PROJECT DAMRAK AMSTERDAM Grootschalige herontwikkeling naar ca. 20.000m2 retail op een A1-locatie in Amsterdam. Het Damrak fungeert als de rode loper naar het centrum van Amsterdam. Met de aanpak van het Damrak 70 beschikt Amsterdam over een duurzaam pand met een karakteristieke gevel die past in de beleving van de stad. Samen bouwen aan een blijvend herkenbaar Amsterdam.
n Samen bouwen Jaarverslag 2012 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid
n Inhoudsopgave ■■ Jaarverslag 2012 Algemeen 7 Voorwoord van het bestuur 8 Organisatie 9 Kerncijfers 2008-2012 12 Fondsactiviteiten in 2012 15 Uitvoering van de regeling 23 Communicatie 25 Inspraak en klachten 27 Fondsreserves en dekkingsgraad 29 Toereikendheid 30 Premie en toeslagverlening 33 Beheersing van de risico’s 37 Beleggingsbeleid 41 Beleggingsresultaten 45 Wijziging van statuten, reglementen en de verplichtstelling 49 Rapportage van de Raad van Toezicht 51 Oordeel van het verantwoordingsorgaan 54
■■ Jaarrekening 2012 Geconsolideerde balans per 31 december 2012 Geconsolideerde staat van baten en lasten over 2012 Geconsolideerd kasstroomoverzicht 2012 Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Toelichting op de geconsolideerde balans per 31 december 2012 Toelichting op de geconsolideerde staat van baten en lasten over 2012 Beheersing van de risico’s Enkelvoudige balans per 31 december 2012 Enkelvoudige staat van baten en lasten over 2012 Toelichting op de enkelvoudige balans per 31 december 2012 Toelichting op de enkelvoudige staat van baten en lasten over 2012
58 59 60 61 68 88 93 97 98 99 102
■■ Overige gegevens Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Actuariële verklaring
106 107 108
■■ Bijlagen Bijlage 1: Bestuursleden 112 Bijlage 2: Bestuurlijke commissies 115 Bijlage 3: Begrippen en afkortingen 116 Colofon 118
5
6
n Algemeen ■■ Het fonds Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (bpfBOUW) is opgericht door de organisaties van werkgevers, werknemers en zelfstandigen in de bouwnijverheid. Vertegenwoordigers van deze organisaties vormen samen het bestuur van het fonds. Het fonds heeft een sterke ambitie. Het stelt alles in het werk om werknemers en gepensioneerden in de bouwnijverheid een solide pensioen te bieden. Sinds 2006 is de hoogte van het pensioen afhankelijk van het gemiddeld verdiende loon. Daarnaast bepaalt het fonds elk jaar of er toeslag wordt verleend.
■■ Bouwnijverheid
De bouwnijverheid bestaat voor bpfBOUW uit de volgende sectoren:
• Bouwbedrijf • Timmerindustrie • Afbouw • Natuursteenbedrijf • Betonmortelindustrie
■■ Solidariteit De pensioenregeling van bpfBOUW is gebaseerd op een aantal solidariteitsbeginselen. Het premiepercentage voor de middelloonregeling is daar een goed voorbeeld van. Dit is namelijk voor iedere deelnemer even hoog. Het fonds maakt geen onderscheid tussen de omvang van een onderneming of het geslacht, de leeftijd of de gezondheid van de werknemer.
■■ Keuzevrijheid Alle deelnemers van het fonds bouwen op gelijke wijze hun pensioenaanspraken op. Zij hebben echter zelf in enige mate invloed op hoe ze deze aanspraken laten uitbetalen. En wanneer ze dat laten doen. Zo kunnen ze bijvoorbeeld het ouderdomspensioen en het nabestaandenpensioen uitruilen. Ze kunnen het pensioen eerder of later dan hun 65e laten ingaan, wat op dit moment nog de reglementaire pensioenleeftijd is. En ze kunnen het pensioen in hoogte laten variëren.
7
n Voorwoord van het bestuur Samen bouwen Samen bouwen aan de pensioenvoorziening van de sector. Dat is sinds jaar-en-dag de opdracht aan cao-partijen en bestuur. In de gedeelde opvatting dat ‘samen’ zowel staat voor ‘allen’ (collectief), als ook voor ‘elkaar’ (solidair). Dat ‘samen bouwen’ ook ‘samen beheren’ en ‘samen onderhouden’ impliceert, is de afgelopen jaren genoegzaam gebleken. Jaar op jaar konden we in samenspraak met cao-partijen niet anders besluiten dan de premie te verhogen en de pensioenen te bevriezen. In 2012 was dat niet anders.
contract ‘vergrijzingsbestendig’ is, nu de levensverwachting almaar toeneemt? En wat te doen met de rechten uit het huidige contract? Een evenwichtige belangenafweging is bij deze keuzes een eerste vereiste. We willen werkgevers, deelnemers en pensioengerechtigden betrekken bij onze keuzes. Met een onderzoek naar hun risicohouding zijn we in 2012 de voorbereidingen van de verbouwing gestart. In dit jaarverslag leest u hoe het fonds het afgelopen jaar heeft gepresteerd, welke beleidsafwegingen het bestuur heeft gemaakt en welke besluiten het bestuur heeft genomen.
■■ Groot onderhoud … In het verslagjaar echter, was ‘groot onderhoud’ onvermijdelijk. Om 2013 met een solide financieel fundament te beginnen, hebben we in het verslagjaar moeten besluiten om de pensioenregeling te versoberen. Zowel de opbouw van pensioen over 2013 als de voorwaardelijke aanvullingsregelingen, hebben we moeten verlagen. De ontwikkelingen die voor problemen zorgden waren: de historisch lage rente, de toegenomen levensverwachting en de dramatische krimp van het werknemersbestand, ook (weer) in 2012.
■■ ... zonder te saneren Een opluchting voor het bestuur was de dekkingsgraad van 105,8 procent waarmee het verslagjaar werd afgesloten. Daardoor konden aankondigingen van kortingen in 2013 en 2014 op de (opgebouwde) pensioenen achterwege blijven.
■■ Vermogen groeide sneller dan verplichtingen Grotendeels dankzij de goede beleggingsresultaten – een rendement over 2012 van 15,3 procent - nam het belegd vermogen minus de ontvangen zekerheden van bpfBOUW in het verslagjaar fors toe, van 32,9 miljard euro naar 37,6 miljard euro. Ook de verplichtingen stegen aanzienlijk, mede door de levensverwachting die toch weer hoger uitpakte dan was voorzien. De toename van de verplichtingen werd in het vierde kwartaal echter getemperd, vooral omdat de toezichthouder een aangepaste berekeningswijze invoerde. Het gevolg van alle bewegingen was dat de dekkingsgraad in het verslagjaar steeg van 100,4 procent naar de genoemde 105,8 procent.
■■ Samen verbouwen: een nieuw pensioencontract Cao-partijen en bestuur staan aan het begin van een aanzienlijke, meerjarige verbouwing van de pensioenregeling. In de periode tot 2015 moet een nieuw pensioencontract worden ontworpen. Daarbij moeten belangrijke keuzes gemaakt worden, bijvoorbeeld: hoeveel zekerheid willen we behouden in veranderlijke financiële markten? En: hoe zorgen we ervoor dat het nieuwe
8
Het bestuur van bpfBOUW Amsterdam, 23 mei 2013
n Organisatie BpfBOUW heeft een aantal organen: • het bestuur; • de deelnemersraad; • de raad van toezicht; • het verantwoordingsorgaan; • de beleggingsadviescommissie; • het bestuursbureau. Het fonds heeft de volgende taken uitbesteed: • de administratie; • het vermogensbeheer.
■■ Bestuur Het bestuur van bpfBOUW bestaat uit veertien leden: zeven van werkgeverszijde en zeven van werknemerszijde. De organisaties die het bedrijfstakpensioenfonds hebben opgericht, hebben de leden voorgedragen. De leden zijn benoemd door het bestuur. ■■ Samenstelling
van het bestuur ultimo 2012
Werkgeversbestuursleden Ing. H. de Pagter, fungerend voorzitter (Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven) Drs. L.C.A. Scheepens, secretaris (Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven) Ing. G.J.P. Bot (Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven) Ing. H. Klein Poelhuis (Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven) G.F.M.B. Raessens MBA (Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven) Mr. drs. F.Th.M. Rohof CPL (NOA) Vacature1 Werknemersbestuursleden Drs. M.B. van Veldhuizen, voorzitter (FNV Bouw) C. van der Veer, fungerend secretaris (FNV Bouw) W.J. van Houwelingen (FNV Bouw) G. Lokhorst (CNV Vakmensen)2 A.A. van Wijngaarden (CNV Vakmensen) Vacature3 Vacature4
1
■■ Deelnemersraad De deelnemersraad heeft twaalf leden. De leden van de deelnemersraad vertegenwoordigen op evenredige wijze de actieve deelnemers en de gepensioneerden in de bouwnijverheid. De deelnemersraad adviseert het bestuur gevraagd en ongevraagd over aangelegenheden die het fonds aangaan. De deelnemersraad moet in ieder geval in de gelegenheid worden gesteld advies uit te brengen over de volgende voorgenomen besluiten: • het nemen van maatregelen van algemene strekking; • de wijziging van statuten en reglementen; • de vaststelling van het jaarverslag en de jaarrekening, de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) en het langetermijnherstelplan; • de vermindering van verworven pensioenaanspraken en rechten bij art 134 PW; • de vaststelling en wijziging van het toeslagbeleid; • de gehele of gedeeltelijke overdracht of overname van verplichtingen van het fonds; • de liquidatie van het fonds; • het sluiten en beëindigen van uitvoeringsovereenkomsten; • het terugstorten van premie of het geven van premiekorting. Het bestuur moet het advies aan de deelnemersraad op een zodanig tijdstip vragen dat het nog van wezenlijke invloed kan zijn op de besluitvorming door het bestuur. ■■ Samenstelling
van de deelnemersraad ultimo 2012
Leden deelnemersraad namens gepensioneerden Th.A. Andriessen, FNV Bouw C. de Jong (CNV Vakmensen) L.J. Oomen (FNV Bouw) W. Oorburg (FNV Bouw) J.A. van Wijk (FNV Bouw) Leden deelnemersraad namens actieve deelnemers H.L.Th.A.C. van Ekert, voorzitter (FNV Bouw) T.J.M. Meulemans, secretaris (CNV Vakmensen) L. Faro (FNV Bouw) D.H. Jansen, plaatsvervangend voorzitter (FNV Bouw) J. van der Niet (CNV Vakmensen) T. Oude Hesselink (FNV Bouw) F.A.M. Sterks (FNV Bouw)
Voor deze zetel wordt nog een lid voorgedragen vanuit de Nederlandse Branchevereniging voor de Timmerindustrie.
De heer G. Lokhorst is afgetreden per 1 januari 2013.
2
De heer mr. J.W.M. Kerstens (FNV Bouw) is afgetreden per 12 september 2012.
3
De heer ing. L. Elzinga (FNV Bouw) is afgetreden per 1 juli 2012.
4
9
■■ Raad van toezicht De raad van toezicht heeft de verantwoordelijkheid toezicht te houden op het bestuur. De raad ziet toe op de besluitvormingsprocessen van het bestuur en de wijze waarop goed bestuur wordt gewaarborgd.
Werknemersleden H.L.Th.A.C. van Ekert, plaatsvervangend voorzitter (FNV Bouw) L. Faro (FNV Bouw) D.H. Jansen (FNV Bouw) T.J.M. Meulemans (CNV Vakmensen) F.A.M. Sterks (FNV Bouw)
De raad van toezicht adviseert het bestuur daarom desgevraagd of uit eigen beweging over de beoordeling van: • de beleids- en bestuursprocessen; • de checks & balances binnen het fonds; • de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; • de wijze waarop het bestuur omgaat met risico’s, in het bijzonder die op de langere termijn.
Leden namens gepensioneerden Th.A. Andriessen (FNV Bouw) J.M. Camue (CNV Vakmensen) J.A. van Wijk (FNV Bouw)
■■ Samenstelling
De beleggingsadviescommissie adviseert het bestuur over de jaarlijkse beleggingsplannen van de vermogensbeheerders van het fonds. Ook adviseert de commissie het bestuur over het in de toekomst gewenste beleggingsbeleid.
van de raad van toezicht ultimo 2012 G. Goris, voorzitter E.R. Capitain C.C. van der Sluis RA CPC
■■ Beleggingsadviescommissie
■■ Samenstelling
■■ Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur. Het verantwoordingsorgaan doet dit aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie. Het oordeel wordt elk jaar in het jaarverslag opgenomen, samen met de reactie van het bestuur erop. Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur verder desgevraagd of uit eigen beweging over: • de vaststelling en wijziging van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; • de vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht; • de wijziging van zijn eigen beleid; • de wijziging van het reglement van de klachtencommissie; • de vaststelling en wijziging van het communicatie- en voorlichtingsbeleid van bpfBOUW. De leden van het verantwoordingsorgaan vertegenwoordigen de werkgevers, werknemers en gepensioneerden in de bouwnijverheid. ■■ S amenstelling
■■ Bestuursbureau Het bestuursbureau bestaat uit onafhankelijke deskundige functionarissen die het bestuur en de bestuurlijke commissies ondersteunen. ■■ B estuursbureau
ultimo 2012 Drs. D. van As RA, directeur
■■ Administratie De administratie van het fonds is opgedragen aan Cordares Pensioenen bv, vanaf september 2012 handelend onder de naam APG Pensioenbeheer bv.
van het verantwoordingsorgaan
ultimo 2012 Werkgeversleden C.A.J. Bastiaansen, voorzitter (Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven) J. Ariës (FOSAG-NOA) A.A. Boot (Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven) A.F.J. de Vries (Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven)
10
beleggingsadviescommissie ultimo 2012 Prof. dr. R.G.C. van den Brink, voorzitter Dr. F.J. Ballendux Drs. R. Buck Drs. L.K. Dijkstra
■■ Vermogensbeheer Het vermogensbeheer van het fonds is, met uitzondering van het vermogen in vastgoed, opgedragen aan APG Investment Services nv.
■■ Vastgoed Het beheer van het vermogen in vastgoed is opgedragen aan Bouwinvest Real Estate Investment Management bv (hierna: Bouwinvest). Bouwinvest is voor honderd procent een dochteronderneming van bpfBOUW.
■■ Adviseurs Het bestuur laat zich bijstaan door externe adviseurs. Zij adviseren het bestuur op actuarieel, juridisch en fiscaal gebied. ■■ A dviserend
actuaris R.M. Schoutsen AAG, APG ■■ C ertificerend
actuaris
Aon Hewitt ■■ A ccountant
Ernst & Young Accountants LLP ■■ Compliance
officer Holland van Gijzen Advocaten en Notarissen LLP.
11
■ Kerncijfers 2008-2012 2007-2011 (Bedragen in miljoenen euro’s)
2012
2011 2010 2009 2008
Deelnemers (in aantallen) 159.613
175.782
185.550
198.281
18.634
20.943
23.334
25.446
27.192
Gewezen deelnemers
387.790
384.835
389.312
389.713
399.103
Pensioengerechtigden
235.610
224.898
217.433
213.293
209.296
Totaal
801.647
806.458
815.629
826.733
845.989
12.614
13.527
13.840
14.508
15.041
21,9
21,9
20,9
18,9
14,9
- Bouwnijverheid
0,00
0,00
0,00
0,15
0,00
- Timmerindustrie
0,00
0,00
0,00
0,05
0,00
nvt
nvt
nvt
nvt
nvt
0,00
0,00
0,00
0,05
0,00
- Deelnemers - Arbeidsongeschikten
Werkgevers (in aantallen)
210.398
Premiepercentages Ouderdomspensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen
- Afbouw - Natuursteenbedrijf Aanvullingsregeling 55+5 - Bouwbedrijf
2,0
2,0
2,0
2,1
2,2
- UTA-Bouw
1,2
1,2
1,3
1,6
1,5
- UTA-Bouw-Excedent
nvt
0,5
0,8
0,9
1,0
- Bouwbedrijf
10,5
10,3
9,8
10,8
12,8
- UTA-Bouw
3,0
3,0
3,0
3,9
5,9
- Timmerindustrie
2,7
2,7
2,2
2,6
2,7
Aanvullingsregeling 55-6
- Afbouw
8,7
9,2
8,9
9,2
8,8
- Natuursteenbedrijf
7,8
7,8
7,7
8,5
9,0
Toeslagverlening per 1 januari (in procenten) Ouderdomspensioen - Deelnemers
0,00
0,00
1,45
0,72
2,52
- Pensioengerechtigden en gewezen deelnemers
0,00
0,00
1,45
0,00
2,52
Arbeidsongeschiktheidspensioen - Bouwnijverheid
0,00
1,51
2,26
0,00
2,51
- Timmerindustrie
0,00
0,00
1,50
0,00
2,93
- Afbouw
0,00
0,50
3,53
0,00
2,01
- Natuursteenbedrijf
0,00
1,00
1,40
0,00
3,02
Achterstand in toeslagverlening per 1 januari (in procenten)7 - Actieven
5,87
4,79
3,39
2,56
0,00
- Inactieven
6,62
5,53
4,12
3,28
0,00
Aanvullingsregeling voor deelnemers die op 1 januari 2005 55 jaar of ouder waren.
5
Aanvullingsregeling voor deelnemers die op 1 januari 2005 jonger waren dan 55 jaar.
6
Het bestuur heeft de intentie achterstanden in te halen, voor zover dit in de toekomst mogelijk is en de achterstanden niet te ver in het verleden liggen.
7
12
■ Kerncijfers 2007-2011 (Bedragen in miljoenen euro’s)
2012
Tekst Dekkingsgraad (in procenten)
105,8
Verzekeringstechnisch risico
2011 2010 2009 2008
0000 100,4
106,2
108,4
0000 102,2
000
00
Belegd vermogen Vastgoed Vet Aandelen Vet
./.
Vastrentende waarden Overige Totaal beleggingen Totaal belegd vermogen Verplichting ontvangen zekerheden Belegd vermogen ./. zekerheden
5.636
000 5.552
13.217
00 9.716
10.070 ./. 00 8.327 5.890
21.826
16.095
12.945
12.183
2.311
00000 1.585
1.137
816
42.990
32.948
29.363
26.427
24.185
5.428
-
-
-
-
37.562
32.948
29.363
26.427
24.185
33.706
30.436
23.279
20.324
19.744
328
349
358
377
364
1.435
2011 1.514
3.259
3.361
2010 3.271
35.469
32.299 0000
26.896
24.062
0000 23.379
2.548
2.057
5.211
5.101
00 5.808 11.876 00000
611
Pensioenverplichtingen Ouderdomspensioen/nabestaandenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Kop Vroegpensioen en aanvullingsregelingen Totaal pensioenverplichtingen Tekst Verzekeringstechnisch risico
000
Beleggingsopbrengsten
4.992
Vet Rendementen (in procenten) Vet
00
2.837
./.
000 ./.
2.184 00
00
./. 00
Vastgoed
1,8
4,9
3,3
./. 10,5
Aandelen Totaal
16,4
./. 6,0 00000
18,9
31,4
Vastrentende waarden
9,8
4,8
7,2
11,2
Overige beleggingen
6,1
4,5
12,6
Totaalrendement incl. derivaten
15,3
9,7
Totaalrendement excl. derivaten
10,3
1,6
793,0 0,0
./. 4,7 ./. 00000
39,7
10,6
./.
22,3
10,0
8,3
./.
13,7
10,6
11,0
n.b.
840,4
817,0
767,5
624,2
0,0
0,0
5,5
0,0
337,0
366,7
381,3
447,7
531,9
1.130,0
1.207,1
1.198,3
1.220,7
1.156,1
804,3
753,8
659,4
636,6
678,2
29,5
32,2
32,8
32,6
33,2
359,0
396,1
417,5
412,3
407,1
1.192,8
1.182,1
1.109,7
1.081,5
1.118,5
4,6
Premies Ouderdomspensioen/vroegpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Aanvullingsregelingen Totaal premies Pensioenen Ouderdomspensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Vroegpensioen Totaal pensioenen
13
SAMEN BOUWEN
PROJECT DUIJFRAK VALKENBURG
’t Duyfrak is een groene woonwijk langs de Oude Rijn bij Valkenburg, gemeente Katwijk. ‘t Duyfrak is waterrijk en dorps van opzet. De grote variatie aan vormen van gevels en daken, uitgevoerd in verschillende kleurcombinaties en materialen, maakt vrijwel elke woning uniek. Samen bouwen aan een levendig Valkenburg.
14
n Fondsactiviteiten in 2012
115% 110% 105% 100%
Dekkingsgraad
12
12
de
c-
12
no
v-
12
tok
2
12
p-
se
g-
l-1
ju
au
2
12 n-
ju
12
2
-1
m
ei
r-
ap
12
-1
b-
rt
fe
m
11
95%
12
van de dekkingsgraad in 2012 BpfBOUW begon het jaar 2012 met een dekkingsgraad van 100,4 procent. Deze bleef de eerste vijf maanden constant. Het fonds behaalde goede beleggingsresultaten maar door een dalende rente steeg de dekkingsgraad niet. Aan het einde van het tweede kwartaal zakte de dekkingsgraad onder 100 procent. In juni behaalde deze een dieptepunt van 96,4 procent. Per 30 september 2012 gebruikt bpfBOUW de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur met UFR voor de waardebepaling van de verplichtingen. Als gevolg van de introductie van de UFR en het stijgen van de waarde van de beleggingen, begon vanaf september de dekkingsgraad te stijgen. In het vierde kwartaal was er sprake van hoge aandelenkoersen. Daarnaast nam
120%
c-
■■ Ontwikkeling
Figuur 2 De ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2012
n-
Forward Rate (UFR) In september 2012 presenteerde de overheid de regels die in 2013 voor pensioenfondsen gelden voor onder andere het vaststellen van de premie en eventuele verlagingen van de pensioenen. Belangrijk onderdeel hiervan was dat De Nederlandsche Bank (DNB) de gepubliceerde rentecurve op een andere manier vaststelt. DNB was namelijk van mening dat de marktrente voor de langere looptijden (vanaf twintig jaar) een onrealistisch beeld gaf. Er is daarom besloten om deze vanaf eind september 2012 vast te stellen op basis van de UFR. Dit heeft geleid tot lagere waardering van de verplichtingen. De dekkingsgraad van bpfBOUW is per ultimo september daardoor met 3,7 procent toegenomen.
ja
■■ Ultimate
als gevolg van de lage rente de waarde van de renteafdekking toe. Beide effecten leidden tot het verder stijgen van de waarde van de beleggingen. Door het gebruik van de UFR zijn de verplichtingen van het fonds gedaald. Dit ondanks een verzwaring van de sterftegrondslagen. Zo steeg de dekkingsgraad verder tot 105,8 procent eind december 2012.
de
■■ Financiële ontwikkelingen
Minimaal vereiste dekkingsgraad Vereiste dekkingsgraad
1-1-20081-2-2008 1-3-20081-4-2008 1-5-2008 1-6-2008 1-7-20081-8-20081-9-2008 1-1-2009 1-10-2008 1-11-2008 1-12-2008
Figuur 1 D e ontwikkeling van het beschikbaar vermogen van het fonds ten opzichte van de pensioenverplichtingen (in miljarden euro’s)
38,0 37,0 36,0 35,0 34,0 33,0 32,0 31,0 30,0 29,0
Beschikbaar vermogen
12 de c-
v12 no
12 tok
12 pse
2 au g1
2 l-1 ju
12 ju
n-
2 -1 m ei
2 r1 ap
2 -1 m rt
2 b1 fe
12 nja
de
c-
11
28,0
Pensioenverplichtingen
15
Dit jaar is besloten om het risicoprofiel meer constant te houden en beter aan te laten sluiten bij het gewenste risicoprofiel zoals dat in de ALM-studie is vastgesteld. In de ALM-studie is verondersteld dat de totale waarde van de activa inclusief de waarde van de overlay wordt belegd in de beleggingsmix. In de overlay is de waarde van de derivaten ondergebracht. De cash wordt vervolgens herbelegd. Het toevoegen van deze waarde aan de mix is over het 1e kwartaal gespreid. Tevens is dit jaar besloten om de afdekking van de valuta terug te brengen van 100 procent naar 80 procent afdekking. Aan de reeds bestaande afdekking van vreemde valuta (Amerikaanse dollars, Britse ponden en Japanse yens) is de Zwitserse franken toegevoegd. Vanuit het toezichtskader is het valutarisico (s3) ten opzichte van 2011 toegenomen. Vanuit oogpunt van concentratierisico is de allocatie van bedrijfsobligaties (s5) teruggebracht wat er mede toe heeft geleid dat het totale risicoprofiel van de portefeuille van bpfBOUW niet is toegenomen (zie pagina 31).
■■ Financieel crisisplan BpfBOUW heeft in 2012 een financieel crisisplan opgesteld volgens de richtlijnen uit de Beleidsregel ‘Financieel crisisplan pensioenfondsen’. Het financieel crisisplan beschrijft maatregelen die een fonds op korte termijn kan inzetten als de dekkingsgraad te ver daalt. Het plan is gebaseerd op bestaande maatregelen, zoals het kortingsbeleid, het risicomanagementsysteem, het Protocol crisiscommunicatie en de Crash-scenario-procedure. Het crisisplan is opgenomen in de abtn van het fonds. Jaarlijks wordt de actualiteit van het financieel crisisplan beoordeeld en zo nodig aangepast. Het bestuur zal de concrete maatregelen altijd afstemmen op de aard van de crisis en de omstandigheden van dat moment.
■■ Wijziging grondslagen De grondslagen voor bpfBOUW worden jaarlijks geëvalueerd en onderzocht. Het grondslagenonderzoek was in 2012 uitgebreider dan het jaar daarvoor. Bepaalde grondslagen die niet elk jaar worden geëvalueerd, zijn in 2012 wel meegenomen, zoals de huwelijksfrequenties. In 2012 zijn verschillende grondslagen ter waardering van voorziening en pensioenpremie gewijzigd, namelijk: • De sterftegrondslagen. Het bestuur heeft besloten om de sterftegrondslagen te baseren op de nieuwe prognosetafel van het Actuarieel Genootschap (de AG prognosetafel 2012-2062). Daarnaast gaf onderzoek naar de sterftegrondslagen aanleiding om ook de correctiefactoren aan te passen. Correctiefactoren zijn fondsspecifieke correcties op de (landelijke) sterftekansen uit de prognosetafel. Op deze wijze wordt rekening gehouden met de levensverwachting van een (gepensioneerde) deelnemer van bpfBOUW ten opzichte van het landelijk gemiddelde. • De gehuwdheids- en partnerfrequenties. • De rentebijschrijving voor gemoedsbezwaarden. Het effect op de voorziening pensioenverplichtingen was een toename van circa 1,4 procent.
■■ Sluitende financiële opzet
■■ Wijziging regeling BeterExcedent
Het bestuur van bpfBOUW heeft ervoor gezorgd dat er voor de premiestelling 2013 sprake is van een sluitende financiële opzet. De middelloonpremie voor het jaar 2013 voldoet daarmee aan de eis van bijdrage aan herstel in een situatie van dekkingstekort. Om te zorgen voor een sluitende financiële opzet, is het fonds afhankelijk van de cao-partijen van de sectoren die zijn aangesloten bij bpfBOUW. Cao-partijen zijn na veelvuldig overleg tot een gezamenlijke oplossing gekomen. Zij hebben besloten het opbouwpercentage in de middelloonregeling voor 2013 te verlagen naar 1,8 procent. Daarnaast is besloten het premiepercentage voor de middelloonregeling voor 2013 te verhogen naar 22,6 procent van de pensioengrondslag. Hiermee kon het bestuur een premie vaststellen die een bijdrage levert aan het herstel.
De regeling BeterExcedent is een vrijwillige pensioenregeling die bedoeld is voor werknemers met een hoger pensioenloon dan het maximum pensioenloon van bpfBOUW. Via deelname aan deze regeling kan ook pensioen worden opgebouwd over het gedeelte van het pensioenloon dat uitgaat boven het maximum pensioenloon. BeterExcedent is een beschikbare premieregeling. BpfBOUW belegt de premies voor een deelnemer zo dat als de pensioendatum nadert, het beleggingsrisico afneemt. Dit wordt bereikt door middel van een zogenaamde lifecycle. Dit is een beleggingsstaffel afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer.
■■ Overbrugging tot AOW-leeftijd De AOW-leeftijd wordt de komende jaren stapsgewijs verhoogd. Vanaf 1 januari 2013 is de AOW-leeftijd 65 jaar en een maand. Ook
16
in 2014 en in 2015 vindt een verhoging van een maand plaats. Daarna gaat de verhoging sneller. De pensioenregeling gaat wel in op 65 jaar, maar de AOW nog niet. Het bestuur heeft besloten deelnemers de mogelijkheid te bieden om deze periode te overbruggen met een deel van hun eigen pensioen.
Per 1 januari 2013 is de pensioenregeling BeterExcedent aangepast. Naast de beleggingsvariant met een lifecycle, is een zogenoemde pensioeninkoopvariant geïntroduceerd. Door deze aanpassing krijgt de deelnemer de mogelijkheid niet (langer) beleggingsrisico te lopen door te kiezen voor de pensioeninkoopvariant. Indien de deelnemer voor deze variant kiest, worden de beschikbaar gestelde premies aan het einde van ieder jaar direct omgezet in pensioenaanspraken volgens
de middelloonregeling van bpfBOUW. Het bestuur verwacht dat er door de aanpassing meer belangstelling komt voor deze pensioenregeling. ■■ Gevolgen
1. Voor de lifecycle voor de beleggingsvariant is onderzoek gedaan naar een nieuwe optimale mix. Deze is als volgt gewijzigd: • Alternatives is als beleggingscategorie toegevoegd. • De verdeling (mix) is iets gewijzigd ten opzichte van de huidige beleggingsstaffel. • De leeftijdsgrenzen zijn verschoven ten opzichte van de huidige beleggingsstaffel. 2. De inleggarantie is vervallen. De zekerheid die de inleggarantie biedt, wordt dan namelijk geboden door de inkoopvariant. Per actieve deelnemer wordt een eenmalige compensatie gegeven van 0,35 procent van de som van de ingelegde premies.
■■ Geen premie, wel recht In 2010 voerde DNB een themaonderzoek uit onder de noemer ‘geen premie, wel recht’. Naar aanleiding van de uitkomsten daarvan stelt bpfBOUW pensioenopbouw niet langer afhankelijk van premiebetaling. Het uitgangspunt is dat pensioenaanspraken alleen worden bijgeboekt als bpfBOUW zekerheid heeft over (de omvang van) het dienstverband. Het komt voor dat bpfBOUW deze zekerheid niet kan verkrijgen. In deze gevallen vraagt bpfBOUW werknemers om bewijsmiddelen aan te leveren waaruit (de omvang van) hun dienstverband blijkt. Consulenten kunnen werknemers helpen bij het in kaart brengen van (de omvang van) hun dienstverband aan de hand van de aangeleverde bewijsmiddelen. In 2012 is een pilot ingericht om te bekijken hoe deze (nieuwe) werkzaamheden van consulenten verlopen, en hoeveel werknemers een beroep op hen doen.
■■ Termijn vrijwillige voortzetting naar tien jaar Met ingang van 1 januari 2012 heeft het kabinet de maximale looptijd van vrijwillige voortzetting voor zelfstandigen fiscaalrechtelijk uitgebreid van drie jaar naar tien jaar. De maximumtermijn voor vrijwillige voortzetting wordt hierdoor gelijkgesteld met de maximumtermijn voor zelfstandigen in de Pensioenwet. Het bestuur van bpfBOUW heeft daarop de mogelijkheid besproken om voor zelfstandigen die niet verplicht deelnemen aan de pensioenregelingen van bpfBOUW (in de sectoren Bouwnijverheid en Timmerindustrie), de termijn van vrijwillige voortzetting te verlengen naar tien jaar. De conclusie is dat de cao-partijen in deze sectoren zelf uitspraak moeten doen over de wenselijkheid hiervan. Dat hebben deze partijen in 2012 echter nog niet gedaan. Vooralsnog geldt daarom in deze sectoren de maximale periode van drie jaar, net als in de overige situaties waarin vrijwillig wordt voortgezet.
■■ Opheffen fusietekorten Eind 2006 zijn fusietekorten ontstaan bij de fusie van diverse vroegpensioenfondsen met bpfBOUW. In verband met een verschil in dekkingsgraad tussen de vroegpensioenfondsen en bpfBOUW, is per sector een fusietekort vastgesteld. Het bestuur heeft besloten om de fusietekorten op te heffen door de tegoeden arbeidsongeschiktheidspensioen per sector te verrekenen met de fusietekorten en de Reserve aanvullingsregelingen 55-.
■■ Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid Op 1 juli 2012 is de Wet woonlandbeginsel in werking getreden voor nieuwe gevallen in het kader van de Algemene Kinderbijslagwet, de Algemene nabestaandenwet en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. De wet regelt dat uitkeringen in landen buiten de EU worden aangepast aan het kostenniveau van dat land. De invoering van het woonlandbeginsel (oftewel het verlagen van de WGA-vervolguitkering) heeft geen consequenties voor de arbeidsongeschiktheidspensioenuitkering van bpfBOUW. Op advies van het bestuur van bpfBOUW en de Commissie Pensioenzaken is de Wet woonlandbeginsel onder de aandacht gebracht van de cao-partijen voor de Bouwnijverheid, het Natuursteenbedrijf en de Timmerindustrie (de sector Afbouw kent geen AP). Cao-partijen zagen vooralsnog geen aanleiding om de AP-regeling aan te passen.
■■ Bpf-Mortel Cao-partijen voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen hebben besloten om per 1 januari 2013 aan te sluiten bij de pensioenregeling van bpfBOUW. Daarnaast zijn bpfBOUW en BpfMortel overeengekomen om alle pensioenverplichtingen van BpfMortel per 31 december 2012 over te dragen naar bpfBOUW. Pensioenoverdracht is toegestaan als beide pensioenfondsen bereid zijn daaraan mee te werken en DNB er geen bezwaar tegen heeft. DNB beoordeelt de belangen van de deelnemers waarop de pensioenoverdracht van toepassing is en gaat na of de overige deelnemers zich er niet tegen verzetten. DNB heeft ingestemd met de collectieve waardeoverdracht. De verplichtstelling van bpfBOUW is per 1 januari 2013 uitgebreid met de sector Betonmortelindustrie. De reeds opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten bij Bpf-Mortel zijn per 31 december 2012 door middel van een collectieve waardeoverdracht overgedragen naar bpfBOUW. De overdracht heeft betrekking op circa 6.000 deelnemers. De overdrachtswaarde is circa 170 miljoen euro.
17
■■ Pensioenfonds Amstelland AM bv is per 1 januari 2011 op vrijwillige basis bij bpfBOUW aangesloten. De werkgever heeft in 2012 een verzoek gedaan om de opgebouwde pensioenaanspraken bij Pensioenfonds Amstelland over te dragen naar bpfBOUW. DNB heeft daarmee ingestemd. De overdracht heeft op circa 500 deelnemers betrekking. Er is een overdrachtswaarde van circa 50 miljoen euro mee gemoeid.
beleggingsbeleid en een beheerste en integere bedrijfsvoering. Na goedkeuring van dit plan van aanpak door DNB, is gestart met de implementatie ervan. De voortgang is tweemaandelijks teruggekoppeld naar DNB. Begin 2013 zijn de belangrijkste elementen uit het plan van aanpak uitgevoerd. Een aantal activiteiten dat hieruit voortvloeit wordt in het reguliere beheersingsproces ingebed. In een afrondende brief heeft DNB gemeld dat het bestuur het plan op voortvarende wijze ten uitvoer heeft gebracht. Het themaonderzoek innovatieve beleggingen wordt daarom als beëindigd beschouwd.
■■ VolkerWessels Het bouwconcern VolkerWessels sloot zich per 1 januari 2011 ook voor de UTA-werknemers aan bij bpfBOUW. Voor die tijd bouwden deze werknemers pensioen op bij Stichting Pensioenfonds Koninklijke VolkerWessels Stevin (KVWS). In 2012 heeft Stichting Pensioenfonds KVWS in liquidatie een aanvullende koopsom gestort bij bpfBOUW. Deze koopsom is gebruikt om 1,18 procent toeslag te verlenen over alle pensioenaanspraken en -rechten die zijn overgedragen vanuit Stichting Pensioenfonds KVWS. Hiermee is een toeslagachterstand op de deelnemers en gepensioneerden van bpfBOUW ingelopen.
Doorvoeren verbeterpunten Als onderdeel van het plan van aanpak is het beleggingsbeleid met betrekking tot innovatieve beleggingen verder uitgewerkt en gestructureerd. Besloten is om de heritagebeleggingen op verantwoorde wijze af te bouwen. Ook het selectie-, monitorings – en evaluatieproces van externe managers, dat plaatsvindt bij de uitvoeringsorganisatie, is verder uitgewerkt en aangescherpt. De verantwoordingsrapportages zijn geëvalueerd en er is een verbeterplan opgesteld om de rapportages beter te laten aansluiten op de wensen van het bestuur. Ook is voor een aantal beleggingen de waarderingsmethodiek aangescherpt. Een belangrijke stap in het verbeterproces is het versterken van de vereiste bestuurlijke kennis en deskundigheid op het gebied van vermogensbeheer.
