Proefwerkboekje
MAART 2012
Beste leerling en ouder
1M1
De weken gaan snel, de kerstproefwerken lijken nog maar pas voorbij en jullie moeten binnenkort alweer terug aan de slag voor een korte maar ook belangrijke proefwerkenreeks voor enkele hoofdvakken. Ook nu weer helpen we je graag op weg met dit proefwerkboekje, boordevol studietips en praktische informatie. Lees het grondig na en bespreek wat niet duidelijk is met je leerkracht, je titularis of je ouders. We wensen je veel succes en doorzettingsvermogen! de titularissen en leerkrachten van het eerste jaar
PRAKTISCHE AFSPRAKEN Beste ouder, gelieve deze brief grondig te lezen en het aparte strookje hierbij gevoegd te ondertekenen. Beste leerling, Binnenkort heb je voor de tweede keer proefwerken dit schooljaar. Hieronder frissen we een aantal afspraken en regels opnieuw op:
Je hebt proefwerk voor slechts 3 vakken. Dit betekent echter niet dat ze minder belangrijk zouden zijn dan de proefwerken in het eerste trimester. Ook nu gaat het weer over een aanzienlijk stuk leerstof, waarvoor je je grondig moet voorbereiden.
Lees zeker nog eens na wat je genoteerd hebt toen je je proefwerken van het eerste trimester inkeek. Uit de fouten die je vorig trimester maakte, kan je nu leren.
Je brengt elke dag je schoolagenda mee.
Je bent de halve dag voor de proefwerken vrij om je proefwerk(en) voor te bereiden.
Wanneer je ziek bent, verwittigt één van je ouders zo vlug mogelijk de school (03 217 44 10). Weet dat alleen een doktersbriefje je afwezigheid kan wettigen.
Wanneer je het proefwerklokaal (= je eigen klaslokaal!) binnenkomt, zet je je boekentas vooraan. Je neemt de spullen die je nodig hebt voor je proefwerk mee naar je plaats. Zorg ervoor dat je schrijfgerei in een doorschijnend plastic zakje zit; je mag geen ‘pennenzak’ mee naar je bank nemen.
Wanneer je een gsm bij je zou hebben, stop je hem in je boekentas. Hij zit zeker niet in je rok- of broekzak.
Na het inleveren van je proefwerk ga je terug naar je plaats. Je kan een ANDER schoolvak studeren of je even ontspannen met een strip of leesboek. Uiteraard neem je geen boeken of schriften op je bank van het vak waarvan je net proefwerk hebt afgelegd.
Wie wil, kan op proefwerkdagen in het college studeren van 12u45 tot 16u10. Daartoe bezorgt één van je ouders een schriftelijke aanvraag, uiterlijk één werkdag voor de eerste proefwerkdag, aan een studiemeester. Wanneer je je voor deze studie inschrijft, blijf je ook op school ineten.
Veel succes! Dirk Brawers adjunct-directeur
WERKBUNDEL PROEFWERKEN MAART
Edwig Van Elsen pedagogisch directeur
– PAGINA 1
EXAMENROOSTER 1M MA 12 DI 13 WO 14 DO 15
08u25 10u20 08u25 10u20 08u25 10u20 08u25 10u20
FR FR WI WI NE NE Les Les
STUDIETIPS ▪
de voorbereiding ○ Zorg dat al je studiemateriaal in orde en aanwezig is: je boeken, je notities, extra bladen met oefeningen, je toetsenmap (= een belangrijke informatiebron). ○ Noteer alle extra informatie van de leerkracht duidelijk in je proefwerkboekje. ○ Vraag uitleg over de onderdelen die je nog niet zo goed begrijpt aan je leerkrachten, klasgenoten of ouders. ○ Vraag ook uitleg aan je leerkracht over hoe je het best moeilijke onderdelen kan instuderen. Wat voorbeelden: ▪ uit het hoofd leren (leerstof logisch ordenen, geheugensteuntjes…) ▪ schema maken (bv. mindmapping) ▪ woordenlijsten opstellen (in kolommen, met steekkaartjes…) ▪ nieuwe oefeningen maken of bestaande oefeningen hermaken (meestal best schriftelijk) en jezelf corrigeren ○ Maak een planning!
▪
de planning ○ Neem rustig de tijd om een planning te maken, maar verlies er ook niet te veel tijd mee. ○ Maak een persoonlijke planning, en baseer je niet op die van een ander! ○ Kleur je planning in: je gewone bezigheden: schooltijd, vrije tijd, dagelijkse toetsen en taken.
