Professionalisering van de zorg, opmaat naar passend onderwijs Nordwin College Versie 4, 18 mei 2010 – ter vaststelling in het MT van 28 mei 2010
Aanleiding Discussies over ‘grenzen aan de zorg’, ‘strengere selectie aan de poort’ en ‘aantrekkelijk onderwijs voor leerlingen aan de bovenkant van het VMBO’ zijn de afgelopen jaren meerdere keren op verschillende plaatsen binnen Nordwin College gevoerd. We willen het onderwijs en de opleidingen van Nordwin College profileren als goed en mooi onderwijs en topopleidingen, waarmee je een goede start maakt in vervolgonderwijs en op de arbeidsmarkt. We zijn er trots op dat ouders onze scholen kiezen, omdat we veel aandacht en goede zorg bieden, maar we willen niet alleen maar een ‘zorgschool’ zijn. We willen een school zijn voor iedereen met belangstelling en passie voor het brede groene domein, we willen leerlingen en deelnemers aandacht en zorg geven, we willen onze maatschappelijke taak serieus nemen. Ook willen we (moeten we) voldoen aan de eisen die onze toezichthouders aan ons stellen. Doelmatige en efficiënte inzet van middelen, rendementen en opbrengsten boven de norm, aanbieden van passend onderwijs, goede doorstroom van VMBO naar MBO, van MBO naar HBO en arbeidsmarkt. De komende jaren wordt passend onderwijs ingevoerd. Schoolbesturen krijgen een zorgplicht voor leerlingen. Het accent verschuift van indicatiestelling (wat is de beperking van een deelnemer) naar handelingsgerichte diagnostiek (wat heeft de deelnemer nodig), preventie van studieproblemen en professionele doorverwijzing. Samenwerkingsverbanden in het VO krijgen een grote rol ten aanzien van de inzet en verdeling van middelen. In deze notitie wordt eerst de visie op zorg verwoord. Vervolgens worden de huidige situatie en de werkwijzen van dit moment beschreven, om een beeld te krijgen van onze startsituatie in de aanloop naar passend onderwijs. Van daaruit wordt nagedacht over wat nodig is om ‘klaar te zijn’ voor passend onderwijs, hoe we onze plek willen innemen in de provincie en hoe we onze zorg verder willen ontwikkelen en professionaliseren. Visie op zorg Scholen hebben de verantwoordelijkheid en de taak om leerlingen te onderwijzen en begeleiden naar een diploma. Dit kan alleen als goed voor leerlingen gezorgd wordt. Dit goed zorgen voor leerlingen, zorg begint met goed onderwijs en persoonlijke aandacht. Onderwijs dat recht doet aan de capaciteiten, interesses en toekomstverwachtingen van leerlingen. Onderwijs dat leerlingen uitdaagt om aan de slag te gaan, door een gevarieerd aanbod van werkvormen. Cruciaal is dat de leerling zich gewaardeerd voelt binnen de school, dat er aandacht is voor zijn persoon, voor wat hem bezighoudt en voor zijn leerprestaties. Leerling-zorg begint dan ook in de klas, de groep, bij de docent en de coach. Gewoon door aandacht te hebben voor de leerling, de groep en de situatie. Contact gaat voor contract, met
1
een leerling en de groep is iets af te spreken en te bereiken als er sprake is van een goede relatie. Volgens Roel Gordijn (12-18, febr. 2010) is bij goed onderwijs, minder zorg nodig. Meer aandacht voor elke leerling in de klas, vergroot de kans dat een probleem tijdig wordt gesignaleerd en wordt opgepakt en verkleint daarmee de kans op uitval. Kennen en gekend worden, veel sociale contacten, vergroten de slagingskans van de leerling. Uiteraard zijn er grenzen aan de aandacht en zorg die een coach en docent aan een leerling kan geven. De coach kan hulp inschakelen vanuit het interne zorgnetwerk van de school. De school kan indien nodig gebruik maken van expertise in het samenwerkingsverband of van andere externe deskundigen. Deze visie leidt tot de volgende uitgangspunten: We staan garant voor goed onderwijs. Docenten en mentoren / coaches zijn competent om hun didactische en pedagogische taken professioneel uit te voeren. Schoolklimaat, cultuur en onderwijsorganisatie