Programma RIOG reumatologie d.d. 23 november 2005 Programmacommissie: Organisatie:
B.A.C. Dijkmans en A.E. Voskuyl P.W.B. Nanayakkara
Voordrachten Doel:
onderwijs en state of the art
Voorzitter B.A.C. Dijkmans 09.00-09.10u. *)
B.A.C. Dijkmans inleiding
09.10-9.40u.
mw. I.E. van der Horst- Bruinsma Spondylarthropathie
9.40-10.10u.
A.E. Voskuyl SLE
10.10-10.40u.
W.F. Lems Osteoporose
10.40-11.15u.
Pauze
Voorzitter A.E. Voskuyl 11:15-11:45u.
B.A.C. Dijkmans Reumatoïde Artritis
11:45-12:15u.
R.M. van Vugt Acute artritis: septische artritis en kristalarthropathie
12:15-14:00u.
Lunchpauze
14:00-16:00u.
B.A.C. Dijkmans en A.E. Voskuyl Casuspresentatie (cases zijn 1 oktober a.s. bij Prabath)
16:00-16:30u.
A.E. Voskuyl Quiz
*) inclusief 10 min. discussie; dit geldt voor alle voordrachten.
CASUS REUMATOLOGIE VOOR ONDERWIJS AGIOS INTERNE D.D. 23 NOVEMBER 2005-09-21
Casus 1. 35 jarige man, schilder van beroep, meldt zich op de polikliniek vanwege sinds enkele weken bestaande hemoptoe. Bij navraag heeft hij ook sinds enkele maanden gewrichtsklachten in handen en voeten, gepaard gaande met pijn en zwelling. Tevens heeft hij tintelingen in zijn linker voet. Hij is 4 kg afgevallen, en rookt 15 sigaretten per dag. Zijn voorgeschiedenis is blanco, en hij gebruikt ibuprofen vanwege zijn gewrichtsklachten. Bij lichamelijk onderzoek is sprake van artritis in handen en gewrichten, en mogelijk ook een verminderde sensibiliteit van de voeten. Wat is uw differentiaal diagnose, en wat is de meest waarschijnlijke diagnose ? Welk aanvullend laboratorium onderzoek laat u verrichten, en waarom ? Welk aanvullend(e) onderzoek(en) verricht u, en waarom ? Op grond van welk onderzoeksuitslagen stelt u de waarschijnlijkheidsdiagnose ? Wat zijn de therapie opties voor uw diagnose, en voor welke kiest u in dit geval? Welke parameters gebruikt u om het effect van de therapie te monitoren ?
Casus 2. 28 jarige vrouw meldt zich op uw spreekuur in verband met pijnlijke gewrichten (handen, knieen en voeten). Zij heeft al jaren last van zonneallergie en verkleuringen aan handen in de kou. De laatste maanden is zij enorm moe en kan zij haar werk niet wens verrichten. Tevens kan zij haar contactlenzen niet meer verdragen in verband met droge ogen. Bij lichamelijk onderzoek is er sprake van artritis, vlindervormige roodheid rondom haar neus. Wat is uw differentiaal diagnose, en wat is de meest waarschijnlijke diagnose ? Welk aanvullend laboratorium onderzoek laat u verrichten, en waarom ? Welk aanvullend(e) onderzoek(en) verricht u, en waarom ? Wat zijn de therapie opties voor uw diagnose, en voor welke kiest u in dit geval? Welke parameters gebruikt u om het effect van de therapie te monitoren ?
Patiente belt u 8 maanden later op in verband met misselijkheid, braken en koorts. Bij nader laboratorium onderzoek is haar serum creatinine sterk opgelopen, en is er sprake van eiwitverlies en erythrocyturie. Met welke complicatie(s) heeft u mogelijk te maken, en wat is het meest waarschijnlijke ? Hoe bevestigt u uw vermoeden ?
Welke behandelingsopties zijn er, en welke kiest u, en waarom? Welke parameters gebruikt u om het effect van de therapie te monitoren ?
