Jeugdzorg Ter Elst v.z.w.
Projectrapport Jongeren met een verstandelijke beperking en gedrag- en emotionele stoornissen. Nood aan een OBC aanbod?
Projectrapport
Jongeren met een verstandelijke beperking en gedrag- en emotionele stoornissen. Nood aan een OBC aanbod?
Tine Missinne projectmedewerker 26 februari 2010
1
INHOUDSTAFEL Inleiding Hoofdstuk 1: Projectopdracht 1.1 Omschrijving van de doelgroep zwakker functionerende kinderen 1.2 Inhoudelijke opdracht 1.3 Verkenning intern en extern 1.4 Interne ondersteuning 1.5 Beleidsvoorbereidend werk 1.6 Studie intern en extern 1.7 Conclusie
5 6 7 7 7 7 8 8-9
Hoofdstuk 2:
10-16
2.1. ZORGVRAAG Jongeren met Verstandelijke Beperking en GES (+)
10-11
2.2.VISIES en METHODIEKEN in het werk met jongeren met Verstandelijke Beperkingen 12-13 2.3. Als je voorziening kiest voor deze doelgroep
14-17
2.4. Randvoorwaarden bij het realiseren van een zorgaanbod voor jongeren met een verstandelijke beperking en gedrag- en/of emotionele problemen in Jeugdzorg Ter Elst.
18
Stappenplan
19-24
2
Inleiding Reeds enkele jaren bevat het zorgplan voor personen met een handicap van de provincie Antwerpen de suggestie dat er nood is aan een bijkomend OBC aanbod voor kinderen en jongeren met een meervoudige handicap, zijnde gedragsstoornissen en een mentale beperking, Jeugdzorg Ter Elst heeft zich in 2008 geëngageerd om deze vraag te onderzoeken en na te gaan in welke mate we zelf een antwoord kunnen bieden. We hebben daarom vanaf maart 2009 eigen middelen en energie geïnvesteerd in een ernstig onderzoek van deze problematiek alvorens een beslissing ter zake te nemen. Op 1 maart 2009 werd Tine Missinne, verbonden aan het MPI Sint Franciscus in Roosdaal als halftijdse projectmedewerker aangetrokken voor een jaar. is De volgende vragen moesten worden beantwoord: -Hoe moeten we de vraag voor een bijkomend OBC aanbod voor deze doelgroep precies begrijpen? - Moet Jeugdzorg Ter Elst een initiatief nemen en zo ja welk initiatief en onder welke voorwaarden? -We helpen ook nu reeds jongeren met mentale handicap en GES, hoe kan dit nog beter? Het onderstaand rapport gaf alle mogelijke informatie aan de Raad van Bestuur om ten aanzien van de tweede vraag een beslissing te nemen. Deze luidt dat we bereid zijn om onze openheid voor jongeren met GES en licht verstandelijke beperking op twee manieren te versterken. Ten eerste willen we onze huidige OBC capaciteit voor maximaal 16 kinderen en jongeren met IQ van minimaal 60 open houden en ons aanbod verbeteren. Dat wil zeggen dat elke leefgroep een à twee dergelijke cliënten kan opvangen. Ten tweede willen we niet afzijdig blijven in het uitbreidingsbeleid voor de sector voor de periode 2011 tot en met 2014. Onder de volgende voorwaarden zijn we bereid een leefgroep met capaciteit 8, voor jongeren met GES en IQ 70-50 op te starten: - MPI statuut en verhoogde personeelsnorm (cfr. UB 2010), zonder verdunning. - Opname in VIPA buffer en start ten vroegste 2013, liever 2014. Jeugdzorg Ter Elst staat niet te springen om dit op te nemen, maar wil wel zijn deel doen om de cliënten met de hoogste zorgnoden te helpen, in de hoop dat ook andere voorzieningen de kloof tussen vraag en aanbod helpen dichten. Het project heeft ook grote waarde voor onze huidige werking omdat op vlak van bruikbare visies, methodieken, organisatie en accommodatie heel veel aanbevelingen werden geformuleerd voor de opvang van de zwakker functionerende jongeren die we de laatste jaren steeds meer aangemeld krijgen en opvangen. Méér nog, we zijn er van overtuigd dat vele aanbevelingen ook verbeterkansen inhouden voor ons aanbod naar normaal begaafde jongeren met GES en bij uitbreiding voor alle voorzieningen die zich richten tot kinderen en jongeren met GES en/of verstandelijke beperking. Hoewel elke voorziening ze “eigen-aardig” zal moeten enten, lijken de aanbevelingen ons speerpunten in het zorgbeleid van voorzieningen die hun cliënten, medewerkers en netwerkpartners allerhande, optimaal willen bijstaan. De meeste aanbevelingen zouden dan ook herkenbaar moeten zijn, maar in dit rapport worden ze weer eens op een rijtje gezet. De onderzoeksmethodiek die voor een deel is gebaseerd op verzamelen van praktijkvoorbeelden, toont ook aan dat vele voorzieningen in Vlaanderen, ook
3
in de minderjarigenzorg, met deze vormen van zorgvernieuwing aan de slag gaan. Wij willen ze met dit rapport mede een hart onder de riem steken. Tenslotte willen we aangeven dat de inkijk die we aan de projectmedewerkster gaven in de diepste vezels van onze organisatie, door haar aangegrepen werden om op constructieve wijze sterktes én zwaktes in onze werking en organisatie te duiden. We zijn Tine oprecht dankbaar hiervoor en engageren ons om haar inspanningen voor onze organisatie ten volle te laten renderen.
Rik Van Buggenhout directeur februari 2010
4
Hoofdstuk 1: Projectopdracht Verwijzing naar de vorige interne werkgroep Als inleiding willen we kort verwijzen naar de resultaten van de eerste interne werkgroep. Daarna wordt eerst de doelgroep van het onderzoeksproject omschreven en vervolgens de projectopdracht zelf. In de loop van 2008 verkende een interne werkgroep reeds het terrein en kwam tot de volgende voorlopige conclusies:
1.In de regio is er nood aan een OBC-functie voor kinderen en jongeren met een Matig Mentale Handicap. Gezien de vele zwakke punten van onze werking tov de doelgroep MMH (ontwikkelingsprofiel 3), vinden we onszelf echter niet de meest voor de hand liggende initiatiefnemer voor dergelijk aanbod. Vanuit de gesprekken met MPI’s leek een samenwerking tussen MPI’s (die ervaring hebben met de doelgroep MMH), OBC’s (die ervaring hebben met de doelgroep GES) en psychiatrie (die ervaring heeft op vlak van medicamenteuze op puntstelling) een meer haalbare piste om een OBC voor kinderen en jongeren met een MMH op te starten.
2.Gezien we in onze huidige werking echter wel een lacune ervaren in het aanbod voor de kinderen en jongeren met een Licht Mentale handicap en deze lacune ook vanuit de centrale wachtlijst en in beperktere mate ook vanuit de MPI’s in de regio wordt ervaren, kan het zinvol zijn om onze huidige doelgroep uit te breiden met de volledige doelgroep Licht Mentale Handicap (daar waar we tot nu toe vooral de bovengrens als doelgroep namen).
3. Indien er voor deze doelgroep-uitbreiding gekozen wordt, moet er de nodige tijd en ruimte voorzien worden om een gefundeerd aanbod te kunnen uitwerken. (Samenwerking met Fioretti in Gent die reeds heel wat ervaring hebben met de doelgroep kan hierbij zinvol zijn)
4. Als werkgroep achten we deze uitbreiding van doelgroep het meest haalbaar indien: - De doelgroep afgebakend wordt tot de – 12 jarigen met een 50
De Raad van Bestuur van Jeugdzorg Ter Elst ging in op de suggestie om verdere voorbereidingstijd in te bouwen en besliste om een projectmedewerker tijdelijk aan te stellen. 5
1.1. Omschrijving van de doelgroep ‘zwakker functionerende kinderen’. Omschrijving 1:
“Kinderen met een ontwikkelingsprofiel 3 + GES”
Kinderen met een matig mentale handicap, volgens VAPH-normen: 35>IQ>49, plus bijkomende gedrags- en/of emotionele problemen.
EN Omschrijving 2: “Kinderen met ontwikkelingsprofiel 4 + GES” Kinderen met een licht mentale handicap , volgens VAPH-normen: 50>IQ>70, plus bijkomende gedrags- en/of emotionele problemen.
Ontwikkelingsprofiel 3 = Matig Mentale handicap (MMH) = 35
Ter verduidelijking: Huidige doelgroep van OBC Ter Elst Ontwikkelingsprofiel 1 Diep mentale Handicap IQ < 20
Ontwikkelingsprofiel 2 Ernstig mentale Handicap 20
Ontwikkelingsprofiel 3 Matig mentale Handicap 35
Ontwikkelingsprofiel 4
Onwikkelingsprofiel 5 mentale Normaal begaafd
Licht Handicap 50
70
Deze kinderen (bovenste helft ontwikkelingsprofiel 4) vallen binnen onze huidige werking wat uit de boot door hun beperkte mogelijkheden.” Deze doelgroep vertoont een gedeeltelijke overlap met de kinderen in de functionele klassen in de BKLO school Ter Elst.
6
1.2. Inhoudelijke opdracht De projectmedewerker verzamelde literatuur/ visies en methodieken en bracht praktijkervaringen in kaart door middel van een literatuurmap (bijlage 3) samen te stellen en vorming te organiseren in Jeugdzorg Ter Elst. 1.3. Verkenning intern en extern Via een vragenlijst (bijlage 1) werd de situatie verkend in diverse voorzieningen. In eerste instantie werden de OBC’s in Vlaanderen bevraagd, enkele kind- en jeugdpsychiatrische diensten, de MPI’s van de provincie en enkele MPI’s van aangrenzende provincies. Via deze vragenlijst probeerden we zicht te krijgen op de werking van deze voorzieningen met de doelgroep van het project: Wat is hun werkingsvisie? Hoe loopt de schoolwerking ? Leefgroepstucturen ? Organigram ? Personeelszorg ? logistiek ? Doorstromingsmogelijkheden? Agressiebeleid ? enzomeer. Een beknopt verslag met de belangrijkste tendensen uit deze rondgang is opgenomen in bijlage 2. De omvang van de wachtlijst werd bekeken in het intake - opnameteam in Jeugdzorg Ter Elst. Intern werd een kleine analyse gemaakt van de jongeren die niet werden opgenomen en welke de redenen daarvoor zijn geweest. 1.4. Interne ondersteuning. Intern probeerden we via het project teams te ondersteunen door mee te denken op de handelingsplanbesprekingen vanuit de visie en methodieken in het werken met zwakker functionerende jongeren. 1.5. Beleidsvoorbereidend werk Op basis van de besluiten werd een projectrapport uitgeschreven dat werd voorgesteld op een infonamiddag op 26 februari 2010 in de bibliotheek te Duffel. - Wat kan Jeugdzorg Ter Elst al dan niet op zich nemen? - Hoe kunnen alle MPI’s en OBC’s gestimuleerd worden om deze gasten te begeleiden en op te vangen en zo de lacune in Vlaanderen weg te werken. -Naar de overheid: onder welke voorwaarden kan een degelijk aanbod uitgewerkt worden?
