Projectstage Wouter Thomasson
De inzichten van stakeholders op verzanding van de Westelijke Waddenzee
2013 Dit document is het resultaat van een derdejaars projectstage onderzoek in opdracht van Programma naar een Rijke Waddenzee. Het bevat een voorverkenning van het thema verzanding van de Westelijke Waddenzee en is gebaseerd op interviews met stakeholders en een uitgebreide literatuurstudie. Het is geschreven om een brug te vormen tussen de verschillende belanghebbenden bij de Westelijke Waddenzee, en dient als aanzet tot een verdere dialoog. Op basis van de resultaten is een aantal aanbevelingen opgesteld voor PRW om in te spelen op de inzichten van stakeholders op de relatie tussen verzanding van het gebied en menselijk handelen. De belangrijkste conclusie is dat de kennis met betrekking tot de sedimenthuishouding op korrelgrootte niveau ontoereikend is om causale verbanden te leggen voor deze relatie. Deze kennisleemte leidt tot subjectiviteit onder stakeholders die niet kan worden weerlegd door de wetenschap en de beheerder. Transparante beleidsvorming en beheersmaatregelen, open communicatie tussen de betrokken partijen en fundamenteel onderzoek naar de sedimentstromen kunnen zorgen voor vermindering van de geluiden en het wegnemen van de zorgen van stakeholders m.b.t. eventuele verzanding. Verder is de rol van menselijke activiteiten in het gehele zandige systeem dermate groot dat een integrale benadering van het gehele ‘zandige systeem’; Noordzeekust, Waddenzee en buitendelta, op het thema morfologie noodzakelijk is. Aanbeveling is dan ook om één overkoepelende lange termijn visie te vormen voor het gehele kustsysteem waar tenminste de koppeling tussen veiligheid en natuur wordt gelegd.
De inzichten van stakeholders op verzanding van de Westelijke Waddenzee Voorverkennende stakeholderanalyse
Bron afbeelding voorpagina (Stichting Werelderfgoed, 2013)
Auteur: Wouter Thomasson Datum: 09-08-2013 Opdrachtgever: Programma naar een Rijke Waddenzee Begeleider: Floris van Bentum - PRW en RWS Procesbegeleider: Marije Busstra - Van Hall Larenstein
Voorwoord Ik heb gedurende 5 maanden met erg veel plezier gewerkt aan mijn projectstage bij Programma naar een Rijke Waddenzee. Deze stageopdracht is een erg leerzame ervaring geweest voor mij. Ik heb in de keukens van veel verschillende organisaties kunnen kijken en ben overal even hartelijk ontvangen. De afgelopen maanden zijn dan ook een positieve stimulans voor mij geweest om mij later hopelijk in dit werkveld te mogen mengen. Dit verslag was niet mogelijk geweest zonder de tijd die de betrokken stakeholders hebben vrijgemaakt voor de interviews. Graag wil ik dan ook Martijn de Jong, Rick Hoeksema, Gerard Janssen, Josje Fens, Ab Post, Quirijn Lodder, Evert-Jan Lammerts, Rienk Nadema, Albert-Jan Zijlstra, Martin Baptist bedanken voor hun tijd. Het waren stuk voor stuk prettige gesprekken. Het kunnen bijwonen van de teamvergaderingen en de hartelijke ontvangst binnen het projectteam hebben de stageperiode bij PRW tot een leuke en leerzame tijd gemaakt. Ik wil dan ook alle teamleden bedanken voor de plezierige omgang op de werkvloer, en de input op mijn presentaties. Ook heb ik beneden bij Rijkswaterstaat mogen werken. Dit was een erg gezellige werkomgeving en ik wil in het bijzonder Ernst Lofvers en Herman Mulder bedanken voor de soms hard nodige inhoudelijke ondersteuning. Graag wil ik ook Floris van Bentum bedanken voor zijn goede ondersteuning als stagebegeleider en zijn luisterend oor. Ik heb de samenwerking als erg plezierig ervaren en hoop je in de toekomst nog eens tegen te komen. Tot slot wil ik Marije Busstra nog bedanken voor de tijd die ze voor mij heeft kunnen vrij maken ondanks haar afwezigheid van de afgelopen maanden. Wouter Thomasson, 09-08-2013
VOORWOORD ................................................................................................................................................................ 2 1. INLEIDING .................................................................................................................................................................. 1 1.1 1.2
ONDERZOEKSMETHODIEK ................................................................................................................................... 2 LEESWIJZER ........................................................................................................................................................ 3
2. MORFOLOGISCHE ONTWIKKELING VAN DE WESTELIJKE WADDENZEE ........................................... 4 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
RECENTE MORFOLOGISCHE ONTWIKKELING WESTELIJKE WADDENZEE.............................................................. 6 TRANSPORT EN SORTERING SEDIMENT IN DE WESTELIJKE WADDENZEE ............................................................. 7 SEDIMENTVRAAG VAN DE WESTELIJKE WADDENZEE ........................................................................................10 SEDIMENTAANBOD VOOR DE WESTELIJKE WADDENZEE ....................................................................................12 CONCLUSIE LITERATUURSTUDIE ........................................................................................................................18
3. INZICHTEN VAN STAKEHOLDERS OP DE MOGELIJKE VERZANDING VAN DE WESTELIJKE WADDENZEE .................................................................................................................................................................19 3.1 3.2 3.3
DE RESPONDENTEN ............................................................................................................................................19 DE INZICHTEN ....................................................................................................................................................21 HOE ONTSTAAN DE INZICHTEN ...........................................................................................................................23
4. AANBEVELINGEN....................................................................................................................................................24 5. DISCUSSIE ..................................................................................................................................................................26 5.1 5.2 6.
METHODIEK .......................................................................................................................................................26 RESULTATEN ......................................................................................................................................................26
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN .............................................................................................................27
LITERATUURLIJST .....................................................................................................................................................29 BIJLAGEN ....................................................................................................................................................................... 0
1. Inleiding De Waddenzee bevindt zich in een kritieke fase voor wat betreft het behouden van haar huidige karakter; wanneer de zeespiegelstijging plaatsvindt met een snelheid die hoger is dan de capaciteit van de Waddenzee om mee te groeien, zullen de wadplaten op termijn verdrinken. Op korte termijn lijkt ook het tegenovergestelde scenario een mogelijkheid; namelijk wanneer het sedimentvolume van de getijdenbekkens sneller toeneemt dan noodzakelijk om de zeespiegelstijging te compenseren, zal de Waddenzee op den duur verlanden. Het zeeniveau en de snelheid waarmee zeespiegelstijging plaatsvindt zijn dus allesbepalend voor het morfologisch karakter van de Waddenzee. Ook de beschikbaarheid van sediment en de aanvoercapaciteit van de geulen zijn een belangrijke factor. (Verweij, Wang, Oost, & Speelman, 2009) Menselijk ingrijpen in de ruimtelijke ontwikkeling is van grote invloed op de morfologische eigenschappen van de Waddenzee. De constructie van kust verdedigingswerken zoals dijken, het ruimtelijk vastleggen van de Waddeneilanden en basiskustlijn (BKL) handhaving, stellen kunstmatige grenzen aan een van nature dynamisch systeem. Vooral in de Westelijke Waddenzee heeft de afsluiting van de Zuiderzee geleid tot een enorme zandhonger. 3 Erosie van Noordzee kustzone heeft in de Westelijke Waddenzee geleid tot een volume toename van ongeveer 400m sediment sinds de afsluiting. (Elias, van der Spek, Wang, & de Ronde, 2012) (Verweij, Wang, Oost, & Speelman, 2009) Om deze kusterosie te compenseren is er in 1990 besloten tot het instandhouden van de destijds vastgestelde basiskustlijn middels zandsuppleties. Zandsuppleties zijn, anders dan harde kustverdediging, een dynamische wijze van kustlijn handhaving doordat het natuurlijke proces van aanslibbing en verstuiving langs de kustlijn in stand wordt gehouden. (Rijkswaterstaat, 2012) (Stronkhorst, Bruens, & van Vliet, 2012) De effecten van zandsuppleties op de biotiek en abiotiek van de uitvoeringslocaties en aangrenzende gebieden, zoals de Waddenzee, zijn echter nog onvoldoende bekend. Ook de kennis over de rol van zandsuppleties binnen het morfologisch systeem en de modellering hiervan schieten tekort. (Holzhauer, Baptist, Valk, Dalfsen, & Janssen, 2009) (Verweij, Wang, Oost, & Speelman, 2009) Vooral in de Westelijke Waddenzee lijk het morfologisch systeem grote invloed te ondervinden van menselijk handelen en is er sprake van een onbalans in de sedimenthuishouding. Gebruikers van de Westelijke Waddenzee zijn afhankelijk van het morfologisch karakter van het systeem. Zo kan afname van het bergingsgebied bijvoorbeeld een negatieve uitwerking hebben op toegankelijkheid van het gebied voor scheepvaart en is er bij deze ‘verlanding’ sprake van verlies van mosselgronden. ‘Verdrinking’ van de wadplaten betekent echter een verlies van foerargeergebieden voor trekvogels en kan een afname van het plaatareaal een negatieve uitwerking hebben op de kustveiligheid. Hoewel verdrinking van de Westelijke Waddenzee vaak als het meest urgente probleem wordt beschouwd en verlanding op dit moment niet aan de orde is, bestaat er nog een derde punt van aandacht; ‘verzanding’ van de Westelijke Waddenzee. Bij verzanding wordt er gesproken over een toename van de korrelgrootte in de wadbodem. De bodem samenstelling is van groot belang voor het ecologisch systeem. Zo beïnvloedt het slibgehalte in de bodem het voorkomen van flora en fauna, en beïnvloeden flora en fauna op haar beurt de water beweging, het sedimenttransport en andere morfologische ontwikkelingen (Verweij, Wang, Oost, & Speelman, 2009). Vooral in de Westelijke Waddenzee observeren sommige stakeholders verzanding en zij zien dit als een ongewenste ontwikkeling. Hoewel hydrodynamische processen bepalend zijn voor het transport en de afzetting van sediment worden ook zandsuppleties vaak als een mogelijke oorzaak beschouwd. De hypothese is hierbij dat er langs de Noordzeekustzone grover zand wordt gesuppleerd dan wat er van nature voorkomt, en dat dit zand middels transport door de zeegaten uiteindelijk in de Westelijke Waddenzee belandt. Hoewel hiervoor geen ondersteunende data bestaat en er fundamenteel onderzoek nodig is om deze hypothese te toetsen, is het belangrijk om te analyseren hoe de geluiden over verzanding ontstaan en hoe hier door de beheerder mee om kan worden gegaan. Vanuit het Programma naar een Rijke Waddenzee komt dan ook de vraag naar voren; waarom komen de geluiden vanuit het veld met betrekking tot verdrinking en verzanding van het Westelijke Wad telkens terug, terwijl de beleidsmakers en beheerders de huidige aanpak doorzetten? Om een duidelijk beeld te vormen van het speelveld en te kijken hoe het Programma om kan gaan met deze geluiden is er een verkennende stakeholderanalyse uitgevoerd. De doelstelling van de stakeholderanalyse is; “Een handelingsstrategie waarmee het Programma naar een Rijke Waddenzee kan inspelen op de verschillen en overeenkomsten tussen de inzichten van stakeholders op verzanding van de Westelijke Waddenzee, teneinde een ecologisch rijke en economisch sterke Waddenzee te realiseren.” Belangrijke vragen hierbij zijn; wat zijn de inzichten van stakeholders? Hoe komen de redeneringen tot stand? Maar vooral ook; hoe kan het PRW inspelen op deze inhoudelijke inzichten? 1
1.1
Onderzoeksmethodiek
In deze paragraaf is de opzet van het onderzoek weergegeven. Om het plan van aanpak te toetsen is er in week 4 van het onderzoek een presentatie gegeven aan het programma team van PRW. De aanwezigen is gevraagd om input middels een korte handout. Verder is er op deze handout gevraagd of de voorlopige stakeholderlijst in de ogen van de teamleden volledig was en of er eventueel toevoegingen mogelijk waren. Om de methoden en technieken te structureren is gebruikt gemaakt van het boek actorenanalyses door Hermans en van der Lei (2012). De doelstelling van dit onderzoek is een handelingsstrategie waarmee het Programma naar een Rijke Waddenzee kan inspelen op de verschillen en overeenkomsten tussen de inzichten van stakeholders op verzanding van de Westelijke Waddenzee, teneinde een ecologisch rijke en economisch sterke Waddenzee te realiseren.
Om identificatie en analyse van stakeholders mogelijk te maken is een goede definitie van het begrip ‘stakeholder’ van belang. Voor dit onderzoek wordt de volgende definitie gehanteerd:
Een stakeholder is een partij met een economisch, ecologisch, sociaal of cultureel belang in het De hoofdvraag voor deze stageopdracht is; Wat is een gebruik, behoud of herstel van, door morfologische geschikte handelingsstrategie voor het Programma naar een ontwikkelingen beïnvloede, ecosysteemfuncties van Rijke Waddenzee om in te spelen op de inzichten van de Westelijke Waddenzee, evenals elk individu, stakeholders op de vermeende verzanding van de Westelijke gemeenschap, organisatie of instituut die invloed Waddenzee, teneinde een ecologisch rijke en economisch uit kan oefenen op, wordt beïnvloed door of sterke Waddenzee te realiseren? inzichten heeft op, veranderingen in de status en het gebruik van deze hulpbron. (Vos, Stuip, Groot, & De hypothese die de basis heeft gevormd voor dit onderzoek Ypma, 2006) was dat er door stakeholders met name een relatie wordt gelegd tussen de zandsuppleties langs de Noordzeekustzone en verzanding van de Westelijke Waddenzee. Verder leek een gebrek aan fundamentele kennis over de invloed van zandstromen op de in de Westelijke Waddenzee aanwezige bodemsamenstellingen een belangrijke factor. Hierdoor kunnen geluiden mogelijk niet goed worden weerlegd. In dit onderzoek wordt dan ook veel aandacht besteed aan de legitimiteit van deze stellingen. Om de hoofvraag te beantwoorden zijn drie deelvragen opgesteld. Hier onder worden de deelvragen stapsgewijs behandelt gekoppeld aan de gebruikte methoden om tot beantwoording te komen. Deelvraag 1; Wat zijn de inzichten van stakeholders op vermeende verzanding van de Westelijke Waddenzee? Om gedegen onderzoek te kunnen doen en de juiste vragen te kunnen formuleren om de inzichten van de stakeholders ‘boven water’ te krijgen was het nodig om een uitgebreide literatuurstudie te doen naar de morfologische ontwikkeling van de Westelijke Waddenzee. De resultaten hier van zijn terug te vinden in hoofdstuk 2. Om de inzichten te verkrijgen zijn er interviews afgenomen met betrokkenen. Een algemeen voorbeeld van het afgenomen interview is terug te vinden in bijlage 1. Om een representatief beeld van het stakeholderveld te verkrijgen zijn alle stakeholders geïnventariseerd en verdeeld in de volgende stakeholdergroepen; Natuur (beherende) organisaties, Markt, Kennis, Overheden en Bewoners/ recreatieve gebruikers. De interviews zijn vastgelegd middels een voice recorder, sommige stakeholders hebben echter aangegeven het gesprek privé te willen houden. Daarom is er voor gekozen om een puntige samenvatting te geven van het gesprek in hoofdstuk 3.1 om een algemeen beeld te geven van de insteek van stakeholders. Deelvraag 2; Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen de inzichten van stakeholders op verzanding van de Westelijke Waddenzee en hoe komen deze inzichten tot stand? Om een duidelijk beeld te krijgen hoe de inzichten op verzanding tot stand komen is gebruik gemaakt van een argumentatieve analyse (model van Toulmin te vinden in bijlage 2) Een argumentatieve stakeholderanalyse is goed toepasbaar in deze situatie gezien de volgende kenmerken van de situatie: er lijkt geen overeenstemming te bestaan over de effecten van menselijke activiteiten op de verzanding van de Westelijke Waddenzee en er is mogelijk sprake van conflicterende belangen en verschil in weging en waardering van mogelijke effecten. De implementatie van zandsuppleties, die het natuurlijke zandaanbod voor de Waddenzee beïnvloeden, ten behoeve van kustlijnbehoud is gekenmerkt door een component van onzekerheid. De ecologische effecten van zandsuppleties en de invloed op het morfologisch systeem zijn onvoldoende bekend. Dit gebrek aan kennis laat ruimte voor subjectieve interpretatie en inschattingen en kan betekenen dat partijen onzekerheden en risico’s anders wegen en waarderen. Voor het PRW is het 2
belangrijk om te weten of een bemiddelende rol gewenst is in dit speelveld en of er voldoende kennisbasis is om de situatie objectief te beoordelen. De argumentatieve analyse richt zich op het denken van stakeholders; dit denken is zelden objectief en wordt vaak gestuurd door waarden en normen en gevormd door een gefilterde perceptie van waarnemingen. Om te voorkomen dat deze vervorming een rol speelt in de besluitvorming en het beheer van verzanding is het belangrijk dat, indien er sprake is van een gebrek aan consensus, de dialoog met belanghebbenden (opnieuw) wordt aangegaan. Om tot de aanbevelingen te komen is er middels de argumentatieve stakeholderanalyse gekeken naar het belang van een verdere dialoog, en zijn de verschillende standpunten/visies/ argumenten/ervaringen van stakeholders uiteen gezet om tot aanknopingspunten te komen voor het PRW om de dialoog te stimuleren. Om een duidelijk beeld te krijgen van de verschillen en de overeenkomsten tussen de inzichten van stakeholders is gebruik gemaakt van een stakeholdermatrix. In de stakeholdermatrix zijn de inzichten van stakeholders uitgesplitst in een aantal thema’s die het meest naar voren leken te komen tijdens de interviews. De uitwerking van deze thema’s is terug te vinden in hoofstuk 3.2. Deelvraag 3: Hoe kan het PRW inspelen op de verschillen en overeenkomsten? Op basis van de analyse is er gekeken naar wat de resultaten betekenen voor een eventueel vervolg. Op basis van de analyse van de stakeholdermatrix en de argumentatiestructuren zijn kansen en uitdagingen vastgesteld waarop het PRW zou kunnen inspelen. Tevens is tijdens een presentatie van de voorlopige resultaten aan het programma team in week 16 een inschatting gemaakt in hoeverre de resultaten worden herkent door de aanwezigen. Verder is een deel van de resultaten kort bediscussieerd. De resultaten van de literatuurstudie, de interviews en de input vanaf de werkvloer zijn gebruikt om de aanbevelingen te formuleren. Deze zijn terug te vinden in hoofdstuk 4.
