Bepaling van de invloed van basisrantsoen, type vetzuren en antioxidanten bij twee en drie maal daags melken op de zuurtegraad van melkvet, stabiliteit van vetbolletjes en voeropname en melkproductieparameters bij melkkoeien
Proefverslag nr. 1174 maart 2012 auteurs: Drs. A.I. Koopmans Dr. Ir. R. Ruijschop (NIZO) Dr. Ir W.M van Straalen Dr. R.C. Sprong (NIZO) Dr. Ir. T. Huppertz (NIZO) Dr. Ir. B. Tas
Alle rechten voorbehouden. o.a. auteurs- en databankrecht © 2012 Schothorst Feed Research B.V. Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Schothorst Feed Research B.V.
Proefverslag: nr. 1174
Bepaling van de invloed van basisrantsoen, type vetzuren en antioxidanten bij twee en drie maal daags melken op de zuurtegraad van melkvet, stabiliteit van vetbolletjes en voeropname en productieparameters bij melkkoeien (proef RMB-51, projectcode RM10-24)
Opdrachtgever: Productschap Zuivel
Trefwoorden:
zuurtegraad melkvet, stabiliteit melkvetbol, melkfrequentie, basisrantsoen, vetzuren, antioxidanten
auteurs: Drs. A.I. Koopmans Dr. Ir. R. Ruijschop Dr.ir. W.M. van Straalen Dr.R.C. Sprong PhD Dr. Ir. T. Huppertz Dr. Ir. B. Tas
INHOUDSOPGAVE Inleiding .................................................................................................................................... 4 Proefdoel ................................................................................................................................ 6 Materialen en methoden .......................................................................................................... 7 Proefbehandelingen................................................................................................................ 7 Proefuitvoering ....................................................................................................................... 7 Waarnemingen........................................................................................................................ 9 Laboratoriumanalyses .......................................................................................................... 10 Statistische analyse............................................................................................................... 11 Resultaten en discussie .......................................................................................................... 12 Proefverloop ......................................................................................................................... 12 Samenstelling en voederwaarde van de rantsoencomponenten ........................................... 12 Voer- en nutriëntenopname .................................................................................................. 15 Melkproductie en –samenstelling ......................................................................................... 18 Zuurtegraad melkvet en melkvetzuurpatroon ....................................................................... 20 Lipase-activiteit en vetbolgrootte ......................................................................................... 22 Samenstelling fosfolipidensamenstelling van de vetbolmembranen .................................... 23 Conclusies en samenvatting .................................................................................................. 25
Bijlagen
Schothorst Feed Research B.V.
Inleiding Sinds de invoering van automatische melksystemen (AMS) in de melkveehouderij en de intensievere controle op kwaliteitskenmerken van melk wordt vaker een verhoogde zuurtegraad van melkvet aangetroffen. Toename van de problematiek met betrekking tot zuurtegraad van melkvet heeft deels te maken met de invoering van AMS. Dit gaat samen met een verhoogde melkfrequentie en een gewijzigde verwerking en afvoer van melk tot aan de melktank. Daarnaast is de controle op vrije vetzuren (zuurtegraad melkvet) in de melk geïntensiveerd tot een analyse bij iedere melkaflevering. De zuurtegraad mag niet stijgen boven 0,8 of 1,0 mmol/100 g melkvet (afhankelijk van de melkfabriek). Hierbij is het maandgemiddelde bepalend voor kortingen en bonussen. Reden voor een strenge controle op de zuurtegraad van het melkvet is dat een verhoogde zuurtegraad resulteert in een hoger risico voor een ranzige smaak van de melk en deze daardoor minder geschikt is voor de verwerking tot kaas en andere zuivelproducten. De aanwezigheid van vrije vetzuren in rauwe melk is het resultaat van de activiteit van het enzym lipoproteine-lipase, dat van nature in melk voorkomt. De activiteit van het enzym veroorzaakt een hydrolyse van triglyceriden. Normaal heeft lipase geen toegang tot triglyceriden, omdat deze verpakt zijn in het vetbolletje dat omgeven is door het melkvetbolmembraan. Na fysische beschadiging van dit membraan kan lipase in contact komen met triglyceriden, waarna geïnduceerde lipolyse optreedt. Ook het koelen van de rauwe melk kan lipolyse initiëren. Factoren die geïnduceerde lipolyse veroorzaken zijn voornamelijk mechanisch gerelateerd, bijv. de bevriezing van melk in de melktank en het aanzuigen van lucht tijdens het melken. Er kan ook spontane lipolyse optreden in melk, welke gerelateerd is aan een balans tussen activerende en remmende factoren in melk. Activerende factoren, voornamelijk lipoproteïnen, vinden hun weg naar de melk via “lekkage” uit de bloedbaan. Spontane lipolyse wordt beïnvloed door managementfactoren: vaker melken (zoals bij AMS, waardoor kleinere hoeveelheden melk per melkbeurt geproduceerd worden en de grootte van de melkvetbolletjes toeneemt), mastitis, dracht, lactatiestadium van de koe en als laatste, maar zeker niet onbelangrijkste factor de rantsoensamenstelling. Er is maar weinig bekend over de invloed van voedingsfactoren op de zuurtegraad van melkvet: -
Verzadigd vs. onverzadigd vet. De afmeting van de vetbolletjes in de melk en de stevigheid van de vetbolmembranen (getest door mechanische behandeling bij verschillende temperaturen) bleek beïnvloed te worden door toevoeging van verzadigde of onverzadigde vetten aan het rantsoen (Wiking et al., 2003, 2005). Bij toevoeging van verzadigde vetzuren aan het voer vond men reeds voor mechanische behandeling een significant hoger gehalte aan vrije vetzuren ten opzichte van de controlegroep. Daarnaast was de gevoeligheid van de melkvetbolletjes van met verzadigd vet gevoerde dieren voor mechanische behandeling bij 20º C hoger dan die van de vetbolletjes van de controle- en met onverzadigd vet gevoerde dieren. Toevoeging van onverzadigde vetten resulteerde bij dezelfde bewerking in een onveranderde of iets lagere hoeveelheid vrije vetzuren en een iets lagere gevoeligheid van de vetbolmembranen. Ook in Schothorst Feed Research B.V.
4
onderzoek van Chilliard (2003) is de positieve invloed van toevoeging van onverzadigde vetzuren aan rantsoenen op vrije vetzuren in melk beschreven. Het voeren van gras in vergelijking met maïssilage resulteerde in een groter aandeel onverzadigde vetzuren en in kleinere vetbolletjes in de melk (Couvreur et al., 2007). Dit betekent dat de samenstelling van het basisrantsoen (grassilage vs. maïssilage) en de toevoeging van verzadigd of onverzadigd vet aan het rantsoen van invloed kan zijn op de zuurtegraad van melkvet. -
Mineralen en toevoegmiddelen. Diverse mineralen en toevoegmiddelen hebben invloed op de stabiliteit van membranen en/of het tegengaan van oxidatie van vetzuren. Hermansen et al. (1995) vond een vermindering van de hoeveelheid vrije vetzuren van 0,68 naar 0,51 mmol/100 g melkvet na toevoeging van een zinksupplement bij een bewaartijd van de melk van 3 dagen. Ook van choline wordt, via de synthese van fosfatidylcholine, een positieve invloed op membranen en ook vetabsorptie en transport beschreven (Florida Ruminant Nutrition Symposium, 2009). Antioxidanten gaan oxidatie van onverzadigde vetzuren tegen.
-
Energiebalans. Dieren in negatieve energiebalans mobiliseren lichaamsvet dat leidt tot een hoger aandeel verzadigde langketen vetzuren in de melk, wat een verhogende invloed heeft op het melkvetgehalte en de grootte van de vetbolletjes in de melk en zo op de zuurtegraad van melkvet.
Doel van het project waarvan dit verslag deel uitmaakt is om inzicht te krijgen in het effect van de rantsoensamenstellingen en melkfrequentie op de zuurtegraad van melkvet. Het totale project omvat twee fasen. In de eerste fase is een methode ontwikkeld waarmee vetbolbeschadiging onder experimentele omstandigheden kan worden opgewekt en daarnaast is onderzoek gedaan naar individuele verschillen in zuurtegraad van melkvet tussen koeien (Koopmans et al., 2011). De resultaten van fase 1 zijn gebruikt om te komen tot een goed onderbouwde opzet van het experiment in fase 2 die in dit verslag beschreven is. Hierin is de invloed van rantsoensamenstelling in samenhang met melkfrequentie (2 vs. 3 keer per dag) op de zuurtegraad van melkvet onderzocht. De zuurtegraad van melkvet wordt van oudsher met de BDI methode bepaald. Dit is een titratiemethode nadat het melkvet wordt geëxtraheerd. Tegenwoordig wordt door QLIP een IR methode gebruikt voor het bepalen van zuurtegraad melk op tankmelk niveau. Voor de bepalingen bij individuele monsters is op basis van resultaten uit fase 1 gekozen voor de BDI methode.
Schothorst Feed Research B.V.
5
Proefdoel Het doel van dit onderzoek was de bepaling van de invloed van melkfrequentie (2x vs 3x) en voedingsfactoren op de zuurtegraad van melkvet, de stabiliteit van melkvetbolletjes, voeropname, melkproductie en –samenstelling. De volgende voedingsfactoren zijn onderzocht: - Type basisrantsoen (snijmaïssilagerijk vs. grassilagerijk). - Type vetzuren in het krachtvoer (verzadigd vs. onverzadigd). - Toevoeging van antioxidanten (geen vs. wel).
Schothorst Feed Research B.V.
