•
*
*
• • •
• • •
* *
*
ONDERWIJS, OPLEIDING EN JEUGDZAKEN
PROGRAMA LEONARDO DA VINCI Vademecum
EUROPESE COMMISSIE
Nog veel meer gegevens over de Europese Unie vindt u op Internet via de Europaserver (http://europa.eu.int.).
Bibliografische data bevinden zich aan het einde van deze publikatie. Luxemburg: Bureau voor officiële publikaties der Europese Gemeenschappen, 1996 ISBN 92-827-8823-7 © EGKS-EG-EAG, Brussel · Luxemburg, 1996 Overneming toegestaan. Printed in Germany
Mededeling van de Commissaris Tezamen met onderwijs en onderzoek vormt de b e r o e p s o p l e i d i n g een e l e m e n t van deze onontbeerlijke immateriële investering die in het Witboek "Groei, concurrentievermogen en werkgelegenheid" zo treffend is omschreven en die het de ondernemingen en de werknemers mogelijk moet maken de steeds snellere technologische veranderingen te beheersen - en n i e t te o n d e r g a a n . H e t L E O N A R D O programma tendeert in deze richting. Daarvan getuigt in het bijzonder de prioritaire aandacht die het besteedt aan de levenslange scholing, die een politieke doelstelling dient te zijn en een b r o n v a n i n s p i r a t i e v o o r de n a t i o n a l e beleidslijnen, en niet alleen maar een model voor enkele op zichzelf staande experimenten. Z o n d e r in d e v e r a n t w o o r d e l i j k h e d e n v a n d e L i d - S t a t e n o p h e t g e b i e d v a n d e beroepsopleiding te t r e d e n wil LEONARDO de kwaliteit en de vernieuwing van de nationale stelsels aanmoedigen. Een kwaliteitsopleiding moet ten goede komen aan de o n d e r n e m i n g e n , die aldus de innovaties en technologische ontwikkelingen zo goed mogelijk k u n n e n b e n u t t e n . Zij moet eveneens de m a n n e n en vrouwen, die nieuwe bevoegdheden en nieuwe know-how verwerven, een vak bieden. Zij moet vooral een kans geven aan allen die in de traditionele onderwijstelsels er niet in geslaagd zijn een plaats in de samenleving te verwerven, h u n capaciteiten te laten blijken en zich te ontplooien. LEONARDO is eveneens een Europees samenwerkingsprogramma dat op reeds met succes b e k r o o n d e experimenten steunt. Europa maakt immers een verrijking van de kwalificatie mogelijk door het verkeer in de ruimte, dwars door rijke en uiteenlopende c u l t u r e n e n p r a k t i j k e n h e e n . D a a r v a n g e t u i g e n bij v o o r b e e l d de s t e u n d i e d e Gemeenschap heeft gegeven aan de opleiding van de bestuurders van Eurostar, de trein die onder Het Kanaal door gaat, of ook, in een andere gedachtenwereld, de steun die is verleend aan de uitwisselingen van jonge leerlingen tussen verscheidene landen in het kader van de operatie Sesam. D o o r h i e r v e r n i e u w e n d e en m o d e l p r o j e c t e n , d a a r u i t w i s s e l i n g s p r o g a m m a ' s transnationale plaatsingen in ondernemingen te steunen legt LEONARDO het accent d e r i j k d o m van de E u r o p e s e o p l e i d i n g s p a r t n e r s c h a p p e n d o o r alle a c t o r e n op b e t r o k k e n g e b i e d e n , in h e t b i j z o n d e r de sociale p a r t n e r s , bijeen te b r e n g e n . G e m e e n s c h a p is t e v e n s e e n b e v o o r r e c h t e p l a a t s v o o r d e c o n s t r u c t i e v a n informatiemaatschappij - maar wij weten ook dat de informatiemaatschappij eerst vooral een opleidingsmaatschappij is. Daarom kent LEONARDO een prioritair belang aan de opleidingsacties die op deze nieuwe technologieën een beroep doen.
en op de De de en toe
L E O N A R D O bewijst, evenals het nieuwe o n d e r w i j s p r o g r a m m a SOCRATES, dat de Europese Unie een waardevolle steun verleent aan het opzetten van een opleiding die aan de eisen van een wereld in snelle ontwikkeling is aangepast. ~ Edith Cresson
HET LEONARDO DA VINCI-PROGRAMMA - EEN OVERZICHT Het LEONARDO DA VINCI-programma voor beroepsopleiding bestrijkt de periode van 1 januari 1995 tot en met 31 december 1999 en bouwt voort op de programma's PETRA, FORCE, EUROTECNET en COMETT, en op delen van het LINGUA-programma en het IRIS-netwerk. LEONARDO zal acties in de Lid-Staten van de Europese Unie (EU) ondersteunen en aanvullen, met het doel de kwaliteit van het opleidingsbeleid en de opleidingspraktijk te verbeteren en het vermogen tot vernieuwing te stimuleren. LEONARDO zal transnationale samenwerking bevorderen en de in heel Europa beschikbare ervaring samenbrengen om vernieuwende benaderingen op het gebied van opleidingsmethoden, opleidingsinhoud en opleidingsmateriaal te ontwikkelen. LEONARDO stelt een gemeenschappelijk kader van doelstellingen op voor actie op communautair niveau met het doel de initiatieven voor beroepsopleiding in de Lid-Staten te vervolledigen. Het stelt ook een reeks praktische maatregelen voor om bij te dragen tot de verwezenlijking van die doelstellingen. LEONARDO zal steun verlenen aan maatregelen betreffende: • de verbetering van opleidingsstelsels en -regelingen in de Lid-Staten; • de verbetering van beroepsopleidingsmaatregelen, met inbegrip van samenwerking tussen hoger onderwijs en bedrijfsleven; • de ontwikkeling van talenkennis en de verspreiding van vernieuwende opleidingsmethoden. Op deze terreinen zullen de volgende maatregelen ondersteund worden: • proefprojecten voor de ontwikkeling van nieuwe benaderingen, nieuwe inhoud en nieuw materiaal; • stage- en uitwisselingsprogramma's; • analyses en onderzoeken betreffende problemen en andere onderwerpen in verband met beroepsopleiding; • verspreidingsprojecten en -netwerken; • de ontwikkeling van open en afstandsonderwijs. LEONARDO staat open voor partnerschappen van alle actief bij beroepsopleiding betrokken partijen: ondernemingen, de sociale partners (op nationaal en Europees niveau), universiteiten, overheidsinstellingen, openbare en particuliere organen en aanbieders van opleidingen in de Europese Unie (EU) en de Europese Economische Ruimte (EER). Het is de bedoeling dat LEONARDO, indien overeenstemming bereikt kan worden over de procedures en de financiering, ook opengesteld zal worden voor organisaties in de geassocieerde landen van Midden- en OostEuropa, en voor Cyprus en Malta.
LEONARDO DA V INCI een nieuw beleid inzake beroepsopleiding voor de Unie Samenvatting Op 6 december 1994 heeft de Raad van de Europese Unie het L EONARDO da Vinci programma goedgekeurd, een communautair programma voor de ontwikkeling van een beleid van de Europese Gemeenschap inzake beroepsopleiding (de volledige tekst van het Besluit van de raad is verschenen in het ΡBEG, L /340 van 29 december 1994). Dit programma, dat is vastgesteld voor een periode van vijf jaar (19951999), heeft vooral lot doel de ontwikkeling van vernieuwend beleid en vernieuwende acties in de L idStaten te ondersteunen, door het bevorderen van door transnationale partnerschappen uitgevoerde projecten en andere activiteiten, waarbij verschillende typen actoren op opleidingsgebied betrokken zijn. De ambitie van het programma is erop gericht technologische en industriële ontwikkelingen en van de effecten daarvan op de organisatie van het werk en het concurrentievermogen van de ondernemingen te beheersen. De beroepsopleiding dient de beroepen van morgen voor te bereiden, de ontwikkelingen te anticiperen, nieuwe wegen en methoden te ontwikkelen, voor te bereiden en in de praktijk te beproeven.
f. - Waarom Programma? •
het
LEONARDO-
In de jaren 80 heeft de Europese Gemeenschap een aantal acties en programma's op het gebied van de beroepsopleiding gelanceerd. Dit met het doel beleidsmaatregelen te ontwikkelen en uit te voeren die aansluiten bij de dagelijfae zorgen van onze medeburgers. Hierbij speelt de beroepsopleiding natuurlijk een zeer belangrijke rol. Daarom zijn aan het einde van de jaren 80 een aantal programma's betreffende opleiding goedgekeurd, elk met een duidelijke doelstelling: PETRA (initiële opleiding), FORCE (voortgezette opleiding), COMETT (samenwerking universiteitenondernemingen) en
EUROTECNET (het bevorderen van kwalificaties die verband houden met de technologische vernieuwingen). •
Door de parallelle tenuitvoerlegging van al deze programma's kwam echter de globale strategie en de samenhang van het beleid van de Gemeenschap inzake de beroepsopleiding niet duidelijk tot uiting. Het Verdrag van Maastricht is in dit verband een beslissende stap geweest. In artikel 127 wordt de strategie nader aangegeven; dit artikel bepaalt dat de Gemeenschap, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de L id Staten voor de inhoud en de opzet van de beroepsopleiding, een beleid ten uitvoer legt dat de activiteiten van de L idStaten ondersteunt en aanvult.
Het L EONARDOprogramma is de eerste concrete uiting van de wil van de Europese Unie om zich na de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Maastricht te wapenen met een beroepsopleidingspolitiek die beantwoordt aan deze strategie. LEONARDO sluit aan bij het Witboek over groei, concurrentievermogen en werk gelegenheid, waarin benadrukt werd dat de beroepsopleiding een essentiële factor is bij de bestrijding van de werkloosheid en de versterking van het 'concurrentievermogen van de Europese ondernemingen. Ook in de plannen van de L idStaten voor het beantwoorden aan de economische en sociale uitdagingen van morgen speelt de beroepsopleiding een centrale rol. De conclusies van de Europese Raad in Essen gaan trouwens ook in die richting wat betreft het bepalen van meerjaren plannen voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid in de L idStaten. De goedkeuring van L EONARDO betekent ook de voltooiing van de rationalisatie van de communautaire acties op het gebied van de beroepsopleiding en verschaft de noodzakelijke basis voor een optimaal gebruik van de resultaten daarvan. Dank zij L EONARDO zullen de succesvolle initiatieven in het kader van de communautaire programma's COMETT, PETRA, FORCE en EUROTECNET, en van het IRIS netwerk, niet alleen zonder onderbreking voortgezet kunnen worden, maar zullen er ook nieuwe dimensies aan toegevoegd worden.
II. - De geest van het LEONARDOProgramma Het actieprogramma L EONARDO respecteert de eigen aard van de opleidingsstelsels van de Lid Staten. De doekteüing κ niet het harmoniseren van de diploma's of van de opleidingsvoorzieningen, maar het bevorderen van projecten die een bijdrage kunnen leveren aan de verbetering van de kwaliteit en het innovatievermogen van de beroepsopleidingen in Europa. Het L· de bedoeling dat LEONARDO een "meerwaarde" toevoegt aan de nationale opleidingssteheh door de waardevobte elementen van ieder stelsel te bevorderen en door te geven, en door de transnationale samenwerking tussen actoren en initiatiefnemers uit verschillende LidStaten te bevorderen. Een van de centrale ideeën van LEONARDO b het "levenslang leren". De initiële en de voortgezette opleiding mogen niet hnger afzonderlijke fasen van de ontwikkeling van het individu zijn. Beide dienen op te gaan in een alomvattend concept van opleiding als een continu proces, dat zowel op de persoonlijke ontplooiing van het individu als op zijn integratie en ontwikkeling in het beroepsleven gericht is. LEONARDO is een actieprogramma voor de ontwikkeling van een beleid van de Europese Gemeenschap inzake beroepsopleiding. Dit beleid hangt echter nauw samen met de andere prioriteiten van de Europese Unie, op de eerste plaats met het onderwijs en het SOCRATESprogramma. Ook zijn er duidelijke verbanden tussen opleiding, onderzoek en ontwikkeling, en met het beleid inzake sociale en economische samenhang. Tenslotte vormt de beroepsopleiding ook een uiterst nuttig instrument ter bevordering van de regionale ontwikkeling. LEONARDO streeft naar een grote coherentie tussen het beroepsopleidingsbeleid van de Gemeenschap en de andere communautaire politieken waarvoor de waardering van menselijk kapitaal een essentieel succeselement is. Het programma zal een bijdrage leveren tot de versterking van het industriële concurrentievermogen van de Gemeenschap, tot de verwezenlijking van de informatiegemeenschap, tot het streven naar economische groei die tot meer werkgelegenheid leidt, tot de aanpassing aan de veranderingen in de industrie, ook ten behoeve van KMO's en ambachtelijke bedrijven, tot de versterking van economische en sociale samenhang in de Gemeenschap en de bevordering van gelijke kansen, tot de ontwikkeling van een actief Europees burgerschap, tot de versterking van de capaciteit inzake onderzoek en ontwikkeling en tot de
ontwikkeling van een beleid voor samenwerking met derde landen, met name met de landen in Midden en OostEuropa, Cyprus en Malia.
