RWS ONGECLASSIFICEERD
PROJECT BRIEF - Naar een centrale voorziening voor de ontsluiting van digitale bodemkwaliteitsgegevens Een succesvolle samenwerking van overheid en markt (‘BIDON’)
Datum Status
31 maart 2015 Definitief, vastgesteld in Regiegroep 31 maart 2015
“Als je verantwoordelijk bent -- als je kennis hebt van data in een overheidsinstelling, merk je vaak dat deze mensen in de verleiding komen om ze voor zich te houden -- Hans [Rosling, Gapminder Foundation] noemt dat databaseknuffelen. Je knuffelt je database, want je wilt ze niet afstaan (...) Tim Berners-Lee (uitvinder van het internet), TED2009
“(...) ja, maak een mooie website, wie ben ik om je af te raden een mooie website te maken? Maak gerust een mooie website, maar geef ons eerst de onbewerkte data, wij willen de data. Wij willen onbewerkte data. (...)” Tim Berners-Lee, TED2009
RWS Ongeclassificeerd | Naar een centrale voorziening voor de ontsluiting van digitale bodemkwaliteitsgegevens | 31 maart 2015
Colofon
Uitgegeven door Uitgevoerd door Telefoon Datum Status Versienummer
Regiegroep BIDON Jan Klein Kranenburg 06-46372869 31 maart 2015 Definitief 1
RWS Ongeclassificeerd | Naar een centrale voorziening voor de ontsluiting van digitale bodemkwaliteitsgegevens | 31 maart 2015
Inhoud
1
Managementsamenvatting—8
2
Leeswijzer—9
3 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.3
Inleiding, achtergrond en historie—10 Doel van dit document—10 Aanleiding voor het project—10 Belang vanuit overheidsperspectief—11 Belang vanuit marktperspectief—12 Historie—13
4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5
Projectdefinitie—14 Doelstellingen—14 Scope—14 Out of Scope—14 Aanpak en fasering—15 Oriëntatiefase—15 Initiatiefase—15 Voorbereidingsfase—15 Realisatiefase—16 Beheerfase—16
5 5.1 5.2 5.3 5.4
Business case—17 Aanleiding en doelstelling—17 Huidig bodeminformatiebeheer zeer inefficiënt—17 Organisatorisch opgave—17 Kosten en baten—18
6 6.1 6.2 6.2.1 6.2.2 6.2.3 6.3
Beoogde projectorganisatie—19 Projectmanagement—19 Stuurgroep—20 Opdrachtgever—20 Leverancier—20 Gebruikers—20 Communicatie—20
7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8 7.9
Het project in haar omgeving—22 BRO—22 Bodemloket en DINO BLK—23 De bredere informatiebehoefte van netbeheerders—26 De Omgevingswet—26 De Laan van de Leefomgeving—27 Het Bodemconvenant—27 Digitale keten (veldwerk, laboratorium, Omgevingsloket)—28 Gemeentelijke en provinciale bodemsoftware—28 Normdocumenten—29
8
Functionele beschrijving—30
8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6 8.7
Scope van de dataset—30 Gegevensstroom—30 Rol van het bevoegd gezag—31 Toegankelijkheid—31 Rol van onderzoeksbureaus—31 Betekenis voor overheden—31 Betekenis voor marktpartijen—31
9 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6
Beoogde wijze van financiering—33 Deelplan 2N (Ontwerpfase: Netbeheerders)—33 Deelplan 2O (Ontwerpfase: Overheid)—33 Deelplan 3N (Realisatiefase: Netbeheerders)—33 Deelplan 3O (Realisatiefase: Overheid)—34 Deelplan 4 (Beheerfase)—34 Resumé t.a.v. KIBO—35
Bijlage A
Betrokken partijen—36
Bijlage B
Status quo ontsluiting milieuhygiënische bodeminformatie—39
RWS Ongeclassificeerd | «Report_Title» | «Report_Date»
1
Managementsamenvatting
Tijdens een conferentie in januari 2014 (“LEF sessie”) werd door relevante stakeholders binnen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen de noodzaak uitgesproken om op korte termijn milieuhygiënische bodeminformatie beter onderling toegankelijk te maken. De Basisregistratie Ondergrond (BRO) kon dit gegevenstype op dat moment geen prioriteit geven. Langer wachten zou binnen de overheid in toenemende mate ontwikkelingen op het gebied van informatievoorziening remmen en zorgde binnen het ‘grondroerende’ bedrijfsleven jaarlijks voor hoge vermijdbare kosten. Deze vermijdbare kosten komen vooral voort uit het gegeven dat grondroerders conform arboregels de kwaliteit van de bodem moeten kennen voordat ze er in gaan werken. Het hergebruiken van bestaande informatie en een goede en snelle toegankelijkheid daarvan levert een besparing ten opzichte van het uitvoeren van nieuw onderzoek. Bij de overheid kan een gedegen informatievoorziening een aanmerkelijke besparing geven op administratieve lasten bij data-invoer, gegevensverstrekking (indien niet gedekt door leges) en voorziet een goede informatievoorziening in algemene beleidsdoelen zoals transparantie (open data) en verantwoordbaarheid (monitoring). Middels het formeren van een publiek-private Regiegroep en diverse werkgroepen is gestart met een aantal verkenningen waaronder de uitvoering van een business case. Deze business case monetariseert enerzijds de vermijdbare kosten (“baten”) en geeft daarnaast inzicht in maatschappelijke baten en voordelen aan overheidszijde. De resultaten waren spectaculair (tot meer dan 9 miljoen baten per jaar en een terugverdientijd van minder dan een half jaar) en legitimeerden de ingezette weg om op korte termijn een impuls te geven aan een gezamenlijke gegevensontsluiting. Gekozen werd voor de oplossingsrichting die de grootste baten zou opleveren: een gezamenlijke landelijke voorziening. Een andere werkgroep richt zich op het definiëren van een nieuwe gezamenlijke markt-overheid dataset, die de scope van de gegevens in de landelijke voorziening bepaalt. Een geactualiseerde dataset die vanuit een informatiebehoefteanalyse is gedefinieerd moet in toenemende mate zorgen voor een informatievoorziening die in toenemende mate vraaggestuurd is. De business case becijfert een kosten/batenverdeling die recht doet aan een investering die voor 80% bij de markt ligt en voor 20% bij de overheid. De totale kosten voor de aanloopfase worden geraamd op maximaal € 400.000 en de kosten voor de realisatiefase worden geraamd op maximaal € 1.000.000. Verkend wordt of de beoogde landelijke voorziening opgenomen kan worden binnen het programma Publieke Dienstverlening op de Kaart (PDOK). Indien dit inderdaad mogelijk blijkt, kunnen technische componenten hergebruikt worden en kunnen de benodigde kosten mogelijk aanmerkelijk lager uitvallen. Een projectmanagement volgens een bewezen methodiek moet leiden tot een gefaseerde aanpak met een gedegen projectsturing. Gestreefd wordt naar realisatie in ongeveer 2 jaar. Uitgangspunt is, dat het Bodemconvenant voorziet in een landelijke gegevenslevering door overheden bij inwerkingtreding van de Omgevingswet (2018). Tegelijkertijd wordt gewerkt aan een vereenvoudiging van de digitale keten, waardoor administratieve lasten zullen dalen. Pagina 8 van 40
RWS Ongeclassificeerd | Naar een centrale voorziening voor de ontsluiting van digitale bodemkwaliteitsgegevens | 31 maart 2015
2
Leeswijzer
Onderhavig document wordt aangeduid met de term Project Brief, dat direct aangeeft dat het een tussenresultaat is in een project dat de beginselen van de PRINCE2-sysematiek voor projectmanagement volgt. De Project Brief beschrijft, wat zou moeten worden gedaan in dit project en welke deliverables (producten) zouden moeten worden opgeleverd, inclusief hun acceptatie criteria. Het wordt duidelijk dat dit op dit moment op hoofdlijnen, niet in detail wordt beschreven. De Project Brief is een resultaat van opstartfase van het project, dat vervolgens over moet gaan naar een Project Initiatiefase. In de inleiding (hoofdstuk 3) worden achtergronden en historie beschreven. Ze laten zien welke stappen in de opstartfase al gezet zijn en blikken terug op de startbijeenkomst (LEF-sessie) waar het brede commitment onder alle stakeholders ontstond voor dit project. Hoofdstuk 4 betreft de projectdefinitie. Het beschrijft de projectdoelstellingen, de scope, maar ook nadrukkelijk wat buiten de scope valt, omdat dat mogelijkerwijs niet vanzelfsprekend is. Verder is er in dit hoofdstuk aandacht voor de fasering. Ook in deze fasering is rekening gehouden met de PRINCE2-uitgangspunten. In dit project is al in een eerder stadium een business case uitgewerkt, deze wordt toegelicht in hoofdstuk 5. Uit deze business case blijkt dat dit project twee werelden zal verenigen: de overheid en het bedrijfsleven. Beide werelden produceren vergelijkbare bodemkwaliteitsgegevens en hebben bij hun primaire werkzaamheden ook weer baat bij (her-)gebruik van deze gegevens. Door onderling gegevens uit te wisselen ontstaat een win-win situatie voor zowel bedrijfsleven als overheid. De business case geeft een inschatting van de batenverdeling. In financiële zin zal de markt meer baten genieten dan de overheid. De overheid daarentegen kan weer maatschappelijke baten genereren uit de beschikbaarheid van gegevens van de markt. Om te zorgen dat de baten ook als zodanig worden omgeslagen naar de kosten is in hoofdstuk 9 (financiering) een voorstel gedaan voor een evenredige financiering. Omdat voor zowel het overheidsdeel als het marktdeel verschillende financieringsbronnen worden beoogd dient dit document verschillende doelen. Het dient voor de markt als onderlegger voor een nadere kostenverdeling, behorend bij een te tekenen intentieverklaring. Voor het overheidsdeel dient het tevens als proposal om aanspraak te maken op middelen uit het Kennis en Innovatieprogramma Bodem en Ondergrond (KIBO). Hiervoor is met name hoofdstuk 9.6 relevant, omdat dit het aan te vragen subsidiebedrag concretiseert en onderbouwt. In hoofdstuk 6 wordt conform PRINCE2 een beoogde projectorganisatie beschreven. Hoofdstuk 7 beschrijft het project in jaar omgeving: de relatie met onder andere de Basisregistratie Ondergrond (BRO), Bodemloket, de Omgevingswet met de Laan van de Leefomgeving en haar Informatiehuizen et cetera. Hoofdstuk 8 betreft een functionele beschrijving van de beoogde voorziening en geeft globaal een beschrijving van functionele eisen, hetgeen in een volgende fase nog nader uitgewerkt moet worden tot een functioneel ontwerp of anderszins.
Pagina 9 van 40
RWS Ongeclassificeerd | «Report_Title» | «Report_Date»
3
Inleiding, achtergrond en historie
3.1
Doel van dit document Het doel van dit document is meerledig: 1. Proposal ten behoeve van toetsing aan de KIBO1-criteria om het project aan te merken als KIBO-Business Case en daarmee in aanmerking te komen voor financiering voor het overheidsdeel van de begroting; 2. Project Brief (PB) als onderlegger voor de intentieverklaring die door betrokken partijen (waaronder Platform Netbeheerders) getekend dient te gaan worden; 3. Informerend naar overige stakeholders en de projectomgeving.