1.2
Leeswijzer
Dit document is het resultaat van een derdejaars projectstage onderzoek. Het is geschreven om een brug te vormen tussen de verschillende belanghebbenden bij de Westelijke Waddenzee, en dient als aanzet tot een verdere dialoog. In hoofdstuk 2 is een literatuurstudie terug te vinden met betrekking tot de onderwerpen/ factoren die een rol spelen bij verzanding. Deze achtergrondinformatie is belangrijk om mee te nemen bij het vormen van een beeld van de situatie, zowel voor het onderzoek zelf als voor de lezer van dit rapport. In hoofdstuk 3 zijn de resultaten van de stakeholderanalyse terug te vinden. Er is gekozen om de resultaten samengevat en zo kort en bondig mogelijk weer te geven zonder de hierbij gebruikte methoden en technieken. Dit komt mede doordat enkele stakeholders hebben aangegeven de interviews privé te willen houden. Na de discussie in hoofdstuk 4 zijn de conclusies en aanbevelingen terug te vinden in hoofdstuk 5. De aanbevelingen zijn opgesteld voor Programma naar een Rijke Waddenzee (PRW) en zijn dus vooral gefocust op hoe PRW haar rol als verbindend element in het Waddengebied t.a.v. verzanding het best kan benutten.
3
2. Morfologische ontwikkeling van de Westelijke Waddenzee Het Waddengebied is een uniek getijdengebied dat zich strekt langs de kust van Nederland tot Denemarken. In 2009 is het Nederlandse gedeelte en een groot deel van de Duitse Waddenzee benoemd tot UNESCO werelderfgoed. Het Waddengebied heeft deze status onder andere te danken aan haar unieke natuurwaarden en haar aanzienlijke oppervlakte. Belangrijke reden voor de benoeming tot werelderfgoed is echter ook dat het systeem relatief jong is. Het gebied is zo’n 7000 jaar geleden ontstaan na de laatste ijstijd en heeft zich sinds die tijd voortdurend doorontwikkeld. Het Waddengebied biedt een kijk in het verleden door iedere dag weer te laten zien hoe landschappen in de ijstijd zijn ontstaan. Het gebied laat dag op dag de interactie zien die plaatsvindt tussen de natuur en de dynamische omstandigheden van het leefgebied. (Common Wadden Sea Secretariat, 2013) Juist dit dynamisch karakter is vaak onderwerp van discussie. Menselijke activiteiten en ingrepen binnen het morfologisch systeem beïnvloeden deze dynamiek. De complexiteit van morfologische ontwikkeling en de interactie met natuurwaarden uit zich in een gefragmenteerd begrip van het systeem. De algehele systeemkennis met betrekking tot het transport en de sortering van verschillende sedimentfracties is op veel plekken onvoldoende. Dit laat ruimte voor subjectiviteit onder belanghebbenden en leidt tot aannames met betrekking tot verzanding. Integrale systeemkennis is van groot belang bij het bepalen van de menselijke invloed op de morfologische ontwikkeling van de Westelijke Waddenzee. mobiliseren van de bodem, voorbeelden hiervan zijn processen die stuctuurveranderingen in het sediment veroorzaken en de ontwikkeling van ecomorfologische landschapsstructuren als mosselbanken en kwelders. De processen achter de verplaatsing van water worden gevormd door factoren als getijden, wind en op dichtheid gebaseerde stromingen. (Wang, Hoekstra, Burchard, Ridderinkhof, De Swart, & Stive, 2012) De wadbodem is, onder invloed van de hydraulica en hydrologie, een bepalende factor voor de ecologische kwaliteiten van het gebied. De wadbodem heeft een belangrijke rol in de regulering van natuurlijke processen en levensonderhoudende systemen. Ook ecosysteemfuncties als veiligheid, productiewaarde en andere gebruiksfuncties zijn afhankelijk van, en van invloed op, het volume, de ruimtelijke verdeling en de samenstelling van het aanwezige sediment binnen het gebied. Verder is de morfologie van de wadbodem sterk afhankelijk van de snelheid waarmee zeespiegelstijging plaatsvindt. De interactie tussen klimaatverandering, zeespiegelstijging en sedimentatie processen is uiterst complex en er is een sterke behoefte aan meer kennis over deze interactie om toekomstig beleid en beheer goed af te stemmen op de vraag van het systeem. (Verweij, Wang, Oost, & Speelman, 2009) Kennis over de sedimentimport en –export processen zijn belangrijk bij het vaststellen van de morfologische ontwikkeling en het ecologisch potentieel van de Waddenzee (Wang, Hoekstra, Burchard, Ridderinkhof, De Swart, & Stive, 2012).
Figuur 1. De Westelijke Waddenzee (NASA, 2005)
De Waddeneilanden en de Waddenzee vormen samen één barrière systeem; het Waddengebied [figuur 1]. Karakteristiek voor de Waddenzee is het getijdengebied dat bij laag water grotendeels droogvalt. Bij hoogwater krijgt het tij toegang tot het getijdenbekken via de zeegaten tussen de Waddeneilanden. Het bekken wordt gekenmerkt door vertakkende geulenstructuren, welke via de zeegaten uitmonden in de Noordzee. Aan de Noordzee kant van de zeegaten bevinden zich de buitendelta’s. Deze vervullen een belangrijke functie als zandvoorraad voor de kombergingsgebieden. (Verweij, Wang, Oost, & Speelman, 2009) Morfologische ontwikkelingen vinden plaats door de interactie tussen de verplaatsing van water, sedimenttransport en veranderingen in bodemsamenstelling en ligging [figuur 2]. Biologische processen spelen een belangrijke rol in het 4
Figuur 2. De componenten van een morfodynamisch systeem. (Wang, Hoekstra, Burchard, Ridderinkhof, De Swart, & Stive, 2012)
Het onderzoeksgebied ‘de Westelijke Waddenzee’, wordt voor dit onderzoek afgekaderd op basis van kombergingsgebieden. Kombergingen zijn gebieden die worden begrensd door het vaste land, eilanden en wantijen en beschikken verder over één zeegat (Folmer, 2012). Voor dit onderzoek wordt er gekeken naar de inzichten van stakeholders met belangen binnen de kombergings-gebieden Marsdiep, Vlie en Eierlandse Gat [figuur 3]. Belangrijk hierbij is dat hoewel het onderzoek zich beperkt tot deze kombergingsgebieden, de Noordzeekustzone, Waddenzee, Waddeneilanden en buitendelta’s niet los van elkaar kunnen worden gezien en door de onderlinge afhankelijkheid van zand tot hetzelfde ‘zandige systeem’ behoren (Deltaprogramma, 2012). Binnen dit zandige systeem komt sediment, afkomstig van de Noordzeekustzone en de buitendelta’s, de Waddenzee binnen via de zeegaten. Opwelling, golftransport en getijdenstroming zijn de belangrijkste kracht achter het transport van sediment. Binnen de Waddenzee vindt sediment transport voor het grootste deel plaats in gesuspendeerde staat. Naast invoer via de zeegaten komt er ook zand in het systeem via windtransport en overwash. (Verweij, Wang, Oost, & Speelman, 2009)
Figuur 3. Erosie / Sedimentatie ratio in meters tussen 1927/1935 - 2005. Bewerking van (Elias, van der Spek, Wang, & de Ronde, 2012)
onderscheiden; Ten eerste is het belangrijk om te kijken naar de ontwikkeling van het gebied op een langere tijdschaal. Het constateren van veranderingen in bodemsamenstelling is alleen mogelijk middels langdurige monitoring doordat er sprake is van een dynamisch systeem en er kortstondig grote veranderingen kunnen optreden. Wanneer er verzanding van de Westelijke Waddenzee zou optreden heeft dit waarschijnlijk te maken met een verandering in de hydrodynamische condities binnen het gebied, of veranderingen in het sedimentaanbod. Voor de sortering en het transport van sedimentsoorten, met onderling afwijkende korrelgroottes, zijn specifieke hydrodynamische condities nodig. Wanneer er sprake zou zijn van toenemende verzanding van de Westelijke Waddenzee is het belangrijk om de menselijke invloed op dit proces te onderscheiden van de natuurlijke dynamiek. In het vervolg van dit hoofdstuk wordt er verder in gegaan op de factoren die spelen bij de morfologische ontwikkeling van het gebied.
De dynamiek van sediment in het Waddengebied is goed terug te zien in figuur 3. Hoewel deze dynamiek al sinds het ontstaan van de Waddenzee karakteristiek is voor het gebied, is de invloed van menselijke ingrepen op deze dynamiek de afgelopen 100 jaar sterk toegenomen. Zo heeft de Afsluitdijk bijvoorbeeld gezorgd voor een zogenaamde ‘zandhonger’ in de Westelijke Waddenzee. Deze zandvraag zorgt voor netto sedimentimport in de Westelijke Waddenzee. Met de constatering dat het systeem sediment importeert rijzen ook de geluiden over verzanding van het gebied. Onder verzanding van de Waddenzee wordt een toename van korrelgroottes in de wadbodem verstaan. Hoewel verzanding in principe een natuurlijk proces is, kan de invloed van menselijke activiteiten wellicht groter zijn dan algemeen wordt verondersteld. Wanneer er gesproken wordt over verzanding van de Westelijke Waddenzee zijn er een aantal belangrijke factoren te
5
2.1
Recente morfologische ontwikkeling Westelijke Waddenzee
De Waddenzee heeft sinds zijn ontstaan voortdurend grote morfologische veranderingen ondergaan. Dit hoort bij de natuurlijke dynamiek van het gebied. De meest recente (grootschalige) morfologische ontwikkeling is toe te schrijven aan de afsluiting van de Zuiderzee in 1932, wat in de Westelijke Waddenzee tot de invoer van ongeveer 3 400 miljoen m sediment heeft geleid. Dit sediment is grotendeels afkomstig van erosie van de buitendelta’s, maar ook van de Noord- Hollandse kustzone en de kust van de Waddeneilanden. In figuur 3 is de erosie/ sedimentatie ratio te zien tussen 1927/1935 en 2005. Hierbij moet worden opgemerkt dat de gebruikte dataset voor de totstandkoming van de sedimentbalans onzeker- en onnauwkeurigheden bevat en verder onderzoek en meer frequente metingen van de bodem nodig zijn om een meer accurate weergave te maken van de sedimentbalans van de Waddenzee. (Elias, van der Spek, Wang, & de Ronde, 2012) Verder wordt er bij het opstellen van de balans geen rekening gehouden met verschillen in sedimentfracties over tijd. Er is weinig bekent over de bij sedimentatie afgezette korrelgroottes. De relatie tussen morfologische ontwikkelingen en het transport van verschillende sedimentfracties door de zeegaten is nog onvoldoende bestudeerd. (Wang, Hoekstra, Burchard, Ridderinkhof, De Swart, & Stive, 2012)
Figuur 4. Buitendelta Noorderhaaks (de Razende bol) van kombergingsgebied Marsdiep. (ZeeInZicht, 2013)
Marsdiep en Vlie, Eierlandse Gat De afsluiting van de Zuiderzee heeft in de Texel en Vlie basins gezorgd voor een afname van de totale 2 oppervlakte van het bergingsgebied; van 4000km 2 tot ongeveer 1400km . De hoogwaterstand is door deze ingreep bij Den Helder toegenomen met zo’n 0,3m. Deze veranderingen in de hydrodynamica en afmetingen van de basins heeft geleid tot een 3 sedimentatie van 450 miljoen m . Oorzaak hiervoor is het opvullen van het overbodige geulensysteem wat voorheen toegang verschafte tot de Zuiderzee. Het sediment hiervoor is afkomstig van de Noordzeekust en de buitendelta’s [figuur 4]. De toename van golfgedragen sedimenttransport op de platen. en de aanwezigheid van grote geulen. zorgen voor goede condities voor het transport van sediment. Het verschil tussen de totale
hoeveelheid sediment in het Vlie basin en de waargenomen erosie van de Vlie buitendelta, maken het waarschijnlijk dat het Texelse zeegat verantwoordelijk is voor een deel van de sedimentatie in het Vlie basin. Hierdoor kunnen de beide zeegaten niet los van elkaar gezien worden. Het Eierlandse Gat heeft een oppervlakte van zo’n 2 153km . Ondanks de implementatie van suppleties sinds 1979, is er sprake van structurele erosie van het zeegat. Deze erosie is waarschijnlijk toegenomen na de afsluiting van de Zuiderzee doordat er veranderingen in de hydrodynamica hebben plaatsgevonden. Er is echter al sprake van erosie sinds Texel en Eierland in 1629 verbonden zijn middels de aanleg van een zanddijk. (Elias, van der Spek, Wang, & de Ronde, 2012)
6
2.2
Transport en sortering sediment in de Westelijke Waddenzee
De bodemfractie metingen in figuur 5 laten zien dat de mediane korrelgrootte in de Westelijke Waddenzee een stuk hoger ligt dan in het oostelijk deel. Dit ondersteund observaties dat de Westelijke Waddenzee ‘zandiger’ is en het oostelijk deel slibrijker. Waterstaatkundige ingrepen, voornamelijk de Afsluitdijk, hebben in het Westelijk deel gezorgd voor veranderingen van de topografie en hydrodynamica. Toename van de getijslag en verhoging van stroomsnelheden en golfwerking hebben rond het Texelse zeegat gezorgd voor een sterke scheiding tussen grove en fijne bodemfracties. Zo concludeert Zwarts L., 2004, op basis van metingen in de jaren ’50 en ’90 dat bij het Balgzand de noordelijke platen slibarmer zijn geworden en de platen aan de binnenzijde langs het Amsteldiep duidelijk slibrijker. Verder is er met de afsluiting van de Zuiderzee een belangrijk slibinvang gebied verloren gegaan (van Duren & van der Valk, 2010). Samen met de verhoogde blootstelling aan hydrodynamische factoren, die lokaal het opwervelen van slib kunnen bevorderen en het uitzinken van materiaal uit de waterkolom tegengaan, kan dit zorgen voor een sterk verandert beeld ten opzichte van het natuurlijke situatie zonder Afsluitdijk. Lokale dynamiek in de slibhuishouding, erosie en sedimentatie (van verschillende fracties) binnen de Waddenzee van de afgelopen 50 jaar kunnen deels dus worden verklaard door waterstaatkundige ingrepen (Zwarts, 2004).