III. - De maatregelen van LEONARDO
in het leader
Teneinde de beroepsopleiding op communautair niveau, met inbegrip van beroepsorientering, te bevorderen voorziet het L EONARDO da Vinciprogramma in drie typen maatregelen: •
het opzetten en verwezenlijken van transnationale proefprojecten betreffende bijvoorbeeld de ontwikkeling van gemeenschappelijke opleidingsmodules, de aanpassing van inhouden en methoden, de opleiding van opleiders, het anticiperen van de behoeften en het bevorderen van de talenkennis;
•
het uitvoeren van transnationale programma's voor stages en uitwisselingen waardoor verschillende doelgroepen (jongeren die een initiële opleiding volgen, studenten en pas afgestudeerden, personeelsfunctionarissen) een deel van hun opleiding in een andere LidStaat kunnen volgen, en waardoor opleiders en opleidingsdeskundigen de kwaliteit van hun werk kunnen verbeteren;
•
de ontwikkeling van de kennis op het gebied van de beroepsopleiding door middel van enquêtes en analyses op communautaire schaal, bijvoorbeeld betreffende het anticiperen van de behoeften, de transparantie van de kwalificaties, nieuwe typen leerlingwezen en opleidingen, de kwaliteit, de investeringen in opleidingen, de stimulansen tot het volgen van opleidingen en statistieken over het aanbod, de financiering en de begunstigden (deelnemers).
LEONARDO zal een "Europees vernieuwingslaboratorium" zijn, in het bereik van beroepsopleiding, door het geven van een extra dimensie aan de akties van de L idStaten. Operatoren en actoren uit verschillende landen en stelsels zullen hun kennis en ervaring kunnen uitwisselen om nieuwe benaderingen op het gebied van de beroepsopleiding te ontwikkelen, zowel wat betreft de inhoud als de methoden, anticipatie en evaluatie, de instrumenten en het materiaal.
IV. - Kenmerken van de door LEONARDO te financieren projecten De in het kader van LEONARDO uitgevoerde acties zullen een Europese dimensie bezitten. Andere gemeenschappelijke kenmerken zullen zijn:
•
Hoofdstuk I : een herhaling van de uitdaging van de veranderingen in de nieuwe socio-economische context en de gunstige voorwaarden die geschapen worden door de economische heropleving;
•
Hoofdstuk II : de grote lijnen van de extra dimensie van LEONARDO;
•
Hoofdstuk III : een korte beschrijving van de maatregelen en acties voor de ontwikkeling van de communautaire acties;
•
de bijdrage van de projecten aan de verwezenlijking van het gemeenschappelijk kader van doelstellingen en de prioriteiten van het programma;
•
het transnationale karakter: aan iedere actie zullen initiatiefnemers en actoren uit meerdere Lid-Staten of andere deelnemende landen deelnemen.
•
Hoofdstuk IV : een definitie van de complementariteit en de samenhang met de andere programma's en strategische beleiden van de Gemeenschap;
Bovendien dienen de projecten gericht te zijn op het bevorderen van:
•
Hoofdstuk V : de voorwaarden voor de tenuitvoerlegging, de selectie en de beslissingen.
•
de pluraliteit van de actoren: de acties zullen worden uitgevoerd door partnerschappen of netwerken van uiteenlopende actoren, zoals overheden, ondernemingen, opleidingsinstellingen, de sociale partners, universiteiten, scholen, enz.;
•
de transversaliteit tussen opleidingsgebieden, om het opheffen van de afscheidingen tussen de acties te bevorderen en de overdracht van vernieuwingen te vergemakkelijken;
•
het anticiperen van de behoeften en de verspreiding van vernieuwingen.
V. · De tenuitvoerlegging LEONARDO
van
De initiatiefnemers zullen hun projecten kunnen indienen, in de vorm en volgens de procedure zoals aangegeven in de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen. De vorm en de procedures worden verkfóard in een "Gids voor initiatiefnemers". Deze Gids zal weldra verschijnen.
VI. - Hef VADEMECUM In het Vademecum worden de beleidsdoelstellingen en de uitgangspunten van de operationele tenuitvoerlegging van het LEONARDO-programma toegelicht, er mee rekening houdend dat de verschillende delen van het programma zich zowel tot de LidStaten van de Europese Unie als tot de landen van de EER lichten:
De tenuitvoerlegging van LEONARDO zal kunnen genieten van de specifieke bijdrage van CEDEFOP (Europees Centrum voor de Ontwikkeling van de Beroepsopleiding). Dit Vademecum zal vervolledigd worden op operationeel gebied door een "Gids voor Initiatiefnemers" dat in detail de door LEONARDO gesteunde maatregelen voor alle delen en de procedures voor het indienen van voorstellen zal aangeven.
INHOUD INLEIDING
alinea
VERANDERING ALS UITDAGING 1.
De omvang van de verandering
2.
De noodzaak van verbetering van het beleid en de praktijk
3
Pagina 1
1-2
1
inzake beroepsopleiding
3-6
2
Het beantwoorden van de uitdaging
7-0
3
II. LEONARDO: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EEN COMMUNAUTAIR BELEID
4
1.
De rol van LEONARDO
10-15
4-5
2.
Het gemeenschappelijke kader van doelstellingen
16-19
5-6
III. DE COMMUNAUTAIRE MAATREGELEN IN HET KADER VAN LEONARDO 1.
De actieterreinen van LEONARDO
2.
De Europese dimensie van LEONARDO en de
7 20-22
7-8
23-26
8-13
27
14
Socrates
28-31
14
De Structuurfondsen en de communautaire Initiatieven
32-33
15
34-35
15
geschikheidscriteria voor de projecten
IV. DE SAMENHANG EN COMPLEMENTARITEIT MET ANDERE COMMUNAUTAIRE ACTIES 1
Inleiding
2.
De complementariteit met andere communautaire acties
Het vierde Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling 3
V.
16
De complementariteit van de beleiden Gelijke kansen
36
16
De regionale en lokale ontwikkeling
37
16
De sociale dialoog
38
16
Steun voor de landen van Midden- en Oost-Europa, Cyprus en Malta
39
16
40-44
17-18
45
18-19
46-48
20-22
DE TENUITVOERLEGGING VAN LEONARDO 1.
De selectieprocedures in het kader van LEONARDO
2.
De financiële ondersteuning
3.
De mechanismen en structuren voor de tenuitvoerlegging in de Lid-Staten en de landen van de E.E.R.
Bijlage: Lijst van contactpunten
23-24
I.
VERANDERING ALS UITDAGING
1.1
De context
1. De Lid-Staten van de EU streven naar meer samenwerking bij de ontwikkeling van een beleid inzake onderwijs en opleiding, evenals naar de samenwerking met de sociale partners. Dit dynamische proces van samenwerking op Europese schaal is gebaseerd op de vaste overtuiging dat d e bevolking van Europa door deze nauwe samenwerking de noodzakelijke kennis en deskundigheid kan verwerven om het hoofd te bieden aan een toekomst die gekenmerkt wordt d o o r nieuwe en i n g r i j p e n d e sociale, technologische en economische ontwikkelingen. De uitdaging waarvoor wij staan, is het adequaat reageren op deze v e r a n d e r i n g e n , zodat het huidige economische herstel (zoals benadrukt werd door de Europese Raad te Essen) vertaald kan w o r d e n in een d u u r z a m e e c o n o m i s c h e groei m e t een e v e n r e d i g e t o e n a m e van de werkgelegenheid, gebaseerd op een competitieve economie en een actieve sociale dimensie. 2. De c o n t e x t waarin de G e m e e n s c h a p g e c o n f r o n t e e r d w o r d t met de u i t d a g i n g e n van de opleiding werd d o o r verscheidene C o m m u n a u t a i r e centra b e s t u d e e r d . De analyse van de Commissie van deze context en de gevolgen ervan voor de opleiding wordt hierna voorgesteld. Het opleidingsniveau van de werkende bevolking speelt een belangrijke rol bij de economische groei en er is een duidelijk verband tussen een laag opleidingsniveau en werkloosheid. Om een effectieve bijdrage te kunnen leveren moeten het beleid en de praktijk echter reageren op de eisen die de veranderende situatie stelt, met name: •
een andere arbeidsmarkt Tegen het jaar 2000 zal de gemiddelde leeftijd van de werkenden duidelijk gestegen zijn, evenals het aantal werkende vrouwen. Meer dan de helft van de werkgelegenheid in de t w e e v o o r n a a m s t e g r o e i s e c t o r e n (de h a n d e l e n a n d e r e - v o o r a l p e r s o o n l i j k e dienstverlening) zal d o o r kleine en m i d d e l g r o t e o n d e r n e m i n g e n (KMO's) g e b o d e n worden. Bovendien zullen de banen van de toekomst anders zijn. In haar werkzaamheden over de nieuwe bronnen van werkgelegenheid noemt de Commissie zestien sectoren waaid e w e r k g e l e g e n h e i d g r o e i t , w a a r o n d e r p e r s o o n l i j k e d i e n s t v e r l e n i n g , h e t milieu (afvalverwerking, strijd tegen d e vervuiling), restauratie van het cultureel erfgoed, toerisme, plaatselijk vervoer en de audiovisuele sector.
•
de noodzaak van verbetering van de inzetbaarheid en van de sociale samenhang De t r e n d gaat in d e r i c h t i n g van m e e r b a n e n voor b e t e r g e s c h o o l d e n . H e t a a n t a l technische en andere gekwalificeerde banen steeg tussen 1983 en 1991 met meer dan 2,5% per jaar, terwijl de totale werkgelegenheid met 1% steeg. De eerstgenoemde categorie nam tijdens de recessie van 1990-1992 m e t bijna 2% toe, terwijl h e t aantal b a n e n voor produktiemedewerkers sterk daalde. Uit een aantal onderzoeken blijkt dat veel banen waarvoor weinig of geen opleiding vereist was, verdwenen zijn.
•
de noodzaak van verbetering van het Europese concurrentievermogen In de laatste twintig jaar is de groei van het BNP in de Europese Unie langzamer geweest d a n in de a n d e r e OESO-landen, en het aandeel van de EU in de wereldexport heeft afgenomen. De arbeidsproduktiviteit in d e i n d u s t r i e in d e EU is in absolute cijfers ongeveer 10% lager dan in J a p a n en 30% lager dan in de VS.
•
het effect van i n d u s t r i ë l e en t e c h n o l o g i s c h e o n t w i k k e l i n g e n - de i n f o r m a t i e maatschappij De veranderingen in de industrie, aangespoord door de technologische ontwikkelingen, hebben ingrijpende gevolgen voor de organisatie van het werk, de produktieprocessen en de verkoopsstrategieën. De opkomst van de informatiemaatschappij - een technologische
VADEMECUM van het Programma LEONARDO da VINCI
revolutie gebaseerd op de toegang tot informatie en de manier waarop die verwerkt en verspreid wordt, vooral door de informatie-"snelweg" - zal grote gevolgen hebben voor de organisatie van het werk. Door het tempo van de ontwikkelingen veroudert technische kennis snel. •
1.2
de noodzaak van ontwikkeling van het "levenslang leren" (lifelong learning) en van bevordering van de concepten persoonlijke ontwikkeling, sociale vaardigheid en actief burgerschap De nieuwe en voortdurend veranderende sociale en economische organisatie vereist meer dan alleen op een bepaald beroep gerichte opleidingen of meer voortgezette opleiding. Om mensen in staat te stellen aan veranderende situaties het hoofd te bieden en hun verantwoordelijkheden als actieve burgers, thuis en op het werk, op zich te nemen, zijn nieuwe benaderingen nodig, met name om de concepten van "levenslange"afwisseling ("in en uit" het werk) en leren te ontwikkelen. De beroepsopleidingen moet tegelijkertijd beschouwd worden als een instrument voor integratie in het beroepsleven in het kader van de arbeidsmarkt en als een sleutel tot de persoonlijke ontwikkeling.
De noodzaak van verbetering van het beleid en de praktijk inzake beroepsleiding
3. Algemeen wordt erkend dat het niveau van opleiding en vaardigheden van de werkende bevolking in zijn geheel verhoogd dient te worden. Een voortdurende aanpassing van het bestaande beleid en de praktijk op het gebied van de beroepsopleiding is noodzakelijk om aan de snel veranderende noden van de arbeidsmarkt te voldoen. Dit door de toegankelijkheid en de kwaliteit te verbeteren en zo aan de voortdurend veranderende eisen van deze tijd te b e a n t w o o r d e n en om de s t r u c t u r e l e p r o b l e m e n van de w e r k l o o s h e i d en h e t concurrentievermogen aan te kunnen pakken. 4. Hoewel de noodzaak van verhoging van het vaardigheidsniveau duidelijk is, constateert men dat gemiddeld 25 à 30 % van de jongeren het onderwijsstelsel verlaat zonder voldoende kwalificaties, en velen beschikken over onvoldoende initiële opleiding bij hun intrede in het beroepsleven. Het gevolg is dat de werkloosheid onder jongeren gemiddeld tweemaal zo hoog is als onder de groep van 25 jaar en ouder, en dat 20 % van de langdurig werklozen uit jongeren bestaat. Voor meer dan 14 miljoen jongeren zijn marginalisering en sociale uitsluiting reële gevaren. 5. Het huidige voortgezette opleidingsaanbod is vooral gericht op hooggekwalificeerde werknemers in grote bedrijven, en een groot deel van het arbeidspotentieel krijgt niet de kans zich verder te ontwikkelen. De groepen die de minste kans op voortgezette opleiding hebben, zijn: - de ongeschoolden, de kwetsbaarste groep op de arbeidsmarkt met een vier maal zo grote kans op werkloosheid als de gekwalificeerden; - vrouwen, hoewel zij een steeds groter deel van de werkende bevolking vormen; - werknemers met een atypische arbeidsovereenkomst (deeltijdwerkers, werknemers met een tijdelijk contract, enz.); en - werknemers in KMO's, hoewel die al meer dan de helft van de werkende bevolking in de EU in dienst hebben en de meeste mogelijkheden voor de groei van de werkgelegenheid bieden. 6. In een groot deel van de EU is het bestaande opleidingsbeleid vooral gericht op "voor eens en voor altijd"-voorbereiding aan het begin van het beroepsleven. Deze benadering, waarop de bestaande onderwijs- en opleidingsstelsels nog in belangrijke mate gebaseerd zijn, biedt echter vaak geen adequate oplossingen wanneer mensen genoodzaakt zijn zich aan te passen aan nieuwe technologieën of aan een nieuwe organisatie van het werk. In de komende jaren zal het risico van tekorten aan bepaalde vaardigheden nog toenemen, vanwege de trage toestroom van w e r k n e m e r s met nieuwe kwalificaties op de arbeidsmarkt. Daarbij is een d r i n g e n d e
VADEMECUM van het Programma LEONARDO da VINCI
ondersteuning van de verhoging van het algemeen niveau van de kwalificaties van de werknemers nodig. Dit is een belangrijke uitdaging die zowel de voortgezette opleiding als de "tweede kans"-opleidingspolitiek betreft. Een strategische en systematische aanpak van de voortgezette opleiding en de ontwikkeling vaneen geïntegreerd beleid inzake levenslang leren moeten in de EU versterkt worden.