dragen bij aan een goede leef- en leersituatie; Elke leerling heeft een coach; Het valt op als een leerling er niet is of niet goed in zijn vel zit. Daar wordt iets mee gedaan; De leerling ervaart aandacht, individueel en in de groep; Docenten zijn zich bewust van het grote belang van een goede (werk-)relatie met leerlingen en groepen; Er is professionele tweedelijnszorg in de scholen; We participeren in netwerken t.b.v. specialistische, derdelijns zorg buiten de school. In beeld: Intake en toelating VMBO In ons VMBO laten we alle leerlingen toe die voldoen aan de instroomeisen, vanuit het reguliere basisonderwijs en vanuit het speciaal primair onderwijs. De belangrijkste instroomeis is dat de leerling vanuit de toeleverende school het advies BL, KL en GL/TL meekrijgt. We laten leerlingen met een PRO-indicatie toe als de PCL/RVC positief adviseert/beslist. In het advies worden het advies van de toeleverende school, leerachterstanden, sociaal-emotionele problemen en IQ meegnomen. Leerlingen met een bijzondere beperking (bijv. syndroom van Down) laten we toe als de school en het team dit aankan. MBO1&2 In MBO BOL 1&2 nemen we alle leerlingen aan. De normale route is die vanuit het VMBOBL, maar we respecteren de drempelloze instroom. Deelnemers met een VMBO-diploma op KB-niveau verwijzen we door naar MBO niveau 3, tenzij ouders of leerling echt bewust kiezen voor (starten met) de niveau 2 opleiding en sprake is van een bijzondere situatie (bijv. sociaal-emotionele problematiek). In het geval dat we erg twijfelen over de haalbaarheid van een opleiding voor een deelnemer – aan de hand van de intake en het advies van de toeleverende school - óf als sprake is van ernstige persoonlijke beperkingen, gaan we in overleg met deelnemer en ouders, en adviseren over een beter passende plek. In de intake is motivatie voor het beroep een belangrijk item. Voor toelating tot de reguliere BBL 1&2 opleidingen geldt in principe hetzelfde als hierboven genoemd. We informeren bedrijven en deelnemers goed over de mogelijkheden en de
2
grenzen aan zorg en begeleiding binnen onze opleidingen en school. Bij twijfel over haalbaarheid van een diploma, mede kijkend naar de eisen t.a.v. taal en rekenen, wordt dit besproken met bedrijf en deelnemer. MBO3&4 (BOL en BBL) In MBO 3&4 laten we deelnemers toe met een diploma VMBO KL en GL/TL. Ook deelnemers met een MBO diploma op niveau 2, met een positief advies van de toeleverende school, worden toegelaten. Als de toeleverende school anders adviseert, kan op basis van de intake en de motivatie voor het beroep een andere beslissing (dringend advies aan de deelnemer) volgen. Deelnemers met een BL-diploma, met een hoog gemiddeld cijfer (≥ ?, nog in te vullen) en met een positief advies van de toeleverende school, kunnen een intake doen voor niveau 3. De intakes worden door een vaste groep intakers uitgevoerd, onder leiding van het steunpunt. Twijfelgevallen worden besproken met het steunpunt (en – in de toekomst – met de locatiedirecteur, om de verantwoordelijkheid te delen). In de nabije toekomst zal in de intake ook het niveau en de ontwikkelmogelijkheden op het gebied van taal en rekenen meegenomen worden. Dit in aanloop naar centrale examinering vanaf 2013/2014. Cursus & Contract We bieden maatwerk-trajecten, vaak via cursus&contract, aan specifieke groepen deelnemers. Dit kunnen deelnemers zijn vanuit PrO of VSO (meestal ouder dan 20 jaar) om werkervaring op te doen of reïntegreerders, maar ook werknemers van bedrijven en individuele deelnemers die willen bijscholen of omscholen. Afhankelijk van het doel van de cursus of opleiding, de wensen van het bedrijf, de wensen en capaciteiten van de deelnemers en de haalbaarheid van een diploma wordt een cursus of BBL-opleiding aangeboden. Soms wordt een EVC-procedure gevolgd om ervaring in kaart te brengen, zodat aansluitend een passend maatwerktraject gevolgd kan worden.