Figuur 5. Mediane korrelgrootte (MGS) van de wadbodem. (Compton, et al., 2012)
Bij sedimenttransport is het noodzakelijk onderscheidt te maken tussen de transportmechanismen voor fijnkorrelig sediment en sediment met een grovere korrel. Fijn korrelig materiaal vestigt zich bij lagere stroomsnelheden dan grofkorrelig materiaal. Sortering van sediment is dus sterk afhankelijk van de hydrodynamische condities. In de Waddenzee is een duidelijke gradiënt terug te zien van grofkorrelig materiaal langs de zeegaten en geulen tot fijnkorrelig materiaal langs de kust en de wantijen waar de hydrodynamische condities gunstiger zijn [figuur 5.] De term fijn sediment wordt gebruikt om de combinatie van slib en klei aan te duiden. Bij slib wordt er gesproken over korrelgroottes tussen 4 en 63 µm, bij klei is er sprake van een korrelgrootte onder de 4 µm. Grofkorrelig sediment, ook wel zand,
omvat de korrelgroottes van 63 µm tot 2000 µm. Flocculatie (vlokvorming) kan zorgen voor een toename van de gemiddelde korrelgrootte binnen sedimentfracties. Flocculatie en ophoping van fijne sedimenten wordt veroorzaakt door de cohesieve eigenschappen van fijnkorrelige sedimenten en door biologische processen. Los gezien van biologische processen is vooral de klei fractie bepalend voor de cohesieve eigenschappen van sediment. De cohesieve bodem heeft een hogere drempelwaarde voor erosie dan de niet cohesieve bodem. Over het algemeen neemt de fractie cohesivieve deeltjes in de wadbodem toe bij afnemende hydrodynamische energie. (van Duren, Winterwerp, Prooijen, Ridderinkhof, & Oost , 2011) In de Waddenzee is getijdenstroming dominant bij de totstandkoming van sedimenttransport door de zeegaten (Verweij, 7
Wang, Oost, & Speelman, 2009). Transport van fijnkorrelig materiaal vindt hoofdzakelijk plaats in gesuspendeerde staat. Bezinking van dit materiaal vindt vooral plaats bij het wantij, als de stroomsnelheden laag liggen. Grover materiaal is meer afhankelijk van bodemgedragen transport. Bodemgedragen transport van grofkorrelig materiaal is afhankelijk van de vloedtijd en stroomsnelheden. Langdurige vloedperioden met lagere stroomsnelheden dan tijdens de eb periode zorgen voor minder transport in de vloedrichting. Andersom zorgt een kortere vloedperiode met stroomsnelheden die hoger liggen dan tijdens de eb periode voor meer transport in de vloedrichting. Dit verschil in stroomsnelheden tijdens eb en vloed wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de netto gemiddelde stroming. Deze stroming is afhankelijk van de interactie tussen tij en topografie, maar ook wind en dichtheidsgradiënten in het water zijn van invloed. (Wang, Hoekstra, Burchard, Ridderinkhof, De Swart, & Stive, 2012) Voor de sortering en het transport van sediment zijn naast de fysieke transportprocessen ook de biologische processen van invloed; biogeomorfologie houdt zich bezig met de invloed van door organismen geïnduceerde biologische (bodem)processen op de geomorfologie en vice versa. Bioturbatie (verstoring), biostabilisatie, biobescherming, biodepositie en biobouwers zijn de biologische processen die de grootste invloed kunnen uitoefenen op zowel de klein- als grootschalige sedimentbalans (Wang, Hoekstra, Burchard, Ridderinkhof, De Swart, & Stive, 2012).
nog volop ruimte is voor de ontwikkeling van een duidelijk platen en geulen systeem, en er daarmee nog volop ruimte is voor sediment.
Figuur 6. Platen en geulen in de Westelijke Waddenzee (ESA, 2006)
Effect bodemsamenstelling en sortering van sediment op habitat- en natuurwaarden Gezien de geografische ligging van de Westelijke Waddenzee, biedt het gebied ruimte aan een grote diversiteit van ecosysteemfuncties. Zo heeft het gebied een belangrijke kraamkamerfunctie voor vis en garnalen, en vervult het gebied een belangrijke grensoverstijgende functie als foerageergebied voor vele trekvogelsoorten (Compton, et al., 2012). De morfologische ontwikkeling van de Westelijke Waddenzee is van invloed op de kwaliteit van de ecosysteemfuncties zoals de habitaten natuurwaarde, productiewaarde en de economische waarde.
Geuldynamiek en sedimenttransport Stroomsnelheden binnen de geulen komen tot stand op basis van het dynamische evenwicht dat bestaat tussen de dwarsdoorsnede van de geul en het volume water dat er doorheen stroomt. Wanneer het watervolume dat door de geul stroomt toeneemt, erodeert de geul en zal de stroomsnelheid afnemen. Andersom vindt er in een te diepe geul sedimentatie plaats doordat de stroomsnelheden relatief te laag liggen. Dit dynamische evenwicht tussen geul en watervolume is in de Waddenzee dan ook sterk afhankelijk van het getijdenvolume dat door de geulen stroomt; hoe groter het getijdenvolume, des te groter het volume van de geul. (Elias, et al., 2012) Onbalans in de verhouding tussen de relatief grote geulen en het watervolume zorgen binnen de Westelijke Waddenzee voor netto sedimentatie. (Elias, van der Spek, Wang, & de Ronde, 2012) Op afbeelding 6 is goed te zien dat er in de het Marsdiep
De bodemsamenstelling is van groot belang voor het ecologisch systeem. Zo beïnvloedt het slibgehalte in de bodem het voorkomen van flora en fauna, en beïnvloeden flora en fauna op haar beurt de water beweging, het sedimenttransport en andere morfologische ontwikkelingen. (Verweij, Wang, Oost, & Speelman, 2009) Het sediment in de Westelijke Waddenzee is een belangrijke habitat voor veel organismen. De sedimenteigenschappen zijn bepalend voor het habitattype. De organismen in
8
de bodem (infauna) zijn afhankelijk van factoren zoals de beschikbaarheid van water, zuurstof en nutriënten, en de stabiliteit van de bodem. Deze factoren worden sterk beïnvloed door het type en de korrelgrootte van het sediment. Zo bepaalt korrelgrootte bijvoorbeeld de porositeit van het sediment en op deze wijze de mate waarin water en daarmee zuurstof kan doordringen in de bodem. Fijne sedimenten hebben een lagere doordringbaarheid dan grovere sedimenten, en deze verschillende habitattypen bieden een thuis voor specifieke soorten. In de bodem wordt het habitattype mede bepaald door flocculatie en gelaagdheid en holtes in het sediment. (Little, 2000) Langs de stranden wordt de correlatie tussen korrelgrootte en bodemfauna goed duidelijk. Uit figuur 7 valt op te maken dat naarmate de fysieke factoren zoals golfwerking en stroming van kleinere invloed worden op de morfologische eigenschappen van de bodem, de biodiversiteit en biomassa toenemen. Hoewel de beschreven effecten in dit model toegespitst zijn op het strandsysteem lijken er vergelijkebare processen te spelen binnen het Waddengebied.
Figuur 7. De relatie tussen fysieke factoren en soortenrijkdom en biomassa R: reflectieve stranden, I: Tussenliggende typen, D: Dissipatieve stranden, UD: Ultra dissipatief, TF: Wadplaten Bron: (McLachlan & Defeo, 2005)
In figuur 7 wordt onderscheidt gemaakt tussen een reflectief en een dissipatief strandsysteem. Een reflectief strandsysteem wordt vaak gevormd op plekken met een klein landwaarts tij en golfbereik, en wordt gekenmerkt door smalle steile grofkorrelige stranden. De golfenergie wordt door de steile stranden gereflecteerd richting de zee. Dissipatieve strandsystemen, zoals wadplaten, worden gevormd onder invloed van een groot landwaarts tijbereik waarin de golfenergie door de vlakke brede kustlijn wordt geabsorbeerd en sedimentatie van fijnkorrelig materiaal kan optreden. Bij het reflectieve strandsysteem wordt de soortenrijkdom hoofdzakelijk bepaald door de fysieke omstandigheden; sediment, getijden, golven en hellingshoek. Bij een meer dissipatieve toestand van strand en wadplaten worden de biologische factoren van grotere invloed op de soortenrijkdom en samenstelling. (McLachlan & Defeo, 2005) Menselijke activiteiten binnen het morfologisch systeem beïnvloeden de mechanismen achter
sedimenttransport en sortering, de invloed van het getij, golfwerking en de hellingshoek van de bodem. Veranderingen in deze mechanismen beïnvloeden dus ook de omstandigheden voor de totstandkoming en het behoud van habitattypen in de wadbodem. Vergroving van de bodemsamenstelling kan leiden tot het afnemen van de diversiteit en frequentie van soorten, wat op haar beurt gevolgen kan hebben voor de gehele voedselketen. Zo kan er bijvoorbeeld verandering optreden in de beschikbaarheid van voedsel voor benthische organismen en foeragerende vogels.
. .
9
2.3
Sedimentvraag van de Westelijke Waddenzee
De Westelijke Waddenzee is op dit moment een zand importerend systeem. Deze “zandhonger” wordt veroorzaakt door zeespiegelstijging en bodemdaling, het ruimtelijk vastleggen van de Waddeneilanden en de vastelandskust, en grote ingrepen in het systeem zoals de Afsluitdijk. (Elias, van der Spek, Wang, & de Ronde, 2012) Het toegenomen watervolume in de kombergingen Marsdiep en Vlie verkeerd in onbalans met de bergingscapaciteit van de geulen. Om het systeem van platen en geulen binnen het gebied te behouden of herstellen is het noodzakelijk de balans tussen het water en sedimentvolume te herstellen. Om deze reden vindt er sedimentatie plaats in de relatief diepe geulen en zal er de komende jaren waarschijnlijk een toename zijn van de totale oppervlakte aan platen in de Westelijke Waddenzee, mits de beschikbaarheid van sediment en de transportcapaciteit toereikend is. Belangrijk te vermelden is dat wanneer er over verzanding en/of verdrinking van de Westelijke Waddenzee wordt gesproken, zeespiegelstijging en morfologische ontwikkelingen langzame processen zijn die met een grote tijdsvertraging zullen leiden tot een nieuw (dynamisch) evenwicht van de sedimenthuishouding in de Waddenzee. Zeespiegelstijging en bodemdaling Zeespiegelstijging is een van de factoren die zorgt voor sedimentvraag van de Westelijke Waddenzee. Door zeespiegelstijging en bodemdaling ontstaat bergingsruimte. Het binnentredende water brengt netto sedimenttransport op gang richting het basin. Sedimentatie zorgt op deze wijze voor de invulling van de door bodemdaling en zeespiegelstijging ontstane ruimte. De mate van invulling is afhankelijk van het sedimentaanbod en de hydrodynamische condities. Wanneer het sediment aanbod groot genoeg is en de hydrodynamische condities gunstig voor sedimentatie, zal een basin in de natuurlijke situatie op den duur verlanden. In het geval van de Waddenzee is er over de afgelopen 7000 jaar sprake geweest van onvoldoende aanbod om het gehele basin op te vullen maar wel voldoende aanbod om de wadplaten en geulen in stand te houden. (Elias, van der Spek, Wang, & de Ronde, 2012) De toename van golfgedragen sedimenttransport op de platen en de aanwezigheid van grote geulen zorgt voor goede condities voor het transport van sediment.
vergroten. (Elias, van der Spek, Wang, & de Ronde, 2012) (Verweij, Wang, Oost, & Speelman, 2009) Het zeeniveau, de snelheid van de zeespiegelstijging en het sedimentaanbod zijn dus allesbepalend voor het karakter van de Waddenzee. Structureel monitoren van de zeespiegel is daarom van groot belang om tijdig te kunnen anticiperen op het ‘knikpunt’ wanneer zeespiegelstijging de kritieke snelheid waarmee de Wadbodem in staat is mee te groeien overschrijdt. Recente schattingen (Schaeffer, Hare, Rahmstorf, & Vermeer, 2012) houden rekening met een stijging van zo’n 75-80 cm voor het jaar 2100 ten opzichte van het jaar 2000. (Deltacommissie, 2008) Dit betekent een behoorlijke versnelling gelet op de 20 cm stijging van de afgelopen 100 jaar. Binnen het Deltaprogramma wordt rekening gehouden met een stijging van 85 cm voor 2100. Deze stijgingssnelheid benadert de schattingen van Van Goor et al. (2003) waarbij de kritische stijgingssnelheid voor de Waddenzee overschreden wordt. (Deltaprogramma, 2012)
De Westelijke Waddenzee lijkt over voldoende invoer capaciteit voor sediment beschikt om de huidige zeespiegelstijging te compenseren. Over de 3 periode 1927-2000 is er gemiddeld 7 miljoen m sediment per jaar ingevoerd, tegenover een 3 benodigde hoeveelheid van 4 miljoen m om de zeespiegelstijging bij te benen. De beschikbaarheid van sediment lijkt echter een toekomstig knelpunt te kunnen gaan vormen. Wang (2011) schat dat de toekomstige sedimentvraag van de Westelijke 3 Waddenzee kan oplopen van 900 miljoen m tot 1,5 3 miljard m sediment. Verder dient er rekening te worden gehouden met een versnelde zeespiegelstijging wat de sediment vraag verder zal
Ruimtelijk vastleggen gebiedsgrenzen Naast de stijgende zeespiegel heeft ook menselijk ingrijpen in de ruimtelijke ontwikkeling een grote impact op de morfologische eigenschappen van de Waddenzee. De constructie van kustverdedigingswerken zoals dijken, het ruimtelijk vastleggen van de Waddeneilanden en BKL handhaving, stellen kunstmatige grenzen aan een van nature dynamisch systeem. (Elias, van der Spek, Wang, & de Ronde, 2012) (Rijkswaterstaat, 2012) Een goed voorbeeld van zo’n begrenzing is de Afsluitdijk. Het afsluiten van de Zuiderzee heeft gezorgd voor een enorme ‘zandhonger’ in de Westelijke Waddenzee; het afdammen van het 10
intergetijdenbasin heeft gezorgd voor een toename van het getijverschil en verhoogde golfwerking op de hoogliggende platen. (Elias, van der Spek, Wang, & de Ronde, 2012) (Stronkhorst, Bruens, & van Vliet, 2012) Doordat de getijden amplitude is toegenomen na de aanleg van de Afsluitdijk verandert niet alleen de ligging en het volume van de geulen, maar ook het percentage wadplaten wordt door deze verandering beïnvloed. Er bestaat namelijk een relatie tussen het percentage wadplaten en het getijverschil binnen een kombergingsgebied. Deze relatie behelst met name dat een toenemende getijden amplitude zorgt voor een relatieve toename van het areaal wadplaten binnen de komberging. (Kraft, Folmer, Meyendirks, & Stiehl, 2011) Vooral in het Marsdiep lijkt deze onbalans voor sedimentatie te zorgen en dus voor een toekomstige toename van het areaal wadplaten. In figuur 8 is het percentage wadplaten per komberging weergegeven, voor het Marsdiep is dit percentage opvallend laag. In vergelijking tot de gemiddelde diepte per komberging [figuur 9] lijkt het percentage wadplaten ook achter te blijven ten opzichte van de andere kombergingsgebieden. Deze observaties ondersteunen de theorie dat de sedimentbalans van de Westelijke Waddenzee, en met name die van het Marsdiep, in onbalans verkeerd. De netto import van sediment is daarom van groot belang voor het herstel van deze balans en het aangroeien van het areaal wadplaten. Gezien de afhankelijkheid van één zeegat moeten de grote kombergingsgebieden in verhouding meer sediment importeren om zeespiegelstijging te compenseren. Grotere kombergingsgebieden lijken dus slechter in staat om relatieve zeespiegelstijging te compenseren dan kleinere kombergingen. Voor de relatief grote kombergingsgebieden Eierlandse Gat en Marsdiep lijkt het dus zaak om de sedimentbalans zo snel mogelijk te herstellen om op deze wijze beter in staat te zijn eventuele verdrinking van de wadplaten te voorkomen middels natuurlijke sedimentatie. Dit neemt niet weg dat menselijke ingrepen in het systeem in eerste instantie verantwoordelijk zijn geweest voor het ontstaan van de zandvraag en dat menselijke activiteiten ook vandaag nog invloed uitoefenen op zowel de zandvraag als het aanbod.
