PROJECTVOORSTEL HOTSPOT OUDE VAART – REEST COM33 Klimaat voor Ruimte Projectbeschrijving (Hotspot), versie 27 april 2010 ID: COM33 1A. Gegevens project Titel project: Naar een duurzame en beeksystemen in Drenthe Verkorte titel: Hotspot Oude Vaart - Reest Startdatum: 01.05.2010 Einddatum: 01.05.2011
Hotspot Oude Vaart - Reest
klimaatbestendige
inrichting
van
1B. Gegevens projectleider Naam: Ing L.G. de Vree Instituut/organisatie: Provincie Drenthe Adres: Postbus 122, 9400AC Assen Email:
[email protected] Telefoonnummer: 0592-365917 / 06-52475094 Faxnummer: 0592-365216 Website adres: www.provinciedrenthe.nl
2.
Achtergrond van het voorstel
Historie en achtergrond van het voorstel; probleemstelling (maximaal één pagina): Beschrijving van het plangebied Drenthe kan grofweg worden geschetst als een omgekeerd soepbord: hoog en droog (Drents plateau) in het midden en laag in de randen. In de lage randen liggen steden als Meppel, Coevorden en, net over de provinciegrens, Groningen en Steenwijk. De beken zijn verbindende schakels tussen het plateau en de lage randen. De beekdalen zijn van oudsher belangrijke landbouwgebieden. De laatste decennia is voor een aantal beekdalen een beleidsmatige omslag gemaakt van een landbouwfunctie naar een natuurfunctie. Eén van de voorbeelden daarvan is de Reest. In enkele andere beekdalen, zoals de Oude Vaart, overheerst nog steeds de functie landbouw. De Oude Vaart ontspringt in het midden van Drenthe, op het Drents plateau, ten oosten van Orvelte en eindigt in Meppel, in het Meppelerdiep. Het beekdal doorsnijdt de provincie van oost naar (zuid)west. Het beekdal is sterk landbouwkundig ontwikkeld met een daarop afgestemde waterhuishouding en een tamelijk grootschalige verkaveling. Het beekdal bevat weinig natuurwaarden, met uitzondering van het gebied Rheebruggen. De Reest is voor een groot deel de grensrivier tussen Drenthe en Overijssel. Ook de Reest mondt in Meppel uit in het Meppelerdiep. De oude meandering is nog grotendeels intact. Het gebied is kleinschalig en er is een sterke verweving tussen landgebruiksfuncties. Het beekdal
herbergt hoge natuur- en landschapswaarden.
Context In de Ontwerp Omgevingsvisie Drenthe (december 2009) is het streven naar robuuste en klimaatbestendige beeksystemen als doelstelling opgenomen. Voor het gebied van de Oude Vaart, ter hoogte van Uffelte, is in de Omgevingsvisie de opdracht opgenomen om dit gebied door middel van een gebiedsgerichte uitwerking (de zgn. Gebiedsontwikkeling Uffelte-Ruinen – GUR) in te richten voor het vasthouden van water en voor natuur. Het doel is om natuurgebieden te verbinden en de wateropgave te realiseren. De resultaten van de hotspot Oude Vaart en Reest zullen worden benut voor de invulling van de gebiedsontwikkeling. In het Convenant Meppelerdiep zijn de te treffen maatregelen vastgelegd voor het gebied dat afvoert naar Meppel. Deze opgave, die voor de Oude Vaart grotendeels wordt uitgewerkt in de GUR, zal niet altijd kunnen samengaan met de huidige bedrijfsvoering van de landbouw. Het maatregelen uit het convenant zal ruimtelijke aanpassingen vergen. Dit biedt de mogelijkheid om de aanpassingen direct klimaatadaptief te maken en tegelijkertijd de bedrijfsvoering aan te passen op de verwachte toekomstontwikkelingen. Binnen het Programma Klimaat voor Ruimte is veel kennis ontwikkeld, zowel op gebied van mitigatie als adaptatie. Met name in het project Klimaat en Landbouw Noord Nederland is veel basale kennis verzameld. Er zijn echter nog weinig projecten waar deze kennis met elkaar verbonden wordt en integraal en gebiedsgericht wordt toegepast. De beide beeksystemen kunnen als proeftuin dienen om deze kennis integraal en gebiedsgericht toe te passen. De kennis uit het Klimaat voor Ruimte programma zal mede met behulp van klimaatateliers, die worden gestart onder de vlag van Kennis voor klimaat, worden toegepast in de gebiedsontwikkeling. In het Convenant Schone en Zuinige Agrosectoren (10 juni 2008) staan ambities voor het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen en worden mogelijkheden verkend voor energielandbouw of energieproducerende landbouw. Demografische krimp van de bevolking zijn een toenemend punt van zorg, met name op het platteland (Concept Omgevingsvisie Drenthe, 2010). Nieuwe sociaal economische impulsen voor de leefbaarheid zijn gewenst in dit gebied. Klimaatgestuurde problematiek Waterhuishouding Op het Drents plateau leidt klimaatverandering naar verwachting tot een (regenwater)afvoer met meer extremen, zowel minimale als maximale. In de zomer kan als gevolg van droogte en strengere eisen (KRW) de beschikbaarheid van water voor de landbouw kleiner worden. In de beken zal bij extreme droogte vooral in de bovenlopen schade optreden, de natuur zal hier onder leiden. Extreme neerslag leidt tot wateroverlast in de lage delen en in de steden die daar liggen. In 1998 hebben delen van Meppel onder water gestaan. Om dit te voorkomen zijn de maatregelen tot 2015 voor het gebied dat afstroomt naar Meppel vastgelegd in het Convenant Meppelerdiep. Deze maatregelen zijn gericht op het vasthouden en bergen van grotere hoeveelheden water in de beekdalen en in waterbergingsgebieden (de wateropgave). Twee specifieke problemen doen zich voor op het gebied van waterhuishouding en klimaat • Beide beeksystemen zijn in belangrijke mate afhankelijk van de aanvoer van
