Toetsingskader behorend bij de Beleidsregels subsidieverstrekking bijzondere transitiekosten Jeugdwet: bevoorschotting voorziening (artikel 2, onder c en artikel 7) Vastgesteld op 1 oktober 2014, gewijzigd op 1 juli 2015 en op 14 september 2015
Wijzigingen van 14 september 2015: 1) Vereenvoudiging van de in te dienen documenten. Wijzigingen van 1 juli 2015: 1) Wijziging in 2: Weggelaten is dat het om een eenmalige subsidie gaat. Uit de aanvragen die tot nu toe zijn binnengekomen blijkt in een aantal gevallen dat over aangevraagde subsidiebedragen nog onvoldoende helderheid bestaat om daar over te kunnen beslissen. In die gevallen kan door de subsidievrager voor die onderdelen een nieuwe aanvraag worden ingediend. 2) Wijzing in 2. Onder c is na bekostiging toegevoegd “of inkoop” omdat daarmee duidelijk wordt gemaakt dat indien de inkoop door gemeenten op zich laat wachten, dat aanleiding kan zijn tot subsidieverstrekking. 3) Wijziging in 2. Opgenomen is nu dat het eerste subsidie bedrag maximaal 15% bedraagt. Deze wijziging is opgenomen omdat in bepaalde gevallen ook een lager bedrag kan volstaan. De aanpassing maakt het mogelijk hierop af te stemmen. 4) Wijziging in 4. Eenmalig aanvullen is komen te vervallen. Weggelaten is dat de aanvrager “eenmalig” in de gelegenheid gesteld wordt om de aanvraag te completeren. Nu wordt de aanvrager tweemaal in de gelegenheid gesteld om de aanvraag te complementeren. De keuze om de aanvrager tweemaal in de gelegenheid te stellen om de aanvraag te complementeren, is gedaan in verband met de complexiteit van de aanvraag. 5) Wijziging in 4. Weggelaten is nu dat de minister “eenmalig” subsidie verstrekt. Uit de aanvragen die tot nu toe zijn binnengekomen blijkt in een aantal gevallen dat over aangevraagde subsidiebedragen nog onvoldoende helderheid bestaat om daar over in zijn totaliteit te kunnen beslissen. In die gevallen kan door de subsidievrager voor die onderdelen een nieuwe aanvraag worden ingediend.
1. Inleiding Op 1 januari 2015 treedt de Jeugdwet in werking. Als gevolg daarvan zullen alle organisaties die jeugdhulp verlenen of maatregelen van kinderbescherming en jeugdreclassering uitvoeren, anders dan nu het geval is, voor die activiteiten door gemeenten bekostigd worden. Deze wijziging in de bekostiging kan gevolgen hebben voor de inkomsten van de organisaties die deze taken uitvoeren. Voorkomen moet worden dat als gevolg daarvan voorzieningen verdwijnen die noodzakelijk zijn om continuïteit van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering te garanderen en te borgen dat deze voorzieningen ook in de toekomst in voldoende mate beschikbaar zijn. Daarvoor zijn in de eerste plaats de gemeenten verantwoordelijk. Zij moeten borgen dat cliënten waarvan de jeugdhulp, de kinderbeschermingsmaatregelen en de jeugdreclassering in 2015 doorloopt zij deze bij dezelfde aanbieder, indien dit redelijkerwijs mogelijk is, kunnen voortzetten. Met een goed inkoopbeleid kunnen zij bovendien voorkomen dat voor het stelsel belangrijke voorzieningen ongewild verdwijnen. De gemeenten en de organisaties dienen daarbij de frictiekosten zoveel mogelijk te beperken. De VNG ondersteunt gemeenten in dit proces onder andere met raam- en modelovereenkomsten waardoor de inkoop voor alle betrokkenen vergemakkelijkt wordt. Verwacht wordt dat de meeste organisaties met 1
