Modulebeschrijving
Programma Ervarend Leren (PEL) 24-uurs oudere jeugd
INDEX
Samenvatting
3
A. Modulebeschrijving: probleem, doelgroep, doel, aanpak, materialen en uitvoering
4
1. 2. 3. 4.
4 4 4 6
Risico- of probleemomschrijving Doel van de module Doelgroep van de module Aanpak van de module
B. Onderbouwing van de module
13
5. 6. 7. 8.
13 20 20 21
Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak Samenvatting onderbouwing Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking Onderzoek naar de uitvoering van de module
C. Effectiviteit
22
9. 10.
22 22
Nederlandse effectstudies Buitenlandse effectstudies
D. Overige informatie
23
11. 12. 13.
23 23 23
Toelichting op de naam van de module Uitvoering (uitvoerende en/of ondersteunende organisaties en partners) Overeenkomsten met andere modules
Bijlage CAP-J classificatieoverzicht (assen en rubrieken)
Module Programma Ervarend Leren – 24-uurs oudere jeugd
Pagina 2/27
SAMENVATTING
Doel Tijdens het Programma Ervarend Leren (PEL) wordt gewerkt aan de volgende doelen: het verwerken van het verleden; het inzicht krijgen in de eigen problematiek en eigen probleemgedrag; het opnieuw krijgen van toekomstperspectief; het werken aan een positief zelfbeeld; het vergroten van het zelfvertrouwen; het versterken van de sociale competentie; het meer inzicht in zichzelf krijgen; het versterken van gezinsrelaties en het sociaal netwerk; het versterken van de zelfhandhaving en zelfcontrole.
Doelgroep Jongeren die op meerdere terreinen problemen ondervinden en onvoldoende grip op hun situatie hebben om tot verandering bij zichzelf te komen. Vaak zijn de omstandigheden waarin deze jongeren leven te verleidelijk en van te grote invloed om (in die omgeving) tot daadwerkelijke veranderingen te komen. Voor de submodule Dagprogramma voor jongeren is de leeftijd vanaf 13 jaar. Voor de submodule Dagprogramma voor gezinnen is de leeftijd niet nader bepaald. Voor de submodule Looptocht voor jongeren is dit vanaf 15 jaar en voor de submodule Individueel jaarprogramma Frankrijk dient de jongere tenminste (wettelijk verplicht) 16 jaar te zijn.
Aanpak Het Programma Ervarend Leren bestaat uit de volgende submodules: 1. Dagprogramma voor jongeren (inclusief Rots en Water) 2. Dagprogramma voor gezinnen 3. Looptocht voor jongeren 4. Jaarprogramma Frankrijk Daarbij kan ingespeeld en aangepast worden op de hulpvraag. Er wordt uitgegaan van de methodiek Ervarend Leren. De jongere (en het systeem) wordt geplaatst in een andere situatie waar hij/zij op zichzelf is aangewezen. De jongere heeft geen uitwegen en moet met zichzelf aan de slag. De jongere krijgt door te doen, te ervaren, dus door succeservaringen, weer zelfvertrouwen. De jongere ontdekt zijn/haar eigen kracht en met behulp van de medewerker van Ervarend Leren kan hij/zij zijn/haar leven weer richting geven, eigen keuzes maken en daar zelf verantwoordelijkheid voornemen. Dat leidt ertoe dat de jongere (en het systeem) zich (her)oriënteert op zijn/haar leven en voor zichzelf een nieuw toekomstperspectief ontwikkelt. De benadering is activerend, outreachend en toekomstgericht.
Materiaal Er is geen handleiding aanwezig.
Onderzoek Er zijn geen studies voorhanden.
Module Programma Ervarend Leren – 24-uurs oudere jeugd
Pagina 3/27
A. MODULEBESCHRIJVING: PROBLEEM, DOELGROEP, DOEL, AANPAK, MATERIALEN EN UITVOERING
1. Risico- of probleemomschrijving Het betreft jongeren die op meerdere terreinen problemen ondervinden en onvoldoende grip op hun situatie hebben om tot verandering bij zichzelf te komen. Vaak zijn de omstandigheden waarin deze jongeren leven te verleidelijk en van te grote invloed om (in die omgeving) tot daadwerkelijke veranderingen te komen.
2. Doel van de module Tijdens het Programma Ervarend Leren wordt gewerkt aan de volgende doelen: het verwerken van het verleden; het inzicht krijgen in de eigen problematiek en eigen probleemgedrag; het opnieuw krijgen van toekomstperspectief; het werken aan een positief zelfbeeld; het vergroten van het zelfvertrouwen; het versterken van de sociale competentie; het meer inzicht in zichzelf krijgen; het versterken van gezinsrelaties en het sociaal netwerk; het versterken van de zelfhandhaving en zelfcontrole.
3. Doelgroep van de module 3.1 Voor wie is de module bedoeld? Jongeren van 13 jaar tot 18 jaar (met een uitloop tot 23 jaar) en hun systeem. Motivatie, zelfinzicht en hulpbronnen: 1. Motivatie voor het project. De jongere kan aangeven welke doelen hij/zij heeft met het Ervarend Leren in relatie tot eigen wensen en/of dromen voor de toekomst en wil zich inzetten om het eigen gedrag te veranderen. 2. De jongere kan zelfstandig de keuze voor het Ervarend Leren maken. Er kan hulp worden geboden bij het kiezen voor deelname aan het Ervarend Leren. De keuze voor deelname aan het project Ervarend Leren dient uiteindelijk een eigen keuze van de jongere te zijn. 3. Enige mate van zelfinzicht. De jongere kan zien dat hij/zij een eigen aandeel heeft in de eigen problemen. 4. De jongere heeft last van de eigen problematiek. De jongere ziet dat hij/zij eigen problemen heeft en wil hieraan werken. 5. Inzicht in wat goed en niet goed gaat in het eigen leven. Sterkte- en zwakteanalyse van de eigen mogelijkheden (gezien door zichzelf en naasten). 6. Familie en/of vrienden om op terug te vallen wanneer het project voorbij is. Met ondersteuning van medewerkers Ervarend Leren werken aan de relatie met familie en naasten. 7. Draagkracht voor het Ervarend Leren; fysieke en geestelijke belastbaarheid en leerbaarheid. De jongere: is zelfredzaam in ADL-taken (hygiëne, onderhoud kamer); heeft vaardigheden om te leren door ervaringen; kan de koppeling maken tussen leersituaties en het dagelijks leven. 8. De jongere kan met (enkele keren per week) begeleiding een plan maken voor de toekomst. Hij/zij is in staat om hierin zelf initiatieven en verantwoordelijkheid te nemen. De jongere: kan verwoorden wat hij/zij nodig heeft en dit (eventueel met hulp) op papier zetten; Module Programma Ervarend Leren – 24-uurs oudere jeugd
Pagina 4/27
-
kan een haalbaar en passend toekomstplan maken; ervaart het belang van een uitwisseling van gedachten en gevoelens met begeleiders en opvoeders; kan zijn/haar eigen leven en toekomst richting geven; accepteert hulp bij het wonen bij zijn/haar opvoeders of vervangende opvoedsituatie en bij het hebben van een dagbesteding; accepteert hulp bij het zelfstandig worden, wonen en het hebben van een dagbesteding.
3.2 Indicatie- en contra-indicatiecriteria Jeugdhulp Friesland biedt specialistische jeugdzorg op het gebied van opgroei- en opvoedingsproblemen, in de leeftijdscategorie 0 t/m 18 (met een uitloop tot 23) jaar. Kinderen, jongeren en hun ouders/opvoeders kunnen een beroep doen op Jeugdhulp Friesland. Dit doen zij als de normale ontwikkeling van het kind wordt belemmerd. Mogelijk is er sprake van psychosociale problemen, psychiatrische problemen, gezinsgerelateerde problemen, psychische problemen, gedragsproblemen of een combinatie daarvan. Kinderen en jongeren met een psychiatrische, zintuiglijke, lichamelijke en/of verstandelijke beperking die redelijk sociaal redzaam zijn, worden ook behandeld en/of opgevangen, als dit past binnen de behandelprogramma’s en mogelijkheden van Jeugdhulp Friesland. We nemen ook jongeren op met een civielrechtelijke maatregel. In specifieke situaties worden kinderen met een strafrechtelijke maatregel behandeld (Gedragsbeïnvloedende maatregel). De door Jeugdhulp Friesland gehanteerde indicatiecriteria en contra-indicaties zijn uitgebreid beschreven in De Betekenis onder het hoofdstuk Doelgroepenbeleid. Deze folder is te downloaden op www.jeugdhulpfriesland.nl onder het tabblad ‘Jeugdhulp Friesland’. Voor de module Programma Ervarend Leren gelden naast de algemene indicatiecriteria en contraindicaties de volgende specifieke indicatiecriteria en contra-indicaties. Indicatiecriteria Jongens en meisjes van 13 tot en met 18 jaar met een uitloop tot 23 jaar met een intelligentieniveau van 85 of hoger. Jongeren die internaliserende en/of exter-naliserende problemen hebben die samenhangen met: Oppositioneel opstandig gedrag, zowel acting-out als vermijdend gedrag. Het zodanig centraal stellen van eigenbelang dat dit ten koste gaat van mensen in hun omgeving. Een zwak ontwikkelde gewetensvorming. Een negatief zelfbeeld door negatieve ervaringen in het verleden met als gevolg gevoelens van faalangst, wantrouwen en moeite met het omgaan met teleurstellingen en tegenslagen. Een geringe motivatie om het gedrag in positieve zin te wijzigen. Deze jongeren lopen vaak vast in minstens één van de volgende drie gebieden: 1. Thuis (of vervangende opvoedsituatie) gaat de jongere veelal zijn eigen gang, verzet zich tegen de huisregels waarbij de opvoeders geen greep meer op hun kind hebben. De daaruit volgende conflicten zijn zo heftig dat de jongere (tijdelijk) niet meer thuis (of in de vervangende opvoedsituatie) kan wonen. 2. School: de schoolcarrière van de jongere kent vaak meerdere hiaten, er is sprake van leerachterstanden, er is weinig motivatie, de jongere spijbelt vaak en/of gaat conflicten aan met leerkrachten. De jongere lijkt ogenschijnlijk niet in staat de opleiding succesvol af te ronden. 3. Vrije tijd: veelal zoekt de jongere leeftijdsgenoten op die in soortgelijke situaties verkeren waarbij men elkaar negatief beïnvloedt. Hierdoor bestaat een gevaar van verder afglijden. Opvoeders zijn in de specifieke situaties rondom de jongere niet meer in staat de jongere een passend opvoedingsklimaat te bieden. Dit kan voortkomen uit de individuele kindproblematiek maar kan in een aantal gevallen ook herleid worden tot individuele of relationele problematiek van opvoeders. Een vaststaand gegeven is dat ouder(s), al dan niet tijdelijk, over onvoldoende pedagogische vaardigheden
Module Programma Ervarend Leren – 24-uurs oudere jeugd
Pagina 5/27
beschikken om het gedrag van hun kind adequaat te corrigeren. Waarbij aangetekend moet worden dat meerdere oorzaken van invloed kunnen zijn. Contra-indicaties Verslavingsgedrag waarbij het gebruik zodanig op de voorgrond staat dat de jongere niet in staat is om in het dagelijkse leven te functioneren. Hierbij valt te denken aan het werken aan de behandeldoelen, het hebben van een zinvolle dagbesteding, het maken en nakomen van afspraken enzovoorts. Ernstige psychiatrische problematiek waarbij de problematiek zodanig op de voorgrond staat dat de jongere niet in staat is om in het dagelijkse leven te functioneren (ernstige persoonlijkheids- en/of ontwikkelingsstoornissen). 3.3 Toepassing bij migranten De module is niet speciaal ontwikkeld voor migrantengroepen.