•
kwelwater. Klimaatverandering kan leiden tot veranderingen in de afvoerkarakteristieken, het droogvallen van bovenlopen, een hogere oppervlaktewater temperatuur en toename van de nutriëntenbelasting bij oppervlakkige afstroming bij piekbuien. Het water in beide beeksystemen is nodig voor de landbouw (beregening) en heeft ook ecologische waarden. Droogte in het beekdal is funest voor veel typen natuur, evenals toevloed van nutriënten door het bevloeien met gebiedsvreemd water of het afspoelen van nutriënten bij piekbuien. Het gebied functioneert als afwateringssysteem voor het regenwater dat vanaf het Drents plateau wordt afgevoerd naar Meppel. Grotere neerslaghoeveelheden vanwege klimaatverandering leiden tot wateroverlast en mogelijk grote schade in Meppel.
Ziekten en plagen Niet alleen de waterhuishouding ondervindt gevolgen van klimaatverandering. Ook ziekten en plagen zullen naar verwachting meer voorkomen en de landbouw zal hier meer last van gaan krijgen. Beide beekdalen kennen verschillende karakteristieken. De landbouw in het Reestdal is ondergeschikt aan of verweven met de natuur. In de Oude Vaart is landbouw de hoofdfunctie. Zonder aanpassingen zal er in de beekdalen, met name vanwege veranderende klimatologische omstandigheden, geen levensvatbare landbouw mogelijk zijn. Ook in de toekomstvisie voor beide beekdalen zullen zich waarschijnlijk verschillen openbaren. Veenoxidatie Een derde probleem, dat samenhangt met een veranderende waterhuishouding, is veenoxidatie. De veenbodems in de beekdalen staan (deels) bloot aan oxidatie. Deze veenoxidatie leidt tot bodemdaling, waardoor extra maatregelen noodzakelijk zijn voor het waterbeheer. Veenoxidatie leidt ook tot extra eutrofiëring met negatieve gevolgen voor de natuur. Daarnaast impliceert veenoxidatie tot extra uitstoot van broeikasgassen. Een hoger waterpeil zou een mogelijke oplossing zijn. Natuur Tenslotte krijgen ecosystemen, die afhankelijk zijn van regenwater en natte ecosystemen die afhankelijk zijn van een hoge grondwaterstand, het onder drogere omstandigheden extra moeilijk. Voor aquatische ecosystemen geldt dat schommelingen in de afvoer van water nadelig zullen zijn. Probleemstelling De onderzoeksprogramma’s KvR en KvK bieden inmiddels voldoende handvatten voor het formuleren van probleem en locatie specifieke klimaatmaatregelen. De realisatie hiervan in de praktijk is echter weerbarstig. 1. Klimaatproblematiek: Beide beekdalen kampen met een bedreiging door klimaatverandering op het gebied van de waterhuishouding, als gevolg van ziekten en plagen, door veenoxidatie en op het gebied van natuur. Er zijn (klimaat)maatregelen nodig om de waardevolle beeksystemen te behouden en zo mogelijk te ontwikkelen, maar deze maatregelen zullen moeten worden gerealiseerd binnen de gegeven maatschappelijke context van een levensvatbare landbouw, een robuuste natuur en een leefbaar platteland. Het streven naar win – win situaties, maar ook heldere communicatie over de noodzaak en de keuzes tussen verschillende adaptatiestrategieën en samenwerking met stakeholders is een randvoorwaarde om te komen tot maatschappelijke acceptatie. 2. Kennisdoorwerking: De doorwerking van de verworven klimaatkennis uit Klimaat voor Ruimte en Kennis voor Klimaat op gebiedsniveau verloopt moeizaam. Dit heeft ondermeer te maken met het feit dat er een grote afstand ervaren wordt tussen de wetenschappelijke kennis en de maatschappelijke acceptatie daarvan, maar ook door de ruimtelijke vertaling van de consequenties van de handelingsperspectieven. Door
middel van het organiseren van klimaatateliers kan deze afstand verkleind worden en kunnen concrete oplossingen ontwikkeld worden die vormgeven aan klimaatbestendigheid in de beekdalen. 3. Integrale benadering: Vanwege de verwevenheid van functies zullen maatregelen voor het klimaatbestendig maken van een bepaalde functie direct doorwerken naar andere functies en omgekeerd. Dit stelt hoge eisen aan het ontwikkelen van levensvatbare en integrale scenario’s. Door het integraal opnemen van klimaatgestuurde maatregelen in de scenario’s wordt de klimaatbestendigheid van de gebiedsopgave vergroot. Het project Gebiedsontwikkeling Uffelte-Ruinen biedt mogelijkheden voor toepassing in een praktijkcase. Deze probleemstelling is aanleiding om voor beide beekdalen een project te starten waarin verworven klimaatkennis wordt toegepast en gebruikt om niet alleen klimaatmaatregelen te definiëren, maar ook aandacht te schenken aan functionele verweving op het gebied van klimaatadaptatie, water, duurzame landbouw en robuuste natuur en tegelijkertijd de leefbaarheid van het gebied te vergroten.