Figuur 8. Percentage Wadplaten per kombergingsgebied (Kraft, Folmer, Meyendirks, & Stiehl, 2011)
Figuur 9. Gemiddelde diepte per kombergingsgebied (Kraft, Folmer, Meyendirks, & Stiehl, 2011)
11
2.4
Sedimentaanbod voor de Westelijke Waddenzee
De sedimenthonger wordt gevoed door het van nature aanwezige aanbod en de kunstmatig instandgehouden/ aangebrachte zandvoorraden langs de Noordzeekustzone. De natuurlijke dynamiek van het Waddensysteem voorziet in de benodigde hoeveelheid sediment om de balans te herstellen middels erosie van de 3 Noordzeekustzone; de totale input van meer dan 400 miljoen m sediment in de Westelijke Waddenzee sinds de afsluiting van de Zuiderzee, is min of meer gelijk aan de geërodeerde hoeveelheid sediment langs de kust van Noord-Holland, de Waddeneilanden en de buitendelta’s in dezelfde periode. (Elias, van der Spek, Wang, & de Ronde, 2012) De uitgevoerde zandsuppleties in de Noordzeekustzone dragen dus niet alleen bij aan het totale sedimentvolume in de Noordzeekustzone maar ook aan de beschikbaarheid van sediment voor de Waddenzee. Rondom het Waddengebied wordt veel gesuppleerd, vooral langs de kust van Marsdiep is structurele aanvulling van het sedimentbudget noodzakelijk. In deze paragraaf wordt verder ingegaan op de menselijke activiteiten die het sedimentaanbod van het gehele zandige systeem beïnvloeden en de relatie van deze activeiten tot de Waddenzee. zandsuppleties [Figuur 10] zoals duin-, vooroever- en strandsuppleties [Bijlage 3]. Zandsuppleties zorgen op deze wijze voor waterveiligheid en het behoud van (specifieke) kustfuncties. Middels het gebruik van zandsuppleties wordt getracht de natuurlijke kustdynamiek zoveel mogelijk intact te laten. (Koolstra, Jonker , & Bakkers, 2011) (Stronkhorst, Bruens, & van Vliet, 2012) Hoewel suppleties ten behoeve van kustlijnzorg langs de Nederlandse kust al sinds 1990 jaarlijks plaatsvinden, is er nog steeds veel onduidelijk over de effecten van zandsuppleties Figuur 10. Vooroeversuppletie (ZeeInZicht, 2013) op de biotiek en de abiotiek van zowel de locatie waar de activiteiten plaatsvinden als de omliggende Zandsuppleties gebieden. (Holzhauer, Baptist, Valk, Dalfsen, & Zeespiegelstijging zorgt voor zandvraag langs de Janssen, 2009) Ten behoeve van de reguliere BKL gehele Nederlandse kust; zo veroorzaakt een met 2 handhaving en het meegroeien van het mm stijgende zeespiegel een zandverlies van 14 kustfundament met de zeespiegelstijging wordt 3 3 miljoen m zand per jaar (Stronkhorst, Bruens, & van jaarlijks zo’n 12 miljoen m zand gesuppleerd langs Vliet, 2012). Om Nederland te beschermen tegen het de Nederlandse kust. (Rijkswaterstaat, 2012) Niet opkomende water en de huidige kustlijn te inbegrepen in deze hoeveelheid zijn de zogeheten behouden is er in 1990 voor gekozen de Nederlandse megasuppleties, voorbeelden hiervan zijn de aanleg kustlijn op dynamische wijze te handhaven om van de zandmotor in 2011 [figuur 11]; waarbij een 3 structurele kustachteruitgang langs de gehele totale hoeveelheid van 21 miljoen m zand is Nederlandse kust tegen te gaan. Met het vaststellen gesuppleerd voor de kust van Noord-Holland van de BKL is een norm vastgesteld waaraan de (Provincie Zuid Holland, Rijkswaterstaat, 2012), en kustlijn jaarlijks wordt getoetst. Wanneer er sprake is de Tweede Maasvlakte; waarvoor een totale 3 van het landwaarts overschrijden van de BKL wordt hoeveelheid van 365 miljoen m zand wordt er ingegrepen; doorgaans gebeurt dit door het gewonnen (Stichting de Noordzee, 2013). uitvoeren van
Figuur 11. De zandmotor (Aeriallive, 2011)
12
Figuur 12. Zandsuppleties ten behoeve van kustlijnzorg 2002-2012 (Rijkswaterstaat, 2012)
De Noordzeekustzone rondom het Texelse zeegat behoort tot het meest onderhoudsintensieve gedeelte van de kust vanwege de structurele erosie veroorzaakt door de zandvraag van de Waddenzee. In de kustvakken Noord-Holland en Texel is in de periode van 1990 tot oktober 2010 tezamen 88,4 3 miljoen m gesuppleerd in het kader van reguliere kustlijnzorg, hierbij gaat het om zowel strand- als vooroeversuppleties. Deze suppleties hebben zijn in het kustvak Noord-Holland vrijwel allemaal uitgevoerd ter hoogte, of ten noorden van Alkmaar. Dit betekent dus relatief dichtbij het Texelse zeegat en de Waddenzee. (Rijkswaterstaat, 2013) Voor de periode 2012-2015 is een totaal volume van 32 3 miljoen m sediment gepland om langs de Nederlandse kust gesuppleerd te worden in het kader van de reguliere kustlijnzorg. Ook hiervan zal een groot deel gesuppleerd worden langs de kust 3 van Noord-Holland en Texel; 17,5 miljoen m (Rijkswaterstaat, 2011).
Voor Callantsoog en de Hondsbossche en Pettermer zeewering staat, als het aan Rijkswaterstaat ligt, een 3 megasuppletie gepland van 32 miljoen m sediment. Voor het daarop volgende onderhoud is nog eens 10 3 miljoen m gereserveerd voor de aankomende 20 jaar. Natuurorganisaties zien echter ook mogelijkheden voor andere oplossingen om de kustveiligheid te waarborgen. (Waterforum online, 2013) De suppletievolumes zullen de komende jaren geleidelijk vergroot worden om de versnellende zeespiegelstijging te compenseren. In de consultatieversie Nationale Visie Kust van het Deltaprogramma wordt een schatting gemaakt dat de volumes na 2020 bij de huidige stijgingsnelheid 3 tussen de 12 en 24 miljoen m zullen liggen. Wanneer er sprake is van versnelde zeespiegelstijging komen er gauw volumes van 30 3 tot 66 miljoen m in beeld. (Deltaprogramma, 2013)
13
Zandsuppleties en natuurwaarden Noordzeekust en Waddenzee In de ecologische bouwstenen voor de nationale visie kust (Schotman, 2012) worden algemene knelpunten beschreven tussen de veiligheidsopgave en natuurwaarden. Het tegengaan van kustafslag middels de toepassing van zandsuppleties en daarme het op de lange termijn steiler worden van het kustprofiel, kunnen zorgen voor druk op de natuurwaarden. Ook vertroebeling door de zandwinning voor suppleties (Duin, Vrij Peerdeman, Jaspers, Bucholc, & Wessels, 2012) is een punt van aandacht. Vanuit natuuroverwegingen lijkt het toestaan van meer kustafslag een gunstig effect te hebben op het areaal ondiep water, wat een
belangrijke habitat voor jonge vis kan vormen (Schotman, 2012). De kraamkamerfunctie langs de Noordzeekust is ook van belang voor de vispopulaties in de Waddenzee. Een meer grillige kustlijn heeft daarnaast ook een gunstige uitwerking op de duindynamiek. Naast de directe effecten op de natuurwaarden kan het beperken van suppletievolumes ook zorgen voor een reductie van mogelijke effecten van suppletiezand op de sedimentsamenstellingen in de Waddenzee. Hoewel deze effecten niet zijn vastgesteld is het vanuit het Wadden perspectief wellicht goed te streven naar (preventieve) vermindering van de suppletiedruk om de eventuele effecten te verminderen.
Figuur 13. Het dynamisch karakter van het strand, kustafslag na een storm op Texel (Witte, 2011)
14
Zandwinning In de Noordzee worden jaarlijks grote volume’s zand gewonnen. Slechts een gedeelte hiervan is bestemd voor het kustlijnzorgprogramma. Zandwinning is, afgezien van een aantal uitzonderingen, alleen toegestaan zeewaarts van de NAP-20 dieptelijn. In totaal zal er in de periode 2013-2017 zo’n 300 3 miljoen m zand gewonnen worden, hiervan wordt 3 waarschijnlijk ruim 80 miljoen m gebruikt als suppletiezand [Tabel 1]. De Waddenzee ondervindt ook invloed van de zandwinningsactiviteiten in de Noordzee. In de MER winning suppletiezand 2013-2017 (Duin, Vrij Peerdeman, Jaspers, Bucholc, & Wessels, 2012) wordt gekeken naar verschillende scenario’s voor zandwinning waarbij voor de Waddenzee vooral de afweging tussen kust of zeewaarts winnen van zand verschil maakt. Voor het alternatief kustwaarts geldt dat er wordt gekeken naar winningslocaties zo dicht mogelijk tegen de NAP -20 m dieptelijn, met een minimale afstand van 900m tot de Natura-2000 gebieden. Voor het zeewaartse alternatief wordt er gekeken naar gebieden die zo dicht mogelijk tegen de 12-mijlsgrens aan. Uit de effectenanalyse komen voor de Waddenzee een aantal punten naar voren; bij zandwinning vrijkomend materiaal kan een verhoging van de slibconcentraties veroorzaken in zowel de Noordzee als de Waddenzee. Wanneer het suppletiezand dichter bij de kust wordt gewonnen kan dit zorgen voor een toename van de slibconcentraties in de Westelijke Waddenzee van enkele procenten; zo’n 1 tot 2 mg/L. Door de MER wordt deze toename als verwaarloosbaar beschouwd ten opzichte van de autonome concentraties die soms meer dan 100 mg/L bedragen. De cummulatieve effecten op de slibconcentratie van alle zandwinningsactiviteiten tezamen [zie tabel 1] kan zorgen voor aanzienlijke stijging van de jaargemiddelde slibconcentraties; voor de Waddenzee kan dit een toename van maximaal 10% betekenen.
Figuur 14. Zandwinning heeft invloed op de voedselbeschikbaarheid voor mosselen (Mytilus edulis) (Copyright (C) 2008-2013 Silvia Waajen)
Voor de primaire productie kan de suppletiezandwinning bij het scenario kustwaarts leiden tot een gemiddelde afname van de primaire productie in de Westelijke Waddenzee van zo’n 0,6% over 8 jaar, t.o.v. van de effecten van de autonome zandwinning. Dit kan resulteren in een gelijke afname van 0,4-0,6% van de totaal aanwezige hoeveelheid biomassa filterfeeders (zoals mosselen, kokkels en zandkokerwormen) binnen het gebied. Het alternatief zeewaarts winnen resulteert in geringere effecten op de slibconcentratie en primaire productie in de Waddenzee. Toch wordt er in de MER een voorkeur uitgesproken voor het alternatief kustwaarts winnen omdat er bij dit alternatief sprake is van minder brandstofverbruik en emissies. Er wordt in de MER geconcludeerd dat er geen wezenlijke verschillen bestaan qua milieuvriendelijkheid van de onderzochte alternatieven gezien de geringe effecten, hoewel deze verschillend zijn voor de besproken scenario’s. Natuurorganisaties benadrukken in hun zienswijze als reactie op de MER het belang om het zeewaartse alternatief als meest milieuvriendelijke scenario te beschouwen en deze als uitvoeringsstrategie te kiezen (Jong, 2012). Vergroting van suppletievolumes in de toekomst betekent dus dat er meer zand gewonnen zal moeten worden. Dit betekent dat er grotere effecten zullen plaatsvinden op de Waddenzee. Het lijkt vanuit natuuroverwegingen dan ook in het belang van de Waddenzee om de zandwinning te beperken tot een minimum.
3
X Miljoen m Zandwinning Noordzee 2013 2014 2015 2016 Suppletiezand 12 12 20 20 Maasvlakte 2 9,5 9,5 9,5 9,5 Ophoogzand 25 25 25 25 Westerschelde Container 3 11 6 0 Terminal Zwakke Schakels 10-20 10-20 Totaal: 296,5 -316,5 Miljoen m3
2017 20 9,5 25 0
Tabel 1. Geplande zandwinvolume’s Noordzee 2013-2017 (Duin, Vrij Peerdeman, Jaspers, Bucholc, & Wessels, 2012)
15
De Buitendelta’s Aan de Noordzeekant van de zeegaten liggen de buitendelta’s. De Razende Bol [Figuur 15] voor het Texelse zeegat is een goed voorbeeld van een buitendelta. Om het volume van de buitendelta’s te vergroten ontrekt het systeem zand uit de kust en de kombergingsgebieden. Afnemende stroomsnelheden aan de Noordzeekant van het zeegat maken sedimentatie van meegevoerd sediment mogelijk. (Elias, et al., 2012) Het volume van de buitendelta’s is afhankelijk van het getijdenvolume dat door de bijbehorende zeegaten stroomt; hierbij geldt dat een groter getijden volume leidt tot een groter zandvolume van de buitendelta (Verweij, Wang, Oost, & Speelman, 2009). Het getijdenvolume is afhankelijk van de oppervlakte van het gebied, het getijverschil en de oppervlakte en hoogteligging van de Wadplaten. Menselijke ingrepen in het morfologisch systeem beïnvloed ook de bestaande sedimentbalans tussen buitendelta en het getijdenvolume; hoewel bij Texel de het getijdenvolume met 10% is toegenomen is het volume van de buitendelta afgenomen. Dit wordt veroorzaakt door onvoldoende beschikbaarheid van sediment (zandhonger van het kombergingsgebied.) (Elias, et al., 2012)
Figuur 16. Schematische weergave zeegatsysteem, bewerking van (Swart & Zimmerman, 2009)
buitendelta’s over onvoldoende sediment beschikken om de zandhonger te voeden zal het beroep van de Waddenzee op de Noordzeekustzone groter worden waardoor intensiever onderhoud van de kustlijn noodzakelijk zou zijn. Schattingen laten zien dat het minstens een eeuw duurt voordat een buitendelta volledig ten goede komt aan het bergingsgebied. (Elias, et al., 2012) Krimping van de buitendelta’s door erosie, en daarmee de beschikbaarheid van sediment voor de kombergingen, kan er dus mogelijk voor zorgen dat het Waddengebied in de toekomst niet langer in staat is mee te groeien met de zeespiegelstijging (Deltaprogramma, 2012). Onduidelijk is wat de precieze invloed van versnelde zeespiegelstijging en toename van het getijdenvolume is op de ontwikkeling van de buitendelta’s en wat deze ontwikkeling betekent voor het bekken en de kustzone. (Verweij, Wang, Oost, & Speelman, 2009) Ook is het onduidelijk wanneer, en of, de sedimentbalans van de Westelijke Waddenzee en haar buitendelta’s ooit bereikt wordt. Dit is bijvoorbeeld afhankelijk van de beschikbaarheid van sediment en de relatieve zeespiegelstijging. (Elias, et al., 2012) Het lijkt onwaarschijnlijk dat de buitendelta’s de in de toekomst benodigde hoeveelheid sediment voor de Waddenzee kunnen leveren op basis van het nu aanwezige budget (Deltaprogramma, 2012) (Elias, van der Spek, Wang, & de Ronde, 2012) en dus lijkt toekomstig menselijk ingrijpen noodzakelijk voor de kustveiligheid en het behouden van de socio-economische en ecologische waarden van het gebied.
Figuur 15. Buitendelta Noorderhaaks (de Razende bol) van kombergingsgebied Marsdiep
De buitendelta’s spelen een belangrijke rol in kustveiligheid. Krimping van de buitendelta’s kan leiden tot een verhoogde blootstelling van golfaanval op het bekken en de kustzone, met verdere erosie ten gevolg. (Deltaprogramma, 2012) Verder fungeren de buitendelta’s als doorgeefluik van zand en bieden ze een habitat voor diverse vissoorten, een foerageergebied voor vogels en een rustgebied voor zeehonden. Op het zeegat van Ameland na lopen de volume’s van alle Nederlandse buitendelta’s op dit moment terug onder invloed van door zeespiegelstijging veroorzaakte zandhonger van de bergingsgebieden en menselijke ingrepen in het gebied. De erosie van de buitendelta gaat vooral ten koste van haar functie als zandbron. Wanneer de 16
wellicht wenselijk is om de mogelijkheden van deze rechtstreekse suppleties (theoretisch) te verkennen. Hierbij speelt bijvoorbeeld de vraag wat een voorlandsuppletie bij een dijk in de Waddenzee kan betekenen voor de stabiliteit en de veiligheid van de dijk, en of een dergelijke suppletie kan bijdragen aan het terugdringen van de zandhonger en het daaruit volgende zandtekort in het kustfundament (Elias, et al., 2012). Om de zandtekorten in stand te houden bestaan reeds vele verschillende wijzen van uitvoering. Om het zandige systeem volume gewijs in stand te houden lijkt er voldoende theoretische kennis. Learning by doing lijkt dan ook de weg die zal worden ingeslagen de komende jaren, bijvoorbeeld gelet op de mogelijke implementatie van buitendelta suppleties. Buitendeltasuppleties worden gezien als een methode om het kustfundament in stand te houden en mogelijk de kusterosie (en daarmee de frequentie en kosten [figuur 17] van suppleties) langs de Noordzeekust te beperken. Echter de interactie van menselijke ingrepen in het zandaanbod met ecologische waarden lijkt nog een vrij onbegaan terrein. Het is dus belangrijk om learning by doing te koppelen aan integrale monitoringsprogramma’s en voldoende kennisbasis te creëren voor de toekomstige strategiën .