7
1.6. Studie intern en extern Overzicht bezoeken: zie schema (bijlage 4) Van alle gesprekken werd een individueel verslag gemaakt per voorziening. Voor een samenvatting van de belangrijkste tendensen die naar voor komen uit de rondgang willen we verwijzen naar bijlage 3. 1.7. Conclusie De basisidee van de eerste werkgroep toekomstplan (2008) Jeugdzorg Ter Elst (lagere schoolleeftijd +GES) blijkt niet het volledige antwoord te zijn op de regionale nood die is gebleken uit de ruimere bevraging periode 2009-2010. Dit kan verklaard worden vanuit de eerder beperkte rondvraag die er toen is gebeurd. Een meer uitgebreide bevraging heeft een ruimer beeld kunnen schetsen. Vanuit die externe studie in de voorzieningen komen een aantal gemeenschappelijke noden naar voor. Opvallend is daarbij dat alle voorzieningen hun eigen grenzen bewaken en legitimeren naargelang hun mogelijkheden en beperkingen die vaak historisch bepaald zijn. De belangrijkste noden die vanuit het project naar voor zijn gekomen (bijlage 3): “Deze jongeren hebben nood aan een residentiële opvang binnen een “therapeutisch kader en met aanwezigheid van zowel orthopedagogische, medisch-psychiatrische, psychotherapeutische, als sociaal-maatschappelijke behandeling “ (Cloet, 2008) - Noodzaak aan crisisopvang/time-outprojecten - Nood aan advies in moeilijke situaties (intervisie, supervisie, … ). Sommige voorzieningen geven aan nood te hebben aan supervisie vanuit meer gespecialiseerde voorzieningen (cfr. samenwerking psychiatrie-MPI) - Nood aan ‘langdurige begeleiding en/of behandelingstrajecten’ voor jongeren met verstandelijke beperking (profiel 4) en GES (meestal jongens 12 +). - Nood aan meer MPI-plaatsen in de regio Zuid-Antwerpen en Turnhout. - Nood aan een OBC-functie voor deze doelgroep wordt onderschreven maar wordt niet door alle voorzieningen als prioriteit gesteld. OBSERVATIE: Er is nood aan , maar misschien zijn ook uitbreiding van ambulante trajecten zinvol :ADA, UCKJA, … BEHANDELING: Sommige MPI’s kunnen dit aan als ze voldoende middelen en creativiteit bij deze specifieke doelgroep aanwenden., soms is BEHANDELING in een MPI zinvoller owv ‘chroniciteit’ van deze problematiek.
8
Op deze verschillende noden worden her en der reeds gedeeltelijke antwoorden voorzien. Tendensen naar aanpassing aan zorgvraag zijn: - Nood aan het loslaten van het groepsdenken: vaak zijn deze jongeren onvoldoende gebaat bij een echte groepsaanpak omwille van de complexiteit van de problematiek. Het is belangrijk om individuele trajecten op te zetten die voldoende houvast bieden voor deze jongeren die zo weinig houvast hebben binnen zichzelf en zo beperkt zijn in hun ik mogelijkheden om zichzelf te sturen. In diverse voorzieningen wordt gezocht hoe men zoveel mogelijk een individueel antwoord kan bieden op de zorgvraag van de jongeren die ‘in groep’ leven met andere jongeren. - Het is zinvol zijn om knowhow vanuit diverse settings samen te brengen in intervisie/supervisie, zodat voorzieningen terug de draad kunnen oppakken met ‘moeilijk begeleidbare jongeren’. In dit kader zijn de initiatieven van SEN vzw (Stichting Expertise Netwerken) zinvol. Her en der zijn er samenwerkingsinitiatieven, zo werkt ook het MPI Oosterlo samen met de psychiatrische kliniek van OPZ Geel voor de opvolging van individuele cliënten. - Diverse creatieve trajecten (Ter Bank, Hagewinde, … ) om intensieve kindondersteuning te bieden verdienen de aandacht. Hier wordt verder op ingegaan in het stappenplan in 2.4.
9
Hoofdstuk 2: 2.1. ZORGVRAAG Jongeren met Verstandelijke Beperking en GES (+) De eigenlijke zorgvraag van deze jongeren wordt mooi omschreven in deze teksten van collega’s aan het werk met deze jongeren: 2.1.1.Beeld uit een tekst van Ter Bank : Hans is een jongeman van 13 jaar met een levensgeschiedenis waarvan ik de details spaar. Steeds rondlopend met een boekje over Fozzy Bear, fantaseert hij zich constant in de wereld van de Muppet Show. Er is een draad met thuis, vooral met opa, maar het is een ‘zijden draadje’, niet stevig genoeg en niet bestand tegen een windje, laat staan dat het thuis soms stormt. Je kan zijn niveau van opwinding of spanning vergelijken met de spanning in een ballon. Als die ballon op zijn gewone spanning zit, kan Hans heel veel aan. Hij kan dan genieten van naar de markt gaan, een boek gaan ontlenen in de bibliotheek, samen gaan fietsen in het bos … Maar als de spanning toeneemt, meestal samenhangend met de storm bij opa, heeft hij liefst zijn wereld heel klein. School kan hij ook perfect aan als zijn ballon op spanning is. Aan zijn kunnen ligt het niet; middagmaal mee bereiden, eenvoudig lezen en schrijven, werken op de computer … Maar als de ballon dreigt te knappen, moet je terug naar die kleine wereld. Een basaal tempo, een vast plaatsje, verbinding met voor hem belangrijke mensen, geen taken, veel Fozzy Bear … Dan is een school met zijn ritme, zijn taken, zijn medeleerlingen, de weg er naar toe, veel te groot. En na een tijdje komt de ballon weer op ideale spanning en kan de rode draad van het naar school lopen doorgaan. Tot hij onvermijdelijk weer eens een hindernis op zijn moeilijke weg tegenkomt …
2.1.2.Gedicht van Jan Galle, opvoeder Huis Busingen, MPC St. Franciscus Mijn verhaal versus hun verhaal
Mijn verhaal is heel veel woorden Woorden van betekenis Verhalen zijn gebaren Gebaren in betekenis
Stilzwijgen betekent zoveel meer Zoveel meer, dat niemand weet Vermoeden, de vertaling Van elk van ons, op zoek
10
Signalen zijn verhalen Verhalen die ons zeggen wil Want niet te vatten met de woorden De woorden die ons eigen zijn
Hoe moeilijk te vertalen Te vertalen, hun verhalen Betekent dit, begrijp me Met weinig woorden, hun verhaal
Een verhaal kan gehoord worden maar de betekenis en de interpretatie ervan is voor iedereen verschillend. Het begrijpen van het verhaal van de kinderen in onze leefgroep is een ware zoektocht. Mede door beperkingen, hun achtergrond/voorgeschiedenis, het ontbreken van een aantal vaardigheden, traumatische gebeurtenissen is het begrijpen van het verhaal van ieder kind en jongere niet altijd evident. We mogen ons niet enkel beroepen op het gesproken woord maar ook op de signalen die de kinderen en jongeren ons geven. Het stilzwijgen, gedragingen allerhande moeten we trachten te verstaan. We gaan op zoek, op ontdekking samen met hen en doorheen hun gedragingen, naar hun verhaal. (cfr. Zorgplan Busingen, website www.mpc-sintfranciscus.be)
11
2.2. VISIES en METHODIEKEN in het werk met jongeren met Verstandelijke Beperking Als Basiskader voor de complexe zorg voor jongeren met een verstandelijke beperking en gedrag- en/of emotionele problemen, komt vaak het BIO-PSYCHO-SOCIAAL model naar voor. Dit model beschouwt ontwikkeling en groei van een kind/jongere als een dynamisch gebeuren. Het is het resultaat van een complex samenspel van biologische (medisch, genetisch) psychologische (cognitief, emotioneel, gedragsmatig, relationeel) en sociale elementen (gezin, ruimere context). Het bio-psycho-sociaal model is multifactorieel. Dat wil zeggen dat er meerdere factoren zijn die meespelen bij het ontstaan, voortbestaan of herstel van de toestand. Het model is systemisch, de toestand wordt gezien als onderdeel van het hele systeem waar de mens zich in bevindt. En het is circulair. De verschillende factoren hebben onderling invloed op elkaar. (www.mpc-sintfranciscus.be) Tijdens onze rondgang van voorzieningen kwamen we diverse inspirerende visies en modellen tegen die onder de noemer van het bio-psycho-sociaal model te vatten zijn: 1. “Behandelend opvoeden. Groepswerk in de kinder- en jeugdpsychiatrische zorg.” Is een boek dat heel wat handvaten biedt naar de organisatie van zorg binnen een residentiële setting. Diverse thema’s komen aan bod: - Behandeltaken van de groepsleider - Affectieve interacties in de behandelgroep; overdracht en tegenoverdracht, … - Ouderparticipatie, ouderwerking, … - … 2. Ontwikkelingsdynamisch model van Dösen Binnen dit model wordt de socio-emotionele ontwikkeling sterk uitgediept. Dösen brengt naast de bio-psycho-sociale dimensie ook de ontwikkelingsdimensie naar voor. Deze ontwikkelingsdimensie besteedt aandacht aan de algemene ontwikkeling, waarbinnen veranderingen van de drie andere dimensies plaats vinden. Daarnaast wordt er ook gekeken naar de ontwikkeling binnen iedere dimensie apart. (Morisse, F. Het model Dösen in de praktijk) 3. De psychodynamische ontwikkelingsvisie legt het accent op het ‘psycho’-deel van het bio-psycho-sociaal model. De kern van deze visie is dat er heel veel belang gehecht wordt aan de vroegkinderlijke ontwikkeling en welke impact dit heeft op de vorming van de persoonlijkheid. Rond deze visie werden twee vormingsdagen georganiseerd in Jeugdzorg Ter Elst. 4. Non-violance resistance (Haim Omer) is een sterke visie ivm preventie van agressieproblematiek. In zijn boek ‘Geweldloos verzet in gezinnen’ beschrijft H. Omer de methode van geweldloos verzet (Ghandi) binnen de context van een gezin. Dezelfde visie en filosofie is goed transfereerbaar naar de context van leefgroepen. Naast de visies, willen we enkele methodieken naar voor halen die we boeiend vonden in het kader van de begeleiding en behandeling van jongeren met verstandelijke beperking en gedragsproblematiek.
12
1.Methodieken die aansluiten bij de psychodynamische visie: Om de hoofdkenmerken van de gedrag- en/of emotionele problemen van jongeren met een verstandelijke beperking te ondersteunen zijn diverse ondersteuningsmethodieken zinvol: - De persoon van de begeleider - Visualiseren - Subgroepwerking om prikkels te reduceren - Werkpuntensystemen/contracten - Groepsbenadering - Individuele ondersteuning binnen groepsaanpak (W. Smis) - Gebruik van Time-out - Model van Dösen 2. Methodiek van intensieve kindondersteuning (Hagewinde) op school en in de leefgroep. 3. Accommodatie kan zeer bepalend zijn in de mogelijkheden of onmogelijkheden om deze moeilijke jongeren een optimale leefomgeving te bieden. 4. Verschillende leefgroepstructuren met verschillende begeleiding- en/of behandelingsmogelijkheden. 5. Op diverse websites van voorzieningen, (onder meer bij OGL Genk) is uitgebreide literatuur te vinden. Hun publicaties houden bruikbare methodieken in zich. 6. Methodiek van individuele ondersteuning of werkpuntsystemen. (cfr. artikel van E. Claes ,en in het boek ‘Behandelend opvoeden’.) 7. Intensieve personeelszorg (cfr. Bezoek aan de Kinderpsychiatrie van AZ Niklaas) 8. Diverse non verbale therapie-mogelijkheden: -“Houvast-doos en bouwstenenschrift. Creatieve ergotherapie in de kinder- en jeugdpsychotherapie”. -Ondersteunende therapie (Kom binnen-project)/ Nonverbale therapie) -Dans-en bewegingstherapie 9. Psycho-educatie ivm seksuele voorlichting/preventie seksueel grensoverschrijdend gedrag. (vb. Groeiboek MPI Ter Bank,vorming en website van SENSOA) 10. Op de website van www.methodieken.nl vind men een overzicht van gangbare methodieken in het werken met mensen met een verstandelijke beperking. Er wordt een overzicht gegeven en verwezen naar info, boeken, websites die dieper op de thematieken ingaan.