In beeld: Leerlingzorg VMBO Binnen VMBO-GROEN van Nordwin College bieden we alle leerwegen VMBO aan: GL(/TL), KB en BB. Gemiddeld de helft van onze leerlingen heeft een LWOO-indicatie (40–60% LWOO op elke locatie), een beperkt deel heeft een LGF (zgn. rugzak). De keuze van ouders en leerlingen valt vaak op onze school omdat wij een goede naam hebben op het gebied van de zorg en onze kleinschaligheid. En natuurlijk hebben onze leerlingen interesse in GROEN, in de breedste zin. Op onze locaties kent het personeel de kinderen en weet wat er speelt. Persoonlijke aandacht en individuele begeleiding is waar we ons mee profileren en wat we ook waarmaken. Het eerste aanspreekpunt voor de leerling is zijn mentor / coach. Deze begeleidt de leerlingen zowel in het onderwijs als ten aanzien van zorgvragen in relatie tot de thuissituatie en de persoonlijke situatie. Waar nodig maken zij gebruik van de interne 2e lijn (zorgcoördinator, RT, IB, counsellor, vertrouwenspersoon, schoolmaatschappelijk werker, e.d.). De ZAT’s zitten goed in elkaar. De verschillende partijen die betrokken zijn bij de problematiek rond kinderen en thuissituaties, zitten met elkaar aan tafel om samen na te denken over goede individuele oplossingen. In de school kunnen leerlingen een beroep doen op de counsellor of de vertrouwenspersoon.
3
De administratie van de vorderingen van leerlingen en de leerlingbegeleiding zit stevig in elkaar en wordt nog verder doorontwikkeld. We kunnen op elk moment de benodigde gegevens overzichtelijk bij elkaar zien. Voldaan wordt aan de wettelijke verplichting van handelingsplannen bij leerlingen met LWOO en/of LGF. Elke leerling wordt meerdere keren getest op het niveau en ontwikkeling van taal en rekenen. Een leerling met leerachterstanden krijgt passende ondersteuning. Kinderen met gediagnosticeerde problematiek en/of (leer)stoornissen (ADHD, PDDNOS, storing in autistisch spectrum, dyslexie, etc.) krijgen indien nodig gerichte, professionele ondersteuning. Ook worden er specifieke trainingen gegeven aan groepen leerlingen (bijv. Rots en Water, faalangstreductietraining).
Graag zouden we meer leerlingen interesseren voor onze GL(/TL). Kinderen met belangstelling voor de groene vakken, maar ook leerlingen die goed gedijen in een kleinere setting, met persoonlijke aandacht en een brede opleiding. Je kunt na het AOC nog alle kanten op. Belangrijkste dilemma VMBO: Hoe trek je een bredere doelgroep en doorbreek je het (nogal eenzijdige) imago van zorgschool. MBO1&2 In MBO1&2 (BOL) zitten deelnemers die theorie best lastig vinden, praktijk mooi vinden en iets hebben met ‘groen’. De moeite met het leren is in een deel van de gevallen toe te schrijven aan minder dan gemiddelde cognitieve vaardigheden. Voor een ander deel geldt dat hun interesse voor de theorie zeer beperkt is: ze zijn liever in de praktijk, met hun handen aan de slag. En dan is er nog een grote groep leerlingen die niet aan leren toekomen door sociaalemotionele problemen, persoonlijk of door de thuissituatie, door hun beperking of anderszins. In deze laatste groep zitten veel deelnemers met ernstige, meervoudige problematiek. We bieden ze een plek op onze scholen, in onze opleidingen. We zijn begaan met deze deelnemers en hun situatie en doen wat we kunnen. Soms is een situatie hopeloos en zitten wij aan de grenzen van wat we voor ze kunnen doen. Maar loslaten? Of van school sturen? Wat dan, waar komen ze dan terecht? Wachtlijsten, bureaucratie en handelingsverlegenheid spelen instellingen in de (jeugd-)zorg parten. Ondertussen vragen deze deelnemers veel van ons, van onze capaciteiten en van onze budgetten, soms meer dan mogelijk en passend is. Dit gaat ten koste van de andere deelnemers en/of andere taken van medewerkers. Bij de zorg van deze leerlingen zijn in de eerste plaats de mentoren betrokken. Zij kunnen gebruik maken van de 2e lijn, die vaak voor VMBO en MBO1&2 gezamenlijk georganiseerd is. Voor de deelnemers van MBO1&2 BOL is het afgelopen jaar aangesloten bij het ZAT voor het VMBO. De administratie van de vorderingen van leerlingen en de leerlingbegeleiding is in ontwikkeling. Voldaan wordt aan de wettelijke verplichting van handelingsplannen bij leerlingen met LGF. Belangrijkste dilemma MBO1&2: Wanneer constateer je dat je het eind van je kunnen hebt bereikt. Wat betekent dit voor de intake, wat voor de zorg door mentoren, tweedelijns-zorg op onze scholen, wat voor de overdracht en het afscheid van een deelnemer?