deze benadering in staat zijn een zachte landing binnen het nieuwe stelsel te maken. De tijd om dit proces voor 1 januari 2015 goed af te ronden is echter kort en het risico dat voorzieningen toch in het gedrang komen, kan daarom niet worden uitgesloten. Voorkomen moet worden dat als gevolg daarvan mensen die op jeugdhulp zijn aangewezen of waarvoor een maatregel van kinderbescherming of jeugdreclassering aangewezen is, daardoor van hulp verstoken blijven. Het gaat vaak om kwetsbare kinderen waarvoor specialistische zorg of een stevig ingrijpen geboden is. Met de instelling van de Transitie Autoriteit Jeugd (Stcrt. 2014, nr. 8813) is de jeugdhulp organisaties een instrument aangereikt dat organisaties en gemeenten kan ondersteunen bij het maken van goede inkoopafspraken. De Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) kan bemiddelen en adviseren. Indien dat onvoldoende resultaat oplevert kan de TAJ adviseren bestuurlijke maatregelen te nemen. Daarnaast kan de TAJ adviseren een subsidie te vertrekken op basis van de Regeling subsidieverstrekking bijzondere transitiekosten Jeugdwet (hierna: beleidsregels), ter gedeeltelijke bekostiging van de onvermijdbare kosten die organisaties in het kader van de transitie maken. Per 1 oktober 2014 treden de Beleidsregels in werking. Ze zijn bedoeld om het mogelijk te maken subsidie te verstrekken aan een organisatie na advisering door de Transitieautoriteit Jeugd (TAJ). De criteria die de TAJ hanteert bij zijn advisering over het toekennen van subsidie zijn in deze beleidsregels opgenomen en nader uitgewerkt in toetsingskaders. Met inachtneming van de Beleidsregels en toetsingskaders zal de TAJ op basis van een integrale onafhankelijk beoordeling adviseren. De Beleidsregels onderscheiden drie vormen van kosten die voor subsidiering in aanmerking komen. Voor alle drie de vormen van kosten die voor subsidiering in aanmerking komen is een toetsingskader opgesteld waarin meer op detailniveau toelichting wordt gegeven op de criteria die de TAJ hanteert bij advisering over toekenning. Dit toetsingskader gaat in op een subsidie voor de kosten die een organisatie, die voor de bekostiging of bevoorschotting van een voorziening afhankelijk is van een groot aantal gemeenten, in 2015 moet maken om aan haar financiële verplichtingen te kunnen voldoen, indien die bekostiging vanwege het grote aantal betrokken gemeenten mogelijk gedurende enige tijd op zich laat wachten. 2. Bevoorschotting van een voorziening In de Beleidsregels is een tweetal artikelen opgenomen dat betrekking heeft op het verstrekken van een subsidie voor de kosten die een organisatie moet maken om aan haar financiële verplichtingen te kunnen voldoen, indien die bekostiging vanwege het grote aantal betrokken gemeenten gedurende enige tijd op zich laat wachten, namelijk artikel 2, onder c en artikel 7. Onderstaand worden deze artikelen uit de Beleidsregels inclusief de wijzigingen zoals opgenomen bij de Regeling van 1 juli 2015 weergegeven. Artikel 2 De Minister kan aan een organisatie eenmalig een subsidie verstrekken: Onder c: ten behoeve van de kosten die een organisatie, die voor de bekostiging of bevoorschotting van een voorziening afhankelijk is van een groot aantal gemeenten, in 2015 moet maken om aan haar financiële verplichtingen te kunnen voldoen, indien die bekostiging of inkoop vanwege het grote aantal betrokken gemeenten mogelijk gedurende enige tijd op zich laat wachten. Van een groot aantal betrokkenen is sprake wanneer een organisatie zowel in ten minste 10 samenwerkingsregio’s in 2013 2
een omzet heeft behaald van ten minste 2% per regio als in ten hoogste twee samenwerkingsregio’s in 2013 een omzet van ten hoogste 30% per regio heeft behaald en in alle andere regio’s in 2013 een omzet van ten hoogste 20% per regio heeft behaald. Toelichting op artikel 2 onder c over de kosten die gemaakt moeten worden om aan haar financiële verplichtingen te kunnen voldoen vanwege het groot aantal betrokken gemeenten: “Het betreft de kosten die gemaakt moeten worden omdat organisaties een geobjectiveerd risico lopen met vertraging bekostigd te worden. De meeste organisaties hebben hun activiteiten geconcentreerd in één of enkele