2015 Project Ontmoetingsplein
Door:
,
Marina Vingerhoets, Lucas Wiegers, Tamara Wigmans In opdracht van Avans Hogeschool, Breda Voor Stichting Elisabeth 9-1-2015
Uitvoeringsgegevens:
Ontmoetingsplein Stichting Elisabeth
Projectopdracht tweede kwartaal van de half jaar durende minor, Active Ageing. Onderwijsinstelling:
Avans Hogeschool Academie voor Gezondheidszorg Hogeschoollaan 1 4818 CR Breda Postbus 90.116 4800 RA Breda T: 088 – 525 75 00
Hogeschool begeleider:
Niels de Beer T: 088-5257735 e-mail:
[email protected]
In opdracht van:
Stichting Elisabeth Leuvenaarstraat 91 4811 VJ Breda Postbus 90103 4800 RA Breda T: 0630523816 T: 076-5276104
Werkplek begeleider
Cor Overduin T: 06 - 305 238 16 E-mail adres:
[email protected]
Studenten:
M. J. A. Vingerhoets Warande 1a 5126 WB Gilze T: 06 – 141 045 79 Studentnummer: 2039594 E-mail adres:
[email protected] L. Wiegers Boekentveld 24 4847 SW Teteringen 06 – 414 290 36 Studentnummer: 2054573 E-mail adres:
[email protected] T. Wigmans Tramsingel 109 4814 AH Breda 06 - 212 634 64 Studentnummer: 2053808 E-mail adres:
[email protected]
1
Voorwoord Dit rapport is tot stand gekomen naar aanleiding van de opdracht die Stichting Elisabeth heeft opgesteld. De opdracht was het betrekken van de omliggende wijken bij Stichting Elisabeth. Het rapport bevat dan ook een advies aan Stichting Elisabeth, welke is gebaseerd op de uitkomsten van de werkprocessen en de onderzoeken die zijn gedaan voor de opdracht. Het rapport is geschreven voor het management van het Project Ontmoetingsplein. Middels dit rapport kunnen zij inzicht verkrijgen in onderzoeken die zijn gedaan, om in kaart te brengen waarom de opkomst op het ontmoetingsplein, van bewoners uit de omliggende wijken, erg laag is. Ook kunnen zij in dit rapport een advies vinden hoe zij de opkomst kunnen vergroten. De projectgroep is veel dank verschuldigd aan Cor Overduin, voor het begeleiden van het project, het bieden van de juiste inzichten en de waardevolle feedback die hij ons heeft gegeven. Ten tweede willen wij Stan Sadée bedanken voor de input die hij heeft gegeven tijdens de zeer informatieve afspraken. Ook willen wij Ilona Huijsmans bedanken voor haar informatieve bijdrage betreffende het grafische aspect van het project. Tot slot gaat onze dank uit naar Niels de Beer, voor het begeleiden van het project vanuit Avans Hogeschool.
Breda, januari 2015 M. J. A. Vingerhoets L. Wiegers T. Wigmans
2
Samenvatting Recent is het buurthuis van de wijk waarin Stichting Elisabeth locatie Breda Centrum zich bevindt, komen te vervallen. Dit betekent dat er geen plek meer is waar bewoners uit de wijken Fellenoord, Schorsmolen en De Haagdijken elkaar kunnen ontmoeten, sociaal contact kunnen hebben en activiteiten te ondernemen. Stichting Elisabeth locatie Breda Centrum heeft hiervoor het project Ontmoetingsplein opgezet. Een project waarbij er ruimte en activiteiten zijn gecreëerd, voor zowel bewoners van het woon-/zorgcentrum als voor de mensen uit de omliggende wijken. De begane grond kan gebruikt worden om gewoon een kopje koffie te drinken of activiteiten in te plannen. Dit rapport is geschreven naar een project, opgedragen door Cor Overduin van Stichting Elisabeth, voor de studenten van de minor Active Ageing aan Avans Hogeschool te Breda. Stichting Elisabeth zat met het probleem dat de opkomst op het ontmoetingsplein erg laag was. Zij vermoedde dat dit was omdat er een kloof is tussen het woon-/zorgcentrum en de omliggende wijken. Dit rapport is de verslaglegging van het onderzoek naar dit probleem. Het bevat het onderzoek, de uitkomsten, de conclusie en het advies. De eerste stap voor dit onderzoek was een literatuurstudie naar Healthy Ageing. Mede door de vergrijzing worden de zorgkosten steeds hoger, waardoor de zorg anders georganiseerd moet gaan worden. Ouderen worden gedwongen langer thuis blijven wonen en gebruikmaken van thuiszorg en mantelzorg. Ook als zij in een instelling wonen, willen gemeenten dat zij zo min mogelijk zorgkosten declareren. Met andere woorden: mensen moeten zo min mogelijk mankeren en zo veel mogelijk alles zelf oplossen. Maar hoe kunnen we ervoor zorgen dat dit op een verantwoorde manier gebeurt? Een van de antwoorden hierop is te vinden in Healthy Ageing. Het is belangrijk om al vanaf jonge leeftijd een gezond en actief leefpatroon te hebben, om gezond ouder te worden. Healthy Ageing is het gezond en actief ouder worden door vier aspecten, namelijk; wonen, vrijetijdsbesteding, voeding en beweging. Het ontmoetingsplein van Stichting Elisabeth zou bij kunnen dragen aan Healthy Ageing van de burgers in haar omgeving. Volgens het eerste aspect van Healthy Ageing is het belangrijk dat mensen zich thuis voelen op de plek waar ze wonen, dat men zich niet eenzaam voelt in de woning, een woonomgeving hebben waar de kans op sociaal isolement klein is en dat men een plek heeft waar een eigen identiteit gecreëerd kan worden. Vrijetijdsbesteding is het tweede aspect binnen Healthy Ageing. Er zijn twee soorten vrijetijdsbesteding voor 65-plussers. Wanneer men met pensioen gaat, vindt de meeste vrijetijdsbesteding in en om het huis plaats, bijvoorbeeld mediagebruik en tuinieren. Daarna besteden 65-plussers de meeste tijd aan sociale activiteiten; zoals uitgaan, oppassen op de kleinkinderen en op visite gaan. Vrijetijdsbesteding is goed voor een positieve stemming. Daarnaast is het voor ouderen die gevoelig zijn voor een depressie belangrijk om sociale contacten te hebben, elke dag iets leuks te doen en iedere dag te bewegen. Tot slot vertraagt een actieve vorm van vrijetijdsbesteding het verouderingsproces. Ten derde is een gezonde voeding erg belangrijk. Een gezonde voeding is nodig om het lichaam van energie te voorzien, om de celmembranen in ons lichaam in de juiste conditie te houden en om ons immuunsysteem sterk te houden. Allemaal dingen die in verschillende stadia van ons leven van belang zijn. Voldoende vitamines nuttigen is dan ook nodig. Het laatste aspect om gezond ouder te worden is beweging. Beweging kan ziektes helpen voorkomen waardoor veel geld bespaard kan worden. Beweging heeft effect op allerlei aandoeningen zoals hart- en vaatziekten, borstkanker en darmkanker. Daarnaast heeft ook het oudere bewegingsapparaat baat bij goede beweging. Tot slot is beweging bijzonder goed voor onze hersenen. De kwaliteit van de stoffen in de hersenen (de “witte stof”) neemt toe en ouderen die meer bewegen 3
hebben een betere doorbloeding van het voorste deel van de hersenen (de prefrontale cortex). Hierdoor hebben actieve ouderen een betere werking van de remming en onderdrukking (inhibitie), en het geheugen van deze ouderen relatief beter is hun inactieve leeftijdsgenoten. De vier aspecten van Healthy Ageing zijn op verschillende manieren terug te vinden in Stichting Elisabeth en het ontmoetingsplein. Vandaar dat ervoor gekozen is om deze terug te laten komen in dit onderzoek. Nadat het duidelijk was geworden wat healthy Ageing is en hoe dit toe te passen zou zijn op het ontmoetingsplein, is er onderzoek gedaan naar de vraag waarom de opkomst op het ontmoetingsplein laag is. Er heeft een onderzoek plaatsgevonden in Stichting Elisabeth locatie Breda Centrum. Helaas stonden veel bezoekers niet open om de vragen te beantwoorden. Wel gaven verschillende bezoekers aan niet op de hoogte te zijn van de activiteiten van Stichting Elisabeth, maar zij wisten ook niet dat deze voor hen toegankelijk waren. Ook waren er op de markt bezoekers aanwezig die niet uit Breda kwamen. Deze bezoekers konden door deze reden geen antwoord geven op de vragen. Het is jammer dat niet het hele onderzoek in kaart is gebracht. Wel kan er geconcludeerd worden dat de bewoners van de omliggende wijken Fellenoord, Schorsmolen, Haagdijken en de overige wijken niet voldoende op de hoogte zijn over de verschillende faciliteiten van Stichting Elisabeth. Om deze reden is er een literatuuronderzoek gedaan naar verschillende PR mogelijkheden én zijn hier concepten voor uitgewerkt. Zo is er onderzoek gedaan naar het schrijven van een persbericht, de mogelijkheden van posters, mond tot mondreclame in combinatie met social media en tot slot naar de mogelijkheden van internet. Nieuwsfeiten kunnen bekend worden gemaakt door middel van een persbericht. In het ideale persbericht staan de antwoorden op de vijf W-vragen: Wat? Waar? Wanneer? Waarom? En Wie? Ook de vraag: Hoe? kan beantwoord worden. Deze antwoorden staan in het eerste gedeelte van het bericht. Later wordt achtergrondinformatie gegeven. Een persbericht is vaak bedoeld om de journalist te informeren. De journalist maakt er vaak een eigen nieuwsbericht van. Ook een website is een goed middel om de PR te verbeteren. Het is een toegankelijk middel, waar veel informatie te vinden is en waar mensen tegenwoordig als een van de eerste middelen naar zullen zoeken. Daarnaast zouden posters van het ontmoetingsplein gemaakt en verspreid kunnen worden. De posters kunnen op het eigen terrein, op zichtbare plaatsen worden opgehangen. Wanneer wijkbewoners deze posters zien, worden zij snel geïnformeerd over het ontmoetingsplein. De poster moet een duidelijke boodschap hebben en er aantrekkelijk uitzien, wil de wijkbewoner zich tot actie laten overgaan. Eventueel zou deze poster kunnen verwijzen naar de website. In folders kan men meer informatie kwijt dan op een poster. Deze folders kunnen op de locaties van Stichting Elisabeth verspreid worden of op Te koop/Aangeboden borden in supermarkten geplaatst kunnen worden. Wellicht zijn andere plaatsen, zoals de VVV van Breda, een mogelijkheid tot het verspreiden van de folders. Een laatste PR-middel is mond tot mondreclame. Een manier om dit te stimuleren, is Facebook. Door bijvoorbeeld een evenement te delen met vrienden en bekenden, wordt dit evenement bij veel mensen bekend. Tot slot is het een goedkope manier.
4
Inhoudsopgave Uitvoeringsgegevens:
Ontmoetingsplein Stichting Elisabeth ................................................................... 1
Voorwoord .................................................................................................................................................... 2 Samenvatting................................................................................................................................................. 3 1.
Probleemstelling.................................................................................................................................... 8
2.
Literatuurstudie Healthy Ageing ........................................................................................................... 9 2.1 Wonen ................................................................................................................................................. 9 2.1.1 Thuis voelen.................................................................................................................................. 9 2.1.2
Eenzaamheid ....................................................................................................................... 10
2.1.3 Identiteit .................................................................................................................................. 10 2.1.4 Sociale isolatie ............................................................................................................................ 11 2.1.5 Conclusie wonen: ....................................................................................................................... 11 2.2 Vrijetijdsbesteding............................................................................................................................. 11 2.2.1 Definitie ...................................................................................................................................... 11 2.2.2 Soorten vrijetijdsbesteding ........................................................................................................ 11 2.2.3 Effecten ...................................................................................................................................... 12 2.2.4 Buurthuis .................................................................................................................................... 12 2.2.5 Conclusie .................................................................................................................................... 13 2.3 Voeding.............................................................................................................................................. 13 2.3.1 Energiehuishouding: ................................................................................................................... 13 2.3.2 Celmembranen: .......................................................................................................................... 14 2.3.3 Het immuunsysteem .................................................................................................................. 15 2.4
Bewegen ...................................................................................................................................... 16
2.4.1 Definities..................................................................................................................................... 16 2.4.2 Inactiviteit ................................................................................................................................... 16 2.4.3 Lichaam en beweging ................................................................................................................. 16 2.4.4 Hart- en vaatziekten ................................................................................................................... 17 2.4.5 Kanker ......................................................................................................................................... 17 2.4.6 Bewegingsapparaat .................................................................................................................... 17 2.4.7 Cognitie en beweging ................................................................................................................. 18 2.4.8 Conclusie .................................................................................................................................... 18 3
Onderzoeken ....................................................................................................................................... 19 3.1 Enquêteonderzoek bewoners Stichting Elisabeth ............................................................................. 19 5
3.1.2 Uitwerking enquêteonderzoek bewoners Stichting Elisabeth ....................................................... 19 3.1.3 Conclusie enquêteonderzoek bewoners Stichting Elisabeth ........................................................ 21 3.2.1 Wijkonderzoek bezoekers markt Haagdijk ..................................................................................... 21 3.2.2 Conclusie wijkonderzoek markt Haagdijk. ..................................................................................... 22 4
Literatuurstudie PR .............................................................................................................................. 23 4.1 Het persbericht .................................................................................................................................. 23 4.1.1 Voorbereiding ............................................................................................................................. 23 4.1.2 Schrijven van het persbericht ..................................................................................................... 24 4.1.3 Opmaak ...................................................................................................................................... 25 4.1.4 Verzending.................................................................................................................................. 25 4.1.5 Na de verzending ........................................................................................................................ 25 4.2 De poster ........................................................................................................................................... 25 4.3 Mond tot mondreclame in combinatie met social media ................................................................. 26 4.3.1 Goedkoop ................................................................................................................................... 26 4.3.2 Mond tot mondreclame ............................................................................................................. 27 4.3.3 Buzz-marketing ........................................................................................................................... 27 4.3.4 Viral marketing ........................................................................................................................... 27 4.3.5 Social media marketing .............................................................................................................. 28 4.3.6 Guerrillamarketing ..................................................................................................................... 28 4.3.7 Experience marketing ................................................................................................................. 29 4.3.8 Interactieve marketing ............................................................................................................... 29 4.3.9 Conclusie .................................................................................................................................... 29 4.4 Internet .............................................................................................................................................. 30 4.4.1 E-PR definities............................................................................................................................. 30 4.4.2 De E van Everything .................................................................................................................... 30 4.4.3 Online PR-beleid ......................................................................................................................... 30 4.4.4 Vindbaarheid .............................................................................................................................. 30 4.4.5 Wegwijs ...................................................................................................................................... 31 4.4.6 Call to action ............................................................................................................................... 31 4.4.7 Vormgeving ................................................................................................................................ 31
5.
Begroting ............................................................................................................................................. 33
6.
Advies .................................................................................................................................................. 34
7.
Conclusie ............................................................................................................................................. 36 6
8.