3.2
Aanleiding voor het project Milieuhygiënische bodeminformatie kan ontstaan tijdens diverse maatschappelijke processen, zoals: 1. Bedrijven en burgers die een onderzoeksplicht hebben vanuit wet- en regelgeving (bouwen, milieuvergunning); 2. Bedrijven en burgers die bodemonderzoek uitvoeren t.b.v. waarde- en risicobepaling bij bijvoorbeeld de aan- of verkoop van onroerend goed; 3. Overheidsorganisaties die gericht bodemonderzoek uitvoeren voor de uitvoering van hun wettelijke taken en/of lokale beleid; 4. Bedrijven die bodemonderzoek uitvoeren ten behoeve van risicobepaling als uitvloeisel van arbo-regelgeving. Milieuhygiënische bodeminformatie is een begrip dat zowel de veldwerk- en laboratoriumgegevens als overheidsbesluiten omvat, alsmede de daarbij behorende metadata. Naar schatting vinden er jaarlijks vele tienduizenden bodemonderzoeken plaats. Al die bodemonderzoeken leveren bodeminformatie op. Het is een gegeven dat de bodemonderzoekscontouren elkaar vaak overlappen. Het gebeurt zelden dat onderzoeksgegevens hergebruikt worden, terwijl dat vaak (uit kostenoogpunt) wel interessant kan zijn. Voorbeeld:
Als een waterleidingbeheerder een reparatie moet uitvoeren kan ze geld besparen door onderzoeksgegevens (her) te gebruiken die de gemeente van dezelfde locatie al in haar bezit heeft, omdat voor dezelfde locatie ooit een (milieu-)vergunning verstrekt is.
Bodemonderzoeksgegevens zijn in Nederland doorgaans slecht ontsloten2 en worden door de eigenaar nagenoeg alleen ad hoc geleverd op verzoek. De markt en overheid stellen zich daarbij vaak zakelijk op (rekenen onderling kosten) en ook bedrijven onderling zijn niet gewend om informatie onderling te delen. De wederzijdse opstelling leidt tot inefficiëntie en hoge kosten die vermijdbaar lijken te zijn.
1 2
Kennis- en Innovatieprogramma Bodem en Ondergrond Zie bijlage C: Status quo ontsluiting milieuhygienische bodeminformatie
Pagina 10 van 40
RWS Ongeclassificeerd | Naar een centrale voorziening voor de ontsluiting van digitale bodemkwaliteitsgegevens | 31 maart 2015
3.2.1
Belang vanuit overheidsperspectief De overheid worstelt de laatste jaren met het dilemma dat een verdergaande decentralisatie weliswaar voordelen kent, maar tegelijkertijd voor een uitdaging zorgt als het gaat om het ontsluiten van uniforme en kwalitatief vergelijkbare bodeminformatie. Versnippering dreigt en klanten (informatievragers) van gemeenten en provincies lopen tegen een grote verscheidenheid op als het gaat om kwaliteit, verstrekkingswijzes en -voorwaarden. Voor gemeenten en provincies was er gedurende de periode 2010 – 2015 bovendien geen financieel en beleidskader die gewenste verbeterinspanningen op dit vlak zouden kunnen legitimeren. In de genoemde periode is er dan ook diverse malen kritiek geweest óf zijn specifieke adviezen gegeven om de informatiebeschikbaarheid binnen de bodemsector te verbeteren. Enkele voorbeelden hiervan zijn: 1. Midtermreview3 “Informatiebeheer is belangrijk gebleken voor een goede inventarisatie van de spoedopgave. Voorts is informatiebeheer van groot belang voor het verbinden van de ondergrond met andere thema’s. Uit de rondgang bij overheden blijkt dat de kwaliteit en beschikbaarheid van bodeminformatie niet overal optimaal is of zelfs een knelpunt is.”
2. Regionale rekenkamerrapporten4 “Het is dan ook van groot belang dat de provincie de nazorgplannen goed toetst, toeziet op de naleving van de nazorg en ervoor zorgt dat de informatie over de nazorglocaties en de restverontreiniging op orde is. Indien dit niet gebeurt, doet dat ook (deels) het effect van de sanering teniet.”
3. Rapport ‘Beleidsonderzoek Heroverweging (Bodemsanerings-)beleid’5 “Een consequentie van de decentralisatie is dat het Rijk moet loslaten en vertrouwen in de decentrale afwegingen en de decentrale democratische controle. Het verdient aanbeveling om opnieuw expliciet vast te leggen wat de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verschillende bestuurslagen precies zijn zodat voor alle betrokkenen volstrekt duidelijk is, wie waarvoor verantwoordelijk is, wie welke informatie verzamelt en hoe en door wie wordt vastgesteld of de middelen rechtmatig, doelmatig en doeltreffend zijn besteed.”
Samen met toenemende inzicht in het belang van een transparante overheid en een gewenste uitwerking van het Open Data Beleid vormt ook dit mede aanleiding om de informatiebeschikbaarheid in de bodemsector te willen verbeteren. Los daarvan is de overheid (met name gemeenten, maar ook het ministerie van Defensie en Rijkswaterstaat) zelf ook netbeheerder. Gemeenten zijn netbeheerders vanuit hun rol als rioolbeheerder en beheerder van binnenstedelijke CCTVnetwerken, verkeersregelinstallaties en/of openbare verlichting. Landelijke diensten zijn netbeheerders omdat ze in het bezit zijn van eigen ondergrondse communicatienetwerken. Overheden (met name gemeenten en omgevingsdiensten) zijn veel tijd kwijt aan de invoer van bodemgegevens in hun Bodem Informatie Systemen (BIS). De beoogde landelijke voorziening voorziet ook in een modernisering van de digitale keten, 3 4 5
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-286440.pdf Voorbeeld Provincie Zuid-Holland: http://goo.gl/8ObUVc AT Osborne, 2014 (ref. 2013213/ODGMG-OHBB-IGM/PKE/JKU/SVI) Pagina 11 van 40
RWS Ongeclassificeerd | «Report_Title» | «Report_Date»
waarbij gegevens rechtstreeks bij de landelijke voorziening aangeleverd worden door –bij voorkeur- het adviesbureau dat digitale veldwerkgegevens en digitale laboratoriumgegevens kan combineren tot één databestand. Daarnaast gaat veel tijd zitten in het verstrekken van informatie aan derden, tijd die kan worden vermeden door derden rechtstreeks toegang te geven tot (open) data. Een centrale voorziening waarin ook gegevens worden aangeleverd door derden zorgt ervoor dat in een fase dat de overheid zelf steeds minder bodemonderzoeksgegevens produceert (afronding bodemsaneringsoperatie) er toch voldoende beschikbare, actuele kwaliteitsgegevens beschikbaar blijven. Deze kunnen welkom zijn bij bijvoorbeeld het opstellen van bodemkwaliteitskaarten. Tot slot heerst er bij decentrale overheden een toenemend inzicht dat burgers en bedrijven ervan uit mogen gaan dat leefomgevingsinformatie (w.o. bodemkwaliteitsinformatie) op een zo transparante, laagdrempelige en klantvriendelijke wijze ontsloten hoort te worden, hierbij rekening houdend met het feit dat de informatiebehoefte vaak niet eindigt bij bestuurlijk grenzen. Dit vereist uniformiteit in vertrekkingswijze en –voorwaarden over de gemeente- en provinciegrens heen. Ter illustratie een voorbeeld van situaties waar informatievragers tegenaan lopen: Voor een tracégebonden klus (80 kilometer) moet een aannemer informatie over de kwaliteit van de bodem verzamelen. De bodeminformatie blijkt versnipperd over 2 provincies, 7 gemeenten en 2 waterschappen. De provincie verschaft maar een deel van de informatie en verwijst door naar de gemeenten. Bij gemeente 1 moet het fysieke archief worden bezocht tijdens kantooruren. Bij gemeente 2 moet de aannemer pér onderzochte locatie een rapport kopen voor meer dan € 100 per stuk. Het rapport geeft allerlei ongevraagde informatie en lijkt meer bestemd voor makelaars. Gemeente 3 kan gegevens digitaal leveren, maar er dient per rapport betaald te worden middels iDeal. Een werknemer van het aannemersbedrijf moet dit ’s avonds vanaf thuis doen, omdat er geen zakelijke iDeal-accounts bestaan. De kosten hiervoor blijkt hij lastig te kunnen declareren, omdat de gemeente geen bonnetje wil verstrekken. Een dataspecialist bij de aannemer constateert dat de gewenste data op uniforme wijze en volgens een Open Standaard (SIKB0101) in datasystemen van de gemeente en provincies zit. Hoopvol informeert hij naar het bestaan van landelijke WFS en WMS ontsluiting, zodat hij deze kan gebruiken in zijn GISsysteem. Gemeenten blijken deze wijze van gegevensontsluiting echter niet te ondersteunen. 3.2.2
Belang vanuit marktperspectief Bovenstaand voorbeeld is illustratief voor de problemen waar ‘grondroerders’, waaronder netbeheerders tegen aan lopen. Het leidt tot vertraging en kostenverhoging. Veelal betreft het maatschappelijke kosten, omdat het veelal werken betreft in de openbare ruimte, waarbij de overheid als opdrachtgever is betrokken. Een netbeheerder als Liander laat weten dat er binnen haar organisatie een team van meer dan 30 mensen fulltime bezig is met informatievergaring. Veel van dit werk zou geautomatiseerd kunnen worden indien de data op een juiste manier ontsloten zou worden. Liander werkt globaal in drie provincies voor het gas- en electriciteitsnetwerk. Bodem+ heeft ooit becijferd dat er bij decentrale overheden in totaal zo’n 30 - 40 FTE bezig zijn met het verstrekken van bodeminformatie aan derden. Pagina 12 van 40
RWS Ongeclassificeerd | Naar een centrale voorziening voor de ontsluiting van digitale bodemkwaliteitsgegevens | 31 maart 2015
De business case becijfert het financiële voordeel voor netbeheerders. Zie hiervoor hoofdstuk 5.
3.3
Historie Er is zowel binnen de overheid als binnen de markt lange tijd gedacht dat de Basisregistratie Ondergrond (BRO) de bestaande situatie zou verbeteren. Deze wettelijk geregelde registratie zou de beschikbaarheid van gegevens in de nabije toekomst garanderen. Milieuhygiënische gegevens werden genoemd als een “tweede fase-gegevensobject”, maar benadrukt werd dat een tweede fase niet per definitie een lage prioriteit zou inhouden. Eind 2013 werd echter duidelijk dat de berichten hierover te optimistisch waren. De implementatie van het betreffende gegevensobject zou naar verwachting pas na 10 jaar of wellicht helemaal niet plaatsvinden. Deze gang van zaken leidde bij marktpartijen en overheidskoepels tot de nodige onvrede, maar tegelijkertijd tot het idee dat -vanuit een gezamenlijk belang- het mogelijk moest zijn om zelf een impuls te geven aan de gegevensontsluiting. In gesprekken tussen Netbeheer Nederland (brancheorganisatie van energienetbeheerders), Liander (netbeheerder voor 3 miljoen huishoudens) en Rijkswaterstaat Leefomgeving (via Bodem+ een intermediaire uitvoeringsorganisatie van Rijk, Gemeenten, Provincies en Waterschappen) is het idee geopperd om via een conferentie in het LEF Future Centre met alle stakeholders tot een gezamenlijk inzicht en commitment te komen en daarmee de basis te leggen voor de verbeterde informatievoorziening waarin alle stakeholders vanuit gezamenlijk belang bijdragen. Deze LEF-sessie kende een buitengewoon succesvol resultaat en ter plekke is een Regiegroep geformeerd om de gewenste stappen te initiëren. Het project wordt sinds 2014 aangeduid met de afkorting BIDON (“BodemInformatie Delen tussen Overheid en Netbeheerders”). Sinds de LEF-sessie is er over dit initiatief inmiddels contact geweest met andere bedrijfstakken, zoals: · Makelaars (NVM); · Verzekeraars (Achmea, Interpolis, Centraal Beheer, FBTO en Avero); · ProRail · Loonbedrijven (Cumela) · Bouw- en infra (Bouwend Nederland) · Adviesbureaus (VvMA, NL Ingenieurs); · Softwareleveranciers (BIS, Boormanager), Binnen de overheid is het initiatief inmiddels getoetst bij partijen/gremia als RIVM, Gemeenten (WEB), UP Bodemconvenant, BOOG (IPO), Rijkswaterstaat, Kadaster, Geonovum, SIKB inclusief Centraal College van Deskundigen Datastandaarden, GOAL (Digitalisering Omgevingswet), IenM (STRONG). Alle contacten tot op heden hebben als uitkomst dat er herkenning is in de geschetste probleemstelling en er bovendien een breed draagvlak voor de oplossingsrichting lijkt te zijn.