4
MBO3&4 en BBL MBO GROEN 3&4 heeft opleidingen in het brede domein van ‘groen’. We leiden op voor beroepen in de brede ‘groene’ sector, van veehouderij tot recreatie; van voeding tot watermanagement. Als vakbekwaam medewerker op niveau 3 of als specialist of ondernemer op niveau 4. Deelnemers die een goede theoretische basis hebben, behoorlijke cognitieve vaardigheden en de wil om verder te verdiepen, kunnen door naar het HBO. Van onze deelnemers verwachten wij dat ze actief en gemotiveerd aan de slag gaan binnen onze opleidingen. Ze kunnen onder begeleiding en zelfstandig aan de slag om competenties te ontwikkelen. Binnen het beroep wordt ook van ze verwacht dat ze zelfstandig en bekwaam de taken uit kunnen voeren. Deelnemers in de BBL (niveau 1 t/m 4) zijn werkzaam bij een bedrijf en gaan één dag per week naar school (of andere locatie). Bij problemen in de persoonlijke sfeer of thuissituatie is het bedrijf in principe het eerste aanspreekpunt. Het steunpunt wordt hierbij echter ook vaak ingeschakeld. Elke deelnemer heeft een mentor of coach, die vooral de studieloopbaan begeleidt. Leerlingzorg is een redelijk nieuw fenomeen binnen de BOL-opleidingen op niveau 3&4. En voor de BBL-deelnemers geldt dat die beperkt in beeld zijn als het gaat om zorg (doordat bedrijf vaak eerste aanspreekpunt is). Binnen MBO 3&4 en BBL worden de zorg-leerlingen opgevangen door het Steunpunt. Hier werken betrokken en deskundige medewerkers die de deelnemers ondersteuning bieden. Zij maken gebruik van externe deskundigheid waar dat nodig en wenselijk is. Voor het ZAT is onlangs aangesloten bij het bestaande ZAT van VMBO / MBO 1&2 van Nordwin College in Leeuwarden. Ook is er overleg met de beide ROC’s in de provincie. De administratie van de vorderingen van leerlingen en de leerlingbegeleiding staat goed in de steigers. De structuren, procedures en taken zijn goed beschreven en geïmplementeerd. Het vullen van de systemen is grotendeels gerealiseerd. Er wordt nog doorontwikkeld. Voldaan wordt aan de wettelijke verplichting van handelingsplannen bij leerlingen met LGF. Belangrijkste vragen bij MBO3&4en BBL: Wat is passende zorg voor deelnemers van een MBO3&4 opleiding? Welke rol kunnen mentoren / coaches vervullen in relatie tot zorgvragen buiten de opleiding, wat is de rol van het steunpunt? Wat is de grens aan de zorg die we kunnen en willen bieden? Moeten we bij de intake meer aandacht besteden aan persoonlijke situaties en knelpunten? En in relatie tot BBL-deelnemers is de vraag of, en zo ja, welke zorg we aan willen en kunnen bieden naast de reguliere studiebegeleiding in de opleiding. In beeld: Financiering van de zorg Voor het VMBO geldt dat de ‘normale’ zorg voor ‘gewone’ leerlingen wordt betaald uit het reguliere budget. Voor leerlingen met een gediagnosticeerde beperking kan de school aanvullend budget aanvragen via LWOO of LGF. Deze middelen zijn bedoeld voor extra zorg aan zorgleerlingen. Voor MBO1&2 leerlingen zijn er aanvullend op de reguliere bekostiging de VOA-middelen. De scheiding van leerlingen die extra zorg behoeven, loopt niet altijd strak langs de lijn van LWOO en LGF. Er zijn geïndiceerde leerlingen met rugzak die eigenlijk gewoon meelopen en leerlingen zonder rugzak die wel extra zorg en aandacht vragen.