Aanbeveling ......................................................................................................................................... 37
Bronnenlijst ................................................................................................................................................. 38 Bijlagen ........................................................................................................................................................ 42 Bijlage 1. .................................................................................................................................................. 42 Bijlage 2 ................................................................................................................................................... 43 Bijlage 3 ................................................................................................................................................... 44 Bijlage 4 ................................................................................................................................................... 46 Bijlage 5 ................................................................................................................................................... 47
7
1. Probleemstelling Stichting Elisabeth ondersteunt ouderen en hun netwerk om ieder binnen de eigen mogelijkheden op eigen wijze de regie en autonomie, de betekenis en levensvreugde in hun eigen leven te versterken, te herstellen of te behouden. Stichting Elisabeth doet dit door het bieden van individueel toegesneden geïntegreerde woon-, zorg-, welzijns- en behandelfaciliteiten voor ouderen en hun netwerk in een veilige, sfeervolle en stimulerende leefomgeving. Dat betekent voor cliënten het handhaven van hun autonomie en ruimte om hun eigen onafhankelijke leven in te vullen en maatschappelijk te blijven participeren (Stichting Elisabeth, 2014). Stichting Elisabeth wil haar rol als zelfstandige organisatie op het gebied van wonen, welzijn en zorg in de regio verstevigen en uitbouwen. Dit doet Stichting Elisabeth niet alleen door klassieke producten aan te bieden, maar ook door het ontwikkelen en aanbieden van nieuwe producten op commerciële basis (Stichting Elisabeth, 2014). Recent is het buurthuis van de wijk waarin Stichting Elisabeth locatie Breda Centrum zich bevindt, komen te vervallen. Dit betekent dat er geen plek meer is waar bewoners uit de omliggende wijken Fellenoord, Schorsmolen en De Haagdijken elkaar kunnen ontmoeten, sociaal contact kunnen hebben en activiteiten te ondernemen. Stichting Elisabeth zag hier een kans om haar rol van zelfstandige organisatie uit te breiden. Zij heeft hiervoor het project Ontmoetingsplein opgezet. Een project waarbij er ruimte en activiteiten zijn gecreëerd, voor zowel bewoners van het woon-/zorgcentrum als voor de mensen uit de omliggende wijken. De begane grond kan gebruikt worden om gewoon een kopje koffie te drinken of activiteiten in te plannen. Echter is tot op heden de opkomst van bewoners uit de omliggende wijken erg laag. Vermoedelijk zou dit zijn omdat er een kloof is tussen Stichting Elisabeth en de omliggende wijken, door haar “stoffige” imago.
8
2. Literatuurstudie Healthy Ageing Aanleiding Nederlanders worden steeds ouder. Mede door deze vergrijzing worden de zorgkosten steeds duurder, waardoor de zorg anders georganiseerd moet gaan worden. Ouderen moeten langer thuis blijven wonen en gebruik maken van thuiszorg en mantelzorg. Ook als zij in een instelling wonen, wil de overheid dat zij zo min mogelijk zorgkosten declareren. Met andere woorden: mensen moeten zo min mogelijk mankeren en zo veel mogelijk alles zelf oplossen. Maar hoe kunnen we ervoor zorgen dat dit op een verantwoorde manier gebeurt? Dat was voor ons de aanleiding om een onderzoek te starten, naar hoe ouderen zo gezond mogelijk oud kunnen worden. Wij zijn van mening dat we de zorgkosten niet op de korte termijn moeten reduceren, maar dat dit op langere termijn gezien moet worden. Wanneer jongere mensen een gezonde levensstijl erop nahouden, scheelt dit in de latere levensjaren in de zorgkosten. Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van Stichting Elisabeth. Op de locatie ‘Breda centrum’ krijgen ongeveer 850 cliënten zorg en/of hulp van de instelling. Sinds kort werkt men daar met een zogeheten ‘ontmoetingsplein’. De vraag daarover is nu hoe het ontmoetingsplein kan bijdragen aan de algemene gezondheid van haar cliënten en de bewoners van de omliggende wijken. Om tot een adequate beantwoording van de hoofdvraag te komen, zullen wij als eerste onderzoeken wat een gezonde leefstijl is, aan de hand van de term ‘Healthy Ageing’. Healthy Ageing bestaat uit vier aspecten, namelijk wonen, vrijetijdsbesteding, voeding en beweging. Deze onderwerpen worden in deze volgorde uitgewerkt in de volgende literatuurstudie.
2.1 Wonen In deze paragraaf wordt het aspect ‘wonen’ van healthy ageing besproken. Het aspect wonen kan samengevoegd worden met het aspect ‘leefomstandigheden’ (zorgleefplanwijzer, 2013). De doelgroep van dit onderwerp zijn de bewoners van Stichting Elisabeth die wonen in locatie Breda Centrum.
2.1.1 Thuis voelen Goede woon- en leefomstandigheden zijn voor ieder mens verschillend. Het belangrijkste binnen dit aspect is dat de bewoner zich thuis voelt in zijn of haar woonruimte (zorgvisite, 2011). Maar wat is nu precies thuis voelen? Thuis voelen kun je opsplitsen in vier eigenschappen. Deze eigenschappen zijn terugtrekken, controle, verbondenheid en identiteit. Wanneer deze vier eigenschappen aanwezig zijn ontstaat het zogeheten warme thuis gevoel (omgevingspsycholoog, 2012). 2.1.1.1 Terugtrekken Een eigen plekje is belangrijk. Dit is een plek waar men gemakkelijk naar toe kan gaan om zich even terug te trekken. Dit is een plek waar privacy, rust en bescherming gevonden wordt. Hier is geen drukte en geen stress. Dit is als het ware het territorium van de bewoner(omgevingspsycholoog, 2012). Dit betekent ook wel veiligheid in de eigen woonruimte. Veiligheid is een basisvoorwaarde. In een veilige omgeving heb je rust en ontspanning (idee-pmc, 2014).
9
2.1.1.2 Controle Controle is de volgende eigenschap binnen het thuis voelen in de eigen woonruimte. De woonruimte dient een vertrouwde omgeving te zijn die niet verveelt en waar men graag in terugkomt. In deze woonruimte is het vinden van een eigen draai belangrijk. De vrijheid binnen de eigen woonruimte valt eveneens onder deze eigenschap. (omgevingspsycholoog, 2012). 2.1.1.3 Verbondenheid Wanneer er verbondenheid is gecreëerd binnen de eigen woonruimte betekent dit dat visite gemakkelijk ontvangen kan worden, bijvoorbeeld familie. Hierbij is een goede familieband belangrijk. Verbondenheid van de woning gaat gepaard met de woon- en leefomgeving. Wanneer de bewoner zich verbonden voelt met de omgeving is dit een belangrijke eigenschap tegen de eenzaamheid of om eenzaamheid te voorkomen (omgevingspsycholoog, 2012).
2.1.2 Eenzaamheid In ons land zijn naar schatting 200.000 ouderen eenzaam. Oorzaken van eenzaamheid kunnen zijn: het verlies van de partner of vrienden, verminderde mobiliteit en kleine sociale netwerken (rijksoverheid, 2014). Eenzaamheid is het gevoel dat de contacten met anderen in aard en/of intensiteit minder zijn dan men wil. De oorzaken daarvan kunnen in culturele en situationele factoren liggen, maar ook wel eens in het functioneren van de persoon zelf. Bijvoorbeeld door het te kort schieten in sociale vaardigheden. Hoewel ouder worden op zichzelf niet automatisch vereenzaming meebrengt, zijn er toch verscheidene redenen waarom ouderen, vooral hoogbejaarden, meer gevaar lopen in een sociaal isolement te raken. Factoren als partnerverlies, gezondheidsbeperkingen, geldgebrek, onvoldoende vervoersmogelijkheden, wegvallen van relaties met familie, vrienden en buren, kinderloosheid, gebrek aan activiteiten en slechte woonsituatie vergroten de kans op sociaal isolement. Deze risicofactoren hangen deels weer onderling samen. Het wonen in een groot verstedelijkt gebied in combinatie met een laag inkomen bleek bij ouderen al snel tot contactverlies te leiden. Zo leeft één op de drie alleenstaande vrouwen ouder dan 65 jaar in armoede. Aan de andere kant besteedt 30% van de ouderen zo’n tien uur per week aan vrijwilligerswerk. Behalve sociaal geïsoleerde ouderen met weinig geld en slechte gezondheid zijn er ook gezonde ouderen met een goed inkomen en veel contacten en activiteiten. Preventie van eenzaamheid kan zich het beste richten op de risicofactoren en speciale risicogroepen. Bij overheidsmaatregelen valt te denken aan huisvestingsbeleid, een veilige en kleinschalige woonomgeving, toegankelijke en betaalbare vervoersmogelijkheden, een betere inkomenspositie. De professionele en vrijwillige hulp bij preventie van eenzaamheid wordt onderscheiden in drie hulpmiddelen. Namelijk; informatieve hulp, praktische hulp- en dienstverlening en sociaal-culturele en educatieve activiteiten (Eulderink, 2004).
2.1.3 Identiteit Onder identiteit wordt verstaan het creëren van een eigen plek. Een plek die persoonlijk is gemaakt, een plek dat een onderdeel is van de desbetreffende persoon. Inbreng van familie en eigen imago komt hierbij kijken (omgevingspsycholoog, 2014). Hierbij is het van belang dat de ruimte naar eigen smaak kan worden ingericht. Persoonlijke spullen, meubels, foto’s en iemands achtergrond en cultuur komen hierin vaak terug (zorgleefplanwijzer, 2013).
10
2.1.4 Sociale isolatie Natuurlijk is het niet goed dat de bewoner steeds op zijn of haar kamer verblijft. Wanneer dit gebeurt is de kans aanwezig dat de bewoner in een sociaal isolement raakt. Mensen die in een sociaal isolement leven hebben niet of nauwelijks contact meer met andere mensen. Familie en vrienden zien en spreken ze vaak niet of nauwelijks meer en ze kunnen voor hun gevoel geen kant meer op. Vaak zijn deze mensen volledig afhankelijk en wordt bijna alles voor ze geregeld (psychologische-manupulatie, 2014). Iemand kan door verschillende oorzaken in een sociaal isolement raken. Bijvoorbeeld door ziekte. Wanneer het ziektebeeld verergert, kan dat tot gevolg hebben dat deze persoon niet meer in staat is om zelfstandig of met behulp van zorg, sociale contacten te onderhouden. Een sociaal isolement kan ook veroorzaakt worden door het wegvallen van de partner. Door het verdriet willen deze personen zichzelf opsluiten in hun woonruimte. Een andere oorzaak kan het verschil van taal zijn ten opzichte van de andere personen die deel nemen aan bijvoorbeeld activiteiten binnen een verpleeghuis. Beperkingen in het communiceren door bijvoorbeeld gehoorproblemen is de laatste oorzaak die in deze studie behandeld wordt. Door beperkingen in het communiceren ontlopen deze mensen liever andere mensen, waardoor ze uiteindelijk ook in een sociaal isolement terecht kunnen raken (wikipedia, 2013d).
2.1.5 Conclusie wonen: Geconcludeerd kan worden dat een prettige woon- en leefomgeving gecreëerd is wanneer de bewoner zich daarin thuis voelt. Wanneer de bewoner zich thuis voelt vindt hij of zij het zogeheten warme thuis gevoel. Natuurlijk is het niet de bedoeling dat bewoners enkel in hun woonruimte verblijven binnen het verpleeghuis. Het is belangrijk om onder de mensen te komen. Hiervoor hebben de verpleeghuizen zoals Stichting Elisabeth verschillende activiteiten waar de bewoners aan deel kunnen nemen. Dit is tegelijkertijd een interventie om eenzaamheid en sociale isolatie te voorkomen. Wanneer de balans hierin is gevonden kunnen de bewoners gelukkig wonen. Gelukkig zijn is een belangrijk aspect binnen Healthy Ageing. De bewoners worden gelukkig oud.
2.2 Vrijetijdsbesteding Deze paragraaf gaat over één van de vier aspecten die bijdragen aan Healthy ageing (gezond en actief ouder worden (UMCG, 2014)), arbeid. Omdat deze literatuurstudie is gericht op de ouderen van Stichting Elisabeth, is ervoor gekozen om het begrip ‘arbeid’ te vervangen door ‘vrijetijdsbesteding’. De meeste cliënten van de stichting verrichten geen betaald werk (meer). Vrijwilligerswerk wordt gerekend onder vrijetijdsbesteding, omdat dit een manier is om de vrije tijd nuttig te besteden.
2.2.1 Definitie Nu het gaat over vrije tijd, zal eerst worden gedefinieerd wat onder ‘vrije tijd’ wordt verstaan. In de literatuur zijn veel verschillende definities van vrije tijd te vinden. Iedere definitie heeft zijn eigen nuanceverschil. Binnen dit project zal de volgende definitie gehanteerd worden: De tijd die overblijft wanneer je aan je vaste verplichtingen zoals werk en studie hebt voldaan. De tijd waarvan je de besteding vrij kunt indelen (Encyclo, 2014). De vrijetijdsbesteding is dan automatisch de activiteiten die men in de vrije tijd doet.
2.2.2 Soorten vrijetijdsbesteding Ouderen hebben verschillende soorten vrijetijdsbesteding. De meeste onderzoeken naar de vrijetijdsbesteding van ouderen gaat over 65-plussers. Zo ook het onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving (2013) naar de gevolgen van vergrijzing voor de woningmarkt, vrijetijdsbesteding, mobiliteit en regionale economie. 11
Wanneer men met pensioen gaat, vindt de meeste vrijetijdsbesteding in en om het huis plaats, bijvoorbeeld mediagebruik en tuinieren. Hierna besteden 65-plussers de meeste tijd aan sociale activiteiten; zoals uitgaan, oppassen op de kleinkinderen en op visite gaan. Hier besteden zij gemiddeld 15 tot 17 uur per week aan. Gemiddeld 11 uur per week besteedt men aan solitaire hobby’s. Vrijwilligerswerk wordt ongeveer 4 uur per week uitgevoerd. Aan sportief bewegen spendeert men gemiddeld 1 tot 2 uur per week. Deze getallen zijn gemiddelden voor ouderen vanaf 65 jaar, met geen specifieke maximumleeftijd. Waarmee men rekening dient te houden, is dat ouderen tussen de 65 en 75 jaar over het algemeen actiever zijn dan 75-plussers. Zo zullen 75-plussers ook andere vormen van vrijetijdsbesteding hebben dan de ouderen tussen de 65 en 75 jaar. Toch zijn de bovenstaande getallen aangehaald, om een beeld te geven van de vrijetijdsbesteding van 65-plussers.
2.2.3 Effecten Vrijetijdsbesteding en de effecten daarvan zijn regelmatig onderzocht. Zo heeft Linde van Hooijdonk (2007) voor haar onderzoeksrapport over vrijetijdsbesteding bij ouderen een literatuurstudie uitgevoerd. Ze bekeek welke effecten gemeld werden in verschillende literaturen. Als eerste benoemt zij dat vrijetijdsbesteding de gezondheid verbetert. Daarnaast wordt een hoger welbevinden gemeten, met name bij sociaal en fysiek ontspannende activiteiten. Sociale relaties dragen bij aan een gevoel van geluk. Daardoor zorgen sociale vormen van vrijetijdsbesteding, zoals teamsport en dansen, voor een positieve stemming. Volgens Houtman (2007) kan een depressie bij ouderen veroorzaakt worden door onder andere het gevoel nutteloos te zijn, gebrek aan sociale contacten en geen toekomstperspectief hebben. Voor ouderen die gevoelig zijn voor een depressie, is het belangrijk om sociale contacten te hebben, elke dag iets leuks te doen en iedere dag te bewegen. Het Planbureau voor de Leefomgeving(2013) benoemt dat vrijetijdsbesteding bijdraagt aan de gezondheid, vitaliteit, sociaal kapitaal en welbevinden van ouderen. Het laatste effect wat aangehaald wordt, is onderzocht door Erwin Tak (2013), werkzaam bij TNO (afdeling Lifestyle). Hij toont aan dat de gevolgen van veroudering worden vertraagd door een actieve leefstijl. Er wordt geconcludeerd dat een medium tot hoog niveau van fysieke activiteit een risicovermindering van 45% op het erger worden van een chronische beperking opleverde. Als de vrijetijdsbesteding van de andere kant bekeken wordt, stelt Oosterhof (2008) dat verveling onder ouderen zorgt voor mentale en fysieke problemen.