13
2.3. Als je als voorziening kiest voor deze doelgroep.
De zorgvraag van deze jongeren werd eerder omschreven via de beeldspraak uit werktekst Ter Bank in 2.1.1. GES plus verstandelijke beperking , GES + : In het artikel van Jo Cloet (Vzw het Anker), ‘Kinderen tussen wal en schip’(2008) wordt de doelgroep GES + uitgebreid omschreven. Het gaat vaak om jongeren met een zeer complex dossier, die vaak een langdurige behandeling/begeleiding vragen. Kenmerken van de jongeren met nood aan residentiële opvang: Deze jongeren hebben een verstandelijke beperking en bijkomend gedrag- en/of emotionele problematiek. Op verschillende terreinen (leefgroep, thuiscontext, school, … ) loopt het vaak moeilijk. (problemen met impuls- en agressieregulatie, persoonlijkheidsstoornissen, ontremde seksualiteit, automutilatie, destructief gedrag … ) Zij functioneren vaak op een laag sociaal-emotioneel niveau waardoor ze zich overgeleverd voelen, ze situeren de moeilijkheden vaak in de ander, in de omgeving of in hun lichaam. Ze ervaren de omwereld als bedreigend. Deze jongeren hebben nood aan een begeleidingsaanbod in leefgroep, school en thuis die hen helpt met de ander en de omgeving om te gaan. Specifiek voor deze doelgroep is dat ‘herintegratie ‘in hun bestaand milieu vaak niet haalbaar is en dus ook geen behandelingsdoelstelling kan zijn. Het gaat vaak om gedragsbeheersing, relatieherstel, versterken van ‘eilandjes van goed functioneren’, … Met de nodige ondersteuning (hulp-ik begeleider) kunnen deze jongeren nieuwe en positieve ervaringen opdoen, zonder ondersteuning zijn ze vaak overgeleverd aan hun emoties die ze moeilijk kunnen reguleren.
Visie (cfr. 2.2): Vanuit het bezoek in het MPC Ter Bank, SOC Hagewinde, … vanuit de ervaring in het MPC St. Franciscus blijkt de NOODZAAK aan WENDBAARHEID binnen DE ORGANISATIE. Het is belangrijk dat een organisatie creatief kan inspelen op de individuele noden van deze cliënten. Risico’s kunnen genomen worden, projecten kunnen slagen wanneer ze kunnen terugvallen op een stevige basiswerking. Bereidheid om te werken met deze doelgroep moet er zijn op diverse terreinen (opvoeders, maatschappelijk assistenten en psychologen/orthopedagogen, … logistiek, directie) zodat de last samen kan gedragen worden. Belangrijk bij dergelijke werking is dat er een duidelijk omschreven visie is waarop men kan terugvallen en die ook openstaat voor de nodige creatieve trajecten. Een duidelijk kader helpt, ondersteunt begeleidend personeel wanneer er emotionele druk komt omwille van de intensieve zorgvraag van jongeren.
14
Diverse voorzieningen hebben visieteksten die inspirerend kunnen zijn voor het orthopedagogische kader, de begeleiding in de ruimere context, de therapeutische ondersteuning, de medische-psychiatrische ondersteuning … Vb. OPZ Geel SOC Hagewinde OBC Espero OBC De Waai OBC Mastenhof MPC St. Franciscus MPC Ter Bank MPI Ave Regina … Zo zal Jeugdzorg Ter Elst zijn visietekst moeten herzien en voor de doelgroep van zwakker functionerende jongeren de systeemvisie verder aanvullen met andere denkkaders die gerichte orthopedagogische handvaten kunnen bieden. (bio-psycho-sociaal model, psychodynamisch denken, integratief model van OPZ-Geel (‘Behandelend opvoeden’). De Waai formuleerde de visie in hun voorziening op de volgende manier: “Contextueel denken als het dak van een huis met verscheidene kamers.” Een uitgewerkt agressiebeleid is belangrijk. (LSCI, Geweldloos verzet van H. Omer … ) Dit betekent dat er een gezamenlijke en gedragen visie moet zijn ivm het omgaan met agressie en hoe er preventief gewerkt kan worden om agressie zoveel mogelijk te vermijden.
Zorgaanbod: In de verschillende voorzieningen komt naar voor dat deze gasten nood hebben aan een residentiële opvang binnen een “therapeutisch kader en met aanwezigheid van zowel orthopedagogische, medisch-psychiatrische, psychotherapeutische, als sociaalmaatschappelijke behandeling”. (Cloet, 2008) Dit betekent dat de zorg voor deze jongeren niet door één discipline kan gedragen worden. Diverse disciplines nemen deel aan een gezamenlijk kijk en organiseren samen de zorg voor deze jongeren!! Overal waar men een uitgewerkt aanbod voor deze doelgroep heeft wordt de nadruk gelegd op ‘het bieden van een steunende omgeving’ voor deze jongeren die zo weinig houvast hebben binnen zichzelf en zo beperkt zijn in hun ik- mogelijkheden om zichzelf te sturen. ! Nood aan: Veiligheid, zekerheid en voorspelbaarheid, … Stress reduceren, constant toezicht, nabijheid en sturing … Ondersteuning bij agressie (snel gefrustreerd, negatief zelfbeeld, … ) Individuele therapeutische ondersteuning, constant gedoseerd stapjes zetten. “De relatie met de begeleider-therapeut geeft aan de jongere structuur en steun bij het reguleren van zijn gedrag” (bezoek en tekst Ter Bank) ! Nood aan een zorgcoördinator die zorg afstemt, die ook betrokken is op het schoolleven/gezinsleven/medisch- psychiatrisch/therapeutische … aanbod.
15
! Nood aan samenwerking met psychiatrie in het kader van ondersteuning/time-out ! Nood aan bereikbare permanentie en crisisinterventie op het terrein ! Nood aan time-out ruimtes en een duidelijk agressiebeleid
Dagbesteding/School gaan: Soms is de druk van een klas, een schools aanbod te hoog en is het nodig om alternatieven te zoeken. Het is belangrijk dat er mogelijkheden gecreëerd worden om te voorzien in een alternatieve dagbesteding. (vb.MPC Ter Bank: 1 FT plus gebruik makend van ondersteunende diensten zoals ontspanningsdienst, boerderij, … vb. SOC Hagewinde, projecten Gigri en Musketon ... ) Het aanbod dat wordt voorzien kan variëren naargelang de draagkracht van de cliënten. Kleine stapjes, gematigde verwachtingen … zijn belangrijk. Een intensieve samenwerking, eventueel geïntegreerde werking school-leefgroep kan ook zinvol zijn voor deze doelgroep. (het samen dragen, toch bezig zijn met schoolse vaardigheden, atelier-werking en stapsgewijze herintegratie in school-systeem niet uitsluiten. Voor Jeugdzorg Ter Elst die geen BUSO school op het domein of in de directe omgeving heeft wordt dit een van de moeilijkste punten: intensieve samenwerking voor deze doelgroep (OV2, OV3 plus GES) is er nu nog niet. Scholen haken af op het vaak onvoorspelbare gedrag van deze jongeren. Competenties van het personeel: Mensen moeten vrijwillig kunnen kiezen om bij de GES+ groep te werken. Het is zinvol om ook paramedici in het team te hebben om de verschillende invalshoeken bijeen te kunnen brengen. Dit team wordt begeleid door orthopedagoog/psycholoog, kinderpsychiater, teamverantwoordelijke … die de visie, manier van werken kan uitdragen over heel de voorziening (ook vb. logistieke dienst ifv ondersteuning infrastructuur). Enkele competenties die MPC Ter Bank omschrijft: - Anticiperen op probleemsituaties - Omgaan met agressie - Grenzen stellen - Bieden van steunende, structuurverlenende relatie … - Loslaten waar kan, steun geven waar nodig. - Flexibiliteit en creativiteit, zoeken naar ondersteuningsmogelijkheden. - Individuele trajecten opzetten - Onderscheid kunnen maken tussen persoon en gedrag (reguleren van individueel denken,gedragingen en emoties … ) - Eigen emoties kunnen en willen analyseren - Blijven kijken vanuit de cliënt - Aandacht kunnen hebben voor minimale veranderingen - Gedoseerde betrokkenheid tov cliënten
16
Na incidenten van agressie moet er veel aandacht zijn voor de opvolging. ‘Hoe verder kunnen’ is belangrijk. Er zou ook ruimte moeten gecreëerd worden voor externe professionele zorg. ACCOMMODATIE: Zie bezoek GES+ groep MPC Ter Bank. Inrichting waarbij GROEPSDENKEN wordt losgelaten. INDIVIDUELE trajecten moeten mogelijk zijn (voldoende zit/rusthoekjes, aparte zithoek/zitkamers vanuit living bereikbaar … ) Satelliet klokken (overal gelijke tijd, geen discussies) Spiegels voor het zicht achter hoeken Time-outruimte bij de leefgroep voorzien Doorgedreven dagstructuur per uur: (creatief ingevuld naargelang noden cliënt: mapjes, schema’s, schriftjes, … ) Keuken op slot SAMEN eten hoeft niet = LOSLATEN Groepsdenken Kasten op slot Veiligheidsglas Kamers: deuralarm Elektrische luiken van buiten de kamer te bedienen Bureau plus zitbal Verankerd meubilair MDF op muren ter beveiliging Lavabo kan weg: in fases kamer opbouwen Voordeel sterke kamers: in crisis kunnen ze op hun kamer blijven zonder teveel stuk te maken.
17
2.4. Randvoorwaarden bij het realiseren van een zorgaanbod voor jongeren met een verstandelijke beperking en gedrag- en/of emotionele problemen in Jeugdzorg Ter Elst. Als projectmedewerker kregen we de opdracht om een ‘stappenplan’ uit te werken. Dit stappenplan wil een aantal thema’s naar voor halen die belangrijk zijn bij het creëren van een ‘zo goed als mogelijk’ zorgaanbod. Het is duidelijk dat in het OBC Jeugdzorg Ter Elst veel ervaring /informatie/ methodieken beschikbaar zijn. Het expliciteren, uitwerken van visie en methodieken lijkt een belangrijk actiepunt voor de komende jaren. De sterktes versterken en aanvullen met specifieke methodieken die nog meer tegemoet komen aan de zorgvraag van jongeren met een complexe problematiek. Die sterktes zijn: - hoog gekwalificeerd personeel - systeemtheoretische visie en aanpak - ondersteunende diensten en activiteiten zoals puberactiviteiten, atelierwerking, dans/hiphop, voetbal … - time-in-mogelijkheden - intensiteit van de ouderbegeleiding en psychiatrische ondersteuning - uitwerken van methodieken in het kader van het decreet: “rechtspositie van de minderjarige.” In wat volgt maken we een opsomming van een aantal randvoorwaarden die ons inziens moeten doorgewerkt worden in het kader van ’de vaardigheden versterken om jongeren met verstandelijke beperking en ernstige GES problematiek te begeleiden en/of te behandelen.’ Voor het optimaliseren van de huidige werking zijn de thema’s omschreven onder (I.) belangrijk. Bij het oprichten van een GES+ leefgroep komen daar nog een aantal belangrijke randvoorwaarden bij. (II)
18
I.