3.
Doel en doelstellingen van het onderzoek
a. Doel en doelstellingen (maximaal één pagina): Doelstelling Centrale doelstelling in de hotspot is om, samen met belanghebbenden in het gebied, voor beide beeksystemen klimaatbestendige scenario’s te ontwikkelen met de kennis die is vergaard in de programma’s Klimaat voor Ruimte en Kennis voor Klimaat. De scenario’s zullen ingaan op de aanpassingen van functies aan klimaatverandering, het leveren van een bijdrage aan het beperken van de uitstoot van broeikasgassen en de kansen voor duurzame energieproductie. Daarbij wordt ingezet op een robuuste, klimaatbestendige inrichting van het beeksysteem, gecombineerd met een duurzame landbouw en natuurontwikkeling. De scenario’s zullen inzichtelijk maken welke maatregelen de duurzaamheid (economisch, ecologisch en sociaal) van beide beeksystemen versterken ten opzichte van de situatie met klimaatverandering waarbij geen adaptatie- en mitigatiemaatregelen worden genomen. Daartoe wordt: 1. De beschikbare kennis over klimaatbestendigheid, zowel op het terrein van mitigatie als adaptatie, verzameld, geschikt gemaakt en gedeeld met belanghebbenden in het gebied; 2. Gezamenlijk met belanghebbenden, in de vorm van klimaatateliers, toekomstscenario’s opgesteld, waarmee de afstand tussen wetenschappelijke kennis en maatschappelijke praktijk wordt verkleind; 3. De klimaatbestendige scenario’s worden onderdeel van gebiedsontwikkelingsprocessen, zoals de Gebiedsontwikkeling Uffelte Ruinen (GUR), waardoor bestuurlijk commitment kan ontstaan. Naast de focus binnen de hotspot op het identificeren van knelpunten en oplossingsrichtingen en het op het in gang zetten van een proces van samenwerking met belanghebbenden via klimaatateliers, gericht op het verkrijgen van het instrumentarium en het draagvlak om veranderingsprocessen te faciliteren, richt de hotspot zich ook op het vergelijken van de adaptatiestrategieën en inrichtingsvoorstellen voor beide beeksystemen. De vraag of de effectiviteit en acceptatie van adaptatiestrategieën verschilt tussen beide gebieden en in welke mate die verschillen tot gebiedskarakteristieken (fysiek en sociaal) te herleiden zijn dient inzicht te leveren in de mate waarin de uitkomsten zijn te generaliseren.
b. Aansluiting bij doelstellingen van Klimaat voor Ruimte onderzoek: Klimaatverandering leidt enerzijds tot veranderingen die een aangepaste ruimtelijke inrichting vereisen en gevolgen hebben voor de beleidskeuzes met betrekking tot de ruimtelijke ordening. Anderzijds kan een gebiedsgerichte ontwikkeling bijdragen aan het terugdringen van de effecten van klimaatverandering. Het verbinden van adaptatie en mitigatie op regionaal niveau wordt in de praktijk nog niet veel toegepast, maar biedt belangrijke voordelen in het tegemoet treden van klimaatverandering. Om hier mee om te gaan is inzicht nodig in de mogelijkheden en kansen die klimaatverandering, maar ook het benutten van duurzame energie en lokale energiepotenties, bieden en de wijze waarop het proces tussen de verschillende actoren is georganiseerd. In het project zal intensief gebruik worden gemaakt van de ervaringen en mogelijkheden die via het programma Klimaat voor Ruimte (en Kennis voor Klimaat) aan te boren zijn. 1. Benutten en toepassen van kennis die in het Klimaat voor Ruimte programma is ontwikkeld in de praktijk. De hotspot fungeert als een proeftuin voor het benutten van onderzoek dat binnen het Klimaat voor Ruimte beschikbaar is zowel op het gebied van mitigatie als adaptatie. Daarbij zal met name aansluiting worden gezocht bij de resultaten van de hotspot Klimaat en Landbouw Noord Nederland (A21) en Adaptatie EHS (A2). 2. Het gebiedsproces in beide beekdalen kan gebruikt worden als case voor wetenschappelijk onderzoek binnen het programma. Daarnaast biedt de hotspot de mogelijkheid de ervaringen met het toepassen van wetenschappelijke kennis in de praktijk te evalueren en te gebruiken in andere praktijkcases. Tenslotte kunnen ervaringen uit de praktijk ook het wetenschappelijk onderzoek aanscherpen en beter bruikbaar maken voor de praktijk. 3. Door systematische vergelijking van beide beeksystemen wordt inzicht gekregen in de effectiviteit van adaptatiestrategieën die ook naar andere gebieden te vertalen is (bijvoorbeeld sectorale klimaatadaptatie voor landbouw of integrale klimaatadaptatie voor landbouw, water en natuur). 4. Verspreiding van kennis in algemene zin. Tijdens en na afloop van het project wordt de verworven kennis breed verspreid (overheden, kennisinstellingen en organisaties).