■■ Afbouw ■■ IT-scan
Cao-partijen in de sector Afbouw hebben besloten om de Overbruggingsregeling pensioen bij ontslag voor werknemers in de Afbouw per 31 december 2011 te beëindigen. Gewezen werknemers die na die datum worden ontslagen, krijgen geen vergoeding meer op grond van deze regeling. Omdat de aanvraagtermijn negen maanden was, konden er tot en met september 2012 nog nieuwe aanvragen binnenkomen. Aanvragen die na september 2012 binnenkwamen, zijn afgewezen.
■■ Toezicht De Nederlandsche Bank ■■ Onderzoek
innovatieve beleggingen DNB heeft in 2011 bij een aantal grote pensioenfondsen, waaronder bpfBOUW, onderzoek gedaan naar de beheersing rondom innovatieve beleggingen. Het onderzoek was met name gericht op de beleggingen in private equity, infrastructuur en hedge funds. Begin 2012 heeft bpfBOUW de rapportage met bevindingen van het onderzoek ontvangen. Deze bevindingen omvatten verbeterpunten ten aanzien van de totstandkoming van het beleid, de selectie en monitoring van externe managers, de rapportages en de waardering. Plan van aanpak Het bestuur van bpfBOUW heeft medio 2012 bij DNB een plan van aanpak ingediend waarin de verbeterpunten uit de bevindingen van DNB zijn geadresseerd. Het bestuur vindt het belangrijk om te voldoen aan alle eisen op het gebied van uitbesteding,
18
Begin 2012 kondigde DNB aan een IT-scan bij bpfBOUW uit te gaan voeren. Het doel van de IT-scan was het verkrijgen van inzicht in de IT-risico’s van het fonds en in de maatregelen om deze risico’s te beheersen. Tijdens de scan is specifiek aandacht besteed aan de pensioenapplicatie die wordt gebruikt voor de uitvoering van de pensioenadministratie. De werkzaamheden ten aanzien van IT zijn door het fonds vrijwel geheel uitbesteed aan de uitvoeringsorganisatie. Ondanks dat blijft het fonds zelf verantwoordelijk. Om aantoonbaar in control te zijn met betrekking tot de IT-omgeving en -organisatie is eind 2012 een plan van aanpak opgesteld waarin de bevindingen uit de rapportage van DNB zijn opgenomen. Per bevinding wordt aangegeven welke maatregelen al genomen zijn en welke nog genomen moeten worden. ■■ Self-assessment
informatiebeveiliging In 2012 heeft DNB een nulmeting ‘informatiebeveiliging’ bij het fonds uitgevoerd. Het doel van deze nulmeting was om een beeld te krijgen van de beheersing van informatiebeveiliging in het algemeen en specifiek van security management en monitoring. De nulmeting is uitgevoerd in de vorm van een self-assessment waarvan de uitkomsten zijn besproken met DNB. Het self-assessment is uitgevoerd bij de pensioenadministratie, vermogensbeheer en het bestuursbureau van bpfBOUW. DNB heeft geconcludeerd dat bpfBOUW het belang van een robuuste informatiebeveiliging onderkent en hieraan werkt. Dit
is geconcludeerd op basis van eerdere inspanningen en de nog lopende en geplande initiatieven van het fonds. Ten aanzien van de pensioenadministratie heeft DNB opgemerkt dat het aantal lopende en geplande initiatieven moet worden uitgebreid. Begin 2013 heeft het fonds hiervoor een verbeterplan opgesteld. Overigens scoorde de informatiebeveiliging van de pensioenadministratie van het fonds voor 87 procent van de onderdelen van het assessment een voldoende. Hiermee scoorde bpfBOUW, in vergelijking met andere pensioenfondsen, boven het gemiddelde van 69 procent. ■■ Onderzoek
VPL-regelingen Eind 2012 ontving bpfBOUW een brief van DNB over VPLregelingen. Dit zijn de regelingen die in 2006 zijn ontstaan ter vervanging van de VUT- en vroegpensioenregelingen. DNB heeft in 2012 een onderzoek gedaan bij pensioenfondsen naar de manier waarop zij de VPL-regelingen hebben geïmplementeerd. Bij bpfBOUW constateerde DNB dat de VPL-toezeggingen van cao-partijen en de uitvoering door bpfBOUW niet in een aparte overeenkomst zijn vastgelegd. Daarom worden in 2013 deze toezeggingen alsnog contractueel vastgelegd. Tevens is de brief van DNB aanleiding om enkele reglementaire wijzigingen door te voeren. Overigens had DNB geen opmerkingen over de manier waarop de VPL-gelden zijn ondergebracht bij bpfBOUW. DNB vindt de manier waarop bpfBOUW de VPL-regeling financiert effectief. BpfBOUW vraagt namelijk een aparte premie voor de VPL-regeling en heeft deze strikt gescheiden van de (premie voor de) middelloonregeling. ■■ Uitbestedingsrelatie
pensioenadministratie Eind 2012 heeft DNB een onderzoek naar de uitbesteding van de pensioenadministratie bij het fonds uitgevoerd. DNB wilde door middel van het onderzoek een oordeel vormen over de wijze waarop het bestuur invulling geeft aan een beheerste en integere bedrijfsvoering op het gebied van de uitbesteding van de pensioenadministratie. In het onderzoek is aandacht besteed aan de strategie, het beleid, de governance, de processen, het risicomanagement, de monitoring en de evaluatie van de uitbestedingsrelatie van het fonds met de uitvoeringsorganisatie. DNB heeft aangegeven dat de uitbestedingsrelatie van de pensioenadministratie in de afgelopen jaren op onderdelen onvoldoende aandacht heeft gekregen van het fonds. De aandachts- en verbeterpunten die DNB daarbij aan het fonds heeft meegegeven worden door het fonds in 2013 opgepakt.
■■ Governance bpfBOUW ■■ Besturingsmodel
bpfBOUW Het bestuur heeft zich in het afgelopen jaar bezonnen op de vraag hoe een goed pensioenfondsbestuur voor bpfBOUW komende jaren te blijven waarborgen. Gestart is met een inventarisatie welke ontwikkelingen de besturingsfilosofie van het fonds raken. BpfBOUW beheert een omvangrijk vermogen ten behoeve van zijn deelnemers en pensioengerechtigden. Het bestuur is blij met het voorzichtige herstel van de dekkingsgraad in 2012, maar beseft dat komende jaren nog veel moet gebeuren. De eisen aan een goed bestuur worden niet minder. Belanghebbenden bij ons fonds hebben recht op een heldere uitleg van het gevoerde beleid en een transparante verantwoording. Er is wet- en regelgeving op komst die scherpere eisen stelt aan de deskundigheid van het bestuur, het toezicht en de verantwoording. BpfBOUW wil hier zoveel mogelijk op anticiperen. Daarbij speelt mee dat DNB in haar nieuwe toezichtprioriteiten bpfBOUW als een systeemrelevant fonds ziet, gelet op de omvang van het belegde vermogen. Dit brengt een intensiever toezicht met zich mee. Het bestuur heeft afgewogen dat voorafgaand aan de keuze van een besturingsmodel de vraag aan de orde is welke besturingsfilosofie het meest passend is bij de omvang en specifieke karakteristieken van bpfBOUW. Het bestuur heeft daarbij gekozen voor een beleidsbepalend bestuur en niet voor een uitvoerend of toezichthoudend bestuur. Het bestuur zet de koers uit en blijft het beleid bepalen en wordt daarbij ondersteund door een professioneel bestuursbureau dat de opvolging van het beleid bewaakt en monitort. In 2011 heeft bpfBOUW de taakverdeling binnen het bestuur vastgesteld en wordt er gewerkt met een viertal bestuurlijke commissies. In 2012 heeft een evaluatie plaatsgevonden op de taakstelling en werkwijze van deze commissies. Het bestuur heeft naar aanleiding hiervan enkele verbeterpunten doorgevoerd. Gekozen is om vast te houden aan de lijn dat de commissies een adviserende taak richting het bestuur hebben. De taakverdeling tussen de commissies is aangescherpt en verduidelijkt. De eisen op het gebied van financiële verslaggeving zijn complex en blijven voortdurend in beweging. Dat vraagt om specifieke expertise. Overwogen wordt een separate audit commissie in het leven te roepen, die zich primair op de externe financiële verantwoording van bpfBOUW richt en de mate van aantoonbaar ‘in control’ zijn in de diverse rapportagelijnen naar het bestuur. Afgelopen jaar is geconcludeerd dat de vereiste expertise op het gebied van vermogensbeheer, risicomanagement en uitbesteding voor bpfBOUW is toegenomen. Het is niet altijd eenvoudig deze expertise binnen de paritaire geledingen te werven. Daarom is, in het licht van de mogelijkheden die de komende Wet versterking pensioenfondsbestuur waarschijnlijk gaat bieden, gekozen om in 2013 te onderzoeken op welke wijze enkele expertbestuurders het bestuur kunnen komen versterken. Het bestuur heeft begin 2013 het paritair-plus besturingsmodel als het meest passend
19
beoordeeld. Daarbij zullen er maximaal twee bestuurders toetreden tot het bestuur die niet uit de paritaire geledingen komen en die door het bestuur zelf gerekruteerd en benoemd zullen worden. ■■ Deskundigheidsprofielen
bestuur Een belangrijk punt voor het bestuur is de benodigde deskundigheid en het tijdsbeslag dat passend is bij bpfBOUW. In 2012 is gestart met een herijking van de bestuursprofielen, passend bij de ontwikkelingen van bpfBOUW. Deze profielen zijn belangrijk voor de organisaties die statutair de taak hebben bestuurders voor te dragen. BpfBOUW vraagt aan deze benoemende organisaties om een expliciete motivering op welke wijze de voorgedragen kandidaat aan het gestelde profiel voldoet. Vervolgens maakt het bestuur een eigen afweging en neemt zij op basis hiervan een besluit om de kandidaat ter toetsing bij DNB voor te dragen. Voor de expertbestuurders zullen separate profielen worden opgesteld. In 2013 zullen de bestuurdersprofielen nader worden geconcretiseerd. ■■ Het
nieuwe pensioencontract Er komt een nieuw financieel toetsingskader (FTK2) voor pensioenfondsen. De hoofdlijnennota die toenmalig minister Kamp de Tweede Kamer heeft aangeboden, is gebaseerd op de afspraken van het pensioenakkoord uit 2010. De bedoeling is dat pensioenregelingen opgewassen zijn tegen schokken op de financiële markten, de stijgende levensverwachting kunnen opvangen, transparanter zijn en jongeren en ouderen gelijk behandelen. Sociale partners kunnen kiezen uit twee soorten contracten: • Een nieuw contract met zachtere, flexibelere aanspraken (reëel pensioencontract). • Een aangepast huidig pensioencontract (nominaal pensioencontract). De invoeringsdatum van FTK2 is uitgesteld naar 1 januari 2015. De betreffende wetgeving zal in de loop van 2013 aan de Tweede Kamer worden voorgelegd. Voorbereiding door bpfBOUW In een gezamenlijke nieuwsbrief van DNB en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) inzake de voorbereiding op het nieuwe pensioenstelsel, zijn de pensioenfondsen en caopartijen aangespoord om aan de slag te gaan met het nieuwe pensioencontract. DNB en AFM vragen aandacht voor de besluitvormingsprocessen, het belang van goede communicatie en de operationele voorbereiding. Het bestuur heeft deze oproep om ‘aan de slag te gaan’ ter harte genomen en een plan van aanpak opgesteld: ‘het spoorboekje naar een nieuw pensioencontract’.
20
■■ Wetsvoorstel Bestuur en toezicht Dit wetsvoorstel is in werking getreden en regelt dat een nieuw bestuurslid van een grote bv, nv of stichting maximaal twee commissariaten bij andere grote ondernemingen mag hebben. De wet heeft alleen betrekking op nieuwe benoemingen die na 1 januari 2013 plaatsvinden. De wetswijziging heeft vooral betrekking op de governance van bv’s en nv’s, maar geldt ook voor grote stichtingen. BpfBOUW valt volgens de criteria onder het wetsvoorstel. De regeling zal voor pensioenfondsen waarschijnlijk maar tijdelijk van kracht zijn, omdat er een specifieke regeling aankomt in het wetsvoorstel Versterking bestuur pensioenfondsen. Deze regeling stelt een maximum aan het aantal toezichtsfuncties en het aantal bestuursfuncties.
■■ Single Euro Payments Area (SEPA) Per 1 februari 2014 moet bij betalingen gebruik worden gemaakt van Europese bankrekeningnummers, Europese overschrijvingen en Europese incasso’s. Alle financiële ondernemingen, en dus ook pensioenuitvoeringsorganisaties, zullen hun administratie op deze systeemwijziging moeten aanpassen. De uitvoeringorganisaties van bpfBOUW streven per 1 juli 2013 naar aanpassing van de systemen aan SEPA.
■■ Transitie pensioenadministratie naar een ander systeemplatform Het fonds heeft zijn pensioenadministratie uitbesteed aan de uitvoerder APG. Om schaalvoordelen te behalen wenst APG de pensioenregeling(en) van het fonds op een ander systeemplatform uit te voeren. Het bestuur heeft de besluitvorming voor deze transitie nadrukkelijk als zijn verantwoordelijkheid beschouwd. Er is een analyse gemaakt van de risico’s van deze transitie. Op basis hiervan zijn acceptatiecriteria vastgesteld. Indien voldaan is aan deze criteria geeft het bestuur toestemming voor de overgang naar het andere systeemplatform. Er is ook stilgestaan bij de voordelen van deze transitie. In het bijzonder is daar het aspect van toekomstvastheid genoemd.
■■ Geen terugstortingen aan werkgevers In het verslagjaar heeft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) een pilot-onderzoek laten verrichten inzake terugstortingen door pensioenfondsen. Dat gebeurde naar aanleiding van vragen uit de Tweede Kamer over de gang van zaken in de jaren negentig. De belangrijkste conclusie voor de meeste pensioenfondsen is dat een volledig en betrouwbaar overzicht van terug- en bijstortingen vanaf 1985 niet te realiseren is. Met name de gegevens over de periode vóór het midden van de jaren negentig zijn onvolledig, weinig inzichtelijk en onvoldoende
gedetailleerd. Op basis van de ontvangen gegevens achten de onderzoekers het wel aannemelijk dat alle terugstortingen door pensioenfondsen in de onderzochte periode in overeenstemming waren met de destijds geldende financieringsafspraken en met het wettelijke kader. Op verzoek van de staatssecretaris heeft de Pensioenfederatie in januari 2013 er bij de leden- pensioenfondsen op aangedrongen om aanwezige informatie over terugstortingen beschikbaar te stellen aan hun deelnemersraden en verantwoordingsorganen, indien het desbetreffende orgaan hierom verzoekt. Daarbij is ook gevraagd om in het jaarverslag 2013 op te nemen of het betreffende fonds van haar deelnemersraad en/of verantwoordingsorgaan een verzoek over de gang van zaken in de jaren negentig heeft ontvangen en op welke manier aan dat verzoek gehoor is gegeven. Het bestuur van bpfBOUW heeft een dergelijk verzoek in het verslagjaar niet ontvangen, maar geeft toch graag een toelichting. Gedurende het bestaan van het fonds is er nooit sprake geweest van terugstorting van premie aan de bedrijven in de bedrijfstak. Wel is er in sommige jaren sprake geweest van een korting op de premie. Dat is steeds gebeurd op basis van het premiebeleid van het fonds en in overstemming met de geldende wettelijke kaders.
■■ Melding als bedoeld in artikel 96 van de Pensioenwet Op basis van artikel 96 van de Pensioenwet is het fonds verplicht de volgende melding te doen. In het verslagjaar is bij het fonds geen sprake geweest van: • het opleggen van dwangsommen en boetes door de toezichthouder; • de instelling van een bewindvoerder als bedoeld in artikel 173 van de Pensioenwet door de toezichthouder; • de beëindiging van de situatie, bedoeld in artikel 172 van de Pensioenwet, waarin de bevoegdheidsuitoefening van alle of bepaalde organen van een pensioenfonds is gebonden aan toestemming van de toezichthouder. In 2008 is voor het fonds de verplichting ontstaan om zowel een lange- als een kortetermijnherstelplan op te stellen. Het fonds was hiertoe verplicht door zijn reserve- en dekkingstekort in het vierde kwartaal van 2008. De herstelplannen zijn opgesteld in het eerste kwartaal van 2009 en goedgekeurd door de toezichthouder.
21
SAMEN BOUWEN
PROJECT BOURKESTREET MELBOURNE AUSTRALIË In dit moderne gebouw van 61.200 m2 zit het hoofdkantoor van de National Autralia Bank. Gelegen op een toplocatie aan de noordelijke waterkant in de Docklands, Melbourne. Het gebouw beschikt over de belangrijkste elementen voor een eigentijds kantoor met een open karakter door middel van open vloeren, open atria, balkons, terrassen, lichtschermen en veel natuurlijke lichtinval. Samen bouwen aan een vriendelijke werkomgeving.
22
n Uitvoering van de regeling ■■ Samenstelling en aantallen (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden
■■ Aantal werkgevers Ultimo 2012 zijn 12.614 werkgevers aangesloten bij bpfBOUW. Ten opzichte van het jaar ervoor is het aantal werkgevers afgenomen met ongeveer 7 procent. Eind 2011 waren 13.527 werkgevers aangesloten bij bpfBOUW. De werkgevers spelen een belangrijke rol bij de opbouw van pensioen. In beginsel zijn alle werkgevers in de bouwnijverheid verplicht zich aan te sluiten bij het fonds. Hier zijn wel uitzonderingen op.
Het aantal (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden aan het fonds is ultimo 2012 801.647. Dit is een daling ten opzichte van 2011 met 4.811. De gevolgen van de financiële crisis zijn, net als vorig jaar, zichtbaar in de daling van het aantal actieve deelnemers, ondanks de toetreding van deelnemers vanuit Bpf-Mortel. ■■ Samenstelling
naar leeftijd en aard van aanspraken Figuur 3 geeft een overzicht van de samenstelling van de totale groep. De (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden zijn gespecificeerd naar leeftijd en de aard van hun aanspraken bij bpfBOUW.
■■ Vrijgestelde
werkgevers Een aantal werkgevers in de bouwnijverheid is in het verleden vrijgesteld van verplichte deelname aan de pensioenregeling van bpfBOUW. Vrijstelling is alleen mogelijk onder strikte voorwaarden. In 2012 waren 259 werkgevers vrijgesteld van deelname aan de pensioenregeling van bpfBOUW. In 2011 waren dat er nog 397.
Figuur 3 ( Gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden gespecificeerd naar leeftijd en aard van aanspraken
25000 Nabestaandenpensioen Ouderdomspensioen Gewezen deelnemers
20000
Arbeidsongeschikten Deelnemers
15000 Aantal
10000
5000
0 0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
70
75
80
85
90
95
100 105
110
Leeftijd
Toelichting op samenstelling De grote afname in de aantallen vanaf 65-jarige leeftijd wordt veroorzaakt door de afkoop van kleine pensioenen. De grafiek vertoont bij leeftijden 60 tot en met 62 een groep gepensioneerden die op deze leeftijden gebruikmaakt van hun ouderdomspensioen. Dit betreft de lichting gepensioneerden die op of na 1 januari 1950 geboren is en gebruikmaakt van de aanvullingsregeling 55-.
23
■■ Vrijwillige
aansluiting Ondernemingen kunnen zich op vrijwillige basis aansluiten bij bpfBOUW. De voorwaarden voor vrijwillige aansluiting zijn vastgelegd in een beleidsplan. In het beleidsplan staat in welke gevallen het bestuur vrijwillige aansluiting mag toestaan. Het bestuur gaat hierbij uit van de wettelijke kaders die zijn opgenomen in de Pensioenwet. In 2012 waren 81 ondernemingen vrijwillig aangesloten bij het fonds. Zij hebben voldaan aan de voorwaarden die het bestuur heeft vastgesteld in zijn beleidsplan. In 2011 waren 85 ondernemingen vrijwillig aangesloten bij bpfBOUW.
■■ Werkingssfeeronderzoeken Werknemers in de bouwnijverheid zijn verplicht om deel te nemen aan de pensioenregeling van bpfBOUW. Dat zijn alle ondernemingen die vallen onder de werkingssfeer van de cao’s in deze bedrijfstak. Door middel van werkingssfeeronderzoeken waarborgt bpfBOUW dat ondernemingen dat ook daadwerkelijk doen. ■■ Besluit
door commissie na onderzoek BpfBOUW geeft opdracht tot werkingssfeeronderzoeken. Een werkingssfeeronderzoek begint met een bureauonderzoek. Als er dan nog onvoldoende gegevens zijn, volgt er een veldonderzoek. Een veldonderzoek kan tot een inschrijving bij het fonds leiden. De resultaten van het werkingssfeeronderzoek worden ter besluitvorming voorgelegd aan een speciale commissie. Hierin zitten ook vertegenwoordigers van bpfBOUW, die toezien op de handhaving van de verplichtstelling van het fonds.
bijdraagt aan het lokaliseren van ontwikkel- en verbeterpunten voor een pensioenfonds. De algemene kosten van het fonds, bijvoorbeeld de bijdrage aan DNB, worden volledig toegerekend aan de pensioenuitvoeringskosten. ■■ Gemiddelde
kosten per deelnemer De gemiddelde kosten per deelnemer over 2011 komen in het CEM-benchmark uit op 101 euro. Dit is ruim 14 euro meer dan in 2010. Toen kwamen de kosten per deelnemer voor bpfBOUW uit op 87 euro. Redenen voor deze toename zijn: • Het UWV heeft het proces arbeidsongeschiktheidsregistratie in 2010 grotendeels stilgelegd. In 2011 is dit proces weer opgestart en zijn de ontstane achterstanden weggewerkt. Hierdoor vallen de kosten van dit proces voor beide jaren volledig in 2011. • In 2011 heeft een aantal (grote) eenmalige acties plaatsgevonden zoals de omzetting van de vroegpensioenrechten naar rechten ouderdomspensioen. • Een stijging van de fondsgerelateerde kosten. • Een flinke afname van het aantal deelnemers. Desondanks liggen de gemiddelde kosten per deelnemer van bpfBOUW onder het gemiddelde van de normgroep (131 euro). De normgroep is een groep van gelijksoortige pensioenfondsen in Nederland waarmee de prestaties van bpfBOUW worden vergeleken. De gemiddelde kosten per deelnemer in 2012 zijn volgens de CEM-methodiek 101 euro. De totale kosten zijn gedaald. Het aantal deelnemers is ook gedaald waardoor de kosten per deelnemer gelijk gebleven zijn.
■■ Servicescore ■■ Aantal
werkingssfeeronderzoeken In 2012 werden 257 bureauonderzoeken en 189 veldonderzoeken ingesteld. Deze werkingssfeeronderzoeken hebben geleid tot 52 inschrijvingen van werkgevers. De werkgevers die nog niet zijn ingeschreven zijn nog bezig met de aanlevering. Het kan ook dat werkgevers in bezwaar zijn gegaan tegen de uitspraak of zijn ingeschreven op een datum na 2012.
■■ Uitkomsten CEM-benchmark voor pensioenadministraties In 2012 presenteerde bpfBOUW de resultaten van het benchmark voor pensioenadministraties over het boekjaar 2011. Het benchmark is uitgevoerd door het bedrijf Cost Effectiveness Measurement Inc. (CEM). Benchmarking is een onderzoekstechniek om de prestaties van verschillende organisaties in dezelfde sector te kunnen vergelijken. In het benchmark voor pensioenadministraties heeft CEM de uitvoering van de pensioenadministraties van een groot aantal Nederlandse en buitenlandse pensioenfondsen met elkaar vergeleken. Het benchmark vormt hierdoor een instrument dat
24
De kwaliteit van de dienstverlening komt tot uitdrukking in een servicescore. De servicescore van bpfBOUW bedraagt 74, een toename met 1 punt ten opzichte van 2010. De gemiddelde servicescore van de normgroep bedraagt 76. De belangrijkste servicemaatstaven zijn: • De prestaties op het afhandelen van (telefonische) deelnemerscontacten. • De website van het fonds en dan vooral de mogelijkheden van de pensioencalculator. • De kwaliteit van de pensioenoverzichten. • De tijdigheid van pensioentoekenningen en -betalingen. BpfBOUW scoorde op verschillende gebieden hoger dan de normgroep, namelijk op tijdigheid van de pensioentoekenningen, op de telefonische dienstverlening en op de kwaliteit van pensioenoverzichten. Vorig jaar scoorde bpfBOUW nog lager dan gemiddeld op dit laatste punt. Het fonds scoorde in 2011 slechter dan de normgroep op de website en het aantal presentaties dat is gegeven in 2011. Door deze punten haalde bpfBOUW de gemiddelde servicescore van de normgroep net niet.
n Communicatie In dit hoofdstuk worden de communicatieactiviteiten van het fonds in het verslagjaar beschreven. Het hoofdstuk begint met een tweetal bijzondere activiteiten waar in 2012 extra aandacht aan is besteed. Vervolgens zijn de activiteiten gegroepeerd onder de communicatiebewegingen zoals die in het communicatiebeleidsplan zijn opgenomen.
■■ Transparant
■■ Bijzondere communicatieactiviteiten
■■ Verslag
■■ Informatievoorziening
vanwege de versobering van de pensioenregeling Eind december 2012 hebben alle werkgevers, deelnemers en pensioengerechtigden van bpfBOUW een brief ontvangen. Op deze manier zijn zij op de hoogte gesteld van de versoberingsmaatregelen die cao-partijen en het bestuur hebben genomen om de pensioenregeling van bpfBOUW financieel gezond te houden. Er is in de brief aandacht besteed aan de oorzaken van de maatregelen. Ook is er een rekenvoorbeeld opgenomen zodat de deelnemer en pensioengerechtigde kunnen zien wat de gevolgen van de versobering zijn.
over vergoedingen In 2012 zijn de vacatievergoedingen van de bestuursleden van bpfBOUW gepubliceerd op de website van het fonds. Deze vergoedingen zijn gebaseerd op een regeling van de SociaalEconomische Raad (SER). Door transparant te zijn over vergoedingen wil bpfBOUW het misverstand uit de wereld helpen dat bestuursleden hoge salarissen en bonussen ontvangen. verantwoord beleggen Het fonds heeft in 2012 het eerste Verslag verantwoord beleggen uitgegeven, over het jaar 2011. Met dit verslag geeft bpfBOUW zoveel mogelijk inzicht in de aard en inhoud van zijn beleggingen. In het verslagjaar behoort bpfBOUW tot de meest duurzame pensioenfondsen van Nederland als het om beleggen gaat. Dat blijkt uit het jaarlijks onderzoek van de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling. Van de vijftig onderzochte pensioenfondsen staat bpfBOUW op de derde plaats. Het fonds is daarmee gestegen op de lijst; in 2011 stond het nog op de vijfde plaats. In dit onderzoek wordt onder andere gekeken naar hoe pensioenfondsen hun deelnemers informeren over de duurzaamheid van hun beleggingen.
■■ Deponeren ■■ Actualiseren
van het communicatiebeleidsplan De commissie Pensioenzaken heeft aandacht besteed aan het actualiseren van het communicatiebeleidsplan. Tijdens deze dag zijn de actuele pensioenthema’s voor werkgevers en werknemers in kaart gebracht. Ook heeft de commissie zich uitgesproken over de communicatiebewegingen die naar haar mening moeten worden ingezet om het vertrouwen te behouden/verhogen. De commissie onderscheidt daarbij vier niveaus: de pensioensector, het pensioenfonds, de pensioenregeling en het individu. Het streven is om in het eerste kwartaal van 2013 het geactualiseerde beleidsplan vast te stellen en praktisch uit te werken in een communicatiejaarplan voor 2013.
merk bpfBOUW Het bestuur besloot in 2011 om het (beeld)merk van bpfBOUW te deponeren bij het Europees Merkenregister. Dit is in 2012 afgerond. Volgens de wet moet een bedrijfstakpensioenfonds voorkomen dat derden gebruik maken van zijn merk. Door inschrijving bij het merkenregister mogen andere Europese ondernemingen/instellingen niet zonder toestemming van bpfBOUW het merk gebruiken voor hun eigen diensten. Het merk wordt bewaakt door het merkenregister.
■■ Werkgevers in hun kracht zetten ■■ Meegeeffolder
■■ Vergroten zichtbaarheid van bpfBOUW ■■ Beurzen
BpfBOUW neemt deel aan bouwgerelateerde vakbeurzen om het fonds te profileren in de bouwsector en de zichtbaarheid van het fonds te vergroten. Door ‘zichtbaar’ en ‘toegankelijk’ te zijn op beurzen en evenementen geeft het fonds bovendien invulling aan de communicatiedoelstelling om het pensioenvertrouwen bij deelnemers en werkgevers te vergroten. Tijdens de beurzen zijn veel vragen van deelnemers beantwoord. Deze gesprekken zijn een goede mogelijkheid om van deelnemers en werkgevers te horen wat hen op het gebied van (bouw)pensioen bezighoudt. BpfBOUW heeft in 2012 deelgenomen aan de volgende beurzen: • Building Holland in Amsterdam (17, 18 en 19 april) • Technische Kontaktdagen in Wezep (7 tot en met 9 juni) • Bouw Relatiedagen in Gorinchem (4 tot en met 6 september) • Bouw Relatiedagen in Hardenberg (9, 10 en 11 oktober)
werkgevers In 2011 heeft bpfBOUW een beknopte pensioenbrochure (‘meegeeffolder’) ontwikkeld, genaamd Jouw BOUW-pensioen in het kort. Deze kan de werkgever aan nieuwe werknemers verstrekken tijdens het sollicitatiegesprek en/of eerste werkdag. In de brochure wordt uitgelegd hoe het opbouwen en uitkeren van pensioen in zijn werk gaat. En waarom de pensioenregeling een belangrijke arbeidsvoorwaarde is. Het fonds heeft werkgevers een brief gestuurd met één folder ingesloten. Een werkgever kan per e-mail extra meegeeffolders bestellen. De werkgeversorganisaties in de verschillende sectoren zijn geïnformeerd over deze introductiemailing, kort voor de verzending. ■■ Digitale
nieuwsbrief werkgevers Onderdeel van het communicatiebeleid van bpfBOUW is het ontwikkelen van internet en e-mail tot belangrijke informatiekanalen. Een digitale nieuwsbrief past binnen dit beleid. Het is de bedoeling de digitale nieuwsbrief zes keer per jaar uit te brengen.
25
■■ Versterken rol consulenten ■■ Kwartaalbijeenkomsten
consulentenpanel In het panel wisselen consulenten van vakorganisaties en werkgeversverenigingen ervaringen uit over contacten met deelnemers en werkgevers. Dat leidt geregeld tot voorstellen om de communicatie met en dienstverlening aan deelnemers en werkgevers te verbeteren.
toelichten. Tot slot wordt de deelnemer gevraagd of hij door bpfBOUW teruggebeld wil worden naar aanleiding van het antwoord op de klacht. De deelnemer kan de antwoordkaart kosteloos terugsturen. De proef wordt in het eerste kwartaal 2013 beëindigd.
■■ Inzetten op digitaal ■■ Mobiele
■■ Hulp
bij het overbruggen tot de AOW-leeftijd BpfBOUW heeft in 2012 besloten hulp te bieden aan pensioengerechtigden die vanaf 2013 de periode tussen het ingaan van het pensioen van bpfBOUW en de AOW moeten overbruggen. BpfBOUW biedt de pensioengerechtigden met een lopende VP/ VUT- of VOP-uitkering voor het bereiken van de 65-jarige leeftijd de keus om tot de AOW-leeftijd een hogere OP-uitkering te ontvangen, ten koste van een lagere OP-uitkering vanaf de AOWleeftijd. Het overbruggen tot de AOW-leeftijd komt ook aan de orde in het magazine Bouwpensioen.
van het Persoonlijk Digitaal Archief (‘Mijn Post’) BpfBOUW is in 2011 begonnen met het inrichten van Mijn Post. Dit is een Persoonlijk Digitaal Archief op Mijn Bouwpensioen. Vanaf 2011 is het Uniform Pensioenoverzicht beschikbaar via Mijn Post. Pensioenbrieven die deelnemers en pensioengerechtigden vanaf juli 2012 hebben ontvangen, zijn nu ook digitaal beschikbaar gesteld. Het gaat hier bijvoorbeeld om de startbrief, aanbiedingen om vervroegd met pensioen te gaan, de toeslagenbrief en de jaaropgave.
versie van het Pensioendashboard In 2011 is het Pensioendashboard live gegaan, als desktop-site (www.pensioendashboard.nl). Deze website staat in het teken van gebeurtenissen in het leven van een werknemer die invloed hebben op zijn pensioen. Ter ondersteuning van de lezer van de Meegeeffolder is een mobiele versie van de desktop-site in gebruik genomen. De QR-code van de smartphone-site is opgenomen in de Meegeeffolder.
■■ Uitbreiden
■■ Meten is Weten
nieuwsbrief deelnemers en pensioengerechtigden In het verslagjaar heeft het bestuur besloten een digitale nieuwsbrief te ontwikkelen voor deelnemers en pensioen gerechtigden. Het hoofddoel van de nieuwsbrief is om nieuws van bpfBOUW te brengen bij deelnemers die meer digitaal dan analoog zijn georiënteerd. BpfBOUW kan deelnemers met een digitale nieuwsbrief snel voorzien van de meest actuele informatie. De digitale nieuwsbrief wordt zes keer per jaar verstuurd naar deelnemers en pensioengerechtigden.
■■ Deelname
aan het Benchmark Onderzoek Platform BpfBOUW heeft in 2012 deelgenomen aan het Benchmark Onderzoek Platform. Met dit onderzoek wil bpfBOUW inzicht krijgen in de tevredenheid, het vertrouwen en het pensioenbewustzijn van de deelnemers en het bereik en gebruik van de communicatiemiddelen van het fonds. De resultaten worden afgezet tegen de landelijke benchmarks zodat een vergelijking met andere pensioenfondsen kan worden gemaakt. Het onderzoek vond plaats via een online vragenlijst. Deelnemers zijn uitgenodigd via hun e-mailadres of door middel van een brief op hun huisadres.
■■ Digitale
■■ Onderzoek
■■ Publiceren
‘klachttevredenheid’ BpfBOUW is in het derde kwartaal van 2012 bij wijze van proef gestart met een onderzoek naar de ‘klachttevredenheid’ van deelnemers. Het fonds vindt het namelijk belangrijk om te weten hoe tevreden de deelnemer is over de kwaliteit van de brief die hij ontvangt, als reactie op een klacht. Met elk schriftelijk antwoord op een klacht wordt een antwoordkaart meegestuurd. De deelnemer kan via de antwoordkaart zijn mening geven over vier stellingen. Daarnaast kan hij de brief een rapportcijfer geven en zijn antwoord
26
QR-code uit de Meegeeffolder ■■ Digitale
nieuwsbrief consulenten In 2012 is besloten om in de toekomst ook de consulenten een digitale nieuwsbrief te sturen. De consulenten ontvingen tot nu toe naar behoefte het (digitale) BouwpensioenBericht. Een periodieke digitale nieuwsbrief betekent een verdere professionalisering van het BouwpensioenBericht. De digitale nieuwsbrief wordt ten minste zes keer per jaar naar consulenten verzonden.
■■ Activeren basiskennis leefmomenten flyer ‘Emigratie’ BpfBOUW is op grond van de Pensioenwet verplicht om deelnemers en pensioengerechtigden die naar een andere EU-lidstaat verhuizen, te informeren over de mogelijkheden die de pensioenregeling biedt. Daarom heeft bpfBOUW een flyer ontwikkeld voor deelnemers en pensioengerechtigden die naar een andere EU-lidstaat verhuizen. Naast deze flyer ontvangen deze personen een standaardbrief en is de website aangevuld met informatie over wat verhuizen betekent voor het pensioen.
n Inspraak en klachten Betrokkenen kunnen op verschillende manieren in contact komen met bpfBOUW als het gaat om de besluitvorming van het fonds.
■■ Deelnemersraad De deelnemersraad is actief betrokken bij de besluitvorming van bpfBOUW en adviseert het bestuur. De twaalf leden van de deelnemersraad vertegenwoordigen de deelnemers en gepensioneerden van het fonds. In 2012 is de deelnemersraad vijfmaal bij elkaar gekomen. De adviezen gaan over uiteenlopende zaken. De deelnemersraad gaf in 2012 advies aan het bestuur onder andere over: • wijzigingen van de abtn en de bestemmingsreserves; • vaststelling van een financieel crisisplan; • de collectieve waardeoverdracht Bpf-Mortel naar bpfBOUW; • de reglementen en statuten van het fonds; • het jaarverslag en de jaarrekening; • de premie- en toeslagnota.
