OPS Schilders 1/2/1999 tot 1/6/1999
PROJECTVERSLAG
Project ’Schilders’- OPS’ Projectnummer A 219 Amsterdam, juni 2000
Looptijd project: 1 februari 1999 tot 1 juni 1999
1. AANLEIDING EN DOEL VAN HET INSPECTIEPROJECT Page 1
OPS Schilders 1/2/1999 tot 1/6/1999
1.1 Aanleiding Veel verfprodukten bevatten organische oplosmiddelen, zoals thinners, terpentine, tolueen, aceton, enz, enz. Oplosmiddelen brengen veiligheids- en gezondheidsrisico’s met zich mee. Met name de gezondheidsrisico’s krijgen in dit project de aandacht. Bij blootstelling aan organische oplosmiddelen bestaat het risico op aantasting van het zwenuwstelsel. Dit is bekend onder de naam Organisch Psychosyndroom (OPS). Op basis van onderbouwde cijfers werd in 1999 geschat dat het aantal OPS-slachtoffers in Nederland ca. 2500 bedraagt. Bij ongewijzigd beleid zou dit aantal met 30 á 300 gevallen per jaar kunnen toenemen. Eén van de bedrijfstakken waar OPS voorkomt is de bedrijfstak schildersbedrijven. Schilders werken veelal met oplosmiddelhoudende verven, in ruimten die niet doelmatig geventileerd (kunnen) worden en waar het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen veelal achterwege wordt gelaten. In 1997 is de publicatie ’’ Organisch Psycho Syndroom (OPS)’’ uitgekomen van een door de Arbeidsinspectie uitgevoerd monitoring onderzoek naar de toepassing van organische oplosmiddelen. Dit project werd in de maanden oktober en november 1996 verricht. In de 778 onderzochte bedrijven werd in 66 % gewerkt met organische oplosmiddelen, daarbij werden in ca. 35 % van de bedrijven werknemers blootgesteld. Tevens bleek dat slechts een beperkt deel (37 %) van de bedrijven over een risico-inventarisatie en - evaluatie (RI&E) beschikte. Daar waar wel een RI&E beschikbaar was ontbrak in 60 % het gegeven dat blootstelling als risico-factor kon worden aangemerkt of was de blootstelling niet beoordeeld. Er is inmiddels wetgeving ontwikkeld waarbij een vervangingsplicht van oplosmiddelrijke verven door watergedragen producten geldt voor het binnenschilderwerk. De beleidsontwikkelingen (o.a. aanvraag SER-advies, wettelijke vervangingsplicht, beleidsregels Arbeidsomstandighedenbesluit) waren in begin 1999 nog niet geheel afgerond. Dit betekent dat handhavend werd opgetreden conform de wettelijke voorschriften van de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit zoals deze in begin 1999 van kracht waren. 1.2 Doelstelling en opzet van het project 1. Door het tonen van een risico-inventarisatie en -evaluatie en het hierbij behorend plan van aanpak moet het schildersbedrijf laten zien dat er van een systematische aanpak van de arbozorg sprake is. Naast de controle op een systematische aanpak dienen ook de gesignaleerde tekortkomingen, samenhangend met de verwerking van verf, aan de orde te worden gesteld. Bij het ontbreken van een systematische aanpak loopt het bedrijf het risico dat er op termijn weer allerlei ongezonde en onveilige werkplekken zijn. Alleen een structurele en systematischeaanpak van de arbozorg kan leiden tot een verbetering van arbeidsomstandigheden in het schildersbedrijf. 2. De blootstelling aan gevaarlijke stoffen, met name oplosmiddelen, moet zijn Page 2
OPS Schilders 1/2/1999 tot 1/6/1999
beoordeeld. De blootstelling aan schadelijke oplosmiddeldampen die vrijkomen bij het schilderen moet worden teruggebracht tot onder het niveau van de wettelijke grenswaarde of de MAC-waarde.De werkgever kan voor vaststelling van het blootstellingsniveau metingen verrichten. Hij kan echter ook, als hij aannemelijk kan maken dat het blootstellingsniveau op deze wijze eveneens doeltreffend kan worden vastgesteld, een kwantitatief onderbouwde schatting maken van de blootstelling. Indien de werkgever het blootstellingsniveau door middel van metingen vaststelt, wordt gebruik gemaakt van bestaande geschikte meetmethodes, die voldoen aan de algemene prestatie-eisen zoals beschreven in NEN-EN 