2.2.4 Buurthuis Vanuit verschillende invalshoeken wordt dus gewezen op de vele positieve effecten van vrijetijdsbesteding voor ouderen. Omdat met name oudere ouderen (80+) minder mobiel zijn dan jongere mensen, zoeken zij de vrijetijdsbesteding vaak in de directe woonomgeving (PBL, 2013). Omdat vrijetijdsbesteding zo belangrijk is in een gezonde leefstijl, is het van belang dat deze in de nabije omgeving van zo veel mogelijk ouderen komen. Een logische stap is dan om deze activiteiten plaats te laten vinden in een verzorgings- of verpleeghuis, zoals Stichting Elisabeth. Uit de participatiemonitor van Meulenkamp, van der Hoek en Cardol (2011) blijkt dat de belangrijkste manier hoe ouderen participeren in de samenleving het gebruik van een buurthuis, is. Om te participeren vinden ouderen sociaal contact essentieel. In een buurthuis vinden ouderen dat sociale contact.
12
2.2.5 Conclusie In bovenstaande tekst wordt beschreven op welke manieren vrijetijdsbesteding bijdraagt aan een gezonde leefstijl voor ouderen. Als de professionals van Stichting Elisabeth ervoor wil zorgen dat haar cliënten meer aan vrijetijdsbesteding doen, is het een goed idee om een gelegenheid in de directe omgeving te creëren, waar de cliënten in een sociale omgeving activiteiten kunnen doen, om op deze manier de dag op een nuttige en prettige manier door te komen.
2.3 Voeding De mens wordt over het algemeen genomen steeds ouder. Dit komt doordat de leefomstandigheden de afgelopen decennia sterk zijn veranderd en er meer kennis is verkregen over ziekten, hygiëne en het menselijk lichaam. In dit onderdeel van de literatuurstudie zal er worden toegelicht waarom een gezond voedingspatroon bijdraagt aan Healthy Ageing. Een groot deel van de factoren die van invloed zijn op veroudering van de lichaamscellen werken van binnen uit ons lichaam; dit zijn genetisch bepaalde eigenschappen, hormonale invloeden en de vrije radicalen productie. Maar er zijn ook externe factoren die het verouderingsproces beïnvloeden, voeding is een van deze factoren. Een gezond voedingspatroon is erg belangrijk. Het lichaam van de mens heeft energie, vezels, water, voedings- en bouwstoffen nodig om te kunnen functioneren. Het lichaam haalt deze stoffen uit voeding, dit gebeurt in het spijsverteringsstelsel. Het spijsverteringsstelsel zorgt ervoor dat de stoffen in het lichaam opgenomen en gebruikt worden. De stoffen spelen een belangrijke rol bij vele processen in het lichaam. Voedings- en bouwstoffen spelen een belangrijke rol bij de opbouw en het herstel van het lichaam. Voedingsstoffen is, zoals de naam al aangeeft, een verzamelnaam voor alle stoffen die het lichaam voeden. Dit begrip kan onderverdeeld worden in verschillende groepen; eiwitten, vetten, koolhydraten, vitamines en mineralen. De energiehuishouding van het lichaam, de conditie van de celmembranen en het immuunsysteem zijn systemen die kwetsbaar zijn, maar waarbij een goede voeding een belangrijke voorzorgsmaatregel is.
2.3.1 Energiehuishouding: De energievoorziening in onze lichaamscellen is een afbraakproces van voedingsstoffen om energie te verkrijgen, waarbij zuurstof nodig is en energie (warmte) ontstaat. Er is sprake van gewenste oxidatie. Oxidatie betekent dat de stof zich gaat verbinden met de zuurstof. Maar naast zuurstof zijn er tal van andere elementen met oxidatie-eigenschappen. Naast gewenste oxidatie vindt er in het lichaam ook veel ongewenste oxidatie plaats, het is belangrijk dat dit zoveel mogelijk vermeden wordt. Ongewenste oxidatie van bijvoorbeeld vetzuren in ons lichaam zorgt niet alleen voor afbraak van de vetzuren, maar laat ook vrije radicalen ontstaan, dit zijn erg agressieve stoffen. Vrije radicalen zijn atomen of moleculen met een ongebruikte mogelijkheid zich te binden, daardoor kunnen zij zich vrij hechten aan andere atomen of moleculen en daar schade aanrichten. Het atoom gaat zo snel mogelijk op zoek naar een manier om deze extra atoom of molecuul van zich af te schudden. Meestal vindt het een stof in de buurt. Deze neemt het overtollige atoom of molecuul op en wordt vervolgens zelf onstabiel. Zo kan er een kettingreactie ontstaan waardoor een cel onstabiel wordt en een ziekte triggert. De manier waarmee een goed voedingspatroon hier een belangrijke voorzorgsmaatregel in kan zijn, is het binnen krijgen van voldoende antioxidanten. Antioxidanten zijn stoffen die de vrije radicalen onschadelijk maken. Zodra er namelijk een vrije radicaal in het lichaam binnenkomt biedt de antioxidant hem een atoom of molecuul aan. De vrije radicaal is dan in balans en zal geen lichaamscellen meer beschadigen. De antioxidant heeft zich 'opgeofferd', is zelf echter wel instabiel geworden, zijn vorm kwijtgeraakt en uitgewerkt, maar blijft verder passief. Er vinden geen verdere kettingreacties met gedumpte of geroofde atomen of moleculen meer in de lichaamscellen plaats.
13
Veel aandoeningen die aan de leeftijd worden gerelateerd, worden veroorzaakt door vrije radicalen. Zo zijn hart- en vaataandoeningen, gewrichtsklachten, rimpels en oogproblemen, vaak het gevolg van schade door radicalen. Voorbeelden van stoffen met een antioxidantwerking zijn de vitamines C en E en de mineralen selenium (seleen) en zink. Voedingsproducten met een grote antioxidantwerking zijn natuurlijk alle verse groente en fruit. Maar ook kruiden en dan in het bijzonder kruidnagel, oregano, rozemarijn, tijm, salie en vanille, chocolade, met name pure ongezoete chocolade, koffie en noten; bijvoorbeeld pistache noten, hazelnoten en sesamzaad, bevatten veel antioxidanten. In het kader van Healthy Ageing is het erg belangrijk om deze voedingsproducten te eten.
2.3.2 Celmembranen: Zoals atomen de bouwstenen zijn van moleculen, zo zijn de cellen de bouwstenen van het menselijk lichaam. De cellen uit het menselijke lichaam zijn fabriekjes waar veel in gebeurt. Het vlies om de cel is het celmembraan. Een van de functies van het celmembraan is het geven van structurele stevigheid aan de cel. Fosfolipiden vormen een belangrijk component van het celmembraan. Fosfolipiden zijn stoffen met scheikundige verbindingen van twee soorten stoffen, glycerol en twee vetzuren. Deze stoffen hebben een hydrofiele kop, dit betekent dat de stof het liefst door water is omgeven en daar ook naar zal streven. En de stoffen hebben een hydrofobe staart, dit betekent dat het water afstoot. Een membraan bestaat uit een dubbele laag fosfolipiden, waarbij de hydrofobe staarten naar elkaar toe liggen in het midden en de hydrofiele koppen aan de twee oppervlaktelagen. Vetzuren vormen dus een essentieel bestanddeel van de celmembraan. Ze zijn essentieel voor de structuur van de celmembraan. Met name de meervoudig onverzadigde vetzuren (MOV's) zijn belangrijk voor het functioneren van de lichaamscellen. Maar zoals in het kopje Energiehuishouding al is uitgelegd, worden MOV's erg gemakkelijk geoxideerd en kunnen zo vrije radicalen laten ontstaan en schade veroorzaken. Daarom moeten MOV's samen met anti-oxidanten, vooral vitamine E, ingenomen worden. Over het algemeen maakt het voor het lichaam niet uit welke MOV’s het binnenkrijgt. De meeste vetzuren kan het lichaam zelf “verbouwen” naar vetzuren die het nodig heeft. Maar er zijn twee essentiële vetzuren: omega-3 en omega-6. Deze vetzuren zijn essentieel omdat het menselijk lichaam ze niet zelf kan aanmaken, maar wel nodig heeft om goed te kunnen functioneren. Het is daarom belangrijk dat omega-3 en omega-6 vetzuren in onze voeding aanwezig zijn. Omega-3 komt in twee vormen voor: plantaardig en dierlijk. De plantaardige vorm is alfa linoleenzuur (ALA) en de dierlijke vorm omvat de vetzuren EPA en DHA. Het bekendste voorbeeld van een omega-6 vetzuur is linolzuur. Eicosapentaeenzuur (EPA) en docosahexaeenzuur (DHA) worden tot de omega-3 vetzuren gerekend. Ook alfa-linoleenzuur (ALA), waar bijvoorbeeld lijnzaadolie zeer rijk aan is, behoort tot deze groep. ALA wordt echter slecht omgezet in de juiste prostaglandines waardoor het therapeutisch van weinig waarde is. In de praktijk worden extra omega-3 vetzuren ingenomen bij chronische ontstekingsbeelden (gewrichten, zenuwen), ter voorkoming van hart- en vaataandoeningen en bij een verstoorde cholesterolhuishouding. EPA en DHA worden aangetroffen in visolie (18 en 12%). DHA is van groot belang voor de opbouw en werking van het zenuwstelsel, met name de hersenen. Tekorten aan omega-3 vetzuren worden ook in verband gebracht met depressie, dementie, hyperactiviteit en concentratiestoornissen. Bij ouderen kan extra inname van DHA bijdragen aan een betere prikkeloverdracht in de hersenen, waardoor de concentratie en het geheugen positief beïnvloed worden. Omega 6 kan neuropathie bij diabetespatiënten (suikerziekte) verminderen. Bij neuropathie is er sprake van pijn aan de zenuwen in vooral voeten. Dit geeft branderige pijn of tintelingen. In het meest ernstige geval moet een voet of onderbeen zelfs worden geamputeerd. Deze pijn kan verminderd worden bij voldoende omega 6. Ook osteoporose kan verminderd worden door omega 6. Mensen die weinig omega 14
6 consumeren hebben een verhoogde kans op osteoporose. Osteoporose komt vooral bij ouderen veel voor. Als deze ouderen voldoende omega 6 binnenkrijgen, hebben zij minder kans op osteoporose.
2.3.3 Het immuunsysteem Gevoeligheid voor infectieziekten, kanker en auto-immuniteit neemt toe met het ouder worden. Leeftijd is daarmee de grootste risicofactor voor ziek worden. Een van de verklaringen die hiervoor gegeven wordt is dat het immuunsysteem van kwetsbare ouderen niet meer goed functioneert. Er valt onderscheid te maken tussen de aangeboren en de verworven immuniteit. Beide systemen maken gebruik van oplosbare én cellulaire componenten die goed samenwerken en in alle hoeken en gaten van het lichaam kunnen komen. Het aangeboren immuunsysteem is evolutionair gezien het oudst. Het is te vinden in alle meercellige soorten leven. Het is ontwikkeld om direct te kunnen reageren op een ziekte verwekker én om beschadigde of veranderde cellen op te ruimen. Daarnaast ook de verworven immuniteit ontwikkeld. Deze heeft meer tijd nodig om gevormd te worden maar leidt tot een sterkere en meer specifieke immuunreactie, waarbij witte bloedcellen zich uitbreiden. Een deel van deze witte bloedcellen kan tientallen jaren overleven. Dit maakt dat bij herhaald contact met dezelfde ziekteverwekker sneller gereageerd kan worden. Deze langlevende witte bloedcellen vormen de zogenaamde geheugenrespons die verantwoordelijk is voor langdurige immuniteit. Veroudering heeft effect op alle cellen van het afweersysteem, maar leidt vooral tot veranderingen in samenstelling, omvang en functie van de witte bloedcellen. Enerzijds wordt dit veroorzaakt door de leeftijdsafhankelijke verschrompeling van de thymus (het orgaan dat deze specifieke witte bloedcellen aanmaakt) en de daarmee gepaard gaande verminderde aanmaak van nieuwe witte bloedcellen. Anderzijds hopen de geheugencellen zich op door levenslange blootstelling aan antigenen. De geheugencellen reageren op termijn minder adequaat en verwerven nieuwe functies die kunnen bijdragen aan ontsteking en auto-immuniteit. Tevens gaan delen van het aangeboren systeem juist harder werken, waardoor een laaggradige ontsteking (‘inflamm-ageing’) op gang komt. Deze vorm van ontsteking onttrekt zich aan de controlemechanismen van het immuunsysteem. Regulerende specifieke witte bloedcellen maken onderdeel uit van dit controlemechanisme. De leeftijdsafhankelijke afname in de thymus en ‘inflammageing’ dragen bij aan de verminderde immuunregulatie in ouderen. Een goede darmflora is van groot belang voor de kwaliteit van onze weerstand en immuniteit. Zo'n tien procent van het voedsel dat wij innemen wordt geconsumeerd door de darmflora. Darmbacteriën zijn van essentieel belang voor onze gezondheid. Ze breken voedingsstoffen af, maken vitamines aan en zorgen ervoor dat ziekteverwekkende bacteriën of virussen niet de kans krijgen het lichaam binnen te dringen. Een vaste verhouding tussen diverse soorten bacteriën lijkt cruciaal. Treden daarin grote verschuivingen op, dan raakt dit systeem uit balans en is een grotere gevoeligheid voor ziektes te verwachten. De samenstelling van de microben in de darmen verandert wanneer mensen een hoge leeftijd bereiken: ontstekingsremmende bacteriën nemen af en bacteriën die ontstekingen kunnen veroorzaken, nemen juist toe. Vitamine C is de meest bekende weerstandsvitamine. Deze vitamine stimuleert de vorming van witte bloedcellen. Vitamine C komt veel voor in groente en fruit. Vitamine C is weliswaar de bekendste weerstandsvitamine. Toch is het niet de belangrijkste. Dat is zonder twijfel vitamine D. Een klein gebrek aan vitamine D maakt behoorlijk vatbaar voor ziekte. Vitamine D zit in vette vis, halvarine en margarine, maar het is vooral te verkrijgen door de inwerking van zonlicht op de huid. Vitamine A wordt ook wel de anti-infectie vitamine genoemd. De vitamine zorgt ervoor dat er altijd voldoende witte bloedcellen in het lichaam zitten. Belangrijke bronnen van vitamine A zijn lever, vis, (half)volle melk en melkproducten en boter. Groenten en fruit bevatten bèta-caroteen, een voorloper van vitamine A. Daarnaast wordt er in Nederland vitamine A toegevoegd aan margarine, halvarine en bak- en braadproducten. Ook vitamine B6 zorgt voor de aanmaak van witte bloedcellen. Deze vitamine houdt de lymfeklieren in goede conditie. Witte bloedcellen worden in de lymfeklieren aangemaakt. Vitamine B6 zit in vlees, eieren, vis, 15
graanproducten, aardappelen en peulvruchten. Groenten, melk en kaas bevatten vitamine B6 in kleinere hoeveelheden. Vitamine E is een anti-oxidant en beschermt de cellen van ons afweersysteem door de wanden van deze cellen te beschermen tegen beschadiging. Vitamine E is een vetoplosbare vitamine en komt voor in bijvoorbeeld zonnebloemolie. Er kan dus geconcludeerd worden dat het voor ouderen erg belangrijk is om veel vitamines binnen te krijgen. Voor de drie belangrijke onderdelen in het lichaam die gevoelig zijn voor veroudering; de energiehuishouding, het celmembraan en het immuunsysteem, is het in alle drie de gevallen noodzakelijk om voldoende vitamines in het voedingspatroon te hebben. Verder is het per onderdeel ook belangrijk om de daar beschreven voedings- en bouwstoffen binnen te krijgen. Ouderen hebben minder calorieën nodig en gaan daardoor vaak minder eten. Wanneer minder voeding ingenomen wordt krijgt men ook minder vitamines en mineralen binnen. Dit leidt veelal tot tekorten. De voeding die bereid in de keukens van verzorgingshuizen en ziekenhuizen is vaak arm aan vitamines en mineralen, wat de situatie logischerwijs verergert.