■■ Klachtencommissie Via de klachtencommissie van bpfBOUW kunnen belanghebbenden op een laagdrempelige manier hun ontevredenheid te uiten. Daarnaast draagt de klachtencommissie bij aan het voortdurende proces van kwaliteitsverbetering van de administratieve dienstverlening van het fonds. ■■ Aantal
klachten In 2012 ontving de klachtencommissie 31 klachten (2011: 53) en er zijn 34 klachten behandeld. Dit verschil wordt veroorzaakt door de doorlooptijd rond de jaarwisseling. Over de 34 behandelde klachten heeft de klachtencommissie de volgende formele besluiten genomen: • 6 klachten zijn toegewezen; • 27 klachten zijn afgewezen; • bij 1 klacht heeft bemiddeling plaatsgevonden. ■■ Onderwerpen
van de klachten De behandelde klachten in 2012 gingen vooral over de volgende onderwerpen: • de juistheid van berekeningen van pensioenopbouw; • het recht op en de hoogte van premievrije bijboeking bij arbeidsongeschiktheid; • vrijwillige voorzetting; • het recht op verkregen aanspraken vanuit waardeoverdracht; • het recht op en de hoogte van (bijzonder) partnerpensioen. ■■ Bemiddeling
door de klachtencommissie Bij één klacht heeft bemiddeling van de klachtencommissie tot een oplossing geleid. Bemiddeling door de klachtencommissie houdt in dat de pensioenadministratie aan het verzoek van de betrokkene tegemoet kan komen. De klachtencommissie fungeert dan slechts als tussenpersoon.
■■ Commissie Pensioenzaken De commissie Pensioenzaken is een bestuurscommissie, in tegenstelling tot de klachtencommissie. De commissie bestaat uit vier bestuursleden. Twee leden zijn van werkgeverszijde en twee leden zijn van werknemerszijde. In 2012 kwam de commissie zeven keer bij elkaar. ■■ Taken
en bevoegdheden van de commissie De commissie Pensioenzaken neemt besluiten over: • verzoeken van deelnemers tot afstand doen van bijzonder partnerpensioen; • beroepschriften van deelnemers tegen besluiten van de klachtencommissie; • verzoeken van deelnemers om toepassing van de hardheidsclausule; • verzoeken om vrijwillige voorzetting die op basis van het beleid niet toegekend kunnen worden; • hoger beroepen en (sprong)cassaties die betrekking hebben op rechtszaken van deelnemers. De commissie Pensioenzaken heeft ook een adviserende rol. De commissie geeft advies over verzoeken van deelnemers met beleidsmatige gevolgen, over het jaarverslag van de klachtencommissie en over het reglement van de klachtencommissie. ■■ Onderwerpen
van de verzoeken en beroepschriften In het verslagjaar boog de commissie zich vooral over gevallen met de volgende onderwerpen: • het afstand doen van bijzonder partnerpensioen; • vrijwillige deelname DGA; • premievrije bijboeking bij arbeidsongeschiktheid; • gevallen op het gebied van ‘geen premie, wel pensioenverwerving’; • vrijwillige voortzetting; • de toepassing van de voorwaarden van de aanvullingsregelingen. In 2012 heeft de commissie Pensioenzaken 179 verzoeken (2011: 148) behandeld, inclusief beroepschriften. Hierover nam de commissie de volgende formele besluiten: • 20 verzoeken zijn toegewezen; • 128 verzoeken met betrekking tot het afstand doen van bijzonder partnerpensioen zijn toegewezen; • 29 verzoeken zijn afgewezen; • 2 verzoeken zijn gedeeltelijk toegewezen. Zoals eerder vermeld hadden 128 verzoeken betrekking op het afstand doen van bijzonder partnerpensioen. Dit houdt in dat op grond van het pensioenreglement de ex-partner het recht heeft om af te zien van het bijzonder partnerpensioen. Het fonds moet hiermee instemmen. Daarom worden deze verzoeken voorgelegd aan de commissie Pensioenzaken.
27
Van de 179 verzoeken hadden er 36 betrekking op een beroep op de hardheidsclausule. De hardheidsclausule maakt het mogelijk om in bijzondere gevallen af te wijken van vastgestelde regels.
een klacht in behandeling nadat de interne klachten- en/of geschillenregeling bij bpfBOUW is doorlopen. ■■ Verzoeken
■■ Adviescommissie Awb Het komt voor dat werkgevers niet willen deelnemen aan de pensioenregeling van bpfBOUW. In dat geval kunnen ze een verzoek indienen om vrijstelling. Als dit verzoek wordt afgewezen, kan de werkgever hiertegen bezwaar maken. Het kan ook zo zijn dat een werkgever vrijstelling heeft, maar dat bpfBOUW besluit om de vrijstelling in te trekken. Ook tegen deze besluiten kan een werkgever bezwaar maken. De Adviescommissie Algemene wet bestuursrecht (Awb) beoordeelt de bezwaren. De adviescommissie is ingesteld door het bestuur en adviseert het bestuur over de ingediende bezwaarschriften. Het bestuur van bpfBOUW neemt uiteindelijk een besluit. De adviescommissie Awb bestaat uit drie leden en is als volgt samengesteld: mr. R.A.A. Duk (voorzitter) mr. W.W.G. Gaemers (secretaris) drs. H. Bruins (algemeen lid) BpfBOUW controleert een keer in de vijf jaar of de pensioenregeling van een vrijgestelde werkgever ten minste actuarieel en financieel gelijkwaardig is aan de regeling van bpfBOUW. Bovendien controleert bpfBOUW elk jaar of de werkgever al zijn werknemers heeft aangemeld bij de pensioenverzekeraar. In 2011 heeft bpfBOUW beide controles tegelijkertijd uitgevoerd. Naar aanleiding hiervan heeft bpfBOUW in totaal 109 vrijstellingen ingetrokken. Daarop ontving de adviescommissie in 2012 23 bezwaarschriften tegen de intrekking van de vrijstellingen. Die zijn als volgt behandeld: • In 4 gevallen heeft de adviescommissie het bestuur geadviseerd het bezwaarschrift niet-ontvankelijk te verklaren. In deze gevallen had de werkgever het bezwaarschrift niet binnen de gestelde bezwaartermijn ingediend. • In 1 geval heeft de werkgever het bezwaarschrift ingetrokken. • In 17 gevallen heeft de adviescommissie het bestuur geadviseerd de bezwaarschriften gegrond te verklaren. Deze werkgevers werden, voor zover dat nog nodig was, in de gelegenheid gesteld om alle benodigde bewijsstukken aan te leveren. • 1 dossier heeft de adviescommissie nog in behandeling. Hierover brengt de commissie in 2013 advies uit.
■■ Ombudsman Pensioenen De Ombudsman Pensioenen behandelt klachten en geschillen over de uitvoering van de pensioenregelingen van een bedrijfstak of ondernemingspensioenfonds van (gewezen) deelnemers en gepensioneerden. De Ombudsman Pensioenen neemt pas
28
in 2012 In het verslagjaar 2012 heeft bpfBOUW 8 verzoeken van de Ombudsman Pensioenen ontvangen. Hiervan zijn 6 verzoeken behandeld in 2012. De overige 2 zaken worden behandeld in 2013. Van de 6 afgehandelde verzoeken zijn er 5 afgewezen door bpfBOUW.
n Fondsreserves en dekkingsgraad De hoogte van de reserves van het fonds bepaalt voor een groot deel de jaarlijkse vaststelling van de premies en de mate van toeslagverlening. De reserves zijn bovendien nodig om de dekkingsgraad vast te stellen. De dekkingsgraad drukt de verhouding uit tussen het beschikbaar vermogen van het fonds en zijn pensioenverplichtingen.
■■ Reserves Het fonds kent een drietal reserves, te weten de Algemene reserve en twee overige reserves. Het totaal van deze reserves is het eigen vermogen van het fonds. ■■ Algemene
reserve De Algemene reserve is bedoeld om algemene risico’s te financieren. Dat betreft de risico’s zoals die zijn beschreven in het standaardmodel voor het vaststellen van het vereist eigen vermogen. Deze reserve vormt het beschikbaar eigen vermogen dat wordt meegenomen bij het vaststellen van de dekkingsgraad. reserves De overige reserves dienen een specifiek doel. Het zijn bestemmingsreserves en worden daarom niet meegenomen bij het vaststellen van de dekkingsgraad. De overige reserves bestaan uit: • de Reserve aanvullingsregelingen; • de Reserve toeslagverlening actieven.
gewijzigde methode van vaststellen van de rente ten behoeve van de pensioenverplichtingen (UFR) had een positief effect op de dekkingsgraad van 3,7 procent. ■■ Berekening
van de dekkingsgraad Het fonds bepaalt zijn dekkingsgraad door te berekenen in welke mate de voorziening pensioenverplichtingen wordt gedekt door het beschikbaar vermogen. Dat is het totaal van de technische voorzieningen voor risico van het pensioenfonds en de Algemene reserve. De overige reserves hebben beide een specifiek doel. Zij worden niet gerekend tot het beschikbaar vermogen. De overige reserves behoren overigens wel tot het totaal eigen vermogen van het fonds. Als één van de overige reserves negatief is, wordt deze in mindering gebracht op het beschikbaar vermogen. Dat doet het fonds om te voorkomen dat de dekkingsgraad te hoog wordt vastgesteld. De dekkingsgraad wordt berekend door de verhouding te nemen tussen: a) het beschikbaar vermogen; b) de voorzieningen voor risico van het pensioenfonds.
■■ Overige
Reserve aanvullingsregelingen De Reserve aanvullingsregelingen is bestemd voor de financiering van aanspraken uit de voorwaardelijke aanvullingsregelingen die in de toekomst worden uitgekeerd. De Reserve aanvullingsregelingen is onderverdeeld per sector. Reserve toeslagverlening actieven Het fonds kent een Reserve toeslagverlening actieven. Deze reserve is bedoeld voor toekomstige aanvullingen op toeslagverlening aan de actieve deelnemers van het fonds als er geen volledige toeslag wordt verleend.
De voorzieningen voor risico van het pensioenfonds worden toegelicht in het hoofdstuk Toereikendheid. De voorziening (voor risico van de deelnemer) die hoort bij de regeling BeterExcedent wordt niet meegenomen bij de berekening van de dekkingsgraad. Eind 2012 bedroeg de Algemene reserve 2.069 miljoen euro. De voorzieningen voor risico van het pensioenfonds bedroegen toen samen 35.441 miljoen euro. De dekkingsgraad ultimo 2012 kwam daarmee op: 2.069 + 35.441 x 100 procent = 105,8 procent 35.441 ■■ Ontwikkeling
van de dekkingsgraad In de onderstaande tabel is de ontwikkeling van de dekkingsgraad over de afgelopen vijf jaren weergegeven. Tabel 1 Verloop van de dekkingsgraad over de afgelopen vijf jaren (in procenten)
■■ Dekkingsgraad
Jaar
De dekkingsgraad van bpfBOUW was ultimo 2012 105,8 procent. Dit is een stijging van 5,4 procentpunt ten opzichte van de dekkingsgraad ultimo 2011.
2012
105,8
2011
100,4
2010
106,2
2009
108,4
2008
102,2
In 2012 is een positief rendement behaald op de beleggingen. Dit heeft vooral gezorgd voor de stijging van de dekkingsgraad. De rente daalde, waardoor de waarde van de pensioenverplichtingen toenam. De rente wordt door DNB vastgesteld. DNB heeft in 2012 de methode van vaststellen van deze rente gewijzigd. Deze wijziging en de renteafdekking die bpfBOUW hanteert, beperkten de negatieve gevolgen van de rentedaling. De
Dekkingsgraad ultimo jaar
29
n Toereikendheid De Pensioenwet stelt financiële eisen aan pensioenfondsen. Het uitgangspunt hierbij is dat een pensioenfonds al zijn huidige én toekomstige financiële verplichtingen kan nakomen. De financiële positie van het pensioenfonds moet daarom toereikend zijn. Dat is het geval als de waarde van de bezittingen van het pensioenfonds de waarde van de aangegane pensioenverplichtingen op de langere termijn overtreft. Ook in tijden van tegenspoed.
■■ (Minimaal) vereist eigen vermogen Pensioenfondsen moeten bovenop de voorziening pensioenverplichtingen ook vermogen hebben om (vooral) waardedalingen van beleggingen op te vangen. De financiële eisen die aan pensioenfondsen worden gesteld, zijn uitgedrukt in een vereist eigen vermogen en een minimaal vereist eigen vermogen. ■■ Standaardmodel
■■ Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen geeft de contante waarde weer van alle uitstaande pensioenverplichtingen van het fonds aan zijn (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Het is, met andere woorden, het volledige bedrag aan pensioenen dat het fonds nu en in de toekomst moet uitbetalen. De voorziening pensioenverplichtingen van bpfBOUW valt uiteen in de volgende voorzieningen voor: • het ouderdomspensioen, dat voorziet in pensioen aan (gewezen) deelnemers op grond van ouderdom en partner- en wezenpensioen dat bij overlijden van deelnemers voorziet in pensioen aan hun nabestaanden; • het vroegpensioen, dat voorziet in vroegpensioen aan (gewezen) deelnemers op grond van ouderdom; • de jaarlagen, die voorzien in aanvullend pensioen aan deelnemers op grond van ouderdom; • het arbeidsongeschiktheidspensioen, dat voorziet in pensioen aan deelnemers op grond van arbeidsongeschiktheid; • het spaarsaldo BeterExcedent, waarbij aanvullend pensioenkapitaal vrijwillig wordt opgebouwd om op de pensioendatum een aanvullend pensioen in te kopen. Dit spaarsaldo is voor risico deelnemers en is van belang bij de vaststelling van het minimaal vereist eigen vermogen. ■■ Hoogte
van de voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen is ultimo 2012 35,4 miljard euro. Dit is de contante waarde van alle pensioenaanspraken en spaarsaldi van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Bij de berekening van de contante waarde baseert het fonds zich op de rentetermijnstructuur van ultimo 2012 en de overige actuariële grondslagen en veronderstellingen. Het fonds toetst deze veronderstellingen periodiek.
30
voor vaststellen van het vereist eigen vermogen Voor het vaststellen van het vereist eigen vermogen hanteert bpfBOUW vanaf 2007 het standaardmodel, zoals beschreven in het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (Besluit FTK). Het standaardmodel gaat uit van een aantal risicocategorieën. Hiervan zijn de beleggingsrisico’s de voornaamste. In het standaardmodel worden negatieve, fictieve scenario’s toegepast, zoals een daling van de aandelenkoersen of een daling van de rente. Het standaardmodel toont hoe gevoelig het fonds is voor dergelijke scenario’s. Ten aanzien van de beleggingscategorie indirect nietbeursgenoteerd vastgoed hanteert bpfBOUW een afwijking van het standaardmodel. Er wordt uitgegaan van een daling van de waarde met 35 procent in plaats van de (standaard) 25 procent. De negatieve scenario’s in het standaardmodel corresponderen met een eenjaarsbetrouwbaarheid van 97,5 procent. De uitkomst van het standaardmodel is dus het vermogen dat het fonds moet hebben om het komend jaar met een kans van 97,5 procent de benoemde risico’s te kunnen opvangen. De som van de solvabiliteitsbuffers vormt, na diversificatie tussen de risicotypen, het vereist eigen vermogen. Het vereist eigen vermogen is dan de maatstaf waartegen het feitelijke beschikbaar eigen vermogen van het fonds (de Algemene reserve) wordt afgezet. BpfBOUW heeft voldoende vermogen als het beschikbaar eigen vermogen van het fonds groter is dan het vereist eigen vermogen. De financiële positie is in dat geval toereikend. Het fonds berekent het vereist eigen vermogen zowel op basis van de feitelijke beleggingsmix als op basis van het strategische beleggingsbeleid. Het vereist eigen vermogen is vastgesteld op basis van het maximum van die twee. Ultimo 2012 is dit het vereist eigen vermogen op basis van de feitelijke beleggingsmix. In tabel 2 is de uitkomst van het vereist eigen vermogen op basis van de feitelijke beleggingsmix per 31 december 2012 schematisch weergegeven.
Tabel 2 Vereist eigen vermogen ultimo 2012 (in miljoenen euro’s) Buffer in euro’s Categorie
Buffer als percentage van
Buffer als percentage van
de voorziening pensioen-
de voorziening pensioen-
verplichtingen 2012
verplichtingen 2011
S1 Renterisico
1.251,5
3,5
4,0
S2 Zakelijkewaardenrisico
5.196,0
14,7
14,8
S3 Valutarisico
1.293,7
3,7
2,5
S4 Commodityrisico
465,8
1,3
1,0
S5 Kredietrisico
384,6
1,1
2,2
1.030,4
2,9
2,9
S6 Verzekeringstechnisch risico Subtotaal voor diversificatie Diversificatie-effect
9.622,0 ./.
Vereist eigen vermogen
■■ Toelichting
op het vereist eigen vermogen Het vereist eigen vermogen is ultimo 2012 17,4 procent van de voorziening pensioenverplichtingen (voor risico fonds). Het vereist eigen vermogen is met 0,3 procentpunt afgenomen ten opzichte van het vereist eigen vermogen ultimo 2011. De belangrijkste oorzaken hiervoor waren: • Een afname van de vereiste solvabiliteitsbuffer voor het renterisico (S1). Dit wordt voornamelijk verklaard doordat het renteniveau is gedaald ten opzichte van vorig jaar; bij een lagere rente hoeft het fonds minder buffer aan te houden. • Een toename van de vereiste solvabiliteitsbuffer voor het valutarisico (S3). Dit wordt verklaard doordat de mate van afdekking van vreemde valuta’s conform het beleggingsplan van 2012 is gereduceerd naar circa 80 procent. Voor de wijziging in het valuta-afdekkingsbeleid wordt verwezen naar pagina 42. • Een afname van de vereiste solvabiliteitsbuffer voor het kredietrisico (S5). Dit wordt verklaard doordat de (gewogen) credit spread is afgenomen (bijna gehalveerd). Dit komt mede doordat de allocatie van bedrijfsobligaties vanuit het oogpunt van concentratierisico is teruggebracht.
3.444,0
./.
6.178,0
27,2
27,4
9,8
./. 9,7
17,4
17,7
55 procent). Hierdoor is het vereist eigen vermogen aan het einde van het verslagjaar hoger dan op lange termijn verondersteld wordt. ■■ Minimaal
vereist eigen vermogen Naast het vereist eigen vermogen bestaat er een tweede ondergrens: het minimaal vereist eigen vermogen. Het minimaal vereist eigen vermogen is ultimo 2012 4,1 procent van de voorziening pensioenverplichtingen. Dit is gelijk aan vorig jaar. ■■ Dekkings-
of reservetekort Als het fonds minder beschikbaar eigen vermogen heeft dan het vereist eigen vermogen, is er sprake van een reservetekort. Als het beschikbaar eigen vermogen ook lager is dan het minimaal vereist eigen vermogen, is er ook sprake van een dekkingstekort. • De feitelijke dekkingsgraad van bpfBOUW op basis van de rentetermijnstructuur ultimo 2012 is 105,8 procent. De minimaal vereiste dekkingsgraad van het fonds is 104,1 procent. Het fonds had eind 2012 daarom geen dekkingstekort. • De vereiste dekkingsgraad van het fonds is eind 2012 117,4 procent. Het fonds had eind 2012 daarom wel een reservetekort.
Voor het beleggingsbeleid wordt verwezen naar pagina 41. Het vereist eigen vermogen ultimo 2012 is hoger dan het vereist eigen vermogen van 17,2 procent dat in het herstelplan is gehanteerd. Dat komt door gewijzigde marktomstandigheden en omdat in het herstelplan wordt uitgegaan van de langetermijnbeleggingsmix van het fonds, inclusief de op lange termijn 75 procent afdekking van het (netto) renterisico. Eind 2012 was het renterisico voor circa 56 procent8 afgedekt (ultimo 2011:
■■ Herstelplan BpfBOUW had ultimo 2008 een dekkingstekort. Het bestuur heeft daarom begin 2009 een herstelplan moeten opstellen. Dat is in juli 2009 goedgekeurd door DNB. In het herstelplan spreekt het bestuur de verwachting uit dat het fonds in staat is om binnen de gestelde termijnen het beschikbaar eigen vermogen weer naar de
Het renteafdekkingsbeleid van het fonds gaat uit van een afdekking van de verplichtingen op basis van een ongemiddelde rentetermijnstructuur zonder UFR.
8
31
wettelijk vereiste niveaus te tillen. Binnen vijf jaar (ultimo 2013) zou de dekkingsgraad van het fonds op het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen van 104,1 procent moeten komen. Binnen vijftien jaar (ultimo 2023) moet de dekkingsgraad dan minimaal 117,2 procent zijn. Dat is het vereist eigen vermogen op basis van de strategische beleggingsmix op lange termijn. ■■ Ontwikkeling
van de dekkingsgraad De dekkingsgraad van bpfBOUW is in 2012 gestegen ten opzichte van vorig jaar. Dat kwam vooral door het hoge beleggingsrendement en de invoering van de UFR. De invoering van de UFR beperkte het effect van de lagere rente. De lagere rente leidde tot een verhoging van de waarde van de pensioenverplichtingen en daarmee tot een daling van de dekkingsgraad. De beleggingsresultaten hadden een positief effect op de dekkingsgraad. Het rendement van het fonds in 2012 was goed en leidde tot een stijging van het belegd vermogen van het fonds. De hoogte van de dekkingsgraad wordt uiteindelijk beïnvloed door diverse factoren. In tabel 3 is schematisch weergegeven welke factoren dat zijn en welke invloed ze hebben gehad in 2012. Tabel 3 Invloed van factoren op de mutatie van de dekkingsgraad over 2012 (in procenten) Dekkingsgraad Dekkingsgraad primo 2012 Premiebijdrage
100,4 ./.
Pensioenuitkeringen
0,0
Toeslagverlening Verandering rentetermijnstructuur
0,0 ./. 6,0
Overrendement Wijziging sterftegrondslagen
0,4
13,4 ./.
Overig Dekkingsgraad ultimo 2012
1,6 0,0 105,8
In totaal leidden deze oorzaken tot een toename van de dekkingsgraad van 100,4 procent aan het begin van 2012, tot 105,8 procent ultimo 2012.
■■ Verloop dekkingsgraad loopt achter op verwachte herstelpad Het fonds werkt vanaf begin 2009 met een herstelplan. Als gevolg van de lage dekkingsgraad was bpfBOUW hiertoe verplicht. In het herstelplan spreekt bpfBOUW de verwachting uit om zijn beschikbaar eigen vermogen binnen de gestelde termijnen weer naar de wettelijk vereiste niveaus te tillen.
32
Eind 2012 ligt het verloop van de dekkingsgraad van bpfBOUW achter op het verwachte herstel zoals dat is beschreven in het herstelplan. Het herstelplan schrijft voor dat de verwachte dekkingsgraad eind 2012 111,8 procent zou bedragen. De werkelijke dekkingsgraad was op dat moment 6,0 procentpunt lager. Binnen vijftien jaar, gerekend vanaf het moment dat het herstelplan van kracht was, moet de dekkingsgraad minimaal 117,2 procent zijn. Op basis van de dekkingsgraad eind 2012 was het aankondigen van een verlaging van de pensioenen in 2014 niet nodig.
■■ Continuïteitsanalyse De continuïteitsanalyse is gericht op het inzichtelijk maken van risico’s over een tijdshorizon van vijftien jaar. De continuïteits analyse zet de waardeontwikkeling van de beleggingen en de verplichtingen tegenover elkaar. Dit biedt inzicht in de financiële ontwikkeling van het fonds en de sturingskracht van de beleidsinstrumenten. Verder geeft de continuïteitsanalyse aan hoe waarschijnlijk het is dat eventuele jaarlijkse toeslagen in de toekomst ook echt kunnen worden verstrekt. Het fonds heeft in 2012 een nieuwe continuïteitsanalyse laten uitvoeren. Onderdeel van de continuïteitsanalyse was de consistentietoets. Uit de resultaten kan geconcludeerd worden dat het fonds over voldoende herstelvermogen beschikt en dat de toeslagambitie bij een gezonde dekkingsgraad naar verwachting in voldoende mate kan worden gerealiseerd.
n Premie en toeslagverlening ■■ Premie- en toeslagbeleid BpfBOUW voert een premiebeleid dat is gebaseerd op een aantal solidariteitsbeginselen. Het premiepercentage voor de middelloonregeling is bijvoorbeeld voor iedere deelnemer even hoog. Daarnaast heeft het fonds de ambitie om (gewezen) deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden van bpfBOUW een inflatiebestendig pensioen te bieden. Daarop is het toeslagbeleid van het fonds gericht. Er wordt alleen een toeslag verleend als er genoeg financiële ruimte voor is. Aan het einde van elk jaar stelt het bestuur de premies en toeslagen voor het daaropvolgende jaar vast. Allereerst wordt hierna kort het premiebeleid en de vastgestelde premies voor 2013 voor de middelloonregeling en de aanvullings regelingen toegelicht. Vervolgens wordt het toeslagbeleid en vaststelling van de toeslagverlening beschreven. Daarna volgt het beleid en de vaststelling ten aanzien van de premie en toeslagverlening van de arbeidsongeschiktheidspensioenen. Ten slotte wordt ingegaan op de gedempte en kostendekkende premie over het afgelopen jaar. ■■ Premie
middelloonregeling Het uitgangspunt van het fonds is enerzijds dat de premie op de lange termijn voldoende hoog is om nieuwe pensioenaanspraken te financieren en tegelijkertijd voldoet aan alle wettelijke eisen. Anderzijds is een belangrijk uitgangspunt dat de premie betaalbaar blijft voor werkgevers en werknemers. Ieder jaar stelt het fonds de gedempte premie en de kostendekkende premie vast. De jaarlijkse, totale kostendekkende premie is gelijk aan de kosten die gemaakt moeten worden om de pensioenaanspraken die in dat jaar zijn opgebouwd te financieren. Premie middelloonregeling 2013 • Sluitende financiële opzet De premie over het jaar 2012 was vastgesteld op een lager niveau dan de benodigde premie. Dat was toegestaan op grond van de zogenoemde adempauze en onder de voorwaarde dat vóór 2013 gezorgd werd voor een sluitende financiële opzet. Daarom heeft het fonds de cao-partijen die zijn aangesloten bij bpfBOUW gevraagd om de regeling en/of de premie aan te passen. Cao-partijen hebben in 2012 afspraken gemaakt om de middelloonregeling te versoberen. Dit doen ze door het opbouwpercentage in 2013 te verlagen van 2,25 procent naar 1,8 procent. Daarnaast hebben Cao-partijen besloten het premiepercentage voor de middelloonregeling voor 2013 te verhogen naar 22,6 procent van de pensioengrondslag. Hiermee kon het bestuur een premie vaststellen die een bijdrage levert aan het herstel.
• Bijdrage premie aan herstel financiële positie In een situatie van dekkingstekort moet de premie bijdragen aan het herstel van de financiële positie. Dat betekent dat de premie ten minste gelijk moet zijn aan de benodigde premie, die berekend is op basis van de feitelijke rente. Bij de benodigde premie moet bovendien rekening worden gehouden met een solvabiliteitsopslag ter grootte van het minimaal vereist eigen vermogen. Op het moment dat de premie werd vastgesteld, was de feitelijke rente lager dan de vaste rentevoet van 3,5 procent. De benodigde premie op basis van de feitelijke rente was daardoor hoger. Deze was namelijk 22,6 procent. In november 2012 heeft het bestuur de premie voor de middelloonregeling voor 2013 ook als zodanig vastgesteld, wegens de situatie van een dekkingstekort op dat moment. De premie is daarmee met 0,7 procentpunt gestegen ten opzichte van 2012. • Gedempte kostendekkende premie BpfBOUW hanteerde tot en met 2012 bij de vaststelling van de gedempte kostendekkende premie een vaste rentevoet van 4 procent. Voor de lange termijn is dit niet meer een goede inschatting van de gemiddelde renterealisatie. BpfBOUW heeft besloten om met ingang van 2013 de vaste rentevoet bij de vaststelling van de gedempte kostendekkende premie te verlagen naar 3,5 procent. De gedempte kostendekkende premie bedraagt 20,9 procent voor 2013. Op de volgende pagina is in tabel 4 de opbouw van de middelloonpremie voor 2013 schematisch weergegeven. ■■ Premies
aanvullingsregelingen Wet- en regelgeving schrijven voor dat de aanvullingsregelingen uiterlijk in het jaar 2020 afgefinancierd moeten zijn. Dat geldt voor alle aanvullingsregelingen binnen de bouwnijverheid. Omdat elke sector binnen de bouwnijverheid zijn eigen aanvullingsregeling heeft, bepaalt het bestuur de premies voor de aanvullingsregelingen per sector. Premies aanvullingsregelingen 2013 Bij het vaststellen van de premies voor de aanvullingsregelingen kijkt het bestuur naar de verwachte lasten en de al aanwezige reserves. De financiering van de aanvullingsregelingen vindt gelijkmatig plaats tot 2021. Door een afname van het draagvlak (minder premiebetalers) en de dalende rente nam de premiedruk voor de aanvullingsregelingen toe. Daarnaast werd de middelloonregeling versoberd. De aanvullingsregelingen, die qua hoogte op de middelloonregeling waren afgestemd, kwamen zodoende ook ter discussie te staan. In de besluitvorming over de sluitende financiële opzet hebben cao-partijen wegens deze ontwikkelingen besloten de aanvullingsregelingen te versoberen met 10 procent.9 De premies voor 2013 zijn vastgesteld op
Voor aanvullingsregeling Mortel geldt een versobering van 35 procent.
9
33
Tabel 4 Opbouw middelloonpremie voor 2013 Premie middelloonregeling 2013 Onderdelen Gedempt kostendekkend op basis van 3,5%
Bijdragend aan herstel op basis van RTS
Coming service
17,3
21,1
Kostenopslag
0,5
0,5
Debiteurenrisico-opslag
0,1
0,1
Opslag toeslagverlening actieven
0,0
0,0
Solvabiliteitsopslag*
3,0
0,9
20,9
22,6
Vastgestelde premie 2013
* de solvabiliteitsopslag is voor de gedempte kostendekkende premie gelijk aan het vereist eigen vermogen. Voor de premie die bijdraagt aan herstel is de opslag gelijk aan het minimaal vereist eigen vermogen. ■■ Toeslagverlening
basis van de versoberde regelingen. In tabel 5 staan per sector de premies voor de aanvullingsregelingen voor deelnemers die geboren zijn na 1949. De premie is een percentage van de premiegrondslag.
Er wordt in beginsel geen onderscheid gemaakt tussen toeslagverlening voor actieve deelnemers enerzijds en voor pensioengerechtigden en gewezen deelnemers anderzijds. Alleen als er in een jaar geen volledige toeslag kan worden verleend, kan er onderscheid gemaakt tussen deze groepen. Actieve deelnemers krijgen dan mogelijk toeslagverlening vanuit de Reserve toeslagverlening actieven.
Tabel 5 Premiepercentages aanvullingsregeling voor deelnemers geboren na 1949 per sector Sector
2012
2013
Bouw
10,5
10,6
UTA
3,0
2,8
Timmerindustrie
2,7
2,6
Afbouw
8,7
5,7
Natuursteenbedrijf
7,8
6,9
n.v.t.
2,1
Betonmortelindustrie
Voor de sector Betonmortelindustrie is voor 2012 geen premie vermeld, omdat deze premie in 2012 niet is geïnd door bpfBOUW. In tabel 6 staan per sector de premies voor de aanvullingsregelingen voor deelnemers die geboren zijn vóór 1950. De premie is een percentage van het pensioenloon.
Reserve toeslagverlening actieven In de premie voor de middelloonregeling is normaliter een opslag van 0,4 procent gereserveerd voor de Reserve toeslagverlening actieven. Cao-partijen hebben in het kader van de sluitende financiële opzet besloten dat de opslag voor 2013 niet geheven wordt. De reserve toeslagverlening actieven kan aangesproken worden voor toeslagverlening voor actieve deelnemers als er geen volledige toeslag kan worden verleend. Inhaaltoeslagverlening Een achterstand in toeslagverlening ontstaat als in één of meerdere jaren geen of slechts gedeeltelijk toeslag wordt verleend. Als er ná 1 januari 2006 geen of slechts gedeeltelijk toeslag is verleend, kan dat nadien worden ingehaald.
Tabel 6 Premiepercentages aanvullingsregeling voor deelnemers geboren vóór 1950 per sector
34
Toeslagverlening 2013 Het bestuur heeft in november 2012 besloten om per 1 januari 2013 geen toeslag te verlenen in verband met de situatie van het dekkingstekort van dat moment. Dit geldt voor zowel actieve deelnemers als gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.
Sector
2012
2013
Bouw
2,0
2,5
UTA
1,2
1,2
Inhaaltoeslagverlening kan plaatsvinden als het beschikbaar eigen vermogen van het fonds boven de premiekortingsgrens uitkomt en het bestuur hiertoe besluit. Het bestuur heeft de intentie achterstanden in te halen, voor zover dit in de toekomst mogelijk is en de achterstanden niet te ver in het verleden liggen. De premiekortingsgrens is gelijk aan de som van het vereist
Tabel 7 Toeslagverlening en cumulatieve achterstand in toeslagverlening, ontstaan vanaf 1 januari 2009 (in procenten) 2012
2013 0,00
Toeslag per 1 januari, actieve deelnemers
0,00
Toeslag per 1 januari, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden
0,00
0,00
Volledige toeslag in boekjaar
1,03
1,81
Achterstand in toeslag, ontstaan in boekjaar, actieve deelnemers
1,03
1,81
Achterstand in toeslag, ontstaan in boekjaar, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden
1,03
1,81
Cumulatieve achterstand in toeslagen tot en met boekjaar, actieve deelnemers
5,87
7,79
Cumulatieve achterstand in toeslagen tot en met boekjaar, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden
6,62
8,55
eigen vermogen en het geschatte vermogen dat nodig is om de toeslagambitie van het fonds waar te maken. In tabel 7 zijn de toeslagpercentages over 2012 en 2013 schematisch weergegeven. Ook staat de cumulatieve achterstand in toeslagverlening vermeld. Indien in de toekomst blijkt dat over het jaar 2013 inhaaltoeslag (achterstand ontstaan per 1 januari 2014) kan worden verleend, zal deze gemaximeerd worden op de prijsindex. Conform het beleid worden toeslagachterstanden ouder dan vijf jaar niet ingehaald. Een deel van de toeslagachterstand vervalt echter niet standaard na vijf jaar, maar op een nader te bepalen tijdstip. Dit deel bedraagt eind 2012 1,21 procent (cumulatief).
Tabel 8 Premie- en toeslagpercentages arbeidsongeschiktheidspensioen per sector Sector
2012
2013
Premie
0,00
0,15
Loonontwikkeling
1,00
1,76
Toeslagverlening
0,00
0,00
Achterstand in toeslagverlening
1,00
1,76
Cumulatieve achterstand in toeslagverlening
4,31
6,15
Premie
0,00
0,10
Loonontwikkeling
1,50
2,01
Toeslagverlening
0,00
0,00
Achterstand in toeslagverlening
1,50
2,01
Cumulatieve achterstand in toeslagverlening
4,31
6,41
Premie
n.v.t.
n.v.t.
Loonontwikkeling
1,00
2,52
Toeslagverlening
0,00
0,00
Achterstand in toeslagverlening
1,00
2,52
Cumulatieve achterstand in toeslagverlening
4,57
7,21
Premie
0,00
0,10
Loonontwikkeling
1,00
1,51
Toeslagverlening
0,00
0,00
Achterstand in toeslagverlening
1,00
1,51
Cumulatieve achterstand in toeslagverlening
4,42
6,00
Premie
n.v.t.
0,00
Loonontwikkeling
n.v.t.
2,01
Toeslagverlening
n.v.t.
0,00
Achterstand in toeslagverlening
n.v.t.
2,01
Cumulatieve achterstand in toeslagverlening
n.v.t.
2,01
Bouw/UTA
Timmerindustrie ■■ Premie-
en toeslag arbeidsongeschiktheidspensioen De premies en de toeslagverlening voor het arbeidsongeschiktheidspensioen worden per sector van de bouwnijverheid vastgesteld. Vanaf 2013 moet in tegenstelling tot 2012 premie worden geheven. Het premie- en toeslagbeleid voor het arbeidsongeschiktheidspensioen is conform het reguliere premie- en toeslagbeleid van het fonds. Arbeidsongeschiktheidspensioen 2013 In tabel 8 staan de gevraagde premies en verleende toeslagen ten aanzien van het arbeidsongeschiktheidspensioen. De vaststelling ervan gebeurt per sector. De premie voor het arbeidsongeschiktheidspensioen is een percentage van de pensioengrondslag.