6
Materialen en methoden Proefbehandelingen Het experiment is opgezet als een multifactoriële proef met 2 x 2 x 2 x 2 behandelingen. Binnen de proef werden de volgende hoofdeffecten getest: - Melkfrequentie: 2 vs. 3 x daags melken. - Basisrantsoenen: snijmaïssilagerijk (65% in basis) vs. grassilagerijk (75% in basis). - Type vetzuren in krachtvoeder: verzadigd vs. onverzadigd. - Antioxidanten: geen vs. wel toevoeging. Tabel 1 Proefopzet Behandeling Voorperiode Hoofdperiode 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Melkfrequentie 2x 2x 2x 2x 2x 2x 2x 2x 2x 3x 3x 3x 3x 3x 3x 3x 3x
Basisrantsoen Maïs/gras 1:1
Type vet Verz/onverz: 1:1
Antioxidant Geen
Aantal koeien 64
Maïsrijk Maïsrijk Maïsrijk Maïsrijk Grasrijk Grasrijk Grasrijk Grasrijk Maïsrijk Maïsrijk Maïsrijk Maïsrijk Grasrijk Grasrijk Grasrijk Grasrijk
Verzadigd Verzadigd Onverzadigd Onverzadigd Verzadigd Verzadigd Onverzadigd Onverzadigd Verzadigd Verzadigd Onverzadigd Onverzadigd Verzadigd Verzadigd Onverzadigd Onverzadigd
Geen Wel Geen Wel Geen Wel Geen Wel Geen Wel Geen Wel Geen Wel Geen Wel
4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4
Proefuitvoering De proef werd uitgevoerd gedurende 9 weken: een voorperiode van 3 weken en een hoofdperiode van 6 weken. Gedurende de voorperiode kregen alle dieren hetzelfde rantsoen en werden ze 2 keer per dag gemolken. De waarnemingen tijdens deze periode dienden als covariabele bij de analyse van de proef. In de eerste week van de hoofdperiode werden de rantsoenen aangepast volgens behandeling en werd de helft van de dieren 3 keer per dag gemolken. Melktijden waren voor tweemaal daags melken: 6:30 uur en 16:00 uur en voor drie maal daags melken: 5:00 uur, 14:00 uur en 22:00 uur. Het melken geschiedde in een zij aan zij rapid exit melkstal (Westfalia Surge). De dieren werden gehuisvest in een ligboxenstal voorzien van Calanvoerbakken voor individuele voeropname metingen. In totaal werden 64 koeien ingezet (vaarzen, 2e kalfs en oudere koeien gelijk verdeeld over de behandelingen). De dieren zijn ingedeeld op basis van pariteit, gewicht en melkproductie. Bij de start van het experiment waren de ingezette dieren gemiddeld 137 dagen in lactatie. Schothorst Feed Research B.V.
7
Het basisrantsoen, zoals weergegeven in tabel 2, is ad libitum gevoerd met een voermengwagen. Daarnaast werd krachtvoer verstrekt volgens een schema op basis van melkproductie (zie bijlage 1). Tabel 2: Samenstelling van het basisrantsoen voor de behandelingen met maissilagerijke en grassilagerijke rantsoenen (% van de DS) Voedermiddel Maïssilage Grassilage Sojaschroot Koolzaadstro Ureum
Voorperiode 47% 47% 6% -
Maissilagerijk Behandelingen 1 t/m 4 en 9 t/m 12 65,4% 21,8% 10,9% 1,36% 0,54%
Grassilagerijk Behandelingen 5 t/m 8 en 13 t/m 16 24,6% 73,8% 1,54% -
In tabel 3 is de grondstoffensamenstelling van de gevoerde krachtvoeders weergegeven. De samenstelling van het voormengsel dat gebruikt is voor de toevoeging van mineralen en vitamines in de krachtvoeders is weergegeven in tabel 4. De krachtvoeders bevatten een dosering aan mineralen en vitamines waarmee op totaal rantsoen basis een mineralenvoorziening van circa 90% van de adviesnormen (COMV, 2005) wordt bereikt. Aan de helft van de dieren is hiernaast een mengsel verstrekt met zowel organisch gebonden als synthetische antioxidanten. De samenstelling van dit mengsel is weergegeven in tabel 5. In dit mengsel is naast mineralen en de vitamines A, D en E ook cholinechloride opgenomen. De dieren die de extra antioxidantenaanvulling verstrekt kregen, werden voor wat betreft de toegevoegde sporenelementen en vitamine E op circa 150% van de behoefte gevoerd. Vitamine A werd volgens de norm gevoerd en choline-chloride volgens advies van de fabrikant. Tabel 3 Grondstoffensamenstelling van de krachtvoeders (in %) Grondstof Tarwegries Raapzaadschroot W-E ”00” Maïs Erwten <22% RE Maïsglutenvoer <20% RE Raapzaadschroot Mervobest (korr) Sojaschroot Mervobest Melasseriet >47.5% Su Palmpitschilfers <20% RC Gerst Palmolie Sojaolie Luzerne 16-19% RE Megalac Lijnzaad Zout Krijt R I 0.5% W/Z (2031)
Krachtvoer A (verzadigd vet) 15,00 15,00 10,43 10,00 9,53 8,55 7,76 6,00 3,85 3,45 3,00 -,-2,54 2,19 -,-1,14 1,06 0,50
Schothorst Feed Research B.V.
Krachtvoer B (onverzadigd vet) 15,00 15,00 10,43 10,00 9,53 8,55 7,76 6,00 0,30 3,45 -,-3,00 2,54 -,-5,71 1,14 1,09 0,50
8
Tabel 4 Samenstelling voormengsel krachtvoer (Mervit Rundvee 2031). Dragerstoffen: Magnesiumoxide. Calciumcarbonaat Analytische bestanddelen Ruw as Calcium Magnesium Nutritionele toevoegingsmiddelen per kg Koper(II)sulfaat pentahydraat Mangaan(II)oxide Zinksulfaat monohydraat Kobalthydroxidecarbonaat monohydraat Calciumjodaat watervrij Natriumseleniet Vitamine A Vitamine D3
Aandeel 98% 11% 38.5% 1670 mg 1340 mg 2670 mg 133 mg 133 mg 54 mg 667000 IE 160000 IE
Tabel 5 Samenstelling van het antioxidantenmengsel Bestanddeel
Vorm
Specificatie
Mn-aminozuur chelaat
Organisch
Mangaan Aminozuur chelaat: Mn: 150 mg/kg (Balchem)
Mn-oxide Zn-aminozuur chelaat
Anorganisch Organisch
Zn-sulfaat monohydraat Cu-aminozuur chelaat
Anorganisch Organisch
Cu-sulfaat heptahydraat Selplex Na-seleniet 1% Choline
Anorganisch Organisch Anorganisch Cholinechloride
Zink aminozuur chelaat: Zn: 150 mg/kg (Balchem) Koper aminozuur chelaat: Cu: 150 mg/kg (Balchem) Selplex Cholinechloride (minimum Choline: 25% : Reashure van Balchem)
Vitamine A 1000 IE/mg Vitamine D3 500 IE/mg Vitamine E 50%
Aandeel (mg/kg ) 3000 4000 2000 2500 1750 2250 50 50 300 (g) 600000 (IE) 150000 (IE) 12000 (mg)
Waarnemingen Tijdens alle weken van de proef zijn de volgende waarnemingen verricht: - Individuele melkproductie (2 of 3 x per dag). - Melkbemonstering (4 of 6 x per week). - Individuele voer opname (basisrantsoen en krachtvoer): dagelijks. - Lichaamsgewicht (2 of 3 x per dag). - Conditie score (week 1, 4 en 9). - Tijdens week 2 en 3 van de voorperiode en week 8 en 9 van de hoofdperiode zijn op 1 dag per week bij alle melkmalen extra bemonsteringen van de melk verricht. De monsters werden in de melkstal genomen in opvangbekers.
Schothorst Feed Research B.V.
9
Laboratoriumanalyses -
Ruwvoer: vocht, as, RE, RVET, RC, NDF, ADL, ADF, suiker zetmeel, VC-OS (via NIRS) mineralen (Blgg AgroXpertus, Wageningen). Krachtvoer: DS, as, RVET, RE, RC, NDF, ADF, NDF, ADL, suiker, zetmeel, mineralen (Schothorst Feed Research, Lelystad). Antioxidantenmengsel: Mn, Zn, Cu (Blgg AgroXertus, Wageningen), Se, vitamine A, D, E, cholinechloride (Masterlab, Putten). Melk: 4 of 6 x per week: vet %, eiwit %, lactose %, ureum, celgetal (Qlip, Zutphen).
Extra analyses op monsters week 2, 3, 8 en 9: - Vetzuursamenstelling (Qlip, Zutphen) o CLA o onverzadigde vetzuren o verzadigde vetzuren o ω-3 vetzuren o ω-6 vetzuren - Zuurtegraad melkvet via BDI methode (Qlip, Zutphen) - Zuurtegraad melkvet na voorbehandeling van de melk via BDI methode: (Qlip, Zutphen): voorbehandeling zie schema 1. bijlage 2. - Fosfolipidengehalte (NIZO food research, Ede, voor details zie bijlage 3): o Fosfolipiden (totaal) o Fosfatidylethanolamine o Lysofosfatidyl-ethanolamine o Fosfatidylcholine o Sfingomyeline o Fosfatidylserine o Fosfatidylinositol - Lipase activiteit (64 monsters in totaal gedurende de ochtendmelking van week 9 van de hoofdperiode) (NIZO food research, Ede, voor details zie bijlage 3). - Grootte van de melkvetbollen met behulp van lichtverstrooiing en microsopie (alleen tijdens de ochtendbemonsteringen) (NIZO food research, Ede, voor details zie bijlage 3): volumegewogen mediane diameter, d0.5 (µm).
Schothorst Feed Research B.V.