4. Aanpak van de module Algemeen Er wordt uitgegaan van de methodiek Ervarend Leren. De jongere wordt geplaatst in een andere situatie waar hij/zij op zichzelf is aangewezen. De jongere heeft geen uitwegen en moet met zichzelf aan de slag. De jongere krijgt door te doen, te ervaren, dus door succeservaringen, weer zelfvertrouwen. De jongere ontdekt zijn/haar eigen kracht en met behulp van de medewerker van Ervarend Leren kan hij/zij zijn/haar leven weer richting geven, eigen keuzes maken en daar zelf verantwoordelijkheid voornemen. Dat leidt ertoe dat de jongere zich (her)oriënteert op zijn/haar leven en voor zichzelf een nieuw toekomstperspectief ontwikkelt. De benadering is activerend, outreachend en toekomstgericht. De medewerkers werken met de ervaringscyclus die is gebaseerd op de leercyclus van Kolb (1984): concrete ervaringen (wat zie ik, wat maak ik mee, wat ervaar ik in de huidige situatie); observatie en reflectie (wat roept het bij mij op, wat vind ik ervan, wat wil ik ermee); vorming van abstracte begrippen en generalisatie (hoe kan ik de ervaringen en mijn gedachten erover gebruiken en hoe kan ik ze dusdanig abstraheren of in een model onderbrengen die bruikbaar is voor mijn ((toekomstig) handelen); toetsen van de begrippen in de nieuwe situatie (wat levert de nieuwe aanpak in de praktijk op). Volgens de systeemtheorie heeft de jongere met en in diverse systemen relaties. Veranderingen in één van de systemen van de jongere beïnvloedt zijn/haar gedrag in andere systemen. Ondersteunende middelen als netwerkschema en genogram worden ingezet. Submodules programma Ervarend Leren Het Programma Ervarend Leren bestaat uit de volgende submodules: 1. Dagprogramma voor jongeren (inclusief Rots en Water) 2. Dagprogramma voor gezinnen 3. Looptocht voor jongeren 4. Jaarprogramma Frankrijk Daarbij kan ingespeeld en aanpast worden op de hulpvraag. Bovenstaande submodules worden bij voorkeur geschakeld aan andere modules van Jeugdhulp Friesland van de zorgprogramma’s ambulante gezins-interventie, pleegzorg en dagbehandeling en 24 uurs zorg oudere jeugd. 1. Dagprogramma voor jongeren Duur Het programma duurt een hele dag. Locatie Er wordt gewerkt vanuit de bossen bij Rijs en vanuit De Groene Ster in Leeuwarden.
Module Programma Ervarend Leren – 24-uurs oudere jeugd
Pagina 6/27
Doelgroep Het dagprogramma is ontwikkeld voor jongeren van 13 tot en met 18 jaar (met een uitloop tot 23 jaar). Jongeren die dreigen vast te lopen in hun situatie, die een nieuwe impuls kunnen gebruiken en/of jongeren die weinig zelfvertrouwen hebben en moeite hebben om grenzen aan te geven. Een jongere kan in overleg voor meerdere dagen aangemeld worden. Het is ook mogelijk om een dagprogramma te doen met een bestaande groep jongeren. De jongere heeft tevens belang bij het dagprogramma in relatie tot het realiseren van doelen vanuit de module waar hij/zij in zorg is. Doel Jongeren uitdagen om nieuwe ervaringen op te doen en vaardigheden aan te leren die hen kunnen helpen in het dagelijks functioneren. Meedoen aan het dagprogramma levert de jongere het volgende op: een nieuwe impuls/motivatie; het vergroten van zelfvertrouwen; het opdoen van succeservaringen; het leren van sociale vaardigheden/communiceren; het verleggen van grenzen; het beter leren samenwerken; het verhogen van de weerbaarheid. Aanpak Het programma bestaat uit activiteiten gericht op samenwerken en grenzen verleggen, zoals: een kompas loop, een lifeline, samen een vlot of een hut bouwen en oefeningen met touwen. Tevens bestaat het programma uit een aantal onderdelen uit de Rots en Water training. De jongere komt in een groep met andere jongeren. Het programma is gericht op het uitdagen van de jongere en het laten ervaren dat de jongere over grenzen heen kan (het verleggen van hun grenzen). Ze worden daardoor met zichzelf geconfronteerd. Vaak voelt een jongere boosheid en frustratie tijdens het programma. Dat is heel goed, er komt iets in beweging. Problemen zijn daarmee niet opgelost, maar het belangrijkste is dat de jongere weer ‘baas’ wordt over het eigen leven. De jongere krijgt informatie over de dag en kan vertellen wat zijn of haar doel is. De aanpak wordt mede ingericht op de methodiek van Rots en Water. Onderstaand wordt kort hierop ingegaan. Rots en Water is een training die jongeren (12 tot en met 18 jaar) sterker en weerbaar maakt. Een jongere leert zichzelf en de eigen grenzen beter kennen, leert omgaan met onzekerheid, boosheid en stress. Het zelfvertrouwen wordt groter en het contact met anderen verloopt beter. De woorden ‘Rots’ en ‘Water’ staan centraal. Rots betekent zelf keuzes maken, je mening geven en stevig zijn. Water betekent samenwerken en rekening houden met anderen. De training helpt om een goede balans tussen beiden te vinden. Rots en Water is geïntegreerd in het dagprogramma maar kan ook onafhankelijk daarvan worden gegeven. Duur, frequentie en locatie worden afhankelijk van de hulp vraag nader bepaald en op maat ingericht. Een voorbeeld van zo’n op maat aanbod is: De jongere komt in een groep van 6 tot maximaal 12 jongeren. Samen doen ze veel oefeningen en (rollen)spellen. Ze leren om stevig en ontspannen te staan en zich te concentreren. De jongeren oefenen ook met het voelen van emoties en andere manieren van communiceren. De oefeningen worden steeds afgewisseld met korte gesprekken en schrijfopdrachten. De groep komt elke week bij elkaar, onder begeleiding van een trainer. Een jongere krijgt een certificaat na afloop van de training. Van de interventie Rots en Water bestaat een beschrijving volgens de normen van het Nederlands Jeugdinstituut (NJI). Deze is te vinden op de site van het NJI .