1.3
Het beantwoorden van de uitdaging
7. Op Europees niveau wordt de noodzaak van het ontwikkelen van nieuwe modellen en b e n a d e r i n g e n erkend, zowel door de Lid-Staten als door o n d e r n e m i n g e n en andere organisaties (met name de sociale partners) die bij het thema beroepsopleiding betrokken zijn. Op veel gebieden zijn al veranderingen op gang gebracht, met name wat betreft: • een meer strategische en coherente benadering van de beroepseducatie en -opleiding, waarbij gestreefd wordt naar meer samenhang tussen de verschillende elementen van het beleid; • een betere aansluiting van de initiële opleidingen bij de nieuwe behoeften, en een beter aanbod voor diegenen die het onderwijs- en opleidingsstelsel verlaten zonder voldoende of aangepaste kwalificaties; • het aanmoedigen van de toegang tot opleidingen voor alle categorieën van werknemers; • een systematischere benadering van de voortgezette opleiding en de ontwikkeling van het levenslang leren; • de aanpassing van het opleidingsaanbod aan nieuwe behoeften aan vaardigheden in groeisectoren, en het benutten van de mogelijkheden van nieuwe opleidingstechnologiën en -methoden, zoals open en afstandsonderwijs; • nieuwe methoden voor de evaluatie en de erkenning van vaardigheden, vakbekwaamheden en kwalificaties; • een betere aansluiting van initiële- en voortgezette opleiding. 8. De toenemende integratie van de Europese economie, de realiteit van de interne markt en het feit dat de opleidingsstelsels van alle Lid-Staten met dezelfde problemen te maken hebben, leiden ertoe dat bij de ontwikkeling van beleid en praktijk inzake de beroepsopleidingen de Europese dimensie steeds belangrijker wordt. De ontwikkeling van de Europese dimensie dient aangepast te worden aan de verschillende regelingen, praktijken en behoeften in de Lid-Staten. Bij het organiseren van partnerschappen op verschillende niveaus tussen de verschillende betrokken partijen, om de samenwerking in de gehele EU op het gebied van de hervorming van beleid en praktijk inzake de b e r o e p s o p l e i d i n g te b e v o r d e r e n , d i e n t met deze verscheidenheid rekening gehouden te worden. 9. De uitdaging zal niet onmiddellijk beantwoord kunnen worden; het zal een geleidelijk proces zijn. Er zal ruimte geschapen moeten worden voor experimenten met nieuwe ideeën en benaderingen, maar dergelijke experimenten dienen plaats te vinden in een strategisch kader en gericht te zijn op specifieke gemeenschappelijke doelstellingen. In deze context is het LEONARDO-programma ontworpen en goedgekeurd en zal het ook worden uitgevoerd.
VADEMECUM van het Programma LEONARDO da VINCI
II.
LEONARDO: DE TOEGEVOEGDE WAARDE VAN EEN COMMUNAUTAIR BELEID
11.1
De rol van LEONARDO
10 .
Uit het vorige hoofdstuk is duidelijk geworden dat Europa het algemene kwalificatieniveau van individuele werkenden en van de werkende bevolking als geheel dient te verhogen om aan de uitdaging van de verandering het hoofd te bieden. De Lid-Staten en organisaties op opleidingsgebied zijn al begonnen met de hervorming van beleid en praktijk. Er moet echter nog veel gedaan worden. In deze context zal LEONARDO andere communautaire beleidsmaatregelen (onderwijs, industriebeleid, structuurbeleid, onderzoek en ontwikkelingsbeleid, regionaal en extern beleid, enz.) respecteren en aanvullen om de kwaliteit en het innovatievermogen van de beroepsopleiding in Europa te verbeteren. Het programma zal verandering stimuleren en de inspanningen van de Lid-Staten en andere actoren (ondernemingen, sociale partners, opleiders) ondersteunen om te verzekeren dat de opleidingen aansluiten bij de behoeften.
11.
LEONARDO zal v e r n i e u w i n g s t i m u l e r e n d o o r g e b r u i k te m a k e n van de g r o t e verscheidenheid van ervaringen in heel Europa, door partnerschappen van verschillende typen bij beroepsopleiding betrokken organisaties te organiseren. Het doel van deze transnationale partnerschappen zal zijn nieuwe benaderingen te bevorderen en nieuwe, op communautair niveau ontwikkelde opleidingsprodukten te creëren die een potentieel "terugwerkend effect" op de acties in de Lid-Staten hebben. Ook de uitwisselingen en stages in h e t k a d e r van L E O N A R D O d i e n e n te w o r d e n o n d e r s t e u n d om deze communautaire benadering van de beroepsopleiding verder te ontwikkelen via de mobiliteit van personen. Deze organisaties zullen opereren in een strategisch kader om gezamenlijk Europese oplossingen te vinden voor gemeenschappelijke problemen van en in de Lid-Staten en aldus bij te dragen tot een verhoging van het niveau en een verbetering van het aanpassingsvermogen.
12.
LEONARDO bouwt voort op de met eerdere programma's verworven ervaring, maar vertoont ook een aantal belangrijke nieuwe k e n m e r k e n . Tn tegenstelling tot de voorafgaande programma's, die op bepaalde aspecten van de beroepsopleiding gericht waren, bestrijkt LEONARDO alle terreinen en alle aspecten van het beleid. Het programma gebruikt een strategische aanpak en steunt de ontwikkeling van specifieke doelstellingen die op zulke wijze werden gedefinieerd opdat een zo groot mogelijke impact zou ontstaan op het beleid en de praktijk betreffende opleiding in de Lid-Staten. De a a n p a k van LEONARDO is g e ï n t e g r e e r d e r d a n bij de vorige c o m m u n a u t a i r e actieprogramma's het geval was: Leonardo streeft naar het opheffen van de afscheidingen tussen initiële en voortgezette opleiding en naar samenwerking tussen universiteiten en ondernemingen, teneinde de continuïteit te bevorderen en het concept van "levenslang leren" verder te ontwikkelen. LEONARDO omvat ook maatregelen betreffende levenslang leren die oplossingen moeten bieden voor bepaalde problemen in verband met de ontwikkeling en ontplooiing van het individu in de loop van zijn arbeidsleven, zoals gelijke kansen, beroepskeuzebegeleiding en vreemde-talenonderwijs, met inbegrip van de interculturele dimensie.
13.
In overeenstemming met deze benadering zijn er meer mogelijkheden voor continuïteit binnen het programma zelf, door het versterken van de resultaten van een actie (b.v. een proefproject) door verdere ontwikkeling ervan in het kader van een andere actie (b.v. een stage of een uitwisseling).
VADEMECUM van het Programma LEONARDO da VINCI
14.
LEONARDO heeft twee belangrijke, onderling verband houdende dimensies. De eerste bestaat uit de ondersteuning en aanvulling van de beroepsopleidingsacties van de LidStaten door middel van een gemeenschappelijk kader van doelstellingen voor het beleid inzake beroepsopleiding op communautair niveau en voor de uitvoering van de maatregelen van het programma. De tweede bestaat uit het bepalen van een reeks communautaire maatregelen, op basis van dit g e m e e n s c h a p p e l i j k e k a d e r van doelstellingen, om de ontwikkeling van beroepsopleidingsstelsels, -voorzieningen en -acties in de Lid-Staten te stimuleren.
15.
Het doel van de maatregelen in het kader van LEONARDO is nauwere contacten tussen Europese opleidingsstelsels en de daarbij betrokken actoren (ondernemingen, aanbieders zoals vakscholen, de sociale partners, universiteiten, enz.) te stimuleren om de kwaliteit, de toegankelijkheid en de mobiliteit te verbeteren en de onderlinge samenwerking te bevorderen. De maatregelen zijn zo ontworpen dat zij, door het verband met het gemeenschappelijke kader van doelstellingen, ook effect zullen hebben op de ontwikkeling van het beleid.
11.2. Het gemeenschappelijke kader van doelstellingen 16.
Het in het LEONARDO-besluit (artikel 3) vastgestelde kader geeft een aantal doelstellingen voor de communautaire actie, die gericht is op het ondersteunen en aanvullen van initiatieven van de Lid-Staten, met name betreffende het ontwikkelen van een opleidingsbeleid en -praktijk die aansluiten bij de in het vorige hoofdstuk genoemde ingrijpende ontwikkelingen.
17.
Het gemeenschappelijke kader van doelstellingen kan ook beschouwd worden als een lijst van de belangrijkste gemeenschappelijke problemen van alle EU-Lid-Staten, waarbij meer onderlinge samenwerking nodig is om de ontwikkeling van de beroepsopleidingen in de Gemeenschap te bevorderen. Het zal een richtpunt voor opleidingsacties op EU-niveau zijn en de LEONARDO-maatregelen zullen een bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen.
18.
Het gemeenschappelijke kader van doelstellingen vastgelegd in het Besluit van de Raad houdt 19 doelstellingen in (zie het kader hieronder). Het Besluit duidt ook aan dat de c o m m u n a u t a i r e m a a t r e g e l e n zullen u i t g e v o e r d w o r d e n met r e f e r e n t i e tot dit gemeenschappelijk kader. Daarom is het noodzakelijk dat elk project dat onder LEONARDO w o r d t voorgesteld aangeeft aan welke doelstellingen van het gemeenschappelijk kader, of een combinatie ervan, het project beantwoordt en hoe het project deze doelstellingen integreert en hoe deze worden toegepast. O n d e r de doelstellingen worden in drie niveaus onderscheiden : -
19.
.
deze die tot de doelmatigheid en de kwaliteit van de beroepsopleiding bijdragen, deze met betrekking tot de inhoud en de methoden van de beroepsopleiding en deze die zich tot specifieke doelgroepen richten.
Het effect van het gemeenschappelijke kader van doelstellingen in de Lid-Staten zal nauwgezet gevolgd worden tijdens het verloop van het LEONARDO programma, onder andere door de rapporten die de Lid-Staten zullen opmaken en aan de Commissie zullen overhandigen. Deze rapporten zullen verslag uitbrengen van de manier waarop het p r o g r a m m a wordt u i t g e v o e r d en de impact hiervan op de b e s t a a n d e beroepsopleidingssystemen en -voorzieningen in hun Lid-Staat. In deze context zullen de "management charts" voor onderwijs en opleiding een interessante referentieinstrument vormen.
VADEMECUM van het Programma LEONARDO da VINCI
GEMEENSCHAPPELIJK KADER VAN DOELSTELLINGEN (a) de verbetering van de kwaliteit en het innovatievermogen van de beroepsopleidingsstelsels en -voorzieningen van de Lid-Staten; (b) de ontwikkeling van de Europese dimensie in de beroepsopleiding en de beroepskeuzevoorlichting; (c) de bevordering van opleiding tijdens het hele leven teneinde de permanente aanpassing van de vaardigheden aan de behoeften van werknemers en ondernemingen te bevorderen, bij te dragen tot de terugdringing van de werkloosheid en de persoonlijke ontplooiing te vergemakkelijken; (d) alle jongeren in de Gemeenschap die zulks wensen, de mogelijkheid bieden na de periode van voltijdse leerplicht één of, zo mogelijk, twee jaar of meer initiële beroepsopleiding te volgen, die wordt afgesloten met een door de bevoegde instanties van de Lid-Staat waar zij wordt verkregen erkende beroepskwalificatie; (e) de bevordering van specifieke beroepsopleidingsmaatregelen voor volwassenen zonder passende beroepskwalificatie, met name voor volwassenen zonder voldoende vooropleiding; (f) de verbetering van de status en de aantrekkelijkheid van de beroepsopleiding en het bevorderen van de gelijke waardering van universitaire diploma's en beroepskwalificaties; (g) het bevorderen van de beroepsopleiding van jongeren en de voorbereiding van jongeren op de volwassenheid en het beroepsleven, rekening houdende met de eisen die de moderne samenleving en de technologische ontwikkeling stellen; (h) het stimuleren van specifieke beroepsopleidingsacties voor kansarme jongeren zonder passende opleiding, in het bijzonder voor jongeren die zonder passende opleiding het onderwijsstelsel verlaten; (i) het bevorderen van gelijkheid inzake toegang tot de initiële en de voortgezette opleiding van personen die een achterstand hebben, bij voorbeeld door sociaal-economische, geografische of etnische factoren of een lichamelijke of geestelijke handicap; er moet vooral aandacht worden besteed aan personen die door een combinatie van meerdere risicofactoren in een situatie van sociale en economische uitsluiting terecht dreigen te komen; (j) het beleid inzake beroepsopleiding erop richten dat alle werkenden in de Gemeenschap zonder enige vorm van discriminatie toegang hebben tot voortgezette opleiding, en dit gedurende hun hele beroepsleven; (k) het bevorderen van de gelijkheid van mannen en vrouwen inzake toegang en daadwerkelijke deelneming aan de beroepsopleiding, met name teneinde hun nieuwe beroepskansen te bieden en de hervatting van een beroepsactiviteit na een inactieve periode te bevorderen; (I) het bevorderen van de gelijke toegang van migrerende werknemers, van hun kinderen en van gehandicapte personen tot de beroepsopleiding, en van hun daadwerkelijke deelneming; (m) - het bevorderen van samenwerking op het gebied van kwalificatievereisten en opleidingsbehoeften, en - het bevorderen van de verwerving en de transparantie van de kwalificaties en van het inzicht in de vaardigheden die van essentieel belang zijn in verband met de technologische ontwikkeling, het functioneren van de interne markt - met inbegrip van het vrije verkeer van goederen, diensten, kapitalen en personen - , het concurrentievermogen van de ondernemingen en de behoeften van de arbeidsmarkt; (n) het bevorderen van beroepsopleidingen in het licht van de resultaten van de programma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling, met name door de samenwerking tussen universiteiten en ondernemingen op het gebied van opleidingen op het gebied van technologieën en de toepassing en overdracht daarvan; o) het bevorderen van de geleidelijke ontwikkeling van een open Europese ruimte van de beroepsopleiding en -kwalificaties, met name door de uitwisseling van informatie en ervaringen in verband met de hinderpalen voor de vrije dienstverrichting door opleidingsinstellingen; (p) het ondersteunen van activiteiten die tot doel hebben in het kader van beroepsopleidingsactiviteiten de talenkennis te ontwikkelen; (q) het bevorderen van de ontwikkeling van voorzieningen voor beroepskeuzevoorlichting, zodat iedereen tijdens zijn hele leven een goede beroepskeuzebegeleiding kan krijgen; (r) het bevorderen van de ontwikkeling van methoden voor zelfstudie op de werkplek en methoden van open en afstandsonderwijs en -opleiding, met name om de toegang tot de voortgezette beroepsopleiding te bevorderen; (s) het bevorderen van de ontwikkeling van essentiële vaardigheden en de opneming ervan in beroepsopleidingsmaatregelen teneinde het verwerven van flexibele kwalificaties en persoonlijke vaardigheden die met het oog op de mobiliteit van werknemers en de behoeften van het bedrijfsleven vereist zijn, te stimuleren.