Afbouw
Natuursteenbedrijf
Betonmortelindustrie
35
■■ Toetsing Kostendekkende premie over 2012 Naast de feitelijke premie berekent het fonds ook elk jaar de kostendekkende premie. De kostendekkende premie wordt na het boekjaar achteraf vastgesteld voor elke regeling. De kostendekkende premie is nodig voor de financiering van: • de jaarlijkse pensioeninkoop (de coming service); • de opslag voor toeslagverlening; • de opslag voor solvabiliteit (om het vereist eigen vermogen in stand te houden); • de opslag voor de kosten van de uitvoering van de pensioenregeling. ■■ Middelloonregeling
Het fonds hanteert voor de berekening van de gedempte kostendekkende premie voor de middelloonregeling over 2012 een rentevoet van 4 procent. Ook berekent het fonds de kostendekkende premie op basis van de rentetermijnstructuur. In tabel 9 staan de kostendekkende premies voor 2012 voor de middelloonregeling op basis van beide rentestructuren.
De Reserve premiekorting is opgeheven per 31 december 2011. De totale gedempte kostendekkende premie is 824,0 miljoen euro. De totale premie op basis van de rentetermijnstructuur is 1.124,0 miljoen euro. ■■ Aanvullingsregelingen
De premies voor de aanvullingsregelingen worden berekend door de contante waarde van de verwachte lasten te verminderen met de reserve en te delen door de contante waarde van de premiegrondslag tot 2021. Dit houdt in dat de financiering van de aanvullingsregelingen gelijkmatig plaatsvindt tot 2021, terwijl de jaarlijkse lasten kunnen schommelen. Over de gehele looptijd wordt dus een kostendekkende premie gevraagd. In sommige jaren is de premie echter hoger dan voor dat jaar nodig is. In andere jaren is de premie juist lager. De verschillen komen ten goede of ten laste van de Reserve aanvullingsregelingen. ■■ Arbeidsongeschiktheidspensioen
In tabel 10 staan de kostendekkende premies voor het arbeidsongeschiktheidspensioen op basis van de rentetermijnstructuur en de gedempte rentevoet van 4 procent.
Tabel 9 Kostendekkende premies voor de middelloonregeling (in procenten van de premiegrondslag)
Tabel 10 Kostendekkende premies voor het arbeidsongeschiktheidspensioen (in procenten van de premiegrondslag)
Onderdelen
Coming service Toeslagverleningsopslag Solvabiliteitsopslag Kostenopslag Kostendekkende premie
Rentetermijnstructuur primo 2012
Gedempte disconteringsvoet
25,8
18,7
0,4
0,4
4,6 0,5 31,3
Rentetermijnstructuur primo 2012
Gedempte disconteringsvoet
Coming service
0,14
0,13
3,3
Toeslagverleningsopslag
0,00
0,00
0,5
Solvabiliteitsopslag
0,03
0,02
Kostenopslag
0,00
0,00
Kostendekkende premie
0,17
0,15
22,9
De kostendekkende premie op basis van de rentetermijnstructuur is hoger dan de premie tegen de gedempte rentevoet van 4 procent. Dat komt omdat het renteniveau van de rentetermijnstructuur begin 2012 lager lag dan de gedempte disconteringsvoet. Hierdoor geldt voor de inkoop van pensioen (de coming service) een hoger tarief. De vooraf (eind 2011) berekende kostendekkende premie voor 2012 was gelijk aan 31,1 procent. De gedempte premie was gelijk aan 22,9 procent. Bij het vaststellen van de premie voor het jaar 2012 (najaar 2011) is rekening gehouden met de op dat moment nog aanwezige Reserve premiekorting. Het bestuur heeft toen besloten het verschil tussen de gedempte premie (van 22,9 procent) en feitelijke premie (van 21,9 procent) te financieren uit deze reserve en de premie vast te stellen op 21,9 procent. Het totale bedrag aan feitelijk ontvangen premie in 2012 is 787,4 miljoen euro. Dit is exclusief de premies die ontvangen zijn voor de BeterExcedentregeling (6,0 miljoen euro).
36
Onderdelen
De feitelijk ontvangen premie in 2012 is nihil. Over 2012 is namelijk geen premie voor arbeidsongeschiktheidspensioen geheven. De totale kostendekkende premie op basis van de gedempte rentevoet van 4 procent is 5,6 miljoen euro. De premie op basis van de rentetermijnstructuur is 6,1 miljoen euro.
n Beheersing van de risico’s Het beheersen van de risico’s is een proces waarin de doelstellingen van het fonds de basis vormen. Het risicoregister vormt een centrale plaats in het monitoren van de risico’s. Het register wordt actueel en levendig gehouden door onderdelen van dit register regelmatig op de agenda van het bestuur te plaatsen. Daarnaast vormen externe ontwikkelingen en beleidswijzigingen voor een continu onderhoud op het waarderen van de risico’s en het vaststellen van de benodigde beheersmaatregelen. De risico’s zijn ingedeeld in vijf hoofdcategorieën: • Financieel • Strategisch en omgeving • Operationeel • Compliance • Governance In dit hoofdstuk worden de risico’s behandeld die in het jaar 2012 aandacht hebben gekregen. De risico’s die vallen onder de categorie Financieel worden behandeld in de jaarrekening.
■■ Strategisch en omgeving ■■ Deskundigheidsrisico
Het risico van onvoldoende beschikbaarheid van deskundige bestuursleden is toegenomen door de stijgende complexiteit waar het fonds mee te maken heeft. Deze complexiteit wordt veroorzaakt doordat het toezicht meer vraagt van bestuursleden om de verantwoordelijkheid van het besturen van het fonds te kunnen dragen. Professionele bestuurders Het bestuur heeft zich in 2012 gebogen over het vraagstuk hoe het fonds zo optimaal mogelijk kan worden aangestuurd, terwijl rekening wordt gehouden met het draagvlak van het fonds. Dit zijn de vanuit de werkgevers- en werknemersorganisaties benoemde bestuursleden. Door benoeming van professionele bestuurders op het terrein van vermogensbeheer en uitbesteding, denkt het bestuur met de beheersing van de risico’s op deze twee terreinen een adequate maatregel te hebben getroffen. Vereiste deskundigheid commissies Het besturingsmodel van het fonds kenmerkt zich door vier bestuurlijke commissies: Algemene Zaken, Pensioenzaken, Vermogensbeheer en Finance, Control en Riskmanagement. Deze commissies bereiden de besluitvorming van het bestuur voor. In het verslagjaar zijn de profielen van de leden van de betreffende commissies uitgewerkt. In deze profielen zijn de functie-eisen en de benodigde competenties voor betreffende commissie opgenomen. Kandidaatstelling en selectieprocedure De procedure voor het stellen van een kandidaat voor het bestuur is aangescherpt. De selectie van een kandidaat gebeurt op basis van
het functieprofiel waarvoor een kandidaat gezocht wordt. Sociale partners dragen vervolgens een kandidaat voor. Het bestuur stelt een gemotiveerde voordracht van een kandidaat aan de toezichthouder voor. Toezichtsrisico De bevoegdheden van de toezichtsorganen, DNB en de AFM, zijn de afgelopen jaren flink toegenomen. Dit heeft geleid tot hogere eisen aan het fonds en meer regels. Het risico van significante hogere kosten in de vorm van solvency-eisen en kosten voor professionalisering zijn hiermee toegenomen. In het verslagjaar heeft het fonds met betrekking tot de kosten voor de regeling in nauwe samenwerking met sociale partners gewerkt aan een sluitende financiële opzet. Afspraken voor het jaar 2013 betekende een hogere premie, onder andere voor de eis dat de premie een bijdrage moest leveren aan het herstel van de dekkingsgraad. Ook de kosten van de ondersteuning van het fonds zijn toegenomen. Het bestuursbureau is namelijk uitgebreid met een Manager Vermogensbeheer. ■■ Beleidsregel
geschiktheid 2012 DNB en AFM hebben gezamenlijk per 1 juli 2012 de ‘Beleidsregel geschiktheid 2012’ vastgesteld en gepubliceerd. Deze beleidsregel is van toepassing op pensioenfondsbestuurders en komt in de plaats van de ‘Beleidsregel deskundigheid 2011’. Voor pensioenfondsen is het vooral een wijziging van terminologie: deskundigheid wordt geschiktheid. In de criteria voor toetsing is er ten opzichte van de Beleidsregel deskundigheid 2011 niets veranderd. De basis is dat niet alleen kennis en ervaring moeten worden getoetst, maar ook vaardigheden en professionaliteit. Aanleiding voor de nieuwe beleidsregel is een wijziging per 1 juli 2012 in de Wet op het financieel toezicht (Wft), waarin nu de term ‘geschiktheid’ is opgenomen. De wijziging van de Wft heeft geen betrekking op pensioenfondsen. De deskundigheid van beleidsbepalers bij een pensioenfonds wordt getoetst op basis van bepalingen in de Pensioenwet. Studiedagen en zelfevaluatie Het bestuur van bpfBOUW is ook in 2012 volop bezig geweest om de deskundigheid op peil te houden. Op 30 maart 2012 hield het bestuur een studiedag met diverse actuele onderwerpen op de agenda. Zij spraken bijvoorbeeld over het pensioencontract, de ALM-analyse van verschillende pensioencontracten en generatieeffecten bij de overgang naar een nieuw pensioencontract. Aansluitend was er een workshop over ‘risicohouding’. Op 20 september 2012 hebben de commissies van het bestuur een zelfevaluatie gedaan. Zij hebben hun activiteiten geëvalueerd en gewaardeerd. Het resultaat van deze zelfevaluatie waren de volgende adviezen aan het bestuur: • Commissies vragen hoe zij zichzelf kunnen verbeteren. • Het bestuursbureau een voorstel laten doen over hoe de diverse commissies de zelfevaluatie kunnen professionaliseren.
37
• Het deskundigheidsplan actualiseren. • Een bestuurlijke zelfevaluatie te plannen. Op 9 november 2012 hield het bestuur een tweede studiedag. De belangrijkste onderwerpen waren: • Selectie, monitoring en evaluatie van externe managers. • Recapitulatie gesprekken DNB over eisen bestuurdersdeskundigheid. • Inleiding over de governancemodellen en opties voor bpfBOUW. • Bespreking functieprofielen per commissie. Het onderwerp governance leidde tot bijstelling en aanvulling van de functieprofielen voor leden van de commissies van bpfBOUW.
■■ Operationeel
ondersteunen. Door beleid te formuleren over de relatie tussen deze doelstellingen en de wijze waarop de bedrijfsprocessen en informatievoorziening deze ondersteunen, is het bestuur sterker in control. Daarnaast blijft het bestuur in zijn sturing de balans tussen kosten en kwaliteit zoeken. Self-assessment informatiebeveiliging Het fonds onderkent het belang van een robuuste informatiebeveiliging en werkt daar overeenkomstig naar. In het verslagjaar is er door DNB een onderzoek uitgevoerd naar de informatiebeveiliging. De pensioenadministratie van het fonds scoorde voor 87 procent van de onderzochte onderdelen een voldoende. In vergelijking met andere pensioenfondsen lag dit boven het gemiddelde van 69 procent. Voor de onderdelen waar nog verbetering mogelijk is, heeft het fonds een verbeterplan opgesteld.
■■ Uitbestedingsrisico
Het fonds heeft het vermogensbeheer en de pensioenadministratie uitbesteed aan externe partijen. Door het indirect monitoren van de uitvoering van deze activiteiten, bestaat de kans dat de uitbestede taken niet uitsluitend in het belang van het fonds uitgevoerd worden. Het gevolg kan zijn dat de doelstellingen van het fonds minder of later worden gerealiseerd. Uitbesteding vermogensbeheer In het verslagjaar heeft het bestuur een plan van aanpak opgesteld ten behoeve van de beheersing van de beleggingen. De onderdelen van dit plan waren gericht op de uitbesteding van het vermogensbeheer, namelijk: • Verbetering van de rapportages door meer aandacht te besteden aan de risico-aspecten van beleggen. • Het aanscherpen van het selectie, monitorings – en evaluatieproces van externe managers. In 2012 zijn belangrijke stappen gezet op deze onderdelen van het plan. Het robuuster maken van de beheersomgeving is een belangrijke beweging die het bestuur vervolgens moet gaan inzetten. Uitbesteding pensioenadministratie In het verslagjaar heeft DNB onderzoek gedaan naar de risico’s van de uitbestedingsrelatie van de pensioenadministratie. Het doel van het onderzoek was oordeelsvorming door DNB op welke wijze het bestuur invulling geeft aan een beheerste en integere bedrijfsvoering. DNB gaf aan dat het bestuur de goede bewegingen in gang heeft gezet en het uitbestedingsrisico een prominente plek heeft gekregen in de uitgevoerde risico-analyse. Aandacht wordt gevraagd voor het formuleren en het helder schriftelijk vastleggen van het uitbestedingsbeleid. ■■ IT-risico
Het IT-risico is het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende de doelstellingen van het fonds
38
■■ Compliance ■■ Uitvoeringsrisico
Dit risico raakt het domein van het besturen van het fonds en de ondersteuning die het bestuur daarbij ontvangt. Gezien de complexe uitvoering van de niet-uitbestede activiteiten en door de kwetsbaarheid (omvang) van de organisatie is er een kans dat de uitvoering onvoldoende is met als gevolg financieel nadeel of reputatieschade. In het verslagjaar heeft het bestuur versterking aangetrokken in de ondersteuning van het bestuur. Daarnaast hebben de voorzitters functioneringsgesprekken met de bestuursleden gehouden. Op basis van deze gesprekken zijn de leemtes in de deskundigheden en de daarbij benodigde opleidingen vastgesteld. Tevens heeft er een evaluatie plaatsgevonden van de werking van de commissies. Voor 2013 worden op basis van deze evaluatie aanpassingen in de taken en verantwoordelijkheden van de commissies aangebracht. Het bestuur heeft tevens besloten om de evaluatie van de dienstverlening door het bestuurbureau in haar jaarplanning op te nemen. Pensioentoezeggingsrisico Gezien het complexe juridische karakter van pensioentoezeggingen en door mogelijke claims van (gewezen) deelnemers en/of werkgevers is er een kans dat het fonds meer moet uitkeren dan werd voorzien met als gevolg een financieel nadeel. Een voorbeeld van een financieel nadeel is een claim van een werknemer op pensioen zonder dat er sprake is van premie-afdracht door zijn (bij het fonds veelal onbekende) werkgever. Om dit risico te beheersen heeft het bestuur verschillende maatregelen getroffen. Eén van deze maatregelen betreft het uitvoeren van werkingssfeeronderzoeken. Hiermee kunnen mogelijke werkgevers die onder de verplichtstelling van het fonds en nog niet zijn aangesloten, worden getraceerd. Per kwartaal
zal er gerapporteerd worden over het aantal aansluitingen bij het fonds als gevolg van een werkingssfeeronderzoek. Juridisch risico Het juridisch risico heeft betrekking op de veranderingen in en de naleving van wet- en regelgeving alsmede op de mogelijkheid dat het fonds bedreigd wordt in zijn rechtspositie. Hierbij wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of incorrect gedocumenteerd zijn. In het verslagjaar heeft het bestuur geconstateerd dat er geen evaluaties plaatsvinden van de dienstverlening van zijn opdrachtnemers. Teneinde de contractuele afspraken actueel en afdwingbaar te houden, dienen deze evaluaties plaats te vinden. Daarnaast heeft het bestuur de opdrachtnemer van de pensioenadministratie gevraagd in de SLA een afspraak op te nemen, die inhoudt, dat bij twijfel over de correcte toepassing van de fiscale- wet- en regelgeving contact wordt opgenomen met het betreffende overheidsorgaan. Integriteit, transparantie en toezicht ten aanzien van vastgoed Integriteit en transparantie vormen een belangrijke basis voor vertrouwen in de bouwnijverheid. Het bestuur van bpfBOUW besteedt daarom blijvende aandacht aan integriteit, toezicht en transparantie bij vastgoed.
• bepalen strategische beleid; • bepalen richtlijnen en kaders; • beheersen risico’s balansbreed & compliance; • monitoren managers; • vaststellen formele rapportages. In het verslagjaar heeft het bestuur zijn verantwoordelijkheid genomen door bij cao-partijen van de sectoren aangesloten bij het fonds aan te dringen om maatregelen te nemen, die moeten leiden tot een sluitende financiële opzet. Documentatierisico Het documentatierisico is het risico dat cruciale gegevens niet beschikbaar zijn. Oorzaken hiervan zijn het onvoldoende notuleren, ordenen en archiveren van afspraken, protocollen en overeenkomsten. Het gevolg kan zijn dat activiteiten niet uitgevoerd worden of dat er niet effectief gereageerd wordt bij juridische kwesties. Het bestuur heeft in 2012 vastgesteld dat er een register ontbreekt, waarin de door het bestuur aan derden gedelegeerde bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd In de planning voor 2013 is hiervoor een activiteit opgenomen. De in het jaarverslag 2011 aangekondigde inrichting van een bestuurdersportaal is wegens prioritering nog niet gerealiseerd.
De beheerder van de vastgoedbeleggingen van het fonds, Bouwinvest, is begin 2013 gecertificeerd met een ISAE 3402 Type II Standard Serviceorganisatie Control Rapport over het jaar 2012. Het project waarmee de Alternative Investment Fund Managers Directive (AIFMD) wordt geïmplementeerd, heeft positieve vooruitgang geboekt in 2012. Bouwinvest is op basis van deze AIFMD wettelijk verplicht om in juli 2013 een vergunning aan te vragen bij de AFM. Het monitoring- en testprogramma met betrekking tot compliance is in 2012 conform plan uitgevoerd. In totaal zijn 85 van de 140 medewerkers van Bouwinvest getoetst uit hoofde van de procedure integriteitgevoelige functies en zijn ruim 700 zakenpartners op vastgoedgebied getoetst in 2012.
■■ Governance ■■ Verantwoordelijkheidsrisico
Het verantwoordelijkheidsrisico is het risico dat door onduidelijkheid belangrijke beslissingen of activiteiten niet of te laat worden genomen. Het bestuur heeft in het verslagjaar weer belangrijke stappen gezet in het beheersen van dit risico. Hieronder valt het vastleggen en expliciteren van de taakverdeling tussen het bestuur en de opdrachtnemende vermogensbeheerders. Het strategische beheer van het te beleggen vermogen valt onder het werkdomein van het bestuur. Onder dit beheer vallen de volgende taakgebieden:
39
SAMEN BOUWEN
PROJECT WORKplace 6 SYDNEY AUSTrALIË
Workplace 6 omvat 16.200 m² kantoorruimte over de vijf bovenste verdiepingen en 1.800 m² winkelruimte op de begane grond. Een open centrale atrium zone, in combinatie met externe lichtplanken, zorgt voor natuurlijk licht dat diep doordringt in de werkruimtes op elke verdieping. Samen bouwen aan innovatieve oplossingen.
40
n Beleggingsbeleid BpfBOUW heeft de ambitie om zijn deelnemers solide, inflatiebestendige pensioenen te bieden. Het beleggingsbeleid is een middel om die ambitie te kunnen realiseren. BpfBOUW voert een solide beleggingsbeleid, waarin de belangen van de deelnemers centraal staan. Op korte én lange termijn. Het is belangrijk dat de beleggingen van het fonds een goed rendement opleveren. Maar het is ook belangrijk dat er niet teveel risico genomen wordt. Het bestuur van bpfBOUW geeft daarom de grenzen van het beleggingsbeleid aan.
■■ Strategisch beleggingsbeleid Het strategische beleggingsbeleid van bpfBOUW wordt elke twee of drie jaar opnieuw vastgelegd. De uitgangspunten van het beleid zijn gebaseerd op de uitgangspunten van een ALM-studie. Een ALM-studie stemt de beleggingen en de pensioenverplichtingen op elkaar af. De aangepaste ALM-studie, welke is uitgevoerd in de zomer van 2012 met nadruk op de innovatieve beleggingen, heeft uiteindelijk geleid tot eenzelfde uitkomst voor de langetermijnbeleggingsmix als de studie die is uitgevoerd in 2010. Naar aanleiding van de uitkomsten is besloten om voor het komend jaar zo veel mogelijk invulling te geven aan de normgewichten van innovatieve beleggingen. De allocatie van aandelen en bedrijfsobligaties is teruggebracht ten gunste van meer veilig geachte staatsobligaties. Jaarlijks zal door bpfBOUW worden bezien in welke mate de langetermijnbeleggingsmix in samenhang met de actuele economische ontwikkelingen en de invulling van illiquide beleggingen verder kan worden vormgegeven. Het beleggingsplan bevat de strategische norm (inclusief de te hanteren benchmarks) voor het komende jaar. Het beleggingsplan is onder meer gebaseerd op de verwachtingen ten aanzien van economische en financiële ontwikkelingen. Ook wordt rekening gehouden met de eis die toezichthouders stellen aan een fonds in herstel: binnen het fonds mag het risicoprofiel niet toenemen.
Marktbewegingen of tactische overwegingen kunnen leiden tot een afwijking van de (strategische) norm. Het fonds blijft echter tussen de vastgestelde bandbreedtes voor de verschillende beleggingscategorieën. De samenstelling van de beleggingsportefeuille is sinds de jaren negentig fors veranderd. Beleggingen in vastrentende waarden hebben steeds meer plaatsgemaakt voor zakelijke waarden zoals aandelen en private equity. In recente jaren zijn hier ook beleggingen in andere beleggingscategorieën bijgekomen. Dat zijn bijvoorbeeld beleggingen in grondstoffen, infrastructuur en hedgefondsen. Figuur 4 op pagina 42 geeft de ontwikkeling van de samenstelling van de beleggingsportefeuille over de periode 1970 tot en met 2012 weer.
■■ Beleggingsbeleid in 2012 Er is in 2012 voor gekozen om meer te beleggen in een beleggingsfonds met enkel zeer kredietwaardige staatsobligaties van de kernlanden van de eurozone. Deze worden onder andere gekenmerkt door een betere liquiditeit. Daarnaast is ervoor gekozen om minder te beleggen in bedrijfsobligaties. Dit als gevolg van de ontwikkelingen op de financiële markten, mogelijke liquiditeitsbehoefte en risicoanalyse. Daarnaast is er aan de aandelenportefeuille een minimum volatility belegging toegevoegd. Bij deze belegging ligt over het algemeen het risicoprofiel lager. Bij de samenstelling van deze portefeuille is geen rekening gehouden met rendementsverwachtingen voor individuele aandelen. De verhoudingen tussen de aandelen in de portefeuille zijn bepaald aan de hand van de beweeglijkheid (volatiliteit) van de individuele aandelen en de onderlinge relatie tussen de aandelen (diversificatie). Het lagere risico is voornamelijk het gevolg van het vermijden van de risicovollere aandelen en het opzoeken van beleggingen in stabielere aandelen. Dit jaar is besloten om het risicoprofiel meer constant te houden en beter aan te laten sluiten bij gewenste risicoprofiel zoals die in de ALM-studie is vastgesteld. In de ALM-studie is verondersteld
Tabel 11 Strategische beleggingsmix van het fonds Beleggingscategorie
Langetermijn-norm (in procenten)
Norm in 2013 (in procenten)
Norm in 2012 (in procenten)
Vastgoed
20
20
20
Aandelen
26
25
25
Vastrentende waarden
42
43
43
Overige beleggingen
12
12
12
100
100
100
Totaal
41
Figuur 4 S amenstelling van de beleggingsportefeuille in de periode 1970 tot en met 2012
Asset allocatie bpfBOUW 1970 - 2012 100 %
n Vastrentend
80%
n Aandelen n Vastgoed n Alternatieve
60%
beleggingen
40%
20%
0% 1970
1975
1980
1970
1990
1995
dat de totale waarde van de activa inclusief de waarde van de overlay wordt belegd in de beleggingsmix. In de overlay is de waarde van de derivaten ondergebracht. De cash wordt vervolgens herbelegd. Het toevoegen van deze waarde aan de mix is over het 1e kwartaal gespreid. Tevens is dit jaar besloten om de afdekking van de valuta terug te brengen van 100 procent naar 80 procent afdekking. Aan de reeds bestaande afdekking van vreemde valuta (Amerikaanse dollars, Britse ponden en Japanse yens) is de Zwitserse franken toegevoegd. Vanuit het toezichtskader is het valutarisico (s3) ten opzichte van 2011 toegenomen. Vanuit oogpunt van concentratierisico is de allocatie van bedrijfsobligaties (s5) teruggebracht wat er mede toe heeft geleid dat het totale risicoprofiel van de portefeuille van bpfBOUW niet is toegenomen (zie pagina 31). Tevens is besloten om de heritagebeleggingen op verantwoorde wijze af te bouwen. Onderzoek naar het risico-rendementsprofiel van microfinanciering heeft geleid tot de conclusie dat deze belegging om die reden niet meer past binnen de beleggingsmix van het fonds. In 2012 is een groot deel van deze belegging afgebouwd. De komende periode zal het resterende deel vrij vallen. ■■ Vastgoed
Het beleid met betrekking tot de vastgoedportefeuille van bpfBOUW is al gedurende meerdere jaren gericht op diversificatie naar landen en sectoren. Daarnaast is het beleid gericht op het verlagen van het risicoprofiel van de vastgoedportefeuille. De diversificatie heeft vorm gekregen door een betere spreiding over sectoren (woningen, winkels, kantoren, logistiek en hotels) en over landen. Het Beleggingsplan Vastgoed 2013 voorziet in regioallocatie van 67 procent Nederland en 33 procent buitenland.
42
2000
2005
2010
2012
Het verlagen van het risicoprofiel van de vastgoedportefeuille is geconcretiseerd door: • stabiele landen (volwassen en transparant); • economisch kansrijke regio’s voor de betreffende sector; • kwaliteitsobjecten (goede locaties en duurzame gebouwen); • beperkte projectontwikkeling; • beperkte leverage; • beperkt beursgenoteerd vastgoed. Waarderingsrisico In het verslagjaar is de aandacht voor de waarderingen van vastgoed wederom sterk toegenomen. Niet alleen stonden de waarderingen van de diverse vastgoedcategorieën onder druk, maar ook was er een aanzienlijke toename van de belangstelling bij toezichthoudende instanties en accountants voor vastgoedwaarderingen. Het waarderingsrisico is het risico van een rendementsverandering door een onverwachte waarderingsuitkomst. Voor dit risico zijn beheersmaatregelen opgesteld. De beheersmaatregelen voor de Nederlandse portefeuille zijn: • onafhankelijke externe taxateurs; • taxateurswissel om de drie jaar; • kwartaaltaxaties; • afwijkingen van meer dan 5 procent worden nader geanalyseerd; • toets aan marktconforme yields als norm. Voor de buitenlandse portefeuille zijn de beheersmaatregelen en protocollen in 2012 verder uitgewerkt. In 2013 wordt dieper ingegaan op de waarderingsmethodieken en -frequenties die de
managers van de buitenlandse vastgoedfondsen toepassen op de vastgoedobjecten die eigendom zijn van deze fondsen.
■■ Verantwoord beleggen BpfBOUW heeft een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Daar is het bestuur van het fonds zich van bewust en het handelt daarnaar. Dat doet het fonds door het geld van zijn deelnemers te beheren met oog voor mens en milieu. Met andere woorden: door rekening te houden met ESG-factoren. ESG staat voor Environment (ecologische), Social (maatschappelijke) en Governance (goed ondernemingsbestuur). Het financiële belang van de deelnemers van bpfBOUW staat daarbij altijd voorop. Het bestuur vindt dat financieel rendement en maatschappelijk rendement uitstekend samengaan. Hierbij heeft het fonds speciale aandacht voor verantwoord bouwen en verbouwen. Door in de beleggingsprocessen en beslissingen rekening te houden met ESG-factoren kan het fonds een betere afweging maken tussen het verwachte rendement en de bijbehorende risico’s. Hierin werkt bpfBOUW nauw samen met de uitvoerders van zijn beleggingsbeleid, APG en Bouwinvest. De uitgangspunten van het maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid zijn gebaseerd op de Principles for Responsible Investment, de beleggingsprincipes van de Verenigde Naties. Het fonds heeft voor verantwoord beleggen drie doelstellingen geformuleerd: • verbeteren van het financiële rendement, rekening houdend met de risico’s; • blijk geven van maatschappelijke verantwoordelijkheid; • bijdragen aan de waarborging van de integriteit van de financiële markten. De inspanningen van de afgelopen jaren om meer verantwoord te beleggen heeft in 2012 geleid tot volledige integratie van een ESGbeoordeling bij alle beleggingscategorieën. Concrete voorbeelden hiervan kunt u terugvinden in het Verslag Verantwoord Beleggen over 2012.
beleggingen in alternatieve energie, schone technologieën, duurzame infrastructuur en duurzame houtproductie. Het fonds belegt ook in microkredieten. Microkredieten zijn leningen tegen gunstige voorwaarden aan kleine ondernemers in ontwikkelingslanden. Zij worden door de leningen in staat gesteld een kleine investering te doen en daardoor hun financiële positie te verbeteren. Microkredieten zorgen voor een rendement dat vergelijkbaar is met onderhandse leningen. Maar bovenal zorgen microkredieten voor een positieve maatschappelijke ontwikkeling. Onderzoek naar de het risico-rendementsprofiel van microfinanciering heeft geleid tot de conclusie dat deze belegging om die reden niet meer past binnen de beleggingsmix van het fonds. In 2012 is een groot deel van deze belegging afgebouwd. De komende periode zal het resterende deel vrij vallen.
■■ Vooruitzichten ten aanzien van het beleggingsbeleid Het beleid voor 2013 verschilt maar op enkele onderdelen van het beleid uit 2012. In 2013 wordt verder invulling gegeven aan de alternatieve beleggingen overeenkomstig de uitkomsten van de ALM-studie. Alternatieve beleggingen zijn beleggingsproducten waarbij het rendement in mindere mate samenhangt met de koersontwikkelingen op traditionele obligatie- en aandelenmarkten. Voorbeelden van alternatieve beleggingen zijn hedgefondsen, private equity en beleggingen in grondstoffen. Ook verhoogt bpfBOUW in 2013 het aandeel in de minimum volatility belegging in stappen. Daarnaast wordt het gewicht van Emerging Markets aandelen en obligaties verder vergroot. BpfBOUW heeft een weloverwogen investeringsbeleid en een sterke en omvangrijke vastgoedportefeuille. De vastgoedportefeuille zal naar verwachting in 2013 op basis van het stabiele directe dividendrendement opnieuw een solide bijdrage leveren aan het rendement van de totale beleggingsportefeuille van bpfBOUW. De strategische focus op diversificatie en het verlagen van het risicoprofiel worden in 2013 gecontinueerd.
In het verslagjaar behoort bpfBOUW tot de meest duurzame pensioenfondsen van Nederland als het om beleggen gaat. Dat blijkt uit het jaarlijks onderzoek van de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling. Van de vijftig onderzochte pensioenfondsen staat bpfBOUW op de derde plaats. Het fonds is daarmee gestegen op de lijst; in 2011 stond het nog op de vijfde plaats. In dit onderzoek wordt onder andere gekeken naar hoe pensioenfondsen hun deelnemers informeren over de duurzaamheid van hun beleggingen. Themabeleggingen BpfBOUW investeert in geschikte themabeleggingen die financieel en maatschappelijk rendement opleveren. Dit zijn bijvoorbeeld
43
SAMEN BOUWEN
PROJECT OUDEGRACHT ALKMAAR
Dit voormalig klooster, gelegen in het hart van Alkmaar, is herontwikkeld tot appartementen en bedrijfsruimten. De monumentale uitstraling van het pand is hierbij behouden gebleven en noodzakelijke aanpassingen zijn kwalitatief hoogwaardig uitgevoerd met hier en daar een moderne twist. Samen bouwen aan duurzaam herontwikkelen.
44
n Beleggingsresultaten ■■ Macro-economische omstandigheden
■■ Beleggingsresultaten van het fonds
■■ ECB-beleid
BpfBOUW heeft over het verslagjaar 2012 een positief beleggingsresultaat behaald. De beleggingsportefeuille behaalde een rendement van 10,3 procent (exclusief het resultaat op derivaten). Het benchmark van het fonds realiseerde een rendement van 9,6 procent. Het rendement inclusief het resultaat op derivaten bedroeg in het verslagjaar 15,3 procent.
In het eerste kwartaal van 2012 liftte het vertrouwen van beleggers mee op de lange-termijn-herfinancieringsoperaties van de Europese Centrale Bank (ECB). De aandelenkoersen stegen en de risicopremies op staatsobligaties van de perifere landen in de eurozone namen af. Maar in het tweede kwartaal speelde de situatie in Griekenland en Spanje weer op. Daardoor stegen de risicopremies weer. In juli 2012 hield Mario Draghi, de president van de ECB, een toespraak. Deze was van doorslag-gevend belang voor de ontwikkeling van de financiële markten in 2012. Draghi kondigde namelijk aan er alles aan te doen om de euro te redden. Dit gaf beleggers voldoende vertrouwen om opnieuw in risicovolle beleggingen te investeren.
De getoonde rendementen per beleggingscategorie zijn na aftrek van kosten en inclusief valuta-effecten. In tabel 12 is de beleggingsportefeuille schematisch weergegeven.
■■ Beleidsmakers
wereldwijd De ECB, maar ook de Federal Reserve en de Centrale Bank van Japan, besloten hun programma’s voor het opkopen van staatsobligaties verder uit te breiden of te verlengen. Opvallend was dat de landen binnen de Europese Unie meer bereidheid toonden om elkaar te helpen. Na lang onderhandelen kwam er een Europees Stabiliteits Mechanisme voor landen die hulp nodig hebben. Het toezicht op banken werd steeds beter gecoördineerd en fiscale afstemming werd verder vormgegeven. Dit zorgde voor een toenemend vertrouwen in de euro in de tweede helft van 2012. Daardoor apprecieerde de euro tegenover de dollar. Al deze maatregelen droegen er ook toe bij dat beleggers minder somber werden. Dit ondanks dat de economische groei achterbleef bij de verwachting. Tabel 12 Beleggingsrendementen 2012 en benchmark per beleggingscategorie Beleggingscategorie
Rendement 2012
Benchmark 2012
Vastgoed
1,8%
1,8% 10
Aandelen
16,4%
15,6%
9,8%
9,0%
Vastrentende waarden
8,5%
9,2%
Bedrijfsobligaties
10,4%
8,1%
Inflatiegerelateerde Obligaties
11,9%
11,0%
Staatsobligaties
Private equity
8,1%
3,6%
Hedgefondsen
5,3%
2,4%
Commodities
5,2%
-1,5%
Infrastructuur
2,0%
1,1%
10,3%
9,6%
Totaal excl. derivaten
Het genoemde benchmarkrendement is gelijkgesteld aan het gerealiseerde rendement, omdat er nog geen definitief benchmarkrendement beschikbaar is. Het definitieve
10
benchmarkrendement zal naar verwachting op circa 1,5% uitkomen.
45
Tabel 13 Portefeuilleoverzicht naar beleggingscategorie
2012 Beleggingscategorie
Bedrag (in miljoenen euro’s)
Als percentage van de portefeuille
Vastgoed
5.636
15,0
Aandelen
12.044
32,0
Vastrentende waarden
16.628
44,2
3.293
8,8
37.601
100,0
Overige beleggingen Totaal beleggingen Derivaten
2011
Nettomutatie (in miljoenen euro’s) ./.
Norm voor 2012 (in procenten)
Bedrag (in miljoenen euro’s)11
Als percentage van de portefeuille
15
15,8
5.651
19,3
3.110
32,0
8.934
30,6
4.339
43,0
12.289
42,0
933
9,2
2.360
8,1
8.367
100,0
29.234
100,0
5.389
1.675
3.714
42.990 12
10.042
32.948
Totaal beleggingen volgens jaarrekening
De gegevens in tabel 13 zijn op een andere manier gepresenteerd dan de beleggingen in de jaarrekening om de vergelijking met de normportefeuille juist weer te geven. Een aantal beleggingen is in tabel 18 aan andere beleggingscategorieën toegewezen. Het gaat hierbij onder andere om beleggingen in private equity en infrastructuur. De derivaten zijn geen onderdeel van de norm. ■■ Z-score
en performancetoets van het fonds De Z-score van het fonds wordt ieder jaar vastgesteld. Het geeft de afwijking van het feitelijke beleggingsrendement van het fonds ten opzichte van een benchmarkrendement. Het benchmark wordt gebruikt om de resultaten van het fonds te vergelijken met een bepaalde objectieve maatstaf. De voorlopige Z-score van bpfBOUW in 2012 is 0,34 positief. In 2011 was de voorlopige Z-score 0,50 negatief. De voorlopige Z-score wordt vermeld omdat een deel van de gegevens voor de berekening van het definitieve benchmarkrendement niet tijdig voor vaststelling van het jaarverslag beschikbaar was. Ook wordt elk jaar de cumulatieve performancetoets van het fonds vastgesteld. De cumulatieve performancetoets wordt over vijf kalenderjaren gemeten. Het fonds heeft onvoldoende gepresteerd als een performancetoets gemeten over vijf kalenderjaren lager is dan 0. Als dat het geval is, zijn werkgevers niet meer gebonden aan de verplichtstelling van het fonds. Zij mogen dan, onder voorwaarden, ervoor kiezen hun pensioenregeling bij een andere pensioenuitvoerder onder te brengen. De voorlopige cumulatieve performancetoets van bpfBOUW over de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012 is 1,60.