Openheid behouden en werking versterken voor de zwakker functionerende jongeren die in de bestaande leefgroepen worden geïntegreerd.
We behouden onze openheid naar de doelgroep van jongeren die zwakker functioneren (IQ 60-70) en verbeteren onze kennis en aanpak o.a. op basis van de vorming/ondersteuning in 2009 gegeven. Wanneer de zorgvraag van in het begin duidelijk een MPI-vraag is, kan de zinvolheid van opname binnen een OBC in vraag gesteld worden. Ook wanneer de zorgvraag een danig geïndividualiseerde werking vraagt, kan de ‘haalbare’ integratie in de bestaande leefgroepstructuren in vraag gesteld worden.
RANDVOORWAARDEN:
-I.1. VISIE/KADER/ZORGPLANNEN per groep Een interne werkgroep visie dient het systeemtheoretisch denken terug actief in het licht stellen en aanvullen met kaders waaraan de verschillende disciplines houvast kunnen hebben. Inspirerende kaders/methodieken werden kort benoemd in H2.
-I.2. Duidelijk agressiebeleid: Agressie is een veel voorkomende problematiek. Hanteren van agressie behoort tot de vaardigheden van de groepsleiding en andere medewerkers van het centrum. Het vergt een deskundig omgaan met agressie, met sterke aandacht voor preventief optreden. Indien we hier te weinig aandacht aan geven leidt dit vaak tot repressief optreden en onmachtsgevoelens. Agressie moet ruim benaderd worden en niet alleen vanuit het standpunt dat agressie inherent is aan de pathologie van de jongeren. Een te enge visie leidt tot het controleren van agressie via restrictieve interventies. Het is belangrijk dat we oog hebben voor de veelheid aan beïnvloedende factoren die agressie kunnen uitlokken. Er is een uitgebreid en volgehouden vormingsaanbod omtrent LSCI. Deze vorming integreren in de overkoepelende visie, beleid, procedures, … zal ondersteunend zijn zodat er een gedragen manier van omgang gevonden wordt. Andere zinvolle initiatieven die reeds zijn genomen zijn het intensifiëren van het zorgaanbod tijdens de avonduren. Op dit moment komt in diverse leefgroepen de nood naar voor om een ‘time-outruimte in te richten, dicht bij de leefunit. Op dit moment wordt de ‘stille ruimte’ (oorspronkelijk bedoeld voor rustig/individueel spel) soms al gebruikt als time-outruimte en voor agressiebeheersing. Het is belangrijk dat hierrond duidelijke afspraken en een visietekst worden opgesteld. Dit sluit aan bij de opdracht van de externe audit om een visie en procedures voor vrijheidsbeperkende maatregelen uit te werken.
19
Een duidelijk agressiebeleid moet zeker omvatten: - Vorming van al het personeel (LSCI en verweerstechnieken reeds aanwezig), Non violance resistance H.Omer, … ) - Visietekst verder uitwerken voor de voorziening ivm agressie/omgaan met crisissituaties en integreren in de overkoepelende visie. - Crisisfiches voor kinderen uitwerken zodat er een gedragen/gezamenlijke ondersteuning kan zijn naar jongeren toe vanuit de verschillende crisisondersteuners. - Procedures uitwerken ivm het gebruik van een time-outruimte en de opvolging hiervan - Crisisinterventieteam onder supervisie van de psychiaters. - Nazorg voor personeel organiseren: debriefing/supervisie na extreme vormen van geweld. Hoe wordt dit opgevolgd? Voldoende ruimte voorzien voor evt. externe supervisie/therapie voor hulpverleners. - Onafhankelijk meldingspunt agressie: registratie alle vormen van agressie in de voorziening met als doel gerichte acties per team of unit te kunnen ondernemen in het kader van toekomstige preventie. Een registratiefiche bestaat reeds enkele jaren doch het invullen en verwerken blijkt niet te lopen zoals vooropgesteld. Voor de GES+ groep is er nood aan bereikbare permanentie/crisisinterventie op het terrein! Ivm agressiebeleid werden we tijdens de rondgang geboeid door diverse inspirerende visieteksten.(cfr. het bezoek aan OBC Espero, MPC St. Franciscus, MPI Ave Regina, SOC Hagewinde )
-I.3. Groepsdenken loslaten, individuele trajecten opzetten : In veel voorzieningen wordt de overstap gemaakt van het groepsdenken naar meer individuele benadering. Binnen OBC Jeugdzorg Ter Elst ligt op dit moment nog het accent op het groepsleven en groepsdynamische thema’s. Het is een uitdaging om het evenwicht te vinden tussen het groepsleven met de nodige groepsafspraken en een individuele benadering, gericht op de zorgvraag van de jongere. Welke jongeren hebben baat bij meer individuele trajecten? Hoe realiseren we dit in huidige groepsaccommodatie? Welke zijn eventuele mogelijke aanpassingen qua organisatie/accommodatie? Inspiratiebronnen kunnen zijn: • Boek ‘Behandelend opvoeden’ van Van der Harten en Van Rijn. • “Werkpunten tussen therapie en leefgroep” (E. Claes) In : ‘Andere therapeuten, andere wegen’(1994) onder redactie van G. CLuckers • Inspirerende tekst ivm ‘Sanctioneren en afzonderen’ vanuit OBC Espero. • Non Violance Resistance van H. Omer
20
•
Workshop ‘In dialoog met de jongere’ van Jan Galle uit Huis Busingen (MPC St.Franciscus, vertikaal gemengde leefgroep)
“Moet iedereen binnen de groep aan dezelfde afspraken voldoen of kunnen we werken met een aantal minimumafspraken per groep met daarnaast meer ruimte voor individuele werkpunten en ondersteuningsplannen?” Binnen dit thema lijkt het belangrijk om leefgroepstructuren kritisch te herevalueren. (vb. Voor OBC Jeugdzorg Ter Elst betekent dit een herevaluatie van de huidige verticale leefgroepstructuren) Wanneer er al iets minder differentiatie in het aanbod nodig is owv meer gelijke leeftijdsgroepen kan men sommige individuele behandeldoelen ook in het groepsaanbod realiseren. In diverse voorzieningen worden verschillende leefgroepstructuren gehanteerd. Vele voorzieningen opteren voor semi-verticale leefgroepen: Vb.4 - 12 jaar en 12 - 18 jaar. Argumentatie hierbij is dat er meer differentiatiemogelijkheden zijn om het aanbod af te stemmen op de zorgvraag. De spreiding wordt anders te groot. Zo wordt in het OBC Espero gewerkt met een groepsbeloningssysteem en met individuele beloningssystemen voor werkpunten van de jongeren. Men wil ook vermijden dat jonge kinderen getuige zijn van de crisissen van grotere gasten. In behandelingssettings en MPI’s vinden we minder de verticaliteit terug dan in de bijzondere jeugdzorg. Vaak zijn de verticaal georganiseerde leefgroepen de groepen waarbij kinderen weinig kunnen terugvallen op hun thuismilieu. In OBC De Waai kiest men voor vrij horizontale leefgroepen omwille van het grote verschil in leefwereld tussen een 12-jarige en een 17-jarige. In een horizontale groep leert een kind ook soms om terug kind te zijn en te functioneren volgens de eigenlijke leeftijd. Daarnaast wordt in diverse voorzieningen gewerkt met een doorgedreven subgroepwerking (max. 5/6 per groepje) zodat een reductie van de prikkels beter haalbaar wordt. Her en der wordt geadviseerd om soms voor vrij grote, bereikbare, individuele kamers te zorgen zodat, indien nodig, hier ook gebruik van gemaakt kan worden. Vb. tijdens de maaltijden. -I.4. Nood aan een zorginhoudelijk coördinator Jeugdzorg Ter Elst heeft een andere invulling van functies dan de meeste voorzieningen. Er is sterk geïnvesteerd in de ouderbegeleiding wat dan ook een sterke kant is van de werking van de voorziening. In confrontatie met steeds moeilijke jongeren, meer complexe problematieken wordt de nood groter om ook op de werkvloer zelf, in de leefgroep te investeren. De nood aan input van een orthopedagoog/zorgcoördinator wordt diverse keren genoemd.
21
-I.5. Intervisie/supervisie In het werken met steeds complexere problematieken is het belangrijk dat er ruimte wordt gemaakt om stil te staan bij diverse moeilijke ervaringen. Het is belangrijk dat we ons als begeleider kunnen laten bevragen, dat we bereid zijn om bij te leren en te reflecteren. Er zijn diverse mogelijkheden om intervisie/supervisie te organiseren: - Teambesprekingen kunnen zeker een deel van de intervisie zijn wanneer er voldoende ruimte wordt gemaakt om stil te staan bij persoonlijke ervaringen. - Individuele intervisiemomenten met begeleider of intervisie met het team met collega‘s vanuit andere units/settings kan zinvol zijn omdat deze mensen van op afstand kunnen meedenken over moeilijke of vastgelopen situaties. - Indien nodig kan supervisie (extern) worden geadviseerd, vb. na moeilijke traumatische gebeurtenissen of als support voor therapeuten/crisisinterventieteam.
-I.6. Accommodatie Met de huidige accommodatie in Jeugdzorg Ter Elst, hoewel pas verbouwd, botsen we op een aantal beperkingen in ons zorgaanbod. Het werken in subgroepen is moeilijk realiseerbaar op dit moment gezien er slechts 1 grote leefruimte is voorzien, weliswaar met verschillende speelhoeken. Alles is georganiseerd op 12 gasten maar voor jongeren met een complexe problematiek is samenleven in één grote groep geen sinecure. De grootte van de groepen bepaalt zeer sterk welke mogelijkheden er zijn om complexe jongeren op te nemen. Deze jongeren hebben immers moeite met een teveel aan prikkels. Ook de mogelijkheid om accommodatiewijzigingen door te voeren bepaalt heel sterk de mogelijkheden en beperkingen voor de opvang van complexe gasten. (cfr. 2.3. Adviezen voor accommodatie vanuit MPC Ter Bank )
-I.7. Alternatieve Dagbesteding Vaak kennen deze jongeren periodes waarbij het schoollopen moeilijker is. Een uitgewerkt dagprogramma is hierbij een meerwaarde. Kan Jeugdzorg Ter Elst samenwerken met projecten /organisaties/ zelfstandigen uit de buurt? Kunnen we netwerken creëren als tijdelijk alternatief voor het schoollopen, als extra steunend aanbod? Momenteel verkent een interne werkgroep boerderij de mogelijkheden. Tijdens onze rondgang hebben we projecten gezien die proberen een antwoord te geven op individuele noden van jongeren. Zo zijn er de projecten ‘GIGRI’ en ‘Musketon’ in SOC Hagewinde. Beide initiatieven van Hagewinde zorgen voor een intensievere ondersteuning zodat het kind in de leefgroep en de school kan blijven. Dit vertrekt vanuit de overtuiging dat er voor sommige kinderen niet echt een ideale setting bestaat binnen of buiten De Hagewinde, maar dat mits intensieve ondersteuning de huidige leefgroep ‘het best mogelijke’ benadert.