482. Indien genormaliseerde meetmethoden beschikbaar zijn dienen deze met voorrang te worden toegepast. De werkgever moet de resultaten van de beoordeling en met name het blootstellingsniveau toetsen aan de voor de desbetreffende stof geldende grenswaarde, volgens de systematiek beschreven in NEN-EN 689. Deze beoordeling moet zijn opgenomen in de risico-inventarisatie en -evaluatie. Indien de blootstelling boven de normen ligt zal het bedrijf maatregelen moeten treffen, conform de prioriteiten van de arbeidshygiënische strategie, om de blootstelling tot onder de norm terug te dringen. Indien dit niet op korte termijn gerealiseerd kan worden moet enerzijds in een schriftelijk plan van aanpak, met realistische termijnen, worden omschreven hoe het bedrijf dit gaat realiseren. Anderzijds zal het bedrijf tijdelijke voorzieningen moeten treffen, van een lagere orde van de arbeidshygiënische strategie, om blootstelling aan deze stoffen zo laag mogelijk te houden. Bijvoorbeeld in de vorm van persoonlijke beschermingsmiddelen. 3. De blootstelling moet aantoonbaar zijn teruggedrongen tot beneden de wettelijke grenswaarden. 4. Persoonlijke beschermingsmiddelen moeten doelmatig worden gebruikt en onderhouden. 2. OMVANG VAN HET PROJECT De bedrijven die deel uitmaken van de bedrijfstak ’ schilderen en glaszetten’ (BIK 4544) houden zich onder meer bezig met (onderhouds)schilderwerk. De aandacht in dit project was gericht op binnenschilderwerk, mede gelet op het seizoen waarin dit project wordt uitgevoerd. Aantal geïnspecteerde bedrijven: planning
realisatie
Totaal
Totaal
187
198 De geselecteerde schildersbedrijven worden eerst op het vestigingsadres bezocht. Aan de hand van een inspectie- en monitoringlijst vindt hier de inspectie plaats. Vervolgens worden twee locaties, waar binnen-schilderwerkzaamheden worden verricht, ook geïnspecteerd aan de hand van dezelfde inspectie- en monitoringlijst. Page 3
OPS Schilders 1/2/1999 tot 1/6/1999
3. INSPECTIEPUNTEN EN MONITORING 3.1 Inspectie In het kader van dit project werden onderstaande inspectiepunten gecontroleerd: Risico-inventarisatie en -evaluatie In de risico-inventarisatie en -evaluatie moet de mogelijke blootstelling aan en de risico’s van vluchtige organische stoffen ten minste zijn gesignaleerd. Plan van aanpak: aanpak en prioritering De werkgever dient voor de risicovolle situaties (onder meer bij het werken met oplosmiddelhoudende verven) maatregelen te treffen, . Als tijdelijke (in afwachting van de vervangingsplicht) maatregel dienen bij binnen-schilderwerkzaamheden persoonlijke beschermingsmiddelen o.a. in de vorm van ademhalingsbescherming te worden gedragen. Betreft het werkzaamheden die (nog) niet onder de vervangingsplicht gaan vallen, dan dient de arbeidshygiënische strategie te worden toegepast. Arbeidsgezondheidskundig onderzoek werknemers De werknemers moeten in de gelegenheid wordt gesteld een periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO) te ondergaan. Vragen die hierbij gesteld kunnen worden zijn: ’Is deze PAGO ook gericht op OPS?’; ’Vindt in het kader van het PAGO ook blootstellingsonderzoek plaats?’ Registratie aanwezigheid gevaarlijke stoffen Op de arbeidsplaatsen waar met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt (schilderswerkplaats en de bouwlocaties) dient een registratie van de registratieplichtige (over het algemeen produkten die van een gevaarsetiket zijn voorzien) aanwezig te zijn. Dit kan o.a. in de vorm van een geïndexeerde bundel Veiligheidsinformatiebladen. Beoordeling van de blootstelling De aard, de mate en de duur van de blootstelling moet worden vastgesteld. Met name is dit urgent als met oplosmiddelhoudende verven in binnensituaties wordt gewerkt. Als deze beoordeling van de blootstelling nogniet heeft plaatsgevonden wordt door de Arbeidsinspectie op grond van publikaties aangenomen dat bij binnenschilderwerk, waarbij oplosmiddelhoudende verven worden verwerkt, gevaar voor de gezondheid van de betrokken werknemers bestaat. Zolang dan ook deze beoordeling van de blootstelling niet heeft plaatsgevonden of zolang niet is overgegaan op het gebruik van watergedragen verven dienen de betrokken werknemers bij binnenschilderwerk persoonlijke beschermingsmiddelen te dragen. Indien een beoordeling van de blootstellingwel heeft plaatsgevonden en Page 4
