Profielproduct Plan van aanpak (paper 1)
Naam auteur
Jessica van Ommen-Ceballos
Vakgebied
Spaans
Titel
Wat verstaan leerlingen van het Montessori College Oost onder het begrip ‘de goede docent’?
Onderwerp
Professionalisering van docenten, leerling-perspectief, leerlingtaal, docentkwaliteiten, vragenlijst
Profiel
AcOA
Opleiding
Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam
Doelgroep
Vmbo
Sleuteltermen
Professionalisering, goede/ideale docent, vmbo, vragenlijst, verdiepingsinterviews
Bibliografische referentie
Ommen-Ceballos, van J. (2013) ‘Wat verstaan leerlingen van het Montessori College Oost onder het begrip ‘de goede docent’? ?’’ Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding UvA. 10490388
Studentnummer Begeleider(s)
Gonny Schellings (UvA) en Jan van Beek en Karin van Esch (Montessori College Oost)
Beoordelaar(s)
Lenie Kneppers
Opdrachtgever
Onderzoeksteam Montessori College Oost; Jan van Beek en Karin van Esch
Datum
04 november 2013
1
1. Verkenning 1.1 Aanleiding van de opdracht Dit profielproduct wordt uitgevoerd in opdracht van het onderzoeksteam van het Montessori College Oost. Deze school is onderdeel van de Academische Opleidingsscholen Amsterdam (AcOA). De leden van het onderzoeksteam zijn Jan van Beek en Karin van Esch, tevens de begeleiders van dit onderzoek. Vanuit de Universiteit van Amsterdam (Interfacultaire Lerarenopleidingen) wordt dit onderzoek begeleid door Gonny Schellings. Begin september 2013 kwamen diverse AcOA opleidingsscholen bijeen om de voortgang van lopende onderzoeken nader toe te lichten, zowel aan andere onderzoeksdocenten als aan Lio’s van de verschillende opleidingsscholen. Bij deze bijeenkomst waren onderzoeksdocenten van het Spinoza Lyceum Amsterdam, het Montessori Lyceum Amsterdam, de Open Schoolgemeenschap Bijlmer en het Montessori College Oost aanwezig. De presentatie van het Montessori College Oost sprak mij veruit het meest aan. In de eerste plaats vanwege de inhoud en het thema van het onderzoek, alsmede door het enthousiasme van de onderzoekers. Jan van Beek en Karin van Esch vertelden over het onderzoek dat zij op het Montessori College Oost doen naar professionalisering van docenten en de gevolgen hiervan voor de school als geheel, de docenten zelf en de leerlingen. Tijdens onze eerste bespreking kreeg ik het onderzoeksplan van Jan van Beek en Karin van Esch uitgereikt. In dit artikel, ‘’Samen werken en leren: Samenwerkend leren’’ genaamd, staat onder meer dat docenten die op het Montessori College Oost benoemd zijn in functieschaal LC een ontwikkeltraject volgen. Het doel van dit traject is om een lerende organisatie te worden, waarbij leren opgesplitst kan worden in individueel leren, leren als team en leren als organisatie. Het succes van de uitvoering hangt grotendeels af van de kwaliteit van de deelnemers en hun participatie. Op die manier wordt de sociale cohesie versterkt die nodig is voor een intensieve samenwerking, aldus van Beek en van Esch (2013). Op het Montessori College Oost bestaat de mogelijkheid om vanuit salarisschaal LB te promoveren naar schaal LC (of vanuit LC naar LD). Het OCW geeft scholen binnen het VO subsidie om te kunnen voldoen aan de functiemix (welke in het leven is geroepen om nieuwe docenten aan te trekken, huidige docenten binnenboord te houden en daarnaast promotiemogelijkheden te bevorderen). Men is op het Montessori College Oost in 2010 begonnen met het invoeren van deze functiemix. Om te bepalen welke docenten uit schaal LB benoemd zouden worden naar schaal LC zijn allerlei procedures uitgeprobeerd, waaronder het solliciteren naar deze functieschaal. Dit heeft veel tijd gekost en onder de docenten weleens tot scheve gezichten geleid. Vandaar dat is besloten om alle LB docenten die minimaal drie jaar een vast contract hebben op het Montessori College Oost en de ‘’Basiscursus Montessori’’ gevolgd hebben, automatisch in te schalen op LC-niveau (dit wil zeggen dat bijna het voltallige docententeam plotseling in salarisschaal LC terecht kwam). Vervolgens is het zogeheten ‘’ontwikkeltraject’’ bedacht. Eerste stap van dit ontwikkeltraject is een driedaagse cursus waarbij 10-15 docenten in teamverband trainingen volgen die in het teken staan van het begrip professionele leergemeenschap. Na afloop van deze cursus 2
starten deze docenten een nieuwe werkgroep of voegen zij zich bij reeds bestaande werkgroepen (met thema’s als ICT, taalbeleid, rekenonderwijs, kunst- en cultuurklas, lesmodel, etc.). Binnen deze werkgroepen ontwikkelen de docenten zich in teamverband verder tot professionele docent. Tijdens werkmiddagen krijgen de docenten taakuren toebedeeld om binnen de werkgroepen overleg te voeren. Tijdens de plenaire bijeenkomsten die twee keer per jaar plaatsvinden en waar het voltallige personeel bij aanwezig is, geeft iedere werkgroep toelichting over de professionele ontwikkeling van zijn leden. Echter, ruim twee jaar na de start van dit ontwikkeltraject lijken een aantal werkgroepen een stille dood te zijn gestorven. Daarnaast gebruiken lang niet alle docenten die deel hebben genomen aan het ontwikkeltraject de werkuren waarvoor deze bestemd zijn. De onderzoeksdocenten hebben zich tot doel gesteld te onderzoeken of dit traject het juiste is en of de deelnemende docenten hier daadwerkelijk professioneler door zijn geworden (en de school daarmee een meer professionele leergemeenschap). 1.2 Probleemverkenning De centrale vraagstelling van het onderzoek waarbij ik mij zal aansluiten luidt: ‘’Heeft het ontwikkeltraject, naar het inzicht van de docenten, bijgedragen aan de ontwikkeling van hun eigen professionalisering en die van de school tot een professionele leergemeenschap?’’ De onderzoeksdocenten hanteren de volgende definitie van het begrip ‘’professionele leergemeenschap’’: “Een professionele leergemeenschap verwijst naar het permanente samen delen, onderzoeken en verbeteren van de praktijk van leerkrachten en schoolleiding om zo het onderwijs aan de leerlingen te verbeteren. Een professionele leergemeenschap is een gemeenschap van voortdurend onderzoek en verbetering (Hord, 1997)’’ (van Beek en van Esch, 2013: 9).
Om antwoord te kunnen geven op deze hoofdvraag worden drie verschillende subvragen gesteld. Naar aanleiding van de gesprekken met mijn opdrachtgevers wil ik mij met name richten op één specifiek onderdeel van de subvraag ‘’Hoe denken leerlingen en docenten over het functioneren van docenten’’. Ik wil mezelf graag op de leerlingpopulatie richten omdat ik oprecht geïnteresseerd ben in deze doelgroep. 1.3 Probleemomschrijving Aan het einde van het schooljaar 2012-2013 is in alle reguliere groepen van het Montessori College Oost een vragenlijst afgenomen genaamd ‘’Enquête Goede Docent’’. 1 Het doel van de onderzoeksdocenten was middels deze vragenlijst vast te stellen wat leerlingen onder een goede docent verstaan en of dit instrument gebruikt kan worden om antwoord te geven 1 Het Montessori College Oost is een voormalige vluchtelingenschool waar vandaag de dag vmbo onderwijs wordt onderwezen. Er zijn drie profielen: Bouw, Economie en Zorg en Welzijn. Daarnaast is er een zogeheten ‘wachtklas’ = ’O-klas’ (eerste Opvang) voor leerlingen die pas in het land zijn en eerst Nederlands moeten leren. Ook is er een havo-doorstroom klas. De desbetreffende vragenlijst is uitsluitend in de reguliere vmbo klassen (jaarlagen 1 t/m 3) afgenomen en dus niet in zogeheten O-klassen of havo-doorstroom klassen.
3
op de vraag of de leerlingen iets merken van het ontwikkeltraject dat verscheidene docenten doorlopen hebben. De vragenlijst bestaat uit twee onderdelen. In het eerste onderdeel geeft de leerling bij vierenvijftig vragen aan in hoeverre hij het eens/oneens is met de strekking van die vraag (bijvoorbeeld: ‘’een goede docent laat leerlingen zelfstandig werken’’ of ‘’een goede docent controleert huiswerk’’).2 Het tweede onderdeel van de vragenlijst bestaat uit een overzicht van tien kwaliteiten die een goede docent kan hebben.3 De leerlingen werd gevraagd uit deze tien kwaliteiten een top-3 te kiezen. Op nummer één staat de kwaliteit die door de leerling als het meest belangrijk wordt gezien. Uit de resultaten van de ‘’Enquête Goede Docent’’ is gebleken dat de leerlingen de volgende kwaliteiten top-3 verkozen: 1e klas vrouw
2e klas man
2e klas vrouw
Kwaliteit
1e klas man
3e klas man
3e klas vrouw
#1
Vrolijk
Vrolijk
Vrolijk
Behulpzaam
Vrolijk
Vrolijk
#2
Behulpzaam
Behulpzaam
Positief
Behulpzaam
Duidelijk
Behulpzaam
#3
Eerlijk
Eerlijk
Duidelijk
Eerlijk
Duidelijk
Behulpzaam
Met stip op nummer één staat de kwaliteit ‘’Vrolijk’’; door vijf van de zes (5/6) groepen verkozen als meest belangrijke kwaliteit van een goede docent. Op nummer twee staat de kwaliteit ‘’Behulpzaam’’ (4/6) en op nummer drie de kwaliteit ‘’Eerlijk’’ (3/6). De antwoorden van de leerlingen bij dit tweede onderdeel van de vragenlijst hebben voor de onderzoeksdocenten tot een onverwachte uitkomst geleid. Dat wil zeggen dat de onderzoeksdocenten, ondanks dat zij niet een eenduidige noch stellige verwachting hadden, toch verbaasd zijn over de resultaten. Zo hadden zij gedacht dat de begrippen rust, orde en veiligheid vorm zouden krijgen in de gekozen kwaliteiten top-3; hierbij valt te denken aan kwaliteiten als ‘’streng’’ en ‘’duidelijk’’. Aan de andere kant begrijpen de onderzoeksdocenten de voorkeur van de leerlingen voor de kwaliteit ‘’vrolijk’’ wel heel goed. Daarnaast is het opvallend dat er nauwelijks variatie was in het gegeven antwoord (zowel in het eerste als in het tweede deel van de vragenlijst). De onderzoeksdocenten vrezen dat de oorzaak hiervoor gevonden kan worden in een mogelijke taalbarrière die het gevolg zou kunnen zijn van het lage onderwijsniveau van de leerlingenpopulatie. Hierbij rijst de vraag of de leerlingen van het Montessori College Oost überhaupt wel uit de voeten kunnen met een vragenlijst. Door de ontbrekende variatie in de gegeven antwoorden vragen de onderzoeksdocenten zich af of het woordenschatniveau van de leerlingenpopulatie wel toereikend genoeg is om de vraagstellingen op correcte wijze te interpreteren. Als bijgevolg hiervan vragen de onderzoeksdocenten zich af wat de leerlingen verstaan onder de genoemde docentkwaliteiten. Wellicht is de desbetreffende vragenlijst in het geval van deze 2
Overal waarbij ik naar ‘hij’/’hem’ refereer, kan ook ‘zij’/’haar’ worden gelezen. Zijnde: Vrolijk, Netjes, Creatief, Positief, Behulpzaam, Kritisch, Rustig, Streng, Duidelijk en Eerlijk.