22
Het intensieve ondersteuningsplan kan rechtstreeks naar het kind gaan of kan zich eerder naar de begeleiders of leerkrachten richten. Klemtonen: gedragsregulering, relatiebehoud of- herstel, leren leven met pathogene dynamieken, bevorderen van sociaal emotionele ontwikkeling. Ook het project ‘Tijdelijke Dagbesteding’ uit het MPC St.Franciscus probeert een antwoord te geven op individuele zorgvragen van gasten die het moeilijk hebben met full-time school lopen. In diverse voorzieningen, onder meer in het OBC Espero en het OBC De Waai wordt er geïnvesteerd in een netwerk waar ze met gasten ‘in moeilijkheden’ terecht kunnen (parochie, containerpark, zorgboerderij … ). Voor zwakker functionerende jongeren ( IQ 50-70)met GES+ problematiek is alternatieve dagbesteding/atelierwerking een prioritair actiepunt. Er moet gezocht worden naar een intensief samenwerkingsverband met een/enkele scholen OV1/OV2/OV3 Type 3 . Welke school is bereid een ‘alternatief’ klassenaanbod te organiseren eventueel met ondersteuning van opvoedend/therapeutisch personeel vanuit het OBC/MPI? Hoe kunnen eventuele niet-schoolse periodes (schorsing) overbrugd worden met een alternatieve dagbesteding/atelierwerking. Hoe kunnen school en atelierwerking soepel op mekaar afgestemd worden? Verschillende keren zijn we in het OBC Jeugdzorg Ter Elst tijdens dit projectjaar gebotst op de beperkingen die er zijn in het schoolaanbod om met deze moeilijke populatie om te gaan.
-I.8. Ontspanningsmogelijkheden/ontspanningsdiensten In diverse voorzieningen zijn verschillende projecten, ontspanningsmogelijkheden voor jongeren. Het lijkt ten zeerste waardevol de bestaande projecten (Pact, hip-hop, atelier,voetbal … ) in Jeugdzorg Ter Elst te bestendigen en eventueel uit te breiden met nog ander gestructureerd aanbod. (boerderij, sociaal vaardigheidsprojecten, … )
23
II. Bij het realiseren van een GES+ MPI-groep
Voor het opstarten van een nieuwe MPI-groep zijn er nog een aantal essentiële randvoorwaarden die erbij komen. -II.1. Intensieve samenwerking met een/enkele scholen OV1/OV2/OV3 T3. Dit is er nu nog niet, cfr. de moeilijkheden die er zijn om op dit moment scholen te vinden voor leerlingen die in Jeugdzorg Ter Elst verblijven. Vooral de OV3/OV2 groep met gedrag- en/of emotionele problemen is een moeilijk punt. -II.2. Werken met individuele trajecten. -II.3. Samenwerken andere diensten/psychiatrie staat nog niet op punt. In de hele provincie hebben voorzieningen het moeilijk om deze jongeren op te vangen en te begeleiden. Er worden aanzetten gegeven om netwerk te organiseren. (CRZ, DGGZ, SenVzw, OGGPA) -II.4. Een MPI-groep voor deze populatie vergt een “therapeutisch kader met aanwezigheid van zowel orthopedagogische, medisch-psychiatrische, psychotherapeutische, als sociaalmaatschappelijke behandeling”. (Cloet, 2008) Het huidige werkingsmodel van Jeugdzorg Ter Elst investeert sterk in de systeemtheoretische benadering, ouders worden intensief begeleid in samenwerking met de leefgroep. De complexiteit van de doelgroep van zwakker functionerende jongeren met GES+ problematiek vraagt ook een intensieve begeleiding van de opvoeder/begeleiders die dagdagelijks met die jongeren omgaan en van die jongeren zelf. Het netwerk van mensen, niet rechtstreeks op de jongeren betrokken, maar dat van op afstand ondersteunt, is ZEER belangrijk!!
TOT BESLUIT Deze tekst wil een uitnodiging zijn om aan de slag te gaan met het aangereikte materiaal en haalbare keuzes te maken. Langs deze weg wil ik ook iedereen van Jeugdzorg Ter Elst danken voor de samenwerking tijdens dit project. Laat iedereen de uitdaging blijven vinden om te zoeken naar de krachten van jongeren en die verder ondersteunen.
Tine Missinne februari 2010
24
LIJST VAN BIJLAGEN Bijlage 1 : Vragenlijst Bijlage 2 : Belangrijkste tendensen vanuit de Rondgang Bijlage 3 : Literatuurlijst
1
Bijlage 1 : Vragenlijst die gebruikt werd bij de rondgang naar de voorzieningen. VRAGENLIJST Inleiding : JTE nam het engagement /kreeg de vraag van het ROG Antwerpen om in kaart te brengen welke noden er zijn voor observatie/diagnostiek bij kinderen en jongeren met gedrags-en/of emotionele stoornissen en bijkomend een licht-verstandelijke beperking (50-70) of matigverstandelijke beperkingen (35-49). Vanuit mijn functie als projectmedewerker ‘zwakker functionerenden’ probeer ik meer zicht te krijgen op de mogelijkheden en grenzen van voorzieningen die vooral betrokken zijn op observatie/diagnostiek en behandeling van deze doelgroep. Deze vragenlijst kan de aanzet zijn voor het gesprek tijdens een bezoek of telefonisch onderhoud.
1. Waar situeert zich de doelgroep tot wie jullie zich richten ? Ontwikkelingsprofiel 1 Diep mentale Handicap IQ < 20
Ontwikkelingsprofiel 2 Ernstig mentale Handicap 20
Ontwikkelingsprofiel 3 Matig mentale Handicap 35
Ontwikkelingsprofiel 4 Licht mentale Handicap 50
Onwikkelings-profiel 5 Normaal begaafd IQ > 70
2. Worden in jullie centrum ook kinderen en jongeren met ontwikkelingsprofiel 3 en 4 opgenomen? Waarom wel of waarom niet? 3. Wat zijn jullie inhoudelijke uitgangspunten om met jullie doelgroep te werken? -
Algemene visie/ model Diagnostiek Leefgroepwerking Is er een specifiek crisisbeleid? ….
4. Hoe structureren jullie de werking om gasten met verstandelijke beperkingen een gepast aanbod te geven? Leefgroepaantallen? Subgroepwerking? Kamergebruik?…… Welke mogelijkheden en beperkingen (structureel en organisatorisch) ervaren jullie?
5. Wordt er beroep gedaan op ondersteunende diensten om het aanbod voor deze jongeren te kunnen realiseren? (logistiek, boerderijprojecten,…..) Hebben jullie specifieke samenwerkingsverbanden gecreëerd om deze jongeren te begeleiden?
2
6. Hoe wordt de Personeelszorg georganiseerd? Zijn er systematisch momenten van Intervisie en/of Supervisie voor de begeleiding? Wat zijn volgens U belangrijke elementen in het Profiel van de opvoeder die kan werken met deze doelgroep?.
7. Wat zijn jullie ervaringen met de doorstroming? Ervaren jullie voldoende bereidheid bij de residentiële en semi-residentiële voorzieningen om deze doelgroep op te vangen. Wat denken jullie dat er nodig is binnen Vlaanderen? Binnen aangrenzende provincies? Wat is volgens jullie de specifieke functie voor een OBC, een MPI (I of SI) , thuisbegeleidingsdiensten en andere ambulante werkingen….
8. Hoe gebeurt de ouderbegeleiding bij deze doelgroep? Wie? Intensiteit en betrokkenheid bij de werking?
9. Samenwerking scholen ? Ervaringen ? knelpunten ? Alternatieven voor het schoolse aanbod. Zijn er jongeren die een speciaal statuut krijgen (tijdelijk niet schoolgaand,….)
10. Wat ervaren jullie als noden in het hulpverleningsaanbod zoals het nu bestaat?
11. Suggesties, wensen, voorstellen voor de TOEKOMST
Dank Tine Missinne Projectmedewerker OBC Jeugdzorg Ter Elst Duffel
3
Bijlage 2 :
Belangrijkste tendensen vanuit de Rondgang. BEZOEKEN aan OBC’s / MPI’s/ Kind-en Jeugdpsychiatrische diensten OBC’s : 1.OBC Jeugdzorg Ter Elst Zie het projectrapport
2.OBC Espero -Algemeen stelt men zich de vraag naar de zinvolheid van een OBC-functie voor deze doelgroep. Wat is de toegevoegde meerwaarde van een OBC? De personeelsbezetting is niet erg verschillend van een MPI. Is een psychiatrie niet zinvoller? De vraag die jongeren (T1 en GES+) stellen is er vaak meer één van chronische, blijvende ondersteuning. Deze jongeren hebben nood aan begeleiders die kiezen voor deze doelgroep, die voldoening vinden in de ‘Presentie’. In een OBC is er meer een cultuur van Vooruitgang/Behandeling. Deze jongeren hebben nood aan een continue gedragenheid, ook in moeilijke fases,… Het is weinig zinvol om deze jongeren voor korte tijd uit de context van een MPI of Gezin te halen. Gezinnen (vaak complexe en zwakke gezinnen) hebben meer nood aan langere steun bij de opvoeding/begeleiding van hun kind. -OBC Espero heeft geïnvesteerd in een GROOT netwerk van plaatsen waar jongeren die tijdelijk niet schoolgaand zijn terechtkunnen. (boeren, onthaalmoeder, techniekers,….) -Er wordt gekozen om te werken in horizontale groepen. Er is nog voldoende differentiatie mogelijk en secundaire traumatisering voor de kleintjes wordt vermeden. -Time-out/TAVA : sterke visie tekst ! -Er wordt gewerkt met een sterk gestructureerde werking (fase-systeem) als een soort veiligheid voor de jongeren. Men probeert rust te creëeren en er is minder verbale discussie nodig 3. OBC De Waai Eeklo -Tot 5,6 jaar geleden geen opnames met een IQ lager dan 80. Op dit moment is deze grens wat soepeler en is IQ 70 meer de ondergrens. Deze keuze wordt vooral bepaald door de geschiedenis en de evolutie van de voorziening. Intern is er vooral know how voor de doelgroep met een hoger IQ. Er wordt gewerkt op een verbale en inzichtelijke manier.
4
OBC De Waai was tot midden jaren ’90 een stap vOOr Mol, of Ruiselede; De jongeren hadden meestal een IQ van 80/85 tot 125. De uitbreiding die gebeurd is , is een uitbreiding naar zwak-begaafdheid, niet naar LichtMentale Beperking. Verdere uitbreiding wordt voorzien naar lagere schoolleeftijd. (tot nu toe nog niet) Er moeten minimale mogelijkheden zijn tot REFLECTIE, jongeren moeten in staat zijn een META-perspectief in te nemen, verbale interactie moet mogelijk zijn…..Visualiseren kan erbij komen indien dit nodig is, maar mag niet de voornaamste invalshoek van werken zijn. -De leefgroepen zijn sterk HORIZONTAAL gestructureerd. Groep 1 : 15+ Groep 2 : 12-14 Groep 3 : 14-16 Men kiest hier bewust voor omdat de leefwereld van een 12-jarige sterk kan verschillen met deze van een 17-jarige. Als gasten bij leeftijdsgenoten zitten, kunnen ze soms ook leren om terug ‘kind’ te zijn, te functioneren volgens hun leeftijd. (belangrijk bij sterk geparentificeerde jongeren) -Er wordt meer en meer Contextueel gewerkt. Het ‘Contextueel denken’ als ‘dak van een huis met vele kamers’ waaronder : psychoanalytische gedachtengoed, gedragstherapeutische manier van werken binnen de leefgroepen…. In de leefgroepen wordt vaak gewerkt met beloningssystemen, er wordt nog geen gebruik gemaakt van een doorgedreven Fase-systeem. Straffen en belonen wordt niet gebruikt met als doel ‘groei-bevorderend’ te werken, Dit werkt niet gedragsveranderend op zich! Er zijn wel positieve ervaringen met het belonend werken omdat de gasten zo weinig positieve ondersteuning hebben gekregen in het verleden. -Iedereen volgt therapie, dit is bijna een verplichting. -Er is een principiële openheid voor een OBC voor personen met een Licht Verstandelijke Beperking. Zij doen het niet owv kleinschaligheid van de voorziening waardoor onvoldoende differentiatiemogelijkeden. -Vraagstelling bij OBC voor personen met LM beperking : Wat met ouders die zelf een licht-mentale beperking hebben, en weinig opvoedkundige vaardigheden bezitten? Als je hen loslaat is het weg. ’t Gaat vaak om een chronische problematiek die een langdurige begeleiding vraagt. Deze mensen hebben vaak een permanente ondersteuning/begeleiding nodig. Handelingsplanning gaat veel trager, terwijl de doelstelling van De Waai eerder ‘kortdurende behandeling’ is. Doel binnen het OBC : de persoon moet terug kunnen voorzien in oplossingen voor eigen problemen.