OPS Schilders 1/2/1999 tot 1/6/1999
overeenkomstig de resultaten van deze beoordeling de vereiste maatregelen zijn getroffen zal dit door de Arbeidsinspectie als zodanig worden geaccepteerd. Etikettering van gevaarlijke stoffen en verpakkingen De verpakking van gevaarlijke stoffen en van preparaten dienen voorzien te zijn van een etiket. Verplichte elementen bij oplosmiddelhoudende verven zijn: Handelsnaam; Chemische naam of namen van de component of componenten die het gevaar veroorzaakt of veroorzaken; Leverancier; Gevaarssymbool met bijschrift; R-zin of gecombineerde R-zin; S-zin of gecombineerde S-zin; Bijzondere aanduidingen, die slechts voor bepaalde preparaten verplicht zijn. Bijvoorbeeld: ’Opgelet! Bevat Lood’. Alle aanduidingen moeten in de Nederlandse taal gesteld zijn. Orde en netheid in de schilderswerkplaats - verfaanmaakruimten In de schilderswerkplaats worden veelal de verven opgeslagen, de kwasten en de rollen schoongemaakt en worden produkten voorbehandeld of met lak of verf afgeschilderd. Met name in de nabijheid van open verfmengplaatsen en plaatsen waar apparatuur, kwasten en rollers worden gereinigd kan de orde en netheid wel eens te wensen overlaten. Veelal moeten ook blikken met resten oplosmiddelhoudende verf worden leeggegoten. Het ontbreken van de nodige orde en netheid kan zowel brand- en explosie tot gevolg hebben, maar lopen werknemers ook het risico aan oplosmiddelen te worden blootgesteld. Voorschriften m.b.t. tot dit onderwerp zijn met name vastgelegd in Arbobesluit artikel 4.1 en in Beleidsregel 4.1. De inhoud van deze beleidsregel luidt: Onder het inachtnemen van de grootst mogelijke zorgvuldigheid, ordelijkheid en zindelijkheid op plaatsen waar stoffen, die een gevaar voor de veiligheid en gezondheid kunnen opleveren aanwezig zijn, wordt verstaan: 1. De werkgever stelt regels en procedures vast voor het omgaan met bedoelde stoffen, reiniging van de werkplek en persoonlijke hygiëne waaraan werknemers zich dienen te houden. De werkgever draagt zorg voor de taaktoedeling en het toezicht ten aanzien van het naleven van deze procedures en regels. 2. De werkgever richt voorzieningen in en verstrekt middelen aan werknemers voor een optimale hygiëne op plaatsen waar bedoelde stoffen aanwezig zijn. Bij het verstrekken van middelen gaat het onder andere om het beschikbaar stellen van geschikte werkkleding. De werkgever stelt zo vaak als op grond van de blootstellingsbeoordeling als bedoeld in artikel 4.2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit noodzakelijk is, maar tenminste eenmaal per week schone werkkleding beschikbaar en draagt zorg voor de reiniging van Page 5
OPS Schilders 1/2/1999 tot 1/6/1999
vervuilde kleding. 3. Werk- en opslagruimten, waar gevaar bestaat op verspreiding van bedoelde stoffen, installaties en arbeidsmiddelen die met bedoelde stoffen worden verontreinigd, worden zo schoon mogelijk gehouden. 4. In werk en opslagruimten waar gevaar van verspreiding bestaat van bedoelde stoffen, wordt niet gegeten, gerookt of gedronken en wordt geen voedsel bewaard. 