10
Statistische analyse De invloed van hoofdeffect (melkfrequentie, basisrantsoen, type vetzuren en antioxidanten) en de interactie tussen deze hoofdeffecten op de voeropname en productiekenmerken en zuurtegraad van melkvet stabiliteit van melkvetbolletjes is getest met behulp van variantieanalyse (ANOVA) met het volgende model: Y = µ+VP+ gewicht + Ri + Fj + Vk + Al + RixFj + RixVk + RixAl + FjxVk + FjxAl + VkxAl + ε Waarin: Y VP Gew µ Ri Fj Vk Al ε
= responsvariabele in hoofdperiode = gemiddelde van responsvariabele in voorperiode (covariabele) = gemiddelde gewicht gedurende voorperiode (covariabele) = gemiddelde = basisrantsoen-effect (i = 1... 2) = melkfrequentie (j= 1… 2) = type vetzuren in krachtvoer (k = 1… 2) = antioxidant (l = 1… 2) = error-term.
Voeropname, melkproductie en –samenstelling, resultaten van de analyses van fosfolipiden en lipaseactiviteit werden geanalyseerd met Genstat 14.1. Significanties worden weergegeven met p< 0,05.
Schothorst Feed Research B.V.
11
Resultaten en discussie Proefverloop Het experiment is uitgevoerd in de periode van 10 maart t/m 11 mei, 2011. In totaal zijn er 64 dieren ingezet voor het experiment. Twee koeien zijn uit de proef genomen wegens gedragsproblemen (stelen van voer bij andere koeien). De eerste koe is een koe uit behandeling 4 en de tweede uit behandeling 6. In behandeling 4 heeft één koe (J376) in de laatste week van de hoofdperiode niet genoeg voer opgenomen en weinig melk geproduceerd. Van deze koe is niet voldoende monster verzameld in week 9 voor alle bepalingen. De voorperiode liep van 10 maart t/m 31 maart, 2011. Op 21 maart en 28 maart hebben de extra bemonsteringen van de voorperiode plaatsgevonden. De hoofdperiode liep van 1 april t/m 11 mei, 2011. Er is in de hoofdperiode een probleem geweest met de logistiek van de melkmonsters van week 8 (2 mei ochtendbemonstering). Een deel van deze monsters is verloren gegaan. Ter vervanging van deze monsters is op 10 mei een extra ochtendbemonstering uitgevoerd.
Samenstelling en voederwaarde van de rantsoencomponenten In tabel 6 wordt de geanalyseerde samenstelling van de ruwvoeders weergegeven. De ruwvoeders zijn voor de start van het experiment (aan het begin van de stalperiode) geanalyseerd en na afloop van de proef. Eén soort grassilage en één soort maïssilage werden tijdens het experiment gevoerd. Zowel grassilage als maïssilage waren goed van kwaliteit en smakelijk. Het eiwitgehalte in de grassilage bleek bij analyse achteraf iets lager dan verwacht. De maïssilage was achteraf energierijker dan verwacht.
Schothorst Feed Research B.V.
12
Tabel 6
Samenstelling en berekende voederwaarde van gebruikte ruwvoeders (in g/kg DS, tenzij anders aangegeven) Grassilage
DS (g/kg)* As RE excl. NH3 NH3 (% van tot. N) RE incl. NH3 RVET RC NDF ADF ADL Zetmeel Suiker VC-OS (%) VC-NDF (%) VEM (/kg DM) DVE+ OEB+ WDVE FEB SUSAZ BZET PSW SFKH WFKH SFRE WFRE WDVMet (%) WDVLys (%) Natrium Kalium Magnesium Calcium Fosfor Zwavel Mangaan (mg) Zink (mg) IJzer (mg) Koper (mg) Molybdeen (mg) Seleen (µg)
Vooraf 456 105 139 9 152 36 247 463 262 19 0 148 79,4 76,9 929 60 30 82 -1
1,5 36 1,3 5,7 3,7 2,5 36 30 497 6,0 1,3 195
Maïssilage Achteraf 490 118 138 8 146 37 248 467 266 19 0 131 79,8 76,7 932 76 5 81 -1 67 0 208 173 474 60 100 1,73 4,93 1,0 40 1,4 5,5 3,9 2,8 33 32 350 7,1 1,2 228
Vooraf 356 47 66 69 29 185 382 213 16 355 <12 76,1 56,0 967 51 -39 51 -40
0,1 12 1,0 1,9 2,1 0,9 13 25 67 -
Achteraf 353 48 72 72 34 150 321 180 15 371 <12 79,9 53,9 1026 50 -34 50 -33 101 136 174 142 471 21 35 1,17 4,78 <0,1 13 1,1 2,1 2,0 13 26 73 4,7 0,7 34
*Voor de afkortingen zie bijlage 2
In tabel 7 wordt de geanalyseerde samenstelling van de krachtvoeders weergegeven. Aan de helft van de dieren is een krachtvoeder gevoerd met verzadigde vetzuren en aan de andere helft is een krachtvoer verstrekt met onverzadigde vetzuren. De geanalyseerde gehalten van de krachtvoeders kwamen goed overeen met de berekende waarden op basis van de tabelwaarde van de grondstoffen. De voederwaarden kunnen alleen worden berekend op basis van tabelwaarden. Schothorst Feed Research B.V.
13
Tabel 7
Vooraf berekende en geanalyseerde chemische samenstelling van de krachtvoeders met berekende voederwaardekenmerken (in g/kg, tenzij anders aangegeven)
Nutriënten Vooraf Chemische samenstelling DS* As RE RVET RC NDF ADF ADL Zetmeel Suiker Voederwaardekenmerken VEM DVE OEB WDVE FEB SUSAZ BZET PSW SFKH WFKH SFRE WFRE WDVLys WDVMet
880 80 203 60 77 225 110 25 168 78
Krachtvoer A Analyse 880 80 200 76 76 226 110 22 175 78
941 118 32 120 33 143 41 20 184 337 60 112 7,01 2,50
Vooraf 879 76 209 79 75 214 103 24 169 79
Krachtvoer B Analyse 879 76 207 76 74 216 103 21 176 79
1008 117 39 122 37 144 40 19 186 336 60 117 7,10 2,53
Mineralen en spoorelementen Mg K P Na Ca Mn (mg/kg) Zn (mg/kg) Cu (mg/kg) Vetzuren
C20
4,63 12,14 6,38 5,00 9,70 54 60 15
4,63 12,15 6,25 5,13 9,72 58 59 15
4,73 12,35 6,51 5,01 7,90 54 60 15
4,74 12,36 6,39 5,14 7,93 58 59 15
0,13 1,10 0,49 13,60 0,07 1,72 17,13 11,03 1,09 0,53
0,14 1,10 0,50 13,64 0,08 1,74 17,44 11,20 1,14 0,55
0,01 0,09 0,13 6,62 0,12 2,25 15,44 26,44 13,72 0,46
0,01 0,09 0,14 6,62 0,13 2,27 15,76 26,61 13,77 0,49
*Voor de afkortingen zie bijlage 2
Schothorst Feed Research B.V.
14
In tabel 8 wordt de geanalyseerde samenstelling van het gebruikte mineralenmengsel weergegeven. De gehalten aan spoorelementen was hoger en die van de vitaminen die lager bij analyse dan vooraf berekend. De afwijkingen vallen binnen de doseer- en analyse nauwkeurigheid. Tabel 8 Vooraf berekende en geanalyseerde samenstelling antioxidantenmengsel Antioxidant Mangaan Zink Koper Selenium Choline-chloride Vit. A Vit. D3 Vit E
Organisch gebonden variant Mn-aminozuurchelaat Zn-aminozuurchelaat Cu-aminozuurchelaat Selplex
Aandeel organisch gebonden 43% 44% 44% 50%
Totaal vooraf berekend 7000 4500 4000 100 100 600.000 150.000 12.000
Totaal geanalyseerd 7407 4603 4452 126 86 478.000 109.000 9300
Eenheid mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg g/kg IE/kg IE/kg mg/kg
Voer- en nutriëntenopname In tabel 9 is de invloed van de verschillende hoofdeffecten weergegeven op voeropname tijdens de meetweken van de hoofdperiode (week 8 en 9). De resultaten over de hele hoofdperiode worden gegeven in bijlage 5. Er is een significante verhoging van de drogestof opname vanuit het basisrantsoen waargenomen bij de groep koeien die een maïssilagerijk basisrantsoen gevoerd kregen (tabel 9). Dit was niet verwacht, aangezien de basisrantsoenen van zowel het grasrijke als van het maïsrijke rantsoen smakelijk en goed van kwaliteit waren. Door de hogere voeropname en de hogere energiedichtheid van het snijmaïsrijke basisrantsoen was de VEM-balans hoger in deze groep. De WDVE-balans was hoger bij het grasrijke rantsoen. Tabel 9 Invloed van de verschillende hoofdfactoren op voeropnamekenmerken in week 8 en 9
Basisrantsoen (kg/DS/d) Krachtvoer (kg/DS/d) Totaal (kg DS/d) VEM (/d) VEM balans (%) WDVE (g/d) WDVE balans (%) a,b
Melkfrequentie 2x 3x 16,6 17,0 6,4 6,5 22,9 23,5 22885 23471 104,1b 99,8a 2140 2194 103,7b 98,3a
Basisrantsoen Maïsrijk Grasrijk 17,5b 16,0a 6,4 6,4 23,9b 22,5a 22102 24254b 105,0b 99,0a 2246b 2088a a 98,1 104,0b
Type vet Verz. Onverz. 16,9 16,6 6,4 6,4 23,3 23,0 23094 23262 99,0a 104,9b 2175 2159 101,4 100,6
Antioxidant Geen Wel 16,7 16,9 6,5 6,4 23,1 23,2 23184 23172 101,7 102,2 2170 2164 101,3 100,8
Ksv 0,85 0,19 0,88 863 3,0 72,1 3,7
Getallen met verschillende superscript binnen eenzelfde hoofdeffect verschillen significant (p < 0,05)
Schothorst Feed Research B.V.