Casus 3. Een 55 jarige man, homosexueel, heeft sinds enkele dagen gewrichtsklachten, sinds 3 dagen koorts (39 C), met name ’s avonds optredend en gegeneraliseerde, niet jeukende, huidafwijkingen. Bij lichamelijk onderzoek is er sprake van een zieke man op, met een artritis van schouders, ellebogen, handen, knieen en voeten op. Er bestaat een vage huidafwijking aan de extremiteiten, met name aan de onderbenen en mogelijk ook op de romp. Wat is uw differentiaal diagnose ? Welk aanvullend laboratorium onderzoek laat u verrichten, en waarom ? Welk aanvullend(e) onderzoek(en) verricht u, en waarom ? Wat zijn de therapie opties voor uw diagnose ?
Casus 4 Een 32 jarige vrouw wordt door de huisarts verwezen in verband met sedert 2 maanden bestaande pijnen en zwelling aan handen en voeten. Bij navraag bestaat er een ochtendstijfheid van 3 uren en heeft patiënte angst voor reuma omdat haar moeder lijdende was aan chronische gewrichtsreuma. Bij lichamelijk onderzoek zijn de metacarpophalangeale en metatarsophanlangeale gewrichten beiderzijds gezwollen en er is tangentiële drukpijn. Wat is uw differentiaal diagnose, en wat is de meest waarschijnlijke diagnose? Welk aanvullend laboratoriumonderzoek laat u verrichten, en waarom? Welk aanvullend(e) onderzoek(en) laat u verrichten, en waarom? Wat zijn de behandelopties en voor welke kiest u? Welke parameters gebruikt u om het effect van de therapie te monitoren?
Casus 5 Een 35 jarige man wordt door de orthopedisch chirurg naar de polikliniek reumatologie verwezen met de vraag of er een reumatologische verklaring is voor de jaren bestaande lage rugklachten. Bij navraag heeft de man sedert 8 jaren lage rugpijn, vooral ’s ochtends en verminderend bij bewegen. Voorts is er in de loop der jaren bij herhaling sprake van een “waterknie”en is hij bekend bij de oogarts omdat hij regelmatig een rood oog heeft. Bij onderzoek van de rug is er een beperking in drie vlakken van de thoracolumbale beweeglijkheid. Wat is uw differentiaal diagnose; en wat ia de meest waarschijnlijke diagnose? Welk aanvullend laboratoriumonderzoek laat u verrichten en waarom? Welk aanvullend(e) onderzoek(en) verricht u, en waarom?
Op grond van welk onderzoeksuitslagen stelt u de waarschijnlijkheidsdiagnose? Wat zijn de behandelopties, en voor welk kiest u in dit geval? Welke parameters gebruikt u om het effect van de behandeling te monitoren?
Casus 6 Een 70 jarige patiënte, die bekend is met jarenlange reumatoïde artritis en behandeld wordt met methotrexaat en een lage dosis prednison ( 5 mg/dag) verschijnt vervroegd op het spreekuur met koorts sedert één à twee dagen en rillerigheid. Bij onderzoek ziet u een matig zieke patiënte met een temperatuur van 38,7°C; de gewrichten zijn meer gedeformeerd dan gezwollen behalve een pijnlijke en gezwollen linker knie. Voorts valt u op een klein wondje tussen de tenen. Wat is uw differentiaal diagnose, en wat is de meest waarschijnlijke diagnose? Welk aanvullend laboratorium onderzoek laat u doen, en waarom? Welk aanvullend(e) onderzoek(en) verricht u, en waarom? Wat zijn de behandelopties, en welke kiest u in dit geval? Welke parameters gebruikt u om het effect van de behandeling te monitoren?
Literatuur
Casus 4 O’Dell J T herapeutic Strategies for Rheumatoid Arthritis NEJM 350: 2591-2602; 2004 Olsen NJ and Stein M. New drugd for Rheumatoid Arthritis NEJM 350: 2167-2179; 2004 Casus 5 Zochling J et al. ASAS/EULAR recommendations for the management of ankylosing spondylitis. Ann Rheum Dis 2005 sept. (Epub ahead of print) Casus 6 Incidence and sources of native and prosthetic joint infection: a community based prospective survey Ann Rheum Dis 56: 470-475, 1997 5. Treatment of diffuse proliferative lupus nephritis: a meta-analysis of randomized controlled trials. Am J Kidney Dis. 2004 Feb;43(2):197-208. Review.