Module Programma Ervarend Leren – 24-uurs oudere jeugd
Pagina 7/27
2. Dagprogramma voor gezinnen Duur Het programma duurt een hele dag. Locatie Er wordt gewerkt vanuit De Groene Ster in Leeuwarden. Doelgroep Gezinssysteem, gezin, gezinsleden. Jongeren van 13 tot 18 jaar (met een uitloop tot 23 jaar) en hun opvoeders die vast lopen binnen het (gezins)systeem, last hebben van de situatie en bereid zijn om er samen aan te werken om de relatie te verbeteren. Jongeren zonder perspectief. Doelen Na het programma zijn de jongere en de ouder/verzorger in staat om: Het ontdekken van en leren om te gaan met de eigen mogelijkheden en beperkingen. Gemotiveerd aan de slag te gaan met de eigen problemen en te kijken naar de eigen rol hierin. Het eigen perspectief te ontwikkelen middels het maken van een realistisch plan. Voor het gezin geldt Het gezin groeit naar elkaar toe waardoor wederzijdse betrokkenheid kan worden vergroot. Het gezin leert met elkaar om te gaan, naar elkaar te luisteren en met elkaar te communiceren. Het gezin spreekt wederzijdse verwachtingen uit zodat er een vorm ontstaat waarin het gezin met elkaar om wil en kan gaan. Uitvoering Het is wenselijk dat de gezinswerker/therapeut van de module waar de jongere in zorg is deelneemt aan het dagprogramma. Verhelderen van de rol van alle betrokkenen in het systeem. Met jongere, systeem en instantie worden doelen voor het programma bepaald. Individuele doelen, waaraan gewerkt gaat worden tijdens het programma, vaststellen. Een programma met verschillende activiteiten, mede afhankelijk van de vraag. De activiteiten hebben als doel de jongere en de opvoeders te confronteren met hun gedrag en hen hierdoor inzicht te geven in hun gedrag. De jongere en de opvoeders leren hun eigen grenzen kennen en verleggen zodat zij leren wat hun mogelijkheden zijn. De jongere en opvoeders hebben een gezamenlijke positieve beleving en kunnen hierdoor vertrouwen in elkaar herwinnen. De activiteiten dienen als oefensituatie voor nieuw gedrag. Tijdens het programma wordt met de jongere en de opvoeders gewerkt aan de doelen die vooraf zijn gesteld. Indien nodig worden de doelen tijdens het programma bijgesteld. De eigen rol van de jongere en de opvoeders: wat ging er fout, wat moet er veranderen, ontwikkelen van perspectief. Perspectief formuleren. De jongere en opvoeders leren zelf verantwoordelijkheid te nemen voor hun plan en er wordt vastgelegd hoe de zij deze verantwoordelijkheid vorm gaan geven in de komende periode. Er vinden gesprekken plaats met de medewerkers Ervarend Leren, de opvoeders en de (gezins)voogd. Doel van deze gesprekken is: informatie afstemmen; opvoeders laten meegroeien met het proces van hun kind; ieders verwachtingen en de rol die zij daarin kunnen spelen helder krijgen. De belangrijkste doelen: geven van een impuls, nemen van afstand, rust, confrontatie met eigen gedrag en ontwikkelen van perspectief, zelf verantwoordelijkheid (leren) dragen. Module Programma Ervarend Leren – 24-uurs oudere jeugd
Pagina 8/27
Transferfase Aan het einde van het programma vindt met de jongere, opvoeders en begeleider een eindgesprek plaats. Hierin vertellen de jongere en opvoeders wat zij hebben geleerd, wat ze willen veranderen en hoe en door wie ze daarin ondersteund willen worden. Ervarend Leren kan de jongere en opvoeders ondersteunen bij het maken van de koppeling van de ervaring die zij tijdens het dagprogramma hebben opgedaan met de situatie nu. De rol van Ervarend Leren kan zijn: wie pakt wat op en op welke wijze? Er worden afspraken gemaakt over de taakverdeling. Het gezinssysteem wordt nauw bij de voorbereiding, uitvoering en transfer betrokken door middel van (evaluatie)gesprekken en telefonisch contact. Indien noodzakelijk kan een andere vorm van ambulante begeleiding worden geïndiceerd. Er is geen Nederlandse handleiding beschikbaar. 3. Looptocht voor jongeren Duur Maximaal 7 dagen. Locatie Nederland. Doelgroep Zowel voor kleine groepen van twee à vier jongeren als voor grotere groepen van vijf à zes jongeren en individueel aan te bieden (Tocht Op Maat). 15 tot 18 jaar (met een uitloop tot 23 jaar). Doelen Jongeren een impuls geven aan hun vastgelopen ontwikkeling doordat zij ervaren wat hun grenzen en mogelijkheden zijn. Het ontwikkelen van perspectief. Activeren. Motiveren. Leren zelf verantwoordelijkheid nemen en duidelijkheid te halen. Uitvoering Met de jongere, het systeem en de instantie worden doelen voorafgaand aan de tocht bepaald. Op basis van de doelen wordt een programma vastgesteld. Een programma met verschillende activiteiten, mede afhankelijk van de vraag. De activiteiten hebben als doel de jongere te confronteren met zijn/haar gedrag en hem/haar hierdoor inzicht te geven in zijn/haar gedrag. De jongere leert zijn/haar eigen grenzen kennen en verleggen zodat hij/zij leert wat zijn/haar mogelijkheden zijn. De jongere heeft een gezamenlijke positieve beleving met volwassenen en kan hierdoor vertrouwen in volwassenen herwinnen. De activiteiten dienen als oefensituatie voor nieuw gedrag. Tijdens de tocht wordt met de jongere gewerkt aan de doelen die vooraf zijn gesteld. De eigen rol van de jongere, wat ging er fout, wat moet er veranderen, ontwikkelen van perspectief. Perspectief formuleren. De jongere leert zelf verantwoordelijkheid nemen voor zijn/haar plan en er wordt vastgelegd hoe de jongere deze verantwoordelijkheid vorm gaat geven in de komende periode. De jongere met zijn/haar plan wordt overgedragen aan zijn/haar directe begeleider die hem/haar zal helpen met het uitvoeren van zijn/haar plan.
Module Programma Ervarend Leren – 24-uurs oudere jeugd
Pagina 9/27
Ervarend Leren kan de jongere ondersteunen bij het maken van de koppeling van de ervaring die de jongere heeft opgedaan tijdens de tocht met de situatie nu. De rol van Ervarend Leren kan zijn: wie pakt wat op en op welke wijze? Er worden afspraken gemaakt over de taakverdeling. Aan het einde van de tocht vindt een eindgesprek plaats met de jongere, de ouders en de begeleider. Hierin vertelt de jongere wat hij/zij heeft geleerd, hoe hij/zij zelf verantwoordelijkheid gaat nemen voor zijn/haar plan en waar en door wie hij/zij daarin gesteund wil worden. Hiervan wordt een kort verslag gemaakt en opgeslagen in K2J. Het gezinssysteem wordt bij de voorbereiding en de uitvoering en transfer nauw betrokken door middel van (evaluatie)gesprekken en telefonisch contact.
4. Jaarprogramma Frankrijk Duur 8 maanden: 1 maand voorbereiding, 5 maanden Frankrijk, 2 maanden Nederland. Locatie Frankrijk en Nederland. Doelgroep De doelgroep bestaat uit: jongeren vanaf 16 jaar tot en met 18 jaar (de minimum leeftijd van 16 jaar is wettelijk bepaald door de Franse overheid); zonder perspectief; die in enige mate beschikken over: inzicht in de eigen persoon; inzicht in de situatie; het vermogen om situaties te reflecteren; aan het einde van de hulpverleningsrit; die last hebben van hun huidige situatie; die er belang bij hebben om hun situatie te veranderen; die zich richten op zelfstandig (leren) wonen en/of wonen bij de (pleeg)ouders. Doelen Na goed afronden van het programma krijgt de jongere de kans om een nieuwe start te maken door op te ruimen en uit te spreken wat in het verleden gebeurd is. En door het maken van een reëel en haalbaar plan is de jongere in staat om: Informatie te verzamelen die hij nodig heeft voor zijn vervolgtraject en hierdoor zelf verantwoordelijkheid te nemen in te nemen stappen; Om te gaan met moeilijke situaties. De jongere heeft hiertoe gedrag geleerd en alternatieven aangereikt gekregen; Inzicht te tonen in zijn/haar eigen aandeel in de problemen; Gemotiveerd aan de slag te gaan om zijn/haar problemen op te lossen.; Perspectief verder te ontwikkelen middels het maken van een realistisch plan; Actief en gemotiveerd zijn/haar plan te gaan uitvoeren; Zelfstandig te (leren) wonen (en/of wonen bij de (pleeg)ouders), werken/scholing, geld verdienen, budgetteren et cetera. Voor jongere en systeem van herkomst geldt Jongere en opvoeders hebben zaken uit het verleden naar elkaar uitgesproken en een andere manier gevonden om hun relatie vorm te geven; Jongere en opvoeders spreken wederzijdse verwachtingen uit zodat er een vorm ontstaat waarop opvoeders en jongere met elkaar om kunnen en willen gaan.
Module Programma Ervarend Leren – 24-uurs oudere jeugd
Pagina 10/27
Uitvoering Tijdens de voorbereidingsfase wordt de jongere uitgedaagd zelf verantwoordelijkheid te nemen. De jongere schrijft een motivatiebrief met daarin: Waarom hij/zij wil deelnemen (wat gaat er mis); Wat hij/zij wil leren, de jongere gaat benoemen welk gedrag / welke vaardigheden hij/zij wil leren; Wat de jongere zelf wil investeren; Positieve eigenschappen; Negatieve eigenschappen. Uitvoeringsfase Frankrijk Middelen tijdens deze fase zijn: Afstand (letterlijk) nemen, tot rust komen, nadenken over, opruimen en een toekomstplan ontwikkelen; De jongere bevindt zich in een nieuwe situatie waarin hij/zij kan leren omgaan met zijn/haar gedrag en ander gedrag kan aanleren; De jongere leeft in een gezin en leert zich aanpassen; De jongere leert (hard) werken in strakke regelmaat (dag- en nachtritme); De jongere leert doorzetten; De jongere leert initiatieven nemen; De jongere leert verantwoordelijkheid nemen; De jongere ontwikkelt (hernieuwd) zelfvertrouwen. De jongere woont en werkt een periode van vijf maanden (indien nodig langer) op een Frans familiebedrijf. Twee keer per week bezoekt een Nederlandse programmamedewerker de jongere voor een individueel gesprek. Tijdens deze gesprekken komen aan de orde: De huidige leersituatie; Het verwerken en opruimen van wat er in het verleden is gebeurd; Perspectief ontwikkelen en hiervoor zelf verantwoordelijkheid nemen. Minimaal één keer per twee weken stuurt de jongere een mail naar zijn/haar mentor in Nederland. Daarin schrijft de jongere wat hij/zij doet, wat hem/haar bezig houdt en wat hij/zij daarmee doet. De jongere gaat een plan ontwikkelen voor de toekomst en door het schrijven van mail en brieven gaat hij/zij dit plan toetsen op haalbaarheid. In het plan is tevens het onderwijs opgenomen in de vorm van Leren op afstand via de Stichting De Hoenderloo Groep. Terwijl de jongere in Frankrijk is Reageert de mentor op mail van de jongere. Doel van deze reactie is: - meegroeien met de ontwikkeling van de jongere; - met de jongere een reëel en haalbaar perspectief ontwikkelen; - het proces op gang houden en begeleiden naar aanleiding van de opgestelde begeleidingsovereenkomst; Wekelijks vindt telefonisch of per e-mail overleg plaats tussen de Nederlandse programmamedewerker van Clé de Voûte en de medewerker van Ervarend Leren Jeugdhulp Friesland; Medewerkers Ervarend Leren stellen een gezamenlijk (systeemgericht) plan op met de jongere, de opvoeders en Clé de Voûte. Ook informeren zij de opvoeders wekelijks telefonisch met betrekking tot de stand van zaken rond de jongere. Daarnaast onderhouden zij waar nodig het contact met de plaatsende instantie; Ongeveer één keer per vijf weken vindt er een evaluatiegesprek plaats met de medewerkers Ervarend Leren, de opvoeders en de (gezins)voogd. Doel van deze gesprekken is: informatie afstemmen; opvoeders laten meegroeien met het proces van hun kind; proces op gang houden.
Module Programma Ervarend Leren – 24-uurs oudere jeugd
Pagina 11/27
Uitvoeringsfase Nederland (transfer) In deze fase gaat de jongere terug naar Nederland. Er wordt een passend traject ingericht voor de jongere. Dit kan zijn terug in het eigen systeem of afhankelijk van leeftijd en vaardigheden in een traject van Jeugdhulp Friesland. Een goede overdracht en waar nodig aanschakelen van modules is hierin van belang.