2.4
Bewegen
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relatie tussen beweging en Healty Ageing. Twee belangrijke begrippen zullen eerste worden behandeld; de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) en inactiviteit. Hierna komt het effect van beweging op het lichaam, gevolgd door de effecten van beweging op cognitief gebied.
2.4.1 Definities NNGB De Nederladnse Norm Gezond Bewegen voor 55-plussers luidt: “Een half uur ten minste matig intensieve lichamelijke activiteit op minimaal vijf, maar bij voorkeur alle dagen van de week; voor niet-actieven, zonder of met beperking is elke extra hoeveelheid lichaamsbeweging zinvol, ongeacht duur, intensiteit, frequentie of type.” Dus: ouderen zouden minimaal een half uur per dag moeten fietsen met 10 km/uur of wandelen met 3-4 km/uur (Nationaal Kompas Volksgezondheid, 2014a). Professor doktor Erik Scherder omschrijft het gevoel dat ouderen zouden moeten hebben als ‘A bit sweaty’. Je moet een hogere hartfrequentie waarnemen en na de inspanning moet je het gevoel hebben dat je daadwerkelijk iets hebt gedaan (Scherder, 2013a). Van de ouderen met een leeftijd van 65 tot 74 jaar voldoet 80% aan deze norm. Van de ouderen met een leeftijd van 80+ voldoet ongeveer 35% aan deze norm (Nationaal Kompas Volksgezondheid, 2014b).
2.4.2 Inactiviteit Nu bekend is wat wordt verstaan onder de NNGB en welk percentage van de Nederlandse ouderen hieraan voldoet, is het belangrijk om te weten wat het tegenovergestelde is; inactiviteit. “Inactiviteit in het verzorgingshuis, in het verpleeghuis, betekent dat iemand niet meer dan twee keer, niet meer dan twee keer per jaar, twintig minuten achter elkaar actief is geweest. Als je dat niet haalt, ben je inactief.” Van de Nederlandse bewoners van verzorgings- en verpleeghuizen voldoen respectievelijk 75% en 90% aan deze norm van inactiviteit (Scherder, 2013a).
2.4.3 Lichaam en beweging Beweging heeft effect op talloze ziekten en aandoeningen, zowel direct als indirect. Aan ziekten als gevolg van inactiviteit is in 2012 1,3 miljard euro uitgegeven. Dit staat gelijk aan 1,8% van de totale zorguitgaven. Meer bewegen heeft vooral een positief effect op CVA’s (beroerten), acute myocard 16
infarcten (hartaanvallen) en dikke darm- en borstkanker(Panhuis – Plasmans, Luijben & Hoogenveen, 2012).
2.4.4 Hart- en vaatziekten Hart- en vaatziekten behoren tot de belangrijkste doodsoorzaken in de westerse wereld. Hartinfarcten en CVA’s (beroertes) zijn voorbeelden van hart- en vaatziekten. Een infarct kan ontstaan door aderverkalking. Hierbij vernauwt een slagader door de opbouw van plaque, een vetachtige stof. Van deze plaque kan een stukje afbreken, wat vervolgens richting een orgaan gaat en een kleiner bloedvat afsluit. Het gevolg hiervan is dat dit deel van het orgaan geen zuurstofrijk bloed meer krijgt waardoor het zal afsterven. Voldoende beweging zorgt voor een goede hartconditie. De bloeddruk en het cholesterolgehalte dalen beide, wat goed is voor het bloedvatenstelsel (Sportservice midden Nederland, 2008).
2.4.5 Kanker Naast gezonde voeding, niet roken, matiging van alcoholgebruik en verstandig zonnen, staat voldoende beweging in de top-5 maatregelen tegen kanker. Beweging heeft zeker effect op twee veel voorkomende soorten kanker, dikke darmkanker en borstkanker (Nederlandse Kankerbestrijding, 2003). De transformatie van gezonde cel tot kankercel is een complex proces. Er zijn meerdere celdelingen nodig en naarmate de leeftijd van een persoon toeneemt, zal ook de kans op foutieve celdingen toenemen. De gemiddelde leeftijd van patiënten met dikke darmkanker is 67 jaar. Bij borstkanker is 70% van de patiënten ouder dan 50 jaar wanneer er borstkanker wordt ontdekt (Velde, Krieken, Mulder & Vermorken, 2006). Beide vormen van kanker reageren anders op beweging. Zo bevordert lichaamsbeweging de doorgang van voedsel, zodat schadelijke stoffen minder lang contact hebben met het darmslijmvlies. Bij de ontwikkeling van borstkanker speelt het vrouwelijke geslachtshormoon oestrogeen een belangrijke rol. Door sport en beweging zakt het oestrogeengehalte, waardoor de kans op borstkanker kleiner wordt (Nederlandse Kankerbestrijding 2003).
2.4.6 Bewegingsapparaat Wanneer mensen ouder worden zal de functionaliteit van het bewegingsapparaat (skelet en skeletspieren) afnemen. Bij botten is een er verlies aan massa en dichtheid, wat gerelateerd kan worden aan de afname van de calciumopname. De botmassa neemt per jaar ongeveer 1% af. Dit proces is sekseafhankelijk en begint bij mannen tussen het 50e en 55e levensjaar en bij vrouwen tussen het 30e en 35e levensjaar. De spierkracht neemt af omdat de spiervezels kleiner worden en afnemen in hoeveelheid. Vanaf het 40e levensjaar neemt, kwantitatief gezien, de spierkracht af. Bij mensen die weinig lichaamsbeweging hebben zal de spierkracht tussen het 40e en het 65e levensjaar met 20 à 40% afnemen. Ook zal de elasticiteit van de spieren afnemen. Om de spieren van ouderen te trainen/verlengen is er een viertal richtlijnen: Zorg voor een goede warming-up. Verleng de spier minstens 30 seconden. Houd de spier in conditie door functionele activiteiten. De cooling-down moet geschieden in verlengde toestand. Onder invloed van de veranderingen in het skelet en de spieren, veranderen ook de lichaamshouding en manier van bewegen van de oudere. De houding heeft vooral effect op de rug. Deze gaat meer bol staan. Doordat er minder calcium in de botten komt worden deze poreus wat kan leiden tot fracturen. Dit is vooral gevaarlijk in de wervelkolom. Verminderde mobiliteit zal vooral een rol spelen in de heupen en knieën. Ook het looppatroon verandert. De loopbeweging gaat naar mate de leeftijd vordert steeds meer richting ‘sloffen’. De looppas bestaat dan uit kleine bewegingen en de voeten komen minder goed van de 17
grond af. Tot slot zal het uitvoeren van functionele activiteiten moeilijker worden door het verlies van spierkracht (Lewis & Bottomley, 2005).
2.4.7 Cognitie en beweging Beweging heeft niet alleen effect op het lichaam zelf. Ook de hersenen ervaren positieve gevolgen van beweging. Door beweging krijgen ouderen een betere hartactie. Het gevolg hiervan is dat de doorbloeding van de hersenen, vooral in de prefrontale cortex, toeneemt (Scherder, 2013b). Beweging, dus ook een verbeterde doorbloeding, heeft invloed op twee zaken in de hersenen. Als eerst de witte stof. Mensen die bewegen hebben een betere kwaliteit witte stof (Leeuw, 2013a). Witte stof bestaat uit de uitlopers van zenuwcellen die deze cellen met elkaar verbindt en met elkaar laat communiceren (Wikipedia, 2014f). De verbetering van witte stof zorgt voor een verbetering van bepaalde cognitieve functies zoals het geheugen en de snelheid van denken. (Leeuw, 2013b) Daarnaast heeft beweging grote invloed op de prefrontale cortex, het voorste gedeelte van de hersenen. De prefrontale cortex blijft zich ontwikkelen tot het dertigste levensjaar, maar zal in functionaliteit als eerst weer afnemen (Scherder, 2013b). Dit deel van de hersenen heeft controle op het beheersen van impulsen, het nemen van beslissingen en speelt een grote rol op sociaal gedrag (Wereld & denken, 2011). Ook regelt de prefrontale cortex de inhibitie, remming. Inhibitie regelt wat mensen belangrijk achten te onthouden, het remt dus af wat niet belangrijk is. Wat wel belangrijk genoeg is slaat men op in het geheugen. Zonder inhibitie is er dus geen geheugen mogelijk.
2.4.8 Conclusie Bewegen is ontzettend belangrijk. Toch voldoen veel ouderen niet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Vooral in de verzorgings- en verpleeghuizen is de stand van zaken niet erg goed. Beweging kan ziektes helpen voorkomen waardoor veel geld bespaard kan worden. Beweging heeft effect op allerlei aandoeningen zoals hart- en vaatziekten, borstkanker en darmkanker. Daarnaast heeft natuurlijk ook het oudere bewegingsapparaat baat bij goede beweging. Tot slot is beweging bijzonder goed voor onze hersenen. De kwaliteit van de witte stof neemt toe en ouderen die meer bewegen hebben een betere doorbloeding van de prefrontale cortex. Hierdoor hebben actieve ouderen een betere inhibitie, waardoor het geheugen van deze ouderen relatief beter is hun inactieve leeftijdsgenoten.
18
3 Onderzoeken Gedurende het project zijn er naast de literatuuronderzoeken een tweetal andere onderzoeken uitgevoerd. Zo is er een enquêteonderzoek uitgevoerd onder de bewoners van Stichting Elisabeth. Daarnaast is er een interviewonderzoek gedaan onder de bezoekers van de markt locatie Haagdijk. Beide onderzoeken stonden in het teken van de behoefte aan activiteiten van de ondervraagden.
3.1 Enquêteonderzoek bewoners Stichting Elisabeth Om de behoeftes van de cliënten in kaart te brengen is er een enquête ontwikkeld. In deze enquête stonden de volgende vragen centraal: De leeftijd van de bewoner. Het geslacht van de bewoner. De woonsituatie van de bewoner. Waar de bewoner voorheen gewoond heeft. Wat de interesses/hobby’s zijn van de bewoner. Wat de bewoner graag als vernieuwing ziet wanneer het ontmoetingsplein gerealiseerd is. Telkens vond er een korte introductie over het project ‘ontmoetingsplein’ plaats voor de vragen aan de bewoner werden gesteld. Zie bijlage 1 voor de complete vragenlijst.
3.1.2 Uitwerking enquêteonderzoek bewoners Stichting Elisabeth Geslacht bewoners: Man Vrouw Leeftijd bewoners: Tot 65 65-74 75-84 85-94 95+
7 14
2 3 8 7
Woonplaats waar de bewoner woonde voordat men verhuisde naar Stichting Elisabeth: Regio Midden-West Brabant Buiten regio Midden-West Brabant Teteringen: 1 Den Bosch: 1 Breda: 12 Middelburg: 1 Oosterhout NB: 1 Tilburg: 1 Zevenbergen: 1 Hilvarenbeek: 1 Den Haag: 1 Uithoorn: 1
Interesses bewoners per aspect Healthy Ageing: Wonen: - Bezoek - Koffie drinken met anderen/koffie uurtje (2x) 19
-
Bezoeken van vakantiehuis (2x) Rustig aan doen.
Vrijetijdsbesteding: - Tv-kijken/film (3x) - De krant lezen - Kaarten (3x) - Bingo (2x) - Muziek activiteiten (5x) - Lezen/bibliotheek - Handwerk/creatieve activiteiten o Breien (2x) o Borduren (2x) o Kaarten maken o Knutselen o Handarbeid Voeding: - Biertje drinken Bewegen/sport: - Sport/bewegingsactiviteiten - Wandelen (3x) - Batminton - Jeu de boules (2x) - Voetbal - Fietsen (2x) - Koersbal (2x)
Ideeën van de bewoners voor het ontmoetingsplein: - Elisabeth tv (vorig project) (2x). - De kerstmarkt van binnenkort. (2x) - Braderie - Cabaret - Natuur (informatie/films) - Vissen - Uitjes biesbos - Reclame maken - Personen in de wijk activeren. - Zangavonden - Spellenmiddag - Wandelen met bewoners die het niet meer zelfstandig kunnen. - Bowlen (binnen en buiten). - Tafeltennis - Muziekactiviteiten (buiten bij mooi weer). - Uitstapjes, dit zijn nu vaak luxe-activiteiten. 20
-
Bediening restaurant. Restaurant te duur, het is immers zelfbediening.
Overige op- en/of aanmerkingen van de bewoners: - Er is al erg veel om te doen. - Niks nieuws, er is een sportschool (gymzaal) aanwezig. - Er wordt al veel georganiseerd. - Contact met anderen is altijd fijn. - Bewoner vindt het fantastisch hier. Goede zorg en goed eten. - Bewoner deelt niet graag mee aan sociale activiteiten. - Veel bezuinigingen, het moet allemaal veel kosten. - Bewoner heeft geen veilig gevoel door onbekende mensen binnen Stichting Elisabeth. - Bewoner wilt graag activiteiten uitvoeren. - Bewoner is tevreden met wat er geboden wordt. - Bewoner geeft aan genoeg te doen. - Mensen van buitenaf komen eten, dit is een pluspunt. - Mede bewoners maken makkelijk contact. - Alles is goed, zolang er maar wat te doen is. - Bewoner hoopt op meer leven in de brouwerij. - Na 18:00 is er niks meer te doen. - Bewoner hoopt dat het ontmoetingsplein doorgaat. - Bewoner mist hier niks. Een groep bewoners is bezig met het zelfde project. Hiervoor wil men de kerk gebruiken als ontmoetingsplein. Deze wordt nu gebruikt als opslagplaats.