VADEMECUM van het Programma LEONARDO da VINCI
III.
DE COMMUNAUTAIRE MAATREGELEN IN HET KADER VAN LEONARDO
lll.l
De actieterreinen van LEONARDO
20.
H e t LEONARDO-programma rieht zieh tot het geheel van actoren en operatoren in het bereik van initiële en voortgezette beroepsopleiding, zowel publiek als privé, in alle LidStaten en de landen van de E.E.R.. H e t p r o g r a m m a bestaat uit m e e r d e r e delen, die elk verschillende typen, op specifieke doelstellingen gerichte, maatregelen (proefprojecten, uitwisselingen en transnationale stages) omvatten: •
steun aan de verbetering van d e beroepsopleidingsstelsels en -voorzieningen en het beleid in d e Lid-Staten (Deel I);
•
steun aan de v e r b e t e r i n g van de beroepsopleidingsacties, m e d e d o o r de samenwerking tussen universiteiten en bedrijven, ten behoeve van o n d e r n e m i n g e n en werknemers (Deel II);
•
steun aan de ontwikkeling van de talenkennis en de kennis en verspreiding van innovaties op het gebied van de beroepsopleiding (Deel III).
Deze maatregelen hebben betrekking op de initiële of voortgezette beroepsopleiding, met inbegrip van de samenwerking tussen universiteiten en bedrijven en het "continuum". Verder omvat LEONARDO nog een aantal begeleidende maatregelen (Deel IV) die met n a m e betrekking hebben op het versterken van het netwerk van samenwerking tussen de Lid-Staten, het o n d e r s t e u n e n van de oprichting van transnationale p a r t n e r s c h a p p e n o p het gebied van de beroepsopleiding en van maatregelen inzake informatie, begeleiding en evaluatie, met inbegrip van telematicaverbindingen en gegevensbanken over de p r o d u k t e n en de resultaten van het p r o g r a m m a . H e t C E D E F O P zal d e C o m m i s s i e een b i j d r a g e l e v e r e n in d e t e n u i t v o e r l e g g i n g van LEONARDO, met n a m e door technische en wetenschappelijke bijstand te verlenen bij de verwezenlijking van Deel III.2 en Deel III.3.b. De k e n m e r k e n van potentieel voor te stellen projecten voor de verschillende maatregelen worden n a d e r toegelicht in de "Gids voor initiatiefnemers". 21.
De aandacht van d e lezer van dit vademecum wordt gevestigd op de prioritaire thema's waarop de twee eerste delen van de bijlage bij het Besluit (punt 1.2 en II.2) gebaseerd zijn.
22.
Wat het bovengenoemde Gemeenschappelijk Kader van doelstellingen betreft, dient verder nog het volgende opgemerkt te worden: •
o n d e r proefproject (Deel L I , I L I en I I I . l a ) wordt verstaan: een actie in het kader van een transnationaal partnerschap - met inbegrip van de samenwerking tussen o n d e r n e m i n g e n en hoger onderwijsinstellingen - die gericht is op het ontwerpen, ontwikkelen en b e p r o e v e n van c u r s u s i n h o u d e n , m e t h o d e n en modules voor de initiële en voortgezette beroepsopleiding en de beroepskeuzebegeleiding, en op de transparantie en/of de erkenning van de in de Lid-Staten verworven vaardigheden, de anticipatie op de behoeften, de evaluatie en/of d e overdracht van p r o d u k t e n , methoden, resultaten of opleidingsinstrumenten. De multiplicatorprojecten (Deel I I I . 3 . a ) zijn g e r i c h t o p d e v e r s p r e i d i n g e n o v e r d r a c h t , b i n n e n d e beroepsopleidingsstelsels en -voorzieningen, van m e t h o d o l o g i e ë n , p r o d u k t e n ,
VADEMECUM van het Programma LEONARDO da V I N C I
resultaten en instrumenten die voortkomen uit proefprojecten en van de resultaten van transnationale enquêtes en analyses op het gebied van de beroepsopleiding; •
onder uitwisselingen en stages (Deel 1.2, II.2, III.lb en 3b) wordt verstaan: akties voor transnationale mobiliteit van de betrokkenen, met het doel de Europese dimensie van de initiële en/of voortgezette opleiding te versterken, of het nu gaat om jongeren die een initiële opleiding volgen of op het punt staan de overstap naar het beroepsleven te maken (met inbegrip van jongeren die een universitaire opleiding volgen of afgerond hebben), jonge werknemers, opleiders, opleidings- of personeelsfunctionarissen (met name van ondernemingen), of om beleidmakers, met inbegrip van vertegenwoordigers van de sociale partners en de experten van de beroepsopleiding;
•
onder enquêtes en analyses (Deel III.2.a) wordt verstaan: enquêtes en analyses op transnationale basis met het doel meer kennis en inzicht te verwerven op het terrein van de beroepsopleiding, in nauwe samenhang met de werkzaamheden in het kader van het tweede deel van het programma voor sociaal-economisch onderzoek, met name wat betreft het anticiperen op de behoeften aan vaardigheden en kwalificaties, nieuwe vormen van leerlingwezen en alternerend leren, nieuwe opleidings- en e v a l u a t i e m e t h o d e n , enz. Ook zal, op basis van een in s a m e n w e r k i n g met EUROSTAT opgesteld jaarlijks werkprogramma, communautaire steun verleend worden voor de uitwisseling van vergelijkbare gegevens, en in dat verband ook voor de voortzetting en consolidering van de communautaire activiteiten op statistisch gebied.
III.2
De Europese dimensie v a n LEONARDO en d e geschiktheidscriteria voor projecten
23.
De acties ten behoeve van de erkenning op communautair niveau van de in de stelsels van de Lid-Staten verworven vaardigheden en kwalificaties zijn in het kader van LEONARDO bijzonder belangrijk. Dit is een essentieel aspect van de communautaire dimensie, zoals ook benadrukt wordt in het Besluit van de Raad. Deze Europese dimensie komt vooral tot uiting door de nadruk die LEONARDO legt op:
24.
•
de doorzichtigheid (transparantie) van de nationale opleidingsstelsels en van de door ieder individu verworven kwalificaties;
•
de erkenning door de andere Lid-Staten van de in de systemen van een Lid-Staat verworven competenties;
•
de gezamenlijke ontwikkeling van een kader van transnationale partnerschappen van opleiding, van opleidingsmateriaal en van opleidingsmethoden.
Gezien de aan het begin van dit Vademecum geschetste industriële, economische, sociale en culturele factoren, en gelet op het gemeenschappelijke kader van doelstellingen dat de Raad voor dit programma heeft aangegeven, zal de rol van LEONARDO als een "Europees l a b o r a t o r i u m voor innovatie", waar v e r n i e u w e n d e b e n a d e r i n g e n inzake de beroepsopleiding gecombineerd kunnen worden, beoordeeld worden aan de hand van de volgende twee criteria, die ook de geschiktheid van de voor communautaire financiële steun voorgedragen projecten zullen bepalen:
VADEMECUM van het Programma LEONARDO da VINCI
i)
De bijdrage van de projecten aan de verwezenlijking van het gemeenschappelijk kader van doelstellingen en van de prioriteiten van het programma. Zoals in paragraaf 18 aangeduid, zal ieder voorstel nauwkeurig moeten aangeven hoe de inhoud ervan verband houdt met het gemeenschappelijk kader van doelstellingen en hoe het voorstel zal bijdragen tot de verwezenlijking van deze doelstellingen. De voor Deel I of II van het programma voorgestelde projecten dienen te verwijzen naar een of meerdere van de, in de uitnodiging tot het indienen van voorstellen, vastgestelde prioriteiten.
ii)
Het transnationale karakter van de projecten. Om communautaire steun te ontvangen in het kader van LEONARDO, en voor alle maatregelen en activiteiten van dit programma, dienen de voorgestelde projecten op transnationale basis ontworpen te zijn en uitgevoerd te worden, d.w.z. dat er initiatiefnemers en actoren uit meerdere Lid-Staten van de Gemeenschap bij betrokken dienen te zijn. In dit verband zij er aan herinnerd dat LEONARDO open staat voor deelname van organisaties uit alle Lid-Staten van de Unie en uit de EER-landen (Noorwegen, IJsland en Lichtenstein). Bovendien staat het LEONARDO-programma open voor de landen van Middenen Oost-Europa die associatie-overeenkomsten gesloten hebben met de Europese Unie. Dit zijn momenteel Bulgarije, Hongarije, Polen, de Tjechische en de Slowaakse Republiek en Roemenië. Het tijdschema, de omvang van en de voorwaarden voor deze deelname zullen in overleg met deze landen in de loop van 1995 bepaald worden. Het tijdschema, de omvang van en de voorwaarden voor de deelname van Malta en Cyprus aan het LEONARDO-programma zullen worden vastgesteld in het formele kader van bilaterale overeenkomsten die in de loop van 1995 gesloten zullen worden. Gezien de ervaringen met vorige programma's, en gelet op de uitbreiding van de Unie, lijkt het raadzaam om geen projecten op uitsluitend bilaterale basis te weerhouden, dat wil zeggen projecten waarbij operatoren uit slechts twee LidStaten (of een Lid-Staat en een EER-land) betrokken zijn. Voor bepaalde projecten betreffende verbetering van de talenkennis (Deel III.1), of om de tenuitvoerlegging van projecten betreffende de programma's voor stages voor jongeren in het raam van de globale subsidie voor de Lid-Staten in Deel 1.2) te vergemakkelijken, k u n n e n echter ook projecten met p a r t n e r s uit slechts twee Lid-Staten in aanmerking komen. De Commissie wil daarbij echter wel een speciale aandacht verlenen aan die projecten die in een volgende fase tot andere Lid-Staten uitgebreid zullen worden (wat de transnationale stages en uitwisselingen betreft, zij erop gewezen dat de Commissie volgens de EER-overeenkomst niet gehouden is p r o j e c t e n te o n d e r s t e u n e n waarbij alleen EVA-landen ( E u r o p e s e Vrijhandelsassociatie-landen) betrokken zijn).
25.
Overigens zal, om het innoverende karakter van de activiteiten in het kader van LEONARDO te versterken, bij de selectie een speciale aandacht worden gegeven aan projecten die niet alleen aan de bovengenoemde twee criteria voldoen, maar ook rekening houden met de volgende drie aanvullende dimensies:
VADEMECUM van het Programma LEONARDO da VINCI
i)
het multi-actoren-partnerschap Zoals aangegeven in de bijlage bij het Besluit van de Raad, is LEONARDO bedoeld voor alle bij de beroepsopleiding betrokken actoren. Teneinde meer mogelijkheden voor het uitwisselen van ervaringen te creëren en de bijdrage van LEONARDO aan opleidingsacties waarbij actoren van zowel de vraag- als de aanbodzijde betrokken zijn, te versterken, zal aan projecten van partnerschappen van deze verschillende categorieën operators een speciale aandacht gegeven worden. In dit verband dient ook speciale aandacht te worden verleend aan opleidingspartnerschappen waarbij de deelname of de betrokkenheid van de sociaal-economische actoren - met name de ondernemingen en de sociale partners -wordt voorzien.
ii)
De transversaliteit In het licht van de doelstelling van levenslang leren dient de communautaire steun in het kader van LEONARDO een bijdrage te leveren aan het versterken van de samenwerking en de interactie tussen de beroepsopleidingsstructuren in de LidStaten. Deze transversaliteit - met name tussen de initiële en de voortgezette opleiding - is noodzakelijk om vernieuwingen (onderwijskundig, technologisch, produkten) te vergemakkelijken en om de ontwikkeling te stimuleren van nieuwe instrumenten en opleidingsmethoden die een geïntegreerdere benadering mogelijk maken (met inbegrip van de integratie van de dimensies "beroepsopleiding" en "gelijke kansen"). Bijzondere aandacht zal worden besteed aan projecten die, binnen eenzelfde onderdeel van het programma, op het bevorderen van deze transversaliteit gericht zijn.
iii)
De bijdrage van de projecten aan de vernieuwing en/of de overdracht en/of de anticipatie van de behoeften, De transnationale samenwerking, die de basis vormt van alle maatregelen in het kader van LEONARDO, dient een wezenlijke bijdrage te leveren aan het vermogen om te anticiperen op de behoeften en/of vernieuwingen in te voeren en/of resultaten over te dragen. De voorstellen voor projecten dienen derhalve duidelijk aan te geven op welke manier de verwezenlijking van het project zal bijdragen tot het beter anticiperen op de behoeften inzake opleiding, in de in deel (I) van dit Vademecum beschreven context en/of op welk punt het project een innoverende invloed zal hebben op de opleidingsmethoden en/of hoe het zal bijdragen tot de overdracht van vernieuwende benaderingen en opleidingsprodukten naar andere doelgroepen of naar een andere context.