WERKBUNDEL PROEFWERKEN MAART
– PAGINA 2
o ○ ○ ○ ○ ○ ▪
de tijd die je elke dag nog kan studeren voor je examens. En misschien moet je hier toch even durven schrappen in je vrijetijdsbesteding, want de proefwerken komen nu op de eerste plaats! Opgelet: wees realistisch in je tijdsinschatting! Overdrijf niet, maar werk achteraf wel zolang als gepland. Overleg dit ingekleurde schema met je ouders, ben je bv. een familiefeest vergeten in te plannen waardoor je niet kan studeren? Vul nu je planning concreet in: wat ga je op welke dag studeren? Houd hierbij ook rekening met je examenrooster. Probeer ervoor te zorgen dat je de meeste vakken vooraf instudeert, besteed de meeste aandacht aan de vakken of onderdelen waarmee jij het moeilijk hebt. Vermeld in je planning alles heel concreet: niet alleen het vak, maar ook het precieze onderdeel. Hang je planning op een goed zichtbare plaats: zo word je er zelf steeds aan herinnerd en kunnen je familieleden je volop steunen. Vink aan, schrap... wat je al hebt gedaan! Dat geeft je hoop, dat lucht op. Als er iets niet is gelukt, is dat geen ramp, probeer achteraf wel de gemiste studietijd in te halen. het studeren
○ Zorg voor een geschikte ruimte waar je je kan concentreren om te studeren: geen spelende broertjes of zusjes in de buurt, geen trillende gsm’s op je bureau of aanlokkelijke internetverbinding voor je neus… ○ Studeer actief! Voorbeelden: luidop uit het hoofd leren, theorie gebundeld samenvatten, oefeningen maken, toetsen herbekijken/hermaken. Dit laatste is belangrijk om de stijl van vragen te leren herkennen... o Studeer op de dag vóór het proefwerk eerst de onderdelen die je nog niet op voorhand hebt kunnen voorbereiden. ○ Studeer geconcentreerd in blokken van ongeveer 1 uur en beloon jezelf na zo’n geconcentreerde inspanning met een pauze van ongeveer 15 minuten. Doe dan iets wat je echt leuk vindt, wat je echt ontspant. Bij voorkeur iets sportiefs in de buitenlucht! ○ Slaap voldoende.
▪
het afleggen van het proefwerk zelf ○ Beantwoord eerst rustig alle vragen die je goed kan. Pak op het einde de voor jou moeilijkere vragen aan! ○ Werk verzorgd, gebruik daarvoor eerst een kladblad! ○ Vóór je afgeeft: overloop of je alle vragen en alle onderdelen voldoende hebt beantwoord.
WERKBUNDEL PROEFWERKEN MAART
– PAGINA 3
LEERSTOFOVERZICHTEN FRANS – 1M1
MAANDAG 12 MAART - 8u25
WAT HEB IK ALLEMAAL NODIG OM DIT VAK GRONDIG VOOR TE BEREIDE N ? Contacts Ateliers Exercices supplémentaires
WAT BRENG IK MEE NAAR DIT PROEFWERK? Schrijfgerief Correctieroller
STUDIETIPS VOOR DIT VAK
De agenda is nog altijd de belangrijkste en de meest volledige bron van informatie! Begin op tijd met het herhalen van de woordenschat! Probeer zeker alle oefeningen uit het werkboek opnieuw te maken! Bekijk zeker nog eens je toetsen!
OVERZICHT VAN DE LEE RSTOF Ateliers p. 132 → p. 214
VOCABULAIRE 4.3 : Youpi ! Nous allons en Egypte ! 5.1 : Madame Météo 5.2 : Quatre saisons en douze mois 6.1 : A l’hôtel Dauphine + Contacts p. 76 6.2 : Au restaurant ‘A la bonne fourchette’
GRAMMAIRE - les verbes en –ER (+ cas particuliers) et -IR - la négation et l’article (défini et indéfini) - le futur proche - les pays et les nationalités (+ les articles: en, à, de) - la phrase interrogative - les verbes: faire, vouloir, pouvoir, boire, mettre, prendre, manger - le verbe impersonnel - les verbes d’appréciation + article défini - les articles contractés - l’adjectif démonstratif - bon/meilleur + Révision du premier trimestre
EXERCICES Atelier 4 (à partir de la p.132 ) Atelier 5 Atelier 6
WERKBUNDEL PROEFWERKEN MAART
– PAGINA 4
COMPREHENSION ORALE - La météo - Au restaurant
OPMERKINGEN BIJ HET OVERZICHT ………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………..
