Methodische onderbouwing individuele trajecten Ervarend Leren
Wouter Novak Ellen Fleurke Los Caminos
The only source of knowledge is experience. Albert Einstein
Methodische onderbouwing individuele trajecten Ervarend Leren Inleiding en achtergrond De Duitse sociaal pedagoog Kurt Hahn (1886 – 1974) wordt gezien als de grondlegger van de hulpverleningsmethodiek Ervarend Leren. Zijn belangrijkste uitgangspunt was dat deelnemers zichzelf ontdekken door het opdoen van ervaringen. Deze ervaringen dragen bij aan de opvoeding die gericht is op de ontwikkeling van de gehele persoonlijkheid van de deelnemer, zowel sociaal, emotioneel, cognitief, fysiek als moreel. Er zijn meerdere vormen van Ervarend Leren, zoals de survivaltocht, de vaartocht, woonwerkproject, time-outproject, outdooractiviteiten als onderdeel van een hulpverleningsprogramma en individuele trajecten (Hermanns, 2005). Deze methodische onderbouwing richt zich op deze individuele trajecten. Onder individuele trajecten wordt verstaan: ‘intensieve trajecten, waarbij met de deelnemer een survivaltocht wordt afgelegd, die hoge fysieke en mentale eisen stelt. De fysieke activiteiten bestaan bijvoorbeeld uit lopen, fietsen, klimmen, kajakken enzovoort, de mentale activiteiten uit reflectiegesprekken en het schriftelijk vastleggen van plannen’. Learning is the process whereby knowledge is created through the transformation of experience (Kolb, 1984). De trajecten worden uitgevoerd op basis van de ervaringsleercyclus. Deze cyclus is gebaseerd op de leercyclus van Kolb (1984):
Toelichting van de diverse stappen in de cyclus: -
-
Concrete ervaringen (wat zie ik, wat maak ik mee, wat ervaar ik in de huidige situatie). Observatie en reflectie (wat roept het bij me op, wat vind ik ervan, wat wil ik ermee). Vorming van abstracte begrippen en generalisatie (hoe kan ik de ervaringen en mijn gedachten/ideeën erover gebruiken en hoe kan ik ze dusdanig abstraheren of in een model onderbrengen die bruikbaar is voor mijn handelen). Toetsen van de begrippen in de nieuwe situatie (wat levert de nieuwe aanpak in de praktijk op) (Ruikes, 1994).
Het is niet altijd nodig met een concrete ervaring (bovenaan de cirkel), dat wil zeggen het aan den lijve ondervinden van situaties en interacties met anderen, te beginnen. Wel kun je stellen dat je begint met ervaren en dat ervaren mede daarom het natuurlijke begin van het leren is. Ook is het bekend dat bij jeugdigen in de jeugdzorg het starten met concrete ervaringen het meest effectief is om de leercyclus in gang te zetten (Ruikes, 1994). Basisdoelstellingen Het doel van de individuele trajecten op basis van de Ervarend Leren methodiek is -
het verbeteren van sociale vaardigheden, het opbouwen van zelfstandigheid, verantwoordelijkheid nemen, zelfvertrouwen opbouwen, het kunnen omgaan met grenzen, zelf grenzen aangeven, het versterken van de persoonlijke identiteit. Voorbereiding traject
In samenwerking met de deelnemer wordt een plan gemaakt, met als doel de verbetering van de volgende leefgebieden, op basis van het 8-fasenmodel (Leeuwen-den Dekker, 2004): -
Sociaal functioneren (relatie met familie, vrienden, hulpverlener(s), evt. justitie), Psychisch functioneren (‘welbevinden’ deelnemer, inclusief eventueel psychiatrisch ziektebeeld en verslavingsgedrag), Huisvesting (woonsituatie), Dagbesteding (scholing/studie, werk, vrijetijdsbesteding), Financiën (financiële situatie van de deelnemer en bestedingspatroon), Zingeving (datgene wat de deelnemer motiveert om te leven, bijvoorbeeld een levens- of geloofsovertuiging), Lichamelijk functioneren (fysieke gesteldheid van deelnemer, zelfzorg), Praktisch functioneren (huishoudelijke en technische vaardigheden, taalvaardigheden).
Er wordt aan de hand van deze leefgebieden aandacht besteed aan zelfontplooiing op basis van de volgende uitgangspunten: -
Participatie, Empowerment (versterken van zelfcontrole), Strength based benadering (richten op de kwaliteiten van de deelnemer). Uitvoering traject
Bij de aangeboden trajecten op basis van de hulpmethodiek Ervarend Leren zullen een serie activiteiten worden georganiseerd die tot doel hebben de leerontwikkeling van de deelnemer zo optimaal mogelijk te stimuleren. De trajecten duren globaal 8 weken. De activiteiten zullen, afhankelijk van de hulpvraag en de competenties van de deelnemer, bijvoorbeeld bestaan uit lange afstanden wandelen, fietsen, kajakken, of een andere buitensportactiviteit. Activiteitenblokken van globaal 10 dagen worden afgewisseld met korte blokken van werken bij een boer of een kleinschalige camping. Gedurende het hele traject zal de deelnemer overnachten in een eenpersoonstent. De trajecten zijn één-op-één of één-op-twee, dus één begeleider met één of twee deelnemers. Reflectie traject Reflectie is een essentieel onderdeel van de trajecten. Iedere dag zal de deelnemer aan de hand van vragen van de begeleider tot reflectie worden aangezet. Dit gebeurt zowel mondeling als schriftelijk in een logboek. Voorbeelden van vragen kunnen zijn: -
Wat wilde je bereiken (in het eerder opgestelde plan) en is dit gelukt? Hoe was de samenwerking? Hoe was de communicatie? Wat ging er goed? Wat kan verbetering gebruiken?
Aan het einde van het traject zullen zowel de begeleider als de deelnemer een uitgebreide reflectie geven op de afgelopen periode.
Bronvermelding Hermanns, J. C. (2005). Handboek jeugdzorg: methodieken van programma's, Volume 2. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Kolb, D. (1984). Experiential learning. Experience as the source of learning and development. Englewood Cliffs, NJ, USA: Prentice-Hall. Leeuwen-den Dekker, P. v. (2004). Het 8-fasenmodel, planmatig werken in de maatschappelijke opvang. Utrecht: NIZW. Ruikes, T. (1994). Ervaren en leren. Theorie en praktijk van het ervaringsleren voor jeugdhulpverlening, jeugdbescherming en jeugdwerk. . Utrecht: SWP. Vries, D. d. (1996). Overlevingstrektocht als begeleidingsmiddel: voettrektochten – doelstellingen. W. Hellinckx (red.): Kwaliteit in de hulpverlening met betrekking tot kinderen met psychosociale problemen. Leuven/Amersfoort, Acco , 225-227.