26.
Om potentiële initiatiefnemers te helpen vindt u hieronder een lijst van voorbeelden van projecten die verbonden zijn met bepaalde doelstellingen van het gemeenschappelijk kader. Er dient genoteerd te worden dat deze slechts ter illustratie gegeven worden en dat andere projecten natuurlijk in aanmerking kunnen komen.
10
VADEMECUM van het Programma LEONARDO da VINCI
VOORBEELDEN VAN PROJECTEN BETREFFENDE "ALTERNEREND LEREN/ LEERLINGWEZEN" Verscheidene opleidingstrajecten en -voorzieningen op verschillende niveaus maken gebruik van alternerend leren. Mède gelet op de ervaringen in het kader van PETRA zouden projecten op de volgende terreinen kunnen worden voorgesteld: •
het versterken van de samenwerking tussen de beroepsopleidingsorganen en de scholen enerzijds en het bedrijfsleven en/of de sociale partners anderzijds, om voorzieningen op het gebied van leerlingwezen/alternerend leren te ontwikkelen;
•
het stimuleren van een breder gebruik van de mogelijkheid van alternerend leren in de beroepsopleiding, met bijzondere aandacht voor stages in ondernemingen;
•
het ontwikkelen van nieuwe benaderingen op het gebied van leerlingwezen/alternerend leren, met name gericht op het verbeteren van de kwaliteit van de beroepskwalificaties;
•
het organiseren van (theoretische of praktische) leerlingstages in een andere Lid-Staat; de stages moeten volledig deel uitmaken van een leerprogramma en bijdragen tot de transnationale doorzichtigheid van kwalificaties;
•
het ontwikkelen van leerling- of opleidingsvoorzieningen in de vorm van alternerend leren op alle niveaus, ook op hoger onderwijsniveau;
•
h e t b e v o r d e r e n van de d e e l n a m e van KMO's en van h a n d w e r k b e d r i j v e n aan leerlingstelsels of programma's voor alternerend leren.
VOORBEELDEN VAN PROJECTEN BETREFFENDE DE "SOCIALE DIALOOG" Rekening h o u d e n d met de met name in het kader van FORCE opgedane ervaring, zouden coördinatoren, met name van organisaties van de sociale partners, voorstellen kunnen indienen betreffende: •
het uitvoeren van e x p e r i m e n t e n en het v e r d e r u i t d i e p e n van thema's van gemeenschappelijk belang, die op communautair niveau zijn bepaald, in het kader van de ondersteunende structuur voor de sociale dialoog;
•
het stimuleren van navolging van geslaagde voorbeelden van sociale dialoog op het gebied van de beroepsopleiding, met het oog op een grotere en kwalitatief betere bijdrage van de sociale partners en de sociale dialoog aan de verbetering van de kwaliteit van de beroepsopleidingen;
•
het vergelijken van de sociale dialoog inzake de beroepsopleiding in de Lid-Staten, teneinde na te gaan welke elementen van de overdracht tussen voorzieningen onder de verantwoordelijkheid van de sociale partners vallen (en hoe een en ander geregeld is) of I bij welke elementen de sociale partners een belangrijke rol spelen (bijvoorbeeld als partners van de overheid).
Deze "Sociale dialoog"-projecten dienen te worden ingediend: •
hetzij - in de meeste gevallen - in "paritaire" vorm, eventueel met deelname van andere organisaties of actoren;
•
hetzij, in de vorm van projecten "met één type eigenaar", die door bijdrijven, werkgeversof vakbondsorganisaties van hetzelfde type worden uitgevoerd. In dat geval dient het voorstel duidelijk aan te geven in hoeverre en hoe zij in verband staan met problemen betreffende contracten met betrekking tot opleiding en /of akkoorden op bedrijfsniveau.
VADEMECUM van het Programma LEONARDO da VINCI
11
VOORBEELDEN V A N PROJECTEN BETREFFENDE "DE VERSTERKING V A N HET CONCURRENTIEVERMOGEN V A N DE INDUSTRIE DOOR OP VERNIEUWING EN OVERDRACHT V A N TECHNOLOGIE GERICHTE OPLEIDINGEN" Rekening houdend met de in het kader van de programma's COMETT I, EUROTECNET en FORCE opgedane ervaring, zouden partnerschappen van ondernemingen en opleidingsorganismen of I universiteiten uit tenminste drie Lid-Staten voorstellen voor projecten kunnen indienen betreffende: •
het organiseren, op transnationale basis, van stages in het bedrijfsleven voor studenten of pas afgestudeerden, waarbij deze stages door de betrokken universiteiten erkend worden overeenkomstig de geldende bepalingen van de Lid-Staten;
•
het bevorderen van de overdracht van de resultaten van onderzoek en technische ontwikkeling (OTO), met name in het kader van de specifieke programma's van het vierde OTO-kaderprogramma (1994-1998), naar de initiële en voortgezette beroepsopleiding. Een speciaal accent zal op het personeel van KMO's gelegd worden;
•
het gezamenlijk ontwikkelen van innoverende benaderingen op het gebied van de beroepsopleiding, hetzij met de nadruk op nieuwe opleidingsmethoden (met name in leerlingstelsels, het open en afstandsonderwijs en telestages), hetzij door het bevorderen van de noodzakelijke complementariteit tussen onderzoek en opleiding, vooral wat het anticiperen op de behoeften van de arbeidsmarkt betreft;
•
het structureren, op regionale of sectoriële basis, van hun samenwerking op het gebied van opleidingen voor het gebruik van nieuwe technologieën en de overdracht daarvan, r e k e n i n g h o u d e n d e met de b e s t a a n d e s t r u c t u r e n voor advies en s t e u n aan ondernemingen, met name aan de KMO's en de handwerkbedrijven;
•
het bevorderen van voortgezette opleiding in verband met de aanpassing aan de veranderingen in de industrie;
•
het aanmoedigen van de ontwikkeling van nieuwe benaderingen in het kader van het tot stand brengen van "kwalificerende werkorganisaties".
VOORBEELDEN VAN PROJECTEN BETREFFENDE "OPLEIDING VOOR REGIONALE ONTWIKKELING" De grote verscheidenheid van problemen waarmee de regio's geconfronteerd worden op het gebied van de economische en sociale ontwikkeling, maar ook h u n steeds grotere rol in het politieke en administratieve besluitvormingsproces, bieden interessante mogelijkheden voor opleidingsacties gericht op de actoren van de regionale en lokale ontwikkeling, dat wil zeggen personen die daarbij een actieve rol spelen, zowel uit de particuliere als uit de publieke sector. In dit verband zouden voorstellen kunnen worden ingediend betreffende:
12
•
het organiseren van opleidingsacties voor actoren op het gebied van de lokale en regionale ontwikkeling, gericht op het vergemakkelijken van de operationele integratie van de verschillende vormen van ondersteuning van de regionale ontwikkeling, met name van de kant van de Gemeenschap, en vooral ten behoeve van de KMO's en de handwerkbedrijven;
•
het organiseren van uitwisselingen en transnationale stages voor personen die op lokaal en regionaal niveau verantwoordelijk zijn voor de initiële en voortgezette beroepsopleiding, in nauwe samenwerking met de verschillende beroepsorganisaties (met inbegrip van de kamers van koophandel, opleidings- en ondernemingsraden) en de sociale partners;
•
het ontwikkelen van initiatieven inzake de transregionale overdracht van voorzieningen en resultaten van op regionale ontwikkeling gerichte opleidingsacties;
•
het organiseren van voorzieningen voor leerlingplaatsen en voor alternerend leren voor j o n g e r e n die een initiële b e r o e p s o p l e i d i n g volgen, met i n b e g r i p van stages in ondernemingen.
VADEMECUM van het P r o g r a m m a L E O N A R D O d a V I N C I
VOORBEELDEN VAN PROJECTEN BETREFFENDE "DE ONTWIKKELING V A N DE TALENKENNIS" Gelet op de in het LINGUA-programma opgedane ervaringen, zouden initiatiefnemers voorstellen kunnen indienen voor transnationale proefprojecten en uitwisselingsprogramma's die gericht zijn op: •
het ontwikkelen en verspreiden van nieuwe technieken voor het bepalen en analyseren van de behoeften aan talenonderwijs (onderzoeken van de stand van de talenkennis per sector of per regio/lokaliteit);
•
het ontwikkelen van methoden en instrumenten voor een globale auto-evaluatie van de aanwezige kennis en de behoeften aan kennis van vreemde talen, die de ondernemingen, de sociale p a r t n e r s of consultants zelf k u n n e n uitvoeren, en het stimuleren van onderzoeken naar de aanwezige talenkennis als onderdeel van algemene onderzoeken of I audits van een onderneming;
•
het ontwikkelen van curricula en/of vernieuwend lesmateriaal (methoden voor zelfstandig leren of afstandsonderwijs, of multimediaprojecten) die aansluiten op de specifieke behoeften van bepaalde sectoren van de economie, met inbegrip van de erkenning van de geleerde taalvaardigheden;
•
het bevorderen van de overdracht van de voor het talenonderwijs relevante resultaten van de specifieke communautaire programma's van het vierde OTO-kaderprogramma (1994-1998);
•
het ontwikkelen van kwalificaties in vreemde talen voor bepaalde beroepen of sectoren van de economie, met inbegrip van het bevorderen van het leren van de minst onderwezen en verspreide talen van de Europese Unie;
•
het vergemakkelijken van taalkundige stages en uitwisselingen door het bevorderen van de deelname van ondernemingen, met name KMO's, van gespecialiseerde instituten, van opleidingsorganen op regionaal en lokaal niveau.
VOORBEELDEN VAN PROJECTEN BETREFFENDE "OPLEIDING DOOR MIDDEL VAN METHODEN VOOR OPEN EN AFSTANDSONDERWIJS EN -OPLEIDING" Gelet op de ervaringen met communautaire acties inzake de ontwikkeling van open en afstandsonderwijs in het kader van een reeks programma's en initiatieven voor beroepsopleiding, alsmede het t e l e m a t i c a p r o g r a m m a voor onderwijs en opleiding, zouden bij deze activiteiten betrokken partnerschappen voorstellen kunnen indienen voor transnationale proefprojecten betreffende: •
het geven van informatie aan opleiders die werkzaam zijn op het terrein van de voortgezette beroepsopleiding voor werknemers, betreffende de aanpassing van inhoud en methoden van de beroepsopleiding;
•
het ontwikkelen of aanpassen van open en afstandscursussen en materiaal met tot doel het geven van informatie aan opleiders die werkzaam zijn op het terrein van de voortgezette beroepsopleiding voor werknemers, betreffende de aanpassing van inhoud en methoden van de beroepsopleiding;
•
het ontwikkelen van management-training inzake de overdracht van vernieuwende technologieën, en van opleiding voor managers en bedrijfsleiders van KMO's;
•
het bevorderen van gelijkheid inzake toegang tot initiële en voortgezette opleiding voor personen in een achterstandspositie, bij voorbeeld door sociaal-economische, geografische of etnische factoren of een lichamelijke of geestelijke handicap, met bijzondere aandacht voor personen die, doordat zij in meer dan één opzicht een achterstand nebben, met sociale en economische uitsluiting bedreigd worden;
•
de ontwikkeling van of de aanpassing van cursussen of leermateriaal voor open en afstandsonderwijs met het doel het aantal hooggekwalificeerden te verhogen et dit met bijzondere aandacht voor nieuwe technologieën.
VADEMECUM van het Programma LEONARDO da VINCI
13
IV.
DE SAMENHANG EN COMPLEMENTARITEIT MET ANDERE COMMUNAUTAIRE ACTIES
IV. Ί Inleiding 27.
Uit het Besluit van de Raad dat LEONARDO vastlegt, blijkt duidelijk dat de Lid-Staten en de Commissie streven naar meer coördinatie en complementariteit van het LEONARDOprogramma en andere programma's en acties van de Europese Unie die verband houden met, of van invloed zijn op het beleid en de praktijk inzake de beroepsopleiding. Dat zijn onder andere het SOCRATES-programma, de Communautaire Initiatieven in het kader van de Structuurfondsen, het vierde OTO-kaderprogramma (onderzoek en technische ontwikkeling) en de sociale dialoog.
IV.2. De complementariteit van de programma's Socrates 28.
