O de leerling ervaart corrigerende kritiek van zijn leidinggevende niet als leermoment en kan daar niet mee omgaan. O de leerling ziet de eigen fouten niet.
O de leerling leert niet van de eigen fouten
Deels aanwezig O de leerling heeft moeite met corrigerende kritiek van zijn leidinggevende maar pakt deze meestal wel op.
Goed aanwezig O de leerling accepteert corrigerende kritiek van zijn leidinggevende en pakt deze op.
O de leerling herkent de eigen fouten niet altijd. O de leerling controleert het eigen werk als hem dat wordt opgedragen. O de leerling kan bij herhaaldelijk aanspreken zijn houding of handelingen wijzigen.
O de leerling kan fouten herkennen en corrigeren O de leerling controleert het eigen werk uit zichzelf. O de leerling leert van de eigen fouten.
| Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 27
Competentie Samenwerken en overleggen Niet/gering aanwezig O de leerling kan niet op een normale wijze omgaan met de verhouding leidinggevende / werknemer. O de leerling is niet in staat om op een normale wijze om te gaan met colleg, de leerling kan alleen solitair werken. O de leerling is niet kritisch naar het eigen werk. O de leerling kan niet omgaan met kritiek O de leerling toont extreme en/of stemmingswisselingen en/of agressief gedrag en/of kan emotioneel geen afstand houden . O de leerling geeft uit zichzelf niet aan dat een opdracht is afgerond en stelt zich geen nieuw doel.
O de leerling geeft niet aan dat er fouten zijn gemaakt tijdens de opdracht
Deels aanwezig O de leerling kan met extra aandacht/begeleiding omgaan met de leidinggevende.
Goed aanwezig O de leerling kan omgaan met de verhouding leidinggevende / werknemer.
O de leerling kan met extra begeleiding/aandacht op een normale wijze omgaan met college. O de leerling is kritisch naar het eigen werk maar vraagt uit eigen beweging niet om hulp. O de leerling kan omgaan met kritiek als deze voorzichtig wordt gebracht. O De leerling weet de eigen gevoelens te kanaliseren maar heeft begeleiding nodig om daar goed mee om te gaan.
O de leerling kan op een normale wijze met collega's werken en hulp vragen en bieden. O de leerling is kritisch naar het eigen werk en vraagt uit eigen beweging hulp of correctie. O de leerling kan omgaan met kritiek.
O De leerling heeft besef dat er een nieuwe opdracht moet starten, maar gaat pas na verloop van tijd over tot het vragen naar een nieuwe opdracht O de leerling geeft bedekte aan dat het niet goed is gegaan
O De leerling vraagt direct na het afhandelen van een opdracht om een nieuwe opdracht.
O de leerling kan in voldoende mate de gevoelens van anderen inschatten en weet daar rekening mee te houden.
O De leerling kan op een normale wijze de leidinggevende om hulp vragen en geeft zonder schroom aan waar iets niet helemaal goed is gegaan.
Competentie Op de behoefte en verwachtingen van de “klant”richten Niet/gering aanwezig O de leerling is niet in staat om de behoeftes of verwachtingen van de "klant" in te schatten
Deels aanwezig O de leerling is onzeker bij het inschatten van de behoeftes of verwachtingen van de "klant". O de leerling richt zich teveel op de behoeftes van de "klant".
Goed aanwezig 'O de leerling is in staat de behoeftes en verwachtingen van de "klant" op een juiste wijze in te schatten. O de leerling is in staat de op hem gerichte vragen op een juiste manier af te handelen.
O de leerling richt zich te star op de richtlijnen en procedures van het bedrijf | Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 28
Competentie Met druk en tegenslag omgaan Niet/gering aanwezig O de leerling kan niet met door hem gemaakte fouten omgaan.
O De leerling stopt met werken als iets hem niet lukt.
O de leerling onderkent niet dat een opdracht te moeilijk of te zwaar is.