Pagina 13 van 40
RWS Ongeclassificeerd | «Report_Title» | «Report_Date»
4
Projectdefinitie
4.1
Doelstellingen Doelstelling van het project is het creëren van een omgeving waarin bodemkwaliteitsgegevens van zowel overheid als markt op een uniforme en laagdrempelige wijze beschikbaar komen en onderling uitwisselbaar gemaakt worden teneinde daar maatschappelijke winst en financiële besparingen mee te realiseren.
4.1.1
Scope Binnen de scope van het project worden de volgende resultaten opgeleverd: 1. Een centrale voorziening (database) waarin milieuhygiënische bodemgegevens van zowel markt als overheid digitaal ingenomen worden en die deze data ontsluit op een wijze waarmee een optimaal hergebruik van gegevens wordt bereikt; 2. Een uniforme dataset, gebaseerd op de gangbare (open) sectorstandaard SIKB0101, die binnen de bestaande digitale keten zorgt voor een optimale gegevensuitwisseling, gebaseerd op een actuele informatievraag; 3. Een beheersituatie die is geborgd in een publieke omgeving met bijbehorende financiering en/of transactievergoedingen; 4. Verankering van de gewenste situatie in een wettelijk kader (convenant, Amvb, certificatieregeling) waarmee gegevenslevering blijvend wordt gegarandeerd; 5. Een financieringsmodel voor de realisatie van het initiatief op korte termijn; 6. Een plan van aanpak die kwaliteitsborging (kwaliteit van de gegevens en het gebruik ervan) regelt en adresseert.
4.1.2
Out of Scope Nadrukkelijk out of scope zijn de volgende zaken: 1. Het leveren van een geografisch portaal (viewer) die de opgeslagen data als informatie toont; 2. Het garanderen van informatiebeschikbaarheid rond andere gegevenstypes die relevant zijn in de netbeheer-sector, waaronder ligging van kabels en leidingen (WION/KLIC), grondsoortenclassificatie, grondwaterstanden; 3. Informatieopslag van niet-gevalideerde informatie, zoals (niet beschikte) interpretaties of rapporten; 4. Vervanging van informatiesystemen van decentrale overheden (BIS e.a.); 5. Een systeem waarin een vertaalslag wordt gemaakt van bodemkwaliteit naar veiligheidsrisico inventarisatie. De keus om in deze fase primair de focus te leggen op data en niet op informatie is gelegen in het feit dat informatie (als zijnde geïnterpreteerde gegevens) vaak onvoldoende gevalideerd zijn en dat de kwaliteit daarvan ter discussie zou kunnen komen te staan. Verder geldt dat informatie vaak ‘op maat’ gemaakt is voor een specifieke doelgroep, waardoor andere doelgroepen suboptimaal bediend worden. De verwachting is dat met het goed beschikbaar stellen van data (ontsluiting middels open standaarden), de interpretatie ervan (informatievorming) en het realiseren van apps, tools en andere producten door de doelgroepen zelf opgepakt zal worden. Onderstaande afbeelding verduidelijkt de scope.
Pagina 14 van 40
RWS Ongeclassificeerd | Naar een centrale voorziening voor de ontsluiting van digitale bodemkwaliteitsgegevens | 31 maart 2015
Figuur 1: Scope van BIDON
4.2
Aanpak en fasering Het project kent de volgende fases.
4.2.1
Oriëntatiefase De oriëntatiefase is afgerond. Deze fase diende om de probleemstelling helder te krijgen, hetgeen gebeurd is in de gesprekken tussen Rijkswaterstaat Bodem+, Netbeheer Nederland en Liander. Voorts is in deze fase de probleemstelling getoetst bij alle stakeholders en is gezocht naar herkenning en commitment. Dit heeft plaatsgevonden tijdens de LEF sessie op 29 januari 2014. Tot slot heeft in deze fase legitimatie plaatsgevonden van de probleemstelling door het uitwerken van een business case. oktober 2013 – oktober 2014
4.2.2
Initiatiefase In de initiatiefase vindt formalisering van het commitment plaats. Voor de overheidszijde zijn dit gesprekken geweest die gevoerd zijn in de aanloop van een nieuw Bodemconvenant en geresulteerd hebben in concrete afspraken. Voor de marktpartijen betekende dit toelichting in het Platform Netbeheerders en het toewerken naar een intentieverklaring inclusief financiële toezeggingen. Deze fase wordt afgerond met een faseplan voor de voorbereidingsfase, waarin het projectmanagement en sturing geborgd is en de financiering inclusief kostenverdeling vast staat. oktober 2014 - heden
4.2.3
Voorbereidingsfase Voorbereidende werkzaamheden voor deze fase zijn al gestart in de vorige fase. Gedacht moet worden aan de outlines van een dataset, voortkomend uit een informatiebehoefteanalyse: welke verzameling aan data dekt de huidige informatiebehoefte. Ook is een globale functionele beschrijving gemaakt van een eindproduct, omdat zonder beschrijving er geen discussie over financiering zou kunnen plaatsvinden. Potentiële financiers dienen een redelijk nauwkeurig beeld te hebben van het te financieren product. De datasetbeschrijving wordt in deze fase opgeleverd. Deze dataset is gebaseerd op de informatiebehoefteanalyse. Een functioneel ontwerp (FO) wordt uitgewerkt met een nader te bepalen mate van detaillering. Dit geldt tevens voor de ontwikkeling van een technisch ontwerp (TO). Eventueel kan de ontwikkeling van het TO ook in de realisatiefase plaatsvinden. Pagina 15 van 40
RWS Ongeclassificeerd | «Report_Title» | «Report_Date»
Verder vindt in deze fase de beschrijving van de gewenste beheeromgeving plaats en wordt er een faseplan voor de uitvoeringsfase opgeleverd. Tot slot is er commitment over de financiering en kostenverdeling in de realisatiefase. maart 2015 – december 2015 4.2.4
Realisatiefase De realisatie start met een aanbesteding en gunning op basis van het ontwikkelde functioneel ontwerp. Er wordt gestart met de bouw. De beheeromgeving wordt ingericht. Verankering van de werkwijze die leidt tot vulling van de centrale voorziening wordt vastgelegd in werkprocessen en wetgeving. Zodra de voorziening gerealiseerd is starten early adopters met gegevenslevering. Tot slot wordt een faseplan geschreven voor de beheerfase. januari 2016 – januari 2017
4.2.5
Beheerfase In de beheerfase is gegevenslevering gegarandeerd en vindt naast een gedegen technisch beheer (ITIL) ook een gedegen financieel beheer plaats indien beheerkosten gedekt moeten worden door gebruik. Bij voorkeur vindt sturing op beheer plaats vanuit de overheid en komen netbeheerders in een gebruikersrol te zitten, waarbij onderscheid gemaakt wordt in vier soorten gebruikers: 1. Kleinschalige gebruikers die o.b.v. fair use kosteloos gegevens gebruiken; 2. Grootschalige gebruikers die in de initiatiefase financier zijn geweest; 3. Grootschalige gebruikers die in de beheerfase ook gegevensleverancier zijn; 4. Grootschalige gebruikers die slechts afnemer zijn januari 2017 e.v. In de beheerfase is ook nadrukkelijk aandacht voor kwaliteitsborging (kwaliteit van data en het gebruik ervan).
Pagina 16 van 40
RWS Ongeclassificeerd | Naar een centrale voorziening voor de ontsluiting van digitale bodemkwaliteitsgegevens | 31 maart 2015
5
Business case
De business case6 voor het project is in oktober 2014 opgeleverd. Onderstaande samenvatting is integraal overgenomen uit de samenvatting van het document. 5.1
Aanleiding en doelstelling Op 29 januari 2014 vond een workshop rondom het thema bodeminformatie-beheer plaats met vertegenwoordigers van overheden en bedrijfsleven en kennisinstituten. Uitkomst daarvan was dat kostenbesparingen en maatschappelijke meerwaarde bereikt kunnen worden door centrale ontsluiting van bodemdata. Om beschikbare onderzoeken te kunnen gebruiken bij beoordeling van de bodemkwaliteit bij werkzaamheden in de bodem en de (doorloop)tijd van vooronderzoek te verkorten, is centrale ontsluiting van alle digitaal beschikbare bodemonderzoeksgegevens gewenst. Als vervolg op de workshop is de ‘Regiegroep Hergebruik Bodeminformatie Loont’ opgericht. Deze groep heeft als missie “Op laagdrempelige wijze ontsluiten van uniforme en landsdekkende milieuhygiënische bodeminformatie voor de overheid en de markt”. De regiegroep coördineert momenteel het vervolgproces. De regiegroep heeft als onderdeel daarvan de ‘Werkgroep Context’ opgericht en opdracht gegeven om de uitwerking van de voorliggende business case te begeleiden. De voorliggende business case beschrijft de kosten en baten van centrale ontsluiting van gegevens van bodemonderzoeken tot op het niveau van de analyseresultaten. De business case heeft tot doel om besluitvorming door de betrokken overheden en netbeheerders mogelijk te maken over het ontwikkelen van een centrale voorziening voor ontsluiting van digitaal beschikbare bodeminformatie.
5.2
Huidig bodeminformatiebeheer zeer inefficiënt Netbeheerders beoordelen bij graafwerkzaamheden de veiligheidskundige risico’s op basis van de verontreinigingssituatie van de bodem. Individuele netbeheerders beschikken over een groot aantal bodemonderzoeken die niet geregistreerd zijn bij de overheden en daardoor niet beschikbaar zijn voor derden. Overheden registreren informatie over bodemverontreiniging (onderzoeksresultaten en juridische status) in bodem-informatiesystemen. Deze gegevens zijn momenteel niet direct toegankelijk voor netbeheerders en andere initiatiefnemers van graaf- of boorwerkzaamheden in de bodem. Daardoor zijn initiatiefnemers vaak genoodzaakt om bodeminformatie op te vragen bij de overheden. De gewenste te ontsluiten dataset is voor een groot deel digitaal beschikbaar. De data-opslag vindt momenteel echter versnipperd plaats en de beschikbare data worden slechts voor een beperkt deel centraal ontsloten. Hierdoor zijn de beschikbare digitale data beperkt toegankelijk voor netbeheerders en andere initiatiefnemers van werkzaamheden in de bodem. De huidige situatie van het databeheer is zeer inefficiënt en leidt tot onnodige kosten voor overheden bij het verstrekken en registreren van gegevens, en voor netbeheerders bij het opvragen en interpreteren van gegevens.