INSCHATTING VAN MIJN RESULTAAT minder dan 50
tussen 50 en 60
WERKBUNDEL PROEFWERKEN MAART
– PAGINA 5
tussen 60 en 70
tussen 70 en 80
meer dan 80
WISKUNDE – 1M1
DINSDAG 13 MAART - 8u25
WAT HEB IK ALLEMAAL NODIG OM DIT VAK GRONDIG VOOR TE BEREIDE N ?
leerboek getallenleer werkboek getallenleer meetkundeboek (=leerwerkboek)
WAT BRENG IK MEE NAAR DIT PROEFWERK?
rekentoestel passer geodriehoek potlood en gom blauwe, rode, groene, zwarte pen
STUDIETIPS VOOR DIT VAK Studeer eerst de theorie goed in. Denk eraan, definities en eigenschappen moet je letterlijk vanbuiten kennen! Maak daarna de oefeningen opnieuw! Kijk ook al je toetsen na en leer uit je fouten. In het boek vind je na elk hoofdstuk herhalingsoefeningen. Je mag deze steeds maken en afgeven om te laten verbeteren. (schrijf dan wel je naam op de bladen.)
OVERZICHT VAN DE LEE RSTOF We vermelden hier alle theorie. We verwachten dat je die goed instudeert en kan toepassen in de oefeningen. Maak de oefeningen dus opnieuw! Denk eraan, definities en eigenschappen moet je letterlijk vanbuiten kennen! Getallenleer De leerdoelen staan steeds opgesomd in het werkboek. Vanuit die leerdoelen hebben we verwezen naar het handboek. (bijgeschreven pagina’s) WB = werkboek 2. Rekenen met positieve en negatieve getallen 2.1 De optelling en de aftrekking. Leerdoelen WB p. 72 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7)
Absolute waarde en tegengestelde van een getal. Het ordenen van getallen. De optelling + theorie HB p. 81,82. De aftrekking + theorie HB p. 84. Een som en een verschil schrijven zonder haakjes. De som van meer dan twee getallen. Vergelijkingen van de vorm x+a = b
WERKBUNDEL PROEFWERKEN MAART
– PAGINA 6
2.2 De vermenigvuldiging en de deling. Leerdoelen WB p. 102
1) 2) 3) 4) 5) 6) 7)
De vermenigvuldiging + theorie HB p. 106, 107. Het product van meer dan twee getallen. Het tegengestelde van een som van getallen + theorie HB p. 108. De deling + theorie HB p. 110. De machtsverheffing + theorie HB p. 110,112. De vierkantsworteltrekking. Volgorde van de bewerkingen.
Meetkunde
5. Eigenschappen: evenwijdige rechten en loodrechte stand Leerdoelen p. 98 3) Loodrechte stand en afstand + theorie p. 89. 4) Plaats van een punt.
6. Vlakke figuren Leerdoelen p. 125 1) Veelhoek + theorie p. 106. 2) Cirkel + theorie p. 111. 3) Omtrek en oppervlakte + theorie p. 119.
7. Driehoeken Leerdoelen p. 152 1) Driehoek+ theorie p. 135. 2) Indeling van driehoeken + theorie p. 143. 3) Merkwaardige rechten in een driehoek + theorie p. 148.
OPMERKINGEN BIJ HET OVERZICHT Het proefwerk bestaat uit 2 delen. Het eerste deel (twee lesuren) wordt afgelegd zonder rekentoestel. Tijdens het tweede deel (één lesuur) mag je je rekentoestel gebruiken. Daarna is er een lesuur studie.
INSCHATTING VAN MIJN RESULTAAT minder dan 50
tussen 50 en 60
WERKBUNDEL PROEFWERKEN MAART
– PAGINA 7
tussen 60 en 70
tussen 70 en 80
meer dan 80
NEDERLANDS – 1M1
WOENSDAG 14 MAART - 8u25
WAT HEB IK ALLEMAAL NODIG OM DIT VAK GRONDIG VOOR TE BEREIDE N ? Je hebt al je materiaal voor Nederlands nodig om je grondig te kunnen voorbereiden. je map van Nederlands… en die dient in orde te zijn; dat wil zeggen dat je notities volledig zijn en op de juiste plaats steken. je woordenboekje WAT BRENG IK MEE NAA R DIT PROEFWERK? schrijfgerei latje STUDIETIPS VOOR DIT VAK Bekijk je overhoringen opnieuw en leer uit je fouten! Maak voldoende oefeningen (opnieuw)… Weet dat je ook online kan oefenen! Via een zoekmachine vind je heel wat zinvolle oefeningen. OVERZICHT VAN DE LEERS TOF 1. TAALGEBRUIK a) SCHRIJVEN Je kan de OVUR-methode voor schrijfopdrachten toepassen. Je kan de juiste schrijfstrategie bepalen bij een schrijfopdracht. Je kan een goede Nederlandse zin schrijven zie spelling Je kan werken met Word. Je moet dus… zie ElOV op een pc op school kunnen inloggen. kunnen werken in een Windowsomgeving. kunnen werken met het tekstverwerkingsprogramma Word via de tabbladen Start, Invoegen, Pagina-indeling en Controleren. b) LUISTEREN Je kan de OVUR-methode voor luisteropdrachten toepassen. Je kan de juiste luisterstrategie bepalen en toepassen. c) TEKSTEN Tekstkenmerken en teksttype. Je moet… de tekstkenmerken van een tekst kunnen geven. het teksttype van een tekst kunnen bepalen. teksten kunnen indelen volgens afdeling: fiction of non-fiction. teksten kunnen indelen volgens vorm: proza of poëzie. Schrijf- en leesdoel. Je moet… het schrijfdoel van een tekst kunnen bepalen. kunnen bepalen voor welk lezerspubliek een tekst geschikt is. bij een tekst het passend leesdoel en overeenstemmende leeswijze/-strategie kunnen bepalen.