Deels aanwezig O de leerling kan met door hem gemaakte fouten omgaan maar heeft hulp nodig bij het aanvaarden en/of herstellen. O De leerling vraagt uit zichzelf niet opnieuw naar alternatieve werkwijze als hem iets niet lukt en blijft de fouten herhalen. O de leerling onderkent dat een opdracht te moeilijk of te zwaar is maar dat zelf niet kenbaar maken.
Goed aanwezig O de leerling kan met door hem gemaakte fouten omgaan en kan onterechte kritiek naast zich neerleggen. O De leerling vraagt uit zichzelf opnieuw naar alternatieve werkwijze als hem iets niet goed lukt. O de leerling kan zelf aangeven dat een opdracht te moeilijk of te zwaar is.
Competentie Vakdeskundigheid toepassen Niet/gering aanwezig O Er spelen bij de leerling medische problemen die een correcte fysieke uitvoering van de werkzaamheden zeer ernstig in de weg staan. O de leerling is in staat om tot maximaal 15 minuten aaneengesloten geconcentreerd te werken. O de leerling kan tot maximaal 2 uur per dag werken.
Deels aanwezig O Er spelen bij de leerling medische problemen die een correcte fysieke uitvoering van de werkzaamheden enigszins in de weg staan. O de leerling is in staat om tot maximaal 30 minuten aaneengesloten geconcentreerd te werken. O de leerling kan tot maximaal 4 uur per dag werken.
O De leerling heeft een zeer laag werktempo. < 25% productiviteit
O de leerling heeft een laag werktempo 25-75% productiviteit
Goed aanwezig O Er spelen bij de leerling geen problemen die een correcte fysieke uitvoering van de werkzaamheden in de weg staan. O de leerling is in staat om 1uur aaneengesloten geconcentreerd te werken. O de leerling kan 8 uur per dag werken O De leerling heeft een normaal werktempo.
Competentie Aandacht en begrip tonen Niet/gering aanwezig O de leerling kan alleen solitair werken omdat hij geen rekening houdt met de gevoelens van anderen O de leerling is niet in staat om met andere personen contact te maken
Deels aanwezig O de leerling kan samenwerken maar is zelf niet in staat de daarvoor noodzakelijke intermenselijke relatie in stand te houden. O De leerling herkent de gevoelens van anderen maar weet daar niet gepast mee om te gaan.
Goed aanwezig O de leerling kan op een normale wijze omgaan met collega's.
O de leerling kan in voldoende mate de gevoelens van anderen inschatten en weet daar rekening mee te houden.
| Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 29
Bijlage IV. Rapportagemodel assessment.
Verslag Assessment Personalia
Advies
XXX Geboortedatum: Leeftijd: 19 jaar School: XXX is een negentienjarig meisje met ASS bij beneden gemiddelde cognitieve capaciteiten. XXX lijkt op dit moment niet lekker in haar vel te zitten. Ze uit een grote behoefte aan controle op haar omgeving en het kunnen invullen van haar eigen wensen, terwijl ze gelijktijdig fouten en problemen aan haar omgeving wijt. Deze tegenstrijdigheid maakt het moeilijk om haar te coachen. Wij verwachten dat het voor XXX moeilijk zal worden om een baan te vinden op de reguliere arbeidsmarkt vanwege de combinatie van haar autisme spectrum stoornis en de zeer beperkte inzetbaarheid qua arbeidsduur en tempo. XXX heeft baat bij structurele begeleiding en aansturing op de werkvloer. Ze zal mogelijk met voldoende begeleiding kunnen functioneren bij eenduidige werkzaamheden met een duidelijke structuur. Daarbij dient rekening gehouden te worden met haar neiging om controle te willen houden en fouten vooral buiten zichzelf te leggen. Ze zal moeten leren aanvaarden dat er op de arbeidsmarkt gezegd wordt wat ze moet doen en wat er van haar verwacht wordt en dat ze daar maar zeer weinig invloed op heeft. Als vervolg op haar VMBO zien wij twee mogelijkheden. Ten eerste is een vervolgopleiding op MBO richting dierenverzorging de overweging waard. Een vervolgopleiding sluit aan bij haar eigen hoge streefniveau en haar wens om verder te leren. Een tweede overweging is het aanvragen van een WSW-indicatie of een werkgerelateerd traject via het UWV. Binnen beide trajecten zien wij op de volgende leerdoelen / aandachtspunten: Als zaken tegen zitten, heeft XXX de neiging oorzaken buiten zichzelf te zoeken, zodat ze het opgeeft in plaats van aan te pakken daar waar ze wel invloed heeft. XXX heeft behoefte aan een duidelijke en rechtlijnige aanpak zodat ze weet wat er van haar verwacht wordt en waaraan ze moet voldoen. Directe feedback op deze verwachtingen zorgt ook voor een realistisch zelfbeeld. XXX heeft voldoende begeleiding en directe aansturing nodig om te voldoen aan haar behoefte aan controle en zich veilig voelen. Een solitaire functie lijkt beter te passen dan een functie in een team / groep. Voor de sociale omgang met personen om haar heen heeft ze eveneens begeleiding nodig.