4.
Onderzoeksvragen en maatschappelijke relevantie
Onderzoeksvragen en maatschappelijke relevantie (maximaal twee pagina’s): Onderzoeksvragen: De belangrijkste kennisvragen uit het project zijn: • Wat is de impact van klimaatverandering op landbouw en natuur in de beekdalsystemen Reest en Oude Vaart; • Hoe klimaatbestendig zijn landbouw en natuur in het Reest en Oude Vaart beekdal in de huidige situatie; • Waar liggen de belangrijkste knelpunten als gevolg van klimaatverandering voor landbouw en natuur en waar is de urgentie om adaptatiemaatregelen te nemen het grootst; • Welke maatregelen leiden tot een klimaatbestendiger beekdalsysteem en landbouw? • Hoe kunnen gedragen maatregelen samen met overheden, kennisinstellingen en organisaties gedefinieerd worden, op welke wijze kan dat het beste georganiseerd worden en hoe verschilt dat tussen gebieden die verschillen in mate van verwevenheid van landgebruikfuncties; • Welke verschillen zijn er qua adaptatie strategieën voor landbouw en water, tussen beide beeksystemen en welke algemeen toepasbare maatregelen kunnen worden gedefinieerd. • Wat is de bijdrage die beekdalen kunnen leveren aan het bereiken van de mitigatiedoelstellingen. Kennis van het hydrologische systeem bij het waterschap Reest en Wieden en nader onderzoek vanwege het Gebiedsontwikkelingsproject Uffelte Ruinen wordt gebruikt om randvoorwaarden te schetsen voor toekomstige ontwikkelingen m.b.t. de waterkwaliteit en -kwantiteit. Hiervoor wordt kwalitatieve kennis over de gevolgen van klimaatverandering verbonden aan hydrologische modellen van het waterschap. Uitgangspunt daarbij zijn het G en W+ scenario 2006 van het KNMI, als de twee meest uiteenlopende. Naast het beantwoorden van bovenstaande kennisvragen zal communicatie over bestaande wetenschappelijke kennis over effecten van klimaatverandering met het gebied een belangrijke rol spelen. Bestaande kennis wordt daarmee overgedragen naar het gebied en levert daardoor de mogelijkheid om, samen met het gebied, antwoorden te genereren voor de kennisvragen, waarbij klimaatateliers als een strategisch hulpmiddel wordt ingezet. Binnen de ateliers is ruimte voor boeren, recreatieondernemers, terreinbeheerders, gemeenten en anderen, ook voor kritische deelnemers. Deelnemers worden benaderd via hun brancheorganisaties. Maatschappelijke relevantie: De beekdalen zijn bij uitstek gebieden waar de effecten van de klimaatverandering merkbaar zullen zijn. Dat wordt ten eerste veroorzaakt doordat beeksystemen zeer kwetsbaar zijn voor klimatologische veranderingen. Daarnaast worden de in het gebied aanwezige functies landbouw en natuur in sterke mate beïnvloed door klimaatverandering, met name door veranderingen in de waterhuishouding. De veranderende neerslagpatronen, met alle gevolgen voor de waterhuishouding van dien en het groeien van ziekten en plagen leidt ertoe dat de natuur en de landbouw zwaar onder druk komen te staan. De maatschappelijke waarden van de ecologische structuur in de beekdalen van Drenthe en van de landbouw in dit gebied zijn groot. Een marginalisering van de natuur en een verminderde levensvatbaarheid van de landbouw als gevolg van klimaatverandering zou de kwaliteit van leven en werken in het landelijk gebied van Drenthe in hoge mate onder druk kunnen zetten. Dat zou op zijn beurt kunnen leiden tot het wegtrekken van inwoners en
het inzetten van een neerwaartse spiraal.
5.
Beschrijving van het onderzoeksproject
Beschrijving van het onderzoeksproject; werkwijze, methode en implementatieplan (maximaal vijf pagina’s): Het project wordt opgezet in vijf fasen, die telkens worden afgesloten met een bestuurlijk consultatiemoment (zie schema).