De actie van de Gemeenschap betreffende de optimale ontplooiing van het menselijk potentieel, zowel in de werksfeer als in het sociale leven, krijgt gestalte in twee programma's: SOCRATES voor het onderwijs en LEONARDO voor de beroepsopleiding. Deze twee programma's, die tegelijkertijd ontwikkeld en gepresenteerd zijn, met het doel de communautaire actie op deze twee terreinen voort te zetten en uit te breiden, zijn nauw verwant wat de politieke doelstellingen betreft. De artikelen van het Verdrag waarop zij zijn gebaseerd, maken deel uit van hetzelfde hoofdstuk en vertonen, afgezien van de besluitvormingsprocedures, gemeenschappelijke punten; beide programma's kennen een vergelijkbare benadering wat open en afstandsonderwijs betreft.
29.
Deze complementariteit komt met name tot uiting in de bijdrage die beide programma's kunnen leveren aan het bevorderen van het het concept van "lifelong learning" (levenslang l e r e n ) , zoals a a n b e v o l e n in het Witboek van de Commissie over g r o e i , concurrentievermogen en werkgelegenheid. Ook zal in beide programma's bijzondere nadruk worden gelegd op de transversale samenwerking tussen verschillende terreinen om de opheffing van bepaalde afscheidingen tussen onderwijs- en opleidingsvoorzieningen te bevorderen en de overdracht van vernieuwingen te vergemakkelijken, zowel wat de doelstellingen als wat de methoden en de inhoud van de acties betreft.
30.
De complementariteit komt ook op operationeel niveau tot uiting, waarbij natuurlijk dubbel gebruik moet vermeden worden. De actoren in het onderwijsveld, en vooral de universiteiten, zullen een essentiële rol moeten spelen in bepaalde acties van LEONARDO. Daarbij wordt gedacht aan het gebied van de voortgezette opleiding, waar zij een beslissende bijdrage kunnen leveren aan de doelstelling van de kwaliteitsbevordering. De samenwerking tussen universiteit en onderneming zou de overdracht van technologische vernieuwing en het benutten van de resultaten van onderzoek en technische ontwikkeling (OTO) k u n n e n vergemakkelijken. Vanuit dit gezichtspunt past de bijdrage van universiteiten en onderzoekinstellingen, als "centra voor groei en innovatie" voor lokale en regionale economieën, aan de overdracht en integratie van innoverende technologieën, met n a m e ten behoeve van KMO's, u i t s t e k e n d in het streven van LEONARDO.
31.
Hierbij dient opgemerkt te worden dat het om complementaire b e n a d e r i n g e n en steunverlening gaat, niet om overlapping. Dat wil zeggen dat als een onderswijsinstelling gemachtigd is om in beide programma's een rol te spelen, het daarbij om verschillende projecten met verschillende doelstellingen zal moeten gaan. De samenwerking op onderwijsgebied in het kader van SOCRATES is vooral op onderwijsdoelstellingen gericht,
14
VADEMECUM van het Programma LEONARDO da VINCI
en de samenwerking in het kader van LEONARDO veel meer op doelstellingen in termen van professionele werkgelegenheid en concurrentievermogen.
De Structuurfondsen en de Communautaire Initiatieven 32.
LEONARDO heeft tot doel complementair te zijn aan de structurele bijstandverlening op het gebied van de beroepsopleiding. Enerzijds wordt de Lid-Staten in het Besluit verzocht om, in het kader van hun verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van de communautaire bestekken, te zorgen voor samenhang van de twee instrumenten. Gezien de potentiële rol van LEONARDO als "Europees laboratorium voor vernieuwing" kan dit programma voor de Lid-Staten een nuttig instrument zijn om de kwaliteit van de acties in het kader van de Structuurfondsen te verbeteren. Anderzijds wordt in het Besluit bepaald dat de Commissie en de Lid-Staten een operationele complementariteit tussen het programma en de Communautaire Initiatiefprogramma's dienen te bevorderen. Deze complementariteit op het gebied van de acties kan vertaald worden in een combinatie van experimentele activiteiten die onder LEONARDO op punt worden gesteld en het realiseren van transnationale opleidingsacties onder de Structurele Communautaire Initiatieven. Daarom bestaan er nauwe banden tussen LEONARDO en initiatieven als EMPLOI en ADAPT, en ook met initiatieven met regionale (b.v. INTERREG) of sectoriële doelstellingen (b.v. RECHAR en RETEX).
33.
Bij de tenuitvoerlegging en controle van de Communautaire Initiatieven zal rekening worden gehouden met het gemeenschappelijk kader van doelstellingen van LEONARDO en zal het gebruik van de in het kader van voorafgaande actieprogramma's, met name het t e l e m a t i c a p r o g r a m m a voor onderwijs en o p l e i d i n g , ontwikkelde nieuwe opleidingstechnieken, -instrumenten en -produkten, met inbegrip van die voor open en afstandsonderwijs en het telematica p r o g r a m m a voor onderwijs en o p l e i d i n g , aangemoedigd worden.
Het vierde K a d e r p r o g r a m m a voor o n d e r z o e k en technologische ontwikkeling 34.
De coördinatie met het vierde OTO-kaderprogramma is een ander belangrijk aspect van de a l g e m e n e strategie van LEONARDO. Dit p r o g r a m m a heeft tot doel het concurrentievermogen van de Europese industrie te verbeteren door de wetenschappelijke en technologische basis te versterken. Het vermogen van de industrie om de resultaten van onderzoek over te nemen en te vertalen in vernieuwingen en concurrentievoordelen is sterk afhankelijk van het niveau van de kennis en de vaardigheden van de Europese werknemer. Dit betekent dat er een belangrijke complementariteit bestaat tussen de activiteiten van de communautaire OTO-programma's en die van LEONARDO. Bovendien zullen het telematica-programma en het subprogramma inzake onderzoek, onderwijs en opleiding het communautaire beleid inzake beroepsopleiding ondersteunen door passende leertechnologieën voor flexibel leren te ontwikkelen, door de beleidmakers meer inzicht te verschaffen, en door specifiek op Europese thema's gericht onderzoek te bevorderen. De tenuitvoerlegging in het vierde OTO-kaderprogramma van een specifiek programma "sociaal-economisch onderzoek", dat ook onderzoek betreffende onderwijs en opleiding omvat, biedt nieuwe mogelijkheden voor koppeling aan LEONARDO.
35.
De maatregelen van LEONARDO kunnen dus gekoppeld worden aan de acties, in het kader van het specifieke programma "opleiding en mobiliteit van onderzoekers" (19951998), betreffende de mobiliteit van het menselijk kapitaal en van onderzoekers, of aan sectoriële acties betreffende de overdracht van vernieuwing, bij voorbeeld in de biotechnologie of andere nieuwe technologieën (b.v. informatietechnologie), of ook aan sectoriële acties op het gebied van vervoer of milieu. Gecoördineerde uitnodigingen tot het
VADEMECUM van het Programma LEONARDO da VINCI
15
indienen van voorstellen tussen LEONARDO en sommigen van de specifieke programma's van technologisch onderzoek en ontwikkeling zouden deze complementariteit kunnen versterken.
IV.3. De complementariteit van de beleiden Gelijke kansen 36.
Meer in het algemeen dienen de Commissie en de Lid-Staten te streven naar meer samenhang tussen het werkgelegenheidsbeleid en het beleid inzake gelijke toegang tot de beroepsopleiding voor vrouwen en kansarme groepen.
De regionale and lokale ontwikkeling 37.
De Commissie en de Lid-Staten voorzien eveneens het stimuleren van een grotere samenhang met beleidsmaatregelen die ertoe strekken van de beroepsopleiding een belangrijke factor van evenwichtige regionale en lokale ontwikkeling te maken, met inachtneming van de specifieke kenmerken van de betrokken regio's.
De sociale dialoog 38.
Een andere dimensie van deze complementariteit betreft de sociale dialoog en de rol van de sociale partners als centrale actoren op het gebied van opleiding. Door hen te betrekken bij de algemene begeleiding van het programma en bij projecten met andere actoren, en door het uitvoeren van specifieke projecten met betrekking op opleidingscontracten en bedrijfsaccoorden, kan LEONARDO ertoe bijdragen de sociale actoren meer kennis en inzicht te verschaffen betreffende de bestaande stelsels en voorzieningen, maar ook over de verschillende vormen van dialoog en onderhandeling over opleidingen en de ontwikkeling daarvan. Op die manier, door het uitvoeren en begeleiden van concrete acties, zullen zij hun capaciteit tot het nemen van initiatieven en het voeren van de dialoog kunnen v e r b e t e r e n en effectiever gezamenlijk k u n n e n o p t r e d e n op h e t t e r r e i n van de beroepsopleiding. Op nationaal vlak kunnen de sociale partners, met respect voor de nationale wetten en praktijk, een rol spelen op het gebied van initiële en voortgezette beroepsopleiding, en dit vooral wat de toegang van werknemers tot de opleiding betreft door de opleiding aan te passen aan de behoeften van de bedrijven en de werknemers.
Steun voor de landen van Midden- en Oost-Europa, Cyprus en Malta 39.
In de geest van het Besluit van de Raad, dat er expliciet naar verwijst, en overeenkomstig artikel 127 van het Verdrag, b e n a d r u k t de openstelling van LEONARDO voor de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa, en voor Cyprus en Malta, de potentiële interactie tussen de ontwikkeling van een opleidingsbeleid binnen de Unie en de steun aan beroepsopleidingsacties in de g e n o e m d e l a n d e n . Het is duidelijk dat LEONARDO en de Europese Stichting voor opleiding operationele complementariteiten zullen moeten ontwikkelen, met name in het kader van de programma's PHARE en TACIS en de door de Stichting aan die landen geboden deskundige bijstand.
16
VADEMECUM van het Programma LEONARDO da VINCI
V.
DE TENUITVOERLEGGING VAN LEONARDO
V.T. De selectieprocedures in het kader van LEONARDO 40.
De Commissie legt het LEONARDO-programma en de bijbehorende maatregelen, in overleg met de Lid-Staten ten uitvoer. Daarbij wordt zij bijgestaan door een Comité dat advies uitbrengt over met name de algemene beleidsmaatregelen, de wijze waarop de selectie, de begeleiding, de evaluatie, de verspreiding en de overdracht van de resultaten zal geschieden, en over de prioriteiten voor de communautaire maatregelen. Dit Comité is bijgestaan door sub-comités en/of werkgroepen. Zoals eerder vermeld, zal het CEDEFOP een specifieke bijdrage verlenen bij de uitvoering van bepaalde maatregelen van het programma (Deel III.2 en III.3.b).
41.
Het Besluit van de Raad voorziet in twee typen procedures voor het indienen van projecten waarvoor communautaire financiële steun aangevraagd wordt (met uitzondering van Deel IV betreffende de begeleidende maatregelen): •
voor de projecten in het kader van Deel I ("Steun aan de verbetering van de beroepsopleidingsstelsels en -voorzieningen in de Lid-Staten") en I I I . 1 ("Verbetering van de talenkennis"), evenals III.3.a (Multiplicatorprojecten) en de bijbehorende maatregelen is de volgende procedure voorzien : In het kader van een onder de verantwoordelijkheid van iedere Lid-Staat georganiseerde uitnodiging tot het indienen van voorstellen, doen de projectcoördinatoren de voorstellen toekomen aan de nationale structuren van de Lid-Staat waaronder zij vallen. De Lid-Staten doen de Commissie een preselectielijst van projecten toekomen. Zij stellen een verslag op over de wijze waarop de gepreselecteerde projecten de beroepsopleidingsvoorzieningen en -stebeb in de betrokken Lid-Staat steunen en aanvullen. De Commissie stelt op basis van de preselectielijsten van de Lid-Staten en de daarbij behorende verslagen, in partnerschap met de Lid-Staten, een ontwerp-keuzelijst op die zij, voor de definitieve beslbsing, ter advies aan het Comité voorlegt;
•
voor de projecten in het kader van Deel II ("Steun aan de verbetering van de beroepsopleidingsacties, met inbegrip van de samenwerking tussen universiteiten en b e d r i j v e n , ten b e h o e v e van o n d e r n e m i n g e n en werknemers") en de bijbehorende maatregelen, is de volgende procedure voorzien : In het kader van een onder de verantwoordelijkheid van de Commissie georganiseerde uitnodiging voor het indienen van voorstellen, doen de projectcoördinatoren de voorstellen toekomen aan de Commissie en aan de nationale structuren van de Lid-Staat waaronder zij vallen alsook aan de nationale structuren van de andere aan het voorstel geassocieerde partners. Voor de in aanmerking komende projecten doen de Lid-Staten aan de Commbsie een verslag toekomen met een evaluatie van de wijze waarop de projecten de beroepsopleidingsacties ondersteunen en aanvullen met betrekking tot de ondernemingen en werknemers van de betrokken Lid-Staat. Op deze basis verricht de Commbsie, met behulp van een door de LidStaten en door de Commbsie benoemde groep deskundigen, de transnationale expertbe van de projecten en stelt zij een preselectielijst op. De Commbsie vraagt elke betrokken Lid-Staat om zijn mening over deze preselectielijst. In overleg met de betrokken Lid-Staat stelt de Commbsie een preselectielijst op, die zij voor de definitieve beslbsing voor advies aan het Comité voorlegt.
•
voor projecten in het kader van Deel III.2a (Ontwikkeling van de kennis op het gebied van de beroepsopleiding) geldt dezelfde p r o c e d u r e als hierboven beschreven voor de delen I, III. 1 en III.3.a, of, onder voorbehoud van het advies van het Comité, de procedure voor Deel II.
VADEMECUM van het Programma LEONARDO da VINCI
17
42.
In het algemeen zullen deze twee procedures gelijktijdig moeten lopen, met het oog op de gewenste samenhang en doorzichtigheid.
43.