3
4
doelgroep ongeschikt als toegepast onderzoeksinstrument, ondanks het feit dat de vraagstellingen bewust dermate gesimplificeerd waren om deze voor leerlingen met een laag onderwijsniveau begrijpelijk te maken. Daarnaast kan het natuurlijk ook zo zijn dat de vragenlijst wel gewerkt heeft, maar dat de leerlingen simpelweg een gemeenschappelijk beeld hebben bij een goede docent, waarbij de kwaliteit “vrolijk’’ de meest belangrijke eigenschap is. Beschrijving van de doelgroep: woordenschatniveau van vmbo leerlingen Uit de literatuur blijkt dat niet zozeer het onderwijsniveau van een leerling, maar de etnische achtergrond bepalend is voor het niveau aan woordkennis. Zo stellen Hacquebord et al. (s.a.) dat anderstalige leerlingen een aantoonbaar woordkennistekort hebben aan het eind van de basisschool en daardoor belemmerd zijn bij de overgang naar het voortgezet onderwijs. In het kader van deze achterstand wordt gesproken van het ‘Matthew effect’, ofwel ‘Mattheüs-effect’. Dat wil zeggen dat de achterstanden van allochtone leerlingen bij onder meer woordenschat niet kleiner worden, maar juist bij de zwakke groepen groter worden. Dit effect is verklaarbaar doordat de taaleisen steeds hoger worden, hierdoor blijven allochtone leerlingen steeds achter en slagen ze er niet in een inhaalslag te maken, aldus Hacquebord et al. (s.a.). Verder stelt Verlegh (2009) dat: ‘’Gezien de grote verschillen in prestatieniveau aan het eind van het basisonderwijs is het geen verrassing dat allochtone leerlingen niet evenredig doorstromen naar de verschillende schoolsoorten van het voortgezet onderwijs. Leerlingen van allochtone herkomst stromen veel minder door naar een havo- of vwo-opleiding en veel meer naar het vmbo (Herweijer, 2003)’’ (Verlegh, 2009: 4). Zoals uit bovenstaande blijkt volgt de grote meerderheid van de leerlingen met een allochtone achtergrond onderwijs in het vmbo. Samengevat komt uit het onderzoek van Verlegh (2009) naar voren dat de thuistaal van de leerlingen de belangrijkste voorspeller blijkt te zijn van het woordenschatniveau. Etniciteit is met andere woorden een verklarende factor voor geletterdheid. De thuistaal van leerlingen is zo belangrijk voor het woordenschatniveau, omdat de ontwikkeling van de Nederlandse woordenschat niet gestimuleerd wordt als de ouders thuis geen Nederlands met hun kinderen spreken (Verlegh, 2009). Theoretisch kader: Onderzoek naar ‘’dé goede docent’’ Om antwoord te geven op de vraag wat leerlingen verstaan onder een goede docent refereert Teitler in zijn ‘’Lessen in orde’’ (2012) naar een journalistieke publicatie uit 2006 genaamd ‘’Het geheim van de docent’’ waarin mensen werd gevraagd naar herinneringen aan hun leraren van vroeger.4 Wat volgens Teitler opvalt is dat het vooral de persoonlijke eigenschappen van docenten zijn die indruk hebben gemaakt en dat die de geïnterviewden hebben gestimuleerd om zelf tot ‘echt’ leren en ontwikkeling te komen. Kwaliteiten die daarbij vaak naar voren worden gebracht, zijn de merkbare liefde en het enthousiasme voor het vak, het inspireren, humor, zichzelf zijn, het scheppen van een persoonlijke band met leerlingen, het aanzetten tot nadenken, consequent optreden naar leerlingen, aanzien en gezag weten in te boezemen, weten te boeien en gepassioneerd vertellen. Uit deze publicatie komt naar 4
In opdracht van de Onderwijscoöperatie (voorheen de Stichting Beroepskwaliteit Leraren).
5
voren dat een goede leraar iemand is met de juiste persoonlijke eigenschappen: de geboren leraar. Voor leerlingen zijn het dus de persoonlijke kwaliteiten van leraren die bepalen of ze geboeid raken en gestimuleerd worden tot leren. In het onderzoek ‘’Het geheim van de docent’’ zijn uitsluitend volwassenen gevraagd naar hun menig over ‘’dé goede docent’’. Verder onderzoek naar bestaande literatuur toont aan dat er helaas geen vergelijkbaar onderzoek bestaat met dat van het Montessori College Oost waarbij (vmbo) leerlingen aan de hand van een vragenlijst en/of interview wordt gevraagd naar de kwaliteiten van een goede docent. Ik had graag willen onderzoeken of de geringe variatie in antwoord onder de leerlingpopulatie van het Montessori College Oost ook bij andere populaties is geconstateerd als wordt gekeken naar de mening van leerlingen omtrent het begrip ‘’goede docent’’. Zowel Teitler (2012) als van Gennip en Vrieze (2008) wijzen op het vitale belang van persoonlijke kwaliteiten van leraren en verwijzen daarbij naar het werk ‘’Kwaliteit van binnenuit als sleutel voor professionele ontwikkeling‘’ van Korthagen en Vasalos (2007). Laatstgenoemde auteurs spreken van kernkwaliteiten, kwaliteiten die de kern van een persoon vormen en doorwerken in alle lagen van het functioneren van de leraar. De kernkwaliteiten zijn van kinds af aan aanwezig en hebben te maken met het zijn van de persoon. Ze zijn ondeelbaar en breed inzetbaar. Ze kunnen niet worden aangeleerd, maar wel worden aangeboord. Kernkwaliteiten onderscheiden zich daarmee van competenties, die wel leerbaar zouden zijn en die verwoorden wat docenten kunnen. Van Gennip en Vrieze zijn van mening dat het beeld van wat goede leraren zijn, niet compleet is zonder deze persoonlijke kwaliteiten in ogenschouw te nemen. Zo stellen zij dat uit onderzoek weliswaar niet blijkt dat er een rechtstreekse lijn loopt van persoonlijke kwaliteiten van leraren en dat wat leerlingen presteren, maar dat het een noodzakelijke voorwaarde is voor goed onderwijs gezien het belang dat hieraan door betrokkenen (leraren en leerlingen) wordt toegeschreven (Van Gennip en Vrieze, 2008). Van Gennip en Vrieze (2008) stellen in ‘’Wat is de ideale leraar?’’ onder meer de vraag wat de essentie van goed leraarschap is. De kerntaak van de leraar is volgens van Gennip en Vrieze het verzorgen van onderwijs. Deze kerntaak kan volgens de auteurs onderverdeeld worden in drie basisdimensies: a). de (vak)inhoudelijke kennis van de leraar en de daarbij behorende vakdidactiek b). de pedagogisch-didactische interventies van leraar die nodig zijn om de stof over te dragen c). de persoon van de leraar. Samengevat zou je kunnen zeggen dat een goede leraar een leraar is die een aanwijsbare bijdrage levert aan het leren en de ontwikkeling van leerlingen. Dat betekent dat kenmerken van een goede leraar op de een of andere manier invloed moeten hebben op de kennis, vaardigheden en/of houding en motivatie van leerlingen. Van Gennip en Vrieze introduceren het zogeheten VIPkwaliteitsmodel: (V)akkennis, (I)nterventie en (P)persoonlijkheid. Uitgangspunt hierbij is dat, gegeven een bepaald basisniveau, de verschillende facetten leerbaar en te ontwikkelen zijn. Bij het onderdeel Persoonlijkheid worden de volgende kwaliteiten benoemd: authentiek persoon; passie voor lesgeven; geeft persoonlijke aandacht; heeft humor (van Gennip en Vrieze, 2008). De kwaliteiten ‘’passie voor lesgeven’’ en ‘’heeft humor’’ lijken overeen te komen met de nummer 1 uit de kwaliteiten top-3 die het resultaat is van de vragenlijst die onder de leerlingen van het Montessori College Oost is afgenomen. Mits, de leerlingen er een andere, wellicht minder gangbare, interpretatie van het begrip ‘’vrolijk’’ op nahouden. 6
2. Onderzoeksaanpak 2.1 Doelstelling Het doel van dit onderzoek is te achterhalen wat volgens de leerlingen van het Montessori College Oost de kwaliteiten zijn een goede docent. Hierbij is van belang of naar aanleiding van interviews, net als bij de uitkomsten van de vragenlijst, weinig variatie in antwoorden blijkt, of dat de leerlingen andere termen gebruiken dan die in de vragenlijst gebruikt zijn. Terugkomend op subvraag 3 naar het onderzoek van professionalisering van docenten (‘’Hoe denken […] leerlingen over het functioneren van docenten?’’) wil ik middels interviews het tweede onderdeel van de vragenlijst kwalitatief verdiepen.5 Hierbij ga ik ervan uit dat de vragenlijst tekort is geschoten aangezien de uitkomsten hiervan geen eenduidig antwoord hebben opgeleverd op de vraag wat volgens de leerlingen een goede docent is. Middels een onderzoeksverslag zal ik de onderzoeksdocenten die het grotere onderzoek naar professionalisering van docenten leiden informeren over de conclusies. Daarnaast zal ik, naar aanleiding van de uitkomsten van de interviews, een advies uitbrengen over het waarom achter het uitblijven van bruikbare resultaten naar aanleiding van de afgenomen vragenlijst. Aangezien de resultaten van de ‘’Enquête Goede Docent’’ uiteindelijk in het onderzoeksverslag naar professionalisering van docenten zullen worden opgenomen is het voor de onderzoeksdocenten van belang om te weten wat leerlingen verstaan onder de kenmerken van een goede docent zoals die in de vragenlijst gebruikt zijn. 2.2 Centrale vraagstelling De onderzoeksvraag luidt als volgt: Wat verstaan de leerlingen van het Montessori College Oost onder de kwaliteiten van een goede docent en komen de genoemde kwaliteiten overeen met de uitkomsten van de vragenlijst? 2.3 Deelvragen 1. Welke woorden gebruiken leerlingen om een goede docent te beschrijven? 2. Is er sprake van een overeenkomst tussen de woorden van de leerlingen en de woorden van de vragenlijst om eigenschappen van een goede docent te benoemen? 2.4 Groepen en instrumenten Ik zal beide deelvragen beantwoorden aan de hand van interviews.6 De keuze voor dit desbetreffende onderzoeksinstrument vindt zijn verantwoording in het hoofddoel dat middels
5
Zie bijlage 1 voor de interviewvragen. Ik zal in mijn rol als interviewer beïnvloeding zo veel mogelijk proberen te voorkomen door het noemen van zogeheten suggestieve voorbeeld-antwoorden te vermijden. Daarnaast heb ik mijzelf bij het formuleren van de vraagstellingen tot doel gesteld dat de vragen zo objectief mogelijke antwoorden moeten opleveren.
6
7
het afnemen van interviews kan worden bereikt, namelijk het verkrijgen van kwalitatieve verdiepende informatie bij een eerder afgenomen vragenlijst. Ik zal in totaal acht leerlingen interviewen.7 8 Elk interview zal ongeveer 1 uur in beslag nemen. Gezien het korte tijdsbestek waarbinnen het eindproduct moet worden aangeleverd, is het qua tijdsplanning moeilijk om meer leerlingen te bevragen. Ook organisatorisch gezien is het bevragen van meer dan 8 leerlingen moeilijk aangezien tijdens de selectie bleek dat de leerlingen uit de desbetreffende doelgroep over het algemeen niet staan te springen om op vrijwillige basis mee te werken aan buitenschoolse activiteiten. 3. Product Het eindproduct bestaat uit een onderzoeksverslag dat ik de opdrachtgevers, Jan van Beek en Karin van Esch op 10 december 2013 zal overhandigen. Desgewenst kan ik het onderzoeksverslag daarnaast mondeling toelichten aan de schoolleiding en/of aan de docenten van het Montessori College Oost. Het onderzoeksverslag geeft antwoord op een onderdeel van één van de subvragen uit het grotere onderzoek naar professionalisering van docenten. Door het afnemen van de interviews en het verwerken van de resultaten hiervan in de vorm van een onderzoeksverslag verschaf ik antwoord op de vraag hoe leerlingen denken over het functioneren van (goede) docenten. Het antwoord op deze vraag is deels gebleken naar aanleiding van de vragenlijst, maar zal nader worden toegelicht middels kwalitatieve onderzoeksresultaten die uit de verdiepingsinterviews zullen blijken. Ik zal daarnaast ook een advies uitbrengen over het gebruik van vragenlijsten bij deze leerlingpopulatie. 4. Tijdsplan
Week
Activiteit
Extra info
Tijds bestek
36
Op 02/09 eerste AcOA bijeenkomst
Te Spinoza Lyceum Amsterdam
2.5 uur
37
Op 09/09 begeleidingscollege
Te ILO
3 uur
38
Op 16/09 eerste bijeenkomst op MCO
Tezamen met Gonny Schellings
2 uur
40
Op 30/09 tweede bijeenkomst op MCO
Onderzoeksopzet afgebakend
2 uur
7
Twee mannelijke leerlingen uit de onderbouw, twee vrouwelijke leerlingen uit de onderbouw, twee mannelijke leerlingen uit de bovenbouw en twee vrouwelijke leerlingen uit de bovenbouw. Het gaat hierbij telkens om één zwakke en één sterke leerling. 8 Mijn opdrachtgevers nemen de selectie voor hun rekening; dit zal gebeuren op basis van cijfers, alsook inzet tijdens de lessen.