5.3
Organisatorisch opgave Een gezamenlijke inspanning van publieke en private partijen is nodig om een centrale voorziening te realiseren waarin alle nieuwe bodemonderzoeksgegevens, en 6
Business case hergebruik bodeminformatie - 14_05 R005, BURO38 (31 oktober 2014) Pagina 17 van 40
RWS Ongeclassificeerd | «Report_Title» | «Report_Date»
oude bodemonderzoeksgegevens voor zover digitaal beschikbaar, direct benaderbaar zijn voor netbeheerders en andere bedrijven en overheidspartijen. De technische kennis en tools die nodig zijn om de centrale voorziening te realiseren zijn beschikbaar. Het realiseren van de gewenste centrale voorziening voor landelijke uitwisseling van bodeminformatie is daarom met name een organisatorische opgave. In de business case zijn drie organisatorische scenario’s voor centrale opslag en ontsluiting van bodemonderzoeksgegevens uitgewerkt. 5.4
Kosten en baten De initiële kosten voor ontwikkeling van de centrale voorziening zijn binnen een half jaar gebruik van de centrale voorziening reeds terugverdiend. Tabel 1 geeft een overzicht van de eenmalige en jaarlijkse kosten en baten. Naarmate de voorziening langer in gebruik is zal de mate waarin beschikbare bodemonderzoeken via de centrale database vindbaar zijn toenemen. Daarom zijn de kosten en baten berekend voor twee termijnen: direct na realisatie van de gewenste centrale voorziening (korte termijn), en na 5 tot 10 jaar gebruik van de centrale voorziening. Tabel 1: Kosten en baten gewenste centrale voorziening
Het gehele rapport is te downloaden via http://tinyurl.com/businesscase-bidon.
Pagina 18 van 40
RWS Ongeclassificeerd | Naar een centrale voorziening voor de ontsluiting van digitale bodemkwaliteitsgegevens | 31 maart 2015
6
Beoogde projectorganisatie
Voorgesteld wordt om het projectmanagement te organiseren conform de PRINCE27- of een vergelijkbare bewezen methodiek en te werken met de daarbinnen gehanteerde principes: 1. Voortdurende rechtvaardiging: bij het project wordt de zakelijke rechtvaardiging (business case) continue getoetst om te garanderen dat het nog zinvol is om door te gaan met het project; 2. Leren van ervaringen: Leerpunten worden benoemd, vastgelegd en toegepast tijdens het project; 3. Rollen en verantwoordelijkheden zijn duidelijk geformuleerd: de belangen van de ‘business’, gebruikers en leveranciers zijn vertegenwoordigd; 4. Managen per fase: het project is onderverdeeld in duidelijke fases. Hierdoor kan het project per fase gemanaged worden. Dit scheelt in de uitvoering veel tijd, zonder aan kwaliteit in te leveren; 5. Managen ‘by exception’: een project wordt eerder bij uitzondering dan als regel gemanaged. Dit scheelt in de uitvoering veel tijd, zonder aan kwaliteit in te leveren; 6. Productgerichte aanpak: het project is gericht op het opleveren van producten, inclusief het voldoen aan de overeengekomen kwaliteitscriteria; 7. Op maat maken voor de projectomgeving: PRINCE2 is een raamwerk dat in meer of mindere mate toepasbaar is op ieder project, maatwerk is echter mogelijk zolang aan deze 7 principes wordt voldaan. Bij deze aanpak hoort een organogram die de (onder 3) gedefinieerde rollen en verantwoordelijkheden benoemd. Figuur 2: Beoogd sturingsmodel
6.1
Projectmanagement Momenteel vindt de projectsturing plaats door een Regiegroep die een aantal thematische werkgroepen aanstuurt. Zodra er sprake is van een serieuze marktverkenning dient de sturing geprofessionaliseerd te worden, waarbij een projectmanager wordt aangesteld. De leden van de Regiegroep kunnen samen met deze projectmanager zitting hebben in een Klankbordgroep. 7
PRojects IN Controlled Environments Pagina 19 van 40
RWS Ongeclassificeerd | «Report_Title» | «Report_Date»
De (gecertificeerde) projectmanager wordt gestuurd door de Stuurgroep.
6.2
Stuurgroep De Stuurgroep bestaat in ieder geval uit de opdrachtgever, leverancier en gebruikers.
6.2.1
Opdrachtgever Er is geen formele entiteit die de belangen van netbeheerders en overheden gelijktijdig vertegenwoordigd. Een publiek-private samenwerking in de vorm van een Stichting of anderszins wordt als onnodig complicerend geacht. Het heeft de voorkeur dat de overheid een rol als opdrachtgever neemt, waarbij de voorkeur ligt bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM), vanuit haar systeemverantwoordelijkheid. Eventueel kan het operationele opdrachtgeverschap gedelegeerd worden naar haar uitvoeringsorganisatie Rijkswaterstaat (Leefomgeving).
6.2.2
Leverancier De rol van de leverancier is nog niet ingevuld. Dit is afhankelijk van de uitkomsten van een nog uit te voeren marktverkenning en aanbesteding. Wel zijn al gesprekken gestart met PDOK (Publieke Dienstverlening op de Kaart), i.c. Geonovum en Kadaster, omdat inbeheername bij PDOK van de te ontwikkelingen centrale voorziening een laagdrempelige en kosteneffectieve oplossing zou kunnen zijn.
6.2.3
Gebruikers De gebruikersrol (ook wel: senior supplier) kan in eerste instantie (realisatiefase) worden ingevuld door brancheorganisaties van netbeheerders die in de initiële fase tevens financier zijn. Gedacht wordt aan Netbeheer Nederland of het PNBH (Platform Netbeheerders Nederland). Tevens dient het gebruiksbelang van de overheid geborgd te worden. In een beheerfase dienen tevens overige afnemers inspraak te hebben, te denken valt aan partijen als NVM, maar ook overheidsportalen als Atlas Leefomgeving. Belangrijk is dat bij een voorziening met zowel inkomende als uitgaande gegevens, er gebruikers zijn aan beide zijden. Het ligt voor de hand dat partijen die zowel gegevensleverancier als gegevensgebruiker zijn vanuit beide rollen deel kunnen nemen in een stuurgroep.
6.3
Communicatie Communicatie vormt een essentieel onderdeel van het project. In een speciaal ingestelde werkgroep communicatie met communicatiedeskundigen vanuit Rijkswaterstaat en Netbeheer Nederland is een communicatiestrategie opgesteld. Brede communicatie over het project vindt pas plaats zodra een intentieverklaring binnen het Platform Netbeheerders Nederland (PNBH) is getekend. Tot die tijd vind slechts gerichte communicatie plaats op momenten dat daar aanleiding toe is. Naast de directe stakeholders (netbeheerders, decentrale overheden) is er ook specifiek aandacht voor de advieswereld, omdat die een belangrijke speler zijn in de digitale keten (zie ook hoofdstuk 7.7). Tevens is er aandacht voor toekomstige gebruiksgroepen van de centrale voorziening. In het communicatietraject wordt ook vervolg gegeven aan bijeenkomsten waar in de periode 2014 – 2015 al toelichtingen zijn gegeven en/of draagvlak is gepeild. Hieronder vallen onder andere: · ·
CCvD Datastandaarden (Centraal College van Deskundigen); GO+ (impactplatform met overheden en softwareleveranciers);
Pagina 20 van 40
RWS Ongeclassificeerd | Naar een centrale voorziening voor de ontsluiting van digitale bodemkwaliteitsgegevens | 31 maart 2015
· · · · · · · · · · ·
Klankbordgroep Bodeminformatiebeheer; Uitvoeringsprogramma Bodemconvenant; PNBH (Platform Netbeheerders); PDOK (Kadaster / Geonovum); Werkgroep Bodem VNG (datasubgroep); RWS intern (GPO, GOAL, BS, CIV en WVL); Afstemming met adviesbranches (NL Ingenieurs, VvMA); Afstemming met overige branches (Bouwend NL, NVM, Verbond van verzekeraars); KIBO (Kennis en Innovatieprogramma Bodem en Ondergrond) Werkgroep wijziging CROW 132; IenM, BRO Projectorganisatie, Omgevingswet en STRONG;
Pagina 21 van 40
RWS Ongeclassificeerd | «Report_Title» | «Report_Date»
7
Het project in haar omgeving
7.1
BRO De Basisregistratie Ondergrond (BRO) is rond 2010 als plan gepresenteerd om de levering, opslag en ontsluiting van alle Nederlandse bodem- en ondergrondinformatie wettelijk te regelen via het Stelsel van Basisregistraties. In de BRO zijn een kleine 30 gegevensobjecten benoemd. Gegevensobjecten zullen gefaseerd worden geïmplementeerd. Milieuhygiënische bodeminformatie werd samen met archeologie als fase 2-informatie gezien. Eind 2013 werd duidelijk dat milieuhygiënische bodeminformatie geen hoge prioritering kreeg. Dit heeft niet zozeer te maken met de maatschappelijke urgentie, maar meer met de complexiteit om dit type informatie qua informatiemodel in lijn te brengen met de overige BROgegevensobjecten alsmede het feit dat dit type informatie geen urgentie kende vanuit INSPIRE8. Het beeld was destijds dat een BRO voor milieuhygiënische informatie er in ieder geval niet voor 2026 zou zijn. In gesprekken tussen Rijkswaterstaat Leefomgeving, afdeling Bodem+ (die mede werkt in opdracht van decentrale overheden), Netbeheer Nederland en een grote netbeheerder (Liander) is het idee geboren om mogelijkheden te verkennen om in gezamenlijkheid een voorziening te ontwikkelen die in tussenliggende tijd toch zou voorzien in de maatschappelijke behoefte. Om dit gezamenlijke belang te toetsen is op 29 januari 2014 een conferentie georganiseerd in het LEF Future Centre bij Rijkswaterstaat. Omdat de wet BRO kort daarop in de vaste Kamercommissie Milieu behandeld zou worden, heeft Netbeheer Nederland samen met een groot aantal andere partijen (w.o. Bouwend Nederland) een brief met haar ongenoegen gestuurd aan alle fracties. Dit heeft in maart 2014 geleid tot vragen in het wetgevingsverslag 9. Verzending van de nota met antwoorden op de vragen staat gepland voor het voorjaar van 2015. Inmiddels is sprake is van een nieuw ordenend stelsel voor leefomgevingsinformatie in de vorm van een Laan van de Leefomgeving met verschillende thematische Informatiehuizen, waaronder een Informatiehuis Bodem en Ondergrond. Dit stelsel vindt zijn oorsprong in het digitaliseringsspoor van de nieuwe Omgevingswet, geïnitieerd binnen de interdepartementale programmadirectie ‘Eenvoudig Beter’, zie ook hoofdstuk 7.4 en hoofdstuk 7.5. De twee stelsels (Laan van de Leefomgeving met thematische leefomgevingsinformatie versus Basisregistraties met basale gegevens als persoons-, adres- en kadastrale data) kunnen relatief goed ten opzichte van elkaar gepositioneerd worden en vullen elkaar aan. Voor de gegevenstypes in de BRO vormt dit echter wel een extra uitdaging, omdat deze gegevens op het eerste gezicht meer in het Stelsel met thematische leefomgevingsinformatie lijken thuis te horen, dan in het Stelsel van Basisregistraties. Hoe deze stelsels zich voor het gegevenstype ‘bodeminformatie’ ten opzichte van elkaar gaan bewegen moet de toekomst uitwijzen. Een andere uitdaging is dat een landelijke voorziening als BIDON na realisatie wellicht voordelen die buiten het bereik van de BRO liggen. Enkele voorbeelden:
8 9
Richtlijn Infrastructure for Spatial Information in the European Community, zie http://inspire.ec.europa.eu/ https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33839-5.pdf
Pagina 22 van 40
RWS Ongeclassificeerd | Naar een centrale voorziening voor de ontsluiting van digitale bodemkwaliteitsgegevens | 31 maart 2015
1. Een basisregistratie voorziet in principe niet in de ontsluiting van historische gegevens, terwijl historische gegevens wel relevant kunnen zijn bij vooronderzoek, zelfs als het niet-gevalideerde gegevens betreft; 2. Een basisregistratie regelt in principe alleen gegevenslevering vanuit de overheid zelf. Binnen BIDON is geconstateerd dat juist de marktpartijen een grote potentiële leverancier van bodeminformatie zijn en die ook graag onderling willen uitwisselen (gas, water, electra, coax, glas, telefoon); 3. De bodemsaneringsoperatie binnen de overheid loopt ten einde, waardoor de overheid zelf nauwelijks meer gegevensleverancier zal zijn, vanuit de veranderende bodemregelgeving onder de Omgevingswet wordt zij juist meer gebruiker, waarbij de behoefte aan marktgegenereerde data erg welkom is. Juist deze marktgegenereerde data zou met een BRO niet in het publieke domein komen; 4. Met een voorziening die publiek-privaat is gerealiseerd kunnen sneller wijzigingen in de gegevensset worden aangebracht en daarmee meer recht worden gedaan aan het spel van (informatie-)vraag en aanbod; 5. Er lijkt in de (bodem-)sector geen draagvlak voor grootschalige aanpassingen aan de gangbare informatiestandaard. De standaard voor gegevensuitwisseling i.c. SIKB0101 wordt gebruikt in een complexe keten van overheden, adviesbureaus, veldwerkbureaus en laboratoria en wordt daarnaast gebruikt in landelijke digitale voorzieningen voor grondstromen (Meldpunt Bodemkwaliteit), Toetsingsinstrumenten (BoToVa) en ontsluiting (Bodemloket). Indien de BRO-standaarden blijken te gaan conflicteren met SIKB0101, zal dit een ongewenst grote impact hebben op de gehele sector; 6. De realisatie van een centrale voorziening buiten het stelsel van Basisregistraties kan zonder al te veel afhankelijkheden in een relatief overzichtelijke termijn worden gerealiseerd. De verwachting is dat realisatie van een gegevensobject “milieuinformatie” binnen de BRO enkele jaren extra zal kosten. Elk jaar verschil betekent op basis van de aannames uit de business case een extra ‘verlies’ (misgelopen baten) van minimaal € 9.000.000; Aan de andere kant is er ook in de post-convenantsperiode (zie 7.6) behoefte aan borging van de gegevenslevering. Hoewel er vanuit mag worden gegaan dat bij een verdergaande automatisering in de digitale keten gegevenslevering waarschijnlijk gemeengoed is geworden en er voor bronhouders geen reden meer is om dit te veranderen, kán er behoefte zijn om dit alsnog wettelijk te borgen. Indien deze wettelijke borging niet onder de Omgevingswet kan, kan het een optie zijn om in de toekomst de dataset alsnog te verplaatsen naar de BRO met inachtname van bovenstaande aandachtspunten. In ieder geval is het relevant om gedurende onderhavige ontwikkeling van een centrale gegevensvoorziening voor milieuhygiënische bodeminformatie blijvend contact te houden met de BRO Projectorganisatie en de ontwikkelingen aldaar nauwlettend te volgen. 7.2
Bodemloket en DINO BLK Bodemloket.nl is een geografisch webportaal waar verschillende bronnen van milieuhygiënische bodeminformatie gevonden kunnen worden. Bodemloket is een website met een kaartviewer die gegevens onttrekt uit externe databases. De belangrijkste database is DINO-BLK. Dit betreft een zelfstandig deel van de DINOdatabase van TNO. In 2010 is bewust gekozen om –anticiperend op de BRO- een plek te huren binnen de DINO-database.