5. Afval dat bedoelde stoffen bevat wordt regelmatig van de werkplek verwijderd. Voorlichting en onderricht m.b.t. gevaarlijke stoffen De werkgever dient aan te tonen dat de nodige voorlichting en onderricht aan de werknemers wordt gegeven. In het kader van project is het belangrijk dat de werknemers met name van de gevaren van oplosmiddelhoudende verven op de hoogte zijn en weten welke voorzorgsmaatregelen moeten worden getroffen. Veiligheidsinformatiebladen voor gevaarlijke stoffen op de locatie Het is belangrijk dat Veiligheidsinformatiebladen (VIB’s) van gevaarlijke stoffen, in dit geval oplosmiddelhoudende verf en verdunners, opde locatie aanwezig zijn. In deze VIB’s kan men namelijk lezen welke maatregelen moeten worden getroffen bij het verwerken van het betreffende produkt, wat te doen bij een persoonlijke calamiteit (inademing, inslikken, huidcontact, e.d), welke brandblusmiddelen geschikt zijn, hoe het produkt (tijdelijk) moet worden opgeslagen, enz. enz. Het niet-dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen op de lokatie Op de Veiligheidsinformatie-bladen (VIB’s) en in het Produkt Informatie Systeem Arbouw (PISA) wordt aangegeven welke maatregelen getroffen dienen te worden als het betreffende verfprodukt wordt verwerkt. Op praktisch alle VIB’s staat de hoeveelheid lucht vermeld die minimaal nodig is om bij de verwerking van 1 liter verfprodukt beneden de grenswaarde van het betreffende oplosmiddelmengsel te blijven. Volgens PISA moet in binnensituaties zonder ventilatie waar oplosmiddelhoudende verven worden verwerkt altijd ademhalingsbescherming worden gedragen. 3.2 Monitoring Om inzicht te krijgen in de mate waarin de vervanging van oplosmiddelrijke verven door watergedragen verven en/of oplosmiddel-arme (high-solid) verven heeft plaatsgevonden werden een 7-tal vragen gesteld. De vragen en het resultaat van de antwoorden staan in hoofdstuk 4.2 beschreven. 4. INSPECTIE EN MONITOR RESULTATEN. Binnen het kader van dit project valt alleen het eerste bezoek en worden daarom alleen de resultaten van de inspectie (eerste) bezoeken gerapporteerd. De resultaten van de controle (tweede) bezoeken vallen buiten het kader van dit project, maar vinden wel plaats via het reguliere handhavingsbeleid. 4.1 Arbo tabellen
Page 6
OPS Schilders 1/2/1999 tot 1/6/1999
4.1.1 Kengetallen
in orde
niet in orde
totaal
21
166
187
aantal zaken(bedrijven) inspectie 4.1.2 Handhavingsinstrumenten
inspectie in orde
21
tekortkoming 1e fase
166
4.1.3 Vijf meest voorkomende Arbo overtredingen Bij 166 zaken werden in totaal 453 tekortkomingen geconstateerd, d.w.z. de inspectiepunten zoals deze in hoofdstuk 3 worden genoemd. Tekortkoming
aantal
Ontbreken ’ RI&Eén Plan van aanpak’
104
Ontbreken ’ Plan van aanpak’
62
Ontbreken ’ Beoordeling van de blootstelling’ *
95
Ontbreken ’ Registratie van gevaarlijke stoffen ’
45
Ontbreken ’ VIB’s op de werklokatie ’
41
* Dit aantal is een onderschatting van de werkelijkheid omdat alleen wanneer daadwerkelijk bij binnen-schilderwerk werd geconstateerd dat met oplosmiddelhoudende verf werd gewerkt, het ontbreken van een beoordeling van de blootstelling als tekortkoming werd aangemerkt. 4.2 Monitor resultaten In 184 van de 187 geïnspecteerde bedrijven werden onderstaande vragen door een ter zake kundige van het bedrijf als volgt beantwoord. Vraag 1 Wordt er in het bedrijf, of op locatie in binnensituaties gewerkt met oplosmiddel-rijkeverven? Page 7
OPS Schilders 1/2/1999 tot 1/6/1999
91 % ja 9 % nee Vraag 2 Wordt er in het bedrijf, of op lokatie in binnensituaties gewerkt met water gedragen /oplosmiddel-armeverven? 95 % ja 5 % nee Vraag 3 Is het gevaar bekend van oplosmiddelen voor de gezondheid van werknemers? 98 % ja 0 % nee, helemaal niet of nauwelijks 2 % deels, vaag, oppervlakkig, in algemene zin Vraag 4 In hoeverre vindt er in het bedrijf bij toepassing in binnensituaties vervanging van oplosmiddelhoudende verven door watergedragen /oplosmiddel-arme verven plaats? 3 % geheel niet 25 % minder dan 25% 28 % tussen 25 en 50 % 44 % meer dan 50 % Vraag 5 Welke alternatieven worden dan toegepast? 44 % watergedragen produkten 8 % oplosmiddel-arme produkten (high-solid) 46 % beide (watergedragen en oplosmiddel-arm) 2 % geen alternatief, vervangt niet (zie antwoorden vraag 4) Vraag 6 Heeft u als werkgever invloed op de keuze van de verfprodukten die worden verwerkt?