5
Maar hoe het ook zij, wij hebben – zeker in het VMBO – een behoorlijk aanvullend budget voor extra zorg aan zorgleerlingen. Passend onderwijs, eerste uitwerking van nieuw beleid brief staatssecretaris Dijksma, 25 januari 2010
In het kader van passend onderwijs krijgt elk schoolbestuur zorgplicht per 1 augustus 2012 (streefdatum): ‘De zorglicht verplicht schoolbesturen om te zorgen voor passend onderwijs voor alle leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte die op de school worden aangemeld of al staan ingeschreven. Onderwijs en ondersteuning moeten passend zijn en dus aansluiten op de ontwikkeling van het kind, de mogelijkheden van het personeel en de wensen van de ouders. Als een school niet aan de wensen van de ouders tegemoet kan komen, wordt met hen uitgezocht welke school binnen het samenwerkingsverband dat wel kan.’ Scholen stellen een onderwijszorgprofiel op. Dit geeft aan welke zorg en ondersteuning een school kan bieden. Het zorgprofiel wordt besproken in het samenwerkingsverband. Het geheel aan profielen moet zorgen voor een dekkend aanbod van onderwijszorg. Er wordt een referentiekader opgesteld door de sectororganisaties (VO-raad, MBO-raad) om de besturen en samenwerkingsverbanden te ondersteunen bij de inrichting van passend onderwijs. Thema’s in het referentiekader zijn: zorgprofiel, toewijzing onderwijszorg, ouders, medezeggenschap, kwaliteit, professionalisering, zorg in en om de school, overgang tussen onderwijsvormen, verantwoording, geschillenregeling. In het kader van passend onderwijs verschuift het accent van indicatiestelling (wat is er met de leerling aan de hand) naar handelingsgerichte diagnostiek 1(wat heeft de leerling nodig). Essentieel voor het slagen van passend onderwijs is dat leraren beter toegerust worden om met diversiteit in de klas om te kunnen gaan. Binnen passend onderwijs wordt het geld voor extra ondersteuning toegekend aan de samenwerkingsverbanden. Deze verdelen het geld over de scholen, waarbij geld de taken en leerlingen volgt. Samenwerkingsverbanden maken zelf keuzes hoe de middelen over de scholen en de leerlingen worden verdeeld. Passend onderwijs moet zoveel mogelijk op school en in de klas worden vormgegeven, de samenwerkingsverbanden moeten geen nieuwe bureaucratische laag vormen. LWOO blijft vooralsnog buiten schot. Verantwoording over de besteding van de middelen wordt belangrijk.
Nordwin College in 2012 klaar voor passend onderwijs Binnen Friesland participeren onze vier scholen voor VMBO in vier verschillende samenwerkingsverbanden. MBO BOL 1&2 participeert in Zuid-West Friesland in Fultura (samen met FP Sneek) en in de overige drie regio’s niet. MBO BOL 3&4 / BBL maakt geen deel uit van een samenwerkingsverband. Wel vindt afstemming en overleg plaats met de beide andere ROC’s , Friesland College en Friese Poort. Ook op initiatief van de gemeente Leeuwarden vindt overleg plaats tussen de 3 MBO-instellingen in Leeuwarden.
1
Binnen de handelingsgerichte diagnostiek staat de vraag centraal: waarom heeft dit kind met zijn mogelijkheden en beperkingen, uit dit gezin, in deze school, met deze leraar en deze medeleerlingen, de onderkende problemen en hoe kunnen ze effectief worden opgelost?
6
VMBO-groen De constatering in het MT was dat het VMBO-groen van Nordwin College voldoende is toegerust voor passend onderwijs. Onze leerlingzorg is professioneel en vindt voor het grootste deel plaats door docenten in hun klassen of groepen. Er is een professionele tweedelijns-zorg, de zorgcoördinatoren voeren hun werk goed uit en beschikken over een groot netwerk buiten de school. De ZAT’s functioneren naar behoren. VM2 benutten we als kans voor leerlingen die moeite hebben met cognitief leren, graag met hun handen werken en in de praktijk aan de slag gaan. Voor het VMBO-groen moeten de volgende vragen beantwoord worden in het kader van passend onderwijs: Hoe pakken we onze plek in passend onderwijs? De concurrentie om de zorgleerling zal toenemen en wij hebben al bewezen dat we goed zijn in zorg. Toch profileren met deze zorg? Willen we in het VMBO-groen nog een stap verder gaan in de zorg? De antwoorden op deze vragen vinden hun weerslag in het zorgprofiel van elke school. Wat beloven we op het gebied van de zorg en kunnen we dit ook waarmaken? Wat zijn de grenzen aan onze zorg? Wanneer moeten we besluiten een leerling af te wijzen (intake) of te begeleiden naar een andere school of een andere instantie (via LPA, rebound, etc.)? Hoe vinden we een werkbare balans tussen ‘voldoen aan de normen (opbrengsten,vsv)’ en het vervullen van onze taak in passend onderwijs (een plek voor iedere leerling)? Wat betekenen de nieuwe eisen aan taal en rekenen voor de kans op een diploma voor onze leerlingen? Voor welke leerlingen zijn we en waar zijn we goed in? Het uitvoeren van handelingsgerichte diagnostiek en de verdere professionalisering van docenten en mentoren / coaches moeten verder uitgewerkt worden.