3.1.3 Conclusie enquêteonderzoek bewoners Stichting Elisabeth Geconcludeerd kan worden dat er veel activiteiten worden georganiseerd door Stichting Elisabeth. Dit wordt beaamd door de bewoners. Daarnaast geven bewoners aan dat ze op bepaalde dagen moeten kiezen naar welke activiteit ze die dag willen gaan. Verschillende aansprekende activiteiten vinden plaats op hetzelfde tijdstip. Ook geven de bewoners aan dat er zelden mensen van buitenaf de activiteiten Stichting Elisabeth bijwonen. Mede hierdoor hopen de bewoners dat het ontmoetingsplein wordt gerealiseerd. Door het ontmoetingsplein hopen de bewoners dat er meer leven in de brouwerij komt.
3.2.1 Wijkonderzoek bezoekers markt Haagdijk Om inzicht te krijgen hoe het met de bekendheid van Stichting Elisabeth in de wijk gaat is er een wijkonderzoek gehouden op de markt aan de Haagdijk te Breda. De volgende vragen stonden centraal tijdens het onderzoek: De leeftijd van de bezoeker. Het geslacht van de bezoeker. Hoe vaak de bezoeker de markt bezoekt. Of de bezoeker voor een specifieke reden naar de markt gaat. Of de bezoeker Stichting Elisabeth kent. Hoe Stichting Elisabeth bekend staat bij de bezoeker. Of de bezoeker eens een bezoek heeft gebracht aan Stichting Elisabeth. Of de bezoeker deel zou willen nemen aan activiteiten van Stichting Elisabeth. 21
Hoe de bezoeker op de hoogte gebracht zou willen worden over de activiteiten van Stichting Elisabeth. Telkens vond er een korte introductie over het project ‘ontmoetingsplein’ plaats voor de vragen aan de bezoeker werden gesteld. Zie bijlage 2 voor de complete vragenlijst.
3.2.2 Conclusie wijkonderzoek markt Haagdijk. Helaas stonden veel bezoekers niet open om de vragen te beantwoorden. Wel gaven verschillende bezoekers aan niet op de hoogte te zijn van de activiteiten van Stichting Elisabeth. Na de korte introductie over het project ‘ontmoetingsplein’ gaven de bezoekers dit aan. Ook waren er bezoekers aanwezig op de markt die niet uit Breda kwamen. Deze bezoekers konden door deze reden geen antwoord geven op de vragen. Het is jammer dat niet het hele onderzoek in kaart is gebracht. Wel kan er geconcludeerd worden dat de bewoners van de omliggende wijken Fellenoord, Schorsmolen, Haagdijken en de overige wijken niet voldoende op de hoogte zijn over de verschillende faciliteiten van Stichting Elisabeth.
22
4 Literatuurstudie PR Aanleiding Zoals eerder in dit rapport al uitgelicht is, heeft Stichting Elisabeth locatie Breda centrum een ontmoetingsplein gerealiseerd. Het ontmoetingsplein is niet direct een plein in de wijk. Het zijn de gemeenschappelijke ruimtes van Stichting Elisabeth die beschikbaar zijn voor alle mensen die in de omliggende wijken wonen. De doelstelling van het ontmoetingsplein is de sociale contacten tussen wijkbewoners en een zinvolle daginvulling te bevorderen. Het sociale netwerk wordt vergroot, doordat mensen elkaar leren kennen bij het ontmoetingsplein. Daarnaast worden veel activiteiten georganiseerd, waardoor men fysiek en mentaal geactiveerd wordt. Dit heeft als positief effect dat de zelfstandigheid van de mensen bevorderd wordt en dat men langer zelfstandig kan blijven wonen. Het gewenste effect voor het betrekken van de drie omliggende wijken bij Stichting Elisabeth, is tot op heden nog niet bereikt. Gedurende dit project kon de conclusie getrokken worden dat de wijkbewoners niet goed op de hoogte zijn van de activiteiten die er in Stichting Elisabeth worden georganiseerd. Tijdens een overleg met onze opdrachtgever, werd ons de vraag gesteld: hoe kan onze PR beter georganiseerd worden? Dit was voor ons de aanleiding om een literatuuronderzoek te starten, naar welke vormen van PR momenteel ingezet worden in Nederland. Als eerste zal het persbericht worden behandeld. Daarin is te lezen hoe een persbericht kan worden opgesteld en waarmee men rekening dient te houden. Als tweede PR-middel wordt de poster besproken. Er wordt uitgelegd op welke manier een poster een geschikt middel is om een boodschap over te brengen. Vervolgens wordt mond tot mondreclame besproken, de goedkoopste variant. We eindigen deze literatuurstudie met de website, misschien wel de meest bekende vorm van PR.
4.1 Het persbericht Het schrijven van een persbericht is een vak apart. Men hoeft er geen journalist voor te zijn, maar enige kennis van zaken is wel van belang. In deze paragraaf worden belangrijke zaken op een rijtje gezet. In bijlage 3 is een voorbeeld van een persbericht over het ontmoetingsplein te vinden Een persbericht is iets anders dan een nieuwsbericht. Een persbericht is een bericht van een bedrijf of organisatie, bestemd voor journalisten, met het doel dat zij op basis van dit bericht een nieuwsbericht kunnen schrijven. Een persbericht is geschreven in het belang van de organisatie. De organisatie poogt door middel van het persbericht op een positieve manier in het nieuws te komen of negatief nieuws zo goed mogelijk ‘op te vangen’ (Dick van der Lugt, 2009). Een nieuwsbericht wordt geschreven door de journalist, vaak aan de hand van een persbericht.
4.1.1 Voorbereiding Voordat men begint met het schrijven van de tekst, is het een goede zaak om eerst te bedenken welk nieuws verwoord gaat worden in het persbericht, volgens freelance journalist Jasper van Bladel (persoonlijke mededeling, 2 december 2014). Wat zouden mensen willen weten over het nieuws? Om een duidelijk beeld te krijgen van het onderwerp, zijn de vijf ‘W-vragen’ een goed hulpmiddel. De vragen zijn in het algemeen: Wat? Waar? Wanneer? Waarom? En Wie? (Steinmetz & de Graaf, 2006). Ook kan de vraag ‘Hoe?’ worden beantwoord om een volledig beeld van het nieuwsitem te geven. Belangrijk is dat het nieuwsitem actueel is. Het moet dichtbij in de tijd zijn, maar ook dichtbij in afstand. Daarnaast is uniciteit en verandering ook van belang (Steinmetz & de Graaf, 2006). Met dit laatste wordt bedoeld dat het ingrijpend en afwijkend van het normale is. 23
Bij een goede voorbereiding hoort het bedenken voor welk medium het persbericht bedoeld is. Het medium moet passend zijn bij de grootte en de categorie waarin het nieuws valt. Voor nieuwsberichten van Stichting Elisabeth zouden regionale bladen (zoals BN de Stem), huis-aan-huisbladen (Stadskrant Breda) en stadsbladen (zoals Uitpunt Breda) geschikte media zijn. Aan de hand van de gekozen media, wordt een schrijfstijl gekozen. Daarbij wordt rekening gehouden met het publiek en de begrijpelijkheid van de tekst. In vakbladen kan jargon worden gebruikt, maar in een week- of dagblad is dit vaak niet gewenst (Steinmetz & de Graaf, 2006). Verder moet de toon neutraal worden gehouden. De organisatie hoort afstand te houden richting het publiek en kan beter geen gebruikmaken van wervende taal en waardeoordelen (Mies, 2002). Bij het schrijven moet de wij/u-vorm worden vermeden (Schilder, 2003). In plaats van: ‘wij hebben het ontmoetingsplein gerealiseerd’ moet worden geschreven: ‘Stichting Elisabeth realiseert het ontmoetingsplein’. Dit verhoogt de professionaliteit en voorkomt dat de journalist het artikel opnieuw moet schrijven.
4.1.2 Schrijven van het persbericht Als duidelijk is geworden welke informatie in het persbericht moet komen, kan men beginnen met schrijven. Een persbericht begint altijd met een pakkende kop die de lading van het artikel dekt. Vaak wordt de kop als laatste toegevoegd aan het bericht, omdat dan duidelijk is waar het artikel over gaat (van Bladel, persoonlijke mededeling, 2 december 2014). Jeanine Mies (2002) benoemt dat de kop zakelijk en kort moet zijn. Een actieve schrijfstijl is ook van belang. Zo schrijft men niet “Bewoners en buurtbewoners kunnen elkaar ontmoeten op het ontmoetingsplein’, maar: ‘Bewoners en buurtbewoners ontmoeten elkaar op het ontmoetingsplein’. Na de kop wordt de zogenoemde ‘lead’ geschreven. Dit is het eerste stuk tekst dat vaak dikgedrukt is. De lead is het belangrijkste gedeelte van de tekst. Aan de hand van de lead beslist de journalist vaak om een persbericht te plaatsen of niet (Steinmetz & de Graaf, 2006). In de lead worden de belangrijkste nieuwsfeiten genoemd. Dit zijn vaak de antwoorden op de W-vragen, die ter voorbereiding zijn geschreven. De richtlijn voor een goede lead is ongeveer drie regels (Mies, 2002). Begin de lead niet met de eigen naam of een dag. Dit ziet er niet professioneel uit, volgens van Bladel (persoonlijke mededeling, 2 december 2014). In de rest van het artikel kan achtergrondinformatie worden geschreven. Ook nog een uitgebreider antwoord op de W-vragen kan hier worden gegeven. Een artikel moet ‘oprolbaar’ zijn, volgens Mies (2002). Dit wil zeggen dat in de laatste alinea de minst belangrijke informatie wordt vermeld. Wanneer een journalist het artikel moet inkorten, zal altijd de laatste alinea het moeten ontgelden. Als hier een uitnodiging voor belangstellenden wordt gegeven, is de kans aanwezig dat die informatie wegvalt. Als een gedeelte van de achtergrondinformatie vervalt, is dit niet zo erg. Aan het einde van het artikel wordt een streep gezet. Onder deze streep staat een noot voor de redactie, waarin praktische informatie te vinden is. Voorbeelden hiervan zijn de bereikbaarheid van de contactpersoon of beschikbaarheid van documenten en illustraties (Mies, 2002). De gekozen contactpersoon moet goed bereikbaar zijn voor verdere informatie, ook buiten kantoortijden. Dit vergroot de kans op plaatsing van het artikel.
24
4.1.3 Opmaak Om het persbericht een duidelijke opbouw te geven, is het gebruik van tussenkopjes aan te raden. Tussenkoppen maken de gekozen logische opbouw zichtbaar voor de journalist (Mies, 2002). Voor de opmaak kan ervoor worden gekozen om beeldmateriaal toe te voegen. Let wel: alleen professioneel materiaal is bruikbaar voor publicatie (Mies, 2002). Foto’s gemaakt met een telefoon zijn vaak van een mindere kwaliteit, waardoor deze niet geplaatst kunnen worden in een krant. Voordat het persbericht wordt verzonden naar de media, dient een spellingscontrole te worden uitgevoerd. Niet alleen de auteur leest het bericht door, ook een tweede persoon controleert het artikel op spellings- en grammaticafouten en beoordeelt het bericht op leesbaarheid (Van Bladel, persoonlijke mededeling, 2 december 2014).
4.1.4 Verzending Als het persbericht gecontroleerd is, kan het worden verzonden naar de gekozen media. Tegenwoordig worden persberichten meestal via email verstuurd. Steinmetz & de Graaf (2006) geven als tip om als onderwerp niet ‘persbericht’ of ‘ter attentie van de redactie’ te gebruiken, maar een (deel van) de kop van het bericht. Dit voorkomt dat het persbericht ondergesneeuwd wordt door de vele berichten in de mailbox van de redactie. Mies (2002) schrijft dat het persbericht als platte tekst in het emailbericht moet worden meegestuurd en niet in de bijlage van het emailbericht. Dit bevordert de beschikbaarheid van het artikel en daarmee is de kans op een computervirus minder groot.
4.1.5 Na de verzending Veel organisaties plaatsen de verstuurde persberichten op de website of social media, vertelt van Bladel (persoonlijke mededeling, 2 december 2014). Het voordeel hierbij is dat het nieuws gemakkelijk terug te vinden is door journalisten of geïnteresseerden. Een krant plaatst graag artikelen over organisaties die bij hen bekend zijn. Men heeft veel achtergrondinformatie ter beschikking. Dat bespaart journalisten tijd, omdat zij geen onderzoek hoeven doen naar de organisatie. Om in beeld te blijven bij een krant, is het belangrijk om regelmatig wat nieuws te melden (J. van Bladel, persoonlijke mededeling, 2 december 2014).
4.2 De poster Een poster is één van de manieren waarop een boodschap makkelijk over te brengen is. Dit omdat ze te plaatsen zijn op openbare plekken. Volgens Jeroen Beelen (z.d.), Inbound marketing expert en tekstschrijver, zijn er 3 belangrijke eisen waaraan een poster moet voldoen. Zijn eerste punt is opvallen. Een poster moet opvallen, zodat het de kans krijgt zijn boodschap over te brengen. Het is belangrijk om die halve seconde die de lezer gebruikt om onbewust te bepalen of iets interessant is of niet, optimaal te gebruiken. Om dit te doen moet er gezorgd worden dat een poster anders is dan andere posters. Het tweede punt dat volgens Jeroen Beelen belangrijk is om een poster te laten communiceren. In zijn mening heeft een poster die geen duidelijke en eenduidige boodschap overbrengt, geen nut. Een poster die goed communiceert met zijn doelgroep is volgens hem te verkrijgen door een duidelijke boodschap erop te presenteren, een kort verhaal wat snel te lezen is, maar wel volledig is. Ook is het belangrijk dat het van een afstandje te lezen is. Een poster is immers niet een foldertje dat de doelgroep in hun handen heeft. Ook zullen er duidelijke keuzes gemaakt moeten worden voor de lay-out en het taalgebruik. De poster wordt te druk als het voor iedereen interessant moet zijn, het is dus verstandig per poster de 25
focus op één doelgroep te leggen. Voor een poster is het belangrijk dat het beeldmateriaal met de tekst mee communiceert, dat het een toevoeging geeft aan de tekst. Als laatste is het voor de communicatie van een poster belangrijk dat het emotie los maakt bij de lezer. Als een poster iets los maakt in de lezer, blijft de boodschap hem of haar langer bij. Tot slot is de derde eis waar een poster aan moet voldoen het aanzetten tot handelen. Dit heet de activerende werking. Dit kan bereikt worden door de lezer te prikkelen, bijvoorbeeld door hem of haar te belonen. Een poster moet dus aan verschillende technische eisen voldoen, om zijn doel te kunnen bereiken . Maar waar zou men zijn met een goede poster als het niet gezien zou worden? Om het doel van de poster te kunnen bereiken, moet het op een plek geplaatst worden waar de doelgroep het vindt. Het ontmoetingsplein dat georganiseerd gaat worden bij Stichting Elisabeth locatie Breda centrum, moet bekend worden bij de inwoners van de drie omliggende wijken. Dit zou goed kunnen met een poster die aan de in deze paragraaf eerder besproken criteria voldoet. De poster zou dan in deze wijken geplaatst kunnen worden. Op die manier wordt de doelgroep meteen gevonden. Er kan gebruikgemaakt worden van de faciliteiten die de gemeente biedt voor buitenreclame. Het grote aantal reclameobjecten kan, volgens het Beleidsplan Buitenreclame 2020 (2013), van Breda worden ondergebracht in vier categorieën: 1. Objecten die op basis van een overeenkomst tussen reclame-exploitanten en de gemeente in de openbare ruimte zijn geplaatst: voornamelijk billboards, vitrines (MUPI’s), abri-reclames, evenementreclame (driehoeksborden), lichtmastreclames en sponsoraanduidingen op rotondes. 2. Losse, door individuele ondernemers op de stoep geplaatste uitstallingborden of andere attentieobjecten, maar ook reclameborden, verwijzingsborden, vlaggen etc. die vast in het openbaar groen zijn geplaatst. De stoepborden zijn binnen de uitstallingszone toegestaan, alle overige objecten zijn illegaal geplaatst. 3. Verlichte en onverlichte reclame aan gevel, op dak of vrijstaand op eigen grond, maar zichtbaar vanaf de openbare weg. Deze reclame is doorgaans door een ondernemer aangebracht. 4. Binnenreclame, bijvoorbeeld een verlicht bord in een etalage. In bijlage 4 is een voorbeeld van een poster over het ontmoetingsplein te bekijken.