Fase 1
Modelberekeningen
Fase 2
Verkennen problematiek
Vorming klimaatateliers
Stellen van doelen in Klimaatatelier
Fase 3 Maatregelen whh
Maatregelen landbouw en natuur
Fase 4
Fase 5
Integratie / design
Formulering pilots
Bestuurlijke consultatie momenten
Bestuurlijke reflectie
NB: de klimaatateliers zullen actief zijn in fase 2, 3 en 4. Fase 1 Uitgangssituatie In de eerste fase wordt op grond van de beschikbare kennis, met gebruikmaking van het bij het waterschap beschikbare, en vanwege de GUR te verbeteren hydrologische model, aangegeven wat de invloed is van klimaatverandering op beide beeksystemen. Hierbij wordt uitgegaan van de klimaatscenario’s G en W+. De centrale vraag daarbij is hoe het hydrologisch functioneren van het beeksysteem verandert en wat daarvan de invloed is op bijvoorbeeld de temperatuur, de chemische en biologische waterkwaliteit, de stroomsnelheden en het droogvallen van bovenlopen van beide beeksystemen. Analytisch zal worden aangegeven wat het effect is van de scenario’s op de verschillende parameters. Daarnaast zal voor beide gebieden de algemene kennis omtrent de invloed van de klimaatverandering op het functioneren van de landbouwkundige en ecologische systemen worden vertaald naar het lokale niveau. Daarbij zal gebruik worden gemaakt van verschillende KvR projecten (onder andere A2, A6, A12, A19, A21 en IC11). De informatie zal op een niveau worden gebracht dat zij inzichtelijk en begrijpelijk is voor betrokkenen in het gebied. Tegelijk met het verzamelen en bewerken van de beschikbare relevante informatie zal begonnen worden met het samenstellen van twee klimaatateliers (één in ieder beekdal). Deze ateliers bestaan uit verantwoordelijke overheden, organisaties en deskundigen/ wetenschappers. Zij staan onder
leiding van een ervaren procesmanager. Bij de samenstelling van de klimaatateliers zal gebruik worden gemaakt van IC8 en IC10. Fase 2 Doelen stellen De tweede fase is bedoeld om gezamenlijk in elk gebied, in de vorm van een klimaatatelier (bijeenkomst 1), de problemen voortkomend uit klimaatverandering te herkennen en erkennen en daarna met elkaar doelen en randvoorwaarden vast te stellen. Het proces in de eerste bijeenkomst van het klimaatatelier is er op gericht barrières tussen partijen te laten verdwijnen. Het na te streven doel is een commitment van de partijen ten aanzien van de doelen. De doelen worden samen met de partners in het gebied uitgewerkt. Hierbij hoort ook het benoemen van indicatoren voor het bereiken van deze doelen. Doelen zullen worden geformuleerd op het gebied van: • Het functioneren van een klimaatadaptieve waterhuishouding in het beeksysteem; • De gewenste klimaatbestendige agrarische bedrijfsstructuren; • De gewenste klimaatadaptieve ecologische structuur. Input vanuit de volgende projecten is in deze fase voorzien: • ME1: De broeikasgasbalans van Nederlandse natuurlijke en landbouw-ecosystemen • ME3: Invloed van landgebruik, landgebruikgeschiedenis en management op de koolstofvoorraad in de bodem in Nederland • A2: Adaptatie van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS) • A21: Klimaat en Landbouw in Noord-Nederland • IC2: Integrale analyse van vermindering van uitstoot voor regio’s, sectoren, bronnen en broeikasgassen • IC11: Socio-economische scenario’s voor klimaatstudies (in fase 1) • A19: Het bepalen van de adaptatieve capaciteit van de landbouw in Nederland voor de effecten van klimaatverandering onder verschillende markt- en beleidscenario’s Fase 3 Gereedschapskist In deze fase worden de maatregelen geformuleerd die noodzakelijk zijn om de doelen, zoals geformuleerd in de vorige fase, te kunnen bereiken. Daarbij wordt in eerste instantie gefocust op de drie meest relevante thema’s : landbouw/natuur/waterhuishouding. De maatregelen worden benoemd en vervolgens beoordeeld op de mate waarin zijn adaptatief dan wel mitigatief zijn en uiteindelijk op hun effectiviteit. Dit wordt per maatregel en per gebied gedaan. Daarnaast wordt per maatregel aangegeven in welke mate de maatregel uit oogpunt van kosten en maatschappelijk draagvlak realiseerbaar is. In dit deel van het proces zullen de deskundigen en wetenschappers een voortrekkende rol hebben. Zij dragen een scala aan maatregelen aan, die vervolgens aangevuld kunnen worden door de leden van het atelier en komen met een eerste beoordeling van de effectiviteit. De weging van maatschappelijk aanvaardbaarheid vindt plaats in de tweede bijeenkomst van het klimaatatelier. Hierin worden ook integrale adaptatiemaatregelen geformuleerd en