Module Programma Ervarend Leren – 24-uurs oudere jeugd
Pagina 12/27
B. ONDERBOUWING VAN DE MODULE
5. Verantwoording: doelgroep, doelen en aanpak Het Programma Ervarend Leren richt zich op jongeren (en hun systeem) die vastlopen of dreigen vast te lopen in de hulpverlening. Factoren die het probleem beïnvloeden zijn: Een gebrekkig informeel netwerk. Naast problemen in de relatie is er vaak ook sprake van problemen in de familie en tussen de verschillende generaties. Er is vaak sprake van gebroken gezinnen en echtscheidingsproblematiek. Ook is er vaak sprake van samengestelde gezinnen en de daarmee samenhangende problematiek. Een gebrek aan zelfvertrouwen. Deze jongeren hebben vaak een gebrekkige schoolcarrière. Er is sprake van veel wisselingen van scholen en vaak is de jongere niet in staat gebleken een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt te behalen. Dit heeft een negatief effect op het zelfvertrouwen van de jongere. Een externe locus of control. Jongeren hebben vaak het idee dat ze zelf geen invloed op hun situatie hebben en dat er meer over hen beslist wordt dan met hen. Door de hoeveelheid problemen van deze jongeren in combinatie met een tekort aan sociale competenties, oplossingsgerichte vaardigheden en adequate copingmechanismen ontstaat het gevoel geen grip meer te hebben op het eigen leven. Er kan een situatie van hulpeloosheid ontstaan. Een onduidelijk toekomstperspectief. Deze jongeren hebben geen concreet beeld van hun toekomst en hebben moeite om hier vorm aan te geven. Ze leven vaak bij de dag. Verslavingsproblematiek. Met name alcohol en softdrugs maar ook gok- of gameverslaving. Een gebrek aan sociale competenties om de alledaagse taken te volbrengen. Denk hierbij aan de negen ontwikkelingstaken. Onverwerkte zaken uit het verleden. Vaak is er sprake van onverwerkte problemen uit het verleden. De jongere staat niet open voor bijvoorbeeld therapie. Onvoldoende inzicht in eigen gedrag. Jongeren hebben onvoldoende inzicht in eigen gedrag om dit te sturen en te veranderen. Oorzaken wordt vaak buiten zichzelf gelegd en de jongere heeft moeite om naar het eigen aandeel in situaties te kijken. Verbinding factoren, analyse, doelen, interventies en achterliggende theorieën: Een gebrekkig informeel netwerk. Het doel is dat het informeel netwerk verbetert. De contacten met het gezin, familie en vrienden verbeteren. Tijdens het programma Ervarend Leren wordt er nauw samengewerkt met opvoeders en andere belangrijke personen voor de jongere. Bij de looptochten wordt er vooraf en nadien met jongere en opvoeders een gesprek gevoerd. Het contact met opvoeders tijdens het werk/leer programma in Frankrijk is intensief. Van tevoren worden opvoeders indien mogelijk zo veel mogelijk betrokken. Tijdens het verblijf in Frankrijk is er regelmatig (wekelijks) telefonisch contact en vindt ongeveer elke 5 weken een gesprek plaats. Tussen opvoeders en jongere vindt er communicatie plaats via de fax en via telefoon. Het faxverkeer wordt door de medewerkers van Pel begeleid. Samen met het gezin zal de Pel medewerker het systeem in kaart brengen door middel van het maken van een genogram. Ook bij intergenerationele spanningen kan een Pel medewerker bemiddelen. Door middel van het maken van een genogram en het tekenen van triades kan inzicht verkregen en gegeven worden over de onderlinge relaties, de spanningsvelden daarin en de gevolgen daarvan voor de kinderen (loyaliteit). Het gebruik van een genogram kan helpen om meer inzicht te krijgen in het netwerk van een gezin en kan het gezin helpen en ondersteunen bij bepaalde problemen. Het genogram geeft een beeld van het netwerk van het gezin en kan leiden tot het vinden van nieuwe steunbronnen. De Pel medewerker werkt hierbij dialoog gestuurd en vraaggericht. Door te luisteren, samen te vatten en door te vragen zal een steeds concreter beeld ontstaan van het netwerk, van de steunbronnen. Het systeem kan vervolgens aangeven van welke steunbronnen ze gebruik wil maken en wat daarvoor nodig is. Welke personen kunnen een rol spelen in het herstel van relaties? De Pel medewerker hanteert hierbij een houding van meerzijdige partijdigheid, (Boszormenyi-Nagy, 2000) Hij is Module Programma Ervarend Leren – 24-uurs oudere jeugd
Pagina 13/27
beurtelings partijdig en steunend voor alle betrokken partijen, of deze nu overleden zijn of nog leven, aanwezig of afwezig zijn, of zelfs nog geboren moeten worden. De meerzijdige partijdigheid is een belangrijk uitgangspunt en houding van de Pel medewerker. Het is iets anders dan neutraliteit. Niemand kan objectief zijn en dus niet neutraal. Ieder mens en dus ook de hulpverlener heeft zijn eigen waarden en normen. In menselijke tragiek neutraal en gevoelsmatig niet betrokken blijven kan niet. Als kinderen geschaad worden in hun ontwikkeling, als vrouwen geslagen worden, als mannen afgeschilderd worden als beesten, raakt dit je. Je kunt je ook niet opstellen alsof hier niemand de verantwoordelijkheid voor draagt. Je zult in actie moeten komen. In de jeugdhulpverlening is het gebruikelijk dat de hulpverlener de kant kiest van het kind. Bij het werken met het hele gezinssysteem is de hulpverlener er voor het meest kwetsbare gezinslid. Dit is meestal een kind maar kan ook een volwassene zijn. Meerzijdig partijdig zijn betekent: begrip op brengen voor wat elke persoon in zijn gezin geïnvesteerd heeft in de relaties; of niet kon investeren; en wat hij ontvangen heeft; of niet durfde te ontvangen. Mensen in moeilijkheden vragen de Pel medewerker om hun ‘gelijk’, maar in hun diepste binnenste verwachten ze dat hij mee zorg zal dragen voor hun belangrijke relaties. Bedoeld wordt dat er vooral geen veroordeling zal zijn door de Pel medewerker. maar wel gewezen wordt op de verantwoording die de ander heeft. Je wijst de daden af. Wat inhoud dat je niet de mens in zijn totaliteit afwijst. Hun pijn en woede, hun destructief recht (waar iemand niet ontvangt waar hij redelijkerwijs recht op heeft), maakt dat de persoon blind is en niet ziet van waaruit het andere gezinslid handelt. De ander is zo op zichzelf gericht dat hij dan gaat kwetsen. Dit alles vanuit zijn eigen pijn. Als je alleen partij trekt voor het kind of ouder ga je mee in deze blindheid en drijf je mensen uit elkaar i.p.v. ze tot elkaar te brengen. Het kind en het gezin moeten uit hun eigen wrok komen, het verongelukt voelen en uit de machtsstrijd komen. De Pel medewerker zal proberen zich beurtelings in te leven in elke persoon die bij het probleem betrokken is en hen ondersteunen om hun eigen positie weer te geven. Wanneer een groep mensen relaties met elkaar aangaan, ontstaat er een systeem. Er wordt een grens opgetrokken tussen ‘wij’ (die erbij horen) en ‘zij’ (die er niet bij horen). Een gezin kan als een dergelijk systeem worden beschouwd. Buiten het gezin maken mensen ook nog deel uit van andere systemen, bijvoorbeeld op school, in de vriendgroep of bij een sportclub. In elk van deze systemen krijgen de relaties een andere vorm. Doordat in elk systeem relaties op een andere manier worden ingevuld, heerst er binnen elk systeem een eigen sfeer. Daarbij zijn drie aspecten belangrijk: de mate van binding, die de onderlinge betrokkenheid regelt; de balans van geven en nemen, die de rechtvaardigheid regelt; de sociale ordening, die de structuur regelt. In de hulpverlening komen we vooral gezinnen tegen waarbij er het een en ander aan de binding, de balans van geven en nemen of de sociale ordening schort. Het systeemgericht werken speelt een cruciale rol binnen de methodiek van Pel. Het systeemdenken betekent vooral het ‘regelen van de onderlinge betrekkingen’ Een jongere en zijn systeem zijn actief in meerdere leefwerelden. In de specifieke situatie waarin de jongere verblijft, neemt het aantal leefwerelden toe naarmate hij ouder wordt, wat de persoonlijke situatie van de jongere in eerste instantie complexer maakt (Pont, 2005). Met het opnieuw verbinden/regelen van de onderlinge betrekkingen wordt de jongere en zijn systeem bijgestaan door een persoonlijke coach. Samen met de jongere en zijn gezin wordt gekeken naar mogelijkheden om het eigen ‘netwerk’ te reguleren en te onderhouden, om op een gezonde wijze onderdeel te zijn van deze leefwerelden. Om het eigen netwerk inzichtelijk te maken kan gebruik gemaakt worden van visuele middelen als het genogram en triades. Op deze manier wordt duidelijk welke personen binnen het netwerk steunend kunnen zijn. Door middel van oplossingsgericht vragen stellen kan de Pel medewerker duidelijk krijgen hoe de cliënt dit contact vervolgens kan aanhalen en verstevigen. Indien nodig kan hij daarin een bemiddelende rol spelen.
Een gebrek aan zelfvertrouwen. Het doel is dat de jongere meer zelfvertrouwen heeft. De jongere wordt geplaatst in een andere situatie waar hij/zij op zich zelf aangewezen. De jongere heeft geen
Module Programma Ervarend Leren – 24-uurs oudere jeugd
Pagina 14/27
uitwegen en moet met zichzelf aan de slag. De jongere krijgt door te doen, te ervaren, dus door succeservaringen weer zelfvertrouwen.