5
4.WOTC De Berkjes Deel 1 : Kinderwerking: -Geen strict criterium qua IQ-afbakening. Niveau van cognitief functioneren kan soms gedrukt worden door de emotionele belasting. -Er wordt minder de nood ervaren voor een OBC voor kinderen met een verstandelijke beperking owv het grote aantal goed werkende mpi’s in de buurt. -Werking : cfr. Boek W. SMIS : ‘Tussen één en allen. Residentiele behandeling van het moeilijk opvoedbare kind.’
Deel 2 : Adolescentenwerking -Doelgroep : Gewoon ond.of Buso T1, geen T2-jongeren. Buso T2 : tegen-indicatie owv meer nood aan sturende begeleiding. -Over de nood aan OBC voor zwakkerfunctionerenden: Laat ons erover waken om de onthechting niet te gaan organiseren.Vaak is er langdurige opvang nodig voor zwakkerfunctionerenden. Het lijkt zinvoller om samenwerkingsverbanden te organiseren en MPI’s sterker te maken. Voor T2 komen er per jaar 1 à 2 vragen. Het zijn vaak complexe multi-problemvragen die doorverwezen worden naar Fioretti. 5.OBC Ter Wende De vragenlijst werd schriftelijk ingevuld. Enkele thema’s uit de nota : -Geen opnames van deze doelgroep. Ter Wende richt zich expliciet naar jongeren met een normale begaafdheid. -Krijgen af en toe vragen voor OBC voor personen met een verstandelijke beperking. -Ondersteunen de noodzaak voor een OBC-functie.
6.OBC Bethanië -ALGEMEEN : Het is belangrijk om te vertrekken vanuit een ‘Stabiele organisatie met een geïmplementeerde éénduidelige visie’ en van daaruit projecten/ risico’s organiseren. -Visie ivm High care jongeren : individuele trajecten, grote kamers, extra ondersteuning door Vlaams Agentschap, …. -Sturend werken : cfr. Visie Kok. Website www.ogl.be -Kortere opnames worden ondersteund. Doorverwijzing is moeilijk owv dichtslibben MPI’s. -In OBC Bethanië lopen diverse projecten : thuisonderwijs, zorgboerderij, gemeenschapshuizen met studenen en jongeren….
6
-Knelpuntdossiers : centen zouden moeten gekoppeld worden aan jongeren zodat de organisatie hulp kan creëeren op maat van de jongeren. Op dit moment legitimeert iedere sector zijn weigering. Er is teveel homeostase binnen de eigen voorzieningen! 7.OBC Mastenhof -DOELGROEP : GES al dan niet met verstandelijke beperking. Er zijn een 20 procent jongeren met Limentale beperking, IQ 6O is de ondergrens. 10% van de aanvragen zijn gasten met een Verst. Beperking van wie de situatie vaak zeer schrijnend is. In Mastenhof zijn 4 leefgroepen 1. 14/15-18 2. 6-11/12 3. 12-15/16 4. 10-14 Zwakkere jongeren komen in de groepen met jongere kinderen. (zelfde ondersteuning en sturing nodig) Voordeel van horizontale groepen of leeftijdsgroepen. De aanmeldingen kunnen chronologischer opgevolgd worden. Pubers hebben voldoende weerwerk in de groep. Op dit moment is Mastenhof voorzichtiger met opname van gasten met GES + Verst. Beperking omwille van de moeilijkheid met doorverwijzing. BEL. : MPI’s sterker maken!! -OBC Mastenhof werkt met een duidelijk ORTHOPEDAGOGISCH KADER Geïntegreerde manier van werken : Gedragsmatige aanpak, contextueel denken als basisattitude, pedagogische instelling…. Er wordt gewerkt op 3 sporen : Spoor 1 : Klimaat, situaties begeleiden, … Ouderbegeleidingen Spoor 2 : Individuele zorg : ergo, psychotherapie,… Spoor 3 : Externe ondersteuning kan nodig zijn. Algemeen wordt er sterk competentie-gericht gewerkt. Het is belangrijk om de jongeren ‘gereedschap’ te geven zodat ze hun ‘hamer’ (negatief gedrag) niet meer nodig hebben. Accenten in de werking met de zwakkere jongeren lijken sterk op de werking bijj de jongste kinderen): -Herhaling -Concreter werken -Pictogrammen voor de dagstructuur… -Meer EXTERN GESTUURD werken -Zinvolheid voor OBC-functie voor deze jongeren? Ja en Neen :
7
OBC kan eventueel maar moet steeds van ‘TIJDELIJKE’ aard zijn, (diagnose- en indicatiestelling) uitzoeken waar de ontwikkeling vastloopt. De BEHANDELING, van deze jongeren hoeft niet noodzakelijk in een OBC te gebeuren. De Mentale Beperking is ook niet van een tijdelijke aard. In die zin zijn samenwerkingsverbanden zinvol! -Visieteksten op de website!!
8.OBC St. Oda (niet erkend als OBC, deel van MPI) In een telefonisch overleg hebben we kort stilgestaan bij de noden aan observatie en diagnostiek bij personen met een verstandelijke beperking. St. Oda (Vaph) heeft binnen zijn werking een observatiegroep georganiseerd waar jongeren tijdelijk uit een andere voorziening kunnen opgenomen worden. Aantal opnames blijft beperkt. Met een team van ervaren mensen gaan zij vaak ook ‘ten velde’ observaties doen, behandelingsmogelijkheden bespreken in de voorzieningen waar jongeren met verstandelijke beperking en gedragsmoeilijkheden verblijven. (gans Vlaanderen) Zij richten zich vooral tot de groep van personen met een ernstig verstandelijke beperking.
MPI’s 1. Ave Regina -Visie/ pedagogische uitgangspunten. Uitgebreide info in hun brochures. -Crisisbeleid ivm agressie : sterk uitgewerkt
- Noden die zij als MPI ervaren: Behandeling voor zeer moeilijke gasten of met zeer complexe problematieken vb ernstige gedragsmoeilijkheden gecombineerd met een medische problematiek Er zijn te lange wachtlijsten bij heroriëntaties. Onvoldoende mogelijkheden voor snelle opvang en behandeling voor gasten die ernstige gedragsmoeilijkheden stellen: zware agressie, seksuele delicten, vooral voor jongeren vanaf 11,12 ,13 jaar. Onvoldoende mogelijkheden om jongeren binnen een eerder gesloten setting vast te houden en er mee aan behandeling te werken vb permanente weglopers geraken niet binnen in de gemeenschapsvoorzieningen zoals Beernem of slechts als time out in Mol en kunnen ook maar terecht in psychiatrie zolang ze gemotiveerd zijn. Jongeren van 11, 12 jaar die ernstige gedragsproblemen of feiten plegen kunnen niet terecht in de gemeenschapsvoorzieningen. - Wensen voor de TOEKOMST Een oplossing voor bovenstaande problemen zou ons een eind op weg helpen, vooral voor snelle tijdelijke tussenkomsten die wat ademruimte (meer dan enkele weken) bieden en tegelijkertijd een tweede opinie en andere visie kunnen aanleveren om terug aan de slag te gaan. Vaak gaat het ook om tijd om wat afstand te kunnen nemen en de zaken opnieuw te ordenen. Er wordt ook wel wat verwacht van het decreet dat in de maak is voor 8
geïnvidualiseerde aanpak waardoor samenwerkingsverbanden kunnen gecreëerd worden over de voorzieningen heen. Voor jongeren is nabijheid dan dikwijls belangrijk omwille van school, vervoer….
=>Wel vraag naar OBC, maar dan voor 12 plus en ernstige complexe problematiek. 2. MPI Ter Bank -ESSENTIEEL in de omvorming van ‘gewone Groep’ moeilijke jongeren naar ‘GES+-groep’ zijn : LOSLATEN GROEPSDENKEN. INDIVIDUELE TRAJECTEN . Essentieel in de werking bij GES+ zijn ook: omkadering / infrastructuur/ beveiliging/…. Bij GES+ : zijn allerlei CREATIEVE trajecten noodzakelijk : - soms halftijds naar school - individueel onderwijs - niet-gesubsidieerde dagopvang (op jaarbasis : 3.3 gem. bezetting) - soms CABO-attest - Groene zorg - Dagbesteding - Geen school => parallell richting zoeken - Soms definitieve schorsing : - …. Samenwerking psychiatrie is belangrijk, ook bij levensfase-crisissen. Voor de Dagopvang GES+ zijn enkele paramedici en opvoeders-uren beschikbaar (1 FT.), zij maken gebruik van de ondersteunende diensten waaronder de ontspanningsdienst. NOODZAAK : Een WENDBARE ORGANISATIE. Er moet bereidheid zijn om te werken met deze doelgroep op diverse terreinen, zodat de draaglast samen kan gedragen worden. -PERSONEELSZORG Mensen moeten vrijwillig kunnen kiezen om bij de GES+ groep te werken. (ong. 5-7 jaar anciënniteit) Dit team wordt begeleid door Ortho, TV… met ervaring met deze populatie en die de visie, manier van werken kunnen uitdragen over heel de instelling. (ook vb. naar de logistieke dienst toe die een belangrijkrijke bijdrage hebben bij de ondersteuning van de infrastructuur,….) Essentieel in de werking is het aandacht kunnen hebben voor minimale veranderingen/ rustig blijven / individuele trajecten voorbereiden/….zoeken naar ondersteuningsmogelijkheden voor de gasten. -NOOD aan OBC-FUNCTIE? Bij GES+ gasten hangt er op termijn altijd MPI aan vast owv CHRONISCHE PROBLEMATIEK. =>?Is een OBC FUNCTIE noodzakelijk ? Afhankelijk van de lokale situatie.
9
Theoretisch zou dat moeten kunnen. Er zijn ‘gewone’ MPI’s (traditioneel gegroeid en gericht op zorg voor Personen met Mentale handicap) die nood hebben aan OBC. Sommige gespecialiseerde MPI’s hebben minder nood aan OBC, wel soms aan TIMEOUTperiode/ BEHANDELPERIODE
3. MPI De Mast Schoolwerkplan werd doorgegeven.
De nood aan een OBC wordt niet zo sterk ervaren. 4. OC Clara Fey -Binnen OC Clara Fey is een langzame ombouw naar GES bezig De overgang is bezig, de druk is groot, er is een grote dynamiek om met de doelgroep te werken.. (Het grootste probleem is op dit momenten de beperkingen vanuit de accommodatie , er is ook grote druk naar WK-opvang bij Ges en profiel 3 en 4) -NOOD aan OBC ?: Diagnostiek en Behandelingslijnen uitzetten vOOr opname in het MPI is wenselijk. Voor oudere gasten (16+) is het belangrijk eerder een traject met volwassen voorzieningen op te zetten. (stabilisatie in volw. Psychiatrie/daarna overgang volwassenwerking) OBC : niet meer zinvol, vooral samenwerking psychiatrie is belangrijk. Bij pubers met li-mentale/ma-mentale beperking : soms moeilijk om aansluiting te vinden in psychiatrie, vaak gebrek aan cognitieve mogelijkheden. -Nood aan creëeren van alternatieve dagopvang, hetzij tijdelijk voor jongeren die voltijds schoollopen niet aankunnen. -DROOM voor de TOEKOMST : °tot 10 jaar : Behandelingsmogelijkheden opzetten. Op die leeftijd is de problematiek vaak nog beheersbaard en hanteerbaar in leefgroepen. °10-15 jaar : MPI Structuren, lange relatie kunnen aangaan, conflicten doorwerken, blijven zorgen…. °vanaf 15/16 .. Trajecten opzetten in samenwerking met Volwassen voorzieningen. (= taak van MPI, tehuis volwassenen en psychiatrie, geen taak meer voor OBC’s) =>Er is vooral NOOD AAN LEEFGROEP WAAR LANGDURIG THERAPEUTISCH GEWERKT KAN WORDEN!!