4.3 Mond tot mondreclame in combinatie met social media In dit hoofdstuk van het literatuuronderzoek wordt verwoord wat mond tot mondreclame inhoudt en wat de voor- en nadelen zijn.
4.3.1 Goedkoop Mond tot mondreclame is vooral voor de kleinere onderneming of zelfstandige ZZP-er, een goede en goedkope manier van reclame maken. Want objectieve positieve berichten die men van bekenden hoort zijn de beste vorm van promotie. Zo is een klant bijvoorbeeld bereid wat meer te betalen bij een bedrijf waarvan hij via buren, familie, vrienden, collega’s of kennissen heeft vernomen dat het een fatsoenlijke betrouwbare onderneming is die vakwerk levert, afspraken nakomt en goede service verleent (Zakelijke infonu, 2013).
26
4.3.2 Mond tot mondreclame Mond tot mondreclame is een term die voortkomt uit de marketingindustrie. Mond tot mondreclame wordt gebruikt als niet-medewerkers een product of dienst met elkaar bespreken. Door middel van begrippen als buzz-marketing of virale marketing proberen marketeers deze vorm van reclame op gang te brengen (Wikipedia, 2013c).
4.3.3 Buzz-marketing Buzz-marketing is “being noticed, stand out from the crowd (wordt opgemerkt, te onderscheiden van de menigte) door een vorm van campagne om mond tot mondreclame op gang te brengen. Buzz-marketing richt zich op het creëren van een sneeuwbaleffect. Denk bij het sneeuwbaleffect aan een sneeuwbal die van een helling afrolt en steeds groter wordt en sneller gaat. Zo werkt het ook bij mond tot mondreclame. Een persoon ziet een vorm van marketingcommunicatie, bijvoorbeeld een poster van een kerstmarkt, en vertelt dit verder aan zijn vrienden. Deze vrienden vertellen dit door aan hun vrienden. Zo ontstaat er steeds een groter netwerk en exposure (Intemarketing, 2014a). Met buzz-marketing bedenken marketeers een marketingcampagne waarbij mensen aangespoord worden de boodschap te verspreiden. Deze campagne wordt een buzz genoemd. Mensen bespreken de campagne met elkaar en het netwerk wordt steeds groter. Er ontstaat veel publiciteit en mensen worden geconfronteerd met de boodschap van de campagne (Intemarketing, 2014a). Een buzz kan ontstaan door diverse marketingkanalen in te zetten zoals viral marketing, social media marketing, guerrilla marketing, experience marketing, interactieve marketing, maar ook via traditionele marketing kanalen. Een buzz is te vergelijken met een ijsberg. Je kunt namelijk eenvoudig zien wat het bereik is door het aantal views te bekijken (10% boven water) maar iedereen die met elkaar erover praat kan men minder goed meten (90% onder water). Om een buzz te maken is creativiteit en inventiviteit vereist anders gaat het verhaal niet rond. Daarnaast moet het product of de dienst zich er wel voor lenen (Intemarketing, 2014a).
4.3.4 Viral marketing Viral Marketing is een marketingstrategie waarbij er door middel van sociale netwerken wordt geprobeerd om de awareness rondom een merk uit te breiden. Awareness is het inzicht krijgen en de bewustwording van het te promoten merk. Viral Marketing heeft veel weg van mond-tot-mondreclame, maar vindt altijd plaats via het internet (Dutchcowboys, 2014). Voordelen: Vergeleken met traditionele media kent virale marketing doorgaans een kostenvoordeel. Het mechanisme sluit goed aan bij specifieke doelgroepen zoals jongeren, die via de traditionele media moeilijker te bereiken zijn. De snelheid van de campagne wordt doorgaans als groot voordeel gezien. Traditionele media zoals televisie hebben een relatief lange aanloopperiode nodig voordat consumenten de reclame voldoende herkennen (Wikipedia, 2014e). Nadelen: Het ontwerpen van virale campagnes is lastig en vereist specifieke vaardigheden. Wat in het verleden werkte, doet dat doorgaans in het heden al niet meer. Vaak is het bij een echt succesvolle campagne niet direct duidelijk dat het om een virale campagne gaat. "Ontdekking" van de commerciële boodschap kan in het ergste geval het succes van de campagne vroegtijdig beëindigen. De virale campagne onttrekt zich, zodra eenmaal gelanceerd, vaak aan de invloed van de onderneming. Waar bij een reclamefilm op televisie binnen enkele uren een campagne gestaakt kan worden, is dit bij virale campagnes meestal niet meer het geval.
27
Sommige mensen stellen het ontvangen van filmpjes en andere uitingen niet op prijs. Het is mogelijk dat dit negatief uitstraalt op het merk of het imago van de fabrikant (Wikipedia, 2014e).
4.3.5 Social media marketing Social media zijn online platforms waarop gebruikers zonder professionele tussenkomst in staat zijn contacten te onderhouden. Voorbeelden hiervan zijn het plaatsen van een bericht, videofragment, audiobestand, reactie of een foto te plaatsen (Intemarketing, 2014d). Social media marketing is een marketing techniek waarbij social media worden ingezet met als doel marketing doelstellingen te realiseren. Het is een interactieve vorm van marketing gericht op het aangaan van een dialoog (Intemarketing, 2014). Voorbeelden van social media zijn Facebook, Twitter, Google+ en Blogger (Socialmediaondersteuning.blogspot, 2011). Social media marketing blijkt een uitstekende manier om een gesprek met de klant aan te gaan en hierdoor hogere doelen dan platte verkoop na te streven. Termen als loyaliteit, klanttevredenheid en het creëren van het merkvoorkeur zijn doelen die bedrijven proberen na te streven door social media in te zetten. Volgens onderzoek blijk social media marketing, mits goed ingezet, geld op te leveren. (Intemarketing, 2014d). Voordelen: Op Social Media staat altijd de meest actuele informatie. Door het grote aantal gebruikers is er altijd wel iemand op de hoogte van de laatste informatie. Dat geldt voor het neerstorten van een vliegtuig tot en met de nieuwste versie van de Apple iPhone. De inhoud van Social Media websites is vaak gemakkelijk te verspreiden door middel van ‘Tweet button’ (Twitter), ‘Vind ik leuk knop’ (Facebook), ‘Share button’ (Linkedin). Dat vergroot de mogelijkheden voor een ‘sneeuwbaleffect’ enorm. Social Media platformen lenen zich goed om specifieke doelgroepen te bereiken, zoals mensen met een specifieke hobby die je anders niet zou kunnen vinden. Social Media zoals bijvoorbeeld Wikipedia (hier mag iedereen informatie toevoegen aan onderwerpen waar hij of zij iets van denkt te weten) zijn relatief objectief. Juist omdat hier grote groepen mensen hun kennis ‘op loslaten’. Zoekmachines als Google, Bing en Yahoo hechten steeds meer waarde aan Social Media Marketing. Vooral door de betrouwbaarheid die er door gebruikers aan wordt toegekend (Freezermedia, 2014). Nadelen: Op Social Media kan alles door iedereen ‘gezegd’ worden. Dit kan heel positief uitwerken maar brengt ook risico’s met zich mee. Collega’s, medewerkers, concurrenten of andere gebruikers kunnen uw organisatie ook slechte publiciteit bezorgen (zelfs al is dit onterecht). Social Media Marketing is niet altijd betrouwbaar, mensen vinden het ook leuk om geruchten te verspreiden zonder dat het waar hoeft te zijn. Op Twitter kunnen geruchten razendsnel verspreid worden. Het effect van Social Media Marketing is lastig in harde cijfers te gieten. Dat maakt het lastig om de ROI (Return On Investment of Return On Internet) te berekenen. Toch zijn organisaties er steeds meer van doordrongen dat aanwezigheid op Social Media een ‘must’ is (Freezermedia, 2014).
4.3.6 Guerrillamarketing Guerrilla marketing is een onconventionele (niet verwacht) wijze om de attentie van de klant vragen. Het gaat het om onvoorspelbare, kleine acties om het hart van de klant te raken. Om guerrillamarketing goed uit te voeren zijn er een vijftal voorwaarden. 28
Bereik: Bij guerrillamarketing moet je je doelgroep zo goed mogelijk bereiken. Helderheid: De doelgroep moet begrijpen waar de guerrilla marketingactie over gaat. Relevantie: De guerrillamarketing actie moet verband hebben met de organisatie. Opvallen: Guerrillamarketing acties moeten opvallen tussen alle andere marketingacties. Timing: Guerrillamarketing moet op het juiste moment plaats vinden (Triplepro, 2014). Voordelen: Vergeleken met traditionele media kent het gebruik van guerrillamarketingtechnieken doorgaans een kostenvoordeel. De snelheid van de campagne wordt doorgaans als groot voordeel gezien. Traditionele media zoals televisie hebben een relatief lange aanloopperiode nodig voordat consumenten de reclame voldoende herkennen (Wikipedia, 2014a). Nadelen: Het ontwerpen van guerrillamarketingcampagnes is lastig en vereist specifieke vaardigheden. Wat in het verleden werkte, doet dat doorgaans in het heden al niet meer. Guerrillamarketing is een agressieve marketingtechniek die gebruik kan maken van wettelijk verboden acties. Indien een campagne verkeerd uitpakt, kan het imago worden geschaad (Wikipedia, 2014a).
4.3.7 Experience marketing Experience of Experiential marketing is een marketingtechniek waarmee getracht wordt de klant het onderscheidend vermogen van een product te laten “ervaren” waardoor een bepaalde relatie met het product of dienst tot stand komt. Experiental marketing speelt voornamelijk in op WOMM (word of mouth marketing) en is daarom ook bijzonder geschikt voor social media. Mensen praten namelijk graag over “ervaringen” met producten en diensten die zijn bevallen. Door klanten voordelen te laten ervaren gaan zij marketing voor het bedrijf maken (Intemarketing, 2014b).
4.3.8 Interactieve marketing Interactieve Marketing is gebaseerd op het aanbieden van een gepersonaliseerd aanbod in de vorm van een dialoog. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld tv reclame waarbij een massa aanbod in de vorm van een monoloog gecommuniceerd wordt. Interactieve marketing dient zich aan twee criteria te voldoen. Het eerste criterium is een dialoog. De klant kan zijn draai geven aan de dialoog of eventueel zelfs gebruikmaken van een ontsnappingsmogelijkheid. De dialoog wordt ontwikkeld door de marketeer. Het tweede criterium is het gepersonaliseerde aanbod. Hierbij is er sprake van een vorm van “intelligentie”. Bijvoorbeeld een database waarin reacties van klanten zijn vastgelegd waardoor op de specifieke vragen en behoeften ingespeeld kan worden. Voorbeelden van interactieve marketing zijn; Online chatsessies tussen aanbieder en klant. Online games. Interactieve reclame filmpjes. E-mail marketing campagnes. Social media campagnes (Intemarketing, 2014c).
4.3.9 Conclusie Geconcludeerd kan worden dat mond tot mondreclame een goedkope vorm van reclame maken is. Wel dient men een campagne op te starten om deze vorm van pr te verwezenlijken. Social media kan gekoppeld worden aan mond tot mondreclame. Deze vorm van reclame maken is een actuele vorm omdat steeds meer mensen het gebruiken. Stichting Elisabeth kan met reeds benoemde pr vormen actie ondernemen om het ontmoetingsplein te promoten in de omliggende woonwijken in Breda. 29
4.4 Internet In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het belang van een goede website. Omdat over websites ontzettend veel kan worden geschreven zullen alleen de belangrijkste punten kort worden behandeld.
4.4.1 E-PR definities E-PR staat voor Elektronische Publieke-Relaties. Elektronisch heeft betrekking tot elk aspect van het internet. Publiek houdt natuurlijk de bezoekers van de website in. Omdat internet wereldwijd wordt gebruikt kan men beter spreken van publieksgroepen. Ten slotte nog relaties; dankzij internet kunnen duizenden one-to-one relaties worden opgebouwd. Het grote verschil tussen E-PR en offline PR is de tussenkomst van een intermediair, vaak een journalist. Je bent niet afhankelijk van een krant of een televisieadvertentie, maar er kan direct gecommuniceerd worden met de eigen publieksgroepen (Betsbrugge, 2009). Voordelen van het gebruik van E-PR
(Meestal) is een website 24 uur per dag, 7 dagen per week, 365 dagen per jaar beschikbaar. Er zijn uitzonderingen, zoals veel christelijke websites die niet beschikbaar zijn op zondagen (Reformatorisch Dagblad, 2014). Met internet kan er direct worden gereageerd op bepaalde situaties of marktontwikkelingen. De hele wereld als publiek; op enkele landen na waar een zware internetcensuur is (Wikipedia, 2014b), heeft de hele wereld toegang tot websites uit andere landen. Een goed PR-beleid streeft naar 2-richtingscommunicatie. Met offline PR is de ontvanger vaak passief. Internet laat een grote en goede communicatie toe tussen organisatie en publieksgroep toe die de communicatie verbetert. Internet is een relatief goedkoop medium. Organisaties hebben bijvoorbeeld niet of minder te maken met drukkosten.
4.4.2 De E van Everything Alles wat een organisatie online doet moet worden gezien als PR-activiteit. De E van E-PR kan dus ook gezien worden als de E van Everything. In de offline wereld kun je er voor kiezen om bepaalde zaken niet te verspreiden of vrij te geven aan bepaalde organisaties of personen. Alles wat online op een website gezet wordt kan door iedereen bekeken worden, dus ook door concurrenten. De reputatie van een organisatie kan sterk worden beïnvloed door de E-PR (Betsbrugge, 2009).
4.4.3 Online PR-beleid Op strategisch vlak verschillen offline PR en online PR niet veel. Ook hier is het belangrijk om zorgvuldig te bekijken wat er bereikt moet worden, wie je daarvoor wil bereiken en hoe je de wisselwerking met je publieksgroepen goed kan laten verlopen. Er zijn verschillende methoden om dit beleid uit te tekenen, zoals; het gebruikmaken van het huidige PR-plan die is toegepast op de website, concurrentieonderzoek en het gebruik maken van sociale media (Betsbrugge, 2009).