Pagina 23 van 40
RWS Ongeclassificeerd | «Report_Title» | «Report_Date»
In onderstaande figuur is schematisch weergegeven welke informatie Bodemloket toont. Bodemloket kent echter een aantal beperkingen waardoor het niet gezien kan worden als een volwaardige landelijke voorziening voor bodemkwaliteitsinformatie: 1. De informatie is niet landsdekkend Provincies en gemeenten zijn vrij om al dan niet deel te nemen aan Bodemloket, De meeste provincies nemen deel, van de Wbb10-bevoegde overheden is dit circa de helft. 2. Het informatieaanbod is niet altijd uniform Bodeminformatie komt beschikbaar uit diverse wettelijke sporen. Primair hebben slechts provincies en zo’n 30 gemeenten die bevoegd zijn in het kader van de Wbb een account om gegevens te Figuur 3: Screenshot Bodemloket.nl uploaden naar Bodemloket. Die dertig gemeenten hebben echter ook aanvullende bevoegdheden in het kader van bijvoorbeeld de Wet Milieubeheer (0-situatieonderzoeken) of krijgen verkennende bodemonderzoeken binnen die voortkomen uit eisen uit de bouwverordening. Gemeenten zullen ook deze locaties publiceren op Bodemloket. Gemeenten die geen Wbb-bevoegdheid hebben en dus geen toegang hebben tot Bodemloket kunnen hun informatie derhalve niet publiceren. Een uitzondering vormt de (gewenste) situatie dat provincies hun Wbb-locaties synchroniseren met de overige bodemlocaties van dergelijke gemeenten. Zodoende ontstaat een situatie dat provincies de gemeentelijke locaties uploaden. In Noord-Brabant is dit bijvoorbeeld wél het geval, in een provincie als Gelderland niet. 3. De scope van de getoonde informatie is aanbodgericht De dataset (oftewel de scope van de getoonde data) die op Bodemloket getoond wordt is gebaseerd op de uniformiteit van werken uit de periode van het Landsdekkend Beeld en de Monitoring (t.b.v. het Jaarverslag Bodemsanering). Deze projecten vereisten (bij wet) dat gemeenten en provincies dezelfde informatie op een eenduidige wijze verzamelden en verstrekten. Dit resulteerde destijds zelfs in verplichte invoervelden in Bodem Informatie Systemen bij gemeenten en provincies. Het Bodemloket is ontstaan vanuit deze uniforme dataset en dus niet vanuit een maatschappelijke informatiebehoefte. Momenteel is duidelijk dat grote gebruikersgroepen van Bodemloket, zoals makelaars en netbeheerders liever andere gegevens zouden ontvangen via Bodemloket: gegevens die meer informatie geven over de soort, mate en verspreiding van verontreiniging.
10
Wet Bodembescherming
Pagina 24 van 40
RWS Ongeclassificeerd | Naar een centrale voorziening voor de ontsluiting van digitale bodemkwaliteitsgegevens | 31 maart 2015
4. De kwaliteit van de informatie is niet gegarandeerd/gevalideerd De data die naar Bodemloket wordt geüpload wordt weliswaar gecontroleerd, maar dit betreft een technische validatie die controleert op logica en samenhang. Of gegevens inhoudelijk juist zijn wordt niet getoetst. Omdat gegevens niet altijd zijn opgeslagen met als nevendoel hergebruikt te worden in een webportal is een feit dat de gegevens soms onjuistheden bevatten. Tevens ontbreekt het in Nederland aan een uniform invoerprotocol, zodat overheden soms ook andere betekenis toekennen aan gegevens die op het oog hetzelfde voorstellen. 5. Gangbare standaarden voor informatieontsluiting worden niet ondersteund Gegevensontsluiting vanuit DINO-BLK vindt plaats op basis van WMS (kaartmateriaal) in combinatie met een SOAP-service (metagegevens en locatiegegevens). De WMS11 kan worden gebruikt in tal van andere (geo)toepassingen. Voorbeelden hiervan zijn de WKOtool.nl en AtlasLeefomgeving.nl. De onderliggende data kan echter niet worden doorgegeven. Een WFS12 is een veelgevraagde wijze van ontsluiting, maar kan momenteel niet door DINO geleverd worden. 6. De getoonde informatie is niet altijd actueel Gemeenten en provincies kunnen zelfs hun verversingsfrequentie kiezen. Doorgaans is dit ongeveer eens per maand, maar dit is niet gegarandeerd. Provinsje Fryslân is geautomatiseerd aan DINO-BLK gekoppeld: zodra er in Fryslân een rapport wordt ingevoerd is deze informatie direct op Bodemloket.nl zichtbaar. Bij een goed functionerende landelijke voorziening is het waarschijnlijk dat de rol van DINO-BLK zal vervallen. De ontwikkeling van een centrale voorziening valt samen met de totstandkoming van de Omgevingswet. Met de komst van de Omgevingswet (zie ook 7.4) zal ook de wetgeving rond Bodemsanering aangepast worden. Besluiten zoals we die nu kennen (ernstig, spoedeisend) zullen verdwijnen. Juist deze besluiten vormen wel de basis in de opbouw van de legenda op Bodemloket. De huidige dataset vormt echter ten tijde van de Omgevingswet een waardevolle (historische) informatiebron. Er is nog geen besluit genomen op welke wijze de huidige dataset als historische informatie een plek krijgt in de nieuwe centrale voorziening. Dit is wel aannemelijk. Wel dient hierbij opgemerkt te worden dat de beperkingen zoals beschreven in dit hoofdstuk, meegenomen zullen worden in de nieuwe voorziening. In het Bodemconvenant (zie 7.6) is expliciet opgenomen dat decentrale overheden geen verplichting wordt opgelegd om verbeteringen aan te brengen op historische data.
11 12
Web Mapping Service Web Feature Service Pagina 25 van 40
RWS Ongeclassificeerd | «Report_Title» | «Report_Date»
Figuur 4: Bodemloket en de herkomst van de getoonde gegevens
Het is tevens niet ondenkbaar dat Bodemloket als viewer op den duur gaat verdwijnen. Bij een goed functionerende landelijke voorziening zullen specifieke doelgroepen in staat zijn om toepassingen (webportals, gis-voorzieningen, apps) te ontwikkelen die beter op hun eigen situatie zijn afgestemd dan het (aanbodgerichte) Bodemloket. De publieksfunctie van Bodemloket kan wellicht worden overgenomen door overheidsportals als Atlas Leefomgeving. 7.3
De bredere informatiebehoefte van netbeheerders De informatiebehoefte van netbeheerders en andere grondroerders is breder dan alleen bodemkwaliteitsinformatie. Er is ook behoefte aan informatie over bodemopbouw/-samenstelling, grondwaterstanden en de exacte ligging van kabels en leidingen. Deze overige informatiecategorieën maken geen onderdeel uit van dit project.
7.4
De Omgevingswet De Omgevingswet zal naar verwachting in 2018 ingaan. De huidige Wet bodembescherming zal in gewijzigde vorm onderdeel gaan uitmaken van de Omgevingswet. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet wijzigt het bodembeleid drastisch. Dit heeft ook gevolgen voor het informatieaanbod en de hergebruiksmogelijkheden ervan. Momenteel is de uniforme (LIB13-)dataset zelfs grotendeels gebaseerd op wettelijke statussen die vanuit wetgeving aan een locatie toegekend zijn. In de Omgevingswet zal een systematiek centraal staan die er voor zorgt dat de bodemkwaliteit te allen tijde moet passen bij het gebruik. Slechts bij een verandering van functie dient er dus in bepaalde gevallen een bodemsanering plaats te vinden. Bij de bepaling van de bestaande kwaliteit wordt hergebruik van bestaande gegevens essentieel.
13
Landelijk Informatiebeheer Bodem, het project dat van 2005 – 2010 de uniforme dataset bewaakte.