■■ Resultaten
per beleggingscategorie Hierna worden de resultaten per beleggingscategorie uiteengezet. De rendementen van bpfBOUW worden vergeleken met de rendementen van de benchmarks per beleggingscategorie, behalve voor vastgoed. Voor de resultaten van het vastgoed van de Nederlandse vastgoedfondsen worden de rendementen vergeleken met de rendementen van de IPD/ROZ-index en het rendement van de buitenlandse vastgoedportefeuille wordt toegelicht. Vastgoed Recente ontwikkelingen in de wereldeconomie geven reden voor voorzichtig optimisme, maar er zijn nog voldoende problemen te overwinnen. In Amerika lijkt het beter te gaan, maar het Europese vastgoedklimaat blijft moeilijk. De Eurozone blijft een belangrijke voorwaarde voor economisch herstel, waarbij het erop lijkt dat de maatregelen die genomen zijn om de schuldproblemen aan te pakken, resultaten op beginnen te leveren. De resultaten van de vastgoedportefeuille van bpfBOUW waren als gevolg van het negatieve sentiment op de Nederlandse markt lager dan in 2011. Het nettorendement van de totale portefeuille kwam ultimo 2012 uit op 1,8 procent (na aftrek van vermogensbeheerkosten). De resultaten van de Nederlandse vastgoedfondsen ten opzichte van de markt waren voor het derde jaar op een rij zonder uitzondering positief. Alle fondsen lieten een betere performance dan de IPD/ROZ-index zien. Met een totaal vastgoedrendement van 1,3 procent versloeg het Residential Fund de IPD/ROZ-index
De vergelijkende cijfers zijn aangepast als gevolg van een stelselwijziging en een herrubricering. De stelselwijziging heeft betrekking op het Vastgoed waarbij de waarde is
11
verhoogd met 20,9 miljoen. De herrubricering heeft betrekking op het presenteren van de te vorderen rente op beleggingen in plaats van onder de vorderingen. Hierdoor zijn de Vastrentende waarden en de Derivaten verhoogd met respectievelijk 2,6 miljoen en 137,3 miljoen. Tegenover de beleggingen staat een verplichting voor ontvangen zekerheden van 5,4 miljard ultimo 2012.
12
46
met 1,0 procent. Het Office Fund behaalde een rendement van 1,0 procent tegenover de IPD/ROZ-index van -2,5 procent. Het Retail Fund behaalde net als in 2011 het hoogste vastgoed rendement, namelijk 4,8 procent, een outperformance van 0,8 procent ten opzichte van IPD/ROZ-index. Deze vastgoedrendementen zijn brutorendementen vóór aftrek van vermogensbeheerkosten. Het rendement van de buitenlandse vastgoedportefeuille kwam in 2012 uit op 3,7 procent (na aftrek van vermogensbeheerkosten). De waardering van de portefeuille met projectontwikkelings activiteiten liet een negatief rendement zien van 9 procent. Aandelen De aandelenmarkten maakten in 2012 ondanks de zorgen over het voortbestaan van de euro een goed jaar door. De totale aandelenportefeuille behaalde een rendement van 16,4 procent. Sinds 1 april 2012 is gestart met beleggingen in een Minimum Volatility aandelenstrategie, waarbij de nadruk ligt op het beleggen in minder risicovolle aandelen. Met name in tijden van stress en volatiele markten (april en mei) bewees deze strategie haar waarde ten opzichte van de ‘reguliere’ marktwaarde gewogen aandelenportefeuille. Gedurende de maanden waarin de beurzen herstelden (met name de tweede helft van het jaar) is de Minimum Volatility achtergebleven bij de marktwaardegewogen aandelenportefeuille. Ook voor opkomende markten was 2012 een goed jaar te noemen met een rendement van 17,0 procent. De opkomende markten binnen Europa presteerden het best, gevolgd door de opkomende markten van Azië-Pacific en Latijns-Amerika. De sectoren met meer voorspelbare kasstromen, zoals telecom en gezondheidszorg deden het vooral erg goed dit jaar. Vastrentende waarden BpfBOUW heeft mede als gevolg van de liquiditeitsbehoefte dit jaar meer gealloceerd naar kredietwaardige staatsobligaties. De ECB kondigde medio 2012 aan dat zij obligaties van landen zou opkopen die om steun zouden vragen en in zouden stemmen met een herstructureringsprogramma. Het daardoor ontstane vertrouwen van beleggers op een goede afloop, was terug te zien in het rendement op staatsobligaties van 8,5 procent. De Inflatiegerelateerde obligatieportefeuille (ILB) deed het ondanks de lage inflatieniveaus goed met een jaarrendement 11,9 procent, wat mede gedreven werd door de lagere renteniveaus. Bedrijfsobligaties kenden ook vanwege de lage renteniveaus voor herfinanciering en meer vertrouwen onder beleggers een goed jaar met een rendement van 10,4 procent. Alternatieve beleggingen Grondstoffen behaalden in 2012 een rendement van 5,2 procent. Het resultaat op hedgefondsen was vergelijkbaar met grondstoffen en kwam uit op 5,3 procent ondanks het onzekere macroeconomische klimaat. De portefeuille met beleggingen in private
equity (aandelen in niet-beursgenoteerde ondernemingen) krijgt een steeds meer volwassen status. Gedurende de verslagperiode realiseerde de portefeuille een rendement van 8,1 procent. De infrastructuurportefeuille is jonger van aard en verblijft voor een groot deel nog in de opbouwfase waar sprake is van het traditionele J-curve effect. Dit betekent dat in de eerste jaren het rendement negatief beïnvloed kan worden door kosten, provisies en initiële afschrijvingen die eerst gecompenseerd moeten worden door het proces van waardecreatie van de manager, alvorens er sprake is van een positief relatief rendement. Desondanks was er sprake van een positief rendement van 2,0 procent.
■■ Kosten vermogensbeheer ■■ Weergave
van de kosten In het verslagjaar 2012 heeft bpfBOUW, net als in 2011, een belangrijke stap gezet in het verder verhogen van de transparantie ten aanzien van de kosten van het vermogensbeheer. BpfBOUW rapporteert de kosten volgens het voorstel van de Pensioenfederatie conform de gebruikte definities over het verslagjaar 2011. De Pensioenfederatie stelt voor om de kosten van vermogensbeheer uit te drukken in een percentage van het gemiddeld belegd vermogen. In de aanbevelingen van de Pensioenfederatie worden de volgende kostensoorten onderscheiden: • vaste beheerskosten van beleggingen; • bewaarloon; • overige kosten (kosten van toezicht, administratiekosten, accountantskosten, taxatiekosten etc.); • prestatieafhankelijke vergoedingen. In de weergave van de kosten is een aantal aannames gedaan voor de omvang van kosten die in de loop van 2013 bekend worden. Het gevolg hiervan kan zijn dat de opbouw en/of de hoogte van de kosten in volgende jaren afwijkt van wat in dit jaarverslag is opgenomen. In de jaarrekening worden vooralsnog, net als in voorgaande jaren, uitsluitend de kosten opgenomen die worden gefactureerd. Dit is conform de aanbeveling van de Pensioenfederatie. Momenteel wordt door de Pensioenfederatie gewerkt aan een verdere uitwerking van de definities die met name gericht zal zijn op een nadere detaillering van de overige kosten. Daarnaast wordt gekeken naar de wijze van rapporteren van de transactiekosten en de daarbij gebruikte aannames. Een aanpassing van de definities kan de vergelijking over de jaren lastig maken. Bij de evaluatie van de kosten van vermogensbeheer moet niet alleen de absolute hoogte van de gerapporteerde kosten in beschouwing worden genomen. De kosten hangen onder meer samen met de hoogte van het belegd vermogen, de beleggingscategorieën waarin wordt geïnvesteerd, het gekozen risicoprofiel van het fonds, de wijze waarop wordt geïnvesteerd, de tijdshorizon die gekozen wordt en de behaalde performance.
47
Tabel 14 Ontwikkeling totale kosten vermogensbeheer (in miljoenen euro’s en in basispunten ten opzichte van het gemiddeld belegd vermogen)
2012
Basispunten
Beheerfee APG 13
52,1
Beheerfee Bouwinvest
26,9
Beheerfee externe managers Bewaarloon Overige kosten Totaal Prestatievergoedingen Totale kosten 14
2011
Basispunten
15
41,5
14
8
26,7
9
47,7
14
39,9
13
3,4
1
2,6
1
11,8
3
8,6
3
141,9
41
119,3
40
32,5
9
18,0
6
174,5
50
137,3
46
Uitsluitend een integrale afweging van al deze items maken een juiste evaluatie van de kosten van het vermogensbeheer mogelijk. ■■ Rapportage
van bpfBOUW Tabel 14 bevat de integrale kosten van het vermogensbeheer. Het totaal van de integrale kosten (exclusief performance fees) is in 2012 ten opzichte van 2011 in absolute termen met 22,6 miljoen euro gestegen. Uitgedrukt in basispunten (100e procentpunt) van het gemiddeld belegd vermogen (35 miljard euro) zijn de kosten gestegen met 1 basispunt. Per categorie is in de toelichting aangegeven in hoeverre de cijfers van 2012 vergelijkbaar zijn met de cijfers van 2011. Daarnaast is aangegeven wat de belangrijkste wijzigingen zijn ten opzichte van de kosten zoals opgenomen in het jaarverslag 2011. ■■ Toelichting
bij de rapportage
Beheervergoeding De beheervergoeding is in de tabel opgedeeld in drie categorieën: 1. De kosten van de uitvoeringsorganisatie APG. 2. De kosten van het vastgoed uitvoeringsbedrijf Bouwinvest. 3. De externe vermogensbeheerders. De kosten van de uitvoeringsorganisatie zijn in absolute termen gestegen met 10,6 miljoen euro. Dit komt door een hoger belegd vermogen en een hogere allocatie naar illiquide beleggingen. De kosten van het uitvoeringsbedrijf Bouwinvest zijn in absolute termen gestegen met 0,2 miljoen euro. De kosten van externe vermogensbeheerders zijn gestegen met 7,8 miljoen euro. Dit komt door een hoger belegd vermogen en een hogere allocatie naar illiquide beleggingen waarbij relatief hogere vergoedingen gelden.
Bewaarloon Het bewaarloon betreft de vergoeding voor het in bewaring geven van beleggingstitels bij een bewaarbedrijf. Deze kosten zijn ten opzichte van 2011 met 0,8 miljoen euro gestegen. Dit hangt samen met een hoger belegd vermogen over 2012 voor de in bewaring gegeven titels. Relatief gezien blijven de kosten gelijk. Overige kosten De overige kosten in 2012 bedragen 11,8 miljoen euro. De kostenstijging ten opzichte van 2011 is een gevolg van een hoger gemiddeld belegd vermogen. Relatief gezien blijven de kosten gelijk. Prestatievergoedingen De prestatievergoedingen zijn vergoedingen aan externe managers voor (meerjarige) performance boven een bepaalde drempelwaarde. Deze prestatievergoedingen verlagen de eigen meeropbrengsten. Ten opzichte van 2011 liggen de prestatievergoedingen 14,5 miljoen euro hoger. Dit is toe te schrijven aan goede prestaties in 2012 van met name hedgefondsen. Transactiekosten Naast de beleggingskosten onderscheidt de Pensioenfederatie ook een categorie transactiekosten. Deze categorie is complex van aard, niet altijd beschikbaar en wordt gekenmerkt door schattingen. Hierdoor is een zinvolle vergelijking niet mogelijk. De transactie kosten bestaan uit in- en uitstapkosten bij beleggingsfondsen, aan- en verkoopkosten bij directe belegging in beleggingstitels en acquisitiekosten. De geïdentificeerde transactiekosten over 2012 bedragen 29,4 miljoen euro (8 basispunten). Deze kosten zijn ten opzichte van 2011 (9 basispunten) gedaald.
De kosten beheerfee APG wijken af van de kosten vermogensbeheer zoals gepresenteerd in de jaarrekening op pagina 89 als gevolg van correcties op voorgaand jaar.
13
Tellingen kunnen afwijken als gevolg van afronding.
14
48
n Wijziging van statuten, reglementen en de verplichtstelling ■■ Statuten
vroegpensioen in stand. Dit had twee reglementswijzigingen tot gevolg die uitsluitend tekstueel van aard zijn.
De bedrijfstak Betonmortelindustrie is per 1 januari 2013 toegetreden tot bpfBOUW. De opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten worden door middel van een collectieve waardeoverdracht aan bpfBOUW overgedragen. De aansluiting betekent dat bpfBOUW zijn statuten per 1 januari 2013 heeft moeten wijzigen, namelijk artikel 2 (definities). Artikel 3 (doel), artikel 15 (deelnemersraad) en artikel 15a (verantwoordingsorgaan) zijn geactualiseerd.
Afzonderlijke ingang vroegpensioen De verschillende vroegpensioenreglementen bepalen dat alle pensioenonderdelen tegelijk moeten ingaan. Deze reglementaire bepaling is als eis door de Belastingdienst gesteld in de aanloop naar collectieve omzetting. Nu de omzetting heeft plaatsgevonden, is het niet meer noodzakelijk deze tijdelijke overgangsmaatregel in de vroegpensioenreglementen te laten staan. Deze zijn daarom verwijderd.
■■ Reglementen Het bestuur heeft in 2012 op 2 februari, 15 november en 20 december reglementswijzigingen vastgesteld. ■■ Reglementswijziging
2 februari 2012
Informatieverplichtingen van de deelnemer Het bestuur heeft besloten de procedure rondom het herzien van Arbeidsongeschiktheids- en Invaliditeitspensioen (hierna AP/IP) te wijzigen. AP/IP-gerechtigden moeten voortaan zelf tijdig een afschrift van de UWV-beschikking aan bpfBOUW verstrekken. De beleidswijziging betekent voor bpfBOUW dat zij niet meer volledig afhankelijk is van de wijze waarop het UWV, vanaf medio 2008, de arbeidsongeschiktheidsmutaties aanlevert. Dit is vastgelegd in artikel 28 van het pensioenreglement. Flexibele pensioendatum Het Pensioenreglement Bouwnijverheid kende niet de mogelijkheid om te kiezen voor een ‘in hoogte variërend ouderdomspensioen’ zonder het ouderdomspensioen ook te vervroegen. Het bestuur heeft besloten deze flexibiliseringsmogelijkheid, met inachtneming van de voorwaarden, alsnog toe te staan. Artikel 13 en 16 zijn gewijzigd. Aanvullingsregeling voor deelnemer geboren na 1949 Het bestuur is akkoord gegaan met de uitvoering van de wederkerigheidsregeling zoals afgesproken tussen de sectoren Landbouw en Bouw. De wederkerigheidsregeling beschrijft de afspraken die gelden als een werkgever die onder de werkingssfeer van de Landbouw viel, verplicht over moet naar bpfBOUW omdat de werkgever onder de verplichtstellingsbeschikking valt van het fonds. Het doel van de regeling is om het recht en de hoogte van de aanvullingsrechten van werknemers met de geboortejaren 1950 tot en met 31 december 1965 voor en na de overgang naar bpfBOUW ongewijzigd te laten. In dat kader is een nieuw lid toegevoegd aan artikel 30. Vroegpensioenreglementen BpfBOUW heeft besloten voor werknemers die zijn geboren na 1949, het vroegpensioen om te zetten in ouderdomspensioen. Deze omzetting vond in 2011 plaats. Circa 2.200 deelnemers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Voor hen blijft het
Vroegpensioen Bouwplaatswerknemers Deelnemers die zijn geboren na 1949 hebben geen recht op vergoeding van het werkgeversdeel van de pensioenpremie voor de opbouw van ouderdomspensioen. Dit is verduidelijkt in het reglement Vroegpensioen Bouwplaatswerknemers. ■■ Reglementswijziging
15 november 2012
Toetreden sector Betonmortelindustrie Door de toetreding van de bedrijfstak Betonmortelindustrie moet bpfBOUW zijn fondsdocumenten wijzigen. BpfBOUW heeft daarom ingestemd met wijziging van het Pensioen- en Uitvoeringsreglement Bouwnijverheid en de abtn. Reglementswijziging deelname tot 65 jaar Op basis van de verplichtstellingsbeschikking eindigt de verplichte deelname aan bpfBOUW als een werknemer 65 jaar wordt. In de uitvoeringspraktijk is het zo geregeld dat de premiebetaling op 65 jaar eindigt en er geen pensioenopbouw na 65 jaar mogelijk is. Uit het pensioenreglement bleek echter nog niet expliciet genoeg dat de deelname aan bpfBOUW eindigt op 65 jaar. Het pensioenreglement en uitvoeringsreglement zijn daarom in overeenstemming gebracht met de verplichtstellingsbeschikking en de uitvoeringspraktijk, waardoor de deelname aan bpfBOUW ook reglementair eindigt op 65 jaar. Aanpassing rendementsbijschrijving gemoedsbezwaarden Het bestuur heeft besloten om de hoogte van de rendementsbijschrijving op het spaartegoed te verlagen. Vanaf 1 januari 2013 ontvangen gemoedsbezwaarden jaarlijks een rendementsbijschrijving die is gebaseerd op de 25-jaarsrente uit de RTS, met een maximum van 3,5 procent. Dit is nu ook reglementair verwerkt in het pensioen- en uitvoeringsreglement en de verschillende vroegpensioenreglementen. ■■ Reglementswijziging
20 december 2012
Verlagen opbouwpercentage en verlagen aanvullingsregeling 55Omdat cao-partijen hebben besloten het opbouwpercentage aan te passen en de aanvullingsregeling 55- te verlagen, wijzigt het pensioenreglement. In artikel 6 wordt opgenomen dat in het jaar
49
2013 het opbouwpercentage 1,8 zal bedragen. In artikel 30 is de verlaging van de aanvullingsregeling per sector verwerkt. Wijziging premie- en toeslagenbeleid Omdat cao-partijen hebben besloten de opslag voor toeslagverlening in de premie van 0,4 procent te laten vervallen, wijzigt het premie- en toeslagenbeleid van bpfBOUW. Dit leidt tot een wijziging van zowel het pensioen- als het uitvoeringsreglement. Daarnaast heeft deze afspraak consequenties voor de vaststelling van de omvang van de toeslagachterstand. Voor het verlenen van een inhaaltoeslag moet met betrekking tot 2013 uitgegaan worden van de prijsindex in plaats van de loontrend. Daarom is de bepaling over inhaaltoeslag gewijzigd. Gewijzigde factoren Naast de voorgestelde reglementswijzigingen, wijzigen ook de factoren per 1 januari 2013. De factoren zijn opgenomen in bijlage 1, 2 en 4 van het pensioenreglement. Deze bijlagen zijn geactualiseerd. Vroegpensioenreglement voor de Betonmortelindustrie Vanaf 1 januari 2013 heeft bpfBOUW de uitvoering van de Vroegpensioenregeling overgenomen van Bpf-Mortel. Hoewel opbouw in de Vroegpensioenregeling met ingang van 1 januari 2006 niet meer mogelijk is, worden er nog wel uitkeringen toegekend en verricht op grond van dit reglement. Het is daarom noodzakelijk het Vroegpensioenreglement op onderdelen te wijzigen, zodat hieruit blijkt dat bpfBOUW vanaf 1 januari 2013 de uitvoering doet. In dat kader zijn er verschillende definities aangepast. De toetreding van de sector Betonmortelindustrie heeft tevens geleid tot wijziging van de definitie van ‘loontrend’ in de vroegpensioenreglementen van de overige sectoren.
■■ Verplichtstellingsbeschikking Het toetreden van de bedrijfstak Betonmortelindustrie betekent dat bpfBOUW de werkingssfeer in haar verplichtstelling per 1 januari 2013 moet uitbreiden met de sector Betonmortel industrie. Daarom is een verzoek tot wijziging van de verplichtstelling ingediend bij SZW. Op 30 november 2012 heeft SZW aangegeven in te stemmen met de verzochte uitbreiding van de werkingssfeer van het fonds per 1 januari 2013.
50
n Rapportage van de Raad van Toezicht ■■ Taakstelling raad van toezicht
■■ Jaarverslag 2012
De raad van toezicht heeft de verantwoordelijkheid toezicht te houden op het bestuur van bpfBOUW, op de besluitvormingsprocessen en op de wijze waarop het bestuur goed bestuur waarborgt, dit alles in termen van de Pensioenwet. Hiervoor adviseert de raad het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over de beoordeling van: • de beleids- en bestuurprocessen; • de checks & balances binnen het fonds; • de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; • de wijze waarop het bestuur omgaat met de risico’s op langere termijn.
De raad van toezicht is van mening dat het bestuur een adequaat beleid en beheer voert, dat het de verschillende belangen op evenwichtige wijze behartigt en op een verantwoorde wijze omgaat met de risico’s op langere termijn. De pensioenregeling is in 2012 versoberd. Dat was onvermijdelijk, en heeft bewerkstelligd dat de dekkingsgraad toereikend is en er voor 2013 en 2014 geen kortingen zijn aangekondigd. Er is sprake van een sluitende financiële opzet en de premie is kostendekkend.
■■ Activiteiten 2012 De raad heeft in 2012 vijf maal vergaderd. Bij de vergaderingen zijn de drie raadsleden aanwezig, ondersteund door de secretaris van de raad. Een tweetal van deze vergaderingen zijn gehouden in aanwezigheid van de voorzitters van bpfBOUW en de directeur van het bestuursbureau; één vergadering is gehouden in aanwezigheid van de secretaris vermogensbeheer van het bestuursbureau. Middels de notulen van bestuurs- en commissievergaderingen heeft de raad kennis kunnen nemen van de aan de orde zijnde onderwerpen, de daaruit voortvloeiende besluitvorming en de beweegredenen om tot die besluitvorming te komen. De raad heeft nadere toelichting op het bestuursbeleid inzake het beheer van het vermogen ontvangen van de secretaris vermogensbeheer van het bestuursbureau. De raadsleden hebben bij toerbeurt een commissievergadering bijgewoond en verslag van hun bevindingen uitgebracht. Deze verslagen zijn onder de aandacht van het bestuur gebracht. In 2013 zullen opnieuw commissievergaderingen worden bijgewoond. De raad heeft contact gehad met de externe accountant en de certificerend actuaris. Daarnaast is in het jaar 2012 toegezien op de follow-up van de bevindingen van de raad over 2011 en hebben onderstaande onderwerpen bijzondere aandacht gehad: • herijking van de uitgangspunten inzake de toekomstbestendigheid van het fonds; • continuïteitsvraagstukken in relatie tot de deskundigheid van het bestuur, alsmede de vraagstelling of er sprake is van “ goed bestuur” in de zin van de Pensioenwet; • welke lessen zijn geleerd van de jongste financiële crisis en welke investment beliefs worden gehanteerd; • actieve inzet van compliance middels eigen initiatieven van het bestuur; • de voortgang van het herstelplan; • de uitwerking van het pensioenakkoord.
De dekkingsgraad is gestegen, mede als gevolg van de invoering van de UFR-berekeningswijze. De raad complimenteert het bestuur met de beleggingsresultaten over 2012 en de toename van de dekkingsgraad. De dekkingsgraad is echter nog niet toereikend voor het kunnen toekennen van indexaties. Het beleid ten aanzien van de renteruil, met name de belegging van de ter dekking van de zekerheden ontvangen liquiditeiten, is in 2012 gewijzigd. Dit heeft gevolgen voor het overall liquiditeitsrisico. Wij hebben aangedrongen op een nadere analyse van de risico’s, ook afgezet tegen mogelijke alternatieve vormen, en zullen hierover in 2013 gerapporteerd worden. In de beleggingsrapportages kan de rapportering over de werking en effectiviteit van de renteafdekking worden verbeterd. Maatregelen hiertoe zijn in gang gezet, deze zullen door onze raad worden gemonitord. Met het bestuur is besproken dat, mede gezien de onderhanden wijzigingen in taakverdelingen tussen bestuurscommissies, het van belang is opnieuw te bepalen hoe de regievoering is op de monitoring van commissie-overschrijdende processen en systemen, zoals integraal risicomanagement en hoe de verdeling naar de bestuurlijke commissies vorm gegeven moet worden. Er hebben in 2012 onderzoeken plaatsgevonden door de toezichthouder met betrekking tot innovatieve beleggingen, de automatiseringsomgeving, de informatiebeveiliging en de uitbesteding van de pensioenadministratie. Deze onderzoeken leverden een scala aan bevindingen en aanbevelingen op en hebben geleid tot het opstellen van verbeterplannen. De raad van toezicht wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang van deze plannen. De verbeteracties worden gestructureerd aangepakt, en op onderdelen is er goede voortgang. Wel maakt de raad van toezicht zich zorgen over de veelheid aan onderhanden onderwerpen, dit ook tegen het licht van de beperkte capaciteit van het bestuursbureau en de vele door de politiek en regelgevers afgekondigde veranderingen in de pensioensector. Een integraal strategisch meerjaren plan en een jaarplanning kunnen het bestuur inzicht geven in de verwachte werkbelasting en de beschikbare capaciteit.
51
Een extra zorg betreft de door de uitvoerder van de pensioen regeling aangekondigde reorganisatie. De raad zal zich in 2013 goed laten informeren over de wijze waarop het bestuur grip houdt op de kwaliteit van de betreffende uitbestede processen. De periodieke monitoring van de kwaliteit van de uitbestede processen wordt onder meer gedaan middels toetsing van de ISAE 3402 documenten van de opdrachtnemers. Dit achten wij een goede zaak. Uit de evaluatie van dit proces is gebleken dat er verbeteringen mogelijk zijn, en bovendien dat de uitvoering tijdiger kan plaatsvinden. Wij zullen de opvolging hiervan in 2013 beoordelen.
■■ Samenstelling raad van toezicht De voorzitter van de raad, de heer Ger Goris, is per 31 maart 2013 afgetreden vanwege het einde van zijn laatste benoemingstermijn. De raad dankt mede namens de gehele organisatie de heer Goris voor zijn ingebrachte deskundigheid, betrokkenheid en kritische klankbording. De heer Patrick Groenendijk is per 1 april 2013 in de raad benoemd.
Harderwijk, 15 mei 2013 In 2012 zijn de waarderingmethoden van het vastgoed en het proces van de reguliere taxaties uitputtend getoetst door deskundigen. Dit heeft geleid tot verdere verbeteringen en tot de vaststelling dat deze processen op orde zijn. Wel zijn er nog een aantal aandachtspunten ter opvolging. De raad zal hier ook het komende jaar aandacht voor hebben. De raad heeft met instemming kennis genomen van de gedachte vorming bij het Bestuur over een nieuw besturingsmodel en zal de verdere besluitvorming hierover in 2013 nauwgezet volgen. Dat geldt ook voor de voorbereidingen door bpfBOUW voor het nieuwe pensioencontract en de wijze waarop wordt geanticipeerd op de komende Pensioenwet. De betreffende wetgeving is nog in ontwikkeling. De raad zal de verdere ontwikkelingen blijven monitoren. Bij het te voeren overleg van sociale partners over de invoering van het nieuwe pensioencontract, en de daarbij behorende keuze tussen een nominaal of reëel kader, is het van belang het huidige ambitieniveau van het fonds te herijken. De huidige ambitie van een solide pensioen, ook inflatiebestendig en tegen een betaalbare premie, dient naar de toekomst toe getoetst te worden op realisatiegehalte. Een discussie hierover met het bestuur is voor 2013 geagendeerd. De raad wordt periodiek gerapporteerd over de deskundigheids ontwikkeling van het bestuur. Ook zijn wij geïnformeerd over de uitkomsten van de zelfevaluatie van het bestuur en de bestuurscommissies en de daaruit voortvloeiende verbeterplannen. Naar onze mening zijn deze processen goed op orde. Ten aanzien van de aanbevelingen van de raad over 2011 hebben wij geconstateerd dat het Bestuur daar op een goede wijze opvolging aan heeft gegeven.
52
E.R. Capitain P.A. Groenendijk C.C. van der Sluis
SAMEN BOUWEN
PROJECT GROOTE GELDEBOSCH HEERHUGOWAARD In het plan ‘Noordereiland’ te Heerhugowaard Noord zijn, verdeeld over 2 fasen, 31 woningen, 17 rijwoningen, 7 appartementen en 8 jongerenwoningen ontwikkeld. Hiermee is de basis gelegd voor een diversiteit aan levensloopbestendige woningen. Samen bouwen aan een toekomstbestendig plan.
53
n Oordeel van het verantwoordingsorgaan ■■ Algemeen
■■ Overwegingen
Het verantwoordingsorgaan heeft totaal twaalf leden: • vier leden vanuit werkgeverszijde; • vier leden vanuit deelnemerszijde; • vier leden vanuit de zijde van de gepensioneerden. Het verantwoordingsorgaan functioneert aan de hand van een reglement.
Sinds een aantal jaren staat de pensioenwereld sterk in de belangstelling. Je kunt de krant niet open slaan of het onderwerp pensioenen is aan de orde. Dit was voorheen wel anders. Gelukkig is bpfBOUW nooit negatief in de publiciteit. Dit komt voornamelijk vanwege de relatieve stabiliteit van het fonds.
■■ Verklaring bij de jaarstukken Wij hebben de jaarstukken van bpfBOUW over het boekjaar 2012 beoordeeld. Het betreft de geconsolideerde en enkelvoudige balans per 31 december 2012, de staat van baten en lasten over 2012, alsmede de toelichtingen daarbij en het jaarverslag van het bestuur.
■■ Beoordelingskader Het verantwoordingsorgaan toetst achteraf of het bestuur haar beleid op een evenwichtige en oprechte wijze heeft gevoerd met inachtneming van de statuten van de stichting. Gezien de taakstelling van het orgaan heeft de beoordeling een beperkt karakter. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt naar eer en geweten, maar is geen accountant en zit niet aan de bestuurstafel. Het oordeel van het verantwoordingsorgaan dient in dit kader te worden bezien.
De basis van deze stabiliteit ligt in het prudente bestuursbeleid (zoals de wet ook voorschrijft). BpfBOUW heeft slechts een beperkt aantal maanden een dekkingsgraad gehad onder de 100%. Thans (eind april 2013) wordt de dekkingsgraad op ruim 110% ingeschat. Het bestuur kan daarmede (relatief) content zijn. Het vereist eigen vermogen komt in het zicht. Het bestuur heeft recent besloten de pensioenregeling te versoberen. Zo blijft de kostendekkende pensioenpremie binnen de aanvaardbare grenzen. Wij hebben geconstateerd dat het bestuur bij haar besluiten steeds de (vaak verschillende) belangen van alle betrokkenen meeweegt. Dit kan soms wel eens ten nadele van een groep betrokkenen uitvallen. Dit betekent echter nog niet dat de besluitvorming onevenwichtig is. Voor zover het verantwoordingsorgaan dit kan beoordelen, is het oordeel over het gevoerde bestuursbeleid positief. Hieraan liggen ook de rapportages van de controlerend accountant en de certificerend actuaris ten grondslag. De stijging naar de derde plaats op de ranglijst van de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling is een compliment waard.
■■ Werkzaamheden In 2012 is het verantwoordingsorgaan driemaal bijeen geweest, in april, mei en in december. In de meivergadering legt het bestuur verantwoording af over het afgelopen boekjaar. In een plenaire zitting van het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad gezamenlijk wordt aan de hand van de conceptjaarstukken het afgelopen boekjaar besproken. Daarbij aanwezig is een afvaardiging van het bestuur, de controlerende accountant, de certificerend en de adviserende actuaris, alsmede een delegatie van de opdrachtnemers. Daar waar nodig worden de nodige toelichtingen verstrekt. Deze vergadering wordt inhoudelijk voorbereid door een gezamenlijke commissie van het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad.
■■ Overige gegevens Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van de goedkeurende controleverklaring, alsmede van de actuariële verklaring bij de jaarstukken. Daarnaast zijn de rapportage van de Raad van Toezicht en het advies van de deelnemersraad bij de beoordeling betrokken.
54
Wij beseffen dat het fonds zeer afhankelijk is van de (economische) ontwikkelingen in de wereld. Ook bemerken we bij het externe toezicht een toenemende kritische houding. In deze omgeving zal het bestuur haar rug moeten rechten en alle steun moeten krijgen die mogelijk is. De recente uitbreiding van het bestuursbureau en de voorgenomen aanvulling van het bestuur met professionele krachten past hier goed in.
■■ Oordeel Het verantwoordingsorgaan heeft, met in acht name van de reikwijdte van de toetsing, geconstateerd dat het bestuur op een evenwichtige wijze met de belangen van alle betrokkenen is omgegaan. Ook heeft het verantwoordingsorgaan geconstateerd dat de communicatie naar de deelnemers beter en beter wordt. Wij hebben daarom een positief oordeel over het bestuursbeleid in het boekjaar 2012.
■■ Aanbevelingen
■■ Reactie van het bestuur op het oordeel van het verantwoordingsorgaan
Ondanks het gegeven dat het verantwoordingsorgaan doorgaans achteraf een oordeel geeft, willen wij ook dit jaar een tweetal aanbevelingen doen. Wij vragen het bestuur extra aandacht te besteden aan het beheer en de risico’s van de innovatieve beleggingen, met name gericht op de kwaliteit van de beheersomgeving en op de waardebepaling van illiquidere assets, alsmede aan het beheer van de derivaten, met name gericht op de omgang met ontvangen zekerheden. Wij bevelen aan alternatieven te onderzoeken voor de huidige benadering van ontvangen zekerheden. Daarnaast vragen wij het bestuur bij de waardering van het vastgoed (al dan niet in ontwikkeling) stringent de vinger aan de pols te houden.
Harderwijk, 15 mei 2013 Drs. Ing. C.A.J. Bastiaansen voorzitter (w.g.)
Het bestuur van bpfBOUW neemt met instemming kennis van het positief oordeel van het verantwoordingsorgaan over de jaarstukken 2012. Het bestuur is het verantwoordingsorgaan erkentelijk voor de getoonde betrokkenheid bij de doelstellingen van het fonds en de geleverde inzet in het afgelopen kalenderjaar. ■■ Prudent
beleid Het bestuur zal gehoor geven aan het verzoek van het verantwoordingsorgaan om, aanvullend op het bestaande beleid, de ontwikkelingen op het gebied van het beheer van de innovatieve beleggingen en derivaten met extra aandacht te volgen en de eventueel benodigde aanpassingen voortvarend ter hand nemen, inclusief de ontvangen zekerheden en rapportage hierover. Verder zal het bestuur de vinger aan de pols houden bij de waardering van het vastgoed. ■■ Financiering
H.L.Th. C. van Ekert Plaatsvervangend voorzitter (w.g.)
van de pensioenregeling Zoals wij het voorgaande jaar al schreven, baart het uitblijven van duidelijke wet- en regelgeving behorend bij het benodigde stelsel van wet- en regelgeving, volgend op het door werkgevers en werknemers afgesloten pensioenakkoord, het bestuur grote zorg. Het bestuur heeft met genoegen geconstateerd dat CAOpartijen in deze hun eigen verantwoordelijkheid hebben genomen en voor het jaar 2013 een tijdelijk pensioenakkoord voor de sector hebben afgesloten. Het bestuur spreekt de hoop uit dat tijdig overeenstemming zal worden bereikt over een definitief sectoraal pensioenakkoord vanaf 1 januari 2014 en blijft daartoe ten nauwste betrokken bij het overleg tussen werkgevers en werknemers over dit onderwerp.
55
56
n Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid Jaarrekening 2012
57
■ Geconsolideerde balans per 31 december 2012 (Na resultaatbestemming, bedragen in duizenden euro’s)
Activa xx
2012
2011
42.950.594
32.916.990
Beleggingen (1) Beleggingen voor risico van pensioenfonds Beleggingen voor risico van deelnemers Totaal beleggingen Materiële vaste activa (2)
30.952
42.989.690
32.947.942
6.194
5.046
Vorderingen en overlopende activa (3)
252.893
176.538
Liquide middelen (4)
190.939
150.492
43.439.716
33.280.018
2012
2011
Totaal van de activa
Passiva
Groepsvermogen (5) Technische voorzieningen (6) Voorziening voor risico van deelnemers (7) Langlopende schulden (8) Overige schulden en overlopende passiva (9) Totaal van de passiva
58
39.096
2.423.667
481.257
35.440.991
32.278.562
39.096
30.952
2.950
2.950
5.533.012
486.297
43.439.716
33.280.018
■ Geconsolideerde staat van baten en lasten over 2012 (Bedragen in duizenden euro’s)
Baten
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers (10) Premiebijdragen voor risico van deelnemers (11) Beleggingsresultaten voor risico van pensioenfonds (12) Beleggingsresultaten voor risico van deelnemers (13) Saldo overdracht van rechten (14) Overige baten (15) Totaal van de baten
Lasten
Pensioenuitkeringen (16)
2012
2011
1.123.993
1.200.003
5.970
7.068
4.992.007
2.836.788
3.515
1.027
245.761
960.984
1.639
1.654
6.372.885
5.007.524
2012
2011
1.192.759
1.182.052
Pensioenuitvoeringskosten (17)
42.935
46.771
Personeelskosten (18)
17.098
16.010
1.120
2.038
Afschrijvingskosten (19) Mutatie technische voorzieningen uit hoofde van: 1.229.015
- pensioenopbouw
1.163.706
- toeslagverlening
29
2.303
- rentetoevoeging
495.015
355.607
1.190.870
./. 1.176.264
1.890.343
4.273.430
- onttrekking voor pensioenuitkeringen en - pensioenuitvoeringskosten - wijziging marktrente
./.