4.4.4 Vindbaarheid Op het internet is vindbaarheid heel belangrijk. De belangrijkste methode die gebruikt wordt om websites op internet te vinden is het gebruik van zoekmachines zoals Google en Yahoo. Om de vindbaarheid te verhogen is het belangrijk om goede teksten te hebben op de webpagina’s. Deze teksten 30
bevatten woorden of woordcombinaties die veel gezocht worden en representatief zijn voor de gehele website (Erkel, 2011). Ook de technische kant hoort in orde te zijn. Hiervoor worden metatags gebruikt. Metatags zijn woorden die in de broncode van de website staan en dus niet direct zichtbaar zijn (webontwerpdatwerkt.nl, 2014). Net als de teksten die op de webpagina’s gebruikt worden, moeten ook deze woorden goed gekozen worden. Basiskernwoorden die betrekking hebben op bijvoorbeeld ‘voordelen’ en ‘meerwaarde’ zijn prima keuzes. Ook zouden de namen van directe concurrenten kunnen worden gebruikt. Wanneer dit gebeurt wordt ook jouw website getoond bij zoekopdrachten naar de concurrent (Betsbrugge, 2009).
4.4.5 Wegwijs Mensen die voor het eerst een website bezoeken weten niet direct de weg. Ze komen bij wijze van spreken geblinddoekt aan. Het moet daarom in één oogopslag duidelijk zijn wat het doel van de webpagina is en wat de bezoekers ermee kunnen. Zo kan er bijvoorbeeld een bijschrift, ‘tagline’, gezet worden bij het logo. Deze tagline bevat de essentie van de website in een paar woorden. Soms is het niet mogelijk om een tagline te plaatsen. Er zou dan gekozen kunnen worden om op de homepage een paginakop te zetten die de essentie van de website omschrijft. Het nadeel hiervan is, is dat deze alleen te zien is op de homepage. Ten slotte zou nog gekozen kunnen worden om met behulp van beeldmateriaal duidelijk te maken waar de website voor bedoeld is. Neem bijvoorbeeld videobeeld. Videobeeld wordt steeds belangrijker bij het verstrekken van informatie, internet biedt immers minder ruimte voor grote teksten. Videobeelden in combinatie met geluid zorgen voor een efficiëntie tot 80 procent bij het overdragen van instructies of informatie. Vaak is er bij een videobeeld wel een korte tekst aanwezig die het beeld verklaart (Erkel, 2011).
4.4.6 Call to action Websitebezoekers hebben vaak een concreet doel en dit doel willen ze zo snel mogelijk bereiken. Het is daarom goed om bij een webpagina te focussen op één belangrijke actie. Dit kan gebeuren met een zogenoemde ‘call to action’ knop. De ‘call to action’ knop is een visueel opvallende knop die de paginabezoeker meteen ziet en waarvan meteen duidelijk is wat er gebeurt als deze knop wordt ingedrukt. Zorg dat er per pagina niet teveel ‘call to action’ knoppen zijn. De knoppen zijn bedoeld om een keuze makkelijk te maken en met teveel van deze knoppen gebeurt het tegenovergestelde (Erkel, 2011).
4.4.7 Vormgeving Zoals eerder aangegeven; bezoekers willen het gekozen doel zo snel mogelijk bereiken. Probeer daarom niet anders te zijn. Veel websites zien er wat betreft uiterlijk anders uit, maar zijn eigenlijk hetzelfde. Het logo staat linksboven en is klikbaar. Door op het logo te klikken komen de bezoekers op de homepage terecht. Het navigatiemenu staat bovenaan de webpagina horizontaal of aan de linkerkant verticaal. Een hyperlink of een verwijzing naar een ander webadres is onderstreept. Wat voor veel grotere websites handig is, is een zoekfunctie. Als deze aanwezig is staat deze rechts bovenaan op de webpagina. Naast dat er een aparte webpagina is voor alle contactgegevens, staan deze ook vermeld onderaan de pagina. Met rust en eenvoud kunnen bezoekers snel en goed navigeren. Gebruik daarom voldoende ‘wit’ op de webpagina. Lichte kleuren en wit zorgen ervoor dat de belangrijke inhoud beter opvalt. Felle kleuren
31
ogen vaak goedkoop, dus voor een meer professionele uitstraling is het verstandig om deze kleuren juist niet te gebruiken (Erkel, 2011).
32
5. Begroting Wanneer onze website daadwerkelijk gemaakt zou worden, zijn daar kosten aan verbonden. Volgens Ilona Huijsmans, adviseur over de communicatie binnen Stichting Elisabeth, moeten de volgende kosten worden ingecalculeerd: Persoon Technici Webbeheerder Webbeheerder
Fotograaf
Actie Webpagina ontwerpen Webpagina ontwerpen Vervolgpagina’s maken Foto’s maken voor de website
Tijdsduur 1,5 uur
Geschatte kosten €150,-
2 uur
€160,-
5 pagina’s X 15 minuten: 1 uur 15 minuten 2 uur
€100,-
€160,-
De totale kosten voor het bouwen van de website wordt nu geschat op €570,-.
33
6. Advies Nadat er verschillende onderzoeken gedaan zijn over het ontmoetingsplein, kan een aantal adviezen gegeven worden. De adviezen zijn ingedeeld in twee gedeelten. Als eerste worden een paar adviezen gegeven om de PR van het ontmoetingsplein te verbeteren. Vervolgens worden er adviezen over de website gegeven. Adviezen met betrekking tot de PR Tijdens het project is onderzocht hoe de PR van het ontmoetingsplein kan worden verbeterd. Website Als eerste is de conceptwebsite een goed middel om de PR te verbeteren. Het is een toegankelijk middel, waar veel informatie te vinden is. In bijlage 5 zijn alle gedeelten van de conceptwebsite te vinden. Toen werd begonnen met het idee om de website van Stichting Elisabeth te verbeteren, was nog geen verwijzing naar het ontmoetingsplein gemaakt op de website. Dit werd gezien als een verbeterpunt. Inmiddels staat op de homepage een verwijzing naar www.elisabethbreda.nl/ontmoetingsplein. Deze is naar het inzicht van Stichting Elisabeth gevuld. Omdat op dat moment al gewerkt werd aan een conceptwebsite, is deze gang van zaken doorgezet. Op de huidige site werd een duidelijke en aantrekkelijke verwijzing naar het ontmoetingsplein gemist. Daarom is ervoor gekozen om een vijfde blok op de homepage te plaatsen, bedoeld om het ontmoetingsplein een prominente plaats te geven op de website. Zo kan iedere websitebezoeker gemakkelijk de informatie over het ontmoetingsplein vinden. De homepage van het ontmoetingsplein heeft veel gelijkenissen met de homepage van Stichting Elisabeth. Hiervoor is gekozen, om een duidelijke verbinding met de stichting te houden. Het eerste blok op de conceptwebsite gaat over gezond leven. Tijdens dit project is een onderzoek gedaan naar ‘Healthy Ageing’. De behandelde aspecten zijn wonen, vrijetijdsbesteding, voeding en beweging. Deze aspecten komen terug in het ontmoetingsplein. Om de bezoekers van het ontmoetingsplein te wijzen op een gezonde leefstijl, is deze informatie beschikbaar gesteld voor de belangstellenden voor de website. Naast het blok over gezond leven, is ‘get social’ te vinden. Op die pagina wordt verwezen naar de Facebookpagina en het Twitter account van Stichting Elisabeth. Het advies hierbij is om op Facebook en Twitter aparte accounts te maken voor het ontmoetingsplein. Voor de wijkbewoners zijn berichten over het ontmoetingsplein relevant, maar berichten die over andere gedeelten van Stichting Elisabeth gaan kunnen minder relevant zijn. De activiteiten worden onderverdeeld per locatie, omdat ieder ontmoetingsplein een eigen activiteitenaanbod heeft. Toch is ervoor gekozen om één website voor alle ontmoetingspleinen te maken. Dit heeft twee redenen. Ten eerste hebben alle ontmoetingspleinen hetzelfde doel, namelijk het samenbrengen van mensen uit de wijk en bewoners van Stichting Elisabeth. Daarnaast zijn het budget en de tijdsbesteding niet toereikend om voor iedere locatie een eigen website te maken. In de agenda worden alle geplande activiteiten genoemd, die niet onder de wekelijkse activiteiten vallen. Dit zijn de vijf eerstvolgende activiteiten, verdeeld over alle locaties. In de rechterkolom worden speciale evenementen uitgelicht, zodat potentiële bezoekers nog extra op worden gewezen. 34
Om het ontmoetingsplein veel bekendheid te geven, moeten er regelmatig nieuwsitems worden gepubliceerd. Hiervoor is het vijfde blok gereserveerd. Onder deze kop kunnen alle persberichten, foto’s en video’s van Elisabeth TV geplaatst worden. Zoals in de begroting te zien is, zal de website ongeveer €570,- gaan kosten. Voor dit bedrag krijgt men een overzichtelijke, gebruiksvriendelijke website met veel informatie terug. Folders/posters Daarnaast is een advies om folders en posters van het ontmoetingsplein te maken. De posters kunnen op het eigen terrein, op zichtbare plaatsen worden opgehangen. Wanneer wijkbewoners deze posters zien, worden zij snel geïnformeerd over het ontmoetingsplein. De poster moet een duidelijke boodschap hebben en met er aantrekkelijk uitzien, wil de wijkbewoner zich tot actie laten overgaan. In bijlage 4 is een voorbeeld te vinden van een poster ter promotie van het ontmoetingsplein. Op deze poster is ervoor gekozen om dezelfde lay-out als de website te gebruiken, om de herkenbaarheid te vergroten. Daarnaast zijn een paar belangrijke wetenswaardigheden vermeld op de poster. Door niet te veel informatie te vermelden, blijft het voor de lezer interessant om de poster te bekijken. In folders kan men meer informatie kwijt dan op een poster. Deze folders kunnen op de locaties van Stichting Elisabeth verspreid worden. Wellicht zijn andere plaatsen, zoals de VVV van Breda, een mogelijkheid tot het verspreiden van de folders. Persbericht Nieuwsfeiten kunnen bekend worden gemaakt door middel van een persbericht. In het ideale persbericht staan de antwoorden op de vijf W-vragen: Wat? Waar? Wanneer? Waarom? En Wie? Ook de vraag: Hoe? kan beantwoord worden. Deze antwoorden staan in het eerste gedeelte van het bericht. Later wordt achtergrondinformatie gegeven. Een persbericht is vaak bedoeld om de journalist te informeren. De journalist maakt er vaak een eigen nieuwsbericht van. Mond tot mondreclame Een laatste PR-middel is mond tot mondreclame. Een manier om dit te stimuleren, is Facebook. Door bijvoorbeeld een evenement te delen met vrienden en bekenden, wordt dit evenement bij veel mensen bekend. Het plaatsen van een persbericht en het gebruikmaken van mond tot mondreclame brengt weinig tot geen kosten met zich mee. Daarom zijn dit twee bruikbare vormen van PR.
35
7. Conclusie Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat het probleem van het ontmoetingsplein niet ligt dat er onvoldoende activiteiten worden georganiseerd. Er worden zelfs zoveel activiteiten georganiseerd dat mensen op bepaalde dagdelen moeten kiezen naar welke activiteit men wil gaan. Dit bleek uit het enquêteonderzoek dat in de vorm van een interview is gehouden aan de bewoners van Stichting Elisabeth, locatie centrum. Daarnaast gaven de bewoners aan dat er zelden mensen uit de omliggende woonwijken (Fellenoord, Schorsmolen en Haagdijken) aan de activiteiten van de stichting deelnemen. Als gevolg hiervan zijn de mensen die de naastgelegen weekmarkt bezoeken ondervraagd. Daaruit is gebleken dat zij niet op de hoogte zijn van de activiteiten die bij Stichting Elisabeth georganiseerd worden. Uit de eerder genoemde onderzoeken kan geconcludeerd worden dat het probleem niet ligt dat er onvoldoende activiteiten worden georganiseerd maar dat er juist meer reclame, pr over gemaakt zal moeten worden. Het gegeven advies hierbij is om een aparte webpagina van het ontmoetingsplein aan te maken binnen de website van Stichting Elisabeth. Deze website moet duidelijk zijn voor de bewoners uit de buurt en de bewoners van Stichting Elisabeth, zodat de doelgroepen niet veel moeite hoeven te doen om er achter te komen wat er aan activiteiten gedaan wordt binnen de stichting. Ook zullen de vier aspecten van Healthy Ageing (gezond leven) terugkomen in de webpagina. Naast de website wordt het plaatsen van duidelijke, pakkende persberichten geadviseerd. Wegens een beperkt budget past het plaatsen van persberichten goed binnen dat streven. Het gebruikmaken van social media en mond tot mond reclame is een andere goedkope vorm van het maken van reclame. Dit wordt naast de webpagina en het plaatsen van persberichten geadviseerd. Uiteindelijk kan er geconcludeerd worden dat goede vormen van reclame maken de opkomst van bewoners uit de omliggende woonwijken naar Stichting Elisabeth zal bevorderen. Dit zal uiteindelijk leiden tot een betere chemie tussen de bewoners uit de omliggende woonwijken en de bewoners van Stichting Elisabeth. Hierdoor krijgt Stichting Elisabeth een betere naamsbekendheid in Breda. Uit deze conclusie worden verschillende aanbevelingen gedaan.
36
8. Aanbeveling Nu het onderzoek naar het ontmoetingsplein afgerond is, kunnen er aanbevelingen worden gedaan. Tijdens het onderzoek werd al geconcludeerd dat Stichting Elisabeth het imago heeft van ‘het huis met de zieke mensen’. Het is wenselijk als dit imago verbeterd zou worden. Er zou een onderzoek moeten plaatsvinden om te weten hoe dit imago verbeterd kan worden. Om de wijkbewoners te benaderen die geïnteresseerd zijn in de activiteiten van het ontmoetingsplein, zou het een goed idee zijn om een leefstijlenonderzoek te doen onder alle bewoners van de wijken Schorsmolen, Haagdijken en Fellenoord. Zo kunnen de activiteiten van het ontmoetingsplein gericht worden verstuurd naar de mensen die er oren naar hebben. Als advies werd gegeven om actief te zijn op sociale media, zoals Facebook. Om dit optimaal te laten werken, is het aan te bevelen om te onderzoeken in welke mate er gebruik wordt gemaakt van sociale media. Op deze manier kunnen de sociale media op de meest efficiënte manier ingezet worden. Als laatste is het een goed idee om een adviesraad aan te stellen voor het ontmoetingsplein. In deze raad zouden bewoners van Stichting Elisabeth en wijkbewoners plaats moeten nemen. Zij kunnen het ontmoetingsplein verder ontwikkelen aan de hand van ideeën van deze twee groepen mensen.