MBO In het MBO, zowel MBO BOL 1&2 als MBO BOL 3&4 / BBL, is nog een professionaliseringsslag nodig. De focus van de zorg moet scherper, de kwaliteit van aandacht en ondersteuning in de klas of groep kan beter, de afbakening van taken in 1e lijn, 2e lijn en extern moet duidelijker en het werken met en in het ZAT moet verder ontwikkeld worden. Via het ZAT kan het externe netwerk van onze zorgcoördinatoren uitgebreid worden. Door de contacten tussen zorgcoördinatoren binnen Nordwin College en met die van FC, FP te verbeteren, kan gewerkt worden aan een provinciaal netwerk. Het aantal voortijdige schoolverlaters moet lager. De 10% van nu is te hoog. Ten aanzien van de focus zijn er de volgende uitgangspunten: Gezien maatschappelijke discussies over passend onderwijs, iedereen een startkwalificatie en de maatschappelijke rol van het onderwijs ligt het niet voor de hand om ervoor te kiezen door verscherpte intake-procedures meer zorg-leerlingen af te wijzen. We accepteren dat we in onze opleidingen deelnemers met meer zorgvragen voorkomen. We nemen passende maatregelen om deze deelnemers op te vangen, te begeleiden en op te leiden voor het gekozen beroep. Onze leerlingzorg is erop gericht de deelnemer te ondersteunen in zijn voorbereiding op onze maatschappij, het vervolgonderwijs en/of de arbeidsmarkt. ‘Pamperen’ doen we uitsluitend tijdelijk, en alleen in het geval van een zeer verdrietige of zeer problematische (persoonlijke of thuis-)situatie.
7
In het MT is afgesproken dat we niveau 1 opleidingen blijven aanbieden om onze maatschappelijke taak te vervullen en omdat hiernaar vraag is bij deelnemers en bedrijven. We accepteren eventuele discussie over vsv en rendementen met Inspectie en overheid. Opleidingen op niveau 2 blijven drempelloos. We zorgen voor goed onderwijs, passende aandacht en zorg om het voor de leerling mogelijk te maken met een startkwalificatie de school te verlaten of door te stromen. Ook is afgesproken dat we willen komen tot eenvoudige criteria voor toelating van BL’ers tot een niveau 3- opleiding. Indien mogelijk wordt dit gestroomlijnd met de werkwijze bij FC en FP. Professionalisering van mentoren en coaches is nodig om de benodigde kwaliteit waar te kunnen maken. Vragen die we in het kader van passend onderwijs voor het MBO moeten beantwoorden: Hoe vinden we in de PR een goede balans tussen ‘profileren van goed onderwijs en topopleidingen’ en ‘een school waar we ook goed voor deelnemers met een extra ondersteuningsvraag zorgen’? Hoe pakken we onze plek in passend onderwijs? Met wie werken we hoe samen? Sluiten we in meerdere regio’s aan bij de VO-samenwerkingsverbanden? Wat doen we in Leeuwarden? Wat beloven we op het gebied van de zorg en kunnen we dit ook waarmaken? Wat zijn de grenzen aan onze zorg? Welke scholing, ontwikkeling en coaching van onze studiecoaches en docenten is nodig om te kunnen omgaan met diversiteit in groepen en klassen en met gediagnosticeerde problematiek of (leer)stoornissen? Welke rol kan het steunpunt hierin spelen? Wanneer moeten we besluiten een leerling af te wijzen (intake) of te begeleiden naar een andere school of een andere instantie (via RMC en ZAT)? Hoe vinden we een werkbare balans tussen ‘voldoen aan de normen (rendementen, vsv)’ en het vervullen van onze maatschappelijke taak (een plek voor iedere leerling, drempelloze instroom, iedere deelnemer een startkwalificatie)? Wat betekenen de nieuwe eisen aan taal en rekenen voor de kans op een diploma voor onze deelnemers, vooral op de lagere niveaus en in de BBL? Hoe willen we de overdracht van VMBO-groen naar MBO, van niveau 2 naar niveau 3 verbeteren? De deelnemer heeft recht op een nieuwe start, maar we moeten niet alles uit het voortraject opnieuw doen. Hoe kunnen we de interne samenwerking t.a.v. zorginhoud en organisatie, tussen VMBO-groen, MBO1&2 en MBO3&4 intensiveren en verbeteren?
8