- overdracht van rechten
221.402
876.576
- overige
517.495
./. 91.005
Mutatie technische voorzieningen (20)
3.162.429
5.404.353
Mutatie voorziening voor risico van deelnemers
8.144
./.
Overige lasten (21)
7.657
7.806
381
Totaal van de lasten
4.432.142
6.658.649
Saldo staat van baten en lasten
1.940.743
./. 1.651.125
59
■ Geconsolideerd kasstroomoverzicht 2012 (Bedragen in duizenden euro’s – opgesteld volgens de indirecte methode)
2012
xx
2011
Kasstroom uit pensioenuitvoeringsactiviteiten Saldo staat van baten en lasten
1.940.743
Toename voorzieningen Toename/afname vorderingen en overlopende activa
./. 1.651.125
3.170.573 ./.
5.403.972
76.355
Toename/afname overige schulden en overlopende passiva
5.046.715
Vermogensinbreng reserve aanvullingsregeling Bpf-Mortel
1.667
Kasstroom uit pensioenuitvoeringsactiviteiten
15.315 ./.
214.921 -
8.142.600
5.204.366
10.083.343
3.553.241
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Toename beleggingen en materiële vaste activa Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Mutatie liquide middelen
Liquide middelen primo periode Mutatie liquide middelen Liquide middelen ultimo periode
60
./. 10.042.896
./.
3.425.181
./. 10.042.896
./. 3.425.181
40.447
128.060
150.492
22.432
40.447
128.060
190.939
150.492
■ Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling ■■ Algemeen De stichting heeft zowel de enkelvoudige jaarrekening als de geconsolideerde jaarrekening opgesteld volgens de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 Burgerlijk Wetboek.
■■ Stelselwijziging In 2012 is de waardering van het Vastgoed in ontwikkeling in lijn gebracht met de waardering van de overige beleggingen. Met ingang van 2012 wordt het Vastgoed in ontwikkeling derhalve gewaardeerd op actuele waarde. In voorgaande jaren werd het Vastgoed in ontwikkeling tegen kostprijs of lagere marktwaarde gewaardeerd. Het cumulatieve effect van deze stelselwijziging is in totaal 20,9 miljoen euro positief. Dit cumulatieve effect kan als volgt worden gespecificeerd:
Cumulatieve effect stelselwijziging Effect op het vermogen per 1 januari 2011 Effect op het resultaat over 2011 Totaal
19.200
Bouwinvest Real Estate Investment Management bv, Bouwinvest Projecten bv, Phui Energy bv, GIP Groningen 1 bv, GIP Beheer bv, DRI I Beheer bv, DRI I Property bv, Ontwikkelingscombinatie Belvédère bv, Bouwinvest Dutch Institutional Residential Fund nv, Bouwinvest Dutch Institutional Office Fund nv, Bouwinvest Dutch Institutional Retail Fund nv, Bouwinvest Development bv, Bouwinvest Retail Development bv, Bouwinvest Dutch Institutional Hotel Fund nv en Bouwinvest Dutch Institutional Leisure Fund nv (alle statutair gevestigd in Amsterdam).
■■ Valutaomrekening Een transactie in vreemde valuta wordt bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen de valutakoers op transactiedatum. Monetaire balansposten in vreemde valuta worden omgerekend tegen de valutakoers op de balansdatum. Niet-monetaire balansposten in vreemde valuta, die zijn gewaardeerd op actuele waarde, worden omgerekend tegen de valutakoers die geldt op het moment van waardering van de post.
1.679 20.879
Koersverschillen die optreden bij de afwikkeling dan wel de omrekening van monetaire posten in vreemde valuta, worden verwerkt in de staat van baten en lasten.
■■ Waardering van activa en passiva ■■ Schattingswijziging Voorziening voor pensioenverplichtingen Het bestuur heeft in 2012 besloten om verschillende grondslagen die gehanteerd worden voor de bepaling van de Voorziening pensioenverplichtingen te wijzigen. De wijziging van de sterftegrondslagen had de grootste impact. Er is besloten om ultimo 2012 een nieuwe prognosetafel te gebruiken, de AG Prognosetafel 2012-2062. Op de tafel worden leeftijdsafhankelijke correctiefactoren toegepast; deze zijn ook gewijzigd. De wijziging van de actuariële grondslagen kwalificeert zich als een schattingswijziging. Het negatieve effect van deze schattingswijziging op het resultaat bedraagt 472 miljoen euro.
■■ Algemeen
Activa en passiva zijn, voorzover niet anders vermeld, gewaardeerd tegen actuele waarde. Een actief wordt in de balans opgenomen als het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen vloeien en de waarde van het actief betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen als het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. ■■ Vastgoed
Vastgoedbeleggingen zijn onroerende zaken die worden aangehouden om huuropbrengsten en/of waardestijgingen te realiseren en die niet dienen voor eigen gebruik.
■■ Grondslagen voor de consolidatie Groepsmaatschappijen zijn de vennootschappen die behoren tot de economische eenheid van bpfBOUW en de vennootschappen waarin beslissende zeggenschap bestaat. De groepsmaatschappijen worden niet meer in de consolidatie opgenomen vanaf de datum waarop geen sprake meer is van beslissende zeggenschap.
Een vastgoedbelegging wordt in de balans opgenomen als: • het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen die voortvloeien uit de vastgoedbelegging zullen toekomen aan het fonds; en • de kosten van de vastgoedbelegging op betrouwbare wijze kunnen worden vastgesteld.
BpfBOUW heeft ultimo 2012 direct dan wel indirect een belang van 100 procent in de volgende groepsmaatschappijen:
De eerste waardering van een vastgoedbelegging geschiedt tegen de verkrijgingsprijs, inclusief de transactiekosten minus eventuele
61
investeringssubsidies. Na de eerste verwerking worden de vastgoedbeleggingen gewaardeerd tegen actuele waarde. Winsten of verliezen die ontstaan door een wijziging in de actuele waarde, worden verantwoord in de staat van baten en lasten. De post is opgebouwd uit de beleggingscategorieën vastgoed in exploitatie, vastgoed in ontwikkeling en vastgoed via participaties. Vastgoed in exploitatie Vastgoed in exploitatie wordt gewaardeerd tegen actuele waarde. De actuele waarde is gebaseerd op onder meer de huuropbrengsten uit lopende huurovereenkomsten en veronderstellingen inzake huurinkomsten van toekomstige huurovereenkomsten inclusief leegstand en huurincentives. Tevens wordt de aard, plaats en toestand van het vastgoed in exploitatie in aanmerking genomen. Uitgaven na het moment van activering worden alleen opgenomen als activum als het waarschijnlijk is dat toekomstige economische voordelen zullen toekomen aan het fonds en als de kosten van de vastgoedbelegging op betrouwbare wijze kunnen worden vastgesteld. De gehele portefeuille vastgoed in exploitatie is op kwartaalbasis gewaardeerd op actuele waarde door onafhankelijke externe taxateurs. De waardering is gebaseerd op marktwaarde en marktinformatie waarbij activa kan worden gewisseld tussen een goed geïnformeerde bereidwillige koper en een goed geïnformeerde bereidwillige verkoper in een zakelijke, objectieve transactie op de datum van de waardering, in overeenstemming met de richtlijnen van de Stichting ROZ Vastgoedindex Nederland (IPD / ROZ Vastgoedindex) van toepassing in Nederland. De waarderingen zijn gebaseerd op een discounted cash flow (DCF) van elk vastgoed in exploitatie gecombineerd met taxaties op basis van marktgegevens. De DCF-analyses worden aangepast aan de bestaande huurovereenkomsten, zodat de volledige periode van bestaande huurovereenkomsten wordt gedekt. De DCFanalyses zijn gebaseerd op berekeningen van de toekomstige huurinkomsten in overeenstemming met de voorwaarden van bestaande huurovereenkomsten, en inschattingen van de huurinkomsten van toekomstige huurovereenkomsten inclusief leegstand en huurincentives. Het uitgangspunt voor de schatting van de disconteringsvoet is de nominale rente voor 10-jaars Nederlandse staatsleningen. Dit percentage wordt verhoogd in overeenstemming met de risico’s van vastgoedbeleggingen. Deze waarderingen worden uitgevoerd in overeenstemming met de richtlijnen van het ‘Royal Institute of Chartered Surveyors Appraisal’ en de Valuation Standards (the Red Book). Deze waarderingen worden elk kwartaal uitgevoerd door de externe taxateur. Vastgoed in ontwikkeling Vastgoed in ontwikkeling wordt gewaardeerd tegen actuele waarde. Vastgoed in ontwikkeling bestaat uit verworven projecten
62
voor (her-) ontwikkeling en grondposities in het stadium van hun ontwikkeling. Als het economisch eigendom van een project in zijn geheel of gedeeltelijk wordt overgedragen aan een derde dan worden de geactiveerde kosten van het project verwerkt in de staat van baten en lasten en worden de daarmee verband houdende opbrengsten genomen. De controle over en de wezenlijke risico’s en voordelen verbonden aan vastgoed in ontwikkeling in eigendom worden, indien van toepassing, overgedragen gelijktijdig met de overdracht van het eigendom van de grond en de gebouwen. Vanaf jaar één van het project waardeert een externe taxateur één keer per jaar het project, op basis van referentietransacties of op basis van de residuele grondwaarde. Vastgoed via participaties Deze post bestaat uit deelnemingen in instellingen die beleggen in vastgoed in binnen- en buitenland. De waardering vindt plaats tegen actuele waarde. De actuele waarde voor genoteerde participaties is gebaseerd op beurswaarde, voor participaties die niet zijn genoteerd is dat de nettovermogenswaarde (NAV). ■■ Aandelen
Deze post is samengesteld uit de beleggingscategorieën aandelen en overige kapitaalbelangen. De aandelen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. De aandelen worden belegd in beleggingspools. De participaties in beleggingspools worden gewaardeerd tegen de nettovermogenswaarde per participatie, waarbij de nettovermogenswaarde wordt bepaald op actuele waarde en volgens dezelfde grondslagen als in dit hoofdstuk opgenomen. De overige kapitaalbelangen bestaan uit private equity en venture capital. Zij worden gewaardeerd tegen actuele waarde. De actuele waarde van de private equity en het venture capital is in beginsel bepaald op basis van de jaarrapportage 2012. Als deze nog niet beschikbaar is, is de actuele waarde bepaald op basis van de meest recente periodieke rapportage van het betreffende fonds, zo nodig gecorrigeerd voor gewijzigde (markt)omstandigheden. Zowel ongerealiseerde als gerealiseerde waardeverschillen worden rechtstreeks in de staat van baten en lasten verantwoord. ■■ Vastrentende
waarden Dit betreffen obligaties, hypotheken, leningen op schuldbekentenis en deposito’s en kasgeldleningen, die worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Voor obligaties is dit de marktwaarde; voor hypotheken, leningen op schuldbekentenis, deposito’s en kasgeldleningen is dit de contante waarde van de toekomstige kasstromen, contant gemaakt op basis van de geldende marktrente. De vastrentende waarden worden in belangrijke mate belegd in beleggingspools. De participaties in beleggingspools worden gewaardeerd tegen de nettovermogenswaarde per participatie, waarbij de nettovermogenswaarde wordt bepaald op actuele waarde en volgens dezelfde grondslagen als in dit hoofdstuk opgenomen. Zowel ongerealiseerde als gerealiseerde waardeverschillen worden rechtstreeks in de staat van baten en lasten verantwoord.
■■ Derivaten
Valutatermijncontracten Het fonds maakt voor het afdekken van valutarisico’s gebruik van valutatermijncontracten. De valutatermijncontracten worden gewaardeerd tegen marktwaarde. De marktwaarde wordt bepaald door de waarde van de vreemde valuta tegen de termijnkoersen op het afsluitmoment af te zetten tegen de waarde van de vreemde valuta tegen de termijnkoersen op de balansdatum. Het verschil tussen deze twee waarden is de marktwaarde van de valutatermijncontracten. De termijnkoers op de balansdatum wordt berekend op basis van de 16:00 (GMT) WM Fixing ultimo boekjaar. De gerealiseerde en ongerealiseerde resultaten op valutatermijncontracten worden verantwoord onder de indirecte beleggingsopbrengsten.
• De verkopen van beleggingen voor risico van deelnemers zijn gelijk aan de onttrekkingen aan de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van deelnemers; • De waardeverschillen van beleggingen voor risico van deelnemers zijn gelijk aan de beleggingsresultaten voor risico van deelnemers volgens de staat van baten en lasten; • De onderverdeling naar beleggingsrubrieken van de totale beleggingen voor risico van deelnemers einde boekjaar vindt plaats door verdeling van het spaarsaldo van elke deelnemer einde boekjaar op basis van het rendementsprofiel van de deelnemer einde boekjaar. ■■ Beleggingen
voor risico van pensioenfonds De beleggingen voor risico van pensioenfonds zijn de resultante van de totale beleggingen minus de beleggingen voor risico van deelnemers.
■■ Materiële
Renteswapcontracten Het fonds gebruikt renteswapcontracten voor het afdekken van het renterisico. De renteswapcontracten worden gewaardeerd tegen marktwaarde. De marktwaarde wordt bepaald als de resultante van de contante waarde van de toekomstige kasstromen, contant gemaakt op basis van de geldende renteswapcurve. Daar er bij de transacties sprake is van uitwisseling van zekerheden in de vorm van geld, is de Eonia-curve gehanteerd. Zowel ongerealiseerde als gerealiseerde waardeverschillen worden rechtstreeks in de staat van baten en lasten verantwoord. Derivaten met een negatieve waarde ultimo boekjaar worden opgenomen onder de overige schulden en overlopende passiva. beleggingen Deze post bestaat uit commodities, participaties in hedgefondsen, en oppertunities en worden gewaardeerd tegen marktwaarde. De actuele waarde van hedgefondsen is in beginsel bepaald op basis van de jaarrapportage 2012. Als deze nog niet beschikbaar is, is de actuele waarde bepaald op basis van de meest recente periodieke rapportage van het betreffende fonds, zo nodig gecorrigeerd voor gewijzigde (markt)omstandigheden. Zowel ongerealiseerde als gerealiseerde waardeverschillen worden rechtstreeks in de staat van baten en lasten verantwoord.
vaste activa De bedrijfsmiddelen worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs, onder aftrek van lineaire afschrijvingen die gebaseerd zijn op de verwachte economische levensduur van de desbetreffende activa, rekening houdend met de restwaarde. Activering en afschrijving vinden plaats vanaf het moment van ingebruikname.
■■ Deelnemingen
De deelnemingen worden gewaardeerd tegen de nettovermogenswaarde. ■■ Vorderingen
en overlopende activa De waardering vindt plaats tegen nominale waarde, eventueel onder aftrek van een voorziening voor mogelijke oninbaarheid.
■■ Overige
■■ Beleggingen
voor risico van deelnemers Op de balans van het fonds bevindt zich een pensioenvoorziening voor risico van deelnemers. Voor deze deelnemers worden geen specifieke beleggingen aangehouden. Wel is indicatief een toerekening gemaakt op basis van enkele veronderstellingen. In de jaarrekening geschiedt dit met de volgende veronderstellingen: • De totale waarde van de beleggingen voor risico van deelnemers is gelijk aan de stand van de pensioenvoorziening voor risico van deelnemers; • De aankopen in beleggingen voor risico van deelnemers zijn gelijk aan de bijgeboekte premie op de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van deelnemers;
■■ Liquide
middelen De liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde.
■■ Technische
voorzieningen De technische voorzieningen bestaan uit de volgende onderdelen: Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds en Overige technische voorzieningen; beide onderdelen zijn voor risico pensioenfonds. Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds De voorziening pensioenverplichtingen bestaat uit de volgende vier voorzieningen: 1) Voorziening ouderdomspensioen/nabestaandenpensioen Het bedrag dat nodig is om dekking te bieden voor door verzekerden verworven pensioenrechten uit hoofde van de Pensioenregeling Bouwnijverheid met betrekking tot het ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Ten behoeve van arbeidsongeschikte deelnemers wordt tevens een voorziening aangehouden, op basis van toekomstig op te bouwen aanspraken op ouderdomspensioen/
63
Spaarfonds gemoedsbezwaarden Via dit spaarfonds worden de spaargelden van gemoedsbezwaarden beheerd. Aan het spaarfonds gemoedsbezwaarden wordt een rentevergoeding verstrekt. In 2012 bedraagt de rentebijschrijving 4 procent.
nabestaandenpensioen wegens premievrijstelling. Daarnaast wordt een voorziening aangehouden ter afdekking van de verwachte instroom voor de premievrije bijboeking bij arbeidsongeschiktheid van zieke deelnemers. 2) Voorziening arbeidsongeschiktheidspensioen De voorziening arbeidsongeschiktheidspensioen betreft naast een voorziening voor ingegane arbeidsongeschiktheids pensioenen ook een voorziening voor nog niet ingegane arbeidsongeschiktheidspensioenen.
Voorziening inleggarantie BeterExcedent De Voorziening inleggarantie BeterExcedent betrof een voorziening ten behoeve van de inleggarantie van de regeling BeterExcedent, zoals deze tot en met 2012 van toepassing was. De regeling BeterExcedent is een aanvullende regeling. De regeling geeft werkgevers de mogelijkheid om hun werknemers ook pensioen op te laten bouwen over het salaris dat boven het maximumsalaris van de basisregeling ligt. De regeling is een beschikbare premieregeling. Het spaarsaldo van de deelnemers is voor rekening en risico van de deelnemers zelf. Tot en met 2012 was er sprake van een inleggarantie. Deze inleggarantie was voor risico van het pensioenfonds.
3) Voorziening vroegpensioen Het bedrag dat nodig is om dekking te bieden voor door verzekerden verworven vroeg-pensioenrechten uit hoofde van de tot 2006 bestaande vroegpensioenregelingen en daarna ingegane aanspraken uit de aanvullingsregeling voor deelnemers geboren voor 1950. 4) Voorziening jaarlagen De voorziening jaarlagen bestaat uit de verwachte toekenningen uit hoofde van de aanvullingsregelingen voor deelnemers die naar verwachting het komende boekjaar als 60-jarige of 62-jarige gebruik zullen maken van de aanvullingsregeling, hetzij voor deelnemers die de 60-jarige of 62-jarige leeftijd al hebben bereikt, maar de aanvullingsuitkering uitstellen. De inhoud van de aanvullingsregelingen verschilt per cao.
■■ Grondslagen voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds De voorziening pensioenverplichtingen is berekend met gebruikmaking van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen. Rekenrente De gehanteerde rekenrente is de rentetermijnstructuur ultimo jaar zoals gepubliceerd door DNB. Voor 2011 betrof dit de rentetermijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde.
■■ Overige
technische voorzieningen De Overige technische voorzieningen bestaan uit de volgende voorzieningen:
Rentetermijnstructuur
4,0 3,5 3,0 2,5
31-12-2011
Rente 2,0
31-12-2012
1,5 1,0 0,5 0,0 1
4
7
10
13
16
19
22
25
28
31
34
Looptijd in jaren
64
37
40
43
46
49
52
55
58
Voor 2012 betreft dit de rentetermijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde met toepassing van de Ultimate Forward Rate (UFR). Het hanteren van de UFR houdt in dat voor ver in de toekomst liggende verplichtingen (20 jaar tot 60 jaar) een ten opzichte van de markt aangepaste rentecurve wordt gehanteerd. Voor verplichtingen korter dan 20 jaar geldt de rentetermijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde. De UFR wordt sinds 30 september 2012 toegepast en resulteerde op dat moment in een positief effect op het resultaat van 1.271 miljoen euro en een positief effect op de dekkingsgraad van 3,7 procent. Overlevingstafels Voor mannen en vrouwen worden gehanteerd: • Ten behoeve van het ouderdomspensioen/nabestaanden pensioen, de jaarlagen en het vroegpensioen de AG Prognosetafel 2012-2062 met fondsspecifieke leeftijdsafhankelijke correctiefactoren op de sterftekansen; • Ten behoeve van het arbeidsongeschiktheidspensioen de AG Prognosetafel 2012-2062 (alleen kolom 2013) met fondsspecifieke leeftijdsafhankelijke correctiefactoren op de sterftekansen, verhoogd met een sterftetrendopslag van 1 procent. • In de AG prognosetafel 2012-2062 zijn voor mannen en vrouwen aparte tabellen opgenomen. De fondsspecifieke leeftijdsafhankelijke correctiefactoren zijn voor mannen en vrouwen gelijk. Gehuwdheidsfrequentie Voor de pensioenrechten is de gehuwdheidsfrequentie voor mannen en vrouwen ontleend aan de voor de mannen opgenomen gegevens omtrent de leeftijdsopbouw van de Nederlandse bevolking, naar geslacht en burgerlijke staat, zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek in 2001, verhoogd met een partneropslag van 10 procent tot 65 jaar. Voor de rechten tot 1 januari 2000 gelden na 65 jaar fondsspecifieke frequenties, gebaseerd op eigen waarnemingen. Voor de rechten vanaf 1 januari 2000 is de huwelijksfrequentie op 65-jarige leeftijd 100 procent. Nadien neemt deze frequentie af met de sterftekans van de partner. Ontslagkansen Met ontslagkansen is geen rekening gehouden. Loonontwikkelingen Met toekomstige loonontwikkelingen wordt in de voorziening geen rekening gehouden. Leeftijdsverschil Voor de berekening van de voorziening van het nabestaandenpensioen is de man drie jaar ouder dan de vrouw verondersteld. Opslag wezenpensioen Voor de dekking van toekenningen van wezenpensioen is het deel
van de Voorziening pensioenverplichtingen, dat betrekking heeft op het ouderdomspensioen van actieve en gewezen deelnemers, verhoogd met 0,2 procent. Administratiekosten Voor de dekking van de administratiekosten komen de volgende bedragen ter beschikking: • 1,5 procent van de uitkeringen, voor dekking van de kosten die aan de uitbetaling verbonden zijn; • 0,5 procentpunt van de middelloonpremie, respectievelijk 3 procent van de premie voor arbeidsongeschiktheidspensioen en aanvullingsregelingen voor de dekking van de kosten die aan de inning van de premies en de verdere administratie verbonden zijn; • 10 euro per (gewezen) deelnemer voor vroegpensioen Bouw, vroegpensioen UTA-Bouw, vroegpensioen Timmerindustrie, vroegpensioen Afbouw, vroegpensioen Natuursteenbedrijf en vroegpensioen Betonmortelindustrie tot de vroegpensioendatum, ter dekking van de kosten die aan de administratie verbonden zijn. Revalidatiekansen arbeidsongeschiktheidspensioen De revalidatiekansen voor ingegane pensioenen betreffen éénjarige revalidatiekansen, gebaseerd op KAZO 2000 en hebben betrekking op de betrokken cao’s (Bouwbedrijf, UTA-Bouw, Timmerindustrie, Afbouw, Natuursteenbedrijf en Betonmortelindustrie). ■■ Voorziening
voor risico van deelnemers Dit betreft de voorziening van de regeling BeterExcedent met de bijdragen van deelnemers die toe- of afnemen door rendement. Deze voorziening is gelijk aan het opgebouwde spaarsaldo.
■■ Resultaatbepaling ■■ Algemeen
Baten en lasten, verbonden aan de werkzaamheden van het fonds, worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen als een vermeerdering van het economisch potentieel heeft plaatsgevonden, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting en de omvang daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt als een vermindering van het economisch potentieel heeft plaatsgevonden, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting en de omvang daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. ■■ Premiebijdragen
(van werkgevers en werknemers) Premiebijdragen zijn aan de periode toegerekend waarop zij betrekking hebben. Hierbij is rekening gehouden met de premiebijdragen in januari en februari 2013 die betrekking hebben op premiejaar 2012 en eerder.
65
■■ Premiebijdragen
voor risico van deelnemers Het in de staat van baten en lasten opgenomen bedrag betreft de van deelnemers ontvangen bijdragen voor de spaarmodule BeterExcedent. ■■ Beleggingsresultaten
Het resultaat uit beleggingen bestaat uit directe beleggingsopbrengsten en indirecte beleggingsopbrengsten. Onder de directe beleggingsopbrengsten worden de netto exploitatieopbrengsten uit vastgoed, dividenden, de interest van de beleggingen en renteswaps verantwoord. De indirecte beleggingsopbrengsten betreffen zowel de ongerealiseerde als gerealiseerde waardeverschillen. De kosten van vermogensbeheer zijn op de beleggingsopbrengsten in mindering gebracht. ■■ Beleggingsresultaten
voor risico van pensioenfonds De beleggingsresultaten voor risico van pensioenfonds zijn de resultante van de totale beleggingsresultaten minus de beleggingsresultaten voor risico van deelnemers. ■■ Beleggingsresultaten
voor risico van deelnemers Evenals de beleggingen voor risico van deelnemers kunnen ook de beleggingsresultaten voor risico van deelnemers alleen toegerekend worden. De bij de toerekening gebruikte veronderstellingen zijn: • De totale beleggingsresultaten voor risico van deelnemers zijn gelijk aan het in het boekjaar bijgeschreven rendement op het pensioenkapitaal van de deelnemers; • Dit rendement wordt bepaald over het pensioenkapitaal van de deelnemer in overeenstemming met het rendementsprofiel van de deelnemer; dit rendementsprofiel is afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer; • De onderverdeling van de totale beleggingsresultaten voor risico van deelnemers naar beleggingsresultaten per beleggingsrubriek vindt plaats op basis van het behaalde rendement op het pensioenkapitaal volgens het rendementsprofiel per deelnemer; • De verdeling van de beleggingsresultaten voor risico van deelnemers per beleggingsrubriek naar directe en indirecte beleggingsresultaten geschiedt conform de verhouding tussen deze onderdelen in de totale beleggingsresultaten per beleggingsrubriek.
■■ Grondslagen voor het kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode.
66
SAMEN BOUWEN
PROJECT HET GEBOUW LEIDEN In Leiden is de grootste brede school van Nederland gerealiseerd. Dit nieuwe multifunctionele pand in Leiden Noord biedt onderdak aan drie basisscholen, een multifunctioneel wijkcentrum, een bibliotheek, peuterspeelzaal, naschoolse kinderopvang, sportzaal, wijkrestaurant, cursusruimten en een Centrum voor Jeugd en Gezin. Daarnaast beschikt het pand over een parkeergarage voor 120 voertuigen en 34 zorg- en 50 huurappartementen. Samen bouwen aan sociale ontwikkeling.
67
■ Toelichting op de geconsolideerde balans per 31 december 2012 (Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
■■ Activa ■■ 1. Beleggingen ■■ Verloopoverzicht
beleggingen De waardeverschillen betreffen onder andere valutaverschillen en waardemutaties.
Boekwaarde begin van het jaar
Verkopen en aflossingen
Waardeontwikkelingen
Boekwaarde eind van het jaar
Vastgoed
5.552.074
346.254
./. 158.955
./. 103.223
5.636.150
Aandelen
9.709.708
2.713.355
./. 1.024.240
1.626.222
13.025.045
./.
1.730.712
713.870
16.628.401
-
1.674.860
5.388.923
263.728
114.025
2.311.171
Vastrentende waarden
12.387.158
5.258.085
Derivaten
3.714.063
-
Overige beleggingen
1.584.939
875.935
Totaal beleggingen
32.947.942
9.193.629
./. 3.177.635
4.025.754
42.989.690
30.952
5.970
./. 1.341
3.515
39.096
32.916.990
9.187.659
./. 3.176.294
4.022.239
42.950.594
Af: beleggingen voor risico van deelnemers Beleggingen voor risico van pensioenfonds
Voor de waarde van de renteswaps is als zekerheden cash collateral ontvangen. De ontvangen zekerheden ultimo 2012 bedragen 5,4 miljard euro (zie ook pagina 85). De ontvangen cash collateral is herbelegd volgens de beleggingsmix. In 2011 waren de afspraken tussen bpfBOUW en APG Treasury Center over zekerheden anders en bevonden deze zekerheden zich bij APG Treasury Center. De vergelijkende cijfers zijn aangepast als gevolg van een stelselwijziging en een herrubricering. De stelselwijziging heeft betrekking op het Vastgoed waarbij de waarde is verhoogd met 20.879. De herrubricering heeft betrekking op het presenteren van de te vorderen rente op beleggingen onder de ‘Beleggingen’ in plaats van onder de ‘Vorderingen en overlopende activa’. Hierdoor zijn de Vastrentende waarden en de Derivaten verhoogd met respectievelijk 2.573 en 137.250. In de jaarrekening worden de derivaten gesplitst in derivaten die ultimo 2012 een positieve waarde hebben (opgenomen onder de ‘Beleggingen’) en derivaten die ultimo 2012 een negatieve waarde hebben (opgenomen onder de ‘Overige schulden en overlopende passiva’: zie pagina 85).
68
Aankopen en investeringen
./.
Positieve waarde 2012
Renteswaps Valutatermijncontracten Totaal
Negatieve waarde 2012
Saldo 2012
Positieve waarde 2011
5.197.065
./.
28.004
5.169.061
3.707.525
191.858
./.
4.417
187.441
6.538
5.388.923
./.
32.421
5.356.502
3.714.063
Negatieve waarde 2011
./.
Saldo 2011
29.289
3.678.236
./. 381.091
./. 374.553
./.
410.380
3.303.683
Op de balans van het fonds bevindt zich een voorziening voor risico van deelnemers. Voor deze deelnemers worden echter geen specifieke beleggingen aangehouden. De hiernavolgende toelichtingen hebben derhalve betrekking op de totale beleggingen van het fonds (niet onderverdeeld naar beleggingen voor risico van pensioenfonds en beleggingen voor risico van deelnemers). ■■ Vastgoed
Vastgoed in exploitatie
2012
2011
3.623.310
3.761.782
■■Vastgoed in ontwikkeling
318.365
230.363
Vastgoed via participaties
1.694.475
1.559.929
5.636.150
5.552.074
Totaal
Verloopoverzicht vastgoed Boekwaarde begin van het jaar
Woningen
Reclassificatie
Investeringen
Verkopen
Herwaarderingen
Opleveringen
Boekwaarde eind van het jaar
2.585.580
2.653.542
-
2.102
./.
29.456
./.
70.680
30.072
Kantoren
474.647
20.601
3.997
./.
16.881
./.
28.475
1.600
455.489
Winkels
429.457
./.
26.278
70.816
./.
1.542
./.
19.608
-
452.845
Overige
204.136
./.
61.728
177
./.
13.111
./.
78
-
129.396
3.761.782
./.
31.672
3.623.310
67.405
77.092
./.
60.990
./.
118.841
Vastgoed in ontwikkeling
Vastgoed in exploitatie
230.363
67.405
75.260
./.
12.142
./.
10.849
Vastgoed via participaties
1.559.929
-
193.902
./.
85.823
Totaal
5.552.074
-
346.254
./.
158.955
./.
31.672
318.365
26.467
-
1.694.475
103.223
-
5.636.150
./.
Het positieve cumulatieve effect van de stelselwijziging (20.879) is verwerkt in de kolom ‘Boekwaarde begin van het jaar’ in de post ‘Vastgoed in ontwikkeling’.
69
Kengetallen vastgoed
Waarde
Land/ Regio
Huidige huur e / m2 15
Netto markthuur e / m2
Huidige Verhuurgraad
Lange Termijn Verhuur graad
NAR (von)
BAR (von)
5,6%
2012 Vastgoed in exploitatie 2.585.580
NL
838
894
97%
98%
4,3%
Kantoren
Woningen
455.489
NL
182
169
91%
93%
./. 1,3%
7,6%
Winkels
452.845
NL
207
218
95%
94%
5,8%
6,6%
Overige
129.396
NL
133
148
83%
93%
./. 1,3%
7,6%
Vastgoed in ontwikkeling
318.365
NL
Vastgoed via participaties
1.694.475
Wereld
Totaal
5.636.150
2011 Vastgoed in exploitatie Woningen Kantoren
2.653.542
NL
830
858
97%
97%
4,3%
5,4%
474.647
NL
171
182
92%
96%
5,5%
7,5%
Winkels
429.457
NL
196
214
97%
97%
3,7%
6,6%
Overige
204.136
NL
133
148
91%
96%
5,5%
7,5%
Vastgoed in ontwikkeling
230.363
NL
Vastgoed via participaties
1.559.929
Wereld
Totaal
5.552.074
■■ Vastgoed
in exploitatie Vastgoed in exploitatie is extern getaxeerd. De taxaties binnen de exploitatieportefeuille vinden zowel gedurende het jaar als aan het einde van het jaar plaats. Het vastgoed dat in 2012 in exploitatie is genomen, ongeveer 0,87 procent van de portefeuille, is ingebracht tegen de aankoopwaarde. ■■ Aandelen
Aandelen Overige kapitaalbelangen Totaal
15
70
Voor de categorie woningen zijn de bedragen niet de huur per m2 maar per verhuurbare eenheid.
2012
2011
12.044.134
8.934.298
980.911
775.410
13.025.045
9.709.708
Onder de overige kapitaalbelangen zijn beleggingen in private equity, venture capital en infrastructuur opgenomen. Ultimo 2012 is er geen uitleenpositie (2011: 0).
Beursgenoteerde aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen Totaal
2012
2011
11.897.219
8.527.584
1.127.826
1.182.124
13.025.045
9.709.708
2012
2011
De verdeling ‘Beursgenoteerde aandelen’ en ‘Niet-beursgenoteerde aandelen’ is gebaseerd op de beleggingen van de fondsen waar in wordt geparticipeerd. ■■ Vastrentende
waarden
Obligaties
15.643.781
11.943.163
Leningen op schuldbekentenis
94.591
101.950
Hypotheken
41.036
39.442
848.993
302.603
16.628.401
12.387.158
2012
2011
13.188.977
9.099.908
2.454.804
2.843.255
15.643.781
11.943.163
Deposito's en kasgeldleningen Totaal
Beursgenoteerde obligaties Niet-beursgenoteerde obligaties Totaal
De verdeling ‘Beursgenoteerde obligaties’ en ‘Niet-beursgenoteerde obligaties’ is gebaseerd op de beleggingen van de fondsen waarin wordt geparticipeerd. Leningen op schuldbekentenis De leningen op schuldbekentenis hebben een looptijd van langer dan één jaar. Deposito’s en kasgeldleningen Deze categorie bestaat uit liquide middelen die voor korte termijn zijn uitgezet.
71
■■ Derivaten
De derivaten betreffen valutatermijncontracten en renteswapcontracten. 2012
Valutatermijncontracten Renteswapcontracten Totaal
2011
191.858
6.538
5.197.065
3.707.525
5.388.923
3.714.063
2012
2011
Ultimo 2012 was een deel van de waarde van de valuta termijncontracten in Amerikaanse dollars, Britse ponden, Japanse yens en Zwitserse franken 4,4 miljoen negatief (2011: 381,1) en een deel van de waarde van de renteswaps 28,0 miljoen negatief (2011: 29,3). Deze zijn daarom opgenomen onder de post ‘Overige schulden en overlopende passiva’. De resterende looptijden van de renteswapcontracten zijn 14-49 jaar. ■■ Overige
beleggingen
Hedgefondsen
931.308
756.290
Commodities
1.374.653
828.649
Opportunities
5.210
-
2.311.171
1.584.939
2012
2011
Vastgoed
5.091
4.158
Aandelen
7.453
6.284
Vastrentende waarden
26.552
20.510
Totaal
39.096
30.952
Totaal
■■ Beleggingen
voor risico van deelnemers Op basis van de in het hoofdstuk ‘Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling’ genoemde veronderstellingen is de volgende toerekening gemaakt van de beleggingen voor risico van deelnemers.
72
■■ 2. Materiële vaste activa
2012
2011
Boekwaarde begin van het jaar
5.046
5.563
Investeringen
2.268
Afschrijvingen
./.
Boekwaarde einde van het jaar
1.521 ./.
6.194
Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen
1.120
5.046
18.160 ./.
Boekwaarde einde van het jaar
11.966
2.038
15.892 ./.
10.846
6.194
5.046
2012
2011
De materiële vaste activa bestaan grotendeels uit ICT-apparatuur en warmte/koude-installaties. De afschrijvingspercentages bedragen tussen 6,7 procent en 33,3 procent.