Toekomstig beheer Op dit moment worden de kustlijn en het 3 kustfundament dus met zo’n 12 miljoen m in stand gehouden middels zandsuppleties. Ook de komende jaren wordt door beleidsmakers en beheerders ingezet op het instandhouden van het zandige systeem middels zandsuppleties, intensivering van de suppletieactiviteiten is daarbij waarschijnlijk noodzakelijk gelet op de relatieve zeespiegelstijging. Voor het Deltaprogramma kust zijn alternatieve langetermijn suppletiestrategiën opgesteld (Deltares, 2012). Veiligheid is hierbij de belangrijkste doelstelling. De zandvraag van de Waddenzee is een belangrijke factor in de benodigde hoeveelheden zand in het gehele kustsysteem. De kustlijn, buitendelta’s en het Waddengebied zijn dus onlosmakelijk met elkaar verbonden wanneer je spreekt over zandsuppleties. Echter wordt er door het Deltaprogramma voor gekozen om voorlopig alleen aan de zandvraag van de Waddenzee te voldoen middels natuurlijk verloop. Actief suppleren in de Waddenzee is dus nu nog niet aan de orde (Deltaprogramma Kust, 2012), en binnen de huidige regelgeving (PKB Waddenzee, 2007) ook niet mogelijk. Een belangrijke notie die wordt opgeworpen in (Elias, et al., 2012) is dat het
3
Figuur 17. De kosten van suppletiezand per m per suppletielocatie in het zwakke schakels programma (Algemene Rekenkamer, 2009)
17
2.5
Conclusie literatuurstudie
Klimaatverandering en zeespiegelstijging vormen een bedreiging voor het huidige karakter van het Waddengebied. De kunstmatige instandhouding van gebiedsgrenzen, middels activiteiten binnen het zandige systeem, beïnvloeden de hydrodynamica en het natuurlijke zandaanbod langs de Noordzeekust. Deze activiteiten zijn echter noodzakelijk om de kustveiligheid te garanderen. Deze ingrepen in het zandige systeem hebben ook invloed op de morfologische ontwikkeling van de Westelijke Waddenzee. Naast de ontwikkelingen buiten de Waddengrenzen wordt de morfologie van de Westelijke Waddenzee ook beïnvloed door menselijk handelen binnen het gebied zelf, zoals de aanleg van de Afsluitdijk en de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen. Kortom menselijke activiteiten maken van het Waddengebied steeds meer een cultuursysteem. Wanneer er gesproken wordt over verzanding is het belangrijk om de invloed van menselijk handelen vast te stellen. Duidelijk is dat de systeemkennis met betrekking tot de sedimentsamenstellingen onvoldoende is om te beoordelen wat de menselijke invloed is op het ogenschijnlijk natuurlijke proces van verzanding. Om de veronderstellingen rondom verzanding te toetsen is het belangrijk om meer fundamenteel onderzoek te doen naar de netto sedimentuitwisseling tussen Noordzee en Waddenzee, en waterkolom en wadbodem. Daarnaast is het ook belangrijk om te weten wat deze uitwisseling betekent voor de aanwezigheid van fijne en grove sedimenten.
zeespiegelstijging. Zonder deze zandimport zou het gebied op den duur verdrinken. Voldoende zandaanbod in het kustfundament is dus van groot belang om het huidige karakter van de Westelijke Waddenzee te behouden. De vraag bij verzanding is echter in hoeverre het suppletiezand aansluit op het natuurlijke zandaanbod en welke gevolgen dit zand heeft voor de Westelijke Waddenzee. Verzanding is een natuurlijk proces dat afhankelijk is van de hydrodynamische condities. Het huidige beheer gaat ervan uit dat het aangebrachte sediment langs de Noordzeekust middels natuurlijk verloop gesorteerd wordt en de Waddenzee haar eigen korrelgrootte bepaald. Deze veronderstelling gaat echter voorbij aan het feit dat de hydrodynamische condities deels bepaald worden door menselijke ingrepen in het systeem. Wanneer er sprake blijkt te zijn van verzanding kan dit beschouwd worden als een indicator voor veranderde hydrodynamische omstandigheden. Zo duidt vergroving van de mediane korrelgrootte niet alleen op sedimentatie van grof materiaal, maar waarschijnlijk ook op de resuspensie van meer fijn materiaal. Dit kan zorgen voor vertroebeling van de waterkolom en het vrijkomen van slib en daardoor in de bodem vastgelegde nutriënten en andere (schadelijke) stoffen. Veranderende hydrodynamische condities binnen de Westelijke Waddenzee kunnen zorgen voor een andere verdeling van korrelgroottes binnen het gebied dan voorheen. De vraag is in hoeverre er sprake is van natuurlijke dynamiek. Hoewel het moeilijk is in te schatten wat de ontwikkeling op de lange termijn zal zijn, kan verzanding op de korte termijn wellicht een negatief effect hebben op de natuurwaarden binnen het gebied.
Uit voorgaande paragrafen lijkt het niet onwaarschijnlijk dat er wellicht sprake is van lokale verzanding in de Westelijke Waddenzee. De Westelijke Waddenzee is op dit moment een importerend systeem vanwege naijleffecten van de aanleg van de Afsluitdijk en relatieve
18
3. Inzichten van stakeholders op de mogelijke verzanding van de Westelijke Waddenzee De stakeholder inzichten zijn van groot belang voor dit onderzoek omdat er geregeld geluiden en zorgen ten tafel komen over verzanding. Om hier goed op in te kunnen spelen zijn de geluiden geïnventariseerd en geanalyseerd. Omdat een aantal stakeholders heeft aangegeven het interview privé te willen houden is er voor gekozen een korte samenvatting te geven van het gesprek om toch een klein overzicht te geven van de verschillende inzichten.
3.1
De respondenten
In deze paragraaf volgen kort een aantal belangrijke conclusies uit de gevoerde gesprekken. Helaas is het binnen de stageperiode niet gelukt een afspraak te krijgen met iemand van de mosselsector. Op basis van geluiden vanuit andere sectoren is een inschatting gemaakt van de positie van de mosselsector. Er lijkt sprake te zijn van verzanding van een groot aantal mosselpercelen, dit is waarschijnlijk toe te schrijven aan de vaste locatie van de percelen. Het niet kunnen meebewegen met de natuurlijke dynamiek van het gebied heeft er voor gezorgd dat sommige mosselpercelen op ongunstige locaties liggen waar op dit moment sprake is van sedimentatie.
Josje Fens, woorvoerder morfologie Waddenvereniging Behoud van natuurwaarden binnen het dynamisch systeem staat voorop. De Waddenvereniging herkent de geluiden over verzanding. Afname van de kombergingen is in eerste instantie geen zorgwekkende ontwikkeling hoewel een door menselijke activiteiten beïnvloede verandering van de bodemsamenstelling, indien hier sprake van is, wel een belangrijk punt van aandacht zou zijn. Zandimport is een natuurlijke reactie van de Westelijke Waddenzee op de aanleg van de Afsluitdijk die niet middels beheer in de Waddenzee moet worden tegengegaan; dat is dweilen met de kraan open. Integrale monitoringsprogramma’s en meer systeemkennis zijn van groot belang.
Ab Post, zaakvoerder PO Wieringen, garnalen en gemengde visserij) De PO Wieringen neemt verzanding van de Westelijke Waddenzee waar. Hierbij is sprake van volume toename, maar vooral ook verandering van samenstelling, dit wordt beschouwd als een onnatuurlijke ontwikkeling. Op de locaties waar sprake is van verzanding is weinig leven te vinden, vissers hebben belang bij een rijke zee. Zandsuppleties zijn voor een groot deel verantwoordelijk voor de verzanding. Er is vrijwel geen contact tussen Rijkswaterstaat en de PO, de waarnemingen en kennis van de garnalenvissers met betrekking tot het morfologisch systeem worden dan ook onvoldoende benut in het beheer.
Martijn de Jong, Programma naar een Rijke Waddenzee en Coalitie Wadden Natuurlijk Martijn de Jong ziet bij suppleties vooral de schade door zandwinning, de kosten en de effecten op de natuurlijkheid van de Noord- Hollandse kustlijn als probleem. Er wordt te makkelijk gesproken over het vergroten van de suppletievolume’s zonder bijvoorbeeld de effecten van winning op de primaire productie voldoende mee te wegen. Verminderen van de suppletiedruk is een goede methode om de benodigde zandvolumes te beperken, dit betekent alleen suppleren uit veiligheidsoverwegingen en niet ten behoeve van strandbehoud of verbreding. Dynamischer omgaan met de basiskustlijn kan op deze wijze ook de mogelijke negatieve effecten, c.q. verzanding, van het kustlijnzorg programma op de Westelijke Waddenzee verminderen. Verzanding van de Westelijke Waddenzee is vooral te zien bij Lutjeswaard. De herkomst van dit zand is onduidelijk maar het lijkt op suppletiezand. Het suppletiezand lijkt sowieso grotendeels in de Waddenzee te verdwijnen.
Rienk Nadema, kokkelvisser In de gebieden waar kokkelvissers komen verandert weinig. De Westelijke Waddenzee is op sommige stukken wel veel ondieper geworden. Stormen en natuurlijke dynamiek hebben misschien nog wel veel meer invloed dan suppleties. Droger/natter, dat gaat met millimeters per jaar, daar merken wij niks van. Dieper stekende schepen hebben wel last van de opdroging. In de Waddenzee is vooral de natuurlijke dynamiek belangrijk en bepalend; het gaat over lange termijn veranderingen.
19
Evert Jan Lammerts, senior ecoloog Staatsbosbeheer Het is belangrijk dat er intensiever onderzoek plaatsvindt om de lange termijn effecten van suppleties op het hele zandige systeem vast te stellen. Verder is Staatsbosbeheer van mening dat er langs de kust veel locaties te vinden zijn waar dynamischer kan worden omgegaan met de basiskustlijn. Natuurlijke dynamiek in het kustgebied is goed voor de natuurwaarden.
is niet ondenkbaar dat zandsuppleties een bijdrage kunnen leveren aan versnelde verzanding van de Westelijke Waddenzee. Het blijft alleen wel lastig om causale verbanden te leggen. Er lijkt een verschil te zitten in de wetenschappelijke kennis, metingen en de observaties van de bewoners. De hoofdvraag is; Wat betekenen keuzen als zandsuppleties, zonder de basis van systeemkennis, voor het hele systeem van eilandveiligheid en de achterliggende Waddenzee? Het economisch belang en het belang voor kustveiligheid ligt langs de Zuid- en Noord-Hollandse kust. Je merkt dat wantrouwen onder de bewoners minder wordt wanneer ze worden meegenomen in het proces.
Martin Baptist, Imares en lector marine ecosystems van Hall Larenstein Martin Baptist herkent de geluiden over verzanding en kan zich de geluiden over de invloed van suppleties op de Waddenzee ook voorstellen gezien de volumes en locatie van de suppleties. Zelf observeert hij ook grovere fracties op de stranden na suppleties. Het is echter moeilijk om causale verbanden te leggen; er is onvoldoende wetenschappelijke basis. Nuance: er is ook sprake van verslibbing in de Waddenzee. Een belangrijke vraag is hoe je de Waddenzee kan laten meegroeien met de zeespiegel zonder de sortering van het sediment te veel te beïnvloeden. Suppleren voor veiligheid is suppleren met een grove korrel, hierbij is natuur een secundaire, dan wel onbelangrijke, doelstelling. Om te kijken of er daadwerkelijk sprake is van verzanding is het belangrijk om de bodemsamenstelling van de Waddenzee te gaan monitoren.
Gerard Janssen, Senior Adviseur Rijkswaterstaat WVL Zandsuppleties hebben waarschijnlijk een marginale invloed op de korrelgrootte samenstellingen in de Westelijke Waddenzee. Hydrodynamische processen zijn bepalend voor het afgezette sediment. Zandsuppleties zouden echter wel verantwoordelijk kunnen zijn voor meer import dan in de natuurlijke situatie. Er zijn echter onvoldoende meetgegevens beschikbaar om deze stellingen te onderbouwen. Vooral het wegnemen van de menselijke drukfactoren in het kustsysteem is erg belangrijk om natuurlijke ontwikkeling van het gebied mogelijk te blijven maken; bij natuurlijke ontwikkeling beheer je de menselijke activiteiten, de natuur redt zich wel. Waak voor een te sterk cultuursystem. Het is belangrijk om natuur en veiligheid meer te integreren. Het Deltaprogramma focust zich bij natuur nog teveel op de terrestrische natuur en te weinig op de mariene natuur.
Quirijn Lodder, Technisch manager suppletiebeleid, Rijkswaterstaat WVL De Westelijke Waddenzee blijft nog geruime tijd (100-200 jaar) sediment importeren ongeacht of er suppleties worden uitgevoerd. Suppleties versnellen deze import waarschijnlijk niet. Het is moeilijk om de natuurlijke dynamiek en de invloed van suppleties hierop vast te stellen. Het is belangrijk correcte causale verbanden te leggen. Er is meer systeemkennis nodig om de subjectiviteit rond dit onderwerp te verminderen en voorbij het stellingenniveau te komen. Quirijn denkt niet dat we iets onomkeerbaars aan het doen zijn met de kustlijnzorg, het is echter wel belangrijk de werkwijze te blijven toetsen.
Rick Hoeksema, RWS Noord Nederland & Deltaprogramma Wat voor zand wordt er gesuppleerd? En waar beland dit zand. Deze vragen mogen eigenlijk niet bestaan wanneer er eigenlijk al gesproken wordt over vergroten van de suppletievolume’s. Monitoring sedimentstromen gaat plaatsvinden om de kennis hierover te vergroten, waarschijnlijk aan de hand van een geulsuppletie. PRW; ondersteun deze monitoring, geef waarde aan van onderzoek vanuit natuurlijkheid. In het Deltaprogramma wordt vooral gezocht naar een wijze om zandsuppleties zo effectief en efficiënt mogelijk in te zetten en zo goed mogelijk te integreren in het natuurlijk systeem. Daar wordt nu vooral aandacht aan besteed binnen het 3d samenwerkingsverband van het Deltaprogramma
Albert Jan Zijlstra, vertegenwoordiger Waddengemeenten; samenwerkingsverband VAST Voor de eilandbewoner is de veiligheid en toegankelijkheid van de eilanden erg belangrijk. Het 20
3.2
manier om de veiligheid te waarborgen, maar moeten niet geïmplementeerd worden ten behoeve van kustuitbreiding of strandbehoud. Er moet voorzichtig worden omgegaan met de implementatie van zandsuppleties. Het monitoren van sedimentstromen en goede systeemkennis is erg belangrijk. Veder moet er, waar mogelijk, dynamischer worden omgegaan met de BKL wanneer er geen veiligheidsrisico’s bestaan. ‘Maak geen heilige graal van zandsuppleties en bekijk per locatie of het de meest effectieve en wenselijke oplossing is’, klinkt als een belangrijke boodschap door alle gesprekken heen. Belangrijk om hierbij in gedachten te houden is dat er, naast de (in)directe effecten van de suppleties op de uitvoeringslocatie, ook schade wordt toegebracht op de winninglocatie en de benodigde suppletievolumes dus, zowel vanuit natuuroverwegingen op zee als langs de kustlijn, tot een minimum beperkt dienen te worden. De visserij zou meer betrokken kunnen worden in het vinden van geschikte winninglocaties; de bodemkennis en praktijkervaring van de vissers wordt onvoldoende benut. Probeer met de suppleties meer een natuurdoel na te streven is een roep vanuit zowel visserij als natuurorganisaties. Wat het effect is van zandsuppleties op de samenstelling van het geïmporteerde sediment in de Westelijke Waddenzee is deels nog een kennisleemte, dit laat ruimte voor subjectiviteit onder de betrokken partijen. Eén ding is duidelijk; zandsuppleties beïnvloeden de natuurlijke zandvoorraden. Onder de bewoners en gebruikers van het gebied bestaat het vermoeden dat de samenstelling van het suppletiezand behoorlijk afwijkt van het zand dat van nature aanwezig is langs de kust. Ook bestaat het gevoel dat het zand grotere afstanden aflegt dan door de wetenschappers verondersteld wordt. Deze kloof tussen ‘meten is weten’ en ‘observeren en voelen’ creëert een spanningsveld tussen de verschillende partijen.