Bij alle projecten, op welke maatregel ze ook berusten en wat ook de te volgen procedure is, zullen de initiatiefnemers een aantal simpele regels in acht moeten nemen om een zo groot mogelijke transparantie van de projecten te verzekeren en het selectieproces te vergemakkelijken, zodat de Commissie, na advies van het LEONARDO-comité, de nodige beslissingen betreffende het toekennen van communautaire steun kan nemen. Deze regels zullen worden uiteengezet in de "Gids voor initiatiefnemers".
44.
In het specifieke geval van projecten die worden ingediend door initiatiefnemers en partnerschappen die al aan voorafgaande programma's (COMETT II, FORCE, PETRA, EUROTECNET, LINGUA) hebben deelgenomen, dient erop gewezen te worden dat de communautaire steun niet zonder meer voortgezet zal worden. De nieuwe projecten zullen bijvoorbeeld breder van opzet moeten zijn wat de inhoud betreft of een aanzienlijk multiplicatoreffect moeten hebben, vooral door middel van netwerken.
V.2.
De financiële ondersteuning
45.
In het kader hieronder vindt u de maximum bedragen voor financiële ondersteuning voor de verschillende types van maatregelen, zoals bepaald in het Besluit van de Raad. Er wordt niettegenstaande op gewezen dat de bedragen, na afloop van de aangegeven procedures, in het algemeen lager zullen liggen dan de maximum aangegeven bedragen. Er dient ook op gewezen dat de financiële steun van de Gemeenschap aan de weerhouden projecten in een zeer g r o t e m e e r d e r h e i d van de gevallen g e b a s e e r d is op een cofinanciering.
18
VADEMECUM van het Programma LEONARDO da VINCI
MAXIMALE DOOR DE GEMEENSCHAP V ERLEENDE FINANCIËLE STEUN
[
Transnationale projecten 100.000 ECU per jaar, 75% van de uitgaven voor -
transnationale proefprojecten (delen I.l.L, I I . l . l , Ill.l.(a)), maximaal 3 jaar;
-
multiplicatorprojecten (deel III.3.(a)), maximaal 2 jaar.
Stages en uitwisselingen Tot 5.000 ECU per begunstigde/stage of uitwisseling (delen I.I.2., II.1.2., III.l.(b) voor een maximale duur van : -
9 maanden voor jongeren die een initiële beroepsopleiding volgen (stages van korte duur van 3 tot 12 weken - zijn eveneens mogelijk);
-
12 maanden voor werkende jongeren, personen die een universitaire opleiding volgen en jonge afgestudeerden (minimum duur : 3 maanden);
-
12 weken voor uitwisselingen tussen o n d e r n e m i n g e n en universiteiten en/of opleidingsinstellingen (minimum duur : 2 weken);
-
8 weken voor uitwisselingen van opleiders, opleidingsfunctionarissen en uitwisselingen tussen o n d e r n e m i n g e n en gespecialiseerde instellingen voor taalonderwijs of I opleidingsinstellingen (minimum duur : 2 weken).
Enquêtes en analyses (deel III.2.A))
■
50 à 100% van de uitgaven.
VADEMECUM van het Programma LEO NARDO da VINCI
19
V.3. De mechanismen en structuren voor de tenuitvoerlegging in de Lid-Staten en de landen van de E.E.R. 46.
In zijn besluit betreffende het programma inzake beroepsopleiding LEONARDO heeft de Raad bepaald (artikel 4, lid 3) dat "de Lid-Staten de nodige maatregelen nemen om te zorgen voor de coördinatie en organbatie op nationaal vlak van de tenuitvoerlegging van dit programma, in het bijzonder door op nationaal niveau in passende structuren en mechanismen te voorzien". Bovendien wordt in Deel IV. 1 van de Bijlage bij het Besluit verklaard dat "communautaire steun verleend wordt aan ...de activiteiten van de in artikel 4, lid 3, bedoelde structuren", en dat verder "in partnerschap tussen de Commissie, de Lid-Staten en de in artikel 4, lid 3, bedoelde structuren" communautaire steun verleend wordt voor "een algemene voorlichtingsactie" en voor "telematicaverbindingen voor de deelnemers aan het programma en een elektronische brievenbus" alsmede voor "een gegevensbank over de projecten, produkten, enquêtes, analyses en resultaten van dit programma" (Deel IV.2.a).
47.
De Commissie, zonder vooruit te willen lopen op de specifieke maatregelen die de LidStaten zullen nemen met betrekking tot het opzetten van de mechanismen en structuren op nationaal niveau (Nationale Coördinatie Instanties), benadrukt de volgende punten, gezien de ervaringen met de voorafgaande programma's: •
om het unieke karakter, de samenhang en de algemene doorzichtigheid van het L E O N A R D O - p r o g r a m m a te v e r z e k e r e n , is het essentieel d a t een centrale c o ö r d i n a t i e van deze s t r u c t u r e n en m e c h a n i s m e n v e r z e k e r d w o r d t , om versnippering van de activiteiten zoveel mogelijk te voorkomen en opdat potentiële initiatiefnemers zich tot één "LEONARDO-contactpunt" per Lid-Staat kunnen richten;
•
in de operationele context van LEONARDO, is het essentieel dat de verschillende actoren op het gebied van de beroepsopleiding in de Lid-Staten, zowel de institutionele als de sociaal-economische, en met name de sociale partners, zo r e c h t s t r e e k s mogelijk bij deze s t r u c t u r e n en m e c h a n i s m e n voor de tenuitvoerlegging betrokken worden;
48.
In het kader hieronder is aangegeven welke taken de Nationale Coördinatie Instanties (NCI) in de Lid-Staten zullen m o e t e n vervullen, in overleg met d e c o m p e t e n t e autoriteiten van de Lid-Staten en van de Commissie.
20
VADEMECUM van het Programma LEONARDO da VINCI
TAKEN VOOR DE NATIONALE COÖRDINATIE INSTANTIES A. Algemene taken 1. Samenwerken met de Commissie en de bevoegde authoriteiten in de LidStaten, bij de operationele tenuitvoerlegging, met name wat betren bijstand bij het vormen van transnationale partnerschappen en de coördinatie met de in de andere LidStaten opgerichte mechanismen voor de tenuitvoerlegging; 2. De nodige contacten en interacties op nationaal, regionaal en sectorieel niveau verzorgen met de verschillende institutionele en sociaaleconomische actoren (met name de sociale partners) die potentieel geïnteresseerd zijn in LEONARDO, en meer in het algemeen in de ontwikkeling van een communautair beleid inzake beroepsopleiding; 3. De complementariteiten vaststellen en versterken tussen LEONARDO enerzijds en SOCRATES en andere vormen van communautaire steunverlening anderzijds, hetzij van de Structuurfondsen (met name de Communautaire Initiatief programma's EMPLOI en ADAPT), hetzij gericht op de industrie en de sociaal economische doelgroepen (met name de kleine en middelgrote ondernemingen en de sociale dialoog), hetzij gericht op de versterking van de capaciteit op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling (vierde kaderprogramma); 4. H et vergemakkelijken, in operationele termen, van de overgang tussen de acties in het kader van de voorafgaande programma's (COMETT, FORCE/EUROTECNET/PETRA, LINGUA) en van het IRISnetwerk voor gelijke kansen, en de communautaire maatregelen in het kader van LEONARDO. Β. Operationele taken 1. Het verspreiden van het Vademecum en de LEONARDOgids, en andere documenten van de Commissie over dit onderwerp, onder de betrokkenen; 2. H et assisteren, waar nodig, van potentiële initiatiefnemers bij het organiseren van transnationale partnerschappen met betrekking tot de verschillende maatregelen van LEONARDO en bij het opzetten van projecten die aansluiten bij de doelstellingen en prioriteiten van het programma; 3. Wat betreft de procedures voor de oproepen tot het indienen van voorstellen en de selectie van projecten: ==>
Voor de Delen I, III. 1 en lll.3.a: Het leveren van een bijdrage aan de organisatie op nationaal niveau van de publikatie en verspreiding van uitnodigingen tot het Indienen van voorstellen onder de doelgroepen van het programma;
H et assisteren van de LidStaat bij de analyse en evaluatie van de projecten en bij het doorgeven van alle ontvangen voorstellen aan de Commissie, na een preselectie te hebben uitgevoerd, met een rapport dat aangeeft hoe deze projecten de beroepsopleidingsstelsels en voorzieningen van de LidStaat aanvullen, en de samenhang met het gemeenschappelijk kader van doelstellingen; H et op de hoogte stellen van de coördinators van de uitslag van de selectieprocedure van de Commissie, na advies van het Comité; N.B.: Voor de transnationale stage en uitwisselingsprogramma's van Deel I: Het beheren, op basis van een tevoren aan de Commissie voorgelegd en door deze goedgekeurd operationeel plan, van de globale aan de LidStaat toegekende subsidie, volgens de bepalingen van sectie B2, tweede paragraaf, van de Bijlage bij het Besluit, met inachtneming van het Financieel Reglement van de Gemeenschap en de administratieve bepalingen betreffende de verdeling van beurzen voor stages en uitwisselingen, en het verzorgen van de begeleiding van uitwisselings en stageprogramma's;
VADEMECUM van het Programma LEO NARDO da VINCI
21
het assisteren bij het opzetten van transnationale partnerschappen voor de organisatie van dergelijke programma's. ==>
Voor Deel II: Het assisteren van de Lid-Staat bij het opstellen en bij de Commissie indienen van een rapport over de als geschikt beschouwde projecten waarin aangegeven wordt hoe deze gepreselecteerde projecten (ook door middel van samenwerking tussen universiteiten en ondernemingen) de beroepsopleidingsacties ten behoeve van de ondernemingen en de werknemers in de betreffende Lid-Staat ondersteunen en aanvullen.
==>
Voor Deel III.2a: Het vormen van een nationaal contactpunt tussen de Commissie en de Lid-Staat, teneinde een bijdrage te kunnen leveren aan de voorbereiding van de voorstellen, de evaluatie van de resultaten en de ondersteuning van een netwerk van deskundigen op het gebied van de beroepsopleiding.
C. Stimulering en verspreiding 1. Het verstrekken van de nodige informatie aan de Commissie over de voornaamste ontwikkelingen bij de tenuitvoerlegging van het programma; 2. Het leveren van een bijdrage aan de organisatie van workshops en andere algemene en thematische bijeenkomsten (op nationaal niveau) over de verschillende aspecten van LEONARDO; 3. Het actief deelnemen aan een globale actie op communautair niveau inzake de verspreiding van informatie en de communicatie betreffende LEONARDO (conferenties, tentoonstellingen, enz.); 4. Het ontwikkelen van de nodige maatregelen en acties met het oog op het optimaal benutten en verspreiden van nieuwe methoden en andere resultaten van de transnationale projecten, en het ondersteunen van de serieproduktie en het op de markt brengen van de in het kader van LEONARDO ontwikkelde opleidingsinstrumenten en -produkten; 5. Het bijdragen aan de ontwikkeling en het gebruik van Europese gegevensbanken over opleiding en de produkten en methoden van LEONARDO (Deel IV.2.a) en over de resultaten van in het kader van het programma uitgevoerde analyses en enquêtes (Deel lll.2.a), en het stimuleren van het gebruik van deze gegevensbanken door de deelnemers; 6. Het voorbereiden van initiatieven tot de oprichting van transnationale partnerschappen op het gebied van de beroepsopleiding met het doel transnationale proefprojecten te ontwikkelen. 7. Het samenwerken met de Centra of contactpunten voor het europees net voor beroepsohentatie met het oog op het ondersteunen van het voorbereiden van proefprojecten of uitwisseling/stage programma's betreffende vraagstukken over informatie en oriëntatie.