■■ 3. Vorderingen en overlopende activa
Nog te ontvangen opbrengst beleggingen
20.013
23.860
Nog te ontvangen bijdragen werkgevers
123.666
123.924
Nog te ontvangen waardeoverdrachten
4.789
3.413
Overige debiteuren
104.425
25.341
Totaal
252.893
176.538
De vergelijkende cijfers van de post ‘Nog te ontvangen opbrengst beleggingen’ onder de “Vorderingen en overlopende activa’ zijn aangepast als gevolg van een herrubricering. De herrubricering heeft betrekking op het presenteren van de te vorderen rente op beleggingen onder de ‘Beleggingen’ in plaats van onder de ‘Vorderingen en overlopende activa’. Hierdoor is de post ‘Nog te ontvangen opbrengst beleggingen’ in de kolom 2011 verlaagd met 139.823. ■■ Nog
te ontvangen opbrengst beleggingen Deze post heeft betrekking op: • nog te ontvangen huren 13 (2011: 89); • nog te ontvangen dividendbelasting 8.421 (2011: 8.751); • nog te ontvangen overige opbrengsten beleggingen 11.579 (2011: 15.020).
73
■■ Nog
te ontvangen bijdragen werkgevers De nog te ontvangen bijdragen werkgevers hebben betrekking op vorderingen op werkgevers inzake pensioenpremie 111.315 (2011: 112.631), arbeidsongeschiktheidspensioenpremie 832 (2011: 1.188) en vroegpensioenpremie 11.519 (2011: 10.105). De vordering is verlaagd met een voorziening voor mogelijke oninbaarheid van 41.295 (2011: 28.242). ■■ Overige
debiteuren De overige debiteuren hebben betrekking op debiteuren vastgoed 3.440 (2011: 5.215), arbeidsongeschiktheidspensioen 0 (2011: 675), te vorderen omzetbelasting vaste eigendommen 2.572 (2011: 1.243), vorderingen inzake beleggingen 86.445 (2011: 5.974) en overlopende activa 11.968 (2011: 12.234).
■■ 4. Liquide middelen Liquide middelen betreffen de saldi van de bankrekeningen van het fonds. De middelen staan ter vrije beschikking.
Liquide middelen aangehouden voor beleggingen Overige Totaal
74
2012
2011
189.884
116.918
1.055
33.574
190.939
150.492
■■ Passiva ■■ 5. Groepsvermogen Het groepsvermogen bestaat uit de Algemene reserve en twee overige reserves. De genoemde reserves worden hieronder beschreven. ■■ Algemene
reserve De Algemene reserve van bpfBOUW is bedoeld om algemene risico’s te financieren. Dat betreft onder andere de risico’s zoals die zijn beschreven in het standaardmodel voor het vaststellen van het vereist eigen vermogen. Deze reserve wordt meegenomen bij het vaststellen van de dekkingsgraad. ■■ Overige
reserves De overige reserves dienen een specifiek doel. Het zijn bestemmings reserves en worden daarom niet meegenomen bij het vaststellen van de dekkingsgraad. Eind 2012 bestaan de overige reserves uit: • de Reserve aanvullingsregelingen; • de Reserve toeslagverlening actieven. Reserve aanvullingsregelingen De Reserve aanvullingsregelingen is bestemd voor de financiering van aanspraken uit de voorwaardelijke aanvullingsregelingen die in de toekomst uitgekeerd worden. De Reserve aanvullingsregelingen is per sector in de bouwnijverheid onderverdeeld. Reserve toeslagverlening actieven Het fonds kent een Reserve toeslagverlening actieven. De reserve is bedoeld voor toekomstige aanvullingen op toeslagverlening aan de actieve deelnemers van het fonds als er geen volledige toeslag wordt verleend. In onderstaande tabel wordt de invloed van de stelselwijziging weergegeven op het verloop van het vermogen.
Stand 31 december voorgaand boekjaar Cumulatief effect stelselwijziging Stand per 1 januari Jaareffect stelselwijziging Vermogensinbreng reserve aanvullingsregeling Bpf-Mortel Toevoeging/Onttrekking saldo van baten en lasten Totaal
2012
2011
481.257
2.113.182
-
19.200
481.257
2.132.382
-
1.679
1.667
-
1.940.743
./. 1.652.804
2.423.667
481.257
75
Het verloop van de reserves gedurende het boekjaar vertoont het volgende beeld: Stand per 1 januari 2012
VermogensInbreng
Resultaatverdeling
Stand per 31december 2012
1.923.023
2.069.389
2.110
306.112
Algemene reserve
146.366
-
Reserve aanvullingsregelingen
306.555
1.667
28.336
-
19.830
48.166
481.257
1.667
1.940.743
2.423.667
Reserve toeslagverlening actieven Totaal
./.
■■ Dekkingsgraad
De dekkingsgraad waarop de toereikendheid van het fonds zal worden getoetst wordt als volgt vastgesteld: Technische voorzieningen + Algemene reserve Technische voorzieningen Indien één van de overige reserves negatief is, wordt deze in mindering gebracht op de Algemene reserve ten behoeve van de bepaling van de dekkingsgraad om te voorkomen dat de dekkingsgraad te hoog wordt vastgesteld. In 2011 en 2012 wordt de volgende reserve meegenomen bij de bepaling van de dekkingsgraad:
Algemene reserve Reserve ten behoeve van dekkingsgraad
2012
2011
2.069.389
146.366
2.069.389
146.366
2012
2011
■■ Solvabiliteit
Vereist eigen vermogen
117,4 procent
117,7 procent
Minimaal vereist eigen vermogen
104,1 procent
104,1 procent
Dekkingsgraad ultimo periode
105,8 procent
100,4 procent
Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruikgemaakt van het standaardmodel met één met DNB afgestemde wijziging (zie jaarverslag pagina 30). De vermogenspositie van het fonds is niet voldoende, vanwege het reservetekort.
76
■■ Toelichting
herstelplan BpfBOUW kende ultimo 2008 een dekkingstekort. Het bestuur heeft daarom een herstelplan opgesteld. Dit plan is in juli 2009 goedgekeurd door DNB. In het herstelplan wordt de verwachting uitgesproken dat het fonds in staat moet zijn om binnen 15 jaar, gerekend vanaf 1 januari 2009, weer voldoende beschikbaar eigen vermogen te hebben. De dekkingsgraad van bpfBOUW is over 2012 toegenomen van 100,4 procent naar 105,8 procent. In het herstelplan was uitgegaan van een dekkingsgraad van 111,8 procent. Volgens het herstelplan dient het fonds uiterlijk eind 2023 uit reservetekort te zijn. De vereiste dekkingsgraad van het fonds bedraagt ultimo 2012 117,4 procent en de minimaal vereiste dekkingsgraad 104,1 procent. Het fonds heeft daarmee eind 2012 een reservetekort. In het jaarverslag wordt uitgebreider ingegaan op het herstelplan.
■■ Analyse van het technisch resultaat ■■ Technisch
resultaat 2012
2011
4.433.573
2.446.891
Positief resultaat op Interest Administratiekosten
2.782
1.987
Arbeidsongeschiktheid
5.592
15.115
19.430
56.116
Waardeoverdracht Diversen
7.736
Uitkeringen
5.594
1.652 ./.
12.708
Negatief resultaat op Wijziging rentetermijnstructuur en bijzondere oorzaken Toekenningen
2.362.716 12.908
Sterfte
1.272
Premie
157.068 1.940.743
4.154.949 ./.
11.243
./.
5.423 21.895
./.
1.651.125
■■ Toelichting
Het technisch resultaat van het boekjaar is gelijk aan de toename van de reserves met 1.940.743 (2011: afname van 1.651.125). De winst over 2012 bestaat uit diverse deelresultaten, zoals winsten/verliezen op interest, administratiekosten, sterfte etc. Het totale resultaat wordt hierna nader toegelicht per deelresultaat. De hiernavolgende analyse is uitgevoerd op basis van de rentetermijnstructuur en de sterftegrondslagen van 31 december 2011. De verandering van de rentetermijnstructuur en de sterftegrondslagen ultimo 2011 naar ultimo 2012 is afzonderlijk verantwoord.
77
Interest Het resultaat op interest is gelijk aan het verschil tussen de beschikbare beleggingsopbrengsten, inclusief het resultaat op deelnemingen, en de interest die benodigd is om aan de pensioenverplichtingen toe te voegen. Ook de toegekende toeslagen worden ten laste van dit resultaat gebracht. Voor de bepaling van de benodigde interest wordt uitgegaan van de 1-jaarsrente uit de rentetermijnstructuur van primo 2012. Deze 1-jaarsrente bedraagt 1,544%. Het resultaat is per saldo positief: 4.433.573. Deze winst wordt voornamelijk verklaard uit de positieve beleggingsopbrengsten en de waardestijging van de renteafdekkingsinstrumenten door de daling van de rentetermijnstructuur. Daarnaast is de benodigde interest, die gebaseerd is op de 1-jaarsrente van 1,544%, relatief laag. De renteafdekkingsinstrumenten hebben als doel het verhogende effect van een dalende rente op de voorziening (gedeeltelijk) teniet te doen. Zodoende moet dit positieve resultaat in samenhang worden beschouwd met het negatieve resultaat op de wijziging van de rentetermijnstructuur (van 1.890.343, zie de toelichting onder het resultaat op wijziging rentetermijnstructuur en bijzondere oorzaken). Het in de tabel vermelde resultaat op interest over 2011 (2.446.891) wijkt af van het in 2011 gerapporteerde resultaat (2.445.212). Het verschil van 1.679 betreft het jaareffect 2011 van de stelselwijziging op het resultaat. Administratiekosten Het resultaat op administratiekosten wordt bepaald door het saldo van de beschikbare middelen voor kostendekking enerzijds en de werkelijke kosten anderzijds. Het resultaat op kosten is per saldo positief, namelijk 2.782. Arbeidsongeschiktheid Het totale resultaat is 5.592 positief. Hiervan bedroeg het resultaat op premievrijstelling (invalidering, revalidering) 234 negatief. Het resultaat op arbeidsongeschiktheidspensioenen toonde een winst van 5.826. Voornaamste oorzaak hiervan is een hogere revalidatie ten opzichte van de verwachting. Waardeoverdracht Het resultaat op waardeoverdracht wordt bepaald door de saldi van enerzijds de betaling van de overdrachtswaarde voor uitgaande waardeoverdrachten en de daarbij behorende afboeking van de Voorziening pensioenverplichtingen en anderzijds de ontvangst van de overdrachtswaarde voor inkomende waardeoverdrachten en de daarbij behorende opvoering van de Voorziening pensioenverplichtingen. Het resultaat op waardeoverdracht is 19.430 positief en is voornamelijk veroorzaakt door de collectieve waardeoverdrachten die in 2012 hebben plaatsgevonden. Dit betrof collectieve waardeoverdrachten van Bpf-Mortel en Pensioenfonds Amstelland en daarnaast is er een waardeoverdracht van Pensioenfonds VolkerWessels ontvangen ten behoeve van een toeslagverlening. Bij de collectieve waardeoverdrachten is niet alleen de waarde van de Voorziening pensioenverplichtingen
78
overgedragen, maar ook bijbehorende buffers. Deze buffers vallen bij de overdracht vrij als winst voor het fonds. Diversen De post diversen betreft met name correcties op de voorziening. Verder wordt het bepaald door het saldo van overige baten en lasten. Per saldo is het resultaat 7.736 positief. Uitkeringen Het resultaat op uitkeringen wordt bepaald door het saldo van de verwachte uitkeringen enerzijds en de werkelijke uitkeringen anderzijds. Uitkeringen ineens (afkoop) zijn hier ook in meegenomen. Het resultaat is per saldo positief, namelijk 5.594. Wijziging rentetermijnstructuur en bijzondere oorzaken Het resultaat op wijziging rentetermijnstructuur en bijzondere oorzaken bedraagt in totaal 2.362.716 negatief. Dit resultaat bestaat uit twee onderdelen. Een resultaat als gevolg van een wijziging van de rentetermijnstructuur en een resultaat als gevolg van een wijziging van de grondslagen van de voorziening pensioenverplichtingen. De rente (gemiddeld niveau van de rentetermijnstructuur) die moet worden gebruikt om de contante waarde van de verplichtingen te bepalen is in 2012 afgenomen. Deze daling is beperkt gebleven doordat De Nederlandsche Bank de methodiek van vaststellen van de rentecurve, op basis waarvan de voorzieningen worden gewaardeerd, heeft gewijzigd. Zie hierover de toelichting over de ‘Ultimate Forward Rate’ in het jaarverslag op pagina 15. De daling van de rente heeft geleid tot een stijging van de waarde van de verplichtingen met 1.890.343. Deze last wordt deels gecompenseerd door de stijging van de waarde van de renteafdekkingsinstrumenten (zie hiervoor onder Interest). Daarnaast heeft een wijziging van de grondslagen van de voorziening pensioenverplichtingen geleid tot een additionele stijging van de verplichtingen van 472.373. De belangrijkste wijziging betrof de wijziging van de sterftegrondslagen (nieuwe AG prognosetafel 2012-2062 met aangepaste fondsspecifieke factoren). Toekenningen Het resultaat op toekenningen bestaat uit het verschil tussen de vrijvallende voorziening voor pensionerende (gewezen) deelnemers enerzijds en de benodigde middelen voor de inkoop van pensioen voor deze gepensioneerden anderzijds. Het resultaat is 12.908 negatief. Dit wordt met name veroorzaakt door het resultaat bij de aanvullingsregelingen. Dit resultaat is per sector verrekend met de Reserve aanvullingsregeling. Sterfte Het fonds heeft met een aantal risico’s te maken. Onder andere betreffen dit de verzekeringstechnische risico’s. Binnen deze categorie zijn het kortlevenrisico en het langlevenrisico de belangrijkste. Het kortlevenrisico is van belang bij uitkeringen (het ingaan van nabestaandenpensioen) bij overlijden. Het
langlevenrisico speelt bij ouderdomspensioenen en reeds ingegaan nabestaandenpensioenen. De hoogte van de premie en de Voorziening pensioenverplichtingen zijn zodanig bepaald dat voor deze risico’s jaarlijks bedragen beschikbaar komen, waaruit het fonds de verwachte lasten kan dekken die uit deze risico’s voortvloeien. Per saldo is het resultaat een verlies van 1.272. Premie Het resultaat op premie wordt bepaald door het saldo van de premiebijdragen enerzijds en de benodigde middelen voor de opbouw van nieuwe pensioenaanspraken anderzijds. In 2012 werd een premie voor de middelloonregeling geheven die onder het kostendekkende niveau lag. Het verlies hierop was 158.004. Voor de aanvullingsregelingen worden daarentegen premies opgespaard, zonder dat daar nu al de volle last voor de inkoop tegenover staat. Dit leidde tot een winst van 5.982. Voor het arbeidsongeschiktheidspensioen was het verlies 5.046 omdat er geen premie werd geheven. Het totale resultaat op premie is 157.068 negatief. Dit leidt tot de volgende opstelling:
Verlies middelloonregeling
./. 158.004
Winst aanvullingsregelingen
5.982
Verlies arbeidsongeschiktheidsregelingen
./.
Resultaat
./.
5.046 157.068
■■ 6. Technische voorzieningen
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van pensioenfonds Overige technische voorzieningen
2012
2011
35.430.056
32.268.208
10.935
10.354
35.440.991
32.278.562
79
Het verloop van de technische voorzieningen is als volgt:
Stand aan het begin van het jaar
2012
2011
32.278.562
26.874.209
1.229.015
1.163.706
Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van pensioenfonds uit hoofde van: - pensioenopbouw - toeslagverlening
29
2.303
- rentetoevoeging
495.015
355.607
- onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten - wijziging marktrente
./.
1.190.870
- overdracht van rechten
221.402
- overige
517.495
Stand aan het einde van het jaar
./.
1.176.264
1.890.343
4.273.430 876.576 ./.
91.005
35.440.991
32.278.562
2012
2011
■■ Voorziening
pensioenverplichtingen voor risico van pensioenfonds
33.667.284
30.404.856
Arbeidsongeschiktheidspensioen
Ouderdomspensioen/nabestaandenpensioen
328.044
349.497
Vroegpensioen
304.018
570.705
1.130.710
943.150
35.430.056
32.268.208
Jaarlagen Totaal
80
■■ Voorziening
ouderdomspensioen/nabestaandenpensioen 2012
2011
Contante waarde van door verzekerden verworven pensioenrechten: - deelnemers
13.737.244
13.100.602
- gewezen deelnemers
7.305.556
6.916.603
- pensioengerechtigden
12.624.484
10.387.651
33.667.284
30.404.856
30.404.856
23.247.758
Stand voorziening aan het eind van het jaar Het verloop van de voorziening is als volgt: Stand aan het begin van het jaar Toevoeging ten laste van de staat van baten en lasten inzake mutatie Voorziening ouderdomspensioen/nabestaandenpensioen
3.262.428
7.157.098 30.404.856
Stand aan het einde van het jaar
33.667.284
30.404.856
2012
2011
- CAO Bouwnijverheid
283.212
302.980
- CAO Timmerindustrie
11.282
12.188
- CAO Afbouw
30.745
31.343
2.805
2.986
328.044
349.497
349.497
358.185
■■ Voorziening
arbeidsongeschiktheidspensioen
Contante waarde van het arbeidsongeschiktheidspensioen:
- CAO Natuursteenbedrijf Stand voorziening aan het eind van het jaar Het verloop van de voorziening is als volgt: Stand aan het begin van het jaar Onttrekking ten bate van staat van baten en lasten inzake mutatie Voorziening arbeidsongeschiktheidspensioen Stand aan het einde van het jaar
./.
21.453 328.044
./.
8.688 349.497
81
■■ Voorziening
vroegpensioen 2012
2011
- deelnemers
32.448
51.725
- gewezen deelnemers
40.446
64.161
- pensioengerechtigden
231.124
454.819
Stand voorziening aan het eind van het jaar
304.018
570.705
570.705
2.487.780
Contante waarde van door verzekerden verworven pensioenrechten:
Het verloop van de voorziening is als volgt: Stand aan het begin van het jaar Onttrekking ten bate van de staat van baten en lasten inzake mutatie Voorziening vroegpensioen
./.
266.687
./.
1.917.075
570.705 Stand aan het einde van het jaar
■■ Voorziening
304.018
570.705
2012
2011
1.130.710
943.150
1.130.710
943.150
943.150
771.233
jaarlagen
Contante waarde van door verzekerden verworven pensioenrechten: - deelnemers Stand voorziening aan het eind van het jaar Het verloop van de voorziening is als volgt: Stand aan het begin van het jaar Toevoeging ten laste van de staat van baten en lasten inzake mutatie Voorziening jaarlagen
187.560
171.917 570.705
Stand aan het einde van het jaar
82
1.130.710
943.150
De verdeling over categorieën deelnemers is: 2012 Aantal
Bedrag
2011 Aantal
Bedrag 14.444.974
Deelnemers
178.247
15.228.446
196.725
Gewezen deelnemers
387.790
7.346.002
384.835
6.980.764
Pensioengerechtigden
235.610
12.855.608
224.898
10.842.470
Totaal
801.647
35.430.056
806.458
32.268.208
■■ Overige
technische voorzieningen
Spaarfonds gemoedsbezwaarden Via dit spaarfonds worden de spaargelden van 383 erkende gemoedsbezwaarden beheerd. Aan het spaarfonds gemoedsbezwaarden werd een rentevergoeding verstrekt van 426. Tot 2013 bedraagt de rentebijschrijving 4 procent plus de in enig jaar verleende toeslag (inactieven). Over 2012 bedraagt de bijschrijving 4 procent. De administratiekosten van 26 (2011: 27) worden voor ouderdomspensioen en vroegpensioen Bouw op basis van 4,5 procent van de premie berekend en hierop in mindering gebracht. Voorziening inleggarantie BeterExcedent 2012
2011
- deelnemers
-
272
Stand voorziening aan het eind van het jaar
-
272
Contante waarde van door verzekerden verworven pensioenrechten:
Het verloop van de voorziening is als volgt: Stand aan het begin van het jaar Onttrekking/toevoeging ten bate/laste van de staat van baten en lasten
272
-
./. 272
272 570.705
Stand aan het einde van het jaar
-
272
De voorziening inleggarantie BeterExcedent is per 31 december 2012 komen te vervallen.
83
■■ 7. Voorziening voor risico van deelnemers Dit betreft de spaarmodule BeterExcedent. 2012
2011
- deelnemers
39.096
30.952
Stand voorziening aan het eind van het jaar
39.096
30.952
Waarde van opgebouwde spaarsaldi:
Het verloop van de voorziening is als volgt: Stand aan het begin van het jaar
30.952
31.333
Premiestortingen
5.970
7.068
Rendement
3.515
Onttrekkingen Stand aan het einde van het jaar
■■ 8. Langlopende schulden De post langlopende schulden betreft een lening van gemeente Amsterdam 2.950 (2011: 2.950). De lening heeft een variabele rentevoet met een resterende looptijd van 8 jaar. In 2012 bedroeg de rente over deze lening 0 procent. Over deze lening is rente verschuldigd zodra op het onderhavige project een cumulatief positief resultaat wordt gerealiseerd. Aflossing van de lening vindt ineens plaats aan het eind van de looptijd.
84
./.
1.341 39.096
1.027 ./.
8.476 30.952
■■ 9. Overige schulden en overlopende passiva
Derivaten met een negatieve waarde
2012
2011
32.421
410.380
5.427.959
-
16.011
14.925
5.476.391
425.305
Nog te verwerken pensioenpremies
801
3.513
Te betalen uitkeringen
136
223
Overige schulden
39.218
40.405
Overlopende passiva
16.466
16.851
5.533.012
486.297
2012
2011
Ontvangen zekerheden Crediteuren beleggingen Schulden uit hoofde van beleggingen
Totaal
De ontvangen zekerheden ultimo 2012 bedragen 5,4 miljard euro. Voor de waarde van de renteswaps is als zekerheden cash collateral ontvangen. De ontvangen cash collateral is herbelegd volgens de beleggingsmix. In 2011 waren de afspraken tussen bpfBOUW en APG Treasury Center over zekerheden anders en bevonden deze zekerheden zich bij APG Treasury Center. De crediteuren beleggingen hebben betrekking op crediteuren inzake vastgoed en crediteuren inzake aankopen van beleggingen. ■■ Derivaten
met een negatieve waarde Het verloop van de post is als volgt:
Stand per 1 januari Waardeontwikkelingen Stand per 31 december
./.
410.380
619.985
377.959
./. 209.605
32.421
410.380
De derivaten met een negatieve waarde bestaan uit valutatermijn contracten en renteswapcontracten. De valutatermijncontracten hebben een looptijd korter dan één jaar en de renteswapcontracten 1-50 jaar. De valutatermijncontracten in Amerikaanse dollars, Britse ponden, Japanse yens en Zwitserse franken met een negatieve waarde en de renteswaps met een negatieve waarde ultimo 2012 zijn opgenomen onder de post ‘Overige schulden en overlopende passiva’.
85
■■ Overige
schulden
Te betalen loonbelasting
2012
2011
21.569
25.757
Te betalen administratiekosten
4.346
3.812
Af te dragen premie Zorgverzekeringswet
4.531
4.744
743
989
8.029
5.103
39.218
40.405
2012
2011
Te betalen waardeoverdrachten Te betalen kosten Totaal
De Overige schulden hebben een looptijd korter dan één jaar. ■■ Overlopende
passiva De overlopende passiva hebben betrekking op vooruitontvangen beleggingsopbrengsten. Deze bestaan uit vooruitontvangen huren 12.086 (2011: 10.350) en overlopende passiva vastgoed 4.380 (2011: 6.501). De Overlopende passiva hebben een looptijd korter dan één jaar. ■■ Niet
in de balans opgenomen verplichtingen
Aangegane contracten inzake ontwikkeling vastgoed Aangegane contracten vastgoed via participaties Aangegane verplichtingen private equity Aangegane verplichtingen inzake direct vastgoed Totaal
Het fonds heeft zich garant gesteld voor de verrichting van uitkeringen van Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor het Natuursteenbedrijf.
86
85.914
21.312
248.078
318.074
1.050.043
1.120.749
11.749
1.919
1.395.784
1.462.054
■■ APG
Treasury Center bv APG Treasury Center bv (APG TC bv) is de centrale wederpartij voor het liquiditeitenbeheer en de aan- en verkoop van over-thecounter-derivaten (OTC-derivaten) voor de APG Fondsen en de daarin deelnemende Nederlandse pensioenfondsen. De APG Fondsen en de daarin deelnemende Nederlandse pensioenfondsen, waaronder bpfBOUW, zijn de Multi Client Partijen van APG TC bv. De transacties tussen APG TC bv en Marktpartijen zijn altijd in functie van transactiebehoeftes van de Multi Client Partijen. APG TC bv opereert als servicecenter, waarbij alle winsten en verliezen uit hoofde van transacties maandelijks worden toegerekend aan de Multi Client Partijen (op basis van het Resultaattoekenningsbeleid). APG TC bv voert alle transacties uit in eigen naam als principal. Het hiervoor genoemde Resultaattoekenningsbeleid bevat algemene toerekeningsregels voor zowel negatieve als positieve resultaten van de activiteiten van APG TC bv, ongeacht de oorzaak van dergelijke resultaten. De toerekeningsregels werken als volgt: • Resultaten van transacties die aan een specifieke Multi Client Partij zijn toe te rekenen worden rechtstreeks aan de betreffende Multi Client Partij toegerekend. Het gaat hier om zogenaamde back-to-back transacties. • Resultaten van APG TC bv die niet direct aan een specifieke Multi Client Partij zijn toe te rekenen, worden aan de Multi Client Partijen toegerekend op basis van in het Resultaattoekenningsbeleid vastgestelde verdeelsleutels. Multi Client Partijen sluiten een basisovereenkomst met APG TC bv waarin onder meer is vastgelegd dat APG TC bv als exclusieve tegenpartij voor OTC-derivaten zal fungeren. Tevens sluiten Multi Client Partijen ISDA Master Agreements en GMRA-contracten met APG TC bv. Op transacties tussen Multi Client Partijen en APG TC bv is dus marktconforme documentatie van toepassing, inclusief een best practice arrangement voor uitwisseling van onderpand (de CSA). Tot 26 november 2012 werd voor transacties tussen Multi Client Partijen en APG TC bv in de reguliere situatie geen onderpand uitgewisseld, maar een vergoeding betaald. Met ingang van 26 november 2012 wordt als gevolg van gewijzigd beleid wel onderpand uitgewisseld.
gelijknamige pools. De garantie houdt in dat de Garantieverstrekkers beide garant staan ten opzichte van de derdepartij voor alle betalingsverplichtingen van APG TC bv uit hoofde van de overeenkomst (ISDA/GMRA) tussen deze derde partij en APG TC bv, na verrekening van eventueel aan APG TC bv (op dat moment, in de toekomst of in geval van onvoorziene omstandigheden) verschuldigde bedragen en door APG TC bv verstrekt onderpand. BpfBOUW participeert als belegger in APG Fixed Income Credits Pool en APG Developed Markets Equity Pool. Indien een Garantieverstrekker zou worden aangesproken onder een garantieovereenkomst en deze de betreffende claim van de derde partij heeft voldaan, dan verkrijgt de Garantieverstrekker op basis van een overeenkomst een recht van regres op APG TC bv en de Multi Client Partijen aan wie de onderliggende claim, waarvoor de garantie is aangesproken, kan worden toegerekend. Op grond van dit regressysteem dragen de Multi Client Partijen van APG TC bv uiteindelijk hun eigen verplichtingen en risico’s. Het risico dat gelopen wordt is beperkt als gevolg van het uitvoeren van activiteiten binnen een besloten kring van Nederlandse pensioenfondsen. ■■ Langlopende
contractuele verplichtingen Inzake de uitvoering van pensioen- en vermogensbeheeractiviteiten is het fonds meerjarige verplichtingen aangegaan met derden tot uiterlijk 2019. De hieraan verbonden kosten zijn afhankelijk van diverse variabelen, zoals omvang van het aantal deelnemers en het belegd vermogen. Voor 2013 bedragen de verwachte kosten uit deze overeenkomsten tezamen circa 93 miljoen euro.
Met Marktpartijen zijn voor wat betreft de handel in OTCderivaten ISDA-CSA overeenkomsten en voor repo’s GMRAcontracten gesloten. Teneinde aan de kredietwaardigheidvereisten van Multi Client Partijen en Marktpartijen te kunnen voldoen, is voor de betalingsverplichtingen van APG TC bv jegens deze derdenpartijen een garantieovereenkomst gesloten waarbij de Stichting Depositary APG Fixed Income Credits Pool en de Stichting Depositary APG Developed Markets Equity Pool (hierna “de Garantieverstrekkers”) garant staan in het geval APG TC bv haar verplichtingen jegens deze partijen niet nakomt. De Garantieverstrekkers vervullen deze garantstelling in de hoedanigheid van bewaarder van de
87
■ Toelichting op de geconsolideerde staat van baten en lasten over 2012 (Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
■■ Baten ■■ 10. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Deze bijdragen betreffen de premieontvangsten van werkgevers voor werknemers, van zelfstandigen en van overige deelnemers. De overige deelnemers zijn die deelnemers die een uitkering ontvangen wegens werkloosheid (inclusief de sectorale aanvullingsfondsen). De pensioenpremie voor deze groep wordt betaald door het UWV en de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering en vanuit de sectorale aanvullingsfondsen. 2012
2011
Totale feitelijke premie middelloonregeling
787.424
835.958
Totale gedempte kostendekkende premie middelloonregeling
824.000
920.751
1.123.996
1.066.715
336.954
366.726
Totale kostendekkende premie middelloonregeling Totale feitelijke premie aanvullingsregeling Totale feitelijke premie arbeidsongeschiktheidspensioen
3
5
Totale gedempte kostendekkende premie arbeidsongeschiktheidspensioen
5.560
5.612
Totale kostendekkende premie arbeidsongeschiktheidspensioen
6.102
5.612
Voor een toelichting op deze premies wordt verwezen naar het jaarverslag op pagina 33 e.v.
■■ 11. Premiebijdragen voor risico van deelnemers Dit betreft de door deelnemers afgedragen premie voor de spaarmodule BeterExcedent. De premie bedraagt 5.970 (2011: 7.068). ■■ Beleggingsresultaten
Op de balans van het fonds bevindt zich een voorziening voor risico van deelnemers. Voor deze deelnemers worden geen specifieke beleggingen aangehouden. Dientengevolge zijn de beleggingsresultaten alleen toe te rekenen aan de beleggingsresultaten voor risico van pensioenfonds en de beleggingsresultaten voor risico van deelnemers. Tenzij anders vermeld hebben de hiernavolgende toelichtingen betrekking op de totale beleggingsresultaten van het fonds (niet onderverdeeld naar beleggingsresultaten voor risico van pensioenfonds en beleggingsresultaten voor risico van deelnemers).
88
De totale beleggingsresultaten zijn als volgt te specificeren: 2012
2011
Directe beleggingsopbrengsten
1.369.326
927.908
Indirecte beleggingsopbrengsten
3.743.264
2.012.156
5.112.590
2.940.064
Af: exploitatiekosten vastgoed
65.270
60.738
Af: kosten vermogensbeheer
51.798
41.511
4.995.522
2.837.815
Totaal
De kosten vermogensbeheer betreffen de door de vermogensbeheerder gefactureerde kosten. Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar pagina 47 e.v. van het jaarverslag. Deze uitgebreide toelichting in het jaarverslag maakt geen onderdeel uit van de door de accountant gecontroleerde jaarrekening.
■■ 12. Beleggingsresultaten voor risico van pensioenfonds ■■ Nettobeleggingsresultaten
per beleggingscategorie 2012
2011
Totaal
Totaal
Directe beleggingsresultaten
Indirecte beleggingsresultaten
Vastgoed
207.654
./. 102.259
105.395
Aandelen
34.715
1.626.289
1.661.004
267.038 ./.
439.978
Vastrentende waarden
639.277
713.877
1.353.154
600.613
Derivaten
347.619
1.389.838
1.737.457
2.366.727
22.993
115.519
138.512
43.415
1.252.258
3.743.264
4.995.522
2.837.815
1.313
2.202
3.515
1.027
1.250.945
3.741.062
4.992.007
2.836.788
Overige beleggingen
Af: beleggingsresultaten voor risico van deelnemers Beleggingsresultaten voor risico van pensioenfonds
Het jaareffect van de stelselwijziging (1.679) is in het beleggingsresultaat 2011 verwerkt onder de post ‘Vastgoed’.
89
■■ 13. Beleggingsresultaten voor risico van deelnemers ■■ Nettobeleggingsresultaten
voor risico van deelnemers per beleggingscategorie Op basis van de in het hoofdstuk ‘Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling’ genoemde veronderstellingen is de volgende toerekening gemaakt naar nettobeleggingsresultaten voor risico van deelnemers per beleggingscategorie.
Directe beleggingsresultaten
Indirecte beleggingsresultaten
2011
Totaal
Totaal
Vastgoed
165
81
84
Aandelen
22
1.025
1.047
1.126
1.258
2.384
1.647
1.313
2.202
3.515
1.027
Vastrentende waarden
./.
2012
424 ./.
1.044
Beleggingsresultaten voor risico van deelnemers
■■ 14. Saldo overdracht van rechten
2012
Overgenomen pensioenverplichtingen Overgedragen pensioenverplichtingen
254.504 ./.
Totaal
■■ 15. Overige baten Onder de overige baten zijn onder meer baten verantwoord uit de bijdragen voor het spaarfonds gemoedsbezwaarden en de afboeking van premieverschillen.
90
2011
8.743 245.761
996.638 ./.
35.654 960.984
■■ Lasten ■■ 16. Pensioenuitkeringen
2012
2011
Ouderdomspensioenen
548.568
499.672
Weduwe-, weduwnaars- en partnerpensioenen
185.751
183.256
Wezenpensioenen
2.735
2.940
Vakantiegeld
54.341
49.421
Afkoop van pensioenen
12.761
18.312
Overlijdensuitkeringen
106
120
29.466
32.244
359.031
396.087
1.192.759
1.182.052
2012
2011
94.930
89.216
Arbeidsongeschiktheidspensioenen Vroegpensioenen Totaal
De afkoop van pensioenen betrof voor 3.780 (2011: 10.915) afkoop van gewezen deelnemers.
■■ 17. Pensioenuitvoeringskosten Een deel van de administratiekosten kan direct worden toegewezen aan de beleggingscategorieën. De administratiekosten voor vastgoed in aanbouw worden geactiveerd en opgenomen in de kostprijs. De administratiekosten in verband met exploitatie van het vastgoed en de overige beleggings-activiteiten komen direct ten laste van de opbrengst van de betreffende beleggingscategorieën. Hieronder volgt een overzicht van de totstandkoming van de administratiekosten:
Totaal in rekening gebracht Hiervan geactiveerd: Vastgoed in aanbouw
197
934
51.798
41.511
Hiervan direct ten laste van de opbrengsten inzake: Resultaten uit beleggingen Subtotaal
51.995
42.445
42.935
46.771
Resteert: Administratiekosten cf. rekening van baten en lasten
91
■■ 18. Personeelskosten De personeelskosten zijn als volgt te specificeren:
Lonen en salarissen
2012
2011
10.276
9.574
Sociale lasten
1.114
1.034
Pensioenlasten
1.971
1.833
Overige personeelskosten
3.737
3.569
17.098
16.010
2012
2011
1.229.015
1.163.706
Totaal
■■ Aantal
werknemers Bouwinvest Real Estate Investment Management bv heeft werknemers in dienst. Het aantal werknemers ultimo 2012 bedroeg 127,3 fulltime eenheden (2011: 125,6 fulltime eenheden).
■■ 19. Afschrijvingskosten De afschrijvingskosten 1.120 (2011: 2.038) betreffen de afschrijvingen van de materiële vaste activa.
■■ 20. Mutatie technische voorzieningen
Mutatie uit hoofde van: - pensioenopbouw - indexering en overige toeslagen
29
2.303
495.015
355.607
- rentetoevoeging - onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten - wijziging marktrente
./.
1.190.870
- overdracht van rechten
221.402
- overige
517.495 3.162.429
■■ 21. Overige lasten De post ‘Overige lasten’ bestaat uit overige bedrijfslasten, rente banksaldi, uitbetaald spaarsaldo gemoedsbezwaarden, en afboeking van uitkeringsverschillen.
92
./.
1.176.264
1.890.343
4.273.430 876.576 ./.
91.005 5.404.353
■ Beheersing van de risico’s In het bestuursverslag is ingegaan op de beleidsmatige aspecten van risicobeleid- en beheer. In deze paragraaf worden de kwantitatieve en kwalitatieve toelichtingen op de posten in de balans opgenomen.