8
40
Aan opzet Plan van aanpak gewerkt
Conceptversie
5 uur
41
Op 07/10 tweede AcOA bijeenkomst
Te ILO. Conceptversie PP1 inleveren
3.5 uur
42
Op 14/10 deadline PP1
PP1 = Plan van aanpak
3 uur
42
Op 14/10 derde bijeenkomst op MCO
Leerling selectie doornemen, interviewdata vastleggen en interviewvragen testen op doelmatigheid d.m.v. proefinterview
3 uur
44
Op 28/10 derde AcOA bijeenkomst
Te ILO
3.5 uur
45
Op 04/11 herkansing PP1
Als de beoordeling van PP1 onvoldoende blijkt te zijn
ca. 5 uur
45
MCO: op 04/11 twee proefinterviews afnemen en vervolgens de eerste twee interviews afnemen
2 mannelijke lln uit de onderbouw
4 uur
45
Thuis: interviews verwerken
Samenvatting schrijven
4 uur
46
MCO: op 11/11 twee interviews afnemen
2 vrouwelijke lln uit de onderbouw
3 uur
46
Thuis: interviews verwerken
Samenvatting schrijven
4 uur
47
MCO: op 18/11 twee interviews afnemen
2 mannelijke lln uit de bovenbouw
3 uur
47
Thuis: interviews verwerken
Samenvatting schrijven
4 uur
48
MCO: op 25/11 twee interviews afnemen
2 vrouwelijke lln uit de bovenbouw
3 uur
48
Thuis: interviews verwerken
Samenvatting schrijven
4 uur
9
49
Op 02/12 vierde AcOA bijeenkomst. Tevens overlegmoment met opdrachtgever
Te ILO. Conceptversie PP2 inleveren
3.5 uur
50
Op 10/12 deadline PP2
PP2 = eindproduct (abstract en verantwoording)
10 uur
51
Op 17/12 tentamen PP2
Te ILO
1 uur
03
Op 13/01 herkansing PP2
Als de beoordeling van PP2 onvoldoende blijkt te zijn
ca. 2-3 uur
10
Geraadpleegde literatuur
Beek, J. van & K. van Esch (maart 2013) ‘’Samen werken en leren: Samenwerkend leren’’. Amsterdam: Montessori College Oost. Gennip, H. van & G. Vrieze (2008) ‘’Wat is de ideale leraar? Studie naar vakkennis, interventie en persoon’’. ITS, Radboud Universiteit Nijmegen. Hacquebord, H., Linthorst, R. & B. Stellingwerf (s.a.) ‘’Vocabulairekennis bij taalzwakke leerlingen in het voortgezet onderwijs’’. Op 09-10-2013 verkregen via http://www.taalschat.com/Vocabulairkennis.pdf Hacquebord, H. (2006) ‘’Woordkennis als onderdeel van taaldiagnostisch onderzoek. Leerlingen verleiden tot het spreken in de doeltaal’’. Levende Talen Tijdschrift 7(3), 15-22. Op 09-10-2013 verkregen via http://www.lttijdschriften.nl/ojs/index.php/ltt/article/view/224/219 Karabenick, S.A., Woolley M.E., Friedel, J.M., Ammon, B.V., Blazevski, J., Rhee Bonney, C.,…Kelly, K.L. (2007) ‘’Cognitive Processing of Self-Report Items in Educational Research: Do They Think What We Mean?’’ Educational Psychologist 42(3): 139-151. Korthagen, F. & A. Vasalos (2007) ‘’Kwaliteit van binnenuit als sleutel voor professionele ontwikkeling’’. VELON, Tijdschrift voor lerarenopleiders, 28(1): 17-23. Op 09-10-2013 verkregen via http://igitur-archive.library.uu.nl/ivlos/2008-0128-200506/korthagenkwaliteit%20van%20binnenuit.pdf Sillius, A. (1997) ‘’Interviewen’’. Handout op 17-09-2013 van Mariska Min uitgereikt gekregen tijdens de workshop ‘’interviewen’’, onderdeel van de onderzoekscarrousel. Teitler, P. (2012) Lessen in orde. Handboek voor de onderwijspraktijk. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Verhoeven, L. & A. Vermeer (2001) ‘’Variatie in geletterdheid in het Nederlands als tweede taal’’. Pedagogische Studiën, 77: 378-390. Verlegh, S. (2009) Masterthesis Orthopedagogiek. ‘’Adolescenten in het vmbo. Ontlezing en niveau van woordenschat’’. Universiteit Utrecht. Op 09-10 2013 verkregen via http://igiturarchive.library.uu.nl/student-theses/2009-0806-200151/Masterthesis%20Verlegh%2c%20S3102564.pdf
11
Bijlage 1 Interviewvragen naar aanleiding van de vragenlijst ‘’Enquête Goede Docent’’ Het interview inleiden Dit interview gaat over wat volgens jou een goede docent is. Ik wil er met dit interview achterkomen hoe jullie op school denken over goede docenten. Ik zal eerst een algemene vraag stellen over wat een docent volgens jou moet doen om een goede docent te zijn. Daarna zal ik verschillende kwaliteiten benoemen die een goede docent kan hebben en vragen of je voorbeelden bij dit docentgedrag kan noemen. Een voorbeeld van zo’n vraag is: ‘’Als je een docent eerlijk vindt, wat doet hij dan? Kun je hier een voorbeeld van noemen?’’ Ik zal het interview samenvatten en de belangrijkste punten uit de samenvatting in een kort verslag beschrijven (waarbij je naam anoniem is). Dit verslag zal ik inleveren bij mijn begeleiders. Het interview zal maximaal een uur duren. Omdat ik het niet bij kan houden om alle antwoorden die je geeft op te schrijven neem ik het gesprek op met een recorder. Vind je het goed dat ik dit interview opneem? En heb je verder alles begrepen? De interviewvragen9 1. Heb je vandaag een leuke les gehad? Zo ja; kun je aangeven wat die les zo leuk maakte? Zo nee; kun je aangeven waarom de lessen niet leuk waren? 2. Als een docent vrolijk is, waar merk je dat dan aan? Kun je een voorbeeld noemen van hoe een vrolijke docent zich gedraagt? 3. Als een docent behulpzaam is, waar merk je dat dan aan? Kun je een voorbeeld noemen van hoe een behulpzame docent zich gedraagt? 4. Als een docent eerlijk is, waar merk je dat dan aan? Kun je een voorbeeld noemen van hoe een eerlijke docent zich gedraagt? 5. Wat doet een docent die duidelijk uitleg geeft volgens jou?10 6. Neem een docent in gedachten die jij een goede docent vindt. Je hoeft zijn of haar naam niet te noemen, maar als je dat per ongeluk toch doet is dat niet erg omdat dit alleen tussen ons 9
Aan het eind van het interview vat ik kort samen wat volgens mij de belangrijkste resultaten zijn en geef ik de geïnterviewde de kans om hierop te reageren. 10 Dit is voor de onderzoeksdocenten een interessante vraag om aan de hand van interviews antwoord op te krijgen. Dit is dus een extra vraag op verzoek van de opdrachtgever, de uitkomsten van de antwoorden zal ik uitsluitend doorspelen aan mijn opdrachtgever, maar verder niet opnemen in mijn onderzoeksverslag.
12
blijft. Kun je vertellen wat hij of zij doet waarom je hem of haar een goede docent vindt? Wat doet hij/zij? Waarom vind je dat goed? Welk gedrag toont hij/zij? Wat zegt hij/zij?
Profielproduct Abstract en verantwoording (paper 2)
Naam auteur
Jessica van Ommen-Ceballos
Vakgebied
Spaans
Titel
Wat verstaan leerlingen van het Montessori College Oost onder het begrip ‘de goede docent’?
Onderwerp
Professionalisering van docenten, leerling-perspectief, leerlingtaal, docentkwaliteiten, vragenlijst.
Profiel
AcOA
Opleiding
Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam
Doelgroep
Vmbo
Sleuteltermen
Professionalisering, goede/ideale docent, vmbo, vragenlijst, verdiepingsinterview.
Bibliografische referentie
Ommen-Ceballos, van J. (2013) ‘Wat verstaan leerlingen van het Montessori College Oost onder het begrip ‘de goede docent’?’’ Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding UvA. 10490388
Studentnummer Begeleider(s)
Gonny Schellings (UvA) en Jan van Beek en Karin van Esch (Montessori College Oost)
Beoordelaar(s)
Lenie Kneppers
Opdrachtgever
Onderzoeksteam Montessori College Oost; Jan van Beek en Karin van Esch
Datum
20 december 2013
13
14
Abstract
1. Inleiding Dit profielonderzoek is uitgevoerd in opdracht van het onderzoeksteam van het Montessori College Oost. Onderzoeksdocenten Jan van Beek en Karin van Esch doen op het Montessori College Oost onderzoek naar professionalisering van docenten en de gevolgen hiervan voor de school als geheel, de docenten zelf en de leerlingen. Omdat deze school zich tot doel gesteld heeft een professionele leergemeenschap te worden, hebben alle docenten die automatisch naar functieschaal LC zijn bevorderd een verplicht ontwikkeltraject gevolgd.11 Dit traject kan beschouwd worden als een langlopende cursus waarbij beoogt wordt de deelnemende docenten te professionaliseren. In het schooljaar 2012-2013 is onder de leerlingen van het Montessori College Oost een vragenlijst afgenomen. Het doel van dit instrument was om vast te stellen wat leerlingen van het Montessori College Oost een goede docent vinden. De uitkomsten van de vragenlijst hebben voor de onderzoeksdocenten tot een verrassing geleid. Enerzijds omdat er opvallend weinig variatie is in de gegeven antwoorden, zowel in het eerste als het tweede onderdeel van de vragenlijst.12 Anderzijds staan in de verkozen top-3 andere kwaliteiten dan verwacht. Hierdoor rijst de vraag of de vragenlijst tekort is geschoten (aangezien geen eenduidig antwoord is verschaft op de vraag wat de leerlingen een goede docent vinden) of dat de leerlingen van het Montessori College Oost simpelweg niet uit de voeten kunnen met een vragenlijst. Het doel van dit profielonderzoek was om antwoord te krijgen op de volgende hoofdvraag: ‘’Wat verstaan leerlingen van het Montessori College Oost onder de kwaliteiten van een goede docent en komen de genoemde termen overeen met de uitkomsten van de vragenlijst?’’ Deze hoofdvraag is onder te verdelen in de volgende deelvragen: 1. Welke termen worden door de leerlingen gebruikt bij het uitdrukken van hun mening omtrent de kwaliteiten van ‘de goede docent’? 2. In hoeverre zijn de gebruikte termen dezelfde als de verkozen top-3? Ik heb mij voor dit onderzoek vooral verdiept in de bestaande literatuur over het onderwerp ‘de ideale/goede docent’. In het onderzoek ‘Wat is de ideale leraar?’ van Van Gennip & Vrieze (2008) wordt antwoord gegeven op de vraag wat de essentie van goed leraarschap is. Volgens deze auteurs is de kerntaak van de leraar het verzorgen van onderwijs. Deze kerntaak kan onderverdeeld worden in de volgende drie basisdimensies: (vak)inhoudelijke kennis en vakdidactiek, pedagogisch-didactische interventies en de persoon van de leraar. Echter, de hoofdgedachte die binnen de theorie over dit onderwerp wordt aangehouden is dat een goede docent iemand is met de juiste persoonlijke eigenschappen, oftewel een 11
Voorwaarden voor deze automatische opschaling zijn dat een docent minimaal drie jaar in dienst is op het Montessori College Oost en de ‘basiscursus Montessori’ heeft gevolgd. 12 Het eerste deel bestaat uit 54 stellingen omtrent het begrip ‘de goede docent’. Het tweede onderdeel bestaat uit een overzicht van 10 kwaliteiten die een goede docent kan hebben. Het is hierbij aan de leerling om uit deze tien kwaliteiten een top-3 te kiezen.