Een externe locus of control. Het doel is dat de jongere meer grip heeft over zijn leven en het idee heeft baas te zijn over eigen leven. De jongere wordt geplaatst in een andere situatie waar hij/zij op zich zelf aangewezen. De jongere heeft geen uitwegen en moet met zichzelf aan de slag. De jongere krijgt door te doen, te ervaren, dus door succeservaringen weer zelfvertrouwen. De jongere ontdekt zijn/haar eigen kracht en met behulp van de medewerker van het Pel kan hij/zij zijn/haar leven weer richting geven, eigen keuzes maken en daar zelf verantwoordelijkheid voornemen. De benadering van de Pel medewerker is oplossingsgericht. Aansluiten bij de betekeniswereld en de krachten van een kind of jongeren zijn de belangrijkste ingrediënten van het oplossingsgerichte werken. Steve de Shazer en Insoo Kim Berg ontwikkelde een oplossingsgericht behandelingsmodel wat uitgaat van de mogelijkheden van de cliënten in plaats van de problemen. De kinderen, jongeren en opvoeders worden niet in de positie van hulpafhankelijke geplaatst maar gezien als expert van het probleem en daarmee tevens als sleutelhouder van de oplossing. De Pel medewerkers passen hun interventies en houding zoveel mogelijk aan op de hulpvraag van de cliënt. De taal die de hulpverleners hanteren is passend bij het systeemgericht denken, meervoudig en meerduidig. De cliënt construeert zijn eigen oplossing uitgaande van zijn sterke kanten en eerder opgedane succeservaringen. Er wordt getracht om meerdere betekenissen/oplossingen op het probleem te creëren waarmee het kind of de jongere keuzemogelijkheden creëert om de oplossing te kiezen die hem of haar het beste past: Daarbij kan de Pel medewerker gebruik maken van verschillende oplossingsgerichte technieken uit de achtstappendans van Cauffman (GGzet Wetenschappelijk 2006) Het maken van contact is altijd de eerste stap. Het vinden van aansluiting bij de cliënt is noodzakelijk om een goede werkrelatie op te bouwen. De Pel medewerker probeert onbevangen te luisteren en past taalgebruik aan. Hij is oprecht in zijn belangstelling en vraagt door op het verhaal van de cliënt en geeft terug wat hij denkt te horen. Context verhelderen Een probleem speelt zich altijd af binnen een bepaalde context en het is nodig om deze te verhelderen. Het is daarbij niet de bedoeling om oorzaken te achterhalen. Oorzaak –gevolg vragen zijn niet zo interessant. Het is meer de bedoeling om omgevingsfactoren op te sporen die van invloed zijn op het probleem, maar waar ook oplossingen verborgen kunnen liggen. Goede vragen hierbij zijn: Stel je eens voor? Ook vragen als: wat merkt je vader/moeder als…?) het helpt de cliënt om het probleem vanuit een ander positie te bekijken. Het is belangrijk om duidelijke s.m.a.r.t. gestelde doelen te formuleren met de cliënt. Dit is immers het eindpunt waarop gekoerst kan worden. Een goede beginvraag daarbij kan zijn: Waar moet dit gesprek over gaan, wil het nuttig voor je zijn? De Pel medewerker houdt daarbij in het achterhoofd dat de grootste kans op succes aanwezig is als de doelen door de cliënt geformuleerd worden en niet door de Pel medewerker of de verwijzer. Doelen worden vervolgens kleiner gemaakt tot werkdoelen en werkpunten om ze in kleine haalbare stapjes te behalen. Resources zoeken Als mensen geen toegang hebben of geen zicht meer hebben op hun eigen sterke kanten of gezonde eigenschappen dan zal dit ervaren worden als de regie op het eigen leven kwijt te zijn. Dit kan een verlammende werking hebben. Het is dus zaak voor de Pel medewerker om met een open mind samen met de cliënt op zoek te gaan naar bronnen van de eigen kracht van de cliënt zodat deze uiteindelijk weer in staat is om deze in te zetten. Geen enkel probleem is constant en voortdurend aanwezig. Uitzonderingen zijn de momenten waarop het probleem zich niet of in mindere mate voordoet. In een uitzondering is (het begin van) een oplossing aanwezig. De Pel medewerker informeert uitvoerig naar details van de omstandigheden (wie, wat, waar, wanneer, hoe; geen waarom). Hij onderzoekt vooral of de cliënt een eigen bijdrage aan de uitzondering leverde. Zo ja, dan vergroot dat de mogelijkheid van herhaling Complimenten zijn krachtige middelen om de werkrelatie te versterken, hoop en vertrouwen te wekken, en de aandacht te verleggen van probleem naar oplossing. Complimenten worden gebruikt om uitzonderingen en oplossingen te versterken en te bekrachtigen. Sommige cliënten hebben veel moeite met complimenten. Het is dan beter dat impliciet te doen. (Hoe is je dat gelukt?). Cliënten hebben soms de neiging om zwart-wit te denken als het gaat om hun problemen. Schaalvragen kunnen daarbij nuttige hulpmiddelen om het beeld te nuanceren. Zij kunnen een beeld geven over de af te leggen weg naar de gewenste verandering. Bijvoorbeeld: Wanneer het moment van aanmelding een 0 is en het moment dat je hier niet meer hoeft te komen
Module Programma Ervarend Leren – 24-uurs oudere jeugd
Pagina 15/27
een 10, waar ben je dan nu? De Pel medewerker gaat niet te snel door van de actuele naar de gewenste score. Hij vraagt bij een getal X eerst wat tussen 0 en X aanwezig is, dat zijn namelijk resources. Hij is niet te snel tevreden en vraagt herhaaldelijk: Wat nog meer? Wanneer de actuele situatie op 0 wordt aangegeven, is het van belang ‘coping’-vragen te stellen: Hoe hou je het vol? Hoe hebt je het klaargespeeld toch te komen? Pas wanneer geen resources meer genoemd worden volgt de vraag: Hoe zou je weten wanneer je een punt hoger zit? De Pel medewerker verkleint zo nodig: Wat is de eerste/kleinste verandering die je zou merken? Wat is het kleinste stapje dat haalbaar zou zijn? Wanneer dit weinig resultaat oplevert, is het aangewezen motivatie voor, hoop op of vertrouwen in verandering in te schalen. Bij een lage score op één van deze items wordt de cliënt gevraagd of hij wil onderzoeken hoe deze kan toenemen. Toekomstgerichtheid Oplossingen behoren per definitie tot de toekomst. Een krachtig middel om op het spoor van oplossingen te komen is dan ook de visualisatie van een betere toekomst: Hoe zou je weten dat het probleem verleden tijd (verminderd) is? Een techniek daarbij is het stellen van de ‘wondervraag’. De techniek is vooral bruikbaar bij cliënten die slechts weten waar ze van af willen maar niet waar ze naar toe willen en kan hen helpen over de muur van hun problemen heen te kijken naar een wenselijke realiteit. De Pel medewerker stelt vragen die alleen met ‘ja’ beantwoord kunnen worden om de cliënt in een toestand van positieve verwachting te brengen. Hij vervolgt met: Mag ik u een rare vraag stellen? (Het antwoord is dan meestal ook ‘ja’.) Stel je valt vannacht in diepe slaap en er gebeurt een wonder. Het wonder is dat jouw probleem is verdwenen/verminderd/je er geen last meer van hebt. Wanneer je ’s ochtends wakker wordt, weet je van geen wonder, je sliep immers. Wat is het eerste waaraan je merkt dat het wonder heeft plaatsgevonden? Wat doe je anders, wat merken anderen aan je? De Pel medewerker stelt veel vragen naar details die ten gevolge van het wonder in het dagelijks leven anders zouden zijn, om zo tot een realiseerbaar toekomstbeeld te komen. Via schaalvragen en uitzonderingen (Was er ooit al een klein beetje van het wonder in jouw leven merkbaar?) wordt een eerste stap richting wonder ontworpen.
Een onduidelijk toekomstperspectief. Het doel is dat de jongere een duidelijk toekomstperspectief heeft. De jongere ontdekt zijn/haar eigen kracht en met behulp van de medewerker van Pel kan hij/zij zijn/haar leven weer richting geven, eigen keuzes maken en daar zelf verantwoordelijkheid voor nemen. Dat leidt ertoe dat de jongere zich (her)oriënteert op zijn/haar leven en voor zichzelf een nieuw toekomstperspectief ontwikkelt. De benadering is activerend, outreachend en toekomstgericht.
Verslavingsproblematiek. Het doel is dat de verslavingsproblematiek vermindert is. Het plaatsen van een jongere in een andere situatie kan opleveren dat een jongere vanuit een ander invalshoek naar zijn/haar leven/situatie kan kijken. Dit kan opleveren dat de jongere zich heroriënteert op zijn/haar leven en tot andere keuzes komt. Dit kan bv een keuze zijn om te stoppen of minderen met middelengebruik of hulp hiervoor te aanvaarden/zoeken. Dit effect kan optreden tijdens een plaatsing voor langere periode in het buitenland, maar ook tijdens een looptocht.
Een gebrek aan competenties. Het doel is dat de jongere meer competenties heeft om in het dagelijks leven te functioneren. In het woon/leer programma worden jongeren voor langere tijd in het buitenland geplaatst in een boerenbedrijf of in de horeca. Ze wonen een aantal maanden bij een Frans gezin. In het gezin draaien ze mee met de dagelijkse structuur. Vaardigheden als op tijd opstaan, persoonlijke hygiëne e.d. worden op deze manier aangeleerd, maar ook overleggen, communiceren en accepteren van autoriteit zijn vaardigheden die tijdens dit programma worden geleerd. Ook tijdens andere onderdelen van het programma zoals bv de looptocht worden competenties aangeleerd als op tijd opstaan, zorgen voor persoonlijk hygiëne, zelfstandig koken enz. De achterliggende theorieën hiervoor liggen geworteld in het sociaal competentiemodel welke onder andere is gebaseerd op de principes van de leertheorieën. (Bruininks, 2006; Slot en Spanjaard, 2004).
Onverwerkte zaken uit het verleden. Het doel is dat de jongere onverwerkte zaken uit het verleden een plekje heeft gegeven of bereid is om onverwerkte zaken te gaan verwerken bv door middel van therapie. Tijdens de programma’s van het Ervarend Leren worden jongeren in situaties
Module Programma Ervarend Leren – 24-uurs oudere jeugd
Pagina 16/27
geplaatst waarin ze geconfronteerd worden met eigen gedrag, waar ze op dat moment iets mee moeten doen. Deze confrontatie kan leiden tot het inzicht dat de jongere deze problematiek met zich mee draagt en dat hij/zij hier zelf (met hulp) mee aan de slag moet.