De inzichten
In dit hoofdstuk zijn de inzichten van respondenten op de in de interviews terugkomende thema’s samengevoegd tot één algemeen beeld. Verzanding Afname van de kombergingsgebieden Marsdiep en Vlie sluiten goed aan op de theorie dat de afsluiting van de Zuiderzee leidt tot zandhonger; het systeem lijkt de komende decennia een importerend systeem te blijven. Instandhouding van de huidige bodemsamenstellingen lijkt hierbij op lokaal niveau onwaarschijnlijk gezien de dynamiek binnen het gebied en de invloed van deze dynamiek op de transport en sorteringsmechanismen van het sediment. Hoewel afname van het kombergingsgebied niet als grote zorg wordt ervaren door de belanghebbenden (het betreft een natuurlijk proces) is het wel belangrijk vast te stellen wat er met de bodemsamenstelling gebeurt en wat dit betekent voor de ecosysteemfuncties. Verzanding van de Westelijke Waddenzee lijkt op basis van de observaties door de partijen vooral plaats te vinden langs de randen van de Texelstroom. Het Balgzand en Lutjeswaard worden genoemd als locatie waar verzanding plaatsvindt en de negatieve effecten op het bodemleven goed zijn waar te nemen. Oorzaken van verzanding Gezond verstand lijkt de belangrijkste factor bij het beredeneren van de eventuele oorzaken van verzanding, er wordt veelal geredeneerd vanuit het eigen referentiekader. Dit komt mede doordat de invloed van het sedimentaanbod buiten de Westelijke Waddenzee op het transport, de sortering en samenstelling van sediment binnen de Westelijke Waddenzee nog een belangrijke kennisleemte is. “Het is belangrijk een vinger te krijgen achter causaliteit; als je dingen waarneemt wil je daar uiteindelijk causale verbanden aan koppelen. Die zullen zelden een op een zijn. Pas wanneer je deze causale verbanden hebt achterhaald kom je voorbij het stellingenniveau”, aldus Quirijn Lodders, technisch manager kustlijnzorg en adviseur hoogwaterbescherming bij Rijkswaterstaat WVL. Onder de gebruikers en bewoners lijkt in ieder geval het gevoel te heersen dat het sediment verder reist dan wordt verondersteld door de wetenschap. De hydrodynamische omstandigheden worden door de deskundigen echter aangewezen als bepalende factor voor de getransporteerde korrelgroottes. De invloed van zandsuppleties wordt dan ook als nihil ingeschat.
Effecten van verzanding op de belangen van stakeholders Een importerende Westelijke Waddenzee is een natuurlijke ontwikkeling, die in eerste instantie niet ten koste hoeft te gaan van de huidige ecosysteemfuncties en wellicht een gunstige uitwerking heeft op de klimaatbufferfunctie van het gebied. Er is sprake van een langdurig proces en langzame ontwikkelingen waardoor sedimentimport geen obstakel hoeft te vormen bij dynamisch gebruik. Hoewel de mate waarin verzanding wordt waargenomen onder stakeholders verschilt, is het belangrijk om de systeemkennis te vergroten om onderscheid te kunnen maken tussen de invloed van menselijke activiteiten en natuurlijke processen op de morfologische ontwikkeling van het gebied. Een veranderende bodemsamenstelling kan namelijk wél een grote impact hebben op de ecosysteemfuncties. Het is daarom ook belangrijk om de belangen van de Westelijke Waddenzee op nationaal niveau goed te
Zandsuppleties Over het algemeen bestaat er onder natuurorganisaties overeenstemming over de wenselijkheid van zandsuppleties als methode van kustverdediging. Zandsuppleties zijn een goede 21
vertegenwoordigen gezien het zwaar wegende belang van economie en veiligheid dat bestaat in de Zuid- en Noord-Hollandse kustlijnzorg (Provincie Zuid-Holland, 2011) (Provincie Noord Holland, 2012). Het is belangrijk om de mogelijke effecten van deze kustlijnzorg op de sedimenthuishouding van de Westelijke Waddenzee goed in kaart te brengen en deze kennis voldoende mee te wegen in de nationale besluitvorming.
Het nadenken over ingrepen binnen de Westelijke Waddenzee wordt over het algemeen als niet wenselijk beschouwd. Kennis Het is met de kennis van nu niet mogelijk een causaal verband te leggen tussen veranderende korrelgroottes in de Waddenzee en bijvoorbeeld zandsuppleties of andere processen. Dit is een belangrijke en complexe kennisleemte die ruimte laat tot subjectiviteit. Het is belangrijk dat er meer algehele systeemkennis komt. Het stimuleren van fundamenteel onderzoek naar de sedimentstromen is erg belangrijk. Wellicht bestaat er de mogelijkheid tot het combineren van onderzoeksbudgetten van grote aankomende ‘zandige’ projecten als de PH- dijk en mogelijke pilot suppleties. Bundelen van de budgetten kan wellicht leiden tot een meer efficiënt onderzoeksprogramma om meer duidelijkheid te krijgen over de relatie tussen het zandaanbod buiten de Waddenzee en de sedimenthuishouding binnen de Waddenzee. Verder is kennis over de sedimentsamenstelling en de invloed van menselijke activiteiten op deze samenstelling van groot belang bij het in stand houden of verbeteren van ecosysteemfuncties. “Zo is kennis over sedimentsamenstelling belangrijk bij het bepalen of de functie voor trekvogels en overwinterende vogels in stand blijft”, aldus Martin Baptist. Om grip te krijgen op de geluiden over verzanding die onder de stakeholders bestaan is het belangrijk dat er meer kennisuitwisseling plaatsvindt tussen de verschillende stakeholdergroepen. Vanuit de visserij bestaat er de vraag waarom de praktijk kennis van mensen uit het veld, ‘mensen die er iedere dag komen al generaties lang’, zo weinig benut wordt. Zo zouden vissers bijvoorbeeld kunnen bijdragen aan het helpen bepalen van gunstige zandwinlocaties, iets waar zowel de visserij als de beheerder belang bij kan hebben. Vanuit de Waddengemeenten ziet Albert Jan Zijlstra dat de weerstand en het wantrouwen tegenover kustlijnzorg en eilandveiligheid aanzienlijk is vermindert nadat er een uitgebreide rondvraag en kennisuitwisseling is geweest tussen het Delta Programma en de eilandbewoners. Ook hier lijkt het luisteren naar de zorgen onder bewoners, en de mogelijkheid van bewoners om waarnemingen en gevoelens te delen met de beleidsmakers te zorgen voor versoepeling van de beleidsvorming. Zo geeft ook de Waddenvereniging aan dat op het thema morfologie de belangen op dit moment voldoende worden vertegenwoordigt in haar rol als gesprekspartner. Deze goede onderlinge verstandhouding vloeit bijvoorbeeld voort uit het onderzoeksprogramma ecologisch gericht suppleren dat wordt uitgevoerd door Rijkswaterstaat. Het delen van kennis en het verantwoorden van in het beheer en beleid gemaakte keuzes blijkt keer op keer belangrijk om de maatschappelijke acceptatie te vergroten.
Beheer, oplossingen & toekomst Voor alle partijen staat veiligheid buiten kijf en worden suppleties als meest geschikte methode gezien om deze te waarborgen. Suppletiezand dient dan ook hoofdzakelijk voor de veiligheid, natuur lijkt hierbij een secundaire, dan wel onbelangrijke, doelstelling. Alle partijen geven echter aan dat het suppletiezand uiteindelijk wel in de Waddenzee beland. De onzekerheid over de exacte invloed van deze suppleties op de bodemfracties in de Waddenzee leidt onder de partijen tot de wens om met de suppleties meer een natuurdoel na te streven. Onder verscheidene partijen bestaat het beeld dat Rijkswaterstaat steeds meer moeite krijgt met het vinden van goede zandwinlocaties die aansluiten op de vraag van de uitvoeringslocatie. Natuurorganisaties zien het beperken van de suppletievolumes, door meer dynamiek toe te staan in de basiskustlijn op plekken waar geen veiligheidsrisico bestaat, als een goede wijze om de druk op de winninglocaties te verlagen en tegelijkertijd ecologische meerwaarden te realiseren langs de Nederlandse kust. Locaties die worden genoemd zijn de Schoorlse duinen, Zwanenwater, de zuidpunt van Texel en ook langs de eilandkust zou er ruimte bestaan voor een meer dynamische basiskustlijn. Tevens worden eventuele indirecte effecten van suppleties op de Waddenzee vermindert door deze afname van de suppletiedruk. Vanuit Martijn de Jong bestaat een vraag naar een detailstudie om te kijken naar de afkomst van het sediment bij Lutjeswaard, waar grofkorrelige zandplaten met weinig bodemleven naar boven lijken te komen. Deze observatie lijkt te worden ondersteund door de eerste metingen in het kader van het SIBES onderzoeksprogramma van het NIOZ. Het instandhouden van de buitendelta’s is belangrijk om het zandaanbod van de Westelijke Waddenzee op peil te houden, dit belang wordt door alle partijen onderstreept. Het wordt door alle respondenten als uiterst belangrijk ervaren om de ontwikkeling van de buitendelta en de weg die het sediment aflegt na erosie goed te monitoren. Een pilot suppletie op de buitendelta lijkt een uitermate geschikte wijze om meer algehele systeemkennis op te doen en een beter beeld te vormen van de relatie tussen de sedimentvoorraden buiten de Waddenzee en bodemfracties binnen de Waddenzee. Wellicht kan het combineren van onderzoeksbudgetten een uitkomst bieden indien het een kostbare operatie is. 22
3.3
nagestreefd kunnen worden. De invloed van menselijke activiteiten op het systeem dienen zo minimaal mogelijk te zijn. Voor bewoners speelt er vooral de angst dat economische belangen langs de Noordzeekust zwaarder wegen dan de veiligheid van de eilanden en kustsysteem van de Waddenzee en Noordzeekustzone met de daarbij behorende
Hoe ontstaan de inzichten
Zoals eerder aangegeven bestaat er een zekere stelligheid in de aannames rond verzanding van de Westelijke Waddenzee. Een belangrijke vraag vanuit het PRW is dan ook hoe deze stelligheid tot stand komt. Hiervoor zijn een aantal mogelijke oorzaken naar voren gekomen uit het onderzoek. Ten eerste worden er door stakeholders grovere korrelgroottes waargenomen in de Westelijke Waddenzee. Verder laten metingen een duidelijk verschil zien in korrelgrootte tussen de Westelijke en Oostelijke Waddenzee. (Compton et al.) Het waarnemen van deze grovere korrelgroottes in het Westen wordt toegeschreven aan verzanding. Doordat er sprake is van langdurige processen is het lastig om een objectief beeld te vormen of er daadwerkelijk sprake is van (toenemende) verzanding en ontstaat er verschil van inzicht. Ook het gebrek aan metingen van de bodemsamenstelling door de jaren heen, bemoeilijkt objectieve beeldvorming of er sprake is van (toenemende door menselijke activiteiten beïnvloede) verzanding. Dat verzanding impact heeft op het voor komen van bodemleven wordt door alle stakeholders erkent, echter bestaat er verschil in de urgentie die hieraan wordt toegekend. De afname van bodemleven op sommige delen van de Westelijke Waddenzee wordt door sommigen toegeschreven aan verzanding van de bodem hoewel het duidelijk is dat er bij een eventuele lokale afname van bodemleven veel meer factoren een rol spelen. Door de grote volumes die gesuppleerd worden langs de kustlijn en de observatie dat er na een suppletie grovere korrels op het strand aanwezig zijn is de link tussen verzanding en zandsuppleties snel gelegd. De relatie tussen het door menselijke ingrepen beïnvloede zandaanbod langs de Noordzeekust, de bodemsamenstelling en het sedimentimport in de Westelijke Waddenzee is een belangrijke kennisleemte. Doordat er geen causale verbanden kunnen worden gelegd op basis van kennis wordt er geredeneerd vanuit het eigen referentiekader; observaties, gevoel en ‘gezond verstand’ zijn hierbij leidend. Dit heeft stelligheid tot gevolg die niet goed kan worden weerlegd middels argumentatie. Doordat partijen een link zien tussen verzanding en zandsuppleties ontstaat er ruimte om een koppeling te maken met andere natuurdoelen; zo is het voor natuurorganisaties wenselijk om de suppletiedruk te verminderen ten behoeve van meer dynamisch kustbeleid en minder zandwinning. Met de zandsuppleties zou zowel qua volume als samenstelling volgens een aantal stakeholders naast de veiligheidsopgave ook meer een natuurdoel
32 keer de Kuip vol met zand “Het meerjarige suppletie programma 2012-2015 gaat uit van een totaalvolume van 48 miljoen m3 zand in vier jaar tijd. Met die hoeveelheid kun je de op de evenaar een strook zand leggen van één meter breed en 1,20 meter hoog, de hele wereld rond, of de Kuip in Rotterdam 32 keer tot de rand toe vullen! Van die hoeveelheid zand wordt ongeveer 32 miljoen m3 geprogrammeerd voor het onderhouden van de basiskustlijn. Rijkswaterstaat houdt 16 miljoen m3 zand achter de hand voor onvoorziene aanpassingen die zich in de loop van het programma kunnen aandienen, bijvoorbeeld als blijkt dat er op een locatie minder zand aanwezig is dan verwacht was.” (Rijkswaterstaat, 2011) landschappelijke kwaliteiten en natuurwaarden. De geluiden ontstaan wellicht ook doordat er het gevoel bestaat dat er niet goed geluisterd wordt naar de belanghebbenden. Gebruikers hebben het gevoel dat de praktijkkennis onvoldoende wordt benut. Tot slot straalt Rijkswaterstaat misschien te veel trots uit over de gesuppleerde volumes en geleverde inspanningen waarmee wordt voldaan aan de veiligheidsopgave voor Nederland. Er zijn namelijk ook partijen die suppleties in een ander daglicht zien. Voor Rijkswaterstaat lijkt het uitstralen van een meer genuanceerde kijk op kustlijnbeheer te kunnen bijdragen aan het verminderen van de geluiden en zorgen omtrent suppleties. Benadruk dus meer het belang van het instandhouden van het zandaanbod voor de Waddenzee en laat meer dan nu zien dat de organisatie deze taak reeds op een ecologisch verantwoorde wijze probeert te volbrengen; Rijkswaterstaat is kustlijnbeheerder, en daarmee ook natuurbeheerder. “Zo zouden er op de stranden waar suppleties worden uitgevoerd bijvoorbeeld borden kunnen worden geplaatst waarop de beheerskeuzen en de gevolgen voor natuurwaarden worden toegelicht. Zo krijgt het publiek een beter beeld van wat suppleties inhouden, afgezien van het feit dat er een hoop zand wordt gesuppleerd,” aldus een van de stakeholders.
23
4. Aanbevelingen Op basis van de uitgevoerde analyse zijn een aantal aanbevelingen naar voren gekomen hoe er op de geluiden over verzanding kan worden ingespeeld. De aanbevelingen zijn vooral gericht op het verbeteren van de communicatie tussen de betrokken partijen, het stimuleren van vergroting van de systeemkennis en de Waddenzee meer dan nu beschouwen als onderdeel van het gehele zandige systeem op alle beleid en beheervraagstukken.
Aanbeveling 1. Open communicatie Om in te kunnen spelen op de wensen en zorgen, die spelen rondom het thema verzanding van de Westelijke Waddenzee, is het belangrijk dat de dialoog wordt aangegaan met de betrokken partijen. Het ‘Programma naar een Rijke Waddenzee’ kan de totstandkoming van deze dialoog stimuleren. Vooral de dialoog tussen de beheerder RWS en de gebruikers van het gebied lijkt voor verbetering vatbaar. Verder kan goede samenwerking tussen gebruikers die dagelijks in het gebied komen en de beheerder, bijvoorbeeld op het gebied van monitoring, gunstig
zijn voor de belangen van beide partijen; meer kennis leidt tot effectiever beleid en beheer. Vanuit het werkveld bestaat de behoefte tot intensievere samenwerking en ook vanuit RWS lijkt een voorzichtig besef te bestaan dat meer overleg en samenwerking met gebruikers, bewoners en overige belanghebbenden gunstig kan zijn voor de onderlinge doelstellingen. Open communicatie in de verantwoording van beheersmaatregelen kan helpen de geluiden over verzanding te reduceren.
Vorm een ‘verkenningsgroep’ sediment met stakeholders, om de geluiden over verzanding een ingang te geven. Vooral voor Rijkswaterstaat lijkt dit een goede wijze om de enigszins gesloten bedrijfscultuur toegankelijker te maken voor buitenstaanders.
Aanbeveling 2. Systeemkennis Om geluiden over verzanding een plek te geven is het belangrijk om de kennis m.b.t. de bodemsamenstelling en sedimentstromen te verbeteren. Over het belang van meer kennis over de sedimentstromen en fracties is reeds veel gepubliceerd;
Binnen het Deltaprogramma wordt reeds aangestuurd op een onderzoeksprogramma naar sedimentstromen. Hierbij wordt met name gedacht aan pilotstudies gekoppeld aan een buitendelta- of geulsuppletie (persoonlijk contact Rick Hoeksema). Voor PRW lijkt er een rol weggelegd in het benadrukken van het belang van dit onderzoek voor de ecologische waarden in de Waddenzee.
Het is belangrijk om meer kennis op te doen over de netto sediment uitwisseling tussen Noordzee en Waddenzee (de horizontale stromen) en de uitwisseling van sediment tussen bodem en waterkolom (de verticale stromen). Om te bepalen of er sprake is van verzanding of verslibbing van de Westelijke Waddenzee is het belangrijk om meer zicht te krijgen op het netto transport en voor komen van sedimentfracties. Een belangrijke vraag hierbij is of er binnen de kombergingen sprake is van netto toename of verlies van fijne sedimenten. Dit is een kennisleemte die middels kwantitatief onderzoek zal moeten worden ingevuld. (van Duren, Winterwerp, Prooijen, Ridderinkhof, & Oost , 2011) (Wang, Hoekstra, Burchard, Ridderinkhof, De Swart, & Stive, 2012)
Om kosteneffectief te suppleren en de natuurlijke ontwikkeling van het kustsysteem zo min mogelijk te beïnvloeden is het belangrijk om meer systeemkennis op te doen, met als doel het maximaliseren van de suppleties; hoe haal je de beste resultaten uit zo min mogelijk zand. Tevens kan goede systeem- en proceskennis wellicht ook de basis vormen om de inhaalslag van de Westelijke Waddenzee te maximaliseren. Hiermee wordt gedoeld op de resterende zandhonger die is ontstaan na de afsluiting van de Zuiderzee.