15
geboren docent. Dit wil zeggen dat de persoonlijke kwaliteiten van docenten bepalen of leerlingen geboeid raken en gestimuleerd worden tot leren. Anderzijds blijkt uit onderzoek niet dat er een rechtstreekse lijn loopt van persoonlijke kwaliteiten van docenten en dat wat leerlingen presteren. De persoonlijke kwaliteiten van docenten worden desalniettemin beschouwd als een noodzakelijke voorwaarde voor goed onderwijs gezien het belang dat hieraan door betrokkenen (leraren en leerlingen) wordt toegeschreven (Van Gennip en Vrieze, 2008). De Onderwijscoöperatie heeft in 2006 een onderzoek uitgevoerd onder volwassenen, waarbij gevraagd werd naar herinneringen aan vroegere leraren. De uitkomsten van dit onderzoek, ’Het geheim van de docent’ genaamd, toont aan dat persoonlijke kwaliteiten van een docent de meeste indruk hebben gemaakt en zorgden voor stimulatie tot ‘echt’ leren en ontwikkeling van leerlingen. Naar aanleiding van verder literatuuronderzoek blijkt helaas dat er geen verglijkbaar leerling-onderzoek bestaat als die op het Montessori College Oost is uitgevoerd. 2. Product en implementatie Het eindproduct van dit profielonderzoek is vormgegeven in een onderzoeksverslag. Dit onderzoeksverslag bestaat uit een samenvatting van de belangrijkste onderzoeksresultaten en conclusies. In het onderzoeksverslag is tevens een schematisch overzicht opgenomen waarin per verdiepingsinterview de belangrijkste data is vermeldt (zie bijlagen 1 en 2). Tevens doe ik in dit onderzoekverslag een aanbeveling met betrekking tot toekomstig onderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van een leerling-vragenlijst. Middels de wekelijkse nieuwsbrief zal onder de directieleden en het docententeam een bericht worden verspreid waarin te lezen is dat mijn profielonderzoek aan het Montessori College Oost is afgerond en dat het onderzoeksverslag middels een meegezonden link te lezen is. Ik heb met de opdrachtgevers afgesproken dat wanneer zij merken dat binnen de directie en/of het docententeam nadere toelichting gewenst is, ik tijdens de eerstvolgende tweejaarlijkse bijeenkomst een informatieve presentatie zal houden over de belangrijkste onderzoeksresultaten. Zodra het bredere AcOA onderzoek naar professionalisering onder de docenten van het Montessori College Oost is afgerond zullen de onderzoeksdocenten mijn onderzoeksresultaten tevens opnemen in hun eigen onderzoeksverslag. 3. Onderzoek Het hoofddoel van dit onderzoek was het verkrijgen van antwoord op eerdergenoemde hoofdvraag. Om dit doel te bereiken heb ik gekozen voor het afnemen van verdiepingsinterviews. Ik heb voor dit onderzoeksinstrument gekozen omdat ik hiermee relatief snel aan kwalitatieve informatie kon komen die ik vervolgens met de uitkomsten van de vragenlijst zou kunnen vergelijken. Wat de verdiepingsinterviews betreft wilde ik een zo representatief mogelijke onderzoeksgroep. Dit wil zeggen dat ik bij het afnemen van interviews wilde voorkomen hoofdzakelijk één bepaalde doelgroep een stem te geven. De elf leerlingen die ik uiteindelijk geïnterviewd heb representeren grofweg de volgende doelgroepen: 1). afkomstig uit de onder-/bovenbouw 2). sterke/zwakke leerling en 3). jongen/meisje. Omdat één (tot drie) leerling(en) per doelgroep weinig representatief is voor de doelgroep als geheel, bekijk ik de uitkomsten in als geheel (hoe denken leerlingen op het Montessori College Oost over ‘de 16
goede docent’) en verdeel ik in principe niet onder naar doelgroep. Ook heb ik een proefinterview afgenomen om de doelmatigheid van mijn interviewvragen te testen alvorens ik het eerste interview bij een van de elf doelgroepleerlingen zou afnemen. Naar aanleiding van het proefinterview is gebleken dat ik de interviewvragen niet aan hoefde te passen, maar dat het waarschijnlijk wel nodig zou zijn om constant zo veel mogelijk door te vragen als het gegeven antwoord niet helder genoeg was of als ik niet tevreden was met de verkregen informatie. Ik heb bij aanvang van het onderzoek een tijdsplan opgezet en mij hier gedurende het onderzoek zo veel mogelijk aan gehouden. Dat wil zeggen dat ik wekelijks een aantal interviews afnam en de resultaten hiervan vervolgens direct verwerkte. Daarnaast heb ik op consequente wijze alle bijeenkomsten op de ILO en het Montessori College Oost bijgewoond. Dit om zo nu en dan (gedwongen) afstand te kunnen nemen van mijn onderzoek door begeleiders, andere onderzoeksdocenten en medestudenten naar mijn vorderingen te laten kijken en vooral veel opbouwende feedback aan te nemen. 4. Resultaten en conclusies Ik heb alle interviews uitgetypt en op schematische wijze onderverdeeld per vraag. Na het vergelijken van de gegeven antwoorden blijkt dat alleen bij de kwaliteit vrolijk veel variatie was in de gebruikte termen door de leerlingen. Bij de kwaliteit eerlijk was weinig sprake van variatie en bij de kwaliteit behulpzaam zelfs zeer weinig. Bij het beschrijven van het begrip ’de goede docent’ heb ik wel een algemene trend kunnen ontdekken in de gebruikte termen, maar is er ook zeker sprake van variatie. In hun beschrijving van ’de goede docent’ hebben verbazingwekkend genoeg slechts twee leerlingen het begrip vrolijk genoemd, terwijl uit de vragenlijst is gebleken dat de leerlingen deze kwaliteit als het meest belangrijk zien bij een goede docent. Vier van de elf geïnterviewde leerlingen heeft bij het beschrijven van het begrip ’de goede docent’ de term behulpzaam laten vallen. In de verkozen kwaliteiten top-3 staat deze kwaliteit op de tweede plaats. De kwaliteit eerlijk staat in de verkozen kwaliteiten top-3 op de laatste plek, maar is niet één keer genoemd in de gebruikte termen bij de beschrijving van het begrip ‘’goede docent’’. Dit wil zeggen dat vastgesteld kan worden dat uit de eerder verkozen kwaliteiten top-3 de nummer twee, de kwaliteit behulpzaam, veruit het meest ter sprake is gekomen bij het beschrijven van ’de goede docent’. Zie tabel 1 voor een schematische weergave van bovenstaande resultaten.
17
Tabel 1 Uitkomsten verdiepingsinterviews op basis van variatie, kernomschrijving en percentage genoemd in omschrijving goede docent
Vrolijk (#1)
Behulpzaam (#2)
Eerlijk (#3)
Goede docent
Variatie
++
--
-
+/-
Kernomschrijving
- goed humeur - grapjes
- benaderbaar - actieve houding - geduldig
- open - gelijke behandeling - aan afspraken houden - fouten toegeven
- vertrouwen - rust, orde en
40%
0%
Genoemd in omschrijving ‘goede docent’
20%
veiligheid - didactisch sterk - behulpzaam - begripvol - oog voor het individu
18
Naar aanleiding van de verdiepingsinterviews kan vastgesteld worden dat de resultaten niet overeenkomen met de uitkomsten van de vragenlijst. Hoewel niet veel, is er toch sprake van enige variatie in de geven antwoorden. Daarnaast komt de verkozen top-3 niet terug in de omschrijving van ‘de goede docent’. Daarnaast is het opvallend dat de begrippen ‘rust, orde en veiligheid’ veelvuldig genoemd zijn toen ik leerlingen vroeg naar hun mening over goede docenten. De onderzoeksdocenten vonden het frappant dat deze begrippen niet uit de top-3 naar voren kwamen (bijvoorbeeld in de vorm van de kwaliteiten ‘streng’ en ‘duidelijk’). Op basis van de verdiepingsinterviews blijkt dus het tegendeel. Als gevolg van de uitkomsten van dit profielonderzoek doe ik de onderzoeksdocenten de volgende aanbevelingen: 1). Verwerk bij toekomstig onderzoek onder deze leerlingenpopulatie de begrippen rust, orde en veiligheid in de vragen om te toetsen hoe belangrijk leerlingen deze kwaliteiten vinden als het gaat om ‘de goede docent’. Naar aanleiding van de uitkomsten kan vervolgens geconcludeerd worden of de leerlingpopulatie van het Montessori College Oost evenveel waarde hecht aan deze begrippen als blijkt uit internationale studies en onderzoek naar ‘de goede docent’. 2). De top-3 is vastgesteld door te kijken naar het aantal keer dat een bepaalde kwaliteit door de verschillende doelgroepen is genoemd (zie onderstaand schema). Als de top-3 op een andere wijze geïnterpreteerd zou worden, bijvoorbeeld door de uitkomsten naar waarde in te delen (in plaats van kwantiteit) dan zouden de uitkomsten meer overeenkomst vertonen met internationale studies waaruit blijkt dat leerlingen, gevraagd naar hun mening over goede docenten, vooral belang hechten aan de begrippen rust, orde en veiligheid. Zo is de kwaliteit ‘duidelijk’ veelvuldig gekozen door verschillende subdoelgroepen (één keer op de tweede plaats en twee keer op de derde plaats), maar komt niet naar voren in de uiteindelijke top-3 (zie meest linkerkolom). Daarnaast is de kwaliteit ‘behulpzaam’ over het geheel gezien vaker genoemd dan de kwaliteit die op nummer 1 staat. Kwaliteit
1e klas man
1e klas vrouw
2e klas man
2e klas vrouw
3e klas man
3e klas vrouw
#1– Vrolijk (5/6)
Vrolijk
Vrolijk
Vrolijk
Behulpzaam
Vrolijk
Vrolijk
#2– Behulpzaam (4/6)
Behulpzaam
Behulpzaam
Positief
Behulpzaam
Duidelijk
Behulpzaam
#3– Eerlijk (3/6)
Eerlijk
Eerlijk
Duidelijk
Eerlijk
Duidelijk
Behulpzaam
19
20
Verantwoording 1. Inleiding Binnen het bestaande onderzoek naar professionalisering onder docenten op het Montessori College Oost heb ik mij gericht op de vragenlijst die vorig schooljaar aan een gedeelte van de leerlingenpopulatie is voorgelegd.13 Binnen deze vragenlijst heb ik mij gericht op het tweede onderdeel, het gedeelte waar leerlingen werd gevraagd een top-3 samen te stellen naar aanleiding van een tiental vooropgezette keuzemogelijkheden. Het leek mij, in samenspraak met mijn opdrachtgevers, een interessante en leerzame uitdaging om middels verdiepingsinterviews te onderzoeken of leerlingen, gevraagd naar de kwaliteiten van ’de goede docent’, dezelfde kwaliteiten zouden benoemen als die middels de verkozen top-3 naar voren zijn gekomen. Daarnaast bleek uit de vragenlijst dat er weinig variatie was in de verkozen top-3. Zo staat de kwaliteit vrolijk praktisch unaniem op nummer 1 en ook de kwaliteiten behulpzaam en eerlijk, die respectievelijk op de tweede en derde plaats staan, waren door een meerderheid van de leerlingen gekozen. De vraag waar ik middels mijn onderzoek op wilde krijgen luidde als volgt: ‘’Wat verstaan leerlingen van het Montessori College Oost onder de kwaliteiten van een goede docent en komen de genoemde termen overeen met de uitkomsten van de vragenlijst?’’ Uit mijn onderzoek is gebleken dat er over het geheel genomen weinig variatie is in de gebruikte termen. Alleen bij het beschrijven van de kwaliteit vrolijk was er sprake van variatie in de gebruikte termen. Ook bij het beschrijven van het begrip ‘de goede docent’ was sprake van variatie, alhoewel eveneens een algemene trend in de gebruikte termen geconstateerd kon worden. Termen die veelvuldig zijn genoemd zijn: vertrouwen, rust, orde en veiligheid, belang van goede didactiek, begrip, behulpzaamheid en aandacht. Daarnaast is uit mijn onderzoek gebleken dat, bij het beschrijven van de kwaliteiten van een goede docent, de genoemde termen niet overeen komen met de uitkomsten van de vragenlijst. Dit doet vermoeden dat de vragenlijst niet voldoende recht heeft gedaan aan de onderzochte doelgroep. Beter zou zijn om bij toekomstig onderzoek onder deze leerlingenpopulatie en het gebruik van een vergelijkbare vragenlijst de vraagstellingen dusdanig op te zetten dat onderzocht kan worden in hoeverre deze leerlingenpopulatie de begrippen rust, orde en veiligheid belangrijk vinden als het gaat om ‘de goede docent’. Op deze wijze kan een beter beeld verkregen worden van wat deze leerlingpopulatie nou precies verstaat onder de kwaliteiten van ‘de goede docent’. 2. Onderzoeksmethode Om antwoord te krijgen op de gestelde onderzoeksvraag heb ik gekozen voor het afnemen van verdiepingsinterviews. Ik heb voor dit onderzoeksinstrument gekozen omdat ik hiermee 13
De desbetreffende vragenlijst is uitsluitend in de reguliere vmbo klassen afgenomen (jaarlagen 1 t/m 3).