10
5. SOC Hagewinde -Wachtlijst (enorme) wordt hanteerbaar gemaakt door sterke regio-afbakening -NOOD aan een OBC voor kinderen/jongeren met een mentale beperking? : OBC is zinvol wanneer er veel onduidelijkheid is in de dossiers van jongeren. Soms is het zonde om te starten in een OBC als je zeker weet dat het zal gaan over een langdurige, chronische begeleiding : teveel aanpassingsmoeilijkheden, veranderingen voor de jongere en zijn context…. (?zijn er middelen genoeg in MPI’s voor intensieve begeleiding en diagnostiek) =>Echte NODEN van SOC Hagewinde : - Time-out projecten voor jongeren - Soms intensieve behandelingsperiode gevraagd bij Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag, bepaalde agressie-problematieken,… - … De nood aan OBC-functie kan anders zijn (sterker) voor Scholen/Semi-internaten die niet verbonden zijn aan een MPI. Vanaf ong. 16 jaar, (profiel 3 en 4) komen de jongeren vaker terecht in volwassen psychiatrische settings. Vaak is SGG, machtsmisbruik, agressie een deel van de problematiek. -Visie/Inhoudelijke werking Cfr. Kwaliteitshandboek op de website : www.hagewinde.be Ook aanraders zijn: -Orthopedagogische begeleiding -Brochure SOC Hagewinde -Gezinsgerichte werking -Time-out -Projecten: intensieve kindondersteuning in leefgroep en school MUSKETON : Intensieve kindondersteuning in de leefgroep GRIGRI : Intensieve kindondersteuning op school. GROEP die soms uit de boot valt : OV2 plus GES Soms is het niet evident om deze jongeren een schools programma OV2 te laten volgen. Vaak wordt Hagewinde geconfronteerd met schoolproblemen. Er is een bespreking met de BUSO school waarmee zij samenwerken om een specifiek programma/ OV op te richten voor deze jongeren. OV2/ T3
6. OC Katrinahof -Beperkte opvang complexe doelgroep
11
-Wachtlijsten -Nood om Wk-Opvang uit te bouwen. -Werken op dit moment voornamelijk alleen met eigen scholen, indien schoolverandering nodig, ook doorverwijzing naar andere voorziening -Eventueel uitbreiding profiel 3 op langere termijn (2015/2016) -Nood aan psychiater
7. MPI Remi Quadens -Binnen het MPI is er 1 groep die adolescente jongens (12-20) opneemt die gebonden zijn aan OV3, OV2-onderwijs Op korte termijn wordt er gedacht om ook voor de kinderen dergelijke groep (T1, T2) op te richten. -Visietekst terug te vinden op de website : www.olo.be -NOOD AAN OBC ? Principieel is er zeker een nood aan een OBC-functie, vooral dan voor die doelgroep waar het gezinssysteem nog een aantal mogelijkheden en vaardigheden heeft. OBC is ook zinvol VOOR MPI-plaatsing om een juiste oriëntering te kunnen doen. In de praktijk neemt op dit moment ADA vrij veel op qua diagnostiek. Ada heeft een diagnostische opdracht en werkt adviserend naar verdere hulpverlening toe. OBC, MPI en ITA zijn mogelijke vervolgopvang na ADA. Testing bij gasten met een matig mentale beperking is niet zo evident. De grootste noden voor OBC zit niet op de lagere schoolleeftijd, wel vanaf de pubertijd/adolescentie… Ook voor crisis-opvang binnen psychiatrie liggen de meeste vragen binnen de puberteit (levensfase-crisissen) Het is vanaf de adolescentie dat een specifieker aanpak nodig is. DAARVOOR zijn EXTRA MIDDELEN nodig vanuit het VAPH. Erkenningsnormen psychiatrie en VAPH is zeer verschillend, terwijl de gasten na hun verblijf in de psychiatrie toch doorverwezen worden naar VAPH-voorzieningen. (2,3 per plaats psychiatrie, 0,885 per plaats VAPH Quadens?) -Het beleid en de administratie binnen Bijz. Jgdzorg lijkt soepeler te werken dan binnen VAPH, binnen VAPH vaak overreglementering waardoor creatieve oplossingen, trajecten voor jongeren moeilijker te realiseren zijn. -DOORSTROMING = PROBLEMATISCH Voor pr. 4 zijn er mogelijkheden binnen de eigen Volwassenwerking. Op 17jarige leeftijd inschrijven op CRZ, na 2 jaar pas prioriteit 1,…. Voor pr. 5 + GES wordt het nog moeilijker, omdat er weinig of geen zorg meer is voor deze gasten. -Investering van orthopedagoog in schoolbegeleiding is zeer zinvol, daardoor lukken bepaalde trajecten soms beter. Soms heeft men creatieve trajecten voor gasten nodig : 12
Halftijds onderwijs Halftijds leefgroep
ZORG OP MAAT
=>Te onhouden : Noden OBC vooral op puberleeftijd Meer creatieve trajecten nodig, deeltijds onderwijs, deeltijds leefgroep Individuele trajecten nodig voor de gasten met GES en Li-Mentale handicap, groepsdenken loslaten. Profiel opvoeder
8. MPI Geel - Oosterlo Cfr. Website -Ivm de nood aan OBC leeft hier : Niet zozeer nood aan OBC, wel Nood aan SUPERVISIE met psychiatrische invalshoek. Vaak komen gasten al binnen met een diagnose (vanuit COS of andere begeleidingsdiensten), deze wordt verder opgevolgd door het interne Diagnose-team : CLB, Orthopedagoog, kinderpsychiater, M.W.,….. Gasten met een mentale beperking hebben soms een langere aanpassingstijd nodig waardoor het weinig zinvol is ze teveel van context te veranderen. “OBC”, is er Behandeling mogelijk, of spreken we eerder van Begeleiding? Eventueel is een OBC voor S.I gasten wel zinvol. Soms is daar de diagnose nog vaak onduidelijk. -MPI Geel –Oosterlo heeft ervaring met samenwerking met het OPZ-Geel. Dit is zinvolle samenwerking owv hun kennis over psychiatrische aandoeningen in combinatie met de eigen kennis rond Mentale beperking. -Er zijn 2 T2 scholen BKLO, BUSO OV1, OV2,… Cliëntbesprekingen gebeuren samen met de school. S.I. en Int. : Zorgcoördinatie wordt opgenomen door MPI -Er zijn enkele geïntegreerde groepen (school en leefgroep geïntegreerd) voor de zwaksten. In de Buso school is een aangepaste klas voor enkele GES-plus gasten met aangepast onderwijs : minder leren, meer doen/bewegen. Vanuit deze specifieke werking is er veel briefing van leefgroep naar school en omgekeerd. Zorgcoôrdinator : ook actief in de school ter ondersteuning school-team -School heeft een intern Crisis-team. Nood aan TIME-OUTprojecten
13
Nood aan ondersteunend/superviserend diagnostisch team en OBSERVATIE-groep (cfr. St. ODA) In de provincie Antwerpen : geen observatiegroep, weinig opvangmogelijkheden voor profiel 3 plus GES (cfr. Profiel 4 plus GES) =>Nood aan supervisie-team met psychiatrische know-how
9. MPI Dennenhof -Info in jaarverslag en op de website : er is een erkenning Cat. 11 en 14 maar nemen in de praktijk alleen Cat. 14. (?door sterk gedecentraliseerde werking) -Horizontale groepen, pubergroepen vaak niet gemengd. -Veel aanmeldingen voor gasten met licht-mentale handicap. Opnames met IQ lager dan 75 worden niet gedaan. -Problemen met doorverwijzing bij plus 18 -Problemen met doorverwijzing bij combinatie gedragsproblemen en zwakbegaafdheid/Limentale handicap om school te kunnen houden!! Scholen haken af en MPI kan geen opvang bieden voor niet-schoolgaande jongeren. !!Als kind te zwak is voor MPI Dennenhof : Waarheen? Ook voor jonge kinderen, limentaal in combinatie met andere problemen (ASS, ADHD, gedragsproblemen,…) Problemen worden nog groter wanneer deze jongeren de leeftijd van 12 jaar bereiken, nog moeilijker om door te verwijzen. =>NOOD AAN MPI, LANGDURIGE OPVANG!!
10. MPI Iona Kessel -Er is nood aan crisisopvang. -Verslaggeving zie eerste werkgroep toekomstplan. -Veel uren gaan naar de dagbesteding/ ‘s avonds staan opvoeders vaak alleen, waardoor men niet altijd de mogelijkheid heeft om met de complexe problematiek om te gaan.
=>Grote nood aan observatie/diagnostiek bij de gasten. Weinig uitgebouwd binnen de voorziening, gezien kleinschaligheid.
11. BC. Sint Franciscus -Doelgroep : volledige gamma personen met verstandelijke beperking -Werking : Bio-psycho-sociaal model cfr. Tekst ‘inhoudelijke uitgangspunten’ op de website Diverse vertalingen van dit model naargelang de doelgroep, cfr. Zorgprojecten op de website (Meuleveld, De Schering, Busingen, Liedekerke,….) 14
Ik-steunende begeleiding op diverse manieren. -Doorgedreven Subgroepwerking, meer en meer loslaten van groepsdenken en individuele trajecten naast mekaar laten bestaan. (aangepaste accommodatie…) -Project Tijdelijke Dagbesteding voor jongeren die niet voltijds naar school kunnen (in samenwerking met de school) Complexe jongeren kunnen zich in Schoolcontext niet altijd handhaven. (cfr. Project De Schering, jongeren hoeven niet voltijds schoolgaand te zijn) -Uitgewerkt crisisbeleid (LSCI, geweldloos verzet H. Omer,….) -Ondersteunende diensten : hebben een belangrijke rol bij complexe gasten (boerderij, ontspanningsdienst,…) -Er is veel aandacht voor intervisie, supervisie. De leefgroepbegeleidng moet zichzelf kunnen bevragen en anderen. -? OBC Espero : eerste optie Li-Mentaal -Dromen voor de toekomst : =>Nood aan middelen voor dagbesteding als doelgroep (tijdelijk of langer) niet schoolgaand is. =>Meer samenwerking (minder wachtlijsten) met psychiatrie
PSYCHIATRIE 1. Fioretti -De doelgroep van Fioretti zijn jongeren met een licht – tot matig verstandelijke beperking. Deze jongeren worden geïntegreerd in groepen opgevangen, maar HET GROEPSDENKEN wordt COMPLEET losgelaten. Voor deze doelgroep wordt GROTE NOOD aan crisis-opvang gevoeld. Fioretti doet in principe geen crisisopvang maar bekijkt met de andere voorzieningen wie wat wel kan opnemen. -De Wachtlijst is niet meer zo extreem lang, wel lang owv sterkere afspraken ivm terugkeer naar oorspronkelijke voorziening.