Binnen het project assessment hebben we gewerkt aan de hand van het volgende werkmodel:
Denken
Doen
Cognitief functioneren
Fysiek en arbeidscompetenties
Willen
Zijn
Drijfveren en motivatie
Sociale omgeving, persoonlijkheid en gedrag
| Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 30
Hieronder volgt een omschrijving van de bevindingen binnen ieder deelaspect van ons werkmodel, zoals dit voor XXX van toepassing is. Op basis van deze vier componenten hebben we het gezamenlijke advies geformuleerd. ZIJN
XXX is een negentienjarig meisje dat bekend is met autisme. Ze woont thuis bij haar moeder, haar vader is overleden en haar broer is reeds het huis uit. De onderlinge contacten worden als goed omschreven, hoewel ze haar broer niet heel vaak ziet. XXX heeft weinig sociale contacten, zowel niet met familie als niet met vrienden. Sinds twee jaar heeft ze een relatie. Ze lijkt alles af te stemmen op haar vriendje, waardoor andere sociale contacten minder geworden zijn. Ze doet vrijwilligerswerk binnen de stichting van haar moeder (XXX). In haar vrije tijd verzorgt ze graag dieren, luistert muziek, tekent en computert ze. XXX is redelijk zelfredzaam. In het verleden is er hulpverlening bij het gezin betrokken geweest. XXX is op de basisschool veel gepest, wat een traumatische ervaring voor haar geweest is. Op school blijkt dat XXX binnen de veilige, voorstelbare en gestructureerde klassenomgeving haar emoties doorgaans voldoende onder controle heeft. In minder veilige situaties kan ze echter zeer emotioneel reageren en lukt het haar minder goed om haar emoties te reguleren. Dit uit zich in teruggetrokken gedrag en verdriet. Met name in de pauzes raakt ze snel overprikkeld. Om problemen in de sociale interacties te reguleren heeft ze leerkracht in de nabijheid nodig. XXX heeft een WAJONG uitkering. Uit een persoonlijkheidsvragenlijst (NPV) blijkt dat XXX over zeer hoge gevoelens van inadequatie en sociale inadequatie beschikt. Daarmee lijkt er sprake te zijn van grote gevoelens tekort te schieten en een verminderd welbevinden zich mogelijk uitend in fysieke klachten. Ze voelt zich niet prettig in groepen en is ontevreden over de manier van sociale contactname. Ook haar zelfwaardering is laag. Gezien haar zeer hoge mate van dominantie zal ze graag de leiding en controle willen behouden en zich moeilijk kunnen voegen naar de mening van anderen. Haar mate van rigiditeit is hoog, wat betekent dat ze zich niet flexibel opstelt en vasthoudt aan (bekende) vaste patronen. Ook de mate van verongelijktheid is zeer hoog: ze heeft het gevoel dat anderen haar negatief benaderen en verantwoordelijk zijn voor haar negatieve gevoelens. Het niveau van ego-ontwikkeling van XXX blijkt binnen het zelfbewuste stadium te liggen (ZALC). Daarmee verloopt haar sociaal-emotionele ontwikkeling passend / gemiddeld t.o.v. leeftijdsgenoten. Over het algemeen kan gezegd worden dat personen binnen het zelfbewuste stadium zich richten op de eigen gevoelens, wensen en eigenschappen. Ze zijn gevoelig voor waardering en zijn bang te worden afgewezen om wie ze zijn. Ze nemen t.o.v. de gevoelens en gedachten van anderen en zichzelf een observerende houding aan en kunnen zich afzetten tegen stereotype verwachtingen. XXX geeft binnen deze vragenlijst aan dat ze heel bang is dingen verkeerd te doen en dat ze vaak in de problemen komt door de moeilijke weg te kiezen. Ze