regio’s. Zij zijn gekend in die regio’s zowel bij gemeenten als bij verwijzers. Het ligt in de rede dat gemeenten en deze organisaties tijdig tot bevredigende afspraken rond de bekostiging en bevoorschotting van hun voorzieningen kunnen komen. Zij zullen ook in staat zijn verwijzers in de eigen omgeving van het belang van hun voorziening te overtuigen. Voor landelijk of bovenregionaal werkende voorzieningen met een grote geografische spreiding van de omzet bestaat een reëel risico dat de bekostiging en bevoorschotting ondanks bemiddeling en advisering door de TAJ in onvoldoende mate zekerheid oplevert voor het tijdig genereren van omzet in 2015. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn omdat enkele gemeenten er niet tijdig toe gebracht kunnen worden alsnog vooraf verplichtingen aan te gaan of een voorschot te verstrekken. Ook bestaat het risico dat verwijzers tijdelijk onvoldoende cliënten naar hen doorsturen. Zij zijn vaak ook afhankelijk van hoofdaannemers die zelf bepalen of zij zaken in handen zullen leggen van onderaannemers. Deze organisaties kunnen daardoor in acute betalingsproblemen geraken of in 2015 onvoldoende inkomsten genereren om het voorzieningen niveau op peil te houden, terwijl er een reële verwachting is dat de inkomsten in 2016 weer aan zullen trekken. Ten behoeve van deze voorzieningen kunnen wij op voorhand een subsidie toekennen van om eerste instantie maximaal 15 % van de omzet van die voorzieningen in 2013. Deze subsidie stelt organisaties in staat ook wanneer in 2015 tijdige bekostiging of bevoorschotting van de zijde van gemeenten nog op zich laat wachten gedurende enkele maanden aan hun betalingsverplichtingen te voldoen. De organisatie kan, indien de inkomsten ondanks inspanningen deze te verwerven verder achterblijven bij de omzet in het voorafgaande jaar, verzoeken een aanvullend subsidie te verstrekken tot voor deze beide subsidies samen, ten hoogste 80 % van de jaaromzet in 2013. Voor een subsidie komen uitsluitend organisaties in aanmerking die voor de bekostiging of bevoorschotting van een voorziening afhankelijk zijn van een groot aantal gemeenten en waarbij die bekostiging vanwege het grote aantal betrokken gemeenten mogelijk gedurende enige tijd op zich laat wachten of waar door de grote spreiding van de verwijzingen er door de transitie (tijdelijk) vraaguitval optreedt. Van een groot aantal betrokkenen is sprake wanneer een organisatie voor die voorziening aan de volgende criteria voldoet: - In ten minste 10 regio’s wordt een omzet van ten minste 2% gehaald - In ten hoogste twee samenwerkingsregio’s wordt een omzet van ten hoogste 30% per regio behaald - In andere regio’s wordt een omzet van ten hoogste 20% per regio behaald.” Artikel 7 (was artikel 4c) 1. Een subsidie als bedoeld in artikel 2, onder c, bedraagt maximaal 15% van de omzet van dat deel van de omzet van de organisatie dat de voorzieningen betreft waar de subsidieaanvraag betrekking op heeft. 2. Indien dat deel van de inkomsten van de organisatie dat de voorziening betreft achterblijft bij de verwachte inkomsten bedraagt de subsidie maximaal 80% van dat deel van de omzet van de organisatie in 2013 dat de voorziening betreft. 3
3. De subsidie wordt bij de vaststelling verrekend met de gerealiseerde jaaromzet in 2015 voor zover die jaaromzet een voorziening betreft ten behoeve waarvan de subsidie verleend is. 4. Indien de verleende subsidie is bepaald op het maximumbedrag bedoeld in het tweede lid, wordt de te verrekenen jaaromzet bij de vaststelling in zijn geheel in mindering gebracht. 5. Indien de verleende subsidie minder bedraagt dan het maximumbedrag bedoeld in het tweede lid, en de jaaromzet, bedoeld in het derde lid, minder bedraagt dan 80% van de jaaromzet in 2013, wordt, voor zover het verleende subsidiebedrag en die jaaromzet tezamen meer bedragen dan 80% van de jaaromzet 2013 slechts het meerdere bij de vaststelling verrekend met de verleende subsidie. 