beoordeeld. Op deze manier ontstaat een groslijst aan mogelijkheden, een zogenaamde “gereedschapskist”. Deze gereedschapskist bevat mogelijke oplossingsrichtingen en maatregelen voor een klimaatbestendig beeksysteem met een klimaatbestendige en levensvatbare landbouw en een klimaatbestendige natuur. De gereedschapskist is gevuld met praktische en wetenschappelijke kennis die bij elkaar gebracht is. De vormgeving van de gereedschapskist moet nader gekozen worden (handboek, rapport, schetsboek, CD-ROM) Fase 4 Integrale scenario’s In de vierde fase wordt de verworven kennis geïntegreerd en omgezet in integrale scenario’s / structuurbeelden voor de beide beeksystemen. Er worden daarbij scenario’s ontwikkeld met adaptatie en zonder adaptatie en er worden twee tijdshorizonnen in beschouwing genomen, namelijk 2050 en
2100. De scenario’s bestaan uit verschillende kaartbeelden, visuele impressies en toelichtingen in tekst. Deze beelden worden samengesteld in de derde bijeenkomst van de klimaatateliers. Daarin worden de structurerende ruimtelijke ingrepen beschreven die zowel op het terrein van mitigatie als adaptatie van belang zijn. Daarbij ligt de focus in het beekdal van de Oude Vaart op landbouw en water. De consequenties van mogelijke maatregelen worden wel doorvertaald naar andere sectoren, zoals natuur en recreatie. In het natuurlijker beekdal van de Reest wordt een integrale aanpak nagestreefd. Deze aanpak geeft de mogelijkheid om de Oude Vaart (landbouw beekdal) en Reest (natuurlijk beekdal) met elkaar te vergelijken. Aan het eind van het proces wordt besproken op welke manier de resultaten van de hotspot optimaal kunnen worden verbonden met lopende planvormingsprocessen, zoals de mogelijkheid om de structuurbeelden om te zetten in een Ruimtelijke aspectenvisie Klimaatbestendigheid (als bedoeld in de nieuwe Wet RO). Tot slot worden in de klimaatateliers enkele pilotprojecten gedefinieerd en wordt een verbinding gelegd met het Gebiedsontwikkelings-project Uffelte Ruinen. Fase 5 Reflectie Ten slotte wordt in de vijfde fase gereflecteerd op het proces, in inhoudelijke, procesmatige en bestuurlijke zin. In een beknopte analyse worden de bestuurlijke stappen en besluitvorming geanalyseerd en wordt een advies opgesteld over de beste manier om integrale klimaatbestendigheid van de waterhuishouding, landbouw en natuur in beeksystemen te bereiken. Daarnaast wordt in deze fase een vergelijking gemaakt tussen de processen en de uitkomsten van de beide beeksystemen. Nagegaan zal worden of de geconstateerde verschillen herleid kunnen worden tot verschillen in landgebruik, geomorfologische of sociaal economische structuren in beide beeksystemen en wat voor consequenties dit zou kunnen hebben voor andere beeksystemen in Nederland. Verschillende lijnen komen bij elkaar in een slotsymposium, gericht op regionale overheden die staan voor de uitdaging van een klimaatbestendige inrichting van beeksystemen in Nederland. Tenslotte wordt het project geëvalueerd en gerapporteerd.
6.
Onderzoeksresultaten
6a. Producten Fase 1 Uitgangssituatie 1. Hydrologische uitgangssituatie en de effecten van klimaatverandering op waterhuishouding landbouw en natuur Fase 2 Doelen stellen 2. Gedragen doelstellingen door de stakeholders Fase 3 Gereedschapskist 3. Rapportage gereedschapskist Fase 4 Integrale scenario’s 4. Rapportage integrale scenario’s Fase 5 Evaluatie 5. Bestuurlijke reflectie 6. Eindrapportage Disseminatie
a. b. c. d. e. f.
Website (via de provincie-site) Eindrapportage Hotspot Drentse Beken Slotsymposium Hotspot Drentse Beken Artikel in Nieuwe Oogst en in het blad van Drentsch Landschap Presentaties (inter)nationale symposia en conferenties Uitvoering communicatiestrategie Drentse Beken
6b. Bijdragen aan kennisoverdracht en verspreiding (mijlpalen) 1. Website (bestaand) 2. Per beeksysteem (tenminste) 3 klimaatateliers 3. Bewustwording agrariërs over impact klimaatverandering 4. Bewustwording organisaties over impact klimaatverandering 5. Slotsymposium 6. Presentaties (inter)nationale congressen 6c. Bijdragen aan toepassing van onderzoeksresultaten (mijlpalen) 1. Rapportage hydrologische uitgangssituatie 2. Rapportage doelstellingen 3. Rapportage gereedschapskist 4. Rapportage scenario’s 5. Rappportage bestuurlijke reflectie 6. Eindrapportage 6d. Ontstaan van nieuwe samenwerkingsverbanden • Samenwerking tussen wetenschap en agrarisch bedrijfsleven • Samenwerking op gebiedsniveau tussen landbouw, natuur en overige belangen • Samenwerking binnen consortium: wetenschap, overheden, bedrijfsleven
7.