ervaart haar autisme als een grote belemmering. Ze is er trots op dat andere mensen haar in vertrouwen nemen. Conclusie XXX lijkt een in zichzelf gekeerd meisje met weinig zelfvertrouwen. Ze lijkt op dit moment niet lekker in haar vel te zitten. Ze houdt graag zelf controle, kan zich moeilijk voegen naar de mening / verwachtingen van anderen, terwijl ze de ander wel snel verantwoordelijk houdt voor haar gevoelens van onbehagen. Ze lijkt een hoog streefniveau te hebben, waar ze voor haar gevoel door haar autisme niet aan kan voldoen.
| Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 31
DENKEN
Het cognitief niveau van functioneren is in 1998 voor het laatst in kaart gebracht middels de WISC-R. Hieruit blijkt dat XXX over ‘beneden gemiddelde’ cognitieve vaardigheden beschikt in een harmonisch profiel (TIQ 86). Op de verbale schaal behaalt ze een ‘gemiddelde’ score (VIQ 94), op de performale schaal behaalt ze een ‘beneden gemiddelde’ score (PIQ 84). Haar korte termijn geheugen is erg zwak. Uit de handelingsplannen op school blijkt dat XXX op sommige vlakken heel slim is. Bij Engels zijn de methoden van school niet toereikend en ook op sommige maatschappelijke vlakken heeft ze veel kennis. Er wordt gewerkt met een leerplan, waarbij XXX duidelijk weet wat er wekelijks moet gebeuren. Ze loopt hier ver op vooruit. Ze volgt VMBO-BBL in de vakken Nederlands, Engels, maatschappijleer en biologie wat haar goed afgaat (gemiddeld een 8). Conclusie XXX beschikt over ‘beneden gemiddelde’ cognitieve capaciteiten waarbij haar talige kant licht sterker lijkt dan haar handelingsgerichte vaardigheden. Dit uit zich op school in goede prestaties op VMBO-B niveau, met name voor Engels.
DOEN
Binnen stages blijkt dat XXX de neiging heeft zichzelf sterk te overschatten. Ze geeft zelf aan alles al te kunnen, terwijl er nog veel leerpunten voor haar liggen. De docent bespreekt dit met haar, maar zelfinzicht blijkt moeilijk. Het is belangrijk dat ze meer zicht krijgt op zowel haar mogelijkheden als haar beperkingen. Er worden geen mogelijkheden gezien voor een reguliere werksetting, eerder wordt gedacht aan een beschermde werkplek of dagbesteding. XXX geeft zelf aan dat ze goed is in Engels, inzicht heeft in wat er te doen is en dat ze opdrachten goed uit kan voeren. Zelf ziet ze als beperkingen dat ze snel moe wordt, snel opgeeft en dat ze niet om kan gaan met drukke situaties waar veel mensen zijn. De scores in de vragenlijst doen zijn tot stand gekomen door het invullen van deze vragenlijst door de stagedocent. De antwoorden zijn gebaseerd op de informatie die op school aanwezig is.. Het zou wenselijk zijn deze lijst in te vullen aan de hand van langer durende observatie. Binnen dit onderzoek is dat echter nog niet mogelijk geweest en mag er aan deze uitkomst maar een beperkte waarde worden gehecht. XXX lijkt tot in behoorlijke mate in staat om te gaan met de competentie leren van de eigen fouten. (Dit geeft aan hoe iemand in staat is met kritiek om te gaan, de eigen fouten ziet, in staat is het eigen werk te controleren, en het gedrag of de handelingen daardoor te veranderen.) Uit de ingevulde lijst blijkt verder dat XXX bij de meeste competenties begeleiding nodig heeft. Het betreft dan met name: * Materialen en middelen inzetten. (Dit geeft aan in hoeverre iemand zorgvuldig om kan gaan met de spullen waarmee gewerkt wordt.) * Plannen en