Onvoldoende inzicht in eigen gedrag. Het doel is dat de jongere meer inzicht heeft in eigen gedrag. De jongere wordt geplaatst in een andere situatie waar hij/zij op zich zelf aangewezen. De jongere heeft geen uitwegen en moet met zichzelf aan de slag. De jongere krijgt door te doen, te ervaren, dus door succeservaringen weer zelfvertrouwen. De jongere ontdekt zijn/haar eigen kracht en met behulp van de medewerker van Ervarend Leren kan hij/zij zijn/haar leven weer richting geven, eigen keuzes maken en daar zelf verantwoordelijkheid voornemen. Dat leidt ertoe dat de jongere zich (her)oriënteert op zijn/haar leven en voor zichzelf een nieuw toekomstperspectief ontwikkelt. De benadering is activerend, outreachend en toekomstgericht. De medewerkers werken met de ervaringscyclus die is gebaseerd op de leercyclus van Kolb (1984): concrete ervaringen (wat zie ik, wat maak ik mee, wat ervaar ik in de huidige situatie?); observatie en reflectie (wat roept het bij mij op, wat vind ik ervan, wat wil ik ermee?); vorming van abstracte begrippen en generalisatie (hoe kan ik de ervaringen en mijn gedachten erover gebruiken en hoe kan ik ze dusdanig abstraheren of in een model onderbrengen die bruikbaar is voor mijn -toekomstig- handelen?); toetsen van de begrippen in de nieuwe situatie (wat levert de nieuwe aanpak in de praktijk op?).
Werkzame factoren/mechanismen a. Omgeving Van der Ploeg (2011) geeft aan dat een onbekende omgeving de jongere dwingt om een nieuw evenwicht te vinden. De jongere kan niet op zijn oude gedragspatroon terugvallen, waardoor hij genoodzaakt is nieuw gedrag aan te leren. Tevens geeft Van der Ploeg aan dat ondanks dat de jongere niet staan te springen om zijn/haar vertrouwde wereld te verlaten, hij/zij de nieuwe omgeving vaak ervaart als een uitdaging en soms als een bevrijding. Ruikes (1994) benoemt hierbij dat er sprake moet zijn van een natuurlijke structuur, zodat de jongere teruggeworpen wordt op zichzelf en hierdoor weer leert te vertrouwen op zijn eigen kunnen en eigen verantwoordelijkheid. b. Overwinnen van barrières De jongeren die aan de PEL-projecten mee doen hebben vaak veel negatieve ervaring achter de rug. Dat maakt dat de jongeren vrijwel altijd gebukt gaan onder een negatief zelfbeeld. Succeservaringen zorgen voor positieve gevoelens bij de jongeren. Deze positieve gevoelens leveren een bijdrage aan het zelfbeeld van de jongeren. Deze succeservaringen moeten tijdens de PEL-projecten behaald worden door het uitvoeren van de opdrachten en de taken. Daarbij komen tegenslagen en frustraties bij het uitvoeren van taken voor. Deze mentale ervaringen kunnen eveneens gezien worden als belangrijke leermomenten. Op deze leermomenten kan de trainer de jongere steun tot doorzettingsvermogen aanbieden. Dit zijn de belangrijke momenten waarin de jongere zijn barrières kan overwinnen. Als de jongere deze ervaringen positief heeft afgerond, zichzelf heeft overwonnen, dan kan de eigenwaarde van de jongere versterkt worden. Omdat de jongeren in een andere omgeving terecht komen en andere mensen om zich heen hebben, kunnen zij vaak niet terugvallen in hun oude gedrag. Dit levert directe confrontaties op met het eigen disfunctionele gedrag en kan leiden tot het ontwikkelen van adequaat gedrag (Ruikes,1994). c. Keuzes maken en verantwoordelijkheid dragen Van groot belang tijdens de PEL-programma’s is het maken van keuzes en het dragen van verantwoordelijkheid. Door het uitvoeren van taken en opdrachten worden de jongeren uitgedaagd tot het nemen van initiatieven en het maken van keuzes. De jongeren worden gedwongen tot het maken van keuzes, waardoor er ook consequenties ontstaan. Doordat de jongeren eigen keuzes maken, leren ze om voor hun keuzes verantwoordelijkheid te dragen. Om jongeren keuzes te laten maken, is het belangrijk om duidelijkheid en realiteit te creëren. Dit is nodig omdat jongeren vaak niet geleerd hebben om te kiezen (Ruikes, 1994 en Van der Ploeg, 2011).
Module Programma Ervarend Leren – 24-uurs oudere jeugd
Pagina 17/27
d. Nieuwe ervaringen Zoals de term Ervarend Leren al aangeeft, is het belangrijk om nieuwe ervaring op te doen en vanuit deze nieuwe ervaringen ander gedrag aan te leren. Deze ervaringen moeten door de jongere fysiek te voelen zijn en zowel op emotioneel als mentaal vlak doorwerken (Ruikes, 2004). De nadruk ligt hierbij op het ervaren van het zelfstandig moeten functioneren. Hierdoor ervaren jongeren ook de consequenties van hun eigen gedrag. Van der Ploeg (2011) stelt dat de ervaringen in groepsverband en individueel geëvalueerd dienen te worden. Ook geeft hij aan dat het van essentieel belang is dat de trainer met behulp van de nieuwe ervaringen de jongere aanzet tot nadenken. e. Groepsverband Van der Ploeg geeft aan dat door het uitvoeren van taken in groepsverband de relatie onderling sterk vooruit zal gaan. Dit leidt tot meer initiatief, meer bewustwording en positieve gevoelens met betrekking tot de jongere zelf en de anderen. Bij de reflectie in Ervarend Leren wordt meestal gestart met de hele groep. Hierdoor leren de jongeren elkaar kennen en delen ze hun ervaringen. Binnen het Ervarend Leren worden de volgende fases in het groepsproces van de jongeren onderscheiden: de eerste fase is een oriëntatie. Hierbij is het de taak van de trainer om de jongeren kennis met elkaar te laten maken en om de groep bij elkaar te houden; in de tweede fase ontstaat er structuur in de groep. Jongeren weten van elkaar welke rol ieder aanneemt. Hierbij kan machtsstrijd ontstaan en houden jongeren elkaar nauwlettend in de gaten. De trainer moet hierbij continue in het oog houden wat de groepsdoelen zijn, de individuele doelen, en hoe de groepsdoelen aan het individuele doel kunnen bijdragen; in de derde fase ontstaat er sociale structuur, er is vertrouwdheid en intimiteit. De jongeren weten wat ze aan elkaar hebben; de vierde fase is de fase van elkaar loslaten en opnieuw oriënteren, hierbij nemen de jongeren afscheid van elkaar (Ruikes, 1994). Één van de belangrijkste leerervaringen in de groep is om conflicten met elkaar bespreekbaar te maken. f. Geborgenheid Veiligheid en geborgenheid zijn factoren die sterk gewaarborgd moeten worden door de trainer. Zeker wanneer een activiteit een uitdagende en soms risicovol kan worden beschouwd door de jongere, is het van essentieel belang dat de jongere in nood terug kan vallen op de trainer (Jellema, 2010). Veiligheid en geborgenheid tijdens de reflecties, waarin de jongere soms emotioneel en sociaal kwetsbaar is, zijn belangrijke factoren om een ervaringsleertraject goed te kunnen uitvoeren. Wanneer dit niet gebeurt is de kans aanwezig dat de jongere zich onvoldoende kwetsbaar kan opstellen. g. Leven in een snelkookpan Omdat de ervaringsleertrajecten vaak op een intensieve manier wordt uitgevoerd en de trainer voortdurend aanwezig is, wordt er in een relatief korte periode veel gevraagd van de jongere. De leiding kan direct op het handelen van de jongeren reageren en feedback geven. Hierdoor ontstaat een soort snelkookpaneffect. De druk wordt in korte tijd verhoogd, waardoor de problematiek van de jongere versneld naar buiten komt. h. Trainer Ervaringsleerprogramma’s stellen bepaalde eisen aan de trainer. De trainer moet niet alleen over theoretische kennis beschikken, maar ook over ervaring en vaardigheden in het begeleiden van jongeren (Johnson, 2009 en Ruikes, 1994). Van der Ploeg (2011) heeft de vaardigheden in twee categorieën verdeeld: Concrete en praktische vaardigheden, zoals de technische en fysieke ervaringen en kwaliteiten die je als trainer nodig hebt om de jongeren te kunnen ondersteunen in hun taken en activiteiten. De trainer is expert op zijn vakgebied (Hermanns, 2005 en Van der Ploeg 2011). Sociaal, emotionele vaardigheden. De trainer moet in staat zijn de ontwikkeling van de jongeren te herkennen en in kaart te brengen. Deskundige evaluatie is van essentieel belang om het veranderingsproces bij de jongeren in gang te zetten en hieraan sturing te kunnen geven (Van der Ploeg). Module Programma Ervarend Leren – 24-uurs oudere jeugd
Pagina 18/27