21
relatief snel aan kwalitatieve informatie kon komen die ik vervolgens met de uitkomsten van de vragenlijst zou kunnen vergelijken. Ik wilde een zo representatief mogelijke onderzoeksgroep interviewen. Dat wil zeggen dat ik bij het afnemen van interviews wilde voorkomen hoofdzakelijk één bepaalde doelgroep een stem te geven. De geïnterviewde leerlingen representeren grofweg de volgende doelgroepen: 1). afkomstig uit de onder-/bovenbouw 2). sterke/zwakke leerling en 3). jongen/meisje. Omdat één leerling per doelgroep weinig representatief is voor de doelgroep als geheel, heb ik de uitkomsten als geheel bekeken (hoe denken leerlingen op het Montessori College Oost over ‘de goede docent’) en niet onderverdeeld naar doelgroep, tenzij er sprake was van een noemenswaardig verschil. Ik heb in totaal twaalf leerlingen geïnterviewd in plaats van het geplande aantal van acht leerlingen, zoals in mijn oorspronkelijke onderzoeksplan staat. Naarmate ik vaker aanwezig was op het Montessori College Oost werd de reden hiervan langzaam aan onder de leerlingen bekend. Vervolgens bood een drietal leerlingen zich spontaan aan om geïnterviewd te worden. Omdat de leerlingen van deze school aanvankelijk niet stonden te springen om zich zonder tegenprestatie te laten interviewen greep ik deze kans met beide handen aan. Dit houdt in dat binnen twee van de acht doelgroepen, meer dan één leerling is geïnterviewd. Omdat ik bij het analyseren van de onderzoeksgegevens niet toespits op welke informatie uit welke doelgroep afkomstig is, maakt het voor de algehele conclusie niet uit dat uit twee doelgroepen meer leerlingen bevraagd zijn dan uit andere doelgroepen. Daarnaast heb ik niet twee proefinterviews afgenomen zoals in het oorspronkelijke tijdsplan staat, maar slechts één. Uit dit eerste proefinterview bleek namelijk dat de interviewvragen juist geformuleerd waren (begrijpelijk en op het niveau van de geïnterviewde leerling). Daarnaast waren de uitkomsten van dit proefinterview erg waardevol waardoor ik het zonde vond deze beschouwing te moeten laten omdat het een proefinterview betrof. Derhalve heb ik besloten om direct over te gaan tot het interviewen van de doelgroepleerlingen. Ik heb elk interview opgenomen met een recorder en de gesprekken vervolgens uitgetypt. Om de verkregen onderzoeksresultaten overzichtelijk te maken heb ik deze ondergebracht in een schema. Dit schema heb ik uitvoerig bestudeerd om de conclusies te trekken en antwoord te kunnen geven op mijn onderzoeksvraag. De conclusies die ik naar aanleiding van dit onderzoek heb kunnen stellen zijn erg duidelijk. Hier moet ik als kanttekening wel bij zeggen dat het totaal aantal geïnterviewde leerlingen helaas weinig representatief is voor de onderzochte leerlingpopulatie als geheel. 3. Implementatie De opdrachtgevers zijn tevreden over het onderzoek dat ik heb verricht. Enerzijds zijn zij verbaasd over de grote tegenstelling in vergelijking met de uitkomsten van de vragenlijst. Anderzijds komen de resultaten naar aanleiding van mijn onderzoek dichter in de buurt van de aanvankelijk verwachte uitkomsten van de vragenlijst. De opdrachtgevers kunnen zich vinden in mijn aanbevelingen en nemen deze zeker mee bij het uitvoeren van toekomstig onderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van een leerling-vragenlijst. Middels een digitale nieuwsbrief zal onder de directieleden en het docententeam een bericht worden verspreid waarin te lezen is dat mijn profielonderzoek aan het Montessori College Oost is afgerond en dat het onderzoeksverslag middels een meegezonden link in is te zien. 22
Ik heb met de opdrachtgevers afgesproken dat, zodra zij het gevoel hebben dat binnen de directie en/of het docententeam nadere toelichting gewenst is, ik tijdens de eerstvolgende tweejaarlijkse bijeenkomst een informatieve presentatie zal houden over de belangrijkste onderzoeksresultaten. 4. Reflectie Uit het doen van dit onderzoek doen heb ik geleerd wat er allemaal komt kijken bij het afnemen van interviews. Ik nam alle interviews af in een apart lokaal, totdat dit eenmalig niet mogelijk was en ik een leerling op de gang heb moeten interviewen. Het bleek bijzonder moeilijk voor de leerling om zich niet af te laten leiden en voor mij was het moeilijk om de leerling zich op mij en het interview te laten concentreren. Na dit interview werd het belang van een rustige locatie voor het afnemen van het interview direct pijnlijk duidelijk. Daarnaast merkte ik dat ik weinig moeite had met het sturen van het interview en het afwerken van de vragen, maar dat doorvragen een nogal een kunst is. Na de eerste interviews kreeg ik dit beter in de vingers en kon ik meer informatie krijgen wanneer ik niet tevreden was over een antwoord of wanneer een antwoord simpelweg niet duidelijk was. Ik heb ook geleerd dat het erg fijn is om zo nu en dan (verplicht) je tussentijdse onderzoeksresultaten aan andere onderzoekers voor te (moeten) leggen en hier feedback over te ontvangen. Als ik vast leek te lopen op een bepaald onderdeel van mijn onderzoek werden mijn ogen geopend door adviezen van de andere onderzoekers en kon ik weer verder. Het delen met anderen van mijn twijfels omtrent mijn onderzoek heeft een positief effect gehad op de voortgang ervan. Wat ik ook heb geleerd naar aanleiding van het doen van dit onderzoek is dat tijd een van de belangrijkste factoren is als het aankomt op het doen van onderzoek. Ik vind het jammer dat dit onderzoek binnen zo’n kort tijdsbestek moest plaatsvinden en derhalve erg klein van opzet moest zijn. Anderzijds is mijn ervaring nu dat je ook binnen een klein onderzoek interessante en bruikbare resultaten kunt behalen.
23
Bijlagen Bijlage 1 – Het onderzoeksverslag Bijlage 2 – Belangrijkste uitkomsten van de afgenomen leerling-interviews Bijlage 3 – Overzicht van de geïnterviewde doelgroepen Bijlage 4 – Algemene uitwerking van de afgenomen leerling-interviews Bijlage 5 – Uitkomsten naar aanleiding van de vraag ‘’Wat doet een docent die duidelijk uitleg geeft volgens jou?’’ Bijlage 6 – Literatuurlijst
24
Bijlage 1 Dit onderzoeksverslag is een samenvatting van de belangrijkste onderzoeksresultaten en conclusies. Naar aanleiding van de vragenlijst is uit de zogeheten kwaliteiten top-3 gebleken dat de leerlingenpopulatie de volgende de drie kwaliteiten het meest belangrijk vindt bij een goede docent: op nummer één de kwaliteit vrolijk, op de tweede plaats de kwaliteit behulpzaam en de kwaliteit eerlijk heeft de bronzen plak verworven. Ik beschrijf per kwaliteit de belangrijkste uitkomsten die naar aanleiding van de verdiepingsinterviews naar voren zijn gekomen en stel vervolgens vast of er in de antwoorden van de geïnterviewde leerlingen onderling wel of geen sprake is van variatie. Tenslotte zal ik benoemen wat opvalt bij de gegeven antwoorden omtrent het begrip ‘de goede docent’ en zal ik de relatie met bovenstaande drie kwaliteiten toelichten. Vrolijk Bij het beschrijven van de kwaliteit ‘een vrolijke docent’ hebben de geïnterviewde leerlingen voornamelijk de volgende termen gebruikt: Een docent die vrolijk gedrag vertoont; gedrag waaraan de leerling kan zien en/of horen dat de docent in een goed humeur is. Bijvoorbeeld door te fluiten, (glim)lachen en met een opgewekte toon te praten. Verder vinden de leerlingen een docent die grapjes maakt en kan mee lachen om de grapjes van leerlingen per definitie vrolijk. Aan klein aantal leerlingen noemde bij het omschrijven van ’een vrolijke docent’ afwijkende termen. Hierbij valt te denken aan: op een leuke manier uitleg geven, vertrouwen uitstralen, begrip tonen en het laten zien van een filmpje nadat leerlingen hard gewerkt hebben. Na het vergelijken van de gegeven antwoorden blijkt dat er veel variatie is in de gebruikte termen. Verder heb ik geen noemenswaardige verschillen kunnen constateren tussen de verschillende doelgroepen. Behulpzaam Bij het beschrijven van de kwaliteit ’een behulpzame docent’ hebben de geïnterviewde leerlingen voornamelijk de volgende termen gebruikt: Een docent die zowel tijdens als buiten de les benaderbaar is voor vragen, een actieve houding aanneemt tijdens de les (in het lokaal rondkijkt en rondloopt), geduld toont, de tijd neemt voor leerlingen en na het geven van uitleg nagaat of de leerling de uitleg begrijpt. Middels het vergelijken van de gegeven antwoorden blijkt dat er zeer weinig variatie is qua gebruikte termen. Daarnaast heb ik geen noemenswaardige verschillen kunnen constateren tussen de verschillende doelgroepen. Eerlijk Bij het beschrijven van de kwaliteit ’een eerlijke docent’ hebben de geïnterviewde leerlingen voornamelijk de volgende termen gebruikt: Een docent die op de eerste plaats open is. En verder een docent die alle leerlingen gelijk behandeld en niemand voortrekt, zich aan gemaakte afspraken houdt en eigen fouten toegeeft.
25
Ook bij de kwaliteit eerlijk blijkt weinig sprake van variatie in de gebruikte termen. Ik heb echter wel een noemenswaardig verschil geconstateerd tussen de verschillende doelgroepen. Zo had iets meer dan 1/3 van de geïnterviewde leerlingen (4 van de 11) moeite met de het begrip ‘eerlijk’ en vond het moeilijk hier iets over te zeggen. Drie van de vier leerlingen waren zwakke onderbouw leerlingen. Dit wil zeggen dat 100% van alle zwakke onderbouw leerlingen hulp nodig had om dit abstracte begrip onder woorden te brengen. De ’goede docent’ Bij het beschrijven van het begrip ‘de goede docent’ hebben de geïnterviewde leerlingen voornamelijk de volgende termen gebruikt: Een goede docent is een docent die te vertrouwen is, zorgt voor rust, orde en een veilige sfeer in de klas (o.m. ongewenst gedrag benoemen), didactisch sterk is (goed uitleg kunnen geven, bij aanvang van de les het lesdoel benoemen, gevarieerde lessen geven), behulpzaam is, leerlingen begrijpt en ze ziet staan. Ondanks dat ik wel een algemene trend heb kunnen ontdekken in de gebruikte termen, is er ook sprake van variatie. In de beschrijvingen van enkele leerlingen kwamen de volgende termen naar voren: een docent die zorgzaam en geduldig is, het beste in jezelf naar boven haalt en gebonden vrijheid biedt (een docent die zorgt voor een gezond evenwicht tussen wat een leerling moet en mag). In hun beschrijving van ‘de goede docent’ hebben verbazingwekkend genoeg slechts twee leerlingen het begrip vrolijk genoemd, terwijl uit de vragenlijst is gebleken dat de leerlingen deze kwaliteit als het meest belangrijk zien bij een goede docent. Vier van de elf geïnterviewde leerlingen heeft bij het beschrijven van het begrip ’de goede docent’ de term behulpzaam laten vallen. In de verkozen kwaliteiten top-3 staat deze kwaliteit op de tweede plaats. De kwaliteit eerlijk staat in de verkozen kwaliteiten top-3 op de laatste plek (en heeft daarmee zeven andere kwaliteiten waaruit gekozen kon worden achter zich gelaten), maar is niet één keer genoemd in de gebruikte termen bij de beschrijving van het begrip ‘goede docent’.14 Samengevat kan vastgesteld worden dat van de kwaliteiten die uit de kwaliteiten top-3 naar voren zijn gekomen, de kwaliteit behulpzaam veruit het meest ter sprake is gekomen bij het beschrijven van ‘de goede docent’. Bovenstaande conclusies kunnen als volgt samengevat worden:
14
Één leerling omschreef een goede docent als een docent die zich niet afreageert op willekeurige leerlingen en zich houdt aan gemaakte afspraken. Het is twijfelachtig of deze termen één op één gezien kunnen worden als synoniemen voor het begrip eerlijk.