Pagina 26 van 40
RWS Ongeclassificeerd | Naar een centrale voorziening voor de ontsluiting van digitale bodemkwaliteitsgegevens | 31 maart 2015
7.5
De Laan van de Leefomgeving De Laan van de Leefomgeving wordt het digitale stelsel dat de Omgevingswet faciliteert. De Laan vormt de infrastructuur die gegevensuitwisseling mogelijk maakt die nodig is voor zowel vergunningsaanvragen als vergunningverlening. Aan de Laan van de Leefomgeving staan per leefomgevingsthema Informatiehuizen. Ook voor Bodem (en ondergrond) is een Informatiehuis beoogd. Dit Informatiehuis zal in ieder geval gevalideerde informatie en digitale (toets-)instrumenten moeten gaan leveren die belangrijk is voor de VTH14-taken in brede zin van belang zijn. Nog niet zeker is of de Informatiehuizen vanuit hun belangrijke positie ook ordenend gaan werken voor informatiefuncties in het overheidsdomein, anders dan een VTHbelang. Het ligt voor de hand om de centrale voorziening die BIDON beoogt te ontwikkelen te zien als onderdeel van een toekomstig Informatiehuis Bodem en Ondergrond, zodat het onder de Omgevingswet onder meer de toets op “bestaande kwaliteit” kan faciliteren. Rijkswaterstaat is aangewezen als ‘huismeester’ voor het Informatiehuis Bodem en Ondergrond. Rijkswaterstaat is ook betrokken bij het programma dat het digitale stelsel Omgevingswet vormgeeft. Dit gebeurt binnen het programmateam gegevensontsluiting activiteiten in de leefomgeving (afgekort GOAL).
7.6
Het Bodemconvenant In het Bodemconvenant15 is de volgende tekst opgenomen over bodeminformatiebeheer: Artikel 14: Informatiebeheer 14.1 Ten aanzien van informatie over bodemverontreiniging, bodemonderzoek en bodemsanering, oftewel milieuhygiënische bodemgegevens, komen partijen overeen: a.
b.
c. d. e.
bestaande (digitale) bodeminformatie, waaronder de LIB-dataset, te behouden en te beheren en zo mogelijk digitaal te ontsluiten conform de uitwisselstandaard SIKB0101 zolang dat aantoonbaar meerwaarde heeft en er geen bedrijfseconomische of privacybezwaren bestaan; om vanuit efficiencyredenen te streven naar een centrale ontsluiting van bodeminformatie middels een landelijke voorziening, hierbij te zoeken naar samenwerking met de markt ("grondroerders") en naar een financiering die evenredig is verdeeld overeenkomstig de financiële en maatschappelijke baten die het oplevert; bij centrale ontsluiting te werken met een herziene (nieuwe) dataset, waarvan de scope wordt bepaald door de dan actuele informatiebehoefte. Deze informatiebehoefte behelst onder meer verontreinigingscontouren en meetgegevens; een impuls te geven aan de digitale informatieketen, waarin gegevens centraal kunnen worden aangeleverd, hetgeen bijdraagt aan verminderde administratieve belasting; dat ten aanzien van de termijnen voor bovengenoemde punten b, c en d het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet als richtlijn geldt.
14.2 Partijen werken actief mee aan nieuwe ontwikkelingen om bodem- en ondergrondinformatie in brede zin te verzamelen, beheren en te ontsluiten, zodat deze informatie voor een ieder toegankelijk wordt. Uitgangspunt is dat de te ontsluiten informatie op een positieve wijze bijdraagt aan de doelstellingen van een duurzaam en efficiënt beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Een belangrijke ontwikkeling is de komst van de Omgevingswet, die vanwege een nadrukkelijke rol voor gegevenshergebruik en kennisdeling voorziet in een Laan van de Leefomgeving met een Informatiehuis Bodem en Ondergrond. Ook is het wetsvoorstel van de Wet basisregistratie ondergrond van belang, dat in januari 2014 bij de Tweede Kamer is ingediend en mogelijk per 1 januari 2016 in werking treedt en daarnaast de in voorbereiding zijnde Structuurvisie voor de ondergrond.
14 15
Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Convenant bodem en ondergrond 2016 – 2020 (Definitief concept d.d. 18 december 2014) Pagina 27 van 40
RWS Ongeclassificeerd | «Report_Title» | «Report_Date»
Deze passage is essentieel voor het welslagen van onderhavig project. Enerzijds geeft het de marktpartijen voldoende zekerheid dat een centrale voorziening in de toekomst ook voor 100% gevuld gaat worden door overheden (dit in tegenstelling tot de huidige situatie). Dit geeft hen ook zekerheid bij het nemen van financiële beslissingen omtrent de investeringen die nodig zijn om de voorziening te bouwen. Anderzijds geeft het gemeenten en provincies het vertrouwen dat een nieuwe situatie geen extra administratieve lasten oplevert. Integendeel, door de genoemde impuls op de digitale keten zullen zij in de toekomst juist ontlast worden en enkel baten ondervinden bij overheidstaken waar hergebruik van bodeminformatie randvoorwaardelijk is. 7.7
Digitale keten (veldwerk, laboratorium, Omgevingsloket) Bodemonderzoek komt vaak voort uit een onderzoeksplicht, bijvoorbeeld bij bouwen. Een adviesbureau verzamelt digitale gegevens uit het veldwerk en laboratorium. Dit deel van de keten is in grote mate geautomatiseerd met veldwerkcomputer, GPS, barcodes, desktopsoftware en cloudsystemen. De digitale keten wordt doorgaans ‘onderbroken’ doordat de opdrachtgever een rapport ontvangt in pdf-formaat zonder dat de onderliggende data in een gangbaar database-format meegeleverd wordt. Een situatie die verklaarbaar is, enerzijds doordat de opdrachtgever hier niet om vraagt, anderzijds omdat digitale meldingen/vergunningsaanvragen in het Omgevingsloket (OLO) of Activiteitenbesluit Internet Module (AIM) om pdf-bijlagen vragen en geen databasebestanden als *.xml toestaat. Vergunningsafdelingen van decentrale overheden beschikken dus over pdf-rapporten, maar als bodem-afdelingen data daaruit willen hergebruiken, zullen ze het data uit bijlagen van het rapport moeten overtypen. Deze situatie is ongewenst en foutgevoelig. Onderzocht gaat worden of de adviseur niet rechtstreeks gegevens in *.xml kan leveren aan de centrale voorziening. Deze ambitieuze verbetering in de digitale keten zorgt niet alleen voor efficiëntere en minder foutgevoelige gegevensvoorziening, een verbetering van de digitale keten is ook als randvoorwaarde opgenomen in de Convenantsafspraken (zie Hoofdstuk 7.6). Dit maakt de advieswereld een belangrijke stakeholder in het vervolgproces en deze sector zal dan ook intensief worden betrokken. De open standaard (“pas toe of leg uit”) SIKB0101 is leidend binnen onderhavige ontwikkelingen en zal ook als randvoorwaarde dienen bij de ontwikkeling en het beheer. Adviseurs hebben aangegeven zelf ook baat te hebben bij een centrale voorziening, omdat ze gegevens ook voor hergebruik kunnen aanwenden in volgende (historische) onderzoeken en omdat er een nieuwe markt ontstaat bij het interpreteren van data van de landelijke voorziening.
7.8
Gemeentelijke en provinciale bodemsoftware Gemeenten gebruiken Bodeminformatiesystemen waarin bodeminformatie kan worden opgeslagen. Gemeenten die een bevoegd gezagstaak hebben in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb) gebruiken daarnaast vaak aanvullende modules die hen in de gelegenheid stelt om beschikkingen en andere statussen op locatieniveau vast te leggen. Ook provincies gebruiken dergelijke software. Momenteel bevatten de BIS’sen de brongegevens en wordt vanuit deze brongegevens informatie geleverd indien daar om gevraagd wordt. Zowel de Omgevingswet als de ontwikkelingen BIDON zullen impact hebben op de functie van de BIS-systemen. De Omgevingswet zal niet meer de statussen kennen, zoals we die nu kennen vanuit de Wet bodembescherming (voorbeelden hiervan zijn ‘Ernstig’ Pagina 28 van 40
RWS Ongeclassificeerd | Naar een centrale voorziening voor de ontsluiting van digitale bodemkwaliteitsgegevens | 31 maart 2015
en ‘Spoedeisend’). De Omgevingswet zal zich toespitsen op de vergelijking tussen bestaande kwaliteit en (gewenst) gebruik. Bodemsanering zal alleen nog aan de orde zijn indien de bestaande kwaliteit en gewenst gebruik niet in overeenstemming zijn. Uitzonderingen hierop vormen onder andere locaties waarvan bekend is dat de bestaande kwaliteit atypisch is. Een BIS zal daarom in de toekomst in mindere mate beschikkingsgegevens vastleggen, maar zich meer toeleggen op registratie van ‘historische’ informatie die voor toekomstig gebruik relevant kan zijn. Verder zal het niet ondenkbaar zijn dat een BIS geen onderzoeks- en meetgegevens meer opslaat, maar deze onttrekt aan de centrale voorziening. Hiermee zou een BIS een frontendvoorziening kunnen worden op een externe (cloud-)database, waarbij er provincie/gemeentespecifiek gegevens of interpretaties aan de feitelijke (gevalideerde) brondata toegevoegd kan worden. Of dit in praktijk gaat gebeuren hangt vanzelfsprekend af van de desbetreffende softwareleveranciers en hun klanten. 7.9
Normdocumenten Om twee redenen is de relatie van BIDON tot normdocumenten zoals de NEN5740 en NEN5720 relevant: 1. De combinatie van fysieke boringen/analyses met gebruik van bestaande informatie moet toegestaan worden; 2. Er dient realistisch te worden omgegaan met de houdbaarheid van analysegegevens. De houdbaarheid van analysegegevens wordt vaak als beperking gezien bij hergebruik van bodemonderzoeksinformatie. Gangbaar is om aan bodemonderzoeken op onverdachte locaties een houdbaarheidstermijn van 5 jaar toe te kennen en op verdachte locaties een termijn van 2 jaar. Vooralsnog lijkt wetenschappelijke onderbouwing hiervan te ontbreken. Bovendien is het de vraag of –indien gegevens buiten deze termijnen worden gebruikt- niet juist een worst case benadering gebruikt wordt, waardoor milieurisico’s worden uitgesloten. Behoudens mogelijke afbraak van organische stof zijn het namelijk vooral afbraak en verspreiding die verandering en dus afname van stofconcentratie veroorzaken. Nadere verkenningen rond houdbaarheidstermijnen moeten nog uitgevoerd worden.
Pagina 29 van 40
RWS Ongeclassificeerd | «Report_Title» | «Report_Date»
8
Functionele beschrijving
In essentie impliceert de ‘centrale voorziening’ dat data uit onderzoek direct door het adviesbureau worden aangeboden en opgeslagen in de centrale database. In beginsel wordt uitgegaan van zogenaamde ‘open data’ tenzij er gegronde redenen zijn om data (nog) voor een beperkte doelgroep toegankelijk te houden. Onderzoeksrapporten (PDF-documenten) zelf worden niet opgeslagen in de ‘centrale voorziening’. Er kan wel een verwijzing (URL) worden opgenomen naar de plaats op internet waar een document (publiek) toegankelijk is. Bronhouders kunnen zelf bepalen op welke wijze ze documentontsluiting vorm geven.
8.1
Scope van de dataset De exacte samenstelling van de dataset wordt momenteel uitgewerkt (werkgroep dataset, Figuur 5: Schematische voorstelling concept gereed maart 2015). In essentie OLO = Omgevingsloket Online betreffen het de primaire data van OD = Omgevingsdienst het onderzoek zoals de contour van BIS = Bodeminformatiesysteem het onderzoeksgebied, wms = web mapping service boorgegevens, analyseresultaten en wfs = web feature service (eventueel) contouren van verontreinigingen. Alle gegevens zijn voorzien van een geo-referentie (X, Y, Z, contour). Indien een onderzoek onderdeel is van een wettelijk besluit worden gegevens m.b.t. de ‘status’ van een locatie toegevoegd. Ook bestaande (‘oude’) data zullen zoveel mogelijk worden toegevoegd om vanaf de start uit te kunnen gaan van een zo rijk mogelijke dataset.