organiseren. (Dit geeft aan in hoe iemand in staat is om zelf de juiste dingen te pakken en doen in een juiste volgorde nadat er instructie is gegeven.) * Samenwerken en overleggen. (Dit geeft aan in hoeverre iemand in staat is om met leidinggevende en collega’s te werken, kan overleggen over werk, in staat is zelfstandig door te werken en communiceert over de wijze waarop de opdracht is afgerond.) * Op de behoefte en verwachtingen van de “klant”richten. (Dit geeft aan in hoeverre iemand in staat is flexibel om te gaan met opdrachten/richtlijnen en verwachtingen van het bedrijf/leidinggevende en de wensen van anderen zoals collega’s en klanten.) * Aandacht en begrip tonen. (Dit geeft aan in hoeverre iemand in staat is om voldoende aandacht en begrip te tonen om een normale werkrelatie in stand te houden.) Heel veel aandacht is er nodig voor de competenties: * Instructie en procedures opvolgen. (Dit geeft aan in hoeverre iemand in staat is om een opdracht goed uit te voeren nadat praktisch (voordoen) / mondeling of schriftelijk iets is uitgelegd.)
| Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 32
* Omgaan met veranderingen en aanpassen, (Dit geeft aan in hoeverre iemand in staat is om te gaan met veranderingen van de dagelijkse routine of omstandigheden zoals werkopdrachten, werkomgeving en naaste collega’s.) * Met druk en tegenslag omgaan. (Dit geeft aan in hoeverre iemand in staat is om niet op te geven als er iets verkeerd is gegaan, het werk niet lukt of aangeeft dat werk eigenlijk te zwaar is.) XXX stopt met werken als een opdracht haar niet lukt. Daarnaast blijkt dat bij de bijzondere aandacht nodig voor de competentie vakdeskundigheid toepassen. (Dit geeft aan in hoe lang iemand kan werken, hoe lang er zonder onderbreking geconcentreerd gewerkt kan worden en of er sprake is van een normaal werktempo.) De inschatting wordt gemaakt dat XXX zich ca 30 minuten aaneengesloten kan concentreren, tot maximaal 2 tot 4 uur per dag kan werken en een vertraagd werktempo heeft. (25-75%) Conclusie Uit de ingevulde lijst kan worden geconcludeerd dat XXX erg veel begeleiding nodig heeft. De aangegeven noodzakelijke begeleidingsintentie is van dien aard dat werken op de vrije arbeidsmarkt niet tot de mogelijkheden lijkt te behoren. Of XXX in additioneel werk aan de slag kan is de vraag. Met name dat ze slechts tot maximaal 4 uur per dag kan werken en dat ze stopt met werken als iets niet lukt geven vraagtekens bij het vermogen van XXX om dingen af te maken. Hierover kan slecht duidelijkheid ontstaan als er eventueel een WSW-indicatie wordt aangevraagd. Het zelfinzicht van XXX lijkt beperkt wat passend is voor haar autisme spectrum stoornis. In haar werk geeft XXX zelf aan dat ze niet kan functioneren op drukke plekken waar veel mensen zijn. WILLEN
De motivatie van XXX lijkt afhankelijk van haar welbevinden en van omgevingsfactoren. (informatie handelingsplannen school). XXX geeft zelf in een gesprek aan dat ze graag met dieren wil werken op een plek waar ze niet altijd met mensen hoeft samen te werken. Ook iets met koken zou ze leuk vinden, maar een restaurant lijkt haar te druk. Bij XXX is de vragenlijst motivatie afgenomen in een mondeling gesprek. Hieruit komt naar voren dat ze zich op school thuis voelt ondanks dat soms wordt lastiggevallen door een vriendin welke door haar vriendje is afgewezen. Ze heeft de indruk dat ze goed