Communicatiedoelen, doelgroepen en strategie
7a. Communicatiedoelen (maximaal een halve pagina): a) Communicatie vanuit Klimaat voor Ruimte over de inhoud van onderzoek en de toepasbaarheid in andere regio’s. b) Communicatie vanuit het gebied naar Klimaat voor Ruimte over de mate aan toepasbaarheid van de kennis en eventuele haken en ogen. c) Communicatie richting de overheden en organisaties over het verschaffen van een positief imago. 7b. Doelgroepen:*
1. landelijke politiek 2. rijksoverheid 3. regionale overheden 4. publiek (burgers en boeren) 5. private sector 6. NGO’s en belangenorganisaties 7. wetenschap en onderzoek 8. media
x x x x x x x x
* svp aanvinken wat van toepassing is 7c. Communicatiestrategie (maximaal drie pagina’s): De communicatie richt zich op het creëren van bewustwording van klimaatverandering en
draagvlak voor klimaatmaatregelen. Het gaat hierbij zowel over de interne communicatie (binnen de ateliers) als de externe communicatie. Tegelijkertijd wordt ingezet op het versterken van de participatie van individuele stakeholders en het transparant maken van het participatieproces. De communicatiestrategie is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: • Klimaatverandering is onomkeerbaar en aanpassing is vereist; • Klimaatverandering biedt ook kansen en dat zal een ieder kunnen ervaren; • De (duurzame) energiepotenties op lokale schaal kunnen een wezenlijke bijdrage leveren aan het energiegebruik en het beperken uitstoot broeikasgassen; • De communicatie dient rekening te houden met onzekerheden van lange termijn voorspellingen; • De klimaatateliers bieden goede mogelijkheden voor het toepassen van wetenschappelijk klimaatonderzoek in de praktijk. De communicatie kent specifieke boodschappen voor spelers op het regionale schaalniveau. In beide beekdalen zal worden gewezen op kansen om mee te doen en zelf bewust te kiezen voor maatregelen die bijdragen aan een klimaatbestendig beeksysteem. De specifieke boodschappen zullen zijn: verbeteren van de kwaliteit van de waterhuishouding van het beeksysteem, verbeteren van de leefbaarheid van het platteland, creëren van innovaties op het gebied van klimaat en energie. De inzet is primair gericht op de betrokken overheden en organisaties. 7d. Beoogde resultaten: 1. Kennis omtrent klimaatproblematiek bij organisaties en overheden, betrokken bij beekdalen. 2. Kennis omtrent de maatregelen en ontwikkelingspotenties in beekdalen bij betrokkenen ter plekke en bij andere beekdalen in Nederland. 3. Kennis bij de lokale overheden over de effectiviteit van het toegepaste gebiedsproces 4. Kennis over de toepassingsmogelijkheden van klimaatateliers 5. Kennis over de mogelijkheden van klimaataanpassingen in het GUR.
8.
Consortium
8a. Betrokken partners
(partners met BSIK subsidie) naam organisatie Partner 1 Provincie Drenthe Partner 2 Alterra Partner 3 PRI Partner 4 Project Atelier 119 * zie rubriek 4b voor categorieën
contactpersoon W. Huizing W. Geertsema J. Verhagen H. Schotman
Type organisatie* Publiek Wetenschap Wetenschap Privaat
8.1 Overige betrokken partijen Naast het consortium zullen nog een aantal partijen betrokken worden, voor het uitvoeren van werkzaamheden dan wel als deelnemer in de klankbordgroep. Het gaat in elk geval om de volgende partijen: • LTO-Noord • Waterschap Reest en Wieden
• • • • • • • • •
Provincie Overijssel RUG-Bedrijfskunde Klimaat voor Ruimte – relevante projecten Stichting het Drentsche Landschap Stichting Landschap Overijssel Natuur en Milieufederatie Drenthe Brede Overleggroep Kleine Dorpen DLG Gemeenten Midden-Drenthe, Westerveld, Meppel, De Wolden, Staphorst en Hardenberg
8c. Beschrijving van de organisatiestructuur, inclusief de participatie van organisaties die betrokken zijn bij het project (maximaal één pagina): Het project wordt getrokken door de provincie Drenthe. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering ligt bij een projectgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de organisaties in het consortium, de provincie Overijssel en het Waterschap Reest en Wieden. De provincie Drenthe vervult het voorzitterschap en het secretariaat. Bestuurlijke punten worden voorgelegd aan de Stuurgroep voor de gebiedsontwikkeling Uffelte-Ruinen en de Stuurgroep voor het Reestdal. De projectgroep stuurt 2 klimaatateliers aan. De ateliers worden gevormd uit de betrokken organisaties in het betreffende beekdal, aangevuld met deskundigen die in staat zijn de wetenschappelijke kennis enerzijds gebiedsgericht en anderzijds in eenvoudige bewoordingen beschikbaar te maken voor de overige aanwezigen. Het atelier wordt geleid door een procesmanager met ervaring op het gebied van creatieve interactieve groepsprocessen. De projectgroep draagt zorg voor de uitvoering en coördineert de aansturing van de deelonderzoeken, de voorbereiding van de klimaatateliers, de communicatie over het project en de verbinding met het Gebiedsgerichte project Uffelte-Ruinen. De projectgroep rapporteert aan het bestuur van Klimaat voor Ruimte en aan GS, gemeenteraden en waterschapsbesturen.
9. Projectteam 9a. Vul hiervoor de personen van het projectteam in het TEAM_COST template in. Leo de Vree (Provincie Drenthe) Peter Roozenbeek (Waterschap Reest en Wieden) Francien Westendorp (provincie Overijssel) Willemien Geertsema (Alterra) Jan Verhagen/Ben Schaap (PRI) Kaj van de Sandt (Programmabureau Klimaat; agendalid) Herman Schotman (Projectatelier 119) 9b. Vul hiervoor het CV template in van de personen uit het projectteam.