15
Slechts enkele significante interacties werden gevonden tussen melkfrequentie en rantsoeneigenschappen op voeropnamekenmerken. Deze zijn weergegeven in tabel 10. Tweemaal daags melken bij een maïsrijk rantsoen geeft de beste dekking van energie. Dit is te verklaren doordat de melkproductie bij tweemaal daags melken lager was dan bij driemaal daags melken, waardoor minder energie nodig is. Aangezien de hoeveelheid opgenomen energie bij het maïsrijke basisrantsoen hoger was dan bij het grasrijke rantsoen is de interactie duidelijk. De interactie m.b.t. de opname van krachtvoer zijn lastig te verklaren, aangezien niet altijd hetzelfde type krachtvoer beter opgenomen werd. De smaak is dus niet de oorzaak van de verschillen. Ook is de toegenomen melkfrequentie niet steeds aanleiding tot hogere dan wel lagere krachtvoeropnames. Tabel 10 Trends en significante tweeweg interacties tussen melkfrequentie en rantsoeneigenschappen op voeropnamekenmerken in week 8 en 9 Behandeling VEM balans (%) WDVE balans (%) Behandeling Krvoer (kg DS/d) Behandeling Krvoer (kg DS/d) a,b
2x Melken Maïsrijk Grasrijk b 109,1 99,1a b 103,3 104,1b
3x Melken Maïsrijk Grasrijk a 100,9 98,8a a 92,8 103,9b
Ksv 4,3 5,2
P <0.05 <0.01
2x Melken Verz. vet Onverz. Vet 6,47ab 6,24a
3x Melken Verz. vet Onverz. Vet 6,37ab 6,55b
Ksv 0,27
P <0.05
Verz. Vet Geen antiox. Wel antiox 6,39 6,45
Onverz. Vet Geen antiox Wel antiox 6,53 6,25
Ksv 0,27
P <0.1
Getallen met verschillende superscript binnen een rij verschillen significant (p < 0.05)
In tabel 11 is de gemiddelde chemische samenstelling van de gevoerde rantsoenen per hoofdeffect weergegeven. De rantsoenen voldeden in het algemeen aan de normen die Schothorst Feed Research heeft gesteld aan rantsoenen voor koeien in de eerste helft van de lactatie. Alleen het gehalte aan fermenteerbaar eiwit was in het grasrijke rantsoen iets lager dan de norm. Dit is waarschijnlijk de oorzaak van het lagere ureumgehalte in de melk bij de koeien die een grasrijk rantsoen gevoerd kregen dan bij de koeien die een snijmaisrijkrantsoen gevoerd kregen. Het ureumgehalte was niet dermate laag dat er problemen verwacht werden bij de koeien op het gebied van gezondheid of productie. De sporenelementen in het basisrantsoen waren krap op de norm, zoals gepland. Na toevoeging van het antioxidantenmengsel voldeden deze rantsoenen voor wat betreft sporenelementen ruim aan de normen. De gehalten aan vitaminen zijn niet vermeld op rantsoenbasis omdat die alleen afkomstig waren uit de toegevoegde krachtvoer en antioxidantenmengsel. Duidelijk is te zien dat snijmaïsrantsoenen een hoger gehalte aan zetmeel en pensbestendig zetmeel bevatten. Tussen de met verzadigd vet en de met onverzadigd vet gevoerde dieren is een duidelijk verschil te zien in vetzuursamenstelling in het rantsoen. Schothorst Feed Research B.V.
16
Tabel 11 Invloed van de verschillende hoofdeffecten op nutriënten samenstelling van de rantsoenen (in g/kg DS, tenzij anders aangegeven) in week 8 en 9
As RE RC RVET Zetmeel Suiker NDF ADF ADL VEM WDVE FEB SUSAZ BZET PSW SFKH WFKH SFRE WFRE WDVLys WDVMet GN Ca P K Mg Na S Selenium (µg) Cu (mg) Mn (mg) Zn (mg) 20:0
Melkfrequentie 2x 3x 84 85 161 162 166 165 49 49 178 176 77 78 347 346 191 190 19 19 1008 1010 94 95 14 14 106 106 57 57 141 141 173 174 447 445 54 54 99 99 6,0 6,0 2,0 2,0 146 146 5,5 5,5 4,3 4,3 21,4 21,4 2,4 2,4 2,2 2,2 2,5 2,5 0,13 0,13 18 18 52 52 50 50 0,40 0,40 0,16 0,16 5,5 5,5 0,13 0,13 0,93 0,93 8,19 8,19 12,5 12,5 6,6 6,6 0,27 0,27
Basisrantsoen Maïsrijk Grasrijk 72 97 172 151 144 188 47 50 232 122 59 97 311 383 170 211 18 21 1031 987 97 93 23 4 111 100 77 37 128 152 167 180 438 454 55 53 104 94 5,7 5,4 2,0 1,9 165 127 4,7 6,2 4,1 4,4 17,4 25,2 2,4 2,4 1,9 2,5 2,3 2,7 0,10 0,15 18 18 52 52 50 50 0,30 0,50 0,15 0,20 5,5 5,5 0,10 0,20 1,00 0,90 9,40 7,00 14,8 10,0 4,4 8,8 0,30 0,20
Type vetzuren Verz. Onverz. 85 85 163 161 165 166 49 48 177 177 78 77 346 348 190 192 19 19 1011 108 95 94 13 14 105 106 57 57 140 140 174 173 445 447 54 54 99 99 5,5 5,6 1,9 2,0 146 146 5,8 5,2 4,2 4,3 21,2 21,3 2,4 2,4 2,1 2,2 2,5 2,5 0,13 0,13 18 18 52 52 50 50 0,59 0,23 0,22 0,10 6,6 4,4 0,12 0,14 0,85 1,00 8,40 8.00 10,0 15,0 4,6 8,6 0,28 0,26
Schothorst Feed Research B.V.
Antioxidanten Geen Wel 84 84 161 160 166 166 49 48 177 178 78 78 348 346 191 190 20 19 1007 1007 95 95 14 14 106 106 57 57 140 141 171 171 439 439 56 56 101 101 6,0 6,0 2,0 2,0 146 146 5,5 5,5 4,3 4,3 21,4 21,4 2,4 2,4 2,2 2,2 2,5 2,5 0,13 0,50 9 26 37 62 41 62 0,41 0,40 0,16 0,16 6,2 5,5 0,13 0,11 0,93 0,92 8,20 8,16 12,5 12,5 6,6 6,6 0,27 0,27
17
Melkproductie en –samenstelling De resultaten van de melkproductie en –samenstelling van week 8 en 9 staan vermeld in tabel 12. De resultaten over de hele hoofdperiode worden gegeven in bijlage 5. Er is een significante verhoging van de melkproductie bij de koeien die 3 x daags gemolken werden ten opzichte van de tweemaal daags gemolken groep. De mate waarin de melkgift verhoogd was, is vergelijkbaar met het effect dat in de praktijk gezien wordt na overschakeling van tweemaal naar driemaal daags melken. Hierbij daalde het melkeiwitgehalte significant. Dit is te verklaren door het feit dat de melk verdund wordt. Ook het vetgehalte was lager in de groep die vaker gemolken werd, echter dit verschil was niet significant. Door de grotere hoeveelheid geproduceerde melk was de totale eiwitproductie per dag bij de driemaal daags gemolken koeien hoger, evenals de lactoseproductie. Het type basisrantsoen had ook een significante invloed op de productieresultaten. De dieren die het maïsrijke rantsoen verstrekt kregen, hadden een significant hogere melkproductie dan de dieren met een grassilage rijke rantsoen. Het eiwitgehalte in de melk was significant hoger bij het maïsrijke rantsoen (tabel 12). Dit is het gevolg van de verbetering van de energiebalans bij het zetmeelrijke rantsoen (zie ook tabel 9). De verhoging van de DS-opname en het opvoeren van het zetmeelaandeel in het rantsoen leidt onder meer tot een verhoogde propionzuurproductie in de pens en dus een verbetering van de glucogene status van de dieren. Daarnaast komen ook meer glucogene nutriënten op darmniveau beschikbaar. Wanneer het glucosegehalte in het bloed hoog is, wordt het insulinegehalte in de koe hoger ten opzichte van het hormoon glucagon. Hierdoor worden anabole processen in het lichaam gestimuleerd, maar omdat het uier insuline ongevoelig is stijgt evengoed de productie van lactose en eiwit ten behoeve van de melk. Het lactosegehalte in de melk was in dit experiment significant verhoogd bij de groep koeien die een maïsrijk rantsoen gevoerd kreeg. Het vetgehalte was hoger bij het grasrijke rantsoen, wat te verklaren is door de hogere productie van azijnzuur in de pens bij dit type rantsoen. Bij verstrekking van verzadigde vetzuren bleek het vetgehalte in de melk significant te stijgen. De verklaring hiervoor is dat verzadigd vet vanuit het voer rechtstreeks wordt ingebouwd in de melkvetbolletjes. Onverzadigd vet in het krachtvoer leidde tot een lager melkvetgehalte. De verklaring hiervoor is dat onverzadigde vetzuren (CLA’s: geconjugeerde isomeren van linolzuur) een remmende werking hebben op de productie van melkvet uit langketenige vetzuren uit het bloed en daarnaast ook de ‘de novo’ synthese van melkvet remmen. In deze groep koeien bleef de VEM-balans hoger, hetgeen blijkt uit tabel 9. Het is wel opvallend dat het gemiddelde vetgehalte in de melk van alle koeien tijdens het experiment vrij laag was. Dit was ook het geval bij koeien op het bedrijf die niet in het beschreven experiment zaten. Hier is geen verklaring voor gevonden. Het toevoegen van een antioxidantenmengsel had geen invloed op de melkproductie en de samenstelling van de geproduceerde melk. De antioxidanten die gevoerd werden geven normaliter geen aanleiding tot gewijzigde melkproductie en samenstelling. Aan het gebruikte antioxidantenmengsel was echter wel cholineSchothorst Feed Research B.V.