26
Vrolijk (#1)
Behulpzaam (#2)
Eerlijk (#3)
Goede docent
Variatie
++
--
-
+/-
Kernomschrijving
- goed humeur - grapjes
- benaderbaar - actieve houding - geduldig
- open - gelijke behandeling - aan afspraken houden - fouten toegeven
- vertrouwen - rust, orde en
40%
0%
Genoemd in omschrijving ‘goede docent’
20%
veiligheid - didactisch sterk - behulpzaam - begripvol - oog voor het individu
Mijn reactie Naar aanleiding van de bovenstaande uitkomsten doe ik de opdrachtgevers van dit onderzoek, in het licht van de gestelde hoofdvraag, de volgende aanbevelingen: 1). Verwerk bij toekomstig onderzoek onder deze leerlingenpopulatie de begrippen rust, orde en veiligheid in de vragen om te toetsen hoe belangrijk leerlingen deze kwaliteiten vinden als het gaat om ‘de goede docent’. Naar aanleiding van de uitkomsten kan vervolgens geconcludeerd worden of de leerlingpopulatie van het Montessori College Oost evenveel waarde hecht aan deze begrippen als blijkt uit internationale studies en onderzoek naar ‘de goede docent’.
27
2). De top-3 is vastgesteld door te kijken naar het aantal keer dat een bepaalde kwaliteit door de verschillende doelgroepen is genoemd. Als de top-3 op een andere wijze geïnterpreteerd zou worden, bijvoorbeeld door de uitkomsten naar waarde in te delen (in plaats van kwantiteit) dan zouden de uitkomsten meer overeenkomst vertonen met internationale studies waaruit blijkt dat leerlingen, gevraagd naar hun mening over goede docenten, vooral belang hechten aan de begrippen rust, orde en veiligheid. Zo is de kwaliteit ‘duidelijk’ veelvuldig gekozen door verschillende subdoelgroepen (één keer op de tweede plaats en twee keer op de derde plaats), maar komt niet naar voren in de uiteindelijke top-3. Daarnaast is de kwaliteit ‘behulpzaam’ over het geheel gezien vaker genoemd dan de kwaliteit die op nummer 1 staat.
28
Bijlage 2 Belangrijkste uitkomsten van de afgenomen leerling-interviews
#2:
Omschrijving leuke les Een les waarbij…
Vrolijke docent Een docent die…
Behulpzame docent Een docent die…
Eerlijke docent Een docent die…
Goede docent -
-
-lacht -vrolijk doet -uitlegt op een leuke manier -je laat voelen dat je hem kunt vertrouwen -alle leerlingen mag -luistert naar de leerlingen -niemand negeert -leerlingen na hard werken beloont met een filmpje
-na het geven van uitleg uit zichzelf vraagt of alles duidelijk is
-niet liegt over leerlingen -gemaakte afspraken erkent (‘bijvoorbeeld over het inhalen van toetsen’) -alle leerlingen gelijk behandeld
-heeft een goede vertrouwensba nd met de leerlingen -leest leerlingen niet de les ten overstaan van klasgenoten, maar neemt deze leerling even apart op de gang -is behulpzaam en zorgzaam -is niet te aardig -zorgt ervoor dat er een gezond evenwicht bestaat tussen wat leerlingen mogen en moeten
-de docent aan het begin van de les een
-meelacht als de leerlingen een grapje maken
-openstaat voor vragen -ook na de uitleg nog
-iedereen hetzelfde behandeld -gemaakte
-legt moeilijke stof uit totdat het begrepen is
BB Sterk Vrouw
#3:
BB
Een docent die…
29
Sterk Vrouw
duidelijke planning voor die les laat zien
-geen serieus gezicht opzet
benaderbaar is voor vragen -gratis bijles voorstelt
afspraken nakomt
-doet iets aan storend gedrag i.p.v. dit te negeren -wordt alleen boos op storende leerlingen en reageert niet af op de rest van de klas -houdt zich aan gemaakte afspraken wat toetsafname betreft
#4:
-
-lacht -niet boos wordt als je een grapje maakt maar meelacht -zelf een grapje maakt -verhalen vertelt
-uit zichzelf vraagt of een leerling hulp nodig heeft -langs de tafels loopt en hulp aanbiedt, ook al stelt een leerling geen vraag
-je laat uitpraten -het toegeeft als een leerling ergens gelijk over heeft in plaats van de docent
-is geduldig -is begripvol naar een ‘moeilijke leerling’; vraagt wat er aan de hand is en hoe het komt dat hij zo doet
-veel wordt samenwerkt tussen leerlingen
-fluit -blij is -een vrolijke uitstraling heeft; geen chagrijnige gezichtsuitdruk king
-meteen naar je toekomt als je een vraag stelt
-eerlijk antwoord geeft als je hem iets persoonlijks vertelt (‘bijvoorbeeld over wat je het beste kunt doen’)
-goed en uitgebreid uitleg geeft -je steunt als je uitleg niet begrijpt -na lestijd extra uitleg geeft aan leerlingen voor wie de stof onduidelijk blijft
-veel aan praktijk wordt
-een vrolijke uitstraling
-de tijd voor je neemt
-eerlijk is tegenover
-het toestaat dat je tijdens
OB Zwak Man
#5:
BB Zwak Vrouw
#6:
30
BB Zwak Man
#7:
BB Sterk Vrouw
#8:
OB Zwak Man
gedaan -de docent tijdens de les af en toe met leerlingen meepraat over dagelijkse dingen
heeft; geen ’kattige’ gezichtsuitdruk king -niet schreeuwt -film laat kijken -snoepjes uitdeelt
-je net zo lang helpt totdat je het onderwerp snapt
leerlingen -alleen straft als een leerling dit verdient
de les praat, muziek luistert en door het lokaal loopt -je vrij laat om te doen wat je wilt, maar er voor zorgt dat je wel werkt -behulpzaam is
-de docent kort en krachtig uitleg geeft en daarna ruimte biedt voor zelfstandig werken
-niet boos wordt als je een grapje maakt maar meelacht
-bij vragen niet met iets anders bezig is, maar direct voor je klaar staat -ervoor open staat dat je aan z’n bureau langskomt om vragen te stellen -als je je vinger opsteekt, langskomt aan je tafel -altijd voor je klaarstaat -de stof stap voor stap uitlegt zodat je het snapt
-over alles de waarheid vertelt (‘bijvoorbeeld of de docent al beschikt over de cijfers van een toets’) -alle leerlingen gelijk behandeld
-bij aanvang van de les de planning voor die les doorneemt -klassikaal opdrachten nabespreekt -stafwerk geeft als je het huiswerk niet af hebt (‘drie keer het huiswerk overschrijven’)
-je actief mag zijn -je veel met je handen mag doen
-(glim)lacht -die niet bot is tegen leerlingen
-steeds vraagt of hij ergens mee kan helpen -die langs je tafel loopt en vraagt of je de opdracht snapt
-eerlijk is tegenover leerlingen met betrekking tot hun werkhouding en gedrag; ook als dit negatief is
-goed luistert naar wat je zegt -je laat uitpraten -je begrijpt op het persoonlijke vlak (‘die zegt dat hij snapt hoe je je voelt
-een vrolijke uitstraling heeft -met een vrolijke toon praat
31
en herkent wat je vertelt’)
#9:
OB Sterk Vrouw
#10:
-de docent iets over zichzelf vertelt
-verhaaltjes vertelt; ‘’over zijn echte leven’’ -lacht
-direct naar je toekomt als je je vinger opsteekt -leerlingen laat weten welke vragen ze op de toets kunnen verwachten
-alles zegt wat hij ziet, maar zonder leerlingen te kleineren
-uitgebreid uitleg geeft, leerlingen zelfstandig laat werken en vervolgens huiswerk opgeeft -huiswerk controleert, maar nog één kans geeft als het huiswerk niet af is -aardig is -grapjes maakt
-je zelfstandig mag werken
-filmpjes laat zien -commentaar van leerlingen accepteert zonder boos te worden -tussendoor korte pauzes geeft waarin je iets voor jezelf mag doen
-rondjes loopt door de klas -uit zichzelf vraagt of hij je kan helpen -op het bord klassikaal uitleg geeft
-iedereen gelijk behandeld
-veel uitleg geeft -openstaat voor vragen -je zowel tijdens als buiten de les hulp aanbiedt als je iets niet begrijpt -voor een toets een samenvatting geeft in de vorm van een overzicht -niet helpt tijdens toetsafname
-de docent goed uitleg kan geven -de docent
-die waarschuwingen geeft (‘maar niet te veel natuurlijk’)
-je ziet staan -je tips geeft over hoe je het beter kunt doen
-open is over zichzelf -open kaart speelt naar
-je pusht en wil dat je het goed doet op school
OB Zwak Vrouw
#11:
32
OB Sterk Man
niet snel boos wordt -de docent eerst waarschuwin gen geeft voordat hij straf uitdeelt -de docent niet te aardig is
en niet direct straf geeft -zorgt voor een rustige sfeer in de klas -grapjes maakt -de tijd neemt voor het beantwoorden van vragen van alle leerlingen
-je vragen beantwoord (i.p.v. te zeggen ‘zoek het maar op in het boek’)
leerlingen toe (bijvoorbeeld na de les aan een leerling vertellen wat er tijdens een vergadering over hem is besproken en tips geven over hoe hij zijn gedrag kan verbeteren’)
-streng is, maar met goede bedoelingen -aardig is -goede uitleg geeft
#12:
-er een gezellige sfeer heerst in de klas -er geleerd wordt -de docent vrolijk is -de docent de leerlingen begrijpt
-geïnteresseerd is in de leerlingen (‘’die vraagt of andere lessen goed zijn gegaan’’) -begrip toont; als de klas aangeeft even iets anders te willen doen en de gaat de docent hierin mee
-je aandacht geeft; die vraagt hoe hij kan helpen als je een onvoldoende hebt gehaald -inziet dat de uitleg moet verbeteren als op de toets blijkt dat veel leerlingen precies dezelfde fout hebben gemaakt
-toegeeft een fout te hebben gemaakt bij het nakijken van een toets en het cijfer aanpast -het erkent als een leerling iets beter weet dan de docent
-heel vrolijk en gezellig is -veelzijdige lessen geeft -goed is in uitleggen; die ervoor kan zorgen dat jij de stof begrijpt -duidelijk is over wat geleerd moet worden om een toets te kunnen halen -begrip heeft voor leerlingen
BB Sterk Man
33
Bijlage 3 Overzicht van de geïnterviewde doelgroepen
# 1 - Proefinterview (met een vrouwelijke zwakke bovenbouw leerling). # 2 - Vrouwelijke sterke bovenbouw leerling. # 3 - Vrouwelijke sterke bovenbouw leerling. # 4 - Mannelijke zwakke onderbouw leerling. # 5 - Vrouwelijke zwakke bovenbouw leerling. # 6 - Mannelijke zwakke bovenbouw leerling. # 7 - Vrouwelijke sterke bovenbouw leerling. # 8 - Mannelijke zwakke onderbouw leerling. # 9 - Vrouwelijke sterkte onderbouw leerling. # 10 - Vrouwelijke zwakke onderbouw leerling. # 11 - Mannelijke sterke onderbouw leerling. # 12 - Mannelijke sterke bovenbouw leerling. Uit twee doelgroepen is meer dan één leerling geïnterviewd: Onderbouw Man - sterk: Man - zwak: Vrouw - sterk: Vrouw - zwak:
# 11 # 4 en # 8 #9 # 10
Bovenbouw Man - sterk: Man - zwak: Vrouw - sterk: Vrouw - zwak:
# 12 #6 # 3, # 7 en # 2 #5
34
Bijlage 4 Algemene uitwerking van de afgenomen leerling-interviews Interview 1 15 Niveau: bovenbouw - zwak - vrouw 1. Heb je onlangs een leuke les gehad? Geef aan wat die les leuk maakte.
-
2. Vrolijke docent
Is vriendelijk tegen iedereen.
3. Behulpzame docent
Loopt rond, kijkt rond in de klas. Zegt ‘als je hulp nodig hebt moet je je vinger opsteken’.
4. Eerlijke docent
Deze vraag vond de leerling moeilijk om te beantwoorden… ‘Je ziet aan het gedrag van een docent of hij eerlijk is; het is een kwestie van hoe de docent op je overkomt’.