10. Implementatieplan en tijdplanning 10a. Implementatieplan voor projectfases en resultaten (maximaal één pagina): Planning Start project ste 1 fase de 2 fase de 3 fase de 4 fase de 5 fase
10b. 2. 3. 4. 5. 6.
september 2010 september-november 2010 december-januari 2011 februari-maart 2011 april-mei 2011 juni 2011
Tijdplanning Activiteiten, resultaten Fase 1: Fase 2: Fase 3: Fase 4: Fase 5:
2009
2010 X X
2011 X X X X
11. Welke samenhang is er met andere communicatie- en onderzoekprojecten?
11a. Met welke andere communicatie en/of onderzoeksprojecten binnen het programma Klimaat voor Ruimte? Projectnummer Projecttitel Omschrijving van samenhang HSOV1A Climate effects on Kennis te gebruiken decomposition in drained peat meadows: implications for peat
subsidence and water quality
HSOV1B
Climate quality:
influence which
on
water
trends
Kennis te gebruiken
are
already apparent?
HSOV1c
Managing climate effects in peat
Kennis te gebruiken
meadows and shallow lakes
VBR12
Klimaatverandering
het
Kennis te gebruiken
van
Kennis te gebruiken
en
effect op natuur & landbouw
VBR14
Het
effect
klimaatverandering
op
de
milieukwaliteit
A02
Adaptatie van de Ecologische
Kennis te gebruiken
Hoofd Structuur (EHS)
A12 A19
Definitiestudie Landbouw Het bepalen van de adaptatieve
Kennis te gebruiken Kennis te gebruiken
capaciteit van de landbouw in Nederland voor de effecten van klimaatverandering verschillende
onder
markt
en
beleidscenario’s
A21
Hotspot Klimaat en Landbouw in
Kennis te gebruiken
Noord Nederland
IC02
Integrale
analyse
van
Kennis te gebruiken
vermindering van uitstoot voor regio's, sectoren, bronnen en broeikasgassen
IC03
Landgebruiksontwikkelingen een
veranderend
klimaat
in
Kennis te gebruiken
-
LANDS
IC08
Onderzoek naar methodes om
Kennis te gebruiken
op interactieve wijze kennis van experts
en
stakeholders
bij
elkaar te brengen - PROFILES
IC11/COM24
Socio-economische
scenario’s
Kennis te gebruiken
voor klimaatstudies
11b. Met welke andere communicatie en/of onderzoeksprojecten buiten het programma Klimaat voor Ruimte? Instelling Projecttitel Omschrijving van samenhang Provincie “Duurzaam boer blijven De studie richt zich op het sluiten van Drenthe in Drenthe” mineralenkringlopen op het schaalniveau van een agrarisch bedrijf. Aanvankelijk met als doel de kwaliteit van het milieu, met name bodem en water, te verbeteren en kostenbesparingen te realiseren door een lager gebruik van meststoffen. Maar nu ook ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Provincie “Groen Blauwe Richt zich op het ontwikkelen en aanbieden
Drenthe
diensten”
Provincie Drenthe
Gebiedsontwikkeling Uffelte Ruinen
WUR, KWR, waterschappen en provincies (KvK)
Hotspots droge rurale gronden Noord Brabant en Gelderland)
Provincie Overijssel
Landbouw op peil
LTONederland
Deltaplan landbouw
Provincie Drenthe
Landbouw en klimaat in Drenthe.
van groen - blauwe diensten. Het betreft diensten die agrariërs kunnen aanbieden voor een financiële vergoeding. Deze diensten gaan ondermeer over de wateropgave in een gebied, in het bijzonder het vergroten van de mogelijkheden voor het vasthouden en bergen van water. Opdracht in de (concept) Omgevingsvisie Drenthe 2010, met een water- en natuuropgave voor een deel van de Oude Vaart Twee verwante projecten gericht op twee provincies. Analyse van mogelijkheden en noodzaak voor klimaatadaptatie voor water, natuur en landbouw. In Noord Brabant meer bottum-up, in Gelderland meer top-down. Centraal binnen het programma Landbouw op peil staat het kennis vergaren over, en ervaring opdoen met, het handhaven van een vitale landbouwfunctie bij een als gevolg van klimaatverandering veranderend grond- en oppervlaktewaterregime. De agrarische sector haar wil haar verantwoordelijkheid voor een toekomstbestendig waterbeheer en kan dat ook des te beter doen naarmate zij kan innoveren en groeien. De broeikasgasemissies van de landbouw zijn voor Drenthe in kaart gebracht. Het betreft de emissies uit de jaren 1990 en 2007. Daarnaast worden maatregelen beschreven om tot emissiereductie te komen en is een scenario doorgerekend voor 2020.
12. Knelpunten en oplossingen Toelichting op knelpunten en oplossingen, indien deze worden voorzien (maximaal een halve pagina): voorlopig niet