8.2
Gegevensstroom Streven is dat de data van een onderzoek door het onderzoeksbureau dat het onderzoek heeft uitgevoerd direct worden ingevoerd in de centrale voorziening (via een innameservice). De uitwisseling van de dataset vindt plaats via het standaard uitwisselformaat SIKB0101 (open standaard). Er worden duidelijk afspraken gemaakt over wie gegevensbeheerder is en verantwoordelijk voor de kwaliteit c.q. validatie van de data. Aanbieding van de dataset kan plaatsvinden op vrijwillige basis, op aangeven van de opdrachtgever, of (nu nog niet mogelijk) als onderdeel van wettelijke regelingen (al dan niet via certificatie). In een overgangsperiode zullen op maat afspraken worden gemaakt om ‘oude’ data aan de centrale voorziening toe te voegen. Voorbeeld hiervan zijn de data uit de huidige DINO-BLK die via het Bodemloket worden getoond. Streven is om landsdekkend op een zelfde niveau van data-aanlevering te komen, eventueel
Pagina 30 van 40
RWS Ongeclassificeerd | Naar een centrale voorziening voor de ontsluiting van digitale bodemkwaliteitsgegevens | 31 maart 2015
gefaseerd. In tegenstelling tot bij nieuwe data is hiervoor geen bestuurlijke afspraak gemaakt en moet dit worden bereikt op basis van ‘verleiding’. Belangrijk is het onderscheid tussen gevalideerde en niet-gevalideerde data. Nieuwe informatie dient gevalideerd te zijn, maar van oude data kan dit niet verwacht worden. Oude informatie kan echter wel meerwaarde hebben om aan te bieden voor hergebruik. Deze twee datastromen dienen bij ontsluiting zorgvuldig gescheiden te worden. 8.3
Rol van het bevoegd gezag Veel onderzoeken worden beoordeeld in het kader van een wettelijke regeling (Wet Bodembescherming, Regeling Besluit bodemkwaliteit, Omgevingswet). De overheid als bevoegd gezag draagt ervoor zorg dat de primaire data worden aangevuld met de uitkomsten van de wettelijke statussen (besluiten, beperkingen). De overheid wordt hiermee gegevenseigenaar van de data. Beseft wordt dat bij inwerkintreding van de Omgevingswet bepaalde besluiten zullen verdwijnen. Tegen die tijd zal moeten worden bezien wat de rol van nieuwe wettelijke statussen, zoals beperkingen, zullen zijn en wat de impact hiervan is op de dataset.
8.4
Toegankelijkheid De (geautoriseerde) data zijn door middel van downloadmogelijkheden en webservices toegankelijk. Technisch gezien betekent dit dat de data door applicaties (zoals web-viewers maar ook andere (geografische) informatiesystemen) kunnen worden ontsloten en getoond. Hierbij wordt uitgegaan van de beginselen van open data. De centrale voorziening bevat zelf geen ‘interface’. Om de data te tonen is een eigen applicatie nodig die de data uit de centrale voorziening ontsluit. Bestaande portalen als de Atlas Leefomgeving of lokale viewers kunnen hier een belangrijke rol in vervullen.
8.5
Rol van onderzoeksbureaus Onderzoeksbureaus zorgen voor een ‘upload’ van de primaire data naar de centrale voorziening. Dit betreft een standaard dataset volgens een gangbaar formaat (SIKB0101). Hiervoor kunnen gangbare systemen worden gebruikt die nu ook worden gebruikt door onderzoeksbureaus. Aanlevering van primaire data vindt nu reeds (steeds vaker) plaats aan opdrachtgevers. Voor opdrachtgevers die toegang hebben tot de centrale voorziening kan deze laatste achterwege blijven. Opdrachtgevers kunnen deze data zelf uit de centrale voorziening downloaden. Onderzoekbureaus kunnen, indien zij zijn aangesloten, ook eenvoudig beschikken over data van reeds uitgevoerd onderzoek.
8.6
Betekenis voor overheden In de huidige situatie worden primaire data al dan niet digitaal aangeleverd aan de overheid. Dit kan plaatsvinden in het kader van een wettelijke toetsing of in geval de overheid ook opdrachtgever is. De aanlevering van primaire data aan de overheid kan in het geval van een centrale voorziening achterwege blijven. De overheid krijgt, in de rol van toetser of opdrachtgever, toegang tot de centrale voorziening. De overheid hoeft deze onderzoeksdata niet meer zelf op te slaan. Een groot voordeel is dat ook data die worden aangeboden aan een overheid ook voor de andere overheden (b.v. provincies – gemeenten – omgevingsdiensten – waterschappen) direct toegankelijk worden. Er hoeven geen data meer te worden uitgewisseld tussen overheden of tussen afdelingen binnen een overheid. Data zijn breder beschikbaar en eenvoudiger toegankelijk te maken. Dit leidt tot kwaliteitsverbetering en efficiëntere werkprocessen (monitoring, loketfunctie).
8.7
Betekenis voor marktpartijen Voor private partijen betekent dit dat (geautoriseerde) data op één centrale plek en volgens één standaard toegankelijk zijn. Indien private partijen ervoor kiezen om ook eigen data in de centrale voorziening op te nemen kunnen deze data van private partijen eenvoudig onderling worden gedeeld. Als bijvoorbeeld
Pagina 31 van 40
RWS Ongeclassificeerd | «Report_Title» | «Report_Date»
netbeheerders afspreken om eigen onderzoekdata onderling te delen kunnen deze via de centrale voorziening inzichtelijk worden gemaakt.
Pagina 32 van 40
RWS Ongeclassificeerd | Naar een centrale voorziening voor de ontsluiting van digitale bodemkwaliteitsgegevens | 31 maart 2015
9
Beoogde wijze van financiering
De projectfinanciering is conform de raming uit de business case (Bijlage B) en is gebaseerd op ervaringscijfers uit vergelijkbare projecten. De projectfinanciering kent verschillende fases die hieronder inzichtelijk worden gemaakt. Uit de business case blijkt dat de directe financiële baten uiteindelijk voor ca. 90% bij de markt blijken te liggen en voor ca. 10% bij de overheid. Hierin is niet meegenomen dat de overheid niet kwantificeerbare maatschappelijke baten geniet uit de realisatie van een landelijke voorziening (zie hoofdstuk 5) en daarnaast bestaande voorzieningen (bijvoorbeeld DINO-BLK, de database achter Bodemloket.nl) kan aansluiten op de centrale voorziening en ook daar voordelen uit haalt. Om die reden wordt de markt-overheid verhouding op respectievelijk 80% 20% gesteld. Er is consensus om deze verhouding aan de batenzijde om te slaan naar een verhouding voor de te maken kosten. In concreto betekent dit een volgende begroting: Tabel 2: begroting Fase
1
Business case
2
Ontwerp
3
Realisatie
4
Beheer
Verwachte Kosten
€ 7.500 € 400.000 € 1.000.000 € 200.000
Financieringsdeelplannen Ad hoc gefinancierd door SIKB, Liander en Waternet 80%
€ 320.000
20%
€ 80.000
Deelplan 2N Deelplan 2O
80%
€ 800.000
Deelplan 3N
20%
€ 200.000
Deelplan 3O Deelplan 4
9.1
Deelplan 2N (Ontwerpfase: Netbeheerders) Initiële financiering vindt in deze fase indien mogelijk plaats door de achterban van het Platform Netbeheerders (PNBH), dat nagenoeg alle kabel- en leidingbeheerders in de energie-, telecom-, kabel- en watersector in Nederland vertegenwoordigt inzake ondergrondse infrastructuur-aangelegenheden. De investering kan verdeeld worden op basis van een verdeelsleutel die door de sector zelf bepaald wordt.
9.2
Deelplan 2O (Ontwerpfase: Overheid) De begrote kosten voor deze fase bedragen € 80.000. Hiervoor is door Rijkswaterstaat Leefomgeving (Bodem+) in 2014 al anticiperend € 50.000 begroot voor haar Werkplan 2015. Er resteert daarmee een financiële behoefte met een omvang van € 30.000. Voor invulling van dit tekort wordt graag verkend of er budget is binnen het Kennis en Innovatieprogramma Bodem en Ondergrond (KIBO).
9.3
Deelplan 3N (Realisatiefase: Netbeheerders) De begrote kosten voor deze fase bedragen € 800.000, waarbij opgemerkt wordt dat dit aanzienlijk lager zou kunnen uitvallen indien in beheername bij PDOK aan de orde is. PDOK (Publieke Dienstverlening Op de Kaart) is een overheidsprogramma waar geografische datasets ondergebracht kunnen worden en beschikbaar gesteld
Pagina 33 van 40
RWS Ongeclassificeerd | «Report_Title» | «Report_Date»
kunnen worden. Binnen PDOK vindt hergebruik van ontwikkelcomponenten plaats, zodat er een kostenbesparing ontstaat. Evenals in deelplan 2N vindt een investering in deze fase indien mogelijk plaats door de achterban van het Platform Netbeheerders (PNBH). De investering kan verdeeld worden op basis van een verdeelsleutel die door de sector zelf bepaald wordt. Een andere mogelijkheid is financiering via een revolverend fonds, waarbij eventuele inkomsten uit een beheerfase de initiële investering terugbetalen, waarbij het uitgangspunt wel is dat na vereffening geen sprake mag zijn van een winstoogpunt. 9.4
Deelplan 3O (Realisatiefase: Overheid) Voor de begrote kosten aan de overheidszijde, zijnde € 200.000 wordt een beroep gedaan op het Kennis en Innovatieprogramma Bodem en Ondergrond (KIBO). Hierbij moet wel worden opgemerkt dat een additioneel deel begroot moet gaan worden om programmakosten voor KIBO zelf te dekken. Daarnaast wordt verwacht dat er nogmaals € 50.000 kan worden begroot via Rijkswaterstaat Leefomgeving (Bodem+).