18
chloride toegevoegd. In de literatuur wordt in een aantal onderzoeken een verhoogde melkproductie en een verhoogd eiwitgehalte in de melk gevonden bij toevoeging van choline aan het rantsoen. Dit is in het in dit rapport beschreven experiment niet aangetoond. Tabel 12 Invloed van de verschillende hoofdfactoren op melkproductiekenmerken in week 8 en 9 Melkfrequentie 2x 3x Melk (kg/d) Vet (%) Eiwit (%) Lactose (%) Celgetal* (x 1000/ml melk) Celgetal (log) Ureum (mg/dl) Vet (g/d) Eiwit (g/d) Lactose (g/d) FPCM (kg/d)
a
b
Basisrantsoen Maïsrijk Grasrijk b
a
Type vet Verz. Onverz.
Antioxidant Geen Wel
Ksv
36,58 3,81 3,31b 4,60
40,46 3,65 3,22a 4,60
40,39 3,48a 3,31b 4,63b
36,65 3,98b 3,21a 4,58a
38,90 3,86 b 3,22 a 4,59
38,14 3,60 a 3,30 b 4,61
38,78 3,75 3,26 4,61
38,26 3,71 3,27 4,60
1,30 0,21 0,07 0,03
108
127
105
130
95
140
108
127
-
4,27 17,86 1372 1199a 1685a 35,44a
4,13 17,91 1442 1295b 1864b 38,13b
4,15 19,95b 1374 1328b 1872 b 37,52 b
4,26 15,82a 1439 1166 a 1678 a 36,05 a
4,12 18,25 1470 a 1246 1787 37,67 b
4,28 17,53 1343 b 1248 1763 35,89 a
4,12 17,54 1406 1249 1788 36,89
4,29 18,23 1408 1245 1761 36,67
0,39 1,27 83,5 44,7 64,5 1,27
a,b
Getallen met verschillende superscript binnen eenzelfde hoofdeffect verschillen significant (p < 0,05) * niet statistisch getoetst.
Er werd slechts één significante interactie gevonden tussen melkfrequentie en rantsoeneigenschappen (basis, krachtvoer en antioxidanten) met betrekking tot melkproductiekenmerken. Deze staat samen met enkele trends in onderstaande tabel. Driemaal daags melken in combinatie met een maïsrijk rantsoen leverde een significant hogere melkproductie op dan driemaal daags melken bij een grasrijk rantsoen of tweemaal daags melken (onafhankelijk van het basisrantsoen). Als gevolg hiervan is er een trend tot een verhoogde totale productie van eiwit en lactose per dag bij het driemaal daags melken bij een maïsrijk rantsoen. Dit kan verklaard worden uit de hogere energieopname op dit rantsoen Tabel 13 Trends en significante tweeweg interacties tussen melkfrequentie en rantsoeneigenschappen en melkproductiekenmerken in week 8 en 9 Behandeling Melk (kg/d) Eiwit (g/d) Lactose (g/d) Behandeling Eiwit (%) a,b
2x Melken maïsrijk grasrijk b 37,74 35,43a 1258 1139 1754 1616 2x Melken geen antiox. wel antiox. 3,33 3,28
3x Melken Maïsrijk 43,04c 1397 1989
grasrijk 37,88b 1194 1740
3x Melken geen antiox. wel antiox. 3,18 3,25
Ksv 1,847 63,52 91,80
P <0.05 <0.10 <0.10
Ksv 0,097
P <0.10
Getallen met verschillende superscript binnen een rij verschillen significant (p < 0,05).
Schothorst Feed Research B.V.
19
Zuurtegraad melkvet en melkvetzuurpatroon In tabel 14 is het effect van de verschillende rantsoenfactoren en de melkfrequentie op de kenmerken van de melk in week 8 en 9 van de hoofdperiode weergegeven. Uit de resultaten blijkt dat de zuurtegraad van melkvet na behandeling van de melk hoger werd indien de melkfrequentie hoger was. In tabel 16 is ook te zien dat de lipase-activiteit bij 3 x daags melken hoger was. Hiervoor is geen goede verklaring voorhanden. Deze hogere lipase activiteit kan leiden tot lipolyse van de vetzuren in het melkvet. Hierdoor kunnen vetzuren afgesplitst worden van het glycerolmolecuul, waardoor deze als vrije vetzuren in de melk verschijnen. Dit is de oorzaak van een verhoogde zuurtegraad van het melkvet. Mogelijk geeft 3 x daags melken daarnaast aanleiding tot een verzwakking van de melkvetbolmembraan, waardoor lipoproteine-lipase gemakkelijker aan kon grijpen op de triglyceriden die normaliter, omgeven door een membraan, in de melkvetbolletjes aanwezig zijn. Een verhoogde gevoeligheid voor een hogere zuurtegraad melkvet was ook het geval wanneer de dieren een krachtvoer met een hoger gehalte aan verzadigd vet gevoerd kregen. Er zijn twee mogelijke oorzaken voor deze verhoogde gevoeligheid. De eerste is dat met het toevoegen van verzadigd vet aan het voer de samenstelling van de vetzuursamenstelling van de fosfolipiden in de vetbolmembraan verandert. Hierdoor zou de membraan minder soepel kunnen worden en daardoor gevoeliger voor beschadiging. Er was een significant effect van type vet in het krachtvoer op de samenstelling van de fosfolipiden. Uit tabel 16 blijkt daarnaast dat ook de melkvetbolletjes groter waren bij een rantsoen met verzadigde vetzuren. Mogelijk zijn de grotere melkvetbolletjes gevoeliger voor beschadiging en daardoor ook voor aantasting van de triglyceriden door lipoproteine-lipase. Het toevoegen van antioxidanten aan het voer bleek de melk minder gevoelig te maken voor een verhoging van de zuurtegraad van melkvet. De antioxidanten lijken de melkvetbolmembraan dus stabieler te maken. Voor wat betreft de vetzuursamenstelling van de melk, is gebleken dat een maïsrijk rantsoen aanleiding geeft tot hogere gehalten aan omega-6 vetzuren, terwijl bij een grasrijk basisrantsoen hogere gehaltes aan omega-3 vetzuren te vinden zijn. Dit is een effect dat op basis van de samenstelling van gras en mais verwacht was. Het toevoegen van verzadigde dan wel onverzadigde vetzuren aan het krachtvoer heeft een significante invloed op de samenstelling van de vetzuren in melk.
Schothorst Feed Research B.V.
20
Tabel 14 Invloed van de verschillende hoofdfactoren op zuurtegraad van melkvet (voor en na behandeling) en het vetzuurpatroon van het melkvet in week 8 en 9 Melkfrequentie 2x 3x BDI-beh (mmol/100 g) BDI-ref BDI-verschil CLA * Omega-3 * Omega-6 * Onverz. VZ * Verz. VZ *
Basisrantsoen Maïsrijk Grasrijk
Type vet Verz. Onverz.
Antioxidant Geen Wel
Ksv
0,77a
1,24b
0,95
1,07
1,18b
0,84a
1,12b
0,89a
0,22
0,17 0,61a 0,54 0,70
0,19 1,06b 0,49 0,69
0,17 0,67a 0,63b 0,85b
0,18 0,94b 0,52 0,70
0,18 0,72a
0,019 0,21
1,98 33,57 66,43
0,18 0,89 0,49 0,77b 1,80a 32,39 67,61
0,18 1,00b 0,40a 0,54a
2,00 33,09 66,92
0,18 0,77 0,54 0,62a 2,18b 34,26 65,74
1,66a 31,48a 68,52b
2,33b 35,17b 64,83a
2,02 34,00 66,00
0,51 0,69 1,97 32,65 67,35
0,070 0,035 0,163 2,301 2,301
a,b *
Getallen met verschillende superscript binnen eenzelfde hoofdeffect verschillen significant (p < 0,05) Percentage van melkvet
In tabel 15 zijn de interacties weergegeven tussen melkfrequentie, rantsoeneigenschappen en melkkenmerken. Een combinatie van 3 x daags melken en het voeren van verzadigd vet blijkt een grotere gevoeligheid van de melkvet op te leveren voor een verhoogde zuurtegraad. Wanneer het voeren van verzadigd vet werd gecombineerd met een toevoeging van het antioxidantenmengsel, werd een lagere zuurtegraad melkvet gevonden na behandeling van de melk, dan wanneer geen antioxidanten gevoerd werden. In dit experiment verminderde het toevoegen van antioxidanten het risico op een verhoogde zuurtegraad melkvet. Verder blijkt uit tabel 15 dat veranderingen in het basisrantsoen en in het type vet dat aan het rantsoen toegevoegd wordt een grote invloed hebben op de samenstelling van de melk. Zo leverde een maïsrijk rantsoen in combinatie met een krachtvoer met verzadigd vet minder omega-3 en omega-6 vetzuren in de melk op en meer verzadigde vetzuren, dan een maïsrijk rantsoen in combinatie met onverzadigd vet. Wel werd over het algemeen meer invloed op melkkenmerken gezien van het type vet dat toegevoegd werd dan van het basisrantsoen. Drie keer daags melken in combinatie met het voeren van het antioxidantenmengsel leverde in het experiment een lagere hoeveelheid omega-3 vetzuren in de melk op. Hiervoor is geen verklaring gevonden.
Schothorst Feed Research B.V.