6. Indien de verleende subsidie minder bedraagt dan het maximumbedrag bedoeld in het tweede lid, en de gerealiseerde jaaromzet 2015 minder bedraagt dan 80% van de omzet in 2013. De organisatie dient daarbij aannemelijk te maken dat zij zich in voldoende mate heeft ingespannen om voldoende inkomsten te verwerven. Indien de jaaromzet gelijk, bedoeld in het derde lid, gelijk is aan of meer bedraagt dan 80% van de omzet in 2013, wordt deze in zijn geheel in mindering gebracht. De toelichting op artikel 7 (was artikel 4 c) luidt: De vergoeding (in artikel 7 van de herziene regeling “subsidie” genoemd) die erin moet voorzien dat de organisatie in staat is aan zijn financiële verplichtingen te voldoen wordt bij wijze van voorschot op in 2015 te ontvangen inkomsten verstrekt. Van verrekening kan geheel of gedeeltelijk worden afgezien indien de omzet in de voorziening waarvoor de vergoeding is verstrekt in 2015 minder dan 80% bedraagt van de jaaromzet in 2013 (oorspronkelijk stond hier 2014; dit is met de aanpassing van de Beleidsregels van 23 september 2014 veranderd in 2013 in plaats van dat 2014 als referentiejaar wordt genomen) en de vergoeding noodzakelijk is om te voorkomen dat de organisatie alsnog in betalingsproblemen geraakt. De organisatie dient zich daarbij maximaal in te spannen om in 2015 (alsnog) tijdig tot goede inkoopafspraken te komen en kan daarbij de TAJ verzoeken haar daarin te ondersteunen. Wij verwachten dat ook organisaties met een grote spreiding van de omzet op deze wijze voldoende garanties worden geboden zich op de komende veranderingen voor te bereiden. Verder is in de toelichting opgenomen hoe dit artikel in de praktijk werkt: De subsidie die op basis van artikel 2c van de Beleidsregels kan worden verleend is bedoeld om vertragingen in de bekostiging op te vangen. Indien die bekostiging in de loop van het jaar wel tot stand komt moet er verrekening plaats vinden die zal kunnen leiden tot een lagere subsidievaststelling. Uitgangspunt is derhalve dat de omzet in 2015 bij de vaststelling wordt verrekend. Indien echter bij de vaststelling blijkt dat de inkomsten ten achter zijn gebleven bij een bepaald niveau, worden niet in alle gevallen alle inkomsten in mindering gebracht op de verleende subsidie. In het derde tot en met het vijfde lid is bepaald hoe de verrekening verloopt. Allereerst is in het derde lid geregeld dat uitsluitend dat deel van de jaaromzet in aanmerking wordt genomen voor zover het de voorziening betreft ten behoeve waarvan de subsidie verleend is. Het vierde lid maakt duidelijk dat als een maximum subsidie is verleend de gehele jaaromzet 2015 bij de vaststelling in mindering wordt gebracht. Indien een subsidie is verleend lager dan het maximum en indien de jaaromzet in 2015 van de organisatie minder bedraagt dan 80 % van de omzet in 2013, mag worden aangevuld tot het bedrag dat gelijk is aan 80 % van de omzet in 2013 en vindt slechts korting van de jaaromzet plaats voor zover daarmee die norm wordt overschreden. In het vijfde lid is dit geregeld. Hieronder volgen twee rekenvoorbeelden die nader verduidelijken hoe het derde tot en met het vijfde lid uitwerkt. 4
Voorbeeld 1: Stel: de omzet in 2013 bedraagt € 100.000; het maximumsubsidie bedraagt dan € 80.000 (80% van de omzet in 2013). Stel: de verleende subsidie bedraagt € 20.000 en de omzet in 2015 bedraag € 70.000. De omzet in 2015 plus de verleende subsidie is € 70.000 plus € 20.000 is € 90.000. Te korten op het subsidiebedrag: € 90.000 minus € 80.000 (80% omzet 2013)= € 10.000. De subsidie wordt vastgesteld op € 10.000 (€ 20.000 minus € 10.000).