kan leren, dat ze haar boeken snel uit heeft en dat ze daardoor niet genoeg vooruit komt. Ze wil graag snel werken. Wel vindt ze het lastig dat er door de leraren te weinig discipline wordt gehouden waardoor er een ordeprobleem is waar ze liever niet tussen zit. Ze wil goed haar best doen en snel zijn, maar valt daarbij uit de toon. Thuis houdt XXX zich bezig met stichting Oase. Daar worden exotische kleine beesten gehouden. XXX ontvangt daar bezoekers, leidt deze rond, repareert automaten, zet de stroom aan en verzorgt dieren. Daar voelt ze zich goed omdat ze goed weet wat er moet gebeuren en ze kan mensen dingen vertellen. Ze vindt het wel vervelend dat ze daar te hard moet werken. Moeder geeft aan dat zij het nog drukker heeft waardoor XXX veel dingen moet doen. XXX zou graag doorleren want ze vindt het fijn om te leren. Ze weet echter niet of ze dat aankan en ze kent ook de mogelijkheden niet echt. Als ze niet meer naar school gaat wil XXX graag gaan werken maar ze weet niet of dat of dat ook echt lukt. Ze weet niet of ze goed genoeg met mensen om kan gaan. Als ze gaat werken wil ze het liefst iets met dieren doen want daarvan weet ze wat ze er aan heeft. Mensen liegen en dieren niet. Conclusie XXX heeft het idee dat haar mogelijkheden op school niet helemaal tot hun recht komen. Ze zou graag verder leren en gaan werken maar ze twijfelt of ze daarvoor voldoende capaciteiten heeft omdat ze moeite heeft met het omgaan met mensen. Voorkeuren lijken te liggen op de vlakken dierenverzorging of koken.
| Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 33
Dit project is uitgevoerd om leerlingen en ouders, docenten, professionals werkzaam op scholen en werkgevers, maar ook andere betrokken organisaties zoals UWV en MEE te inspireren en te motiveren om vroegtijdig samen te werken, zodat voor jongeren van het praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs een sluitende aanpak wordt gerealiseerd tussen school en werk. Daarnaast kan deze publicatie ook door schoolleiders, directeuren, afdelingsleiders en coördinatoren gebruikt worden om de zorgstructuur in combinatie met het arbeidsintegratieproces binnen hun organisatie (opnieuw) te organiseren. Organiseren is een continu proces van kijken, denken, doen en reflecteren. Het eindrapport is dan ook zeker geen ‘handboek’ dat pasklare antwoorden geeft op het optimaal organiseren van de arbeidsintegratie van jongeren die zeer moeilijk plaatsbaar zijn op de arbeidsmarkt. Meehelpen aan de arbeidsintegratie van deze jongeren is echter heel zinvol voor zowel de jongeren zelf, de docenten en medewerkers, de organisatie en de maatschappij. De publicatie is bedoeld te inspireren, om te kijken hoe het arbeidsintegratieproces in de eigen organisatie is georganiseerd en te stimuleren na te denken of het misschien ook anders kan …of anders moet?!
Iedereen heeft recht op zijn droom, Iedereen heeft talent, Iedereen heeft zijn grenzen, De kunst is jezelf te zijn binnen je grenzen!!
Het project is uitgevoerd door Tranfer & Expertise CentrumArbeidsintegratie SSONML. Projectleiding: Jack Kerkhofs. Projectteam: drs. E. Bartelds, mw. M. Janssens, dhr. B. Striekwold en drs. A. Vinke.
| Stichting Speciaal Onderwijs Noord en Midden Limburg | | Wylrehofweg 11, 5912 PM Venlo | Postbus 809, 5900 AV Venlo | | T (077) 3512947 | M 06-43450839 | E
[email protected] | I www.teca-ssonml.nl |
Pagina | 34