9.5
Deelplan 4 (Beheerfase) Het aangaan van langdurige financiële verplichtingen ten aanzien van beheer en onderhoud heeft geen voorkeur van betrokken netbeheerders. Bekend is dat Netbeheerders bij voorkeur het beheer en onderhoud door een overheidsorganisatie laten uitvoeren, maar die situatie zou geen recht doen aan de 80%-20% financieringsverdeling. Een oplossing hiervoor is om de beheerkosten te financieren door gebruikers van de landelijke voorziening te laten betalen. Dit vereist een ‘betaalmuur’-voorziening. Voor de overheid is Open Data een groot goed, dit geldt ook voor de centrale voorziening met milieuhygiënische bodemgegevens. Bij voorkeur is deze data dan ook niet per definitie opgesloten achter een betaalmuur. Een goed alternatief is daarom het hanteren van fair use policy waarbij “gebruik met mate” kosteloos is, maar dat professioneel gebruik betaalt dient te worden. Dit geldt dan bijvoorbeeld bij aansluiting van de voorziening op lokale frontendvoorzieningen of apps. Voorbeelden van professioneel gebruik zijn netbeheerders die data onttrekken voor gebruik in een app die de data omzet naar veiligheidsklasses, verzekeraars die de data gebruiken bij STP (Straight Through Processing), Makelaars die de data gebruiken op bijvoorbeeld huizen verkoop-websites. Het heeft de voorkeur dat de inning van gebruikskosten van low profile wordt ingestoken, zodat geen financiële beheerorganisatie in het leven geroepen hoeft te worden. Bij inning van gebruikskosten wordt rekening gehouden met die partijen die in de ontwerp en realisatiefase verantwoordelijk zijn geweest voor de initiële financiering (terugverdienmodel). Tevens is het voor de hand liggend dat partijen die data gebruiken, maar tevens data-leverancier zijn, tegen gereduceerd tarief of zelfs kosteloos gebruik kunnen maken van de voorziening. Uiteindelijk is uitgangspunt om de centrale voorziening een kostendekkende –en dus geen winstgevende- voorziening te laten zijn. De overheid zal ook gebruik willen maken van de beschikbare (geo-)informatie in diverse (geo-)portalen zoals Atlas Leefomgeving, WKO-tool en NGR. Deze Pagina 34 van 40
RWS Ongeclassificeerd | Naar een centrale voorziening voor de ontsluiting van digitale bodemkwaliteitsgegevens | 31 maart 2015
toepassingen kunnen beschouwd worden als ‘professioneel’ gebruik en daarvoor zal een financiële bijdrage verlangd worden, net als bij apps van marktpartijen het geval is. Naar verwachting kan de bijdrage voor overheidsgebruik afgekocht worden door Rijkswaterstaat Leefomgeving (Bodem+) omdat zij te maken heeft met vrijkomende kosten uit het wegvallende beheer van DINO-BLK en wellicht Bodemloket.nl (zie 7.2). 9.6
Resumé t.a.v. KIBO Uit bovenstaande deelplannen blijkt dat er sprake is van een volgende financiële vraag richting KIBO: Fase 2: Fase 3: Totaal:
€ 50.000 € 200.000 € 250.000
De kostenverdeling ziet er als volgt uit: Fase 2
Fase 3
€ € €
400.000,00 20.000,00 420.000,00
€ 1.000.000,00 € 50.000,00 € 1.050.000,00
Uiteindelijke kostenverdeling: Marktaandeel Kennisinstellingen / decentraal KIBO
Begrote fase-kosten Verplichte KIBO-programmakosten (5%) Totale fase-kosten €
320.000,00
€
50.000,00
Marktaandeel Kennisinstellingen / decentraal
€
50.000,00
KIBO
Begrote fase-kosten Verplichte KIBO-programmakosten (5%) Totale fase-kosten €
800.000,00
€
50.000,00
€
200.000,00
Marktaandeel Kennisinstellingen / decentraal KIBO
76% 7% 17%
Pagina 35 van 40
RWS Ongeclassificeerd | «Report_Title» | «Report_Date»
Bijlage A Betrokken partijen
LEF bijeenkomst 29 januari 2014 (genodigden)
Persoon Andriessen, Mathieu Babbé, Evelien Balder, David Berg, Ewoud van de Berg, Henk van den Boerekamp, Gilbert Bogaard, Enrico van den Hartog, Hein den Bruchem, Henk van Coumans, Frank Dekkers, Gabri Dolkemade, Robert Jan Eijsink, Rob Erades, Paul Gerrits, Paul Groenveld, Dirk Groot, Caroline Haas, Wim de Haring, Tanja Haverkamp, Leonie Heuff, Roeland Hoff, Marius van der Hoog, Jojanneke van ‘t Houtum, Ad van Ijbema, Walter Jong, Fokke de Jong, Marc de Klein Kranenburg, Jan Knegt, Rens Koning, Walter de Korenhof-Pel, Agnes Kovacs, Wil Kuil, Bart van der Kusse, Laurens Laan, Ruben van der Lambo, Wil Leij, Jan van der Mensink, Jan Meulen, Jasper van der Niekerk, Edgar van Noordhof, Wim Otten, Frank
Pagina 36 van 40
Organisatie PNBH namens NLKabel VNG RWS Leefomgeving Provincie Brabant / BOOG VNG / WEB RWS Leefomgeving GPKL Gemeente Arnhem (Rioleringen) Netbeheer Nederland Essent/PNBH namens Energie Nederland Liander sYnfra / Ziggo VEWIN Gemeente Nijmegen RWS, Projectmanager Open Data PNBH, Netbeheer Nederland Kadaster (KLIC) RWS BS Provincie Zuid-Holland Notulist SIKB (Data standaarden) Provincie Noord-Brabant Provincie Utrecht Kadaster (KLIC) Vitens GTS, PNBH namens VELIN Gemeente Enschede RWS Leefomgeving PNBH, Netbeheer Nederland SIKB Gemeente Emmen Gemeente Rotterdam/GPKL Bouwend Nederland ODMH Facilitator KPN Cumela Alliander Gemeente Leeuwarden Bouwend Nederland Gemeente Rotterdam/GPKL Waternet
Aanwezig
ja ja ja ja ja ja
ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja
RWS Ongeclassificeerd | Naar een centrale voorziening voor de ontsluiting van digitale bodemkwaliteitsgegevens | 31 maart 2015
Penders, Theo Peters, Jan Postmus, Tjerk Prins, Emma Rutten, Edith Schipper, Dick Schoo, Ronald Sickinghe, Feyo Krogt, Rob van der Sleegers, Astrid Timmermans, Rien Tromp, Ton Tuinhof, Harke Verhallen, Erik Versteeg-Scholten, Britta Visser, Ane-Henk Vogel, Wout de Vranken, Martinus Wester, Frank Winter, Esther de Witte, Nol Wouterse, Bas Wuijts, Susanne Kemper, Jeroen
Enexis Enexis/Platform Netbeheerders Ziggo RWS/BRO Gemeente Eindhoven Vitens Baas BV Groep Graafrechten/PNBH TNO IPO Brabant Water Brabant Water WEB / Gemeente ‘s-Hertogenbosch RWS Leefomgeving BAM Infra Provincie Gelderland Ministerie van I&M Kadaster Tennet Provincie Noord-Holland ODMH Eljes Infrastructurele Projecten RIVM Provincie Utrecht
ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja
ja
Regiegroep BIDON
Persoon Annemiek de Roo-Straatemans Bart van Impelen Enrico van den Bogaard Henk van Bruchem Jan Klein Kranenburg Jan Mensink Karin Bosklopper Marius van der Hoff Tanja Haring Tjerk Postmus Annemarie Feitz Nico Kegelaar Edith Rutten Leo Hamerlinck Clemens Kester
Organisatie Gemeente Zaanstad ODNZKG GPKL Netbeheer Nederland RWS – B+ Alliander Waternet Provincie Noord Brabant Provincie Zuid-Holland Ziggo RUD NHN RUD NHN Gemeente Eindhoven Provincie Zuid-Holland Provincie Zuid-Holland
Functie
voorzitter plv. secretaris
voorzitter agendalid agendalid agendalid agendalid
Pagina 37 van 40
RWS Ongeclassificeerd | «Report_Title» | «Report_Date»
Werkgroep Business Case
Persoon Annemarie Feitz Erik Verhallen Gabri Dekkers Paul Erades Caroline Groot Walter de Koning J. v.d. Leij Harke Tuinhof Frank Otten Bart van Impelen Tanja Haring Annelies de Graaf
Organisatie RUD NHN Rijkswaterstaat/B+ Alliander Gemeente Nijmegen Kadaster SIKB Cumela Gemeente ‘s-Hertogenbosch Waternet ODNZKG Provincie Zuid-Holland Bureau 38
Functie
voorzitter
secretaris
adviseur
Werkgroep Dataset
Persoon Annemiek de Roo-Straatemans Roeland Heuff Annemarie Feitz Patrick Wijker Arjen Wintersen Frank Otten Clemens Kester
Organisatie Gemeente Zaanstad SIKB RUD NHN PWN RIVM Waternet Provincie Zuid-Holland
Functie
Organisatie Rijkswaterstaat / B+ Netbeheer NL ODNZKG Netbeheer Nederland
Functie
Voorzitter
agendalid
Werkgroep Communicatie
Persoon Ernst Haijtink Martijn Boelhouwer Bart van Impelen Henk van Bruchem
Pagina 38 van 40
RWS Ongeclassificeerd | Naar een centrale voorziening voor de ontsluiting van digitale bodemkwaliteitsgegevens | 31 maart 2015
Bijlage B Status quo ontsluiting milieuhygiënische bodeminformatie
Centraal: Bodemloket Veelal wordt gesuggereerd dat de website www.bodemloket.nl de achterliggende database DINO-BLK een bestaande landelijke voorziening is waarin een landsdekkend beeld wordt getoond met milieuhygiënische bodeminformatie. Dit is om meerdere redenen niet het geval: 1. De website toont ‘slechts’ statusgegevens; 2. De website is vanuit geografisch oogpunt niet landsdekkend; 3. De website is vanuit detailniveau niet compleet. Meer achtergrondinformatie hierover is in hoofdstuk 7.2 gegeven. Wel is de website landsdekkend voor nieuw vastgestelde Bodemkwaliteitskaarten (BKK’s). Gemeenten en eventueel andere overheden zijn conform de Regeling Bodemkwaliteit verplicht om contouren van zones uit een BKK bij Rijkswaterstaat Leefomgeving aan te leveren. Centraal: Atlas Leefomgeving De bodemgegevens die in Atlas Leefomgeving (www.atlasleefomgeving) getoond worden zijn dezelfde gegevens als op het Bodemloket getoond worden: ze worden middels een WMS (Web Mapping Service) doorgegeven. Centraal: Wkpb Het provinciale deel van de Wkpb (Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen) dat beheerd wordt door Kadaster is inmiddels vrij toegankelijk via PDOK. Hier zijn echter alleen de (Wbb-)beschikte locaties te zien en enkel van grondverontreinigigen (dus geen grondwaterverontreinigingen). Decentraal: Provinciale milieuloketten Veel Provincies hebben een digitaal milieuloket waar door middel van een kaart ook bodemgegevens zijn te bekijken. In de meeste gevallen zijn deze gegevens (nog) niet gesynchroniseerd met andere bodemgegevens die vanuit andere wettelijke kaders bij gemeenten in de desbetreffende provincie beschikbaar zijn. Doorgaans zijn de gegevens op de Provinciale websites vergelijkbaar of zelfs identiek aan de gegevens op Bodemloket. In bepaalde gevallen wijken de contouren licht af (zoals in Gelderland) door gebruik van een afwijkend algoritme. Omdat grote gemeenten zelf Wbb-bevoegdheden hebben beschikken provincies niet over gegevens van die gemeenten. Zo kan het bijvoorbeeld gebeuren dat in een Provinciaal loket “witte vlekken” ontstaan. Provincie Fryslan werkt samen met Omgevingsdienst en gemeenten met een cloudsysteem. Ook in andere provincies zoals Zeeland is dit in ontwikkeling. Het cloudsysteem van Fryslan is realtime gekoppeld met DINO-BLK (Bodemloket).
Pagina 39 van 40
RWS Ongeclassificeerd | «Report_Title» | «Report_Date»
Decentraal: Gemeentelijke loketten Sommige grote gemeenten hebben zelf een Bodem- of Milieuloket. Ook is dit soms ondergebracht bij een Omgevingsdienst. Grote gemeenten die bevoegd zijn in het kader van de Wbb zouden in potentie alle bodeminformatie langs één loket kunnen ontsluiten. Vaak gebeurt dit niet volgens de laatste technische standaarden zoals WMS en WFS. Commercieel Bepaalde marktpartijen beschikken soms ook over waardevolle dataverzamelingen. De leverancier van het meest verkochte veldwerksysteem kent bijvoorbeeld al een cloudopslag van gegevens. Nadeel hierbij is dat hier niet automatisch vrijelijk gebruikt kan worden, omdat het gegevenseigendom niet automatisch bij de leverancier ligt. Ook zijn er commerciële partijen die op basis van de Wet openbaarheid bestuur dataverzamelingen hebben aangelegd, die weliswaar redelijk landsdekkend zijn, maar doorgaans snel verouderen.
Pagina 40 van 40