De trainer moet zich bewust zijn van zijn persoonlijke behoefte en de invloed hiervan. Deze behoeften kunnen volgens Johnson (2008) zowel positief als negatief een bijdrage leveren aan de gedragswijze van de jongeren en op het gehele traject (Hermanns 2005 en Johnson 2008). Van der Ploeg noemt een aantal persoonlijkheidskenmerken die een goede trainer hoort te bezitten: empathisch vermogen flexibel inzicht in sociale situaties betrokken energiek geduldig optimistisch acceptatie van de ander stressbestendig zelfkritisch authentiek enthousiast bestand tegen provocatie gevoel voor humor. i. Reflectie Reflectie wordt gezien als een belangrijk begrip binnen het ervaringsleren. Ruikes (1994) definieert reflectie als: “De verbindende schakel tussen oud gedrag, de ervaring van activiteiten in een nieuwe situatie en het toepassen van het geleerde in de dagelijkse praktijk’’. Er zijn verschillende manieren om reflectie te kunnen toepassen binnen programma’s die gericht zijn op Ervarend Leren: De ervaring spreekt voor zich: Hierbij is de ervaring/activiteit voldoende om bezig te gaan met gedragsverandering. Er vindt geen gesprek plaats tussen de jongere en de hulpverlener. In het uiterste geval geeft de hulpverlener enige uitleg; Spreken voor de ervaring: Hierbij wordt achteraf feedback gegeven door de hulpverlener. Deze feedback kunnen jongeren direct meenemen naar een volgende situatie; Debriefing: In een groepsdiscussie wordt een activiteit besproken en geëvalueerd en worden zowel de individuele als de groepsgedragingen ter discussie gesteld; Frontloading: Voorafgaand aan een activiteit wordt door de hulpverlener een aantal aandachtspunten/vragen meegegeven aan de jongere, waar hij tijdens de activiteit op moet letten; Framing: Hierbij worden ervaringen in een bepaalde context geplaatst, waarbij de concrete doelstellingen of opdracht in het dagelijks leven zorgen voor gedragsverandering; Indirecte frontloading: De jongere zoekt zelf naar een verband tussen zijn doelstelling, de activiteit, de ervaring en wat de opdracht kan opleveren. Dit vindt plaats in een algemene opdracht, waarbij de jongere zelf zijn koers bepaalt (Hermanns, 2005). j. Transfer De letterlijke vertaling van transfer is overdracht. In de methodiek Ervarend Leren houdt het transfertraject in dat de wijze waarop het geleerde in specifieke situaties tijdens de korte hulpverleningstrajecten overgedragen wordt naar de alledaagse praktijk van de jongere. De transfer wordt gezien als een van de meest beslissende aspecten uit de methodiek. Om de transfer te laten slagen kan er gebruik worden gemaakt van twee benaderingen: aandacht richten op de voorbereiding op een terugkeer naar de dagelijkse situatie én er kan gekozen worden voor het inlassen van een nazorgperiode (Van der Ploeg, 2011, pag. 52). Werken vanuit de benadering; voorbereiding op een terugkeer naar de dagelijkse situatie houdt in dat er tijdens het hulpverleningstraject vooruit wordt gekeken naar de dagelijkse praktijk waarnaar de jongere zal terugkeren. Hierbij wordt er veel gebruik gemaakt van reflecties. Dat zorgt ervoor dat de gedragingen nóg meer eigen gemaakt worden door de jongere, waardoor zijn nieuwe gedrag stand houdt in de situaties buiten het korte hulpverleningstraject. Bij het inlassen van een nazorgperiode krijgt de jongere begeleiding bij het verder oefenen van nieuwe gedragingen in de alledaagse praktijk. Volgens het handboek Jeugdzorg zijn er twee vormen van transfer die bij Ervarend Leren worden toegepast. Non-specifieke transfer: dit houdt in dat gedrag wordt aangeleerd dat in een andere situatie Module Programma Ervarend Leren – 24-uurs oudere jeugd
Pagina 19/27
wordt toegepast. Daarnaast transfer door gebruik van metaforen. Bij deze vorm wordt er door de hulpverlener gebruik gemaakt van metaforen om de verschillen tussen verschillende leersituaties te verkleinen (Hermanns, 2005). Verantwoording Wordt in een volgende module evaluatie beschreven.
6. Samenvatting onderbouwing Het betreft jongeren die op meerdere terreinen problemen ondervinden en onvoldoende grip op de situatie hebben om tot verandering bij zichzelf te komen. De jongere wordt geplaatst in een andere situatie waar hij/zij op zich zelf aangewezen, geen uitwegen meer heeft en met zichzelf aan de slag moet. De jongere krijgt door te doen, te ervaren, dus door succeservaringen weer zelfvertrouwen, ontdekt zijn/haar eigen kracht. Met behulp van de medewerker van Ervarend Leren kan hij/zij zijn/haar leven weer richting geven, eigen keuzes maken en daar zelf verantwoordelijkheid voornemen. Dat leidt ertoe dat de jongere zich (her)oriënteert op zijn/haar leven en voor zichzelf een nieuw toekomstperspectief ontwikkelt.
7. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking 7.1 Eisen ten aanzien van opleiding Ambulant Begeleider PEL Ervaringsleerprogramma’s stellen bepaalde eisen aan de trainer. De trainer moet niet alleen over theoretische kennis beschikken, maar ook over ervaring en vaardigheden in het begeleiden van jongeren deze vaardigheden zijn in twee categorieën verdeeld: ‐ Concrete en praktische vaardigheden. Onder concrete en praktische vaardigheden worden de technische en fysieke ervaringen en kwaliteiten verstaan, die je als groepsleider nodig hebt om de jongeren te kunnen ondersteunen in hun taken en activiteiten. ‐ Sociaal-emotionele vaardigheden. De begeleider moet in staat moet zijn de ontwikkeling van de jongeren te herkennen en in kaart te brengen. Deskundige evaluatie is van essentieel belang om het veranderingsproces van de jongeren in gang te zetten en hieraan sturing te kunnen geven (Van der Ploeg). Daarnaast zijn er een aantal persoonlijkheidskenmerken te benoemen die een goede trainer hoort te bezitten: ‐ Empathisch vermogen ‐ Flexibel ‐ Inzicht in sociale situaties ‐ Betrokken ‐ Energiek ‐ Geduldig ‐ Optimistisch ‐ Acceptatie van de ander ‐ Stressbestendig ‐ Zelfkritisch ‐ Authentiek ‐ Enthousiast ‐ Bestand tegen provocatie ‐ Gevoel voor humor 7.2 Eisen ten aanzien van overdracht en implementatie Er is geen handleiding of protocol voor overdracht of implementatie. 7.3 Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking De kwaliteit van de module wordt bewaakt aan de hand van de resultaten uit de prestatieindicatoren: doelrealisatie, cliënttevredenheid, reden beëindiging hulp en afname ernst problematiek. Module Programma Ervarend Leren – 24-uurs oudere jeugd
Pagina 20/27
Jeugdhulp Friesland voldoet aan de kwaliteitsnormen HKZ, hetgeen betekent dat de cliënt centraal staat en er continu gewerkt wordt aan het verbeteren van de hulpverlening. Daarnaast is er voor het Pel een structuur voor de kwaliteitsbewaking opgezet. Onderdeel van de kwaliteitsbewaking zijn het teamoverleg met casuïstiek overleg, rapportage en registratie. Teamoverleg Wekelijks vindt er een teamoverleg plaats waarin de ene week beleidsmatige zaken (uitvoeringsniveau) en de andere week casuïstiek besproken wordt. Tijdens de casuïstiekbespreking, die wordt begeleid door de gedragswetenschapper, worden jongeren besproken die in het buitenland zitten of die in het na traject zitten. Ook voorbereidingen voor looptochten en dagprogramma’s worden in dit overleg besproken. Het genogram en triades kunnen tijdens deze bijeenkomsten worden ingezet als visuele hulpmiddelen. Themadagen Meerdere malen per jaar worden themadagen georganiseerd om de methodiek scherp te houden en om nieuwe methodieken en vaardigheden te introduceren. Daarnaast volgen medewerkers aan de inhoud van het werk gerelateerde cursussen, workshops, symposia enz. Het Pel team is aangesloten bij een landelijk netwerk van pel organisaties. Hiervoor worden regelmatig bijeenkomsten en symposia georganiseerd. Doelrapportage Om de module Pel te kunnen starten is een verwijzing noodzakelijk. De module heeft een duur van maximaal 1 jaar. Als de verwijzing binnenkomt dan wordt z.s.m. een behandelovereenkomst opgesteld met de jongere/ het gezin. Na zes weken wordt een behandelplan opgesteld waarin lange termijndoelen van zijn vertaald in werkdoelen die SMART (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden) zijn opgesteld. Deze doelen worden na zes maanden geëvalueerd in een evaluatieverslag. In dit verslag worden ook doelen opgesteld voor de volgende periode. Dit kunnen doelen zijn die nog niet volledig behaald zijn, maar ook nieuwe doelen. Aan het einde van het traject wordt een eindverslag gemaakt waarbij gerapporteerd wordt op de lange termijndoelen en tevens wordt een exit-vragenlijst afgenomen. (Dit is een meetinstrument voor cliënttevredenheid dat wordt gebruikt binnen Jeugdhulp Friesland). 7.4 Kosten van de module Betrokken professionals Ambulant begeleider PEL Gedragswetenschapper Methodiekcoach
Verblijf: in Frankrijk en looptochten; nee bij individuele jongeren- of gezinsdagen Verzorgingskosten: ja Pleeggeld: nee Licentie: nee Training / opleiding: ja, zie 8.1 Specifiek materiaal: materiaal looptochten en outdoor, testmateriaal (o.a. verslavende middelen) overige kosten: o jaarprogramma Frankrijk - Cle de Voute o looptochten Polen - Tjeenz
8. Onderzoek naar de uitvoering van de module Er is geen onderzoek gedaan naar de uitvoering van de module.
Module Programma Ervarend Leren – 24-uurs oudere jeugd
Pagina 21/27
C. EFFECTIVITEIT
9. Nederlandse effectstudies 9.1 Studies naar de effectiviteit van de module in Nederland Er is geen Nederlands onderzoek naar de effectiviteit van de module. 9.2 Samenvatting Nederlandse effectstudies Niet van toepassing.
10. Buitenlandse effectstudies Er zijn geen studies die de effectiviteit van buitenlandse versies van de module aantonen.
Module Programma Ervarend Leren – 24-uurs oudere jeugd
Pagina 22/27
D. OVERIGE INFORMATIE
11. Toelichting op de naam van de module In de praktijk wordt meestal gesproken over het PEL. Dit staat voor: Programma Ervarend Leren.
12. Uitvoering (uitvoerende en/of ondersteunende organisaties en partners) De uitvoering vindt plaats bij Jeugdhulp Friesland. Voor het uitvoeren van de diverse programmaonderdelen worden verschillende locaties gebruikt. Voor de uitvoering van jaartraject Frankrijk wordt gebruik gemaakt van de Stichting Clé de Voûte, Cussy en Morvan, Frankrijk (www.cledevoute.nl). Voor elke jongere wordt in Frankrijk onderwijs ingezet conform de overeenkomst tussen Jeugdhulp Friesland en de Stichting Hoenderloo Groep. Het onderwijs wordt aangeboden door het Hoenderloo College en uitgevoerd door de dienst Leren op Afstand (LOA) die dit door middel van e-learning verzorgt.