5. Goede docent
Is behulpzaam. Is vrolijk en maakt grapjes. Is vriendelijk. Is echt geïnteresseerd in het lesgeven; ‘zit niet de tijd af te tellen totdat de les is afgelopen’.
Interview 2 Niveau: bovenbouw - sterk - vrouw 1. Heb je onlangs een leuke les gehad? Geef aan wat die les leuk maakte.
-
2. Vrolijke docent
Als hij lacht. Als hij vrolijk doet. Als hij uitlegt op een leuke manier. Als je voelt dat je hem kunt vertrouwen. Als hij alle leerlingen mag; luisteren naar de leerlingen, niemand
15 Interview 1 betrof een proefinterview. Daarnaast gold dit interview als nulmeting aangezien deze leerlinge de vragenlijst niet heeft ingevuld. Omdat het een proefinterview betrof zijn de uitkomsten van dit interview niet opgenomen in de uiteindelijke analyse.
35
negeren. De leerlingen na hard werken belonen met een filmpje.
3. Behulpzame docent
Als de docent na het geven van uitleg uit zichzelf vraagt of alles begrepen/duidelijk is. De leerling vind het een goede zaak als een docent op deze wijze behulpzaam is ‘’omdat sommige leerlingen niet uit zichzelf durven aan te geven dat ze iets moeilijk vinden’’.
4. Eerlijke docent
Deze vraag vond de leerling moeilijk om te beantwoorden… Niet liegen over leerlingen. Gemaakte afspraken over bijvoorbeeld het inhalen van toetsen niet ontkennen. Alle leerlingen gelijk behandelen en niet sommige leerlingen voortrekken.
5. Goede docent
Heeft een goede (vertrouwens)band met de leerlingen. Leest leerlingen niet de les ten overstaan van klasgenoten, maar neemt deze leerling even apart op de gang. Is behulpzaam en zorgzaam. Is niet te aardig/losjes; als leerlingen mogen doen wat ze zelf willen (‘’kauwgom kauwen, naar het toilet of muziek luisteren bijvoorbeeld’’) dan creëert dit teveel drukte en zorgt dit er uiteindelijk ook voor dat iedereen klaagt over de moeilijkheidsgraad van de toets. Een goede docent zorgt ervoor dat er een gezond evenwicht bestaat tussen wat leerlingen mogen en moeten; leerlingen moeten hard werken om het te verdienen ‘’het leuk te hebben’’.
Interview 3 Niveau: bovenbouw - sterk - vrouw 1. Heb je onlangs een leuke les gehad? Geef aan wat die les leuk maakte.
Ja. Ik vind het prettig dat die docent aan het begin van de les een duidelijke planning voor die les laat zien waardoor je weet wat je moet doen. Ik vind het fijn dat de docent niet zegt ‘’ga maar aan de slag’’, maar dat ik echt 36
weet wat ik moet doen.
2. Vrolijke docent
Als een leerling een grapje maakt en de docent lacht mee. Als een docent geen serieus gezicht opzet. Toegegeven, als een docent een serieus gezicht heeft kan dat er ook aan liggen dat de leerlingen grensoverschrijdend gedrag vertonen, dan is het onze schuld [wij, de leerlingen] dat de docent een serieus gezicht heeft en niet vrolijk is. Aan de andere kant passen leerlingen zich aan de docent aan. Als een docent ‘’makkelijk is’’ gedragen de leerlingen zich als kleine kinderen en als de docent strenger is gedragen de leerlingen zich beter.
3. Behulpzame docent
Openstaan voor vragen. Ook na de uitleg nog bij de docent terecht kunnen met vragen. Gratis bijles voorstellen.
4. Eerlijke docent
Deze vraag vond de leerling moeilijk om te beantwoorden… Iedereen hetzelfde behandelen. Afspraken nakomen.
5. Goede docent
Bij een moeilijk vak (‘’zoals Engels’’) steeds opnieuw uitleg geven op zo’n manier dat het blijft hangen. Storend gedrag niet negeren, maar hier iets aan doen. De leerling 1x waarschuwen en vervolgens 5 minuten laten afkoelen op de gang. Alleen boos worden op de leerling in kwestie en niet afreageren op de rest van de klas. Dus even boos worden op de leerling met het storende gedrag, maar direct daarna weer normaal gedrag vertonen en bijvoorbeeld verder gaan met het geven van uitleg. Aan gemaakte afspraken wat toetsafname betreft houden. Ook als sommige leerlingen aangeven het zijn vergeten en niet hebben 37
geleerd; leerlingen moet geleerd worden om zich aan een afspraak te houden en de toets dus niet verschuiven (dit is niet leuk voor de leerlingen die wel netjes geleerd hebben).
Interview 4 Niveau: onderbouw - zwak - man 1. Heb je onlangs een leuke les gehad? Geef aan wat die les leuk maakte.
Nee, geen leuke lessen vandaag. Ik heb vooral op maandag moeite om me te concentreren omdat ik dan nog suf ben van het weekend.
2. Vrolijke docent
Lachen, niet boos worden als je een grapje maakt, maar juist mee lachen, zelf een grapje maken, verhalen vertellen.
3. Behulpzame docent
Uit zichzelf vragen of een leerling hulp nodig heeft en langs je tafel lopen en hulp aanbieden, ook al stel je zelf geen vraag.
4. Eerlijke docent
De leerling had moeite met deze vraag. ‘’Eerlijk als in…?’’. Als een docent je laat uitpraten. Het toegeven als een leerling ergens gelijk over heeft en de docent niet. Dit niet uit de weg gaan en hier gewoon op in durven gaan.
5. Goede docent
Een docent die geduld heeft. Als de docent je er niet gelijk uitstuurt ‘’als je een probleem hebt’’ [storend gedrag vertoont] maar begrip toont, vraagt wat er aan de hand is en hoe het komt dat je zo doet.
Interview 5 Niveau: bovenbouw - zwak - vrouw 1. Heb je onlangs een leuke les gehad?
Verzorging, omdat we dan veel mogen 38
Geef aan wat die les leuk maakte.
samenwerken.
2. Vrolijke docent
Als hij fluit, als hij blij is. Je merkt het aan de uitstraling van een docent; je kunt aan z’n gezichtsuitdrukking zien of hij chagrijnig is of niet.
3. Behulpzame docent
Als de docent meteen naar je toekomt als je een vraag stelt.
4. Eerlijke docent
Als je een docent iets persoonlijks vertelt, dat hij dan eerlijk antwoord geeft en niet tegen je liegt. Bijvoorbeeld over wat je het beste kunt doen.
5. Goede docent
Een docent die goed uitleg kan geven; die alles uitgebreid uitlegt.Je steunen als je het na de uitleg alsnog niet begrijpt. Een docent die eventueel na lestijd extra uitleg geeft aan leerlingen voor wie de stof onduidelijk blijft.
Interview 6 Niveau: bovenbouw - zwak - man 1. Heb je onlangs een leuke les gehad? Geef aan wat die les leuk maakte.
Je mag in die les veel aan praktijk doen. De docent praat tijdens de les af en toe met de leerlingen mee over dagelijkse dingen.
2. Vrolijke docent
Een docent die uitstraalt dat hij vrolijk is. Een docent die geen ‘’kattige uitstraling’’ heeft en niet schreeuwt. Film laten kijken. Snoepjes uitdelen.
3. Behulpzame docent
Een docent die de tijd voor me neemt. Een docent die je met alles helpt; elke opdracht met je doornemen totdat je het echt begrijpt. Een docent die me net zo lang helpt totdat ik een onderwerp snap. 39
4. Eerlijke docent
Een docent die eerlijk is tegenover leerlingen. Een docent die niet straft zonder dat de leerling iets heeft gedaan [dit verdient].
5. Goede docent
Een docent waarbij je tijdens de les praten en muziek luisteren (via de beamer of met oortjes). Een docent die je vrij laat om te doen wat je wilt, maar die er voor zorgt dat je wel werkt. Een docent waarbij je door het lokaal mag lopen. Een docent die behulpzaam is.
Interview 7 Niveau: bovenbouw - sterk - vrouw 1. Heb je onlangs een leuke les gehad? Geef aan wat die les leuk maakte.
Nee, dat valt wel mee. Ik heb vandaag alleen serieuze lessen gehad waarbij de docenten vooral heel veel praten en je weinig vrijheid krijgt. Beter zou zijn een docent die kort en krachtig uitleg geeft en daarna ruimte biedt voor zelfstandig werken. Ik hou van praten, ik ben snel afgeleid en daardoor hou niet van docenten die heel lang aan het woord zijn, dan kun je in de les weinig doen. Ik doe mijn werk toch wel, ook al praat ik tussendoor.
2. Vrolijke docent
Als leerlingen een grapje maken of hard lachen en de docent niet direct boos wordt; een vrolijke docent vraagt wat er zo grappig is en lacht vervolgens mee. [Het is helemaal niet de bedoeling van de leerlingen om de docent boos te maken].Je ziet aan een docent of hij vrolijk is, je hoort het ook aan de manier waarop hij praat; aan de toon waarop de docent iets zegt weet je of hij serieus of juist vrolijk is.
40
3. Behulpzame docent
Als je een vraag hebt is de docent niet met iets anders bezig (anders kun je niet verder), maar staat hij direct voor je klaar. Staat er voor open dat je aan z’n bureau langskomt om vragen te stellen. Als je je vinger opsteekt, komt hij langs aan je tafel. Een docent die altijd voor je klaarstaat. De stof stap voor stap uitleggen zodat je het snapt.
4. Eerlijke docent
De waarheid vertellen over alles. Leerlingen die nieuwsgierig zijn naar toetsuitslagen gewoon de cijfers vertellen. Deze niet verborgen houden en zeggen dat je ze niet hebt terwijl de docent deze even later op Magister zet. Het niet door de vingers zien wanneer er ruzie in de klas is en de ene groep de andere groep uitscheldt. Niet net doen alsof hij het niet gezien of gehoord heeft. Wanneer de andere groep dan reageert, deze groep dan wel straffen. Dus niet bepaalde leerlingen voortrekken.
5. Goede docent
Een docent die niet zegt ‘’ga maar aan het werk’’. Bij aanvang van de les de planning voor die les doornemen; duidelijk aangeven wat we die les gaan doen. Gezamenlijk dingen doen zoals een opdracht maken en deze daarna met z’n allen nabespreken; dat maakt het makkelijker. Stafwerk geven als je je huiswerk niet af hebt; 3 x het huiswerk over laten schrijven.
Interview 8 Niveau: onderbouw - zwak - man 1. Heb je onlangs een leuke les gehad? Geef aan wat die les leuk maakte.
Nee, ik vind die vakken niet leuk, zoals Wiskunde. Ik vind Gym en Beeldende Vorming altijd 41
leuke lessen omdat je actief mag zijn en veel met je handen mag doen.
2. Vrolijke docent
Aan het gedrag en gezicht van een docent zie je of hij vrolijk is. Aan zijn gezicht: als hij (glim)lacht en niet boos kijkt. Aan zijn gedrag: als hij niet bot is tegen leerlingen.
3. Behulpzame docent
Een docent die steeds vraagt of hij ergens mee kan helpen; die langs je tafel loopt en vraagt of je de opdracht snapt.
4. Eerlijke docent
De leerling had moeite met deze vraag. Een eerlijke docent is iemand die een leerling ergens op wijst, al is dit pijnlijk voor de leerling. Bijvoorbeeld als een docent zegt dat een leerling onfris ruikt door het vele roken. Een eerlijke docent is iemand die eerlijk is tegenover leerlingen met betrekking tot hun werkhouding en gedrag; ook als dit negatief is.
5. Goede docent
Een docent die goed luistert naar wat je zegt. Een docent die je laat uitpraten en niet door je heen praat. Een docent die je begrijpt; die zegt ‘’ik snap hoe je je voelt, ik herken wat je vertelt’’.
Interview 9 Niveau: onderbouw - sterk - vrouw 1. Heb je onlangs een leuke les gehad? Geef aan wat die les leuk maakte.
Niet echt, omdat ik vandaag alleen strenge docenten had. Als een leerling bijvoorbeeld vraagt om een blaadje dan zet de docent hem voor schut tegenover de rest van de klas [‘’blaadjes kosten geld, en dat in deze crisis!!’’]. ‘’De les van rekenen was leuk omdat de juffrouw haar levensverhaal ging vertellen’’.
42
2. Vrolijke docent
Als een docent verhaaltjes vertelt; ‘’over zijn echte leven’’. Als de docent tussen het zelfstandig werken door af en toe praat. Je ziet aan de uitstraling van een docent of hij vrolijk is; als hij lacht bijvoorbeeld. Als een docent niet vrolijk is [maar boos of chagrijnig] dan zie je dat aan z’n ogen.