15
Opname duur : gemiddeld een schooljaar, dit is vrij lang tov ander K-diensten. -Inhoudelijke werking en visie : DÖSEN (cfr. Artikels, tekst Fioretti) Het werken met het model van Dösen vraagt een grote inzet van mensen, er is grote nood aan introspectie. Intervisiemomenten zijn nodig. Er zijn diverse vormen van samenwerking met scholen (1 dag, halftijds,…) . Voltijdse dagbesteding en therapie. -Uitbreiding uren via SGA-erkenning. -Er wordt gewerkt met een zorgtoeleider, deze persoon volgt kinderen op die op ontslag gaan. Hij geeft supervisie, begeleiding en tips aan teams/scholen ivm verder aanpak van de jongeren. Deze manier van werken ondersteunt het slagen van de reïntegratie in de zorg. Cfr. Out-reaching-principe, maar dan meer begeleiding van de voorzieningen ipv begeleiding in de thuissituaties. =>Nood aan meer psychiatrische opvang voor deze doelgroep (cfr. Project in W.en O.-Vlaanderen, Limburg : Spiller…) =>Groepsdenken weglaten =>Dösen
2. OPZ Geel -Op dit moment : geen volledig aanbod owv tekort aan kinder-en jeugdpsychiaters (cfr.website) Men streeft naar een continuüm van zorgintensiteit voor diverse problematieken. (-12jarigen, For-K, + 12 ? ) -Voor de +12 jarigen wordt er nagedacht om mogelijk een ondersteuning aan te bieden voor de doelgroep van personen met een verstandelijke beperking. In de toekomst wordt het duidelijker welke de mogelijkheden hieromtrent zijn. Afstemming met andere K-dienst (UCKJA) binnen de provincie is nodig. -Er moet grondig nagedacht worden waar de opvang van gasten met een mentale beperking en psychiatrische problematiek het best thuishoren : Psychiatrie, Neurologie, Pediatrie,…. ?? -In de Kempen : leemte aan ambulante zorgcircuit. Daardoor slepen kleinere problemen vaak aan en worden zo chronische complexe problemen die residentiële opvang vergen. -Verschil OBC /PSYCHIATRIE: OBC : Leiding ligt bij psycholoog, psychiater heeft adviserende functie Psychiatrie : Intensiteit van de psychiatrische zorg, Medische eindverantwoordelijkheid eerst. (somatische wachtdienst ook aanwezig) -Diagnostiek = proces-diagnostiek In deze setting : minder ‘observatie-visie’, meer behandelvisie. (min. 9 weken) Het is vanuit de relatie met het personeel dat men ook verder kan werken,
16
-Boek: “Behandelend opvoeden : Groepswerk in de kind-en Jeugdpsychiatrie”. Over veiligheid, voorspelbaarheid, kansen bieden,… Er wordt gewerkt met een Orthopedagogisch Kader plus Ervaringsleren. (leren mentaliseren) Gasten gaan vaak van sensatie, emotie naar Actie en vergeten te mentaliseren, te reflecteren. Non-verbale manier van werken : werkt.
3. AZ Nikolaas -DOELGROEP : Geen opnames onder de IQ 8O om twee belangrijke redenen : °Gasten met mentale beperking hebben vaak behoefte aan een langduriger behandelingstraject. °De therapeutische (verbaal) manier van werken zorgt ervoor dat zwakkerfunctionerenden niet goed kunnen volgen in deze werking met de nodige gevolgen : frustratie, agressie,…te sterk aanvoelen van hun beperking in het samenleven met de andere kinderen. -Visie/ Inhoudelijke werking : Uitgebreide VISIE tekst. BIO-PSYCHO-SOCIAAL Model Diverse therapieën -Crisisbeleid : is zeer specifiek, heel zorgend naar het personeel toe. Er wordt zeer veel geïnvesteerd in personeel : sollicitatie, intervisie, supervisie,…. Iedereen heeft opleiding ‘contextuele hulpverlening’. Ivm psychiatrische kennis : interne know-how in vorming doorgegeven ah personeel (vanuit poli-kliniek die er eerst was) - Supervisiegroep wordt opgericht in de Regio Waasland met deelname MPI’s, CGGZ en psychiatrie….
4. UCKJA Antwerpen -DOELGROEP Kinder-en Jeugdpsychiatrie: De maatschappelijke opdracht van de K-diensten : DIAGNOSTIEK plegen. In principe maakt het weinig uit of de cliënten een mentale beperking hebben of niet. Er wordt een evaluatie gemaakt van de verschillende ontwikkelingsdomeinen. -Er is in principe geen nood aan OBC, er zijn geen bedden nodig om diagnostiek te doen. Er moet meer geïnvesteerd worden in de ambulante begeleidingen. Psychiatrische bedden dienen voor acute psychiatrische situaties, en moeten beperkt blijven, Crisisinterventie. (opm. : OBC/psychiatrie : soms weinig verschil) -Wat eerder aangewezen zou kunnen zijn :
17
Consultatieteam vanuit de psychiatrie naar de Gehandicaptenzorg. Ondersteuning/supervisie….bieden aan begeleiders in VAPH die vastlopen met bepaalde gasten. -Het zou zinvol kunnen zijn om samen een ZORG-TEAM op te zetten. Dit is iets anders dan opname in psychiatrie. ‘Welke rol kan de psychiatrie opnemen in de ondersteuning van MPI’s in de provincie.’
Bijlage 3 : Literatuurlijst : Relevante teksten/boeken in het werken met kinderen en jongeren met verstandelijke handicap en gedrags- en/of emotionele problemen (vanuit het psychodynamisch denkkader). Waar enkele uitroeptekens voor staan, lijken mij aanraders. -.
!!CLAES, E. (1992). Editoriaal : ‘Houvast en Ruimte’. hulpverleningsrelatie. TOKK, 17, 51-54.
Twee aspecten van de
CLUCKERS, G. & MEURS, P. (2005). Bruggen tussen denk-wijzen ? Reflecties over mentalisatie,ontwikkeling en (kinder)psychotherapie. In Kinet, M. & Vermote, R. (red.) (2005). Mentalisatie. Antwerpen Apeldoorn : Garant CULLBERG, J. (1995). Moderne psychiatrie. Ambo.
Een psychodynamische benadering. Baarn :
DE BELIE, E. (1993). Ik-steunende psychotherapie voor kinderen en jongeren met een mentale handicap. TOKK, 18, 99-111. !!DE BELIE, E. ( ). Over de nood aan ‘Ankerpunten’. Reflecties met betrekking tot een afgestemd zorgaanbod op niveau van gezin, leefgroep en psychodynamische psychotherapie. (tekst congres GGZ bij personen met een verstandelijke beperking) !!DE BELIE, E. & SCHEPENS, H. (2002). Ik ben anders. Wie ben ik? De ontwikkeling van zelfbeeld, zelfbeleving en identiteit bij personen met een verstandelijke handicap, gezien door een psychodynamische bril. Echo’s uit de gehandicaptenzorg, 23, 3, 20-28. !!DE BELIE, E. & Van HOVE, G. (2004). Ontwikkeling onder druk : dynamiek en behandeling van gehechtheidsproblemen bij kinderen en jongeren met een verstandelijke beperking. Vlaams Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 23, 2, 10-21. DE BELIE, E & Van HOVE, G. (red.) (2005). Ouderschap onder druk. Ouders en hun kind met een verstandelijke beperking. Antwerpen – Apeldoorn : Garant. DE BELIE, E. & MORISSE, F. (2007). Gehechtheid en gehechtheidsproblemen bij personen met een verstandelijke beperking. Antwerpen – Apeldoorn : Garant.
18
DE VOCHT, E. (2005). Psychodynamisch denkmodel. Niet –gepubliceerde werktekst. DÖSEN, A. (2007) Psychische stoornissen, gedragsproblemen en verstandelijke handicap. Een integratieve benadering bij kinderen en volwassenen. Assen :Van Gorcum. GANTOIS, P. (1994) Leerstoornissen in ruimer verband. De leerproblematiek bij kinderen met persoonlijkheidsstoornissen benaderd vanuit een psychodynamisch perspectief. TOKK, 19, 13-25 KINET, M. & VERMOTE, R. (red.) (2005). Mentalisatie. Antwerpen Apeldoorn : Garant MAES B., MPC Terbank (Red.).(2001) Ruimte geven! : Praktijkvoorbeelden van hulpverlening aan kinderen en jongeren met een verstandelijke handicap en hun omgeving. Leuven : Garant. ISBN 9044112074, 9789044112078
MATTHYS, W.(1986). Objectconstantie : de betekenis voor de behandeling van het gedragsgestoorde kind. Tijdschrift voor Psychiatrie, 28, 383-403. MISSINNE, T. (1996). Psychodynamische ontwikkelingsvisie als ‘houvast’ en ‘ruimte’ bij het reflecteren over de bewegingspedagogiek Veronica Sherborne. Nieuwsbrief Sherborne Ledenvereniging, 5, 2de jaargang. !!MISSINNE, T. (1997). ‘Specifiek opvoeden’ ‘Laat me (niet) alleen’. Een zoektocht naar het eigene in de begeleiding van kinderen met emotionele en gedragsproblemen (en verstandelijke beperking) (onuitgegeven tekst, MPC ST. Franciscus 1997) !! MORISSE, F. (2005). Het model Dösen in de praktijk. VtVO, jrg.24 nr. 2 MPC ST. Franciscus : INHOUDELIJKE Uitgangspunten van het MPC. (ook terug te vinden op de website) Bio-psycho-sociaal model. !!SMIS, W. (1997). Tussen één en allen. Residentiële behandeling van het moeilijk opvoedbare kind. Leuven : Garant. Vooral Hoofdstuk 3, 4 en 5 omschrijft heel herkenbare situaties voor opvoeders in het dagdagelijkse omgaan met moeilijke jongeren (niet specifiek zwakbegaafden maar ruimer) !!STEEMANS, L. (1992). Groepsleiding : tussen Sint en Piet? Omgaan met rolverwarring, -verwachting, -verstarring, -vervulling… Tijdschrift voor Orthopedagogiek, Kinderpsychiatrie en Klinische Kinderpsychologie. (17) 2-12. VANDEWEERDT M., BAUWENS A. & TRAVERS E. (red.) (2007). Kom Binnen. Therapeutische ontmoetingen met mensen met een verstandelijke handicap. Praktijkboek voor hulpverleners en therapeuten. Apeldoorn : Garant. Van GAEL, M. (2007). “Extreem luid en ongelooflijk ver weg : mentaliseren in psychotherapie.” Tijdschrift voor Psychotherapy (33), 6-22.
19
VERBOVEN, M. (2001). Meer ‘betekend’ is minder getekend. Psychotherapie bij kinderen en jongeren met een verstandelijke handicap. In : M.P.C. Ter Bank (red.). Ruimte geven. Praktijkverhalen van hulpverlening aan kinderen en jongeren met een verstandelijke handicap en hun gezin. Leuven/Apeldoorn : Garant. VERSCHUEREN, R. (1992). Persoonlijke aspecten in de hulpverleningsrelatie. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, Kinderpsychiatrie en Klinische Kinderpsychologie. (17) 7482. !!VIGNERO G. (2007). Een poging om sociaal emotionele ontwikkelingsthema’s te vertalen naar begeleidingshandvaten. Vibeg : Echo’s nr. 3 Deel 1 en Deel 2.
20
21