Stimuleer een integraal systeemonderzoek naar de sedimentstromen die de morfologische en ook de ecologische ontwikkeling van het Waddengebied bepalen.
24
Aanbeveling 3. Lange termijn visie Om natuurlijke morfologische ontwikkeling van het Waddengebied mogelijk te maken is het belangrijk om de menselijke drukfactoren te verminderen. Een van de drukfactoren op het zandige systeem is de directe menselijke invloed op het sedimentaanbod van het Noordzeekustsysteem. De basiskustlijn en de daarbij behorende zandsuppleties beïnvloeden de sedimentstromen naar de Waddenzee en mogelijk dus ook de voor komende bodemfracties. Verder zorgen suppleties op de lange termijn voor versteiling van de
Noordzeekust en dus mogelijk voor afname van de kraamkamerfunctie voor juveniele vis. Ook dit vormt een bedreiging voor de biodiversiteit en talrijkheid van soorten in de Waddenzee omdat de condities voor een goede kraamkamerfunctie hier lijken te verslechteren. De eerste geluiden over de natuurambitie grote wateren 2050 van het ministerie van EZ lijken een eerste goede aanzet tot een integrale benadering van het gehele kustsysteem.
De morfologische ontwikkeling van het Waddengebied is niet los te zien van het gehele zandige systeem; formuleer een integrale (natuur)visie voor het gehele kustecosysteem op de lange termijn waar tenminste de interactie tussen veiligheid en natuur aan bod komt. (2050 en verder.)
Aanbeveling 4. Korte termijn visie en doelstellingen zandig systeem Zolang het niet goed mogelijk is om morfologisch waar eventueel meer van de basiskustlijn kan worden gezien de natuurlijke processen en de menselijke afgeweken ten behoeve van natuurdoelstellingen. Zo invloed hier op van elkaar te onderscheiden, is het kan een toename van het areaal ondiep kustwater een belangrijk om zo min mogelijk te sleutelen aan ‘het belangrijke schakel vormen bij het behouden van de zandige systeem’. T.a.v. morfologie begint een kraamkamerfunctie in het gehele kustgebied. gezonde Waddenzee langs de Noordzeekust. Het lijkt vanuit de belangen van de Waddenzee wenselijk om Niet; ‘zacht waar het kan, hard waar het moet, de menselijke invloed op het zandaanbod zo veel maar; ‘zacht waar het moet, hard waar het niet anders mogelijk te beperken. Hierbij kan gedacht worden aan kan’. het opnieuw langslopen van de kustlijn om te kijken
Formuleer een visie op kustlijnzorg (kustsysteem); meer dynamische BKL handhaving (beperken druk) is wellicht wenselijk vanuit de natuurwaarden van de gehele kust en daarmee ook de Waddenzee.
Algemene aanbevelingen Vanuit stakeholders wordt de verbindende rol van PRW binnen het Waddengebied en de invulling hiervan veelvuldig geprezen. Het beperken van de menselijke drukfactoren op het gebied wordt door PRW gestimuleerd door bijvoorbeeld de mossel- en garnalentransitie en het verzachten van de randen van het wad. Het blijven beperken van de directe invloed van menselijke activiteiten op de bodem om het systeem zo goed mogelijk in staat te stellen haar morfologische balans te hervinden is belangrijk. Echter is het ook belangrijk om de ontwikkeling van het Waddengebied meer te koppelen aan de ontwikkeling van het gehele kustsysteem. Ontwikkelingen langs de Noordzeekustzone zijn onlosmakelijk verbonden met de (morfologische) ontwikkeling van het Waddengebied. Het stimuleren van activiteiten binnen het gebied om ecologische meerwaarde te creëren of in stand te houden, is een goede methode waarmee om de bestaande kennisleemtes t.a.v. morfologie heen gewerkt kan worden. Echter op de lange termijn lijkt het wegnemen van de menselijke drukfactoren de belangrijkste doelstelling. Het verminderen van
bodemberoering is de meest toegankelijke drukfactor, echter heeft de toekomstige ligging en wijze van instandhouding van de kustlijn op lange termijn wellicht een veel bepalendere rol voor de natuurwaarden en het karakter van de toekomstige Waddenzee. Het ingrijpen in deze grenzen wordt alleen maar lastiger over tijd, gezien de versnellende zeespiegelstijging en de ontwikkeling van economische activiteiten in de kustzone. Bestuurlijke chaos en fragmentatie van beheer en beleid maakt het voor de (betrokken) buitenstaander moeilijk een ingang te vinden voor het stellen van vragen of het doen van suggesties. Om de transparantie en toegankelijkheid van het beheer te bevorderen en de belangen van het Waddengebied op nationaal niveau goed te kunnen vertegenwoordigen, lijkt het belangrijk om nog meer dan nu met één stem te spreken. PRW is een belangrijke eerste stap in het bundelen van de belangen binnen de Waddenzee. Vooral goede samenwerking tussen PRW en het Deltaprogramma lijkt belangrijk om de geluiden en zorgen omtrent verzanding een halt toe te roepen. 25
5. Discussie De abstractie van het onderwerp en de beperkte hoeveelheid specifieke literatuur over verzanding maakten het soms moeilijk afwegingen te maken bij het beoordelen van de resultaten. Het was soms moeilijk een objectieve kijk te houden op het geheel wat wellicht tot een aantal aannames heeft geleid in dit verslag waar niet iedere lezer zich in kan vinden. Echter zijn er een aantal aanbevelingen en aanknopingspunten uit het onderzoek naar voren gekomen die ofwel op herkenning stuitten bij betrokkenen of vaker leken terug te komen in de literatuur.
5.1
5.2
Resultaten
Doordat het onderwerp verzanding niet voor iedereen even hoog op de agenda staat is het in de praktijk soms lastig gebleken om een afspraak te maken. Verder is er een groot deel van de projecttijd besteed aan de literatuurstudie en het uitwerken van de interviews. Voor de stakeholderanalyse zijn in totaal 10 interviews afgenomen. Dit is een vrij beperkt aantal. Er is echter wel voor elke beoogde stakeholdergroep minstens één respondent. De resultaten lijken een vrij goed beeld te geven van de geluiden die er zoal bestaan over verzanding. Verder is er ook op basis van zijdelingse gesprekken op de werkvloer, en het bijwonen van symposia en werkdagen, voor het onderzoek relevante informatie opgedaan. Vooral voor de stakeholdergroep kennis is er veel relevante informatie beschikbaar en worden vaak dezelfde vragen en knelpunten opgeworpen die ook uit dit onderzoek naar voren komen. Een belangrijke stakeholder die niet aan bod is gekomen is de mosselsector, veel andere stakeholders geven aan dat dit wellicht een van de bronnen is van de geluiden over verzanding door de ongunstige (vaste) locatie van sommige mosselpercelen.
Methodiek
In de praktijk zijn interviews een goede wijze gebleken om de inzichten helder te krijgen. Echter was het moeilijk om een vast format te gebruiken voor de interviews doordat de betrokkenheid en kennis van de stakeholders onderling afwijkt. Voor de vergelijking van de stakeholder inzichten is een stakeholdermatrix gebruikt. Deze methode is erg effectief gebleken bij het samenbrengen van de inzichten. Echter door de abstractie van het onderwerp was het soms moeilijk de verschillende inzichten te vergelijken omdat er veel verschillende invalshoeken en veronderstellingen bestaan. Het model van Toulmin was dan ook moeilijk toe te passen hoewel het toch enkele leuke inzichten naar voren heeft gebracht.
Op basis van de resultaten en de literatuurstudie lijkt het goed mogelijk om een algehele inschatting te maken van de situatie en op basis hier van conclusies en aanbevelingen op te stellen.
26
6. Conclusies en aanbevelingen Op basis van de beschikbare kennis over sedimenttransport kan worden gesteld dat de hydrodynamische condities bepalend zijn voor de meegevoerde fractie. Verzanding in de Westelijke Waddenzee kan veroorzaakt worden door veranderde hydrodynamische condities door zowel natuurlijke als menselijke factoren. Invloed van zandsuppleties op de bodemfracties binnen de Waddenzee kan geschieden middels dusdanig sterke beïnvloeding van het natuurlijke zandaanbod dat de fijne fracties onvoldoende aangeboden worden, of middels directe invloed van suppleties op de hydrodynamische condities. Experts schatten de invloed van suppleties op de Waddenzee in als marginaal, hierbij wordt echter puur gerekend op basis van sedimentvolumes. Om de invloed van netto en bruto sediment uitwisseling tussen Noordzeekustzone en Waddenzee, en de invloed hiervan op bodemfracties binnen de Waddenzee te bepalen, is meer systeem kennis nodig. Het antwoord op de hypothese: Menselijke activiteiten (cq. zandsuppleties) zijn van invloed op de bodemfracties binnen de Waddenzee, is dan ook dat op basis van de huidige kennis de exacte invloed van menselijk handelen op de bodemfracties binnen de Westelijke Waddenzee niet is vast te stellen. Het huidige beheer ten aanzien van korrelgroottes is dan ook gebaseerd op het feit dat getransporteerde korrelgroottes afhankelijk zijn van de hydrodynamica. Beoogd wordt dan ook om via natuurlijk verloop aan de zandtekorten in de Westelijke Waddenzee te voldoen. groot belang om het kustbeheer zo verantwoord Menselijke ingrepen hebben in de Westelijke mogelijk uit te voeren voor People, Planet en Profit. Waddenzee de morfologische balans uit evenwicht Binnen het Deltaprogramma zijn hier de eerste gebracht en hebben geleid tot sedimenthonger. Deze stappen reeds in gezet. Echter lijken de economische sedimenthonger zal de komende eeuw zeker nog belangen dermate zwaar te wegen ten opzichte van de bestaan. De vraag is hoe de huidige ontwikkeling zich ecologische belangen, dat het in de praktijk moeilijk verhoudt tot het toekomstige beeld van de Westelijke lijkt voldoende gewicht te geven aan het belang van Waddenzee. Er is op dit moment sprake van netto fundamenteel onderzoek naar het gehele zandige sedimentimport in de Westelijke Waddenzee. De systeem, dus ook de ecologische gevolgen van hydrodynamische condities lijken op dit moment ingrepen ten behoeve van kustveiligheid. Voor PRW gunstig voor het transport en afzetting van sediment lijkt er vooral een rol weggelegd in het benadrukken met een grove korrel. Hierdoor kan (tijdelijke) van de noodzaak de systeemkennis te vergroten toename van de korrelgrootte optreden. Hoewel deze vanuit natuuroverwegingen en de relatie tussen ‘verzanding’ op korte termijn wellicht een negatieve morfologie, ecologie en menselijk handelen. invloed kan uitoefenen op de in het gebied aanwezige flora en fauna, lijkt het herstellen van de Binnen dit onderzoek komt vooral de tegenstelling morfologische balans op de lange termijn belangrijker. tussen veiligheid en natuur sterk naar voren. Wanneer er veranderingen optreden in de Veiligheid en natuur zijn nog te veel gescheiden sedimentbalans van de Westelijke Waddenzee, zullen onderwerpen, een meer integrale benadering van ook de hydrodynamische condities veranderen en kustontwikkeling lijkt noodzakelijk om de invloed van daarmee de bodemsamenstellingen. Hierbij is het menselijke activiteiten op het natuurlijke systeem belangrijk om in gedachte te houden dat er, in het zoveel mogelijk te beperken. De Westelijke geval van een dynamisch gebied als de Waddenzee, Waddenzee is onderdeel van één zandig systeem. Om waarschijnlijk nooit sprake zal zijn van een de belangen van de Waddenzee binnen dit zandige morfologische eindsituatie. systeem goed te kunnen vertegenwoordigen is het belangrijk om met een lange termijn visie over de Niet alleen de Afsluitdijk beïnvloedt de morfologische gebiedsgrenzen heen te kijken; te zorgen dat niet ontwikkeling van de Westelijke Waddenzee. Ook alleen onze kinderen, maar ook hun kleinkinderen nog vandaag de dag beïnvloeden menselijke activiteiten van de natuurlijkheid van de kustzone en haar zowel de sedimentvraag als het sedimentaanbod van bewoners kunnen genieten. het gebied. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan kustlijnzorg, bodemvisserij, delfstofwinning en baggerStakeholders zien het belang van het onderwerp activiteiten. Er is dus niet langer alleen sprake van verzanding in, maar lijken soms te veel bezig met ad natuurlijke morfologische ontwikkeling, maar ook van hoc zaken om er aandacht aan te besteden. Over het natuurlijke processen veroorzaakt door menselijke algemeen wordt het als een minder urgent probleem drukfactoren. Gezien de hoogteligging van Nederland beschouwd omdat er bij morfologische ontwikkeling ten opzichte van de zeespiegel lijkt de sprake is van langzame processen. Echter is het waterveiligheidsopgave in de toekomst steeds groter omgekeerde ook waar; doordat er sprake is van te worden en daarmee (met het huidige langzame processen worden eventuele kritieke suppletiebeleid) ook de invloed van menselijk veranderingen ook pas later opgemerkt. Over het handelen op de morfologische ontwikkeling van het algemeen wordt wel aangenomen dat er sprake kan zandige systeem. Kennisontwikkeling met betrekking zijn van verzanding en zeggen enkele stakeholders hier tot het zandige systeem is daarom van aanwijzingen voor te zien in het veld. De menselijke invloed op dit proces wordt door de stakeholders 27
echter op verschillende wijzen beoordeeld. De zorgen omtrent verzanding zitten vooral op wat ingrijpen in het ‘zandige systeem’ zonder voldoende systeemkennis betekent voor gebiedsfuncties als veiligheid, toegankelijkheid, productiewaarde en draagkracht voor biodiversiteit.
de geluiden en zorgen, met betrekking tot verzanding van de Westelijke Waddenzee, door de communicatie tussen de verschillende partijen te verbeteren. Verder is het belangrijk om middels ‘learning by doing’ de morfologische systeemkennis te vergroten. Het belang van kennis over morfologische ontwikkelingen zoals verzanding voor ecologie, economie en sociale belangen te benadrukken. Verder is het belangrijk te onthouden dat de Waddenzee onderdeel uitmaakt van één zandig systeem, bij het vormen van beleid en het uitvoeren van beheer lijkt dit nu hoofdzakelijk terug te komen binnen het Deltaprogramma. Voor PRW kan er wellicht bijgedragen worden aan dit besef door het vormen van toekomstvisies voor het gehele kustsysteem.
De doelstelling van dit onderzoek is een handelingsstrategie waarmee het Programma naar een Rijke Waddenzee kan inspelen op de verschillen en overeenkomsten tussen de inzichten van stakeholders op verzanding van de Westelijke Waddenzee, teneinde een ecologisch rijke en economisch sterke Waddenzee te realiseren. Uit de stakeholderanalyse komen de volgende aanbevelingen naar voren voor een handelingsstrategie; het PRW kan vooral inspelen op
28
Jong, M. (2012). Zienswijzeformulier: Milieueffectrapport voor de winning van suppletiezand op de Noordzee van 20132017. Opgeroepen op 07 09, 2013, van http://www.centrumpp.nl/projecten/alle_pr ocedures/milieu_effectrapport_voor_de_win ning_van_suppletiezand_op_de_noordzee_v an_2013__tot_en_met_2017__2012_.aspx#a linea4 Koolstra, B., Jonker , S., & Bakkers, I. (2011). Nadere effectenanalyse natura 2000- gebieden Waddenzee en Noordzeekustzone beheerplankader voor zandsuppleties. Assen: ARCADIS. Kraft, D., Folmer, E., Meyendirks, J., & Stiehl, T. (2011). Data inventory of the tidal basins in the trilateral Wadden Sea. Programma naar een Rijke Waddenzee. Little, C. (2000). The biology of soft shores and estuaries. New York: Oxford University Press. McLachlan, A., & Defeo, O. (2005). Patterns, processes and regulatory mechanisms in sandy beach macrofauna: a multi-scale analysis. Marine Ecology Progress Series vol.295, 1-20. NASA. (2005). West Frisian Islands. NASA World Wind. Provincie Noord Holland. (2012). Strategische Agenda Kust Noord-Holland. Provincie Noord-Holland. Provincie Zuid Holland, Rijkswaterstaat. (2012). Factsheet: De zandmotor deltaduin. Opgeroepen op 03 05, 2013, van www.dezandmotor.nl: www.dezandmotor.nl/uploads/2012/06/facs heet-zandmotor-deltaduin-nl-mei-2012.pdf Provincie Zuid-Holland. (2011). Strategische Agenda Kust Zuid-Holland. Den Haag: Provincie ZuidHolland. Rijkswaterstaat. (2011, 08 12). Rijkswaterstaat stelt meerjarig suppletieprogramma kustlijnzorg 2012 - 2015 vast. Opgeroepen op 06 06, 2013, van rws.nl/actueel: http://www.rws.nl/actueel/nieuws_en_persb erichten/2011/december2011/rijkswaterstaa t_stelt_meerjarig_suppletieprogramma_kustl ijnzorg_2012__2015_vast.aspx Rijkswaterstaat. (2011). Toelichting suppletieprogramma 2012-2015. Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat. (2012). Kustlijnkaarten 2013. Rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat. (2013). Suppletiedatabase Rijkswaterstaat. Opgehaald van publicwiki.deltares.nl/display/ECOKUST/Supp letie Schaeffer, M., Hare, W., Rahmstorf, S., & Vermeer, M. (2012). Long-term sea-level rise implied by 1.5 C and 2 C. Nature Climate Change, 1-4. Schotman, A. (2012). Ecologie van de toekomstige kust, Bouwstenen voor de nationale visie kust. Wageningen: Alterra.