3. Behulpzame docent
Direct naar je toekomen als je je vinger opsteekt. Leerlingen laten weten welke vragen ze op de toets kunnen verwachten.
4. Eerlijke docent
Een docent die alles zegt wat hij ziet, maar zonder leerlingen te kleineren (‘’jullie hebben allebei jullie huiswerk niet af, jullie kunnen mooi met elkaar trouwen’’).
5. Goede docent
Een docent die een heel les uur aan uitleg besteed, het andere lesuur de leerlingen zelfstandig laat werken en aan het eind van het blokuur huiswerk opgeeft. Een docent die het huiswerk controleert, maar wel nog één kans geeft als het huiswerk niet af. Een goede docent is iemand die aardig is; iemand die grapjes maakt.
Interview 10 Niveau: onderbouw - zwak - vrouw 1. Heb je onlangs een leuke les gehad? Geef aan wat die les leuk maakte.
M’n leukste les deze week was een les waarbij de klas zelfstandig mocht werken. De minst leuke les was een les waarbij de docent het hele uur lang uitleg gaf over stof die we al eerder behandeld hebben en ik al begreep.
2. Vrolijke docent
Als een docent filmpjes laat zien. Als je commentaar kunt leveren zonder dat 43
de docent boos wordt. Een docent die tussendoor korte pauzes geeft waarin je iets voor jezelf mag doen.
3. Behulpzame docent
Een docent die rondjes loopt door de klas en uit zichzelf vraagt of hij je kan helpen. Op het bord klassikaal uitleg geven.
4. Eerlijke docent
De leerling had moeite met deze vraag. ‘’Op welke manier eerlijk?’’ Een docent die iedereen gelijk behandeld; als twee leerlingen zich slecht gedragen niet één van de twee laten nablijven en de ander niet.
5. Goede docent
Een docent die veel uitleg geeft. Een docent waar je terecht kunt voor vragen; die openstaat voor vragen. Een docent die je zowel tijdens als buiten de les hulp aanbiedt als jij iets niet begrijpt. Een docent die voor een toets een samenvatting geeft in de vorm van een overzicht. Een docent die tijdens de toets zelf niet helpt.
Interview 11 Niveau: onderbouw - sterk - man 1. Heb je onlangs een leuke les gehad? Geef aan wat die les leuk maakte.
M’n leukste les was bij een docent die goed uitleg kan geven en niet snel boos wordt. Hij geeft eerst twee waarschuwingen, maar is ook niet te aardig. M’n minst leuke les was voor een vak waarvan ik het werk gewoon niet leuk vindt; dit ligt niet aan de docent. Het zijn lange proeftoetsen die veel tijd in beslag nemen en waarvan ik weinig leer.
44
2. Vrolijke docent
Een docent die waarschuwingen geeft (‘’maar niet te veel natuurlijk’’) en niet direct straf geeft. Een docent die zorgt voor een rustige sfeer in de klas. Als een docent grapjes maakt. Als meerdere leerlingen vragen hebben, dan alle vragen beantwoorden en niet na twee vragen zeggen, nu is het genoeg.
3. Behulpzame docent
De leerling had moeite met deze vraag. ‘’Wat een moeilijke vraag’’. Een docent die je ziet staan. Een docent die je tips geeft over hoe je het beter kunt doen. Een docent die je vragen beantwoord en niet zegt, zoek het maar op in het boek.
4. Eerlijke docent
Als een docent open is en open kaart speelt. Als een docent bijvoorbeeld vertelt wat er tijdens vergaderingen is besproken over een leerling en dat de docent na de les aan de leerling in kwestie tips geeft over hoe hij zijn gedrag kan verbeteren.
5. Goede docent
Een docent die mij pusht en wil dat ik het goed doe op school. Een strenge docent met goede bedoelingen. Een goede docent is een aardig iemand. Een goede docent die goede uitleg geeft.
Interview 12 Niveau: bovenbouw - sterk - man 1. Heb je onlangs een leuke les gehad? Geef aan wat die les leuk maakte.
De leukste les was een gezellige en leerzame les; de docent was vrolijk en begreep de leerlingen. De minst leuke les was een les waarin de docent de hele les aan het woord was.
2. Vrolijke docent
Een docent die geïnteresseerd is in de leerlingen; vraagt of andere lessen goed zijn 45
gegaan bijvoorbeeld. Een docent die begrip toont; als de klas aangeeft even iets anders te willen doen gaat de docent hierin mee.
3. Behulpzame docent
Een docent die aandacht geeft; die vraagt hoe het komt dat een leerling een onvoldoende heeft gehaald en vraagt of en hoe hij de leerling kan helpen. Een docent die inziet dat de uitleg moet verbeteren als op de toets blijkt dat veel leerlingen precies dezelfde fout hebben gemaakt.
4. Eerlijke docent
Een docent die toegeeft bij het nakijken van een toets een fout te hebben gemaakt en het cijfer aanpast. Als een leerling iets beter weet dan een docent en de docent dit erkent.
5. Goede docent
Een goede docent is iemand die heel vrolijk en gezellig is. Het hoeft natuurlijk ook geen feest te worden (‘’daarvoor wordt een docent niet betaald’’), maar de lessen mogen ook niet eenzijdig zijn. Een docent die goed is in uitleggen; die ervoor kan zorgen dat jij de stof begrijpt. Een docent die duidelijk is over wat geleerd moet worden om een toets te kunnen halen. Een docent die begrip heeft voor leerlingen; na een lange uitleg vragen de leerlingen om ‘’iets leuks’’ en gaat de docent hierin mee door een filmpje te laten zien.
46
Bijlage 5 Uitkomsten naar aanleiding van de vraag ‘’Wat doet een docent die duidelijk uitleg geeft volgens jou?’’16 # 1 - Niveau: bovenbouw - zwak - vrouw (proefinterview) Antwoord: Geeft uitgebreid uitleg. Maakt gebruik van het bord. Doorvragen aan de leerling leert dat korte uitleg ook duidelijk kan zijn, maar dat dit van het desbetreffende onderwerp afhangt. # 2 - Niveau: bovenbouw - sterk - vrouw Antwoord: Zelfgemaakte foto’s van echte mensen laten zien. Omdat de uitleg zo interessant wordt, is deze makkelijker te begrijpen. Als de docent de uitleg op het bord schrijft worden sommige leerlingen druk en wordt je afgeleid van de uitleg. Als de docent uitleg geeft aan de hand van een videofragment dan kunnen alle leerlingen hier ongestoord naar kijken. # 3 - Niveau: bovenbouw - sterk - vrouw Antwoord: Niet een mondelinge herhaling geven van wat er in het boek staat, dan lees ik het boek wel. Uit het hoofd (zonder in het boek te hoeven kijken) in makkelijke taal (‘’op lager niveau’’) de tekst uit het boek verwoorden en daarbij extra informatie geven die niet in het boek staat. # 4 - Niveau: onderbouw - zwak - man Antwoord: Herhalen totdat je het snapt. Niet zeggen ‘’ik heb het nu al drie keer gezegd, nu leg ik het niet meer uit’’. Voorbeelden geven, plaatjes laten zien, een overzicht voor je uitprinten. # 5 - Niveau: bovenbouw - zwak - vrouw Antwoord: Duidelijk praten, bij de lesstof blijven en niet onnodig uitweiden over het onderwerp. Passende voorbeelden geven bij het onderwerp. # 6 - Niveau: bovenbouw - zwak - man Antwoord: Gebruik van een power-point presentatie, een filmpje laten zien. Daarnaast informatie over het onderwerp vertellen. # 7 - Niveau: bovenbouw - sterk - vrouw Antwoord: Constant benadrukken dat het belangrijk is om je spullen bij je te hebben. Stap voor stap een 16
Deze onderzoeksgegevens zijn niet aanverwant aan mijn eigen onderzoek, vandaar dat ik deze resultaten verder buiten beschouwing heb gelaten en alleen als informatieve bijlage heb opgenomen in dit paper.
47
opdracht uitleggen. Veel herhalen zodat het beter in je hoofd blijft zitten. Bij het geven van uitleg zorgen dat het stil is; beginnen met een gezellig verhaaltje [die niet over het onderwerp van de uitleg gaat] zodat de klas kalm wordt. Een opdracht/tekst laten lezen. Informatie erbij vertellen. Aantekeningen laten maken. Wijzen op samenvattingen die in het boek staan. # 8 - Niveau: onderbouw - zwak - man Antwoord: Na het geven van uitleg vragen of er nog vragen zijn. De uitleg herhalen als er nog leerlingen zijn die het niet begrijpen. Als niemand vragen heeft willekeurige leerlingen aanwijzen om te controleren of ze de uitleg inderdaad begrepen hebben. # 9 - Niveau: onderbouw - sterk - vrouw Antwoord: Bij een blokuur een heel uur besteden aan uitleg en het andere uur leerlingen zelfstandig laten werken. Nogmaals uitleg geven als er leerlingen zijn die het niet snappen. Gebruik van een power-point presentatie en het laten zien van YouTube filmpjes die de uitleg ondersteunen. # 10 - Niveau: onderbouw - zwak - vrouw Antwoord: Een docent die filmpjes, foto’s of voorwerpen laat zien die te maken hebben met het onderwerp. Een docent die aan de leerlingen vragen stelt die te maken hebben met het onderwerp. # 11 - Niveau: onderbouw - sterk - man Antwoord: De docent schrijft de informatie op het bord of de beamer en vertelt daar in eigen woorden meer over en geeft hier voorbeelden bij. # 12 - Niveau: bovenbouw - sterk - man Antwoord: Aankondigen waar de uitleg uit zal bestaan. De klas verplicht aantekeningen laten maken. Het bord veel gebruiken en alle benoemde informatie hier opschrijven. Waarschuwen als een onderdeel van de uitleg belangrijk is met betrekking tot de toets.
48
Bijlage 6 Literatuurlijst
Beek, J. van & K. van Esch (maart 2013) ‘’Samen werken en leren: Samenwerkend leren’’. Amsterdam: Montessori College Oost. Gennip, H. van & G. Vrieze (2008) ‘’Wat is de ideale leraar? Studie naar vakkennis, interventie en persoon’’. ITS, Radboud Universiteit Nijmegen. Hacquebord, H., Linthorst, R. & B. Stellingwerf (s.a.) ‘’Vocabulairekennis bij taalzwakke leerlingen in het voortgezet onderwijs’’. Op 09-10-2013 verkregen via http://www.taalschat.com/Vocabulairkennis.pdf Hacquebord, H. (2006) ‘’Woordkennis als onderdeel van taaldiagnostisch onderzoek. Leerlingen verleiden tot het spreken in de doeltaal’’. Levende Talen Tijdschrift 7(3), 15-22. Op 09-10-2013 verkregen via http://www.lttijdschriften.nl/ojs/index.php/ltt/article/view/224/219 Karabenick, S.A., Woolley M.E., Friedel, J.M., Ammon, B.V., Blazevski, J., Rhee Bonney, C.,…Kelly, K.L. (2007) ‘’Cognitive Processing of Self-Report Items in Educational Research: Do They Think What We Mean?’’ Educational Psychologist 42(3): 139-151. Korthagen, F. & A. Vasalos (2007) ‘’Kwaliteit van binnenuit als sleutel voor professionele ontwikkeling’’. VELON, Tijdschrift voor lerarenopleiders, 28(1): 17-23. Op 09-10-2013 verkregen via http://igitur-archive.library.uu.nl/ivlos/2008-0128-200506/korthagenkwaliteit%20van%20binnenuit.pdf Sillius, A. (1997) ‘’Interviewen’’. Handout op 17-09-2013 van Mariska Min uitgereikt gekregen tijdens de workshop ‘’Interviewen’’, onderdeel van de onderzoekscarrousel. Teitler, P. (2012) Lessen in orde. Handboek voor de onderwijspraktijk. Bussum: Uitgeverij Coutinho. Verhoeven, L. & A. Vermeer (2001) ‘’Variatie in geletterdheid in het Nederlands als tweede taal’’. Pedagogische Studiën, 77: 378-390. Verlegh, S. (2009) Masterthesis Orthopedagogiek. ‘’Adolescenten in het vmbo. Ontlezing en niveau van woordenschat’’. Universiteit Utrecht. Op 09-10 2013 verkregen via http://igiturarchive.library.uu.nl/student-theses/2009-0806-200151/Masterthesis%20Verlegh%2c%20S3102564.pdf
49