22
VADEMECUM van het P r o g r a m m a L E O N A R D O da VINCI
Bijlage NUTTIGE ADRESSEN NATIONALE COORDINATE INSTANTIES (NCI) Europese Unie BELGIQUE/BELGIE Vlaamse Gemeenschap Vlaams Leonardo da Vinci Agentschap Bischoffsheimlaan 27, bus 3 B1000 Brussel
Tel.: (32-2)219 65 00 Fax: (322)219 12 02 Mevr. Trudi Clooten Communauté Française Instance nationale de coordination LEONARDO Cellule Fonds social européen W.T.C. —Tour 1, 14e étage Bd E. Jacqmain 162, Bte 16 B1000 Bruxelles
Tel.: (32-2) 207 75 38 Fax: (322) 203 03 45 M. G. DE SMET
Volet III.2.a: M. Benoît LEONARD (Tel.: 32 2 207 75 40) Deutschsprachige Gemeinschaft Ministerium der deutschsprachigen Gemeinschaft Gospertstraße 15 B4700 Eupen Tel.: (32) 87 74 45 39 Fax: (32) 87 55 64 75 Herrn Ralf BREUER DANMARK ACIU Hesseløgade 16 DK2100 København 0 Tel.: (45)39 27 19 22 Fax: (45) 39 27 22 17 Hr. B. DYLANDER Rektorkollegiets Sekretariat H. C. Andersens Boulevard 45 DK1553 København V Tel.: (45) 33 92 54 36 Fax: (45) 33 92 50 75 Fru I. BÖH LINGPETERSEN Fru E. H ANSEN (Område II.1.1 c; 11.1.2.a; 11.1.2.b) DEUTSCHLAND Bundesinstitut für Berufsbildung Fehrbelliner Platz 3 D10707 Berlin
Tel.: (49) 30 86 43 22 60-25 47 Fax: (49) 30 86 43 26 37 Herrn B. PAULSEN (Teilbereich 1.1.1.a, b, d, eIl. 1.1.a, b, dll.2.a, blll.3.a) Carl Duisberg Gesellschaft I 14/Leonardo da VinciKoordinierungsstelle Weyerstraße 7983 D50676 Köln
Tel.: (49) 221 20 98-365 Fax: (49)221 20 98114 Frau M. NIJSTEN — Frau U. BEH NISCH (Teilbereich 1.1.2.a, b, cll.1.2.clll.1.blll.3.b) Zentralstelle für Arbeitsvermittlung Auslandsabteilung Feuerbachstraße 4246 D60325 Frankfurt/Main Tel.: (49)69 71 11320 Fax: (49)69 71 11683 Frau B. KOWALESKI (Teilbereich 1.1.2.b) Arbeitsgemeinschaft industrieller Forschungsvereinigungen „Otto von Guericke" e.V. Tschaikowskistraße 49 D13156 Berlin Tel.: (49) 30 48 33 44 45 Fax: (49) 30 48 33 44 01 Herrn H . H UH N (Teilbereich ll.1.1.cll.1.2.a, b)
Deutscher Akademischer Austauschdienst Kennedyallee 50 D53175 Bonn Tel.: (49) 228 882257 Fax: (49) 228 882444 Frau STEINMANN (Teilbereiche ll.1.1.cll.1.2.a, b) Universität des Saarlandes NATALI Im Stadtwald, Gebäude 15 — Raum 205 D66123 Saarbrücken Tel.: (49) 681 30236 14/5 Fax: (49)681 30236 11 Frau A. WILLE Frau B. LANG (Teilbereich 111.1.a) Bundesanstalt für Arbeit Regensburger Straße 104 D9327 Nürnberg Tel.: (49)911 17928 80 Fax: (49)911 17914 83 Herrn W. MUSWIECK (Teilbereich 1.1.1.c) GREECE National Labour Institute 68 Kosti Palama and Galatsiou Street GR111 41 Athens Tel.: (30) 1 21 11 906/7 Fax: (30) 1 22 85 122 Ms O GONTZOU ESPANA Tecnología y Gestión de la Innovación, S.A. (TGI) Dirección: c/ Velazquez, 134 bis E28006 Madrid Tel.: (34) 1 396 48 28 Fax: (34) 1 396 48 65 Sr. D. Manuel NUNEZ
Agence Leonardo da Vinci c/o CN.O.U.S. Centre National des Oeuvres Universitaires et Scolaires 8, rue Jean Calvin F75231 Paris Cedex 05 Tel.: (33) 1 40 79 91 49 Fax: (33) 1 45 35 72 48 Mme C. BOUDREMILLOT (Public: établissements scolaires, centres de forma tion des apprentis, établissements spécialisés, GRETA) (Volets l.1.1.al.1.1.cl.1.1.dl.1.1.el.1.2.a I.1.2.GI.1.2.C) Agence Leonardo da Vinci c/o R.A.C.I.N.E. RACINE 18, rue Priant F75014 Paris Tel.: (33) 1 40 44 80 20 Fax: (33) 1 40 44 79 72 M. Claude BAPST (Public intéressé par les enquêtes et analyses)
(Volet lll.2.a) IRELAND LEARGAS — Avoca H ouse 189/193 Parnell Street Dublin 1 Tel.: (353) 1 873 14 11 Fax: (353)1873 13 16 Ms Elizabeth WATTERS ITALIA ISFOL Via G. B. Morgagni 30/e 100161 Roma Tel.: (39)6 44 59 04 90 Fax: (39) 6 44 59 04 75 Dort, ssa Marina ROZERA GRAND-DUCHÉ DE LUXEMBOURG
FRANCE Agence Leonardo da Vinci c/o A.C.F.C.I. Assemblée des Chambres Françaises de Commerce et d'Industrie 45, avenue d'Ièna F75016 Paris Tel.: (33) 1 40 69 37 35 Fax: (33) 1 47 20 46 05 Mme Brigitte LE BONIEC (Public: établissements d'enseignement supérieur, entreprises, organisme de formation, réseau consu laire) (Volets II. 1.1.cll.1.1.dll.1.2.all.1.2.blll.La lli. 1.blll.3.a) Agence Leonardo da Vinci c/o A.N.P.E. Agence Nationale pour l'Emploi Immeuble Le Galilée 4, rue Galilée F93198 Noisylegrandcedex Tel.: ( 3 3 ) 1 4 9 3175 11 Fax: ( 3 3 ) 1 4 3 03 13 47 Mme Nicole COUDERC (Public: demandeurs d'em ploi) (Volet I.1.2.D) Agence Leonardo da V inci c/o C.E.F.A.R. Centre d'Etudes de Formation, d'Animation et de Recherche 4, rue Quentin Bauchart F75008 Paris Tel.: (33) 1 53 67 72 32 Fax: (33) 1 47 23 61 87 Mme Dominique DU RUSQUEC (Public: branches professionnelles, organismes de financement de la formation, entreprises, organis mes de formation) (Volets l.1.1.bll.1.1.all.1.1.b II.1.2.C)
Ministère de l'Éducation nationale et de la Formati on Professionnelle 29, rue Aldringen L2926 Luxembourg Tel.: (352) 478 52 34 Fax: (352)47 41 16 M. C. WELFRING (Suivi des enquêtes, analyses et statistiques dans le domaine de la formation professionnelle) (Volet III.2) FOPROGEST ASBL 23, rue Aldringen —B.P. 141 L2011 Luxembourg Tel.: (352) 22 02 68 Fax: (352) 22 02 69 Mme N. SCH INTGEN (Volets I, lll.3.a) Mme S. BEAUFILS (Volet II) (Projets pilotes et programmes de placements/ d'échanges du volet I: sauf information et orientation professionnelle Projets pilotes du volet II et lll.3.a: sauf innovations en formation professionnelle et coopération univer sité/entreprise) Administration de l'Emploi 38 A, rue Philippe II — Β Ρ 23 L2010 Luxembourg Tel.: (352) 478 53 00 Fax: (352) 46 45 19 M. N. EWEN (Projets pilotes du volet I dans le domaine de l'infor mation et de l'orientation professionnelle)
C.P.O.S. 280, route de Longwy L1940 Luxembourg Tel.: (352)45 64 64615 Fax: (352) 45 45 44 M. R. GOFFIN (Projets pilotes du volet I dans le domaine de l'infor mation et de l'orientation professionnelle) Luxinnovation 7, rue Alcide de Gasperi L1615 Luxembourg
Tel.: (352) 43 62 63 Fax: (352) 43 23 28 ou 43 83 26 Mme Béatrice ABONDIO (Volets 11.1.1, 11.1.2 et lll.3.a) Agence SOCRATES Ministère de l'Éducation Nationale et de la Formation Professionnelle 29, rue Aldringen L2926 Luxembourg Tel.: (352) 478 51 83
SUOMI/FINLAND Leonardokeskus Opetushallitus Hakaniemenkatu 2 FIN00530 H elsinki Tel.: (358)9 774 772 17 Fax: (358)9 774 772 13 M.NUPPONEN CIMO (Kansainvälisen henkilövaihdon keskus) Hakaniemenkatu 2 (P.O. Box 343) FIN00531 H elsinki Tel.: (358) 9 774 776 70 Fax: (358) 9 774 770 64 N. ESKOLA (Ohjelmelohko 1.1.2) SVERIGE Svenska EUprogramkontoret Utbilding och Kompetensutveckling Kungsgatan 8, 3:e våningen
Fax: (352) 478 51 37
S-10396 Stockholm
M. G. DONDELINGER
Tel.:
(Volet III.1)
Fax: (46) 8 453 72 01
(46) 8 453 72 00
Mr. Boo SJÖGREN, Direktor — Tel.:(46) 8 453 72 NEDERLAND CIBB Pettelaarpark 1 (P O Box 1585) 5200 BP'sH ertogenbosch
Tel.: (31)73 68 00 762 Fax: (31)73 61 23 425 Email
[email protected] Internet http://www.cibb.nl European procedures: Dhr. Jos TILKIN National procedures: Mevr. Luusi H ENDRIKS Dhr. Martin JACOBS Mevr. J. ROEMELING NUFFIC (University/undertaking cooperation) Kortenaerkade 11 (Ρ O Box 29 777) 2502 LT Den H aag
11 Ms Monica ROBIN SVENSSON, biträdande direktör Tel.: (46)8 453 72 12 Ms Christina H ASSELBERG — Tel.: (46) 8 453 72
18 (Område I) Mr. Peter MOSSFELDT — Tel.: (46) 8 453 72 39 (Område II och III)
Department for Education and Employment EC Education and Employment Division Room N710 Moorfoot UKSheffield S1 4PQ
Tel.: (44)114 259 4258 Fax: (44)114 259 4531 Mr. Brian WALKER (For Strand lll.2.a) Andere landen van de Europese Economische Ruimte ICELAND Leonardo da Vinci NCU Research Liaison Office University of Iceland Dunhaga 5 IS107 Reykjavik Tel.: (354) 5 25 49 00 Fax: (354)5 25 49 05 email:
[email protected] Mr. A.H. INGTH ÓRSSON LIECHTENSTEIN Leonardo da VinciBüro Fachhochschule Liechtenstein Marianumstraße 45 FL9490 Vaduz Tel.: (41)75 237 62 03 Fax: (41)75 237 62 64 email:
[email protected] Herrn Dieter GUNZ NORGE
UNITED KINGDOM Department for Education and Employment EC Education and Employment Division Room 513 — Steel H ouse Tothill Street UKLondon SW1H 9NF
Tel.: (44)171273 5496 Fax: (44) 171 273 5475
Tel.: (31)70 42 60 260 Fax: (31)70 42 60 259
Responsible NCUUK: Mrs Jane EVANS
Email
[email protected] Internet http://www.nufficcs.nl/ Dhr. H arry WICH MANN
Central Bureau for Educational Visits and Exchanges The British Council
10, Spring Gardens
Leonardo da Vinci i Norge (NCU) Teknologisk Institutt (TI) Akersveien, 24c POB 2608 St. Hanshaugen N0131 Oslo Tel.: (47) 22 86 50 00 (47) 22 86 53 37 (dir.) Fax: (47) 22 20 18 01 Mr. Rolf KRISTIANSEN
OP EUROPEES NIV EAU
UKLondon SW1A 2BN SUSP Transnationale programma's voor stages voor werkende jongeren Duinweg 5 (PO Box 97) 1860 AB Bergen N.H.
Tel.: (44)171389 4426 Fax: (44)171389 4624
Tel.: (31)72 589 6144
Centre for Training Policy Studies The University of Sheffield 1 Northumberland Road UKSheffield S1 OTT
Fax: (31)72 589 40 08 Dhr. L. VAN DER HOEVEN (Deel 1.1.2.b)
MsSubhaRAY(...4509) (For Strands 1.1.1.a, 1.1.2.a, I.1.2.D, I.1.2.C, lll.3.a)
ÖSTERREICH
Tel.: (44) 114 282 6008 Fax: (44)114 275 5682
Büro für Europäische Bildungskooperation Leonardo da VinciBüro Schreyvogelgasse 2
Mr. Philip EDMEADES (For Strands I.1.1.D, 1.1.1 .d. 1.1.1.e, 11.1.1.a, 11.1.1.b,
A-1010 Wien Tel.: (43) 1 534 08 41
ll,1.1.d, II.1.2.C)
Fax: (43) 1 534 08 40 Herrn K. SCH LICK (Teilbereich lll.2.a: H errn Ludwig ROITHINGER)
Department for Education and Employment Higher Education and Employment Division Sanctuary Buildings Great Smith Street UKLondon SW1P3bT
PORTUGAL
Tel.: (44)171925 5306(1) Tel.:
Instancia Nacional de Coordenação do Programa Leonardo da Vinci Rua Jacinta Marto, n' 82' Frente P1150 Lisboa
Tel.: 351 1 356 18 40 Fax: 351 1 352 17 91 Sr. P. SILVA
(44) 171 925 5254 (2)
Fax: (44) 171 925 69 85 Ms Jean NICH OL(1) Mr. Martin PIPER (2) (For Strands II.1.1.C, ll.1.2.a, II.1.2.D)
EUROPESE COMMISSIE Dlrectoraatgeneraal XXII Onderwijs, opleiding an jeugdzaken Directoraat B Beleid inzake beroepsopleiding Dhr. K. DRAXLER — Directeur B7 5/55 Wetstraat 200
B-1049 Brussel email:
[email protected] BUREAU VOOR TECH NISCH E BIJSTAND BIJ DE EUROPESE COMMISSIE VOOR H ET LEONARDO DA VINCI PROGRAMMA Sterrenkundelaan 9 B1210 Brussel Dhr. R. WALTHER — Chef van het B. T. B.
Tel.: (32-2) 227 01 00 Fax:
(322) 227 01 01
Cedefop —Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding Marinou Antipa 12 — P O Box 27 GR55102 Thessaloniki (Thermi) Dhr. J. van RENS — Directeur Tel.: (30)31490 111
Fax: (30)31490 102
Department for Education and Employment EC Education and Employment Division Room 513 — Steel H ouse Tothill Street UKLondon SW1H 9NF
Tel.: 44 171273 5496 Fax: 44 171 273 5475 Ms H elen CALDWELL (For Strand 1.1.1.c, 111.1.a, IIM.b, lll.2.b)
Een »EUROPA« hoofdstuk is beschikbaar op Internet met klare, duidelijke en recente informatie. De inhoud zal zich snel uitbreiden; de toegangscode is http://europa.eu.int/en/comm/dg22/leonardo.html
Europese Commissie Programma Leonardo da V inci — V ademecum Luxemburg: Bureau voor officiële publikaties der Europese Gemeenschappen 1996 — 24 blz. — 21 χ 29,7 cm ISBN 9282788237
o ί
α
ro to co ι UI
CD O
O
ISBN op
ΊΞ-ηΞ7-Αο23-7
BUREAU VOOR OFFICIËLE PUBLIKATIES DER EUROPESE GEMEENSCHAPPEN L-2985 Luxembourg
789282V88233