21
Tabel 15 Significante tweeweg interacties en trends tussen melkfrequentie en rantsoeneigenschappen en melkkenmerken in week 8 en 9 Behandeling BDI-beh (mmol/100g) Behandeling Omega-3* Behandeling BDI-beh (mmol/100g) BDI-ref BDI-verschil
2 x melken Verz. vet Onverz. vet a 0,849 0,698a
3 x melken Verz. vet Onverz. vet b 1,507 0,979a
Ksv 0,313
P <0.1
2 x melken Geen antiox. Wel antiox. 0,684ab 0,718b
3 x melken Geen antiox. Wel antiox. 0,711b 0,661a
Ksv 0,049
P <0.05
Verz. Vet Geen antiox. Wel antiox. 1,410b 0,946a
Onverz. Vet Geen antiox. Wel antiox. 0,833a 0,843a
Ksv 0,313
P <0.05
0,027 0,300
<0.10 <0.05
Ksv 0,049 0,231 3,254 3,254
P <0.01 <0.05 <0.05 <0.05
0,194b 1,216b
Behandeling *
Omega-3 Omega-6* Onverz. VZ* Verz. VZ*
0,172ab 0,774a
0,164a 0,669a
Onverz. vet 0,80c 2,61c 37,36b 62,64a
Verz. vet 0,64b 1,56a 31,79a 68,21b
Maïsrijk Verz. vet 0,44a 1,75a 31,17a 68,84b
0,177ab 0,666a Grasrijk Onverz. vet 0,90d 2,05b 32,99a 67,01b
a,b *
Getallen met verschillende superscript binnen een rij verschillen significant (p < 0,05) percentage van het melkvet
Lipase-activiteit en vetbolgrootte Analyse van de lipase-activiteit is alleen uitgevoerd voor melk die bemonsterd is in week 6 van de hoofdperiode. Daardoor kunnen geen waarden uit de voorperiode als covariabele worden meegenomen. De samenstelling van het rantsoen of krachtvoer en toevoeging van antioxidanten hadden geen effect op de lipase-activiteit van melk (tabel 16). De frequentie van melken had wel een effect op de lipaseactiviteit van melk. Het verhogen van de melkfrequentie van twee- naar driemaal daags verhoogde de lipase-activiteit van melk. Er werden geen interacties tussen de hoofdfactoren op de lipase-activiteit waargenomen. De grootte van de vetbollen werd bepaald m.b.v. lichtverstrooiing. Tevens werd regelmatig het microscopisch beeld vastgelegd ter controle van de gemeten deeltjesgrootteverdelingen van vetbollen. Alle gemeten deeltjesgrootteverdelingen vertoonden de verwachte log-normale verdeling en microscopisch beeld liet in alle gevallen de afwezigheid van clustering van vetbollen zien. De frequentie van melken had geen effect op de vetbolgrootte (tabel 16). Ook had het type basisrantsoen, alsmede de aanwezigheid van antioxidanten geen effect op de vetbolgrootte. Het type vet had echter wel effect op de vetbolgrootte. Deze nam af als onverzadigd vet in het krachtvoer aanwezig was. Er werden geen interacties tussen de hoofdeffecten op vetbolgrootte waargenomen. Schothorst Feed Research B.V.
22
Tabel 16 Invloed van voersamenstelling en melkfrequentie op lipase-activiteit en op vetbolgrootte in week 9 Melkfrequentie 2x 3x Lipase-activiteit (µeq. FFA/ml/h) Vetbolgrootte (µm) a,b
39,9a 3,71
47,0b 3,61
Basisrantsoen Maïsrijk Grasrijk 44,1 3,58
42,7 3,75
Type vet Verz. Onverz.
Antioxidant Geen Wel
Ksv
44,6
42,2
43,8
43,0
5,3
a
b
3,59
3,74
0,20
3,78
3,54
Getallen met verschillende superscript binnen eenzelfde hoofdeffect verschillen significant (p < 0,05).
Samenstelling fosfolipidensamenstelling van de vetbolmembranen In tabel 17 is het effect van de verschillende rantsoenfactoren en de melkfrequentie op de fosfolipidensamenstelling in de vetbolmembranen weergegeven. Het melkvetbolmembraan bestaat voor ca. 30-40% uit fosfolipiden, welke samen met eiwit en triglyceriden zorgen voor een unieke drielaagse structuur die de melkvetbollen beschermt. Verandering in samenstelling van de membranen zal ook veranderingen in de stabiliteit hiervan tot gevolg hebben, en zodoende de zuurtegraad van het melkvet kunnen beïnvloeden. Voor deze markers zijn geen gegevens bekend uit de vijfde week van de hoofdperiode, aangezien alleen ochtendmelk onderzocht is op fosfolipiden. Beide onderzochte monsters zijn genomen in week 9 van het experiment (week 6 van de hoofdperiode). De melkfrequentie heeft geen significant effect op het totale fosfolipidengehalte en op de fosfolipidensamenstelling van de melk (tabel 9). Het basisrantsoen had eveneens geen effect op de hoeveelheid fosfolipiden als mede op de fosfolipidensamenstelling van melk. Het type vet heeft wel en significant effect op het totale fosfolipidegehalte in melk, alsmede op het fosfatidylethanolamine-, sfingomyeline- en fosfatidylserinegehalte. Deze zijn hoger indien het krachtvoer rijk is aan onverzadigd vet. De aanwezigheid van antioxidanten in het voer als hoofdeffect beïnvloedt het gehalte fosfolipiden in de melk niet. Tabel 17. Invloed van voersamenstelling en melkfrequentie op het fosfolipidengehalte van de vetbolletjes van melk (in µg/L) in week 9 Melkfrequentie 2x 3x Fosfolipiden (totaal) Fosfatidylethano lamine Lysofosfatidylethanolamine Fosfatidylcholine Sfingomyeline Fosfatidylserine Fosfatidylinositol
Basisrantsoen Maïsrijk Grasrijk
395,0
393,0
385,0
400,0
Type vet Verz. Onverz. a 376,0 409,0b
Antioxidant Geen Wel 399,0 386,0
Ksv 26,0
80,8
78,9
78,5
81,2
76,1a
83,7b
81,0
78,7
5,4
28,9
31,8
29,4
31,4
29,9
30,8
30,8
29,9
3,0
93,3 109,0
90,4 108,0
94,5 115,0b
48,4a 29,7
53,7b 31,5
93,7 111,0 52,4
90,0
51,4 30,1
93,1 112,0 51,9 30,9
89,2 103,0a
50,6 31,1
90,7 106,0 50,2 30,3
7,0 9,2 3,4 2,4
31,2
107,0 49,7 30,0
Er werd echter wel een interactie met de melkfrequentie waargenomen (tabel 18). Bij het tweemaal daags melken werd een afname van het fosfatidylethanolamine- en het fosfatidylSchothorst Feed Research B.V.
23
serinegehalte waargenomen indien er antioxidanten in het voer aanwezig waren. Aangezien aan het antioxidantenmengsel cholinechloride toegevoegd was, is dit een onverwachte bevinding. Mogelijk hadden de dieren reeds in het rantsoen zonder antioxidantenmengsel een voldoende hoge voorziening aan fosfatidylcholine, waardoor het toegevoegde fosfatidylcholine niet van invloed was. Choline kan ondermeer worden gemaakt vanuit methionine en betaine. De basisvoorziening aan darmverteerbaar methionine was bij de koeien uit het experiment op of iets onder de norm (1,9 – 2,0 ten opzichte van 2,0). Na toevoeging van choline (Reashure) zijn de koeien ruim op de norm gevoerd. Overige tweeweg interacties werden niet waargenomen. Tabel 18. Significante tweeweg interacties tussen melkfrequentie en de aanwezigheid van antioxidanten in voer op bepaalde typen fosfolipiden (in µg/L) in week 9 Behandeling Fosfatidylethanolamine Fosfatidylserine
2 x melken geen antiox wel antiox. 85,2b 76,3a 53,9b 47,4a
3 x melken geen antiox. wel antiox. 76,8a 81,1ab 50,9ab 52,0ab
Schothorst Feed Research B.V.
Ksv 7,55 4,84
P <0.05 <0.05
24
Conclusies en samenvatting In een proef met 64 melkkoeien in begin tot mid lactatie werd de invloed van vier hoofdeffecten op voeropname en melkproductiekenmerken onderzocht: melkfrequentie (tweemaal versus driemaal), type basisrantsoen (maisrijk versus grasrijk), type vet (verzadigd versus onverzadigd) versus en het al dan niet toevoegen van een antioxidantenmengsel. De proef liep gedurende 9 weken (waarvan 3 weken voorperiode). De invloed van deze hoofdeffecten op de melksamenstelling werd getest tijdens de laatste twee weken van de hoofdperiode, waarbij de voorperiode is gebruikt als covariabele. Om inzicht te krijgen in de gevoeligheid van de melkvetbolletjes voor beschadiging is een behandeling van de melk toegepast die in fase 1 van het project ontwikkeld is. De conclusies die uit dit experiment getrokken kunnen worden zijn: - Wanneer verzadigd vet gevoerd wordt levert dit grotere melkvetbolletjes en een hogere zuurtegraad melkvet op na behandeling van de melk. - Wanneer naast verzadigd vet in het rantsoen ook antioxidanten gevoerd worden lijken de melkvetbolletjes minder gevoelig te worden voor beschadiging. - Wanneer driemaal daags gemolken wordt in plaats van tweemaal daags, wordt een hogere lipase-activiteit in de melk gevonden en neemt de zuurtegraad melkvet toe na behandeling van de melk. - De fosfolipidengehaltes in de vetbolmembranen kunnen positief worden beïnvloed door toevoeging van onverzadigde vetzuren aan het rantsoen. - De melkproductie van koeien stijgt significant bij driemaal daags melken ten opzichte van 2 maal daags melken. Dit gaat gepaard met een hogere productie van vet en eiwit. - Het snijmaïsrijke rantsoen levert een hogere voeropname en een hogere melkproductie op dan het grasrijke rantsoen. Hierbij wordt ook een hoger eiwit en lactose gehalte in de melk gevonden. De efficiëntie van de melkproductie is het hoogst wanneer 3 x daags gemolken wordt bij een snijmaïsrijk rantsoen. - De vetzuursamenstelling in de melk kan zowel door middel van veranderingen aan het type basisrantsoen als ook door het toevoegen van vet aan het krachtvoer worden beïnvloed. Samenvattend lijken de nadelige effecten van een hogere melkfrequentie op de zuurtegraad van melkvet, zoals die ook wordt waargenomen bij robotmelken, gedeeltelijk gecompenseerd te worden door het voeren van onverzadigde vetten en het toevoegen van antioxidanten.