Voorbeeld 2: Stel: de omzet in 2013 bedraagt € 100.000; het maximumsubsidie bedraagt dan € 80.000 (80% van de omzet 2013). Stel: de verleende subsidie bedraagt € 20.000 en de omzet in 2015 bedraagt € 50.000. De omzet in 2015 plus de verleende subsidie is € 50.000 plus € 20.000 is € 70.000. € 70.000 is lager dan € 80.000 (80% omzet 2013) waardoor het subsidiebedrag niet wordt gekort. Verrekening vindt immers slechts plaats voor zover de norm wordt overschreden. De subsidie wordt vastgesteld op het bedrag van de verlening, te weten € 20.000. 3. Toetsing verstrekking subsidie voorziening Bij de toetsing van de aanvraag voor subsidie ten behoeve van een voorziening wordt beoordeeld: -
De raming en onderbouwing van de bevoorschotting zoals in de aanvraag opgenomen. Of de voorziening voldoet aan de criteria van de Beleidsregels subsidieverstrekking bijzondere transitiekosten Jeugdwet zoals genoemd in artikel 2, onder c en artikel 7. Of de gemaakte inkoopafspraken voor 2015 en de afgewezen inkoopafspraken met gemeenten compleet en afgerond zijn.
Met inachtneming van de Beleidsregels en toetsingskaders zal de TAJ op basis van een integrale onafhankelijk beoordeling adviseren. Indien er bij de organisatie sprake is van een acuut liquiditeitsprobleem wordt dit door de aanvrager aangegeven. Onder een acuut liquidititeitsprobleem wordt in deze verstaan dat er binnen twee maanden over onvoldoende liquide middelen wordt beschikt om aan de verplichtingen te voldoen. Het beoordelingsproces van de aanvraag wordt dan versneld doorlopen. De organisatie hoeft in dit geval niet aan de voorwaarde te voldoen dat het inkoopproces geheel dient te zijn afgerond voordat een aanvraag in behandeling kan worden genomen.
5
4. Aanvraag Aanvragen kunnen worden ingediend bij: Ministerie van VWS Directie OBP/team Subsidies Postbus 16006 2500 BA Den Haag Voor het indienen moet gebruik worden gemaakt van het voorgeschreven formulier. Dit kunt u vinden op http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/subsidies-vws bij de informatie over deze subsidieregeling. Hier vindt u ook het e-mailadres waar naar de MS Excelbestanden moeten worden gemaild.Om de aanvraag om een subsidie bedoeld in artikel 2, onder c, te kunnen beoordelen dienen de volgende documenten bij de aanvraag gevoegd te worden: -
-
-
-
-
-
Beschrijving juridische structuur (geen organigram) en korte toelichting over zeggenschap Jaarverslag 2014 inclusief jaarrekening en controleverklaring van de accountant. Indien nog geen controleverklaring bij de jaarrekening 2014 is gevoegd moet naast de conceptversie van 2014 ook het jaarverslag inclusief jaarrekening en controleverklaring 2013 bijgevoegd te worden. Recente prognose/realisatie van de balansen en winst- en verliesrekeningen voor 2014 en 2015 gesplitst in jeugd en niet jeugd en voor het deel jeugd vervolgens uitgesplitst per voorziening in MS Excel, met in totaal een zichtbare aansluiting met de jaarrekening. Recente liquiditeitsprognose per maand per voorziening 2015 in MS Excel, waarbij de beginstand aansluit op de meest recente jaarrekening. Indien er nog geen controleverklaring bij de jaarrekening 2014 is verstrekt moet ook de inmiddels gerealiseerde liquiditeitsprognose 2014 toegevoegd worden. Productie/cliëntaantallen per jaar per voorziening voor 2014 en de reeds gerealiseerde productie in 2015 plus een verwachting van de productie per voorziening voor het restant van 2015 in MS Excel. Indien er sprake is van vraaguitval dan dient voor deze voorziening de productie per maand te worden weergegeven voor 2014 en 2015. Waar bij het opstellen van de balansen, winst- en verliesrekeningen en liquiditeitsprognoses aannames en uitgangspunten zijn gehanteerd, dan dienen deze toegelicht en onderbouwd te worden en ook consequent toegepast te worden inclusief een toelichting op de wijze waarop overhead wordt toegerekend Totaal overzicht van de contracten per gemeente/per regio per voorziening voor 2015 en verder. De contracten dienen bijgevoegd te worden . Totaal opstelling van de omzet per gemeente/regio per voorziening 2013 in absoluut bedrag en in %.
Indien de aanvraag niet compleet is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld die te completeren. Indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor een beoordeling van de aanvraag, wordt de aanvraag niet behandeld.
6