37
Bronnenlijst Breda.nl (2013). Beleidsplan Buitenreclame 2020. Geraadpleegd op 6 december 2014 van http://www.breda.nl/data/files/notas/beleidsplan_buitenreclame_2020.pdf Betsbrugge, E. van. (2009). Public Relations. Planning en werkvelden (2e druk). Antwerpen/Apeldoorn: Garant. Dutchcowboys (2014). Virale marketing. Geraadpleegd op 2 december 2014 van http://www.dutchcowboys.nl/viral-marketing Encyclo (2014). Begrip vrije tijd. Gevonden op 6 november 2014 via http://www.encyclo.nl/begrip/vrije%20tijd Erkel, A. van. (2011). Verleiden op internet: Hoe maak je een website onweerstaanbaar (1e druk). Culemborg: van Duuren Management. Dr. Eulderink G., Dr. Heeren T.J., Dr. Knook D.J. & Dr. Ligthart G.J. (2004). Inleiding gerontologie en geriatrie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.. Fitforme (2014a). Vitamines afgestemd op uw behoeften! Geraadpleegd op 8 december 2014 van http://www.fitforme.nl/voedingsstoffen Fitforme (2014b). Wat zijn antioxidanten? Geraadpleegd op 8 december 2014 van http://www.fitforme.nl/voedingsstoffen/antioxidanten Freezermedia (2014). Social media marketing en communicatie. Geraadpleegd op 6 december 2014 van http://www.freezermedia.nl/social-media-informatie/social-media-marketingcommunicatie/#.VIMsETGG9-4 Goedmettekst (2014). De perfecte poster in 3 stappen. Geraadpleegd op 7 december 2014 van http://www.goedmettekst.nl/hoe-maak-je-een-poster/ Hooijdonk, L. van (2007). Vrijetijdsbesteding bij ouderen. Gevonden op 6 november 2014 via http://natschool.hro.nl/CMS/__OAI/HR%20Kennisbank/Scripties/Instituut_IVG/Ergotherapie/2007/Vrijet ijdsbesteding_bij_ouderen/Vrijetijdsbesteding_bij_ouderen.pdf Houtman, R. (2007). Depressie bij ouderen, spreekuur thuis. Gevonden op 8 november 2014 via http://www.spreekuurthuis.nl/themas/depressie/informatie/depressies_bij_ouderen/ Idee-pmc (2014). Angst. Geraadpleegd op 9 november 2014 van http://www.ideepmc.nl/persoonlijke_problemen/angst_en_veiligheid.html Infonu (2012). Wat zijn radicalen? Geraadpleegd op 9 december 2014 van http://mens-engezondheid.infonu.nl/gezonde-voeding/108140-wat-zijn-vrije-radicalen.html Intemarketing (2014a). Buzz-marketing. Geraadpleegd op 2 december 2014 van http://www.intemarketing.nl/marketing/technieken/buzzmarketing#toc-0-1 38
Intemarketing (2014b). Experience marketing. Geraadpleegd op 6 december 2014 van http://www.intemarketing.nl/marketing/technieken/experience-marketing#toc-0-1 Intemarketing (2014c). Interactieve marketing. Geraadpleegd op 6 december 2014 van http://www.intemarketing.nl/marketing/technieken/interactieve-marketing#toc-0-1 Intemarketing (2014d). Social media marketing. Geraadpleegd op 6 december 2014 van http://www.intemarketing.nl/marketing/technieken/social-media-marketing#toc-0-1 Leeuw, F. E., de (2013a). Sportieve ouderen hebben betere zenuwbundels. Geraadpleegd op 13 december 2014, van http://fysioforum.nl/2013/08/07/sportieve-ouderen-hebben-betere-zenuwbundels/ Leeuw, F. E., de (2013b). Beweging houdt hersenen jong. Geraadpleegd op 13 december 2014, van http://mediator.zonmw.nl/mediator-2-oktober-2013/beweging-houdt-hersenen-jong/ Lewis, C.B., & Bottomley J.M. (2005). Geriatrie. In de fysiotherapeutische praktijk (Eerste druk, tweede oplage, 2005). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Lugt, D. van der (2009). Pers- en nieuwsbericht: vriend of vijand? Gevonden op 5 december 2014 van http://www.dickvanderlugt.nl/wp-content/uploads/2009/12/syllabus-persbericht-les-3.pdf Mbog (2013). Voeding en gezond ouder worden. Geraadpleegd op 9 december 2014 van http://www.mbog.nl/orthomoleculaire-geneeskunde/themas/ouder-worden/voeding-en-gezond-oudworden Meulenkamp, T.; Hoek, L. van der & Cardol, M. (2011). Deelname aan de samenleving van mensen met een beperking en ouderen. Rapportage participatiemonitor 2011. Gevonden op 6 november 2014 via http://www.pgosupport.nl/mailings/FILES/plugin_content/190/NIVELparticipatiemonitor2011.pdf Mies, J. (2002). Persberichtenwijzer. Hoe komt uw nieuws in het nieuws? Den Haag: SDU uitgevers Nationaal Kompas Volksgezondheid (2014a). Normen van lichamelijke (in)activiteit – Nationaal Kompas Volksgezondheid. Geraadpleegd op 6 november 2014, van http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/leefstijl/lichamelijke-activiteit/normenvan-lichamelijke-in-activiteit/ Nationaal Kompas Volksgezondheid (2014b). Hoeveel mensen zijn voldoende lichamelijk actief? – Nationaal Kompas Volksgezondheid. Geraadpleegd op 6 november 2014, van http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/leefstijl/lichamelijke-activiteit/hoeveelmensen-zijn-voldoende-lichamelijk-actief/ Nederlandse Kankerbestrijding (2003). Meer bewegen. Minder kans op kanker. Gedownload op 11 november 2014, van https://www.maastro.nl/File.aspx?id=42b4c97b-b6e9-45a1-ae9c-295ecb5da1d2 Oosterhof, S.F. (2008). Maakt vrije tijd gelukkig? De invloed van vrije tijd op de geluksbeleving van Nederlanders. Gevonden op 6 november 2014 via http://worlddatabaseofhappiness.eur.nl/hap_bib/freetexts/oosterhof_sf_2008.pdf 39
Omgevingspsycholoog (2012). Wat is je thuis voelen? Geraadpleegd op 9 november 2014 van http://www.omgevingspsycholoog.nl/wat-is-je-thuis-voelen/ Panhuis – Plasmans, M. in’t., Luijben, G. & Hoogenveen, R. (2012) Zorgkosten van ongezond gedrag. Geraadpleegd op 9 november 2014, van http://www.kostenvanziekten.nl/object_binary/o16557_KVZ2012-2-Zorgkosten-van-ongezond-gedrag.pdf Planbureau voor de Leefomgeving(PBL) (2013). Vergrijzing en ruimte: gevolgen voor de woningmarkt, vrijetijdsbesteding, mobiliteit en regionale economie. Gevonden op 6 november 2014 via http://www.pbl.nl/sites/default/files/cms/publicaties/PBL_2013_Vergrijzing%20en%20ruimte_450.pdf Plazilla (2013a). De 10 beste voedingsbronnen qua antioxidanten. Geraadpleegd op 9 december 2014 van http://plazilla.com/page/4295069563/de-10-beste-voedselbronnen-qua-antioxidanten Plazilla (2013b). Vrije radicalen en antioxidanten (1) – hoe zit dat precies? Geraadpleegd op 9 december 2014 van http://plazilla.com/page/4295095203/vrije-radicalen-en-antioxidanten-1-hoe-zit-dat-precies Prof. Dr. Velde, C.J.H. van de, Prof. Dr. Krieken, J.H.J.M. van, Prof. Dr. Mulder, P.H.M. de, & Prof. Dr. Vermorken, J.B. (2006). Oncologie (Zevende, herziene druk, tweede oplage 2006). Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Psychologische-manipulatie (2014). Sociaal isolement. Geraadpleegd op 10 november 2014 van http://www.psychologische-manipulatie.nl/Sociaal-isolement.html Reformatorisch Dagblad. Zondag – Reformatorisch Dagblad. Geraadpleegd op 6 december 2014 van http://www.refdag.nl/zondag Rijksoverheid (2014). Kwetsbare ouderen. Geraadpleegd op 9 november 2014 van http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ouderenzorg/kwetsbare-ouderen Schilder, B. (2003). Persberichten schrijven. Alphen aan den Rijn: Kluwer Scherder, E. (2013a, 8 oktober). Gaat je geheugen kapot, als je teveel voor de computer hangt? Prof. Dr. Erik Scherder (1/5) – Youtube [Videobestand]. Geraadpleegd op 6 november 2014, van https://www.youtube.com/watch?v=BmlznJkvi5w Scherder, E. (2013b, 9 oktober). Waarom zouden ouderen vaker moeten hardlopen? Prof. Dr. Erik Scherder (3/5) –Youtube [Videobestand]. Geraadpleegd op 6 november 2014, van https://www.youtube.com/watch?v=0L4Fl9AY9RU Socialmediaondersteuning.blogspot (2011). Social media ondersteuning. Geraadpleegd op 6 december 2014 van http://socialmediaondersteuning.blogspot.nl/p/social-media-vormen-en-aspecten.html Sportservice midden Nederland (2008). Sportief bewegen met hart- en vaatziekten. Geraadpleegd op 9 november 2014, van http://www.medisch-fitness.com/documents/Samenvatting-bewegen-met-hart-envaatziekten.pdf
40
Steinmetz, S. & Graaf, J. de (2006). Het mediaboek. Hoe kom je in de media? Den Haag: Boom onderwijs Tak, E.C.P.M. (2013). Reducing the impact of geriatric conditions by physical activity. Gevonden op 8 november 2014 via http://dare.ubvu.vu.nl/bitstream/handle/1871/48366/dissertation.pdf?sequence=1 Triple pro (2014). Guerrilla media, opvallend anders. Geraadpleegd op 6 december 2014 van http://www.triplepro.nl/promotiebureau/guerilla-marketing Vitamor (2014). ABCgezondevoeding. Geraadpleegd op 9 december 2014 van http://www.vitamor.com/page.htm?/ingredienten/lecithine.htm&Introductie Webontwerpdatwerkt.nl (2014). 9 tips verbeter eenvoudig je vindbaarheid. Geraadpleegd op 2 december 2014 van http://www.webontwerpdatwerkt.nl/9-tips-verbeter-eenvoudig-je-vindbaarheid.html Wereld & Denken (2011). Neurologie: prefrontale cortex. Geraadpleegd op 13 december 2014, van http://www.rijnlandmodel.nl/achtergrond/psychologie/neurologie_pfc.htm Wikipedia (2014a). Guerillamarketing. Geraadpleegd op 6 december 2014 van http://nl.wikipedia.org/wiki/Guerrillamarketing Wikipedia (2014b). Internetcensuur – Wikipedia. Geraadpleegd op 6 december 2014 van http://nl.wikipedia.org/wiki/Internetcensuur Wikipedia (2013c). Mond-tot-mondreclame. Geraadpleegd op 2 december 2014 van http://nl.wikipedia.org/wiki/Mond-tot-mondreclame Wikipedia (2013d). Sociaal isolement. Geraadpleegd op 10 november 2014 van http://nl.wikipedia.org/wiki/Sociaal_isolement Wikipedia (2014e). Virale marketing. Geraadpleegd op 6 december 2014 van http://nl.wikipedia.org/wiki/Virale_marketing Wikipedia (2014f). Witte stof. Geraadpleegd op 11 november, van http://nl.wikipedia.org/wiki/Witte_stof Zakelijk Infonu (2013). Mond-tot-mondreclame beste en goedkoopste reclame. Geraadpleegd op 6 december 2014 van http://zakelijk.infonu.nl/marketing/118806-mond-tot-mondreclame-beste-engoedkoopste-reclame.html Zorgleefplanwijzer (2013). Woon- en leefomstandigheden. Geraadpleegd op 8 november 2014 van http://www.zorgleefplanwijzer.nl/zlp-informatie/wat-is-een-zlp/item/woon-enleefomstandigheden.html
41
Bijlagen Bijlage 1.
Vragenlijst Stichting Elisabeth. Intro: -
Wie zijn wij ontmoetingsplein
Wat is uw leeftijd? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. Geslacht? M/V Woonsituatie (verpleeg, verzorg, reva & zelfstandig). …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. Waar komt u vandaan? …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. Wat zijn uw interesses? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Wat voor nieuwe activiteit zou u graag op het ontmoetingsplein willen zien?
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
42
Bijlage 2
Onderzoek Week markt Wat is uw leeftijd?
Geslacht: M / V
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Waar komt u vandaan, welke wijk? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Hoe vaak komt u ongeveer op deze markt? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Komt u hier voor een specifieke reden? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Kent u Stichting Elisabeth? Kent u de locatie Breda Centrum? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Hoe staat de stichting bij u bekend? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Bent u wel eens op een van de locaties van St. Elisabeth, geweest? Welke locatie was dit? ……….………………………………………………………………………………………………………………………………………… Wat was de reden? ……….………………………………………………………………………………………………………………………………………… Als er leuke activiteiten georganiseerd zouden worden, zou u dan eens een kijkje gaan nemen? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Wat voor activiteiten zouden u aantrekken? ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… Op wat voor soort manier zou u dan op de hoogte gehouden willen worden van deze activiteiten? Denk aan reclame manieren; borden langs de weg, websites, de bode, tv/radio omroep, etc. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………… 43
Bijlage 3
Bewoners en buurtbewoners ontmoeten elkaar bij Stichting Elisabeth Schilderen, koken, bloemschikken en sjoelen. Het kan allemaal bij Stichting Elisabeth in Breda. Met het nieuwe project ‘het ontmoetingsplein’ kunnen bewoners van het zorgcentrum en de wijkbewoners elkaar ontmoeten in een ongedwongen sfeer. Het bevordert het contact tussen de mensen en zorgt ervoor dat ouderen betrokken worden bij de samenleving. “Door het contact tussen onze bewoners en de bewoners uit de wijken Schorsmolen, de Haagdijken en Fellenoord, ontstaat op natuurlijke wijze uitwisseling van sociale contacten. Zo raken de mensen meer betrokkenheid bij elkaar”, zegt Cor Overduin van Stichting Elisabeth. Cor is projectleider van het ontmoetingsplein bij Stichting Elisabeth locatie Centrum aan de Leuvenaarstraat. Ontmoetingsplein Een tijdje terug is het buurthuis in de wijk gesloten. Daarom hebben de buurtbewoners geen ruimte meer om elkaar te ontmoeten en activiteiten te ondernemen. “Het idee voor een ontmoetingsplein werd snel geboren. Het mes snijdt aan twee kanten: de bewoners van Stichting Elisabeth ontmoeten andere mensen dan hun medebewoners. Daarnaast krijgen de wijkbewoners weer hun plaats terug die zij nu missen”, aldus Cor Overduin. Activiteiten In het ontmoetingsplein worden verschillende activiteiten georganiseerd. Er is nu al een aantal activiteiten bezig, die vanuit de stichting al worden georganiseerd. Denk dan onder andere aan bridgen, kaarten maken, zingen in een smartlappenkoor en zitvolksdansen. De huidige activiteiten worden goed bezocht en gewaardeerd. Verenigingen Het activiteitenaanbod moet nog worden uitgebreid. Daar is voor de wijkbewoners een taak weggelegd. Op hun initiatief of van verenigingen in de wijk kunnen er meerdere activiteiten uitgevoerd worden. Stichting Elisabeth faciliteert de verenigingen hierin. Door middel van een kleine tegenprestatie ten behoeve van de bewoners is er veel mogelijk voor de verenigingen. Geïnteresseerde verenigingen kunnen contact opnemen met Cor Overduin (076-5276227) om de mogelijkheden te bespreken Stichting Elisabeth Stichting Elisabeth ondersteunt ouderen en hun netwerk om ieder binnen de eigen mogelijkheden op eigen wijze de regie en autonomie, de betekenis en levensvreugde in hun eigen leven te versterken, te herstellen of te behouden. De stichting heeft diverse locaties in Breda en omstreken. Het bestaat sinds 1819 en is uitgegroeid tot een waardevolle zorgorganisatie in het zuiden van Nederland.
44
Noot voor redactie (niet voor publicatie bedoeld): Voor meer informatie en beeldmateriaal over Stichting Elisabeth en het ontmoetingsplein, kunt u contact opnemen met Cor Overduin, 076-5276227 of
[email protected]
45
Bijlage 4
46
Bijlage 5
47
48
49
50
51
52
53