13. Overeenkomsten met andere modules Er zijn in Nederland een aantal PEL-programma’s. De overeenkomst is dat ze allemaal een woon-leer programma in het buitenland hebben, zij het op verschillende locaties (o.a. Frankrijk, Tsjechië, Duitsland, België enz.). Het verschil tussen PEL Friesland en de andere PEL-programma’s is dat Friesland als enige dagprogramma’s en looptochten in Nederland organiseert.
Module Programma Ervarend Leren – 24-uurs oudere jeugd
Pagina 23/27
Aangehaalde literatuur Boszormenyi-Nagy,I. (2000) Grondbeginselen van de contextuele benadering, De Toorts. Bruininks, A.C. (2006) Orthopedagogisch groepswerk. Elzeviers gezondheidszorg, Maarssen. Gageldonk, A. van en Bartels, A: (1990) Evaluatieonderzoek in de jeugdhulpverlening. Leiden, COJ. GGzet Wetenschappelijk 2006 • jaargang 10 • nummer 2. Hermans, M. (2006). De kleine schrijfgids. Bussum: Coutinho. Hermmans, J. (2005). Handboek jeugdzorg. Jellema, M .(2010). Sociale vaardigheden leren door buitensport vaktijdschrift. Kimball, R.O. en St. Bacon (1989: the wilderness challenge model. In: Lyman, R. D., Prentice-Dunn, S. and Gabel, S.: Residential and inpatient treatment of children and adolescents. Plenum publishing Corporation. Van der Ploeg, J.D. (2011). Ervaringsleren: theorie en praktijk. Rotterdam: Lemniscaat b.v. Pont, S. Er zit systeem in…!. De introductie van een systeemtheoretisch model voor de jeugdhulpverlening. Pont, compagnon in communicatie, Amsterdam. Ruikes, T. (1994). Ervaren en leren: theorie en praktijk van ervaringsleren voor jeugdhulpverlening. Utrecht: uitgeverij SWP. N.W. Slot en H.J.M Spanjaard, (2004) Competentievergroting in de residentiële jeugdzorg, HB uitgevers, Baarn.
Module Programma Ervarend Leren – 24-uurs oudere jeugd
Pagina 24/27
Bijlage CAP-J CAP-J classificatieoverzicht (assen en rubrieken): Naam van de module: Onderdeel van het zorgprogramma:
PEL 24-uurs Oudere Jeugd
Legenda: X (probleem waar de module aan werkt), X! (probleem waar de module aan werkt, niet genoemd in de modulebeschrijving), C (contra indicaties of belemmerende factoren genoemd in de beschrijving), 0 (kenmerken van de doelgroep, genoemd in de moduleomschrijving maar de module is hier niet op gericht) ? (niet duidelijk, discussiepunt) richt zich op CAP-J Groep As A: Psychosociaal functioneren jeugdige A100 Emotionele problemen A101 Introvert gedrag A102 Angstproblemen A103 Stemmingsproblemen A200 Gedragsproblemen A201 Druk en impulsief gedrag A202 Opstandig gedrag en/of antisociaal gedrag A300 Problemen in de persoonlijkheid(sontwikkeling en identiteit(sontwikkeling) A301 Problemen met de competentiebeleving A302 Problemen in de gewetensvorming/morele ontwikkeling A303 Identiteitsproblemen A400 Gebruik van middelen/verslaving A900 Overige psychosociale problemen jeugdige A901 Problemen bij de verwerking van ingrijpende gebeurtenissen A902 Overmatige stress A903 Automutilatie A904 Andere problemen psychosociaal functioneren jeugdige CAP-J groep As B: Lichamelijke gezondheid, aan lichaam gebonden functioneren jeugdige B100 Lichamelijke ziekte, aandoening of handicap B101 Gehooraandoeningen B102 Oogaandoeningen B103 Spraakaandoening B104 Motorische handicap B105 (Chronische) lichamelijke ziekte B200 Gebrekkige zelfverzorging, zelfhygiëne, ongezonde levenswijze B201 Problemen met zelfverzorging en zelfhygiëne B202 Ongezonde levenswijze B203 Overgewicht B300 Aan lichamelijke functies gerelateerde klachten B301 Lichamelijke klachten B302 Voedings-/eetproblemen B303 Zindelijkheidsproblemen B304 Slaapproblemen B305 Groeiproblemen B306 Onverklaarbare lichamelijke klachten Module Programma Ervarend Leren – 24-uurs oudere jeugd
X 0 0 X X X X X
X X 0 X
0 0 0 0 0 0 0 0 Pagina 25/27
B900 Overige problemen lichamelijke gezondheid B901 Andere problemen lichamelijke gezondheid, aan lichaam gebonden functioneren jeugdige CAP-J Groep As C: Vaardigheden en cognitieve ontwikkeling jeugdige C100 Problemen in de cognitieve ontwikkeling C101 Problemen met schoolprestaties/leerproblemen C102 Aandachtsproblemen C103 Problemen verbandhoudend met hoogbegaafdheid C104 Problemen met het sociaal aanpassingsvermogen C200 Problemen met vaardigheden C201 Sociale vaardigheidsproblemen C900 Overige problemen vaardigheden en cognitieve ontwikkeling C901 Andere problemen cognitieve ontwikkeling jeugdige C902 Andere problemen vaardigheden jeugdige CAP-J groep AS D: Gezin en opvoeding D100 Ontoereikende kwaliteiten van de opvoeding D101 Ontoereikende opvoedingsvaardigheden D102 Problemen met ondersteuning, verzorging en bescherming kinderen D103 Pedagogische onwil D104 Onenigheid tussen ouders over opvoedingsaanpak D105 Problematische gezinscommunicatie D200 Problemen in de ouder-kindrelatie D201 Gebrek aan warmte in ouder-kindrelatie D202 Symbiotische relatie tussen ouder en jeugdige D203 Jeugdige in de rol van ouder (parentificatie) D204 Vijandigheid tegen of zondebok maken van jeugdige door de ouder D205 Problemen in de loyaliteit van jeugdige naar ouder D206 Problemen in de hechting van jeugdige aan ouder D207 Generatieconflict D208 Problemen door religieuze en/of culturele verschillen tussen ouder en jeugdige D209 Mishandeling ouder door jeugdige D210 Jeugdige weggelopen van huis D211 Jeugdige weggestuurd door ouders D300 Verwaarlozing, lichamelijke/psychische mishandeling, incest, seksueel misbruik van de jeugdige in het gezin D301 Jeugdige slachtoffer verwaarlozing D302 Jeugdige slachtoffer mishandeling D303 Jeugdige slachtoffer seksueel misbruik D400 Instabiele opvoedingssituatie D401 Problemen bij scheiding ouders D402 Problemen met omgangsregeling D403 Problemen met gezagsrelaties D404 Problemen die gepaard gaan met het samengaan van twee gezinnen/samengestelde gezinnen D405 Problematische relatie tussen ouders D406 Problematische relatie jeugdige met partner opvoeder D407 Problematische relatie (stief)broers/zussen D500 Problemen van ouder D501 Negatieve jeugdervaring/traumatische ervaring ouder Module Programma Ervarend Leren – 24-uurs oudere jeugd
0
X X X X X X X
X X X X X X X X X X X X X X X X
X X X 0 0 X X 0 X X 0 Pagina 26/27
D502 Problemen met werkloosheid ouder D503 Problemen bij zwangerschap of bevalling D504 Moeilijke start ouderschap D505 Gezondheidsproblemen of handicap/invaliditeit ouder D506 Antisociaal gedrag ouder D507 Gebruik van middelen/verslaving ouder D508 Pleger seksueel misbruik D509 Overmatige stress ouder D510 Psychische/psychiatrische problematiek ouder D600 Problemen van ander gezinslid D601 Gezondheidsproblemen of handicap/invaliditeit ander gezinslid D602 Antisociaal gedrag ander gezinslid D603 Gebruik van middelen/verslaving ander gezinslid D604 Psychische/psychiatrische problematiek ander gezinslid D700 Problemen in het sociaal netwerk gezin D701 Problemen in de familierelaties (niet het gezin) D702 Gebrekkig sociaal netwerk gezin D800 Problemen in omstandigheden gezin D801 Problemen met huisvesting D802 Financiële problemen D803 Problemen met hulpverleners of (vertegenwoordigers van ) instanties D804 Problematische maatschappelijke positie gezin als gevolg van migratie D900 Overige problemen gezin en opvoeding D901 Andere problemen gezin en opvoeding CAP-J Groep As E: Jeugdige en omgeving E100 Problemen op speelzaal, school of werk E101 Problematische relatie met leerkracht, werkgever of leidinggevende/problemen met hiërarchische relatie E102 Problematische relatie met medeleerlingen, collega’s of groepsleden E103 Motivatieproblemen op school of werk (onder andere spijbelen) E104 Van school gestuurd E105 Problemen met school-, studie- of beroepskeuze of vakkenpakket E106 Problemen met werkloosheid jeugdige E107 Problemen met speelzaal, schoolorganisatie of onderwijsstijl, arbeidsorganisatie E200 Problemen met relaties, vrienden, sociaal netwerk en vrije tijd E201 Problemen met vrijetijdsbesteding E202 Problemen met verliefdheid/liefde en relaties E203 Problematische relatie met leeftijdgenoten (onder andere gepest worden buiten school/werk) E204 Gebrekkig sociaal netwerk jeugdige E205 Risicovolle vriendenkring (antisociaal gedrag, gebruik middelen) E300 Problemen in omstandigheden jeugdige E301 Problemen met zelfstandige huisvesting jeugdige E302 Financiële problemen jeugdige E303 Problemen van jeugdige met hulpverleners of (vertegenwoordigers van) instanties E304 Problematische maatschappelijke positie jeugdige (onder meer als gevolg van migratie) E305 Problemen jeugdige met justitiële instanties E900 Overige problemen omgeving jeugdige E901 Andere problemen jeugdige en omgeving
Module Programma Ervarend Leren – 24-uurs oudere jeugd
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 X X 0 0 0 0 0
X X X X X X X X X X X X X X X X X x
Pagina 27/27