Inzicht in zakelijke teksten. Je moet…
het centraal thema van een tekst kunnen bepalen. het alineathema van een elke alinea kunnen bepalen. signaalwoorden kunnen herkennen, aanduiden en benoemen. de zes soorten tekststructuren (opsommend, chronologisch, oorzaak-gevolg, vergelijkend, beschrijvend, probleem-oplossing) kennen en kunnen herkennen in eenvoudige tekstjes. een schema kunnen maken volgens de structuur op blz. 19.
WERKBUNDEL PROEFWERKEN MAART
– PAGINA 8
d) WOORDEN Tekenend werkwoord Homoniemen, synoniemen en antoniemen De begrippen homoniem, synoniem, antoniem, homofoon en homograaf kunnen uitleggen en kunnen illustreren met een voorbeeldje. De homoniemen, synoniemen en antoniemen uit de werkbundel in beide richtingen kennen.
Woordenschat i.v.m. dieren
kennen in beiden richtingen kunnen verklaren
2. TAALSYSTEEM a) ZINSLEER Volgende zinsdelen:
moet je kunnen herkennen in een zin moet je correct kunnen aanduiden in een zin moet je met een voorbeeldje kunnen illustreren
persoonsvorm werkwoordelijk gezegde onderwerp gezegde lijdend voorwerp
Ook nog: soorten zinnen kunnen herkennen, benoemen en met een voorbeeld illustreren inversie kunnen herkennen, benoemen en met een voorbeeld illustreren h (hulpwerkwoord) en H (hoofdwerkwoord) kunnen aanduiden in de zin een zin kunnen verdelen in zinsdelen koppelwerkwoord kunnen aanduiden in de zin b) WOORDLEER Grondwoord, afleiding en samenstelling Het werkwoord (ww) zie spelling ‘werkwoorden’ - een werkwoord kunnen herkennen - volgende basisbegrippen kennen: stam, infinitief, pv, imperatief, od, vd, richtletter, stamklinker, inversie, getal, tijd, persoonlijk en onpersoonlijk ww - deze basisbegrippen moet je op elk werkwoord kunnen toepassen - kww, zww en hww van elkaar kunnen onderscheiden - de stamtijden van zwakke, sterke, gemengde, onregelmatige en defectieve werkwoorden kunnen geven (zie lijst) en ze van elkaar kunnen onderscheiden - persoonlijke en onpersoonlijke werkwoorden van elkaar kunnen onderscheiden - scheidbare en onscheidbare werkwoorden van elkaar kunnen onderscheiden - verplicht wederkerende en toevallig wederkerende werkwoorden van elkaar kunnen onderscheiden
Het zelfstandig naamwoord (zn) -
kunnen herkennen en benoemen als een soortnaam of eigennaam het genus, de bezitsvorm, het meervoud en het verkleinwoord van een zn kunnen geven
Het lidwoord (lw) -
kunnen herkennen en benoemen als een bepaald lidwoord (bep lw) of onbepaald lidwoord (onbep lw) juist kunnen gebruiken in toepassingen
Het bijvoeglijk naamwoord (bn) -
kunnen herkennen en benoemen de buigingsvorm van een bn kennen de trappen van vergelijking van een bn kennen
c) SPELLING de spellingregels kennen voor O.T.T., O.V.T., vd, vda en imp werkwoorden kunnen vervoegen (O.T.T., O.V.T., vd, vda en imp) leestekens bij het einde van een zin het gebruik van de hoofdletters bij het begin van een zin het gebruik van de hoofdletter bij het zn de woorden van Woordenstroom 1 t.e.m. 12 WERKBUNDEL PROEFWERKEN MAART
– PAGINA 9
OPMERKINGEN BIJ HET OVERZICHT ………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………….. …………………………………………………………………………………………………………..
INSCHATTING VAN MIJN RESULTA AT minder dan 50
tussen 50 en 60
WERKBUNDEL PROEFWERKEN MAART
– PAGINA 10
tussen 60 en 70
tussen 70 en 80
meer dan 80