Schothorst Feed Research B.V.
25
Aanbevelingen voor verder onderzoek Uit het beschreven experiment kunnen een paar conclusies getrokken worden die nader onderzoek behoeven. Uit het experiment blijkt dat het toevoegen van verzadigd vet aan het voer een grotere gevoeligheid van de melkvetbolletjes voor beschadiging tot gevolg heeft. Tevens is het gehalte aan fosfolipiden in de melkvetbolmembraan bij deze behandeling lager. Waarschijnlijk verandert daarbij de vetzuursamenstelling van de fosfolipiden van de melkvetbolmembraan bij toevoeging van verzadigd vet. Mogelijk worden hierdoor de melkvetbolmembranen minder flexibel en gevoeliger voor beschadiging. Om dit nader te onderzoeken zou de vetzuursamenstelling van de membraanlipiden zelf gemeten moeten worden. Een tweede conclusie is dat met behulp van een antioxidantenmengsel de gevoeligheid van de melkvetbolmembranen voor beschadiging verlaagd kan worden. In beschreven onderzoek is een mengsel van antioxidanten gebruikt, waardoor niet aan te geven is welk antioxidant het positieve effect veroorzaakt. In vervolgonderzoek zou daarom gericht gezocht kunnen worden naar het supplement dat de melkvetbolmembraan minder gevoelig kan maken voor beschadiging.
Schothorst Feed Research B.V.
26
Literatuurlijst Chilliard, Y., Ferlay, A., Rouel, J., Lamberet, G., (2003) A Review of Nutrional and Physiological Factors Affecting Goat Milk Lipid Synthesis and Lipolysis. J. Dairy Sci. 86: 1751-1770 Couvreur, S., Hurtaud, C., Marnet, P.G., Faverdin, P., Peyraud, J.L., (2007) Composition of Milk Fat from Cows Selected for Milk Fat Globule Size and Offered Either Fresh Pasture or a Corn Silage-Based Diet. J. Dairy Sci. 90:392-403 Hermansen, J.E., Larsen, T., Andersen, J.O., (1995) Does Zinc Play a Role in the Resistance of Milk to Spontaneous Lipolysis? Int. Dairy Journal 5: 473-481 Santos J.E.P, (2009) Feeding Rumen-Protected Choline to Transition Dairy Cows. Florida Ruminant Nutrition Symposium 2009. Koopmans, A.I., Ruischop, R., Huppertz, T., Sprong C., van Straalen W.M., (2011) Bepaling van de variatie in vrije vetzuren in melk tussen koeien en het vaststellen van relevante condities om vetbolbeschadiging op te wekken, en de zuurtegraad van het melkvet te beïnvloeden. SFR 20121173 Wiking, L., Bjorck, L., Nielsen, J.H.(2003) Influence of feed composition on stability of fat globules during pumping of raw milk; International Dairy Journal 13: 797-803 Wiking, L. (2005) Milk Fat Globule Stability, Lipolysis with Special Reference to Automatic Milking Systems. Doctoral thesis Swedish University of Agricultural Sciences, Uppsala, Sweden.
Schothorst Feed Research B.V.
27
Bijlage 1: Krachtvoerschema tijdens het experiment Melk (kg FPCM/dag) Voorperiode < 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 >
Vaarzen (kg/dag)
Oudere koeien (kg/dag)
3,0 3,5 3,5 3,5 3,5 3,5 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 6,5 6,5 -
3,0 3,0 3,0 3,0 3,0 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0 5,5 6,0 6,5 7,0 7,5 8,0 8,0 8,0
Schothorst Feed Research B.V.
Bijlage 2: Afkortingen voederwaardekenmerken Afkorting DS RE excl. NH3 RVET RC NDF ADF ADL VC-OS (%) VC-NDF (%) VEM DVE OEB SUSAZ BZET PSW SFKH WFKH SFRE WFRE WDVMet(%) WDVLys (%)
Volledig Droge stof Ruw Eiwit, exclusief ammoniak Ruw vet Ruwe celstof Neutral detergant fiber Acid detergent fiber Acid detergent lignin Verteringscoefficient organische stof Verteringscoefficient – NDF Voeder eenheid Melk Darmverteerbaar eiwit Onbestendig eiwit balans Suiker en snel afbreekbaar zetmeel Bestendig Zetmeel Pens Stabilisatie Waarde Snel fermenteerbare koolhydraten Werkelijk fermenteerbare koolhydraten Snel fermenteerbaar eiwit Werkelijk fermenteerbaar eiwit Werkelijk darm verteerbaar methionine Werkelijk darm verteerbaar lysine
Schothorst Feed Research B.V.
Bijlage 3: Behandelschema melk
Schothorst Feed Research B.V.
Bijlage 4: Laboratoriumbepalingen Fosfolipidebepaling Fosfolipiden in melk zijn gemeten met behulp van HPLC-ELSD. De volgende standaarden zijn gebruikt: 1.2-dipalmitoyl-sn-glycero-3-fosforyl ethanolamine (FE. Matreya), 1.2-dipalmitoyl-snglycero-3-fosforyl glycerol (FG. Matreya), 3-sn-lyso fosfatidyl ethanolamine (LFE. Sigma), DLα-fosfatidyl choline (dipalmitoyl. C16:0) (FC. Sigma), Sfingomyeline (SM. Sigma), fosfatidyl serine (oleoyl) (FS. Matreya), lyso-fosfatidylcholine (palmitoyl) (LFC. Matreya) and fosfatidyl inositol (linoleoyl) (PI. Matreya). Een referentiemonster (karnemelkpoeder) met bekende hoeveelheden fosfolipiden is meegenomen in de analyse. De recovery van de methode is bepaald door middel van het meten van verrijkte monsters. Melkvetbolgroottebepaling De analyse van de melkvetbolgrootte is uitgevoerd met behulp van laserdefractie (Malvern Mastersizer 2000; Malvern Instruments. Malvern. UK). Daartoe werd melk verdund in gedemineraliseerd water om de juiste mate van vertroebeling te krijgen. Om de monsters volledig te verstrooien en om eventuele luchtbellen te verwijderen, werden de monsters gedurende 2 minuten in het systeem gecirculeerd. De bepaling van de vetbolgrootte zijn in duplo uitgevoerd. De D0.5: volume mediane diameter, marker voor deeltjesgrootteverdeling is berekend onder aanname van een brekingsindex van 1.48 voor de vetbolletjes. een brekingsindex van 1.33 voor het dispersiemedium (water) en een absorptiecoëfficiënt van 0.01. Lipase-activiteit De lipase-activiteit in melk is gemeten met behulp van de methode volgens Deeth & Fitzgerald (1975).
Schothorst Feed Research B.V.
Bijlage 5: Opname van nutriënten per behandeling (in g/kg DS) Basisrantsoen Type vet Behandelingen RE incl Ruw vet NDF Zetmeel Suiker VEM WDVE FEB SUSAZ BZET PSW SFKH WFKH SFRE WFRE WDVMet (%) WDVLys (%) 20:0
Voorperiode 161 49 345 182 78 1013 93 8 106 58 138 171 441 50 95 2,0 5,6 0,4 0,16 5,48 0,13 0,93 8,20 12,67 6,55 0,27
Maisrijk Verzadigd vet Onverzadigd vet 1, 2, 9, 10 3, 4, 11, 12 162 165 48 48 315 312 233 233 59 59 1015 1036 95 96 23 25 111 112 78 77 129 128 165 166 431 431 57 57 104 106 2,0 2,0 5,7 5,7 0,5 0,20 6,53 0,09 0,91 9,64 12,48 2,48 0,32
0,14 0,09 4,40 0,11 1,07 9,22 17,21 6,36 0,30
Schothorst Feed Research B.V.
Grasrijk Verzadigd vet Onverzadigd vet 5, 6, 13, 14 7, 8, 15, 16 157 160 50 50 383 380 122 123 96 97 978 1000 90 90 5 5 100 100 37 37 154 154 176 177 447 446 55 55 97 97 1,9 1,9 5,4 5,4 0,68 0,23 6,66 0,15 0,79 7,19 7,69 6,70 0,23
0,33 0,11 4,40 0,17 0,97 6,77 12,80 10,85 0,21
Bijlage 6: Effect van hoofdeffect op voeropname en melkproductie in week 5 tot 9 van de hoofdperiode In onderstaande tabellen zijn de invloeden van de verschillende hoofdeffecten op voeropname en melkproductiekenmerken weergegeven. Hierbij is de overgangsweek tussen de voorperiode en de hoofdperiode (week 4) niet meegenomen om gewenningsproblemen uit te sluiten. Invloed van de verschillende hoofdeffecten op voeropnamekenmerken in week 5 - 9
Basisrantsoen (kg/DS/d) Krachtvoer (kg/DS/d) Totaal (kg DS/d) VEM (/d) VEM balans (%) WDVE (g/d) WDVE balans (%)
Melkfrequentie 2x 3x 17,35 17,53 6,36 6,48 23,66 24,04 23652 24027 106,0 101,4 2201 2240 106,4 100,2
Basisrantsoen Maïsrijk Grasrijk 18,47 16,40 6,40 6,43 24,88 22,83 25247 22432 107,6 99,8 2326 2115 101,2 105,3
Type vet Verz. Onverz. 17,45 17,42 6,43 6,40 23,89 23,81 23631 24049 100,4 106,9 2218 2223 103,4 103,2
Antioxidant Geen Wel 17,33 17,54 6,47 6,36 23,82 23,88 23832 23847 103,2 104,2 2222 2219 103,0 103,6
Ksv 0,68 0,19 0,74 733 2,4 63,4 2,5
Invloed van de verschillende hoofdfactoren op melkproductiekenmerken in week 5 - 9
Melk (kg/d) Vet (%) Eiwit (%) Lactose (%) Celgetal* (x 1000/ ml melk) Celgetal (log) Ureum (mg/dl) Vet (g/d) Eiwit (g/d) Lactose (g/d) FPCM (kg/d)
Melkfrequentie 2x 3x b a 40,40 36,75 3,93 3,75 3,30 3,22 4,59 4,59 102,6 111,4 4,32 4,12 18,90 18,79 1424 1485 1201 1295 1689 1856 36,11 38,60
Basisrantsoen Maïsrijk Grasrijk 40,46 36,70 3,63 4,05 3,31 3,21 4,62 4,57 103,4 110,7 4,20 4,24 21,48 16,21 1442 1467 1330 1165 1870 1676 38,34 36,38
Schothorst Feed Research B.V.