■■ Solvabiliteitsrisico De (hoofdzakelijk financiële) risico’s hebben invloed op het solvabiliteitsrisico van het fonds, ofwel het risico dat bpfBOUW niet beschikt over voldoende vermogen om te kunnen voldoen aan haar (toekomstige) pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten conform de richtlijnen die bepaald zijn door de toezichthouder. De solvabiliteit wordt gemeten aan de hand van de dekkingsgraad en het vereist eigen vermogen. Bij deze methodiek wordt rekening gehouden met de beschikbaarheid van buffers ter dekking van de diverse risico’s die een impact hebben op de mate waarin het fonds in staat wordt geacht te kunnen voldoen aan haar toekomstige verplichtingen. De methodiek toont hoe gevoelig het fonds is voor negatieve scenario’s, zoals een daling van de rente of een daling van de aandelenkoersen. Onderstaand is de solvabiliteit van het fonds weergegeven waarbij de door de toezichthouder voorgeschreven methodiek is toegepast. Hierbij wordt het aanwezige vermogen afgezet tegen zowel het Vereist Eigen Vermogen (VEV) als het Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV). Indien het aanwezige vermogen van het fonds minder is dan het VEV, is er sprake van een reservetekort. Indien daarnaast het aanwezige vermogen ook lager is dan het MVEV, is er sprake van een dekkingstekort. Bij de berekening van het VEV is uitgegaan van de feitelijke beleggingsportefeuille ultimo 2012. Bij de toepassing van het standaardmodel worden de volgende solvabiliteitsbuffers onderkend: S1: de solvabiliteitsbuffer voor het renterisico (het effect van de meest ongunstige wijziging van de rentetermijnstructuur); S2: de solvabiliteitsbuffer voor het marktrisico op zakelijke waarden (het effect van een daling van de zakelijke waarden aan de hand van een daling van de waarde van aandelen in ontwikkelde markten met 25 procent, aandelen in opkomende markten met 35 procent, private equity en hedgefondsen met 30 procent, direct vastgoed met 15 procent, indirect beursgenoteerd vastgoed met 25 procent en indirect nietbeursgenoteerd vastgoed met 35 procent); S3: de solvabiliteitsbuffer voor het valutarisico (het effect van een daling van alle valutakoersen ten opzichte van de euro met 20 procent); S4: solvabiliteitsbuffer voor het risico op grondstoffen (het effect van een daling van de waarde van grondstoffen met 30 procent); S5: solvabiliteitsbuffer voor het kredietrisico (het effect van een toename van de actuele credit spread met 40 procent); S6: solvabiliteitsbuffer voor het verzekeringstechnisch risico (door middel van een verzekeringsrisico-opslag wordt het verzekeringstechnisch risico gefinancierd).
93
Overschot of tekort op FTK-grondslagen (in miljoenen euro’s):
Technische voorzieningen (a)
2012
2011
35.441
32.279
Buffers S1 Renterisico
1.251
1.277
S2 Zakelijke waardenrisico
5.196
4.785
S3 Valutarisico
1.294
805
S4 Commodityrisico
466
330
S5 Kredietrisico
385
705
S6 Verzekeringstechnisch risico Diversificatie-effect
1.030 ./.
Totaal Vereist Eigen Vermogen (vereiste buffers) (b)
949 ./.
3.125
6.178
5.726
Vereist vermogen (a+b)
41.619
38.005
Beschikbaar vermogen (technische voorzieningen + Algemene reserve)
37.510
32.425
Tekort
./.
Totaal Minimaal Vereist Eigen Vermogen (c)
4.109
./.
5.580
1.458
1.323
Minimaal vereist vermogen (a+c)
36.899
33.602
Beschikbaar vermogen (technische voorzieningen + Algemene reserve)
37.510
32.425
611
Overschot/tekort
De som van de solvabiliteitsbuffers vormt, na diversificatie tussen de risicotypen, het VEV. Het VEV is de toetswaarde waartegen het aanwezige eigen vermogen van het fonds wordt afgezet. BpfBOUW heeft voldoende eigen vermogen als het eigen vermogen van het fonds (exclusief de overige reserves) groter is dan het vereist eigen vermogen. De financiële positie is in dat geval toereikend. Zoals hiervoor is toegelicht blijkt over 2012 het aanwezige eigen vermogen lager te zijn dan het vereist eigen vermogen, zodat er sprake is van een reservetekort. Het aanwezige eigen vermogen (exclusief de overige reserves) is hoger dan het MVEV, zodat er geen sprake is van een dekkingstekort.
■■ Matchingrisico Er is sprake van nadelige mismatching (of ongelijkwaardigheid) als de waarde van de beleggingen niet evenredig meestijgt met de waarde van de pensioenverplichtingen. Het matchingrisico vloeit met name voort uit de verschillen die bestaan tussen de
94
3.444
./.
1.177
looptijd van de pensioenverplichtingen en van de beleggingen van het fonds. ■■ Renterisico
Het renterisico kan worden berekend ten opzichte van de verplichtingen op basis van de RTS met toepassing van de UFR of ten opzichte van de verplichtingen op basis van de ongecorrigeerde RTS. BpfBOUW baseert het rentebeleid uitgaande van de verplichtingen op basis van de ongecorrigeerde RTS. De effectieve duration van de vastrentende waarden bedraagt 5,62. De duration van de vastrentende waarden inclusief derivaten bedraagt 27,33, gerelateerd aan de omvang van de vastrentende waarden. De modified duration van de verplichtingen bedraagt 18,6 op basis van de ongecorrigeerde RTS (17,7 op basis van de RTS met toepassing van de UFR). De netto renteafdekking betreft de rentegevoeligheid van de rentederivaten ten opzichte van de rentegevoeligheid van het verschil van de verplichtingen en de vastrentende-waarden-portefeuilles. De bovenstaande durations leiden tot een netto afdekkingspercentage van 56 procent op basis van de ongecorrigeerde RTS (64 procent op basis van de RTS met toepassing van de UFR).
Valutarisico De valutarisico’s op beleggingen in Amerikaanse dollars, Britse ponden, Japanse yens en Zwitserse franken van de beleggingsportefeuille van bpfBOUW zijn door middel van valutatermijncontracten grotendeels afgedekt. Ultimo 2012 resteert een valutarisico op 15,5 procent van het belegd vermogen. De valutapositie voor en na afdekking kan als volgt worden weergegeven:
Valuta
Amerikaanse dollar
2012
2011 Netto-positie (in procenten)
Beleggingen in vreemde valuta (in procenten)
Valuta-afdekking (in procenten)
Netto-positie (in procenten)
28,7
78,1
6,3
Britse pond
4,8
82,5
0,8
Japanse yen
1,7
74,8
0,4
-
Zwitserse frank
1,9
76,4
0,4
1,4
Overige valuta
7,6
-
7,6
6,7
15,5
8,2
Totaal
44,7
■■ Liquiditeitsrisico De beleggingsportefeuille van het fonds bestaat voor een groot deel uit liquide beleggingen in de vorm van staatsobligaties en aandelen (circa 50%). De beleggingsportefeuille bestaat echter ook uit minder liquide beleggingen en beleggingen die in zijn geheel niet of nauwelijks direct verkoopbaar zijn. Het liquiditeitsrisico bestaat eruit dat bezittingen of beleggingen van het fonds in deze minder liquide categorieën geliquideerd moeten worden om door het fonds benodigde liquiditeiten vrij te maken, wat enkel tegen (zeer) hoge kosten mogelijk is. Als gevolg van de noodzaak tot het leveren of ontvangen van onderpand voor derivaten zoals renteswaps en valutatermijncontracten of het afrekenen van deze derivatenposities, kan op enig moment liquiditeitsbehoefte ontstaan. Aan de liquiditeitsbehoefte kan veelal volledig door verkoop van liquide beleggingscategorieën worden voldaan, echter door onevenredig veel liquide beleggingen te verkopen zal het relatieve gewicht van andere beleggingscategorieën groter worden. In de liquiditeitsbehoefte ten behoeve van pensioenuitkeringen kan door middel van de premie-inkomsten en de kasstromen uit beleggingen worden voorzien. Voor het fonds geldt dat de premieinkomsten de komende jaren naar verwachting ongeveer gelijk zijn aan de pensioenuitkeringen. Liquiditeitsbehoefte vloeit voort uit posities in derivaten die het fonds gebruikt om ongewenste risico’s af te dekken, zoals valutatermijncontracten en renteswaps. Ultimo 2012 bedraagt op basis van historische stressomstandigheden de dagelijkse
./.
0,2 0,3
liquiditeitsbehoefte circa 3% van het vermogen en voor een periode van 3 maanden circa 7% van het vermogen. Tevens is het saldo van de premie-inkomsten en de pensioenuitkeringen van invloed op de liquiditeitspositie. In het geval de liquiditeitsbehoefte onder normale omstandigheden, dan wel een stress scenario hoger is dan de stand van de liquide middelen, kan het noodzakelijk zijn om (liquide) beleggingen te liquideren om aan de onderpandverplichtingen te voldoen. Eind 2012 zijn er voldoende beleggingen aanwezig die onmiddellijk en zonder noemenswaardig waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om een onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren.
■■ Marktrisico De waarde van de beleggingen fluctueert als gevolg van macroeconomische ontwikkelingen en de marktomstandigheden. Dit wordt het marktrisico genoemd. Beleggingen in aandelen, vastrentende waarden, vastgoed en grondstoffen zijn altijd onderhevig aan marktrisico. De waarde van deze beleggingen wordt namelijk continu beïnvloed door koersschommelingen. BpfBOUW beheerst het marktrisico door zijn belegd vermogen evenwichtig te spreiden. Naast een goede verdeling over beleggingscategorieën wordt ook gezorgd voor een evenwichtige verdeling binnen beleggingscategorieën. In onderstaande tabellen is te zien hoe dit tot uitdrukking komt in de verdeling over sectoren en regio’s van de aandelen van het fonds en de spreiding binnen de beleggingsportefeuille.
95
Sectorverdeling van de aandelenportefeuille (in procenten) Sector
de zogeheten vastrentende waarden, dan ook over verschillende tegenpartijen om het kredietrisico zoveel mogelijk te beperken.
Percentage 2012
Percentage 2011
Consumptiegoederen
19,6
17,9
Financiële instellingen
18,9
16,5
Energie
12,3
13,8
Farmacie
9,8
8,7
Industrie en transport
8,9
8,5
ICT
8,9
8,5
Telecom
4,6
4,9
Basisindustrie
7,3
7,5
Overig
9,7
13,7
Totaal
100,0
100,0
Regioverdeling van de aandelenportefeuille (in procenten)
Binnen de portefeuille van vastrentende waarden wordt bijna uitsluitend belegd in de investment grade categorie. Dit is de categorie van vastrentende waarden met een hoge kredietwaardigheid. De betaling van rente en aflossing door de uitgever van de lening heeft dan een hoge zekerheid. In de categorie non-investment grade wordt beperkt geïnvesteerd. In onderstaande tabel is te zien hoe de portefeuille met vastrentende waarden ultimo 2012 is opgebouwd. De classificaties AAA tot en met BBB behoren tot de investment grade categorie. Verdeling vastrentendewaardenportefeuille (in procenten) Classificatie
Percentage 2012
Percentage 2011
Europa
41,5
43,0
Verenigde Staten
36,5
37,5
5,2
3,6
Japan Pacific (excl. Japan) Opkomende markten Totaal
2,9
3,2
13,9
12,7
100,0
100,0
Spreiding van de beleggingsportefeuille (in procenten) Percentage 2012
Percentage 2011
Vastrentende waarden
42,7
42,0
Aandelen
32,6
30,6
Vastgoed
15,8
19,3
8,9
8,1
100,0
100,0
Regio
Alternatieve beleggingen Totaal
■■ Kredietrisico Het kredietrisico is het risico dat een debiteur van het fonds niet aan haar rente- en aflossingsverplichtingen kan voldoen. Het fonds spreidt zijn beleggingen in schuldpapier en verstrekte kredieten,
96
Percentage 2011
AAA
53,2
47,6
AA
21,2
18,0
6,2
14,0
14,4
12,5
A Regio
Percentage 2012
BBB Lager dan BBB
4,5
5,8
Geen rating
0,5
2,1
100,0
100,0
Totaal
■ Enkelvoudige balans per 31 december 2012 (Na resultaatbestemming, bedragen in duizenden euro’s)
Activa
2012
2011
39.048.505
28.872.841
39.096
30.952
39.087.601
28.903.793
4.011.140
4.121.848
231.916
152.713
73.073
68.129
43.403.730
33.246.483
2012
2011
Beleggingen (a) Beleggingen voor risico van pensioenfonds Beleggingen voor risico van deelnemers Totaal beleggingen Deelnemingen (b) Vorderingen en overlopende activa Liquide middelen Totaal van de activa
Passiva
Stichtingskapitaal en reserves (c) Technische voorzieningen Voorziening voor risico van deelnemers Langlopende schulden Overige schulden en overlopende passiva Totaal van de passiva
2.423.667
481.257
35.440.991
32.278.562
39.096
30.952
2.950
2.950
5.497.026
452.762
43.403.730
33.246.483
97
■ Enkelvoudige staat van baten en lasten over 2012 (Bedragen in duizenden euro’s)
Omdat de financiële gegevens van bpfBOUW in de geconsolideerde jaarrekening zijn verwerkt, is conform artikel 2: 402 BW in de enkelvoudige staat van baten en lasten volstaan met het als afzonderlijke post vermelden van het resultaat uit deelnemingen na aftrek van belastingen.
2012
Resultaat deelnemingen Overige bedrijfsresultaten Saldo staat van baten en lasten
98
2011
36.893
170.339
1.903.850
./.
1.821.464
1.940.743
./.
1.651.125
■ Toelichting op de enkelvoudige balans per 31 december 2012 (Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
De in de enkelvoudige jaarrekening gehanteerde grondslagen voor de financiële verslaggeving zijn dezelfde als die toegepast in de geconsolideerde jaarrekening. Behoudens de posten ‘Vastgoed’ en ‘Deelnemingen’ wijken de enkelvoudige cijfers niet materieel af van de geconsolideerde cijfers. Voor een toelichting op de enkelvoudige balans en de enkelvoudige staat van baten en lasten wordt grotendeels verwezen naar de toelichting op de geconsolideerde balans en de geconsolideerde staat van baten en lasten. De van de geconsolideerde balans en geconsolideerde staat van baten en lasten afwijkende posten worden hieronder toegelicht. Omdat de financiële gegevens van bpfBOUW in de geconsolideerde jaarrekening zijn verwerkt, is conform artikel 2: 402 BW in de enkelvoudige staat van baten en lasten volstaan met het als afzonderlijke post vermelden van het resultaat uit deelnemingen na aftrek van belastingen.
■■ a. Beleggingen ■■ Vastgoed De waardering van het vastgoed is conform de geconsolideerde jaarrekening. ■■ Verloopoverzicht
vastgoed Boekwaarde begin van het jaar
Investeringen
Verkopen
Herwaarderingen
Boekwaarde eind van het jaar
Vastgoed in ontwikkeling
47.565
3.643
./.
6.364
./. 5.258
39.586
Vastgoed via participaties
1.559.929
193.902
./.
85.823
26.467
1.694.475
Totaal beleggingen
1.607.494
197.545
./.
92.187
21.209
1.734.061
99
■■ b. Deelnemingen Het verloop van de deelnemingen gedurende het boekjaar vertoont het volgende beeld:
Stand eind van het voorgaand boekjaar
2012
2011
4.121.848
4.088.846
-
19.200
4.121.848
4.108.046
Cumulatief effect stelselwijziging Stand begin van het jaar Jaareffect stelselwijziging Agio Uitgekeerd dividend
./.
-
1.679
66.000
16.000
213.601
Resultaat Stand eind van het jaar
./.
172.537
36.893
168.660
4.011.140
4.121.848
In 2012 heeft een stelselwijziging plaatsgevonden. Het positieve effect van deze stelselwijziging komt tot uiting in een hogere waarde van de Deelnemingen. Het positieve cumulatieve effect primo 2011 bedraagt 19.200. Het positieve effect op het resultaat 2011 bedraagt 1.679.
■■ c. Stichtingskapitaal en reserves Het verloop van de reserves gedurende het boekjaar vertoont het volgende beeld: Stand per 1 januari 2012
Resultaatverdeling
Stand per 31december 2012
1.923.023
2.069.389
2.110
306.112
Algemene reserve
146.366
-
Reserve aanvullingsregelingen
306.555
1.667
28.336
-
19.830
48.166
481.257
1.667
1.940.743
2.423.667
Reserve toeslagverlening actieven Totaal
100
VermogensInbreng
./.
■■ Niet in de balans opgenomen verplichtingen 2012 Aangegane contracten inzake ontwikkeling vastgoed Aangegane contracten vastgoed via participaties Aangegane verplichtingen private equity Totaal
2011
183
1.383
248.078
318.074
1.050.043
1.120.749
1.298.304
1.440.206
Het fonds heeft zich garant gesteld voor de verrichting van uitkeringen van Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor het Natuursteenbedrijf. ■■ APG
Treasury Center bv Voor een toelichting op het APG Treasury Center bv zie pagina 87. ■■ Langlopende
contractuele verplichtingen Inzake de uitvoering van pensioen- en vermogensbeheeractiviteiten is het fonds meerjarige verplichtingen aangegaan met derden. Twee verplichtingen hebben een looptijd tot uiterlijk 2019, één verplichting heeft een onbeperkte looptijd. De aan de verplichtingen verbonden kosten zijn afhankelijk van diverse variabelen, zoals omvang van het aantal deelnemers en het belegd vermogen. Voor 2013 bedragen de verwachte kosten uit deze overeenkomsten tezamen circa 100 miljoen euro.
101
■ Toelichting op de enkelvoudige staat van baten en lasten over 2012 (Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
■■ Pensioenuitvoeringskosten
■■ Honoraria
accountant De externe accountant van het fonds, Ernst & Young Accountants LLP, heeft over het boekjaar de volgende kosten in rekening gebracht:
Onderzoek jaarrekening
2012
2011
206
280
Andere controleopdrachten
60
133
Overige dienstverlening
71
12
337
425
Onderzoek jaarrekening
-
192
Andere controleopdrachten
-
18
Overige dienstverlening
-
206
Totaal
-
416
Totaal Kosten ten laste gebracht van deelnemingen
■■ Ondertekening van de jaarrekening
Amsterdam, 23 mei 2013 Namens het bestuur, H. de Pagter M.B. van Veldhuizen C. van der Veer L.C.A. Scheepens
102
103
SAMEN BOUWEN
PROJECT DE KEYZER AMSTERDAM Dit project omvat 68 levensloopbestendige huurappartementen in de vrije sector, 36 groepswoningen, 8 begeleid wooneenheden, een dienstencentrum van 800 m2, 300 m2 maatschappelijke bedrijfsfuncties en 1700 m2 bedrijfsruimte. Het project voorziet in 90 parkeerplaatsen in een inwendige garage. Samen bouwen aan een slimme mix van wonen en werken.
104
n Overige gegevens
105
n Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten De statuten bevatten geen regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten.
■■ Bestemming van het saldo van baten en lasten Krachtens het besluit van het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid, genomen op 23 mei 2013, is het saldo van baten en lasten over 2012 verwerkt in de reserves.
106
n Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid
■■ Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport opgenomen jaarrekening 2012 van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de geconsolideerde en enkelvoudige balans per 31 december 2012 en de geconsolideerde en enkelvoudig staat van baten en lasten over 2012 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. ■■ Verantwoordelijkheid
van het bestuur Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het saldo van baten en lasten getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.
redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. ■■ Oordeel
betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid per 31 december 2012 en van het saldo van baten en lasten over 2012 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
■■ Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
■■ Verantwoordelijkheid
Amsterdam, 23 mei 2013 Ernst & Young Accountants LLP w.g. S.B. Spiessens RA
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de
107
n Actuariële verklaring ■■ Opdracht
■■ Oordeel
Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid te Amsterdam is aan Aon Consulting Nederland cv de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2012.
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld.
■■ Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris terzake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
■■ Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
108
Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132. Het pensioenfonds heeft gebruik gemaakt van de zogenaamde ‘adempauze’ met betrekking tot de eis dat de premie bijdraagt aan herstel. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort.
Rotterdam, 23 mei 2013 Drs. A.G.M. den Hartogh, AAG verbonden aan Aon Consulting Nederland cv
109
SAMEN BOUWEN
PROJECT WTC DEN HAAG
World Trade Center The Hague, gevestigd in het Prinsenhof-complex, bestaat onder andere uit WTC kantoren, een WTC The Hague Business Center en het WTC The Hague Congress Center. Voor zowel huurders, gasten als bezoekers biedt WTC Plaza verschillende faciliteiten en een riante tweelaags ondergrondse parkeergarage met 1.000 parkeerplaatsen. Samen bouwen aan commercieel perspectief.
110
n Bijlagen
111
n Bijlage 1 Bestuursleden ■■ Bestuur Het bestuur van bpfBOUW bestaat uit vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties. Zij zijn belast met het besturen van de zaken van het fonds en het beheer van het fondsvermogen. Ook zijn zij verantwoordelijk voor het innen van de gelden en het doen van (pensioen)uitbetalingen. In 2012 vergaderde het bestuur acht keer. De bestuursleden ontvangen vacatiegeld en een reis- en verblijfkostenvergoeding. De vergoeding is vastgesteld op basis van de vergoedingsregeling bestuurs-, deelnemersraad- en commissieleden van de Sociaal-Economische Raad (SER). Over het jaar 2012 is voor vergoedingen aan bestuursleden een totaalbedrag van 291.448 euro uitgekeerd. ■■ Werkgeversbestuursleden
(Stand per 31 december 2012) H. de Pagter Functie in bestuur: fungerend voorzitter Geboortejaar: 1948 Nationaliteit: Nederlandse Voordragende organisatie: Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven Aftreden volgens rooster: 1 januari 2015 Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie: • Directeur DPB Consult B.V. te Barendrecht • Commissaris Woningborg Holding B.V. te Gouda • Voorzitter Stichting Pensioenfonds Wilton Fijenoord Schiedam L.C.A. Scheepens Functie in bestuur: secretaris Geboortejaar: 1965 Nationaliteit: Nederlandse Voordragende organisatie: Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven Aftreden volgens rooster: 1 januari 201316 Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie: • Senior beleidsmedewerker sociale zaken Bouwend Nederland • Penningmeester Stichting Technisch Bureau Bouwnijverheid • Bestuurslid Stichting SFB (werkgevers) • Lid Commissie pensioenbeleid VNO-NCW
De heer Scheepens is immiddels herbenoemd.
16
112
G.J.P. Bot Functie in bestuur: bestuurslid Geboortejaar: 1945 Nationaliteit: Nederlandse Voordragende organisatie: Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven Aftreden volgens rooster: 1 januari 2014 Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie: • Directeur/grootaandeelhouder Bot Bouwgroep • Bestuurslid Bouwend Nederland • Bestuurslid Woningborg • Voorzitter Stichting Bouw Belangen • Lid Regionale Regieraad H. Klein Poelhuis Functie in bestuur: bestuurslid Geboortejaar: 1946 Nationaliteit: Nederlandse Voordragende organisatie: Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven op voordracht van AFNL Aftreden volgens rooster: 1 januari 2015 Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie: • Directeur/grootaandeelhouder Kapee Bouwgroep bv • Voorzitter Aannemersvereniging van Metselwerken (AVM) • Waarnemend voorzitter/Bestuurslid CONGA • Penningmeester CONGA • Penningmeester Ondernemers Organisatie MKB-Bouw • BpfBOUW-vertegenwoordiger in Ledenraad Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen • Voorzitter Aannemersfederatie Nederland; Bouw & Infra • Lid Board of Directors European Builders Confederation G.F.M.B. Raessens Functie in bestuur: bestuurslid Geboortejaar: 1958 Nationaliteit: Nederlandse Voordragende organisatie: Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven Aftreden volgens rooster: 1 januari 2015 Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie: • Directeur Concerndienst HRM Heijmans nv • Bestuurslid Stichting pensioenfonds Heijmans nv
F.Th.M. Rohof Functie in bestuur: bestuurslid Geboortejaar: 1961 Nationaliteit: Nederlandse Voordragende organisatie: NOA Aftreden volgens rooster: 1 januari 201317 Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie: • Directeur/secretaris en lid van het dagelijks bestuur en hoofdbestuur Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven NOA • Bestuurslid Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Afbouw • Bestuurslid Bedrijfschap Afbouw • Bestuurslid Stichting Savantis, Landelijk Kenniscentrum Beroepsonderwijs voor Afbouw en Onderhoudsbedrijfstakken / Stichting Vakcentrum Savantis • Bestuurslid Stichting Loopbaan Ontwikkelingsfonds (LOF) • Bestuurslid Stichting Administratiekantoor A&O Services • Algemeen secretaris / directeur FOSAG/NOA • Bestuurslid Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen • Bestuurslid Pensioenfederatie • Bestuurslid Stichting SFB (werkgevers)
C. van der Veer Functie in bestuur: fungerend secretaris Geboortejaar: 1967 Nationaliteit: Nederlandse Voordragende organisatie: FNV Bouw Aftreden volgens rooster: 1 januari 201318 Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie: • Sectorbestuurder FNV Meubel & Hout • Cao-onderhandelaar en werknemers vertegenwoordiger in diverse paritaire organen in de meubel en houtsectoren • Lid van het bestuur van BPF Houthandel • Lid/penningmeester van het afdelingsbestuur van de SP in Vught
■■ Werknemersbestuursleden
G. Lokhorst Functie in bestuur: bestuurslid Geboortejaar: 1963 Nationaliteit: Nederlandse Voordragende organisatie: CNV Vakmensen Aftreden volgens rooster: 1 januari 201419 Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie: • Senior Bestuurder Bouw CNV Vakmensen • Bestuurslid Stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid • Bestuurslid Fundeon • Bestuurslid Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid • Bestuurslid Stichting Risicofonds voor de Bouwnijverheid • Bestuurslid Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid • Bestuurslid Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid • Bestuurslid Stichting Technisch Bureau Bouwnijverheid • Penningmeester Stichting Arbouw • Penningmeester/secretaris Stichting Garantiefonds Vorst in de Bouw
(Stand per 31 december 2012) Mevrouw M.B. van Veldhuizen Functie in bestuur: voorzitter Geboortejaar: 1955 Nationaliteit: Nederlandse Voordragende organisatie: FNV Bouw Aftreden volgens rooster: 1 januari 2014 Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie: • Sectorbestuurder FNV Bouwnijverheid • Werknemersvoorzitter Stichting Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid • Werknemersvoorzitter Stichting Risicofonds voor de Bouwnijverheid • Werknemersvoorzitter Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid • Werknemersvoorzitter Stichting Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid • Werknemersvoorzitter Stichting Tijdspaarfonds voor de Bouwnijverheid • Voorzitter Stichting Technisch Bureau Bouwnijverheid • Werknemersvoorzitter Fundeon • Bestuurslid Stichting Arbouw
W.J. van Houwelingen Functie in bestuur: bestuurslid Geboortejaar: 1960 Nationaliteit: Nederlandse Voordragende organisatie: FNV Bouw Aftreden volgens rooster: 1 januari 2015 Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie: • Controller FNV Bouw
De heer Rohof is inmiddels herbenoemd.
17
De heer Van der Veer is inmiddels herbenoemd.
18
De heer G. Lokhorst is afgetreden per 1 januari 2013.
19
113
A.A. van Wijngaarden Functie in bestuur: bestuurslid Geboortejaar: 1953 Nationaliteit: Nederlandse Voordragende organisatie: CNV Vakmensen Aftreden volgens rooster: 1 januari 2013 20 Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie: • Voorzitter CNV Vakmensen • Bestuurslid Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen • Bestuurslid Stichting SFB • Vicevoorzitter Raad van Toezicht van het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid • Lid Raad van commissarissen van het Slotemaker de Bruine Instituut • Bestuurslid Europese Federatie van Bouw- en Houtarbeiders • Bestuurslid Bedrijfschap Afbouw • President-commissaris Stichting Administratiekantoor A&O Services • Bestuurslid Bpf Schilders • Bestuurslid Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties • Bestuurslid Sociaal Economische Raad • Bestuurslid FSC Nederland
De heer Van Wijngaarden is inmiddels herbenoemd.
20
114
n Bijlage 2 Bestuurlijke commissies Vanuit het bestuur zijn vier commissies gevormd die bestaan uit bestuursleden. Bestuursleden hebben zitting in de commissies op basis van hun deskundigheid op de betreffende vakgebieden. De commissies ondersteunen het bestuur. Hieronder staan de verschillende commissies omschreven.
■■ Algemene zaken Deze commissie buigt zich over voorzittersoverleg met opdrachtnemers, public affairs en public relations, spoedeisende zaken en overleg met de diverse organen van het fonds.
■■ Pensioenzaken Deze commissie gaat over reglementen, communicatie, het beleid over werkingssfeer, individuele gevallen en het jaarverslag.
■■ Vermogensbeheer Deze commissie houdt zich bezig met het beleggingsbeleid, de beleggingsplannen, ALM en het risicobeheer op het gebied van beleggingen.
■■ Finance, Control & Riskmanagement Deze commissie buigt zich over risicomanagement, audits, rapportages over de dienstverlening door opdrachtnemers, contractvorming, de jaarrekening en de samenhang tussen de jaarrekening en het jaarverslag.
115
n Bijlage 3 Begrippen en afkortingen 16:00 (GMT) WM-fixing De door WM/Thomson Reuters uitgegeven valutakoersen om 16:00 uur “Greenwich Mean Time” (de tijdzone in Groot-Brittannië). Aanvullingsregeling Een regeling voor werknemers die al voor 2006 in de bouwnijverheid werkten, aan bepaalde voorwaarden voldoen en vanwege hun leeftijd geen volledig pensioen kunnen opbouwen. Afkoop Afkoop is het ineens uitbetalen van een bedrag ter vervanging van een verplichting om in de toekomst een serie betalingen te doen. Pensioenaanspraken of pensioenrechten verliezen door afkoop hun pensioenbestemming. AFM De Autoriteit Financiële Markten, de toezichthouder op ondernemingen die actief zijn in sparen, lenen, beleggen, pensioenen en verzekeren. De AFM let op het gedrag van deze ondernemingen bij de bedrijfsuitoefening. ALM Asset Liability Management. Een methode waarbij de strategische beleggingsmix afgestemd wordt met de verplichtingenstructuur. Hierbij wordt rekening gehouden met het premie- en toeslagenrisico en het risico van onderdekking. Belegd vermogen Dit is de totale waarde van de beleggingen van het fonds. Beschikbaar eigen vermogen Dit betreft de Algemene reserve van het fonds. Het beschikbaar eigen vermogen is een onderdeel van het beschikbaar vermogen dat gebruikt wordt om de dekkingsgraad te berekenen. Beschikbaar vermogen Dit betreft de som van het totaal van de technische voorzieningen voor risico van het fonds en het beschikbaar eigen vermogen. Dit beschikbaar vermogen wordt gebruikt als teller in de breuk om de dekkingsgraad te berekenen. CEM CEM staat voor Cost Effectiveness Measurement Inc., een Canadese organisatie die zich toelegt op het meten van kosteneffectiviteit door vergelijkingen te maken van de gegevens van organisaties met normgroepen. Coming service Het gedeelte van het totale pensioen dat in toekomstige jaren moet worden opgebouwd op basis van het geldende pensioengevende jaarsalaris.
Commodities Beleggingen in bulkgoederen of grondstoffen, zoals olie, gas en graan. Contante waarde van alle pensioenrechten Het bedrag dat op dit moment nodig is om in de toekomst één of meer betalingen te kunnen verrichten, waarbij rekening is gehouden met rente en actuariële grondslagen. Corporate governance Goed ondernemingsbestuur. Beheer van en toezicht en controle op een onderneming, waarbij bestuurders verantwoording moeten afleggen aan de aandeelhouders en andere belanghebbenden. Deelnemers Deelnemers zijn werknemers en zelfstandigen die onder de verplichtstelling vallen. Tot de deelnemers behoren ook de werk nemers die van een vroegpensioen- dan wel vut-regeling gebruik maken en de werklozen voor wie of de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) of één van de sectorale aanvullingsregelingen pensioenpremie betaalt. Een deelnemer is ook die persoon die op grond van het pensioenreglement vrijwillig mag voortzetten of voor wie zonder premiebetaling pensioenaanspraken worden bijgeboekt op grond van het pensioenreglement. Dekkingsgraad De procentuele verhouding tussen het beschikbaar vermogen en de contante waarde van alle opgebouwde pensioenaanspraken voor risico van het fonds. DNB De Nederlandsche Bank, de toezichthouder die verantwoordelijk is voor het bewaken van de financiële stabiliteit in Nederland. ECB Europese Centrale Bank. Financieel Toetsingskader (FTK) Het financieel toetsingskader geeft regels over de wettelijke financiële verplichtingen van pensioenfondsen en is opgenomen in de Pensioenwet. Hedgefondsen Beleggingsfondsen die een zeer actief beleid voeren op hun portefeuille, weinig beperkingen kennen in instrumenten en strategieën die ze ter beschikking staan en daardoor bepaalde risico’s in hun portefeuille kunnen afdekken (‘hedgen’). Deze fondsen staan vaak niet onder toezicht. Heritage-portefeuille Dit betreft de beleggingen van bpfBOUW die niet ondergebracht zijn in beleggingspools. IPD/ROZ Rendement van de gangbare institutionele vastgoedindex.
116
ISAE-3402-verklaring Een rapport voor de certificering van de interne beheersing van de processen in dienstverlenende organisaties. Minimaal vereist eigen vermogen Dit betreft het minimaal vereist eigen vermogen conform de definitie hiervan in de Pensioenwet. Pensioengrondslag Het gedeelte van het loon dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw. Pensioenverplichtingen Zie ‘voorziening pensioenverplichtingen’. Pension Fund Governance Goed pensioenfondsbestuur. Hieronder vallen onder meer integer en transparant handelen door het bestuur, goed toezicht hierop en het afleggen van verantwoording over het uitgeoefende beleid en het toezicht daarop. Premiegrondslag Het gedeelte van het loon dat de grondslag vormt voor de premieberekening. Private equity Investeringen in niet-beursgenoteerde ondernemingen. Rekenrente Fictief rendementspercentage dat het belegde pensioenvermogen in de toekomst wordt geacht op te brengen. Rentetermijnstructuur (RTS) De rentermijnstructuur geeft het verband weer tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. De dekkingsgraad en de pensioenverplichtingen van het fonds worden berekend op basis van de rentetermijnstructuur. Service Level Agreements (SLA) Afspraken over het niveau van de te leveren dienstverlening. Solvabiliteit Verhouding tussen totale bezittingen en schulden. Statuten De grondregels van een instelling. In de statuten van het fonds is de interne structuur omschreven. Er zijn onder andere bepalingen inzake de bevoegdheden en verplichtingen van het bestuur opgenomen. Ook de wijze van benoeming van de bestuursleden is opgenomen. SZW Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Totaal eigen vermogen Dit betreft alle reserves van het fonds bij elkaar. In de jaarrekening worden hiervoor de termen groepsvermogen en Stichtingskapitaal en reserves gehanteerd. UFR De dekkingsgraad en de pensioenverplichtingen van het fonds worden berekend op basis van de rentetermijnstructuur. Bij bepaling van de rentetermijnstructuur wordt o.a. de Ultimate Forward Rate (UFR) toegepast. Het hanteren van de UFR houdt in dat voor ver in de toekomst liggende verplichtingen (20 jaar tot 60 jaar) een ten opzichte van de markt aangepaste rentecurve wordt gehanteerd. UTA-personeel Uitvoerend, Technisch en Administratief personeel. Valutatermijncontract Een termijncontract waarin twee partijen een verbintenis aangaan tot aankoop of verkoop van deviezen op een latere datum en tegen een koers die wordt vastgelegd bij het sluiten van het contract. Vastrentende waarden Beleggingen waarvoor in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd geldt, zoals obligaties, onderhandse leningen en hypotheken. Vereist eigen vermogen Dit betreft het Vereist eigen vermogen conform de definitie hiervan in de Pensioenwet. Voorwaardelijkheidsverklaring Als deze wordt gehanteerd is toeslagverlening aan voorwaarden gebonden. De toeslagenmatrix schrijft voor welke voorwaardelijk heidsverklaring gebruikt moet worden en op welke wijze over de voorwaardelijke toeslagverlening moet worden gecommuniceerd. Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen (ook wel de pensioenverplichtingen) geeft de contante waarde weer van alle uitstaande pensioenverplichtingen van het fonds aan zijn (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Het is, met andere woorden, het volledige bedrag aan pensioenen dat het fonds nu en in de toekomst moet uitbetalen. Waardeoverdracht Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van opgebouwde pensioenaanspraken of pensioenrechten. Zo bestaat bij het veranderen van werkgever een wettelijk recht op waardeoverdracht. Z-score Mate waarin het werkelijke rendement van een pensioenfonds afwijkt van het rendement van de door het bestuur vastgestelde normportefeuille.
117
■■ Colofon
■■ Uitgave
APG Basisweg 10 1043 AP Amsterdam Postbus 637 1000 EE Amsterdam ■■ Vormgeving
en productie
Dadomoto, Nieuwegein
118
119