Page 8
OPS Schilders 1/2/1999 tot 1/6/1999
85 % ja, waar mogelijk gebeurt dat 5 % nee, doet geen poging om dit te beïnvloeden 10 % nee, heeft geen zin, opdrachtgever bepaalt toch het verfsysteem Vraag 7 Bent u bekend met het feit dat per 1 januari 2000 er een vervangingsplicht gaat gelden voor schilderwerkzaamheden binnen? 99 % ja 1 % nee 5. CONCLUSIES Ondanks het feit dat blootstelling aan oplosmiddelen een groot risico voor de gezondheid van schilders met zich meebrengt, als met name bij binnen-schilderwerkzaamheden oplosmiddelhoudende verven worden verwerkt is de risico-inventarisatie en –evaluatie niet of nauwelijks uitgevoerd. Gegevens ontbreken van de mate van blootstelling bij het aanbrengen van oplosmiddelhoudende verf. Ook worden in het algemeen geen persoonlijke beschermings-middelen gedragen in de vorm van ademhalingsbescherming als oplosmiddelhoudende verven worden verwerkt. Als een Arbodienst, in opdracht van de werkgever, de risico-inventarisatie en –evaluatie heeft uitgevoerd en als een door de werkgever uitgevoerde risico-inventarisatie en –evaluatie door de Arbodienst alleen maar wordt getoetst (en accoord bevonden), gebeurt dit in het algemeen zonder dat de wettelijke voorgeschreven beoordeling van de blootstelling heeft plaatsgevonden. Meestal wordt in de risico-inventarisatie wel aangegeven dat er een risico bestaat voor blootstelling aan oplosmiddelen en wordt er vervolgens aanbevolen een onderzoek te doen naar de aard, de mate en de duur van de blootstelling. Er is geen follow-up van door branche-organisatie aangereikte, eenmalige ondersteuning o.a. bij het uitwerken van de risico-inventarisatie en –evaluatie en de registratie van gevaarlijke stoffen. De branche-organisatie heeft de noodzaak van het uitvoeren van een beoordeling van de blootstelling onderschat, waardoor het aantal beoordelingsrapporten van de blootstelling in de bedrijfstak minimaal is. De herkenbaarheid van watergedragen verven aan de hand van etikettering was in 1999 praktisch onmogelijk. In de Arbeidsomstandighedenregeling is wettelijk niets geregeld m.b.t. het etiketteren van watergedragen verfprodukten. In de toelichting op de Arbeidsomstandighedenregeling betreffende werkzaamheden met vluchtige organische stoffen staat daarentegen dat met ingang van 1 januari 2000 de leden van de brancheorganisatie van verffabrikanten, gezamenlijk met leden van de Page 9
OPS Schilders 1/2/1999 tot 1/6/1999
brancheorganisatie van de verfgroothandel een vrijwillige kenmerking van hun verfproducten zullen gaan invoeren die op de werkvloer onderscheid mogelijk maakt tussen verfproducten die op grond van de regelgeving wèl onderscheidenlijk niet zijn toegestaan.
Page 10