Type vet Verz. Onverz. 38,78 38,37 3,98 3,71 3,23 3,29 4,58 4,60 90,7 123,4 4,16 4,27 19,03 18,67 1515 1394 1244 1251 1778 1768 38,13 36,59
Antioxidant Geen Wel 38,95 38,21 3,84 3,84 3,25 3,27 4,59 4,59 97,2 116,8 4,11 4,33 18,42 19,28 1456 1453 1254 1242 1791 1755 37,55 37,17
Ksv 1,15 0,16 0,05 0,03 61,2 0,32 1,04 69.6 37.5 58.2 1,13
Bijlage 7: Voeropname, melkproductiekemerken en melksamenstelling en eigenschappen per proefgroep
Basisrantsoen (kg DS/d) Krachtvoer (kg DS/d) Totaal (kg DS/d) VEM (/d) WDVE (g/d) VEMbalans (%) WDVE balans (%) Voereff. Melk (kg/d) Vet (%) Eiwit (%) Lactose (%) Celgetal (x1000)/ml Celgetal (log) Ureum (mg/dl) Vet (g) Eiwit (g) Lactose (g) FPCM (kg/d) Koegewicht (kg) BDI beh BDI ref BDI verschil CLA Omega-3 Omega-6 Onverz vetz. Verz vetz
Melkfrequentie 2 x daags Melkfrequentie 3 x daags Basisrantsoen maisrijk Basisrantsoen grasrijk Basisrantsoen maisrijk Basisrantsoen grasrijk Verzadigd vet Onverz. vet Verzadigd vet Onverz. vet Verzadigd vet Onverz. vet Verzadigd vet Onverz. vet Antioxidanten wel of geen Geen Wel Geen Wel Geen Wel Geen Wel Geen Wel Geen Wel Geen Wel Geen Wel 17,2 18,1 16,9 18,3 14,7 15,7 15,6 16,0 17,3 17,6 17,8 16,8 18,0 16,8 16,0 15,7 6,5 6,5 6,4 5,8 6,5 6,5 6,6 6,2 6,1 6,4 6,7 6,6 6,5 6,5 6,5 6,4 23,6 24,4 23,3 24,0 21,1 22,2 22,2 22,2 23,6 24,1 24,6 23,4 24,4 23,3 22,5 21,9 23782 24587 23918 24493 20543 21573 22138 22047 23703 24192 25267 24094 23691 22681 22427 21713 2224 2285 2209 2226 1976 2062 2080 2058 2208 2256 2326 2232 2233 2153 2103 2041 102,8 107,5 111,2 114,9 94,3 96,3 105,3 100,6 95,3 99,8 105,3 103,2 99,8 96,4 99,8 99,2 101,7 102,7 103,2 105,7 103,0 104,1 104,2 105,1 92,2 96,3 94,6 88,0 109,3 102,4 101,9 101,9 1,59 1,49 1,47 1,41 1,67 1,64 1,50 1,57 1,74 1,65 1,60 1,63 1,57 1,65 1,62 1,59 38,86 38,18 37,19 36,72 34,73 36,07 35,52 35,40 44,01 41,35 42,98 43,82 39,74 38,28 37,22 36,26 3,80 3,46 3,52 3,71 4,16 4,14 3,73 3,97 3,36 3,75 3,44 2,79 4,17 4,08 3,80 3,81 3,30 3,34 3,43 3,38 3,27 3,20 3,33 3,22 3,20 3,24 3,30 3,31 3,03 3,21 3,19 3,26 4,64 4,61 4,67 4,62 4,59 4,57 4,52 4,57 4,59 4,58 4,64 4,68 4,59 4,57 4,60 4,59 55 33 94 144 121 248 71 96 99 58 87 274 51 95 285 69 3,74 4,02 4,23 4,51 4,61 4,86 3,91 4,27 4,14 3,72 3,99 4,82 3,69 4,18 4,62 3,92 20,76 20,71 18,67 19,52 16,37 15,87 15,27 15,71 18,93 21,75 18,64 20,67 15,93 15,64 15,75 15,99 1457 1320 1253 1354 1423 1462 1313 1394 1410 1563 1385 1255 1605 1524 1405 1389 1264 1286 1254 1229 1116 1148 1166 1127 1398 1337 1416 1436 1197 1221 1183 1173 1809 1757 1741 1711 1593 1645 1612 1615 2019 1901 1991 2045 1828 1745 1715 1670 37,60 35,96 34,55 35,33 34,95 36,08 34,16 34,87 39,66 40,03 39,15 37,88 39,15 37,95 35,94 35,29 666 675 668 690 653 649 674 656 660 675 670 674 694 664 659 664 1,01 0,77 0,49 0,64 0,97 0,66 0,69 0,70 1,78 1,06 0,82 0,30 2,01 1,40 1,00 1,18 0,18 0,16 0,12 0,18 0,17 0,16 0,16 0,17 0,23 0,16 0,13 0,08 0,21 0,21 0,17 0,19 0,82 0,61 0,37 0,47 0,79 0,51 0,53 0,53 1,55 0,89 0,69 0,22 1,81 1,20 0,84 0,99 0,46 0,42 0,71 0,68 0,39 0,42 0,65 0,55 0,41 0,41 0,65 0,66 0,29 0,37 0,60 0,54 0,47 0,47 0,77 0,79 0,58 0,62 0,97 0,90 0,46 0,44 0,81 0,77 0,64 0,61 0,93 0,88 1,75 1,84 2,61 2,41 1,56 1,43 2,19 1,83 1,79 1,76 2,71 2,69 1,46 1,50 2,28 2,02 31,53 29,74 38,56 34,46 30,96 31,02 35,00 33,23 30,07 32,79 37,24 40,02 28,92 29,90 35,02 33,77 68,48 70,27 61,44 65,54 69,05 68,99 65,00 66,78 69,93 67,21 62,76 59,98 71,08 70,10 64,99 66,24
Schothorst Feed Research B.V.
ksv 2,39 0.54 2,50 2433 203,8 8,7 10,5 0,15 3,71 0,59 0.19 0,10
P n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. <0.10 n.s. n.s.
1,09 3,584 238,7 127,3 184,4 3,61 21,5 0,62 0,08 0,58 0,11 0,08 0,31 4,43 4,43
n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. <0.05 n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s.
PE LPE PC SM PS PI Fosf. totaal Diameter (µm) Lipase-act (µeq.FFA ml-1.h-1)
Melkfrequentie 2 x daags Melkfrequentie 3 x daags Basisrantsoen maisrijk Basisrantsoen grasrijk Basisrantsoen maisrijk Basisrantsoen grasrijk Verzadigd vet Onverz. vet Verzadigd vet Onverz. vet Verzadigd vet Onverz. vet Verzadigd vet Onverz. vet Antioxidanten wel of geen Geen Wel Geen Wel Geen Wel Geen Wel Geen Wel Geen Wel Geen Wel Geen Wel 78,3 71,2 92,0 75,5 83,1 78,4 88,4 79,0 73,3 76,7 74,9 87,9 72,8 75,7 86,8 84,6 28,7 25,4 29,0 28,0 29,6 29,6 33,8 29,2 29,6 30,6 29,3 34,8 36,4 30,2 31,3 32,5 93,0 84,0 99,0 91,0 98,0 90,0 104,0 87,0 82,0 91,0 88,0 97,0 90,0 86,0 96,0 93,0 102,0 96,0 121,0 111,0 109,0 104,0 124,0 105,0 96,0 101,0 100,0 117,0 109,0 102,0 122,0 118,0 49,4 45,1 58,1 48,9 52,2 35,3 56,7 48,1 46,7 49,6 49,4 54,7 49,8 47,5 57,1 56,2 30,3 28,5 33,8 31,4 32,0 30,7 33,3 29,0 28,5 29,7 29,2 31,7 29,0 28,3 33,3 30,5 384,0 352,0 432,0 386,0 403,0 383,0 437,0 378,0 356,0 377,0 370,0 424,0 386,0 370,0 429,0 414,0 3,73 3,86 3,48 3,71 3,82 3,88 3,52 3,84 3,72 3,83 3,10 3,18 3,83 3,74 3,67 3,99 37,2 41,5 36,0 39,1 42,3 42,0 38,3 42,4 50,0 49,2 49,2 40,2 43,2 48,6 51,0 41,0
Schothorst Feed Research B.V.
ksv 15,2 8,6 20,0 25,5 13,1 6,6 74,4 0,57 15,4
P n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s. n.s.