Literatuurlijst Aeriallive. Zandmotor. Zandmotor Delflandse kust. Algemene Rekenkamer. (2009). De kosten van het programma zwakke schakels. Common Wadden Sea Secretariat. (2013). Waddenzee Werelderfgoed. Opgeroepen op 05 22, 2013, van http://www.waddenseaworldheritage.org/nl/waddenzeewerelderfgoed Compton, T., Holthuijsen, S., Koolhaas, A., Dekinga, A., ten Horn, J., Smith, J., et al. (2012). Distinctly variable mudscapes: Distribution gradients of intertidal macrofauna across the Dutch Wadden Sea. NIOZ, Department of marine ecology. Copyright (C) 2008-2013 Silvia Waajen. Mytilus Edulis. Delta Commissie. (2008). Samen werken met water: Bevindingen van de Deltacommissie 2008. Deltacommissie. (2008). Samen werken met water. Deltaprogramma. (2012). Deelprogramma Wadden: Morfologische ontwikkeling van de Nederlandse Waddenzee . Auteurs; Wang, Z.B.; Speelman, H.; Gerritsen, H.; Hoeksema, R. Deltaprogramma. (2012). Deltaprogramma 2013 Waddengebied. Deltaprogramma. (2013). Consultatieversie; nationale visie kust. Deltaprogramma Kust. (2012). Verslag versnellingsdag 3 - Deltaprogramma Kust. Deltares. (2012). Alternatieve langetermijn suppletiestrategien. Deltares. Duin, C., Vrij Peerdeman, M., Jaspers, C., Bucholc, A., & Wessels, S. (2012). MER winning suppletiezand Noordzee 2013/2017. Houten: Grontmij. Elias, E., Oost, A., Bruens, A., Mulder, J., van der Spek, A., de Ronde, J., et al. (2012). Buitendelta's: samenvatting bestaande kennis en opties voor zandsuppletie-pilots. Deltares. Elias, E., van der Spek, A., Wang, Z., & de Ronde, J. (2012). Morphodynamic development and sediment budget of the Dutch Wadden Sea over the last century. Netherlands Journal of Geosciences, 293-310. ESA. (2006). Earth From Space: Changing Faces of the Dutch Wadden Sea. Opgehaald van http://www.esa.int/Our_Activities/Observing _the_Earth/Earth_from_Space_Changing_fac es_of_the_Dutch_Wadden_Sea Folmer, E. (2012). Kombergingen en mosselbanken. Leeuwarden: Programma naar een Rijke Waddenzee. Hermans, L., & van der Lei, T. (2012). Actorenanalyses. Amsterdam: Pearson Education Benelux. Holzhauer, H., Baptist, M., Valk, B., Dalfsen, J., & Janssen, G. (2009). Ecologisch gericht suppleren, nu en in de toekomst. Deltares. 29
Stichting de Noordzee. (2013). Zandwinning. Opgeroepen op 03 05, 2013, van www.noordzee.nl: www.noordzee.nl/bibliotheek/zandwinning/ Stichting Werelderfgoed. Waddenzee. Stronkhorst, J., Bruens, A., & van Vliet, L. (2012). Effect zandsuppletie op kust en Waddenzee. Deltares. Swart, H., & Zimmerman, J. (2009). Morphodynamics of tidal inlet systems. Annual reviews. van Duren, L., & van der Valk, B. (2010). Basisdocument werkconferentie Helder over slib. Deltares. van Duren, L., Winterwerp, H., Prooijen, B., Ridderinkhof, H., & Oost , A. (2011). Clear as mud: understanding fine sediment dynamics in the Wadden Sea - Action Plan. Leeuwarden: Waddenacademie. van Goor, M., Zitman, T., Wang, Z., & Stive, M. (2003). Impact of sea-level rise on the morphological equilibrium state of tidal inlets. Marine geology, 211-227. Verweij, H., Wang, Z., Oost, A., & Speelman, H. (2009). De ontwikkeling van het Waddengebied in tijd en ruimte. Leeuwarden: Waddenacademie. Vos, B., Stuip, M., Groot, D., & Ypma, O. (2006). Beschermde gebieden in de Noordzee.
Wageningen: Wageningen universiteit en researchcentrum. Wang, Z., Hoekstra, P., Burchard, H., Ridderinkhof, H., De Swart, H., & Stive, M. (2012). Morphodynamics of the Wadden Sea and its barrier island system. Ocean & Coastal Management 68, 39-57. Waterforum online. (2013, 05 29). Officiële aftrap versterking Zwakke Schakel Callantsoog in Noord-Holland. Opgeroepen op 06 06, 2013, van waterforum.net/nieuws: http://waterforum.net/Nieuws/7026-Officile-aftrap-versterking-Zwakke-SchakelCallantsoog-in-Noord-Holland Witte, B. ZeeInZicht. (2013). Noorderhaaks (de Razende Bol). Opgeroepen op 07 24, 2013, van www.zeeinzicht.nl: http://www.zeeinzicht.nl/vleet/index.php?id =4591&template ZeeInZicht. Vooroeversuppletie. Zwarts, L. (2004). Bodemgesteldheid en mechanische kokkelvisserij in de Waddenzee. RIZA, Rijkswaterstaat.
29
Bijlagen Bijlage 1. Opzet interview
Interviewvragen
(+/- 1 uur)
Datum en tijd: Naam respondent: Organisatie: Functie: De Nederlandse kust ondervindt nu, en in de toekomst, invloed van zeespiegelstijging. Deze zeespiegelstijging is verantwoordelijk voor het eroderen van het Nederlandse kustsysteem. Sinds het begin van de jaren ‘90 worden langs de Noordzeekustzone structureel zandsuppleties uitgevoerd om de destijds vastgestelde basiskustlijn (BKL) te handhaven. Sinds 2001 wordt er ook op de vooroever gesuppleerd om het kustfundament mee te laten groeien met de zeespiegel en veiligheid en kustfuncties te waarborgen. Binnen de Waddenzee worden geen suppleties uitgevoerd. De Waddenzee is, om mee te kunnen groeien met de zeespiegel, afhankelijk van zandaanvoer van buiten het systeem. Dit zand is afkomstig van de eroderende Noordzeekustzone, de kust van de Waddeneilanden en de buitendelta’s; door de onderlinge afhankelijkheid van zand is er sprake van één zandig systeem. Het huidige morfologische karakter van de Westelijke Waddenzee is kwetsbaar; wanneer er te weinig zand wordt aangevoerd om de zeespiegelstijging te compenseren zullen de wadplaten op den duur verdrinken. Omgekeerd kan de aanvoer van te veel zand op den duur leiden tot verlanding (verzanding) van het systeem. Zeeniveau , de snelheid waarmee de zeespiegel stijgt, sedimentbeschikbaarheid en de transportcapaciteit van de geulen zijn belangrijke abiotische factoren voor de totstandkoming van het morfologisch karakter (volume, verspreiding en samenstelling van sediment) in de Waddenzee. In dit onderzoek wordt er gekeken naar de inzichten van partijen op morfologische ontwikkelingen van de Westelijke Waddenzee. De focus ligt hierbij op de invloed van zandsuppleties, De Westelijke Waddenzee is voor dit onderzoek gedefinieerd als de kombergingsgebieden Marsdiep, Eierlandse Gat en Vlie. Onderdeel 1. Betrokkenheid
1.1
Beantwoording vragen in welke rol?
1.2
Op welke manier is uw organisatie betrokken bij het thema morfologie van de Westelijke Waddenzee?
1.3
Wat is uw rol hierin?
1.4
Wat is de doelstelling van uw organisatie ten aanzien van morfologische ontwikkeling van de Westelijke Waddenzee?
1.5
Wat zijn volgens u de belangrijkste morfologische ontwikkelingen (ontwikkelingen in de sediment huishouding) in de Westelijke Waddenzee?
1.6
Wat zijn de belangrijkste gevolgen van deze ontwikkelingen?
1.7
Welke invloed hebben deze ontwikkelingen op de doelstelling van uw organisatie?
Voor de toekomst lijkt er grote onzekerheid te bestaan over de bestaansvorm van de Westelijke Waddenzee. Hoewel er veel voorspellingen worden gedaan voor de mate waarin de zeespiegel zal stijgen, lijkt er vooral grote onzekerheid te bestaan omtrent de snelheid waarmee de stijging zal plaatsvinden. Juist de snelheid waarmee zeespiegelstijging plaatsvindt is van groot belang voor het toekomstige morfologische karakter van de Westelijke Waddenzee. Over hoeveel areaal intergetijdengebied zal de Westelijke Waddenzee in de toekomst beschikken? Wat betekent dit voor de goederen en diensten die het ecosysteem kan leveren? Wat betekent dit voor de kustveiligheid? Onderdeel 2. Dromen over de toekomst Stelling:
2.1
2.2
Er met getracht worden om de huidige oppervlakteverhoudingen van de Westelijke Waddenzee te behouden. Eens/ Oneens, omdat…. Hoe ziet het morfologisch karakter van de Westelijke Waddenzee er over 100 jaar uit wat u betreft?
Welke rol speelt beheer bij de totstandkoming of het behoud van dit toekomstig morfologisch karakter?
Stelling:
De Westelijke Waddenzee lijkt de huidige snelheid van de zeespiegelstijging ruimschoots bij te kunnen benen. Op dit moment is de aanvoer van sediment ongeveer dubbel zoveel als benodigd om de zeespiegelstijging te compenseren. Er is in de huidige situatie dus sprake van verzanding van de Westelijke Waddenzee.
4.1
Onderdeel 3. Verzanding Westelijke Waddenzee (zandvraag)
4.3
Stelling:
3.1
Verzanding van de Westelijke Waddenzee is een gunstige ontwikkeling (voor de klimaatbuffer functie van de Westelijke Waddenzee) Eens/ Oneens, omdat…. Wat is volgens u de definitie van verzanding?
3.2
Is er sprake van verzanding in de Westelijke Waddenzee?
3.3
Is verzanding een kans of een bedreiging voor de doelstellingen van uw organisatie? en waarom? (gelet op de samenstelling en volume)
3.4
Welke ecosysteemfuncties worden volgens u negatief beïnvloed door verzanding?
Op dit moment wordt er jaarlijks 12 miljoen m³ zand gesuppleerd langs de Nederlandse kust in het kader van kustlijnhandhaving, het waarborgen van de kustveiligheid en het behoud van kustfuncties. Het gesuppleerde zand zorgt voor een toename van het totale sedimentvolume van het Nederlandse kustsysteem, en draagt dus bij aan de beschikbaarheid van zand voor de Waddenzee en haar opgave mee te groeien met de (toekomstige) zeespiegelstijging. Zoals eerder beschreven behoren de Noordzeekustzone, de kust van de Waddeneilanden, de Waddenzee en de buitendelta’s tot één en hetzelfde zandige systeem. Hoewel zandsuppleties al sinds 1993 jaarlijks uitgevoerd worden is er nog veel onduidelijk over de effecten van zandwinning en zandsuppleties op de biotiek en abiotiek van zowel uitvoeringslocatie als omliggende gebieden, waaronder de Waddenzee. Onderdeel 4. Zandsuppleties (zandaanbod)
4.2
4.4 4.5
Zandsuppleties veroorzaken verzanding van de Westelijke Waddenzee . Eens/ Oneens, omdat…. Wat is volgens u het effect van zandsuppleties op de Westelijke Waddenzee? Op basis waarvan komt deze redenering tot stand? Zo ja; welke effecten van zandsuppleties heeft u zelf waargenomen in de Westelijke Waddenzee? Dragen zandsuppleties volgens u bij aan versnelde verzanding van de Westelijke Waddenzee? Op basis waarvan komt deze redenering tot stand? Welke effecten ondervindt de Westelijke Waddenzee van de zandmotor? Op basis waarvan komt deze redenering tot stand? Is er volgens u voldoende kennis beschikbaar over het morfologisch systeem om de uitvoering van zandsuppleties te rechtvaardigen?
Voor beleid en beheervan de Nederlandse kustzone en de Waddenzee spelen veiligheid, natuurlijkheid, natuurwaarden, gebruiksfuncties en economische waarden een belangrijke rol. Goede kennis van het (morfologische)systeem en kennis over de invloed van menselijke ingrepen op de morfologische ontwikkeling van de Westelijke Waddenzee is van groot belang om passend beleid en beheer te implementeren. Onderdeel 5. Beheer Stelling: kustsysteem.
Zandsuppleties dragen bij aan de natuurlijkheid van het
Eens/ Oneens, omdat…. Bent u van mening dat beheer kan bijdragen aan het voorkomen van verzanding van de Westelijke Waddenzee? En op welke manier? En bent u hier voorstander van? 5.2 Bent u van mening dat beheer kan bijdragen aan het voorkomen van verdrinking van de Westelijke Waddenzee? En op welke manier? En bent u hier voorstander van? 5.3 Kunt u zich vinden in het huidige suppletiebeleid? Waarom wel/niet 5.4 Worden de belangen van uw organisatie voldoende meegenomen in dit beleid? Waarom wel/niet? 5.1
Na het doorlopen van alle vragen is er hopelijk een goed beeld ontstaan van de kaders van dit onderoek.
Onderdeel 6. Acties 6.1 Welke acties moeten er wat u betreft ondernomen worden gelet op de vragenrond verzanding en verdrinking? 6.2 Welke oplossingen zijn voor handen om verzanding tegen te gaan? Is dit wenselijk? De rest van de vragen is afhankelijk van de loop van het onderzoek. Onderdeel 7. Feedback en vervolg van het onderzoek 7.1
Met welke stakeholders voelt u de meeste affiniteit op basis van de behandelde onderwerpen? Welke stakeholders delen uw beeld? 7.2 Welke partijen hebben volgens u een andere mening? 7.3 Welke stakeholders zijn wat u betreft belangrijk om mee te nemen in het onderzoek? (aan de hand van de stakeholdermatrix aanwijzen/ toevoegen) 7.4 Wat vond u van het interview? Waren alle vragen duidelijk? Is er volgens u iets niet aan bod gekomen? 7.5 Heeft u zelf nog belangrijke vragen met betrekking tot de inzichten van stakeholders die kunnen worden meegenomen in dit onderzoek?
Bijlage 2. Het model van Toulmin Met dit model is een duidelijke structuur aan te brengen in de redenering achter claims. Door de redeneringen van alle partijen uiteen te zetten kunnen aanknopingspunten gevonden worden om de verschillen en overeenkomsten te benoemen en meer duidelijkheid te krijgen over de verschillende inhoudelijke inzichten.
2. ONDERSTEUND door onze algemene kennis van het betreffende veld
Data, Reden en Claim zijn groen gekleurd in het analyse schema omdat deze zijn ontleend aan de formele logica in argumentatiestructuren. Ondersteunend, Qualifier en Verweer zijn rood gekleurd omdat deze onderdelen betrekking hebben op het waarheidsgehalte van de Claim. Volgens deze theorie is een argument dus opgebouwd op de volgende wijze: “De data ondersteunen, overeenkomstig de wetmatigheid (reden), ondersteund door, met waarschijnlijkheid (qualifier) de claim, tenzij verweer van toepassing is.” (Hermans & van der Lei, 2012)
Ondersteunen
1. Deze DATA, …..
3. REDEN: Overeenkomstig de hieruit voortvloeiende regels en wetmatigheden
4. QUALIFIER: In bepaalde mate
5. VERWEER: In afwezigheid van bepaalde omstandigheden (‘tenzij’)
6. CLAIM
Bijlage 3. Suppletie Technieken
Figure 2. Suppletietechnieken. (Duin, Vrij Peerdeman, Jaspers, Bucholc, & Wessels, 2012)