Proefhoofdstuk Fotografie TSO www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
Kom je cursus inkijken: Antwerpen, Frankrijklei 127, 2000 Gent, Brusselseweg 125, 9050 Hasselt, Simpernelstraat 27, 3511 Brussel, Timmerhoutkaai 4, 1000 +32 3 292 33 30
[email protected] Maak van je opleiding fotografie TSO een succes! Beste toekomstige student, Hartelijk dank voor je interesse in de opleiding fotografie TSO aan het Centrum Voor Afstandsonderwijs. Op de volgende pagina’s vind je een gratis onderdeel uit elke module van deze thuisstudie terug. Ook krijg je alle nodige informatie over de werking van onze school. Neem deze info rustig door, zo krijg je een goed beeld van de inhoud van de cursus en weet je zeker dat je voor de opleiding kiest die het beste bij jou past. Noteer alvast dat alle diploma’s die je via het CVA behaalt erkend zijn en uitermate praktijk- en dus jobgericht! Om je diploma secundair onderwijs te behalen, dien je examens af te leggen bij de Centrale Examencommissie in Brussel. Wanneer je geslaagd bent van alle onderdelen van je opleiding, behaal je je officiële diploma. Heb je na het inkijken van dit proefhoofdstuk nog vragen? Geef ons gerust een seintje op het nummer 03 292 33 30 of mail ons op
[email protected]. Onze opleidingsconsulenten beantwoorden al jouw vragen en geven je persoonlijk advies omtrent je studiekeuze. Blader je graag door de volledige cursus? Ook dat kan. Het Centrum voor Afstandsonderwijs geeft je op vier plaatsen in België de mogelijkheid om de cursussen geheel vrijblijvend in te kijken. Je kan de cursussen inkijken in de campussen van Het Centrum Voor Avondonderwijs VZW in Antwerpen, Gent en Hasselt of in Brussel. Je hoeft hiervoor geen afspraak te maken, kom gewoon vrijblijvend langs. Ik wens je veel leesplezier en alvast veel succes met je studie! Jo Vandevelde Opleidingsconsulent Centrum Voor Afstandsonderwijs
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
Fotografie TSO: erkende opleiding en praktijkgerichte cursus
Deze moderne en praktijkgerichte opleiding kwam tot stand in samenwerking tussen het Centrum Voor Afstandsonderwijs en zelfstandige beroepsdeskundigen met jarenlange ervaring. Een duidelijke structuur maakt deze cursus zeer overzichtelijk. Op deze manier garanderen wij je een vlot studietraject. Op de volgende pagina’s vind je een gratis onderdeel uit elke module van de opleiding terug.
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
MODULE 1: AARDRIJKSKUNDE HOOFDSTUK 9: DE STRUCTUUR VAN HET HEELAL
9.1
Afstanden in het heelal
9.1.1
Probleemstelling
Op de Aarde geven we de afstanden meestal aan in meters of kilometers. In het heelal zijn de afstanden echter veel groter dan de afstanden op Aarde: de afstand tussen de Aarde en de maan bedraagt gemiddeld 384 000 kilometer. De afstand tussen de zon en de maan bedraagt bijna 150 miljoen kilometer. Om met het vliegtuig (gemiddelde snelheid = 1000 km/h) een afstand van 150 miljoen kilometer af te leggen, heb je dus ongeveer 17 jaar tijd nodig! Zo’n grote afstanden zijn moeilijk voor te stellen en de getallen worden zodanig groot dat het te moeilijk wordt om de afstanden in kilometers aan te geven. Daarom maakt men in de aardrijkskunde gebruik van andere afstandsmaten.
9.1.2
De Astronomische Eenheid
De astronomische eenheid wordt als volgt gedefinieerd:
De astronomische eenheid AE is identiek aan de gemiddelde afstand van de Aarde tot de zon en bedraagt 149 597 871 kilometer.
Meestal wordt deze afstand afgerond tot 150 miljoen km.
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
De astronomische eenheid wordt enkel binnen ons zonnestelsel gebruikt. Men vergelijkt afstanden binnen ons zonnestelsel dus steeds met de afstand van de Aarde tot de zon. Voorbeeld: De afstand tussen Jupiter en de zon bedraagt 5,2AE. Dit betekent dus dat Jupiter 5,2 keer verder van de zon staat in vergelijking met de Aarde. De omrekening naar het aantal kilometers is eenvoudig: 5,2 AE = 5,2 x 150 000 000 km = 780 000 000 km.
9.1.3 Lichtjaren De afstanden tot de sterren zijn onvoorstelbaar groot. De ster die het dichtst bij de zon staat, wordt Proxima Centauri genoemd. Deze ster is met het blote oog niet te zien. De afstand tussen Proxima Centauri en de zon bedraagt ongeveer 40 biljoen kilometer. De dichtstbijzijnde melkwegstelsel (= Andromeda) is ongeveer 21.1018km van ons verwijderd. Dit komt overeen met 139 miljard AE. Afstanden buiten ons zonnestelsel zijn dus te groot om gebruik te kunnen maken van de astronomische eenheid. Daarom gebruikt men lichtjaren om de afstand tussen sterren aan te geven:
Eén lichtjaar is de afstand die het licht in één jaar aflegt.
Het licht heeft de grootste snelheid die er bestaat en bedraagt 299 793 kilometer per seconde. Om eenvoudig te kunnen rekenen, ronden we dit getal af naar 300 000 km/s. Hiermee kunnen we de afstand berekenen die het licht in één jaar aflegt:
De afstand wordt berekend met behulp van de formule: Δs = v.Δt. Met Δs = de afgelegde weg in km/s, v = de snelheid en Δt = de tijd in seconden.
Hoeveel seconden telt een jaar: een jaar telt 365 dagen, een dag telt 24u, een uur 60 minuten en één minuut telt 60 seconden. We bekomen dus: Δt = 365 x 24 x 60 x 60 = 31 536 000 seconden.
De afstand die het licht in één jaar aflegt bedraagt dus: 300 000km/s x 31 536 000s = 9460800000000km = 9,46.1012km.
Opmerking: een lichtjaar is een afstand en dus geen tijdseenheid!
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
MODULE 2: BIOLOGIE HOOFDSTUK 3: DE ERFELIJKE INFORMATIE IN DE CEL De erfelijke informatie van een cel zit in het DNA. We hebben al gezien dat dit zich verdubbelt bij de celdeling. We moeten even dieper ingaan op het begrip DNA.
3.1 Wat zijn DNA en RNA precies?
DNA is de drager van genetische informatie in zowat alle levende organismen. RNA dient voor het kopiëren van genetische informatie dat in het DNA ligt. Het DNA wordt ‘overgeschreven’ op RNA om zo celdeling mogelijk te maken.
DNA en RNA lijken heel sterk op elkaar. Toch is er een klein verschil: DNA heeft als suiker desoxyribose (de D in DNA), RNA heeft ribose als suiker (de R in RNA).
3.1.1 Hoe zijn ze opgebouwd? DNA en RNA zijn nucleïnezuren. Beiden zijn ongeveer op dezelfde wijze opgebouwd. De bouwstructuren kunnen afgebroken worden via hydrolyse. Hierbij wordt H2O toegevoegd. De keten splitst zich in aparte bouwstenen, de nucleotiden.
Tip Kijk eens terug naar hoofdstuk 1. Daarin heb ik ook gesproken over hydrolyse en nucleotiden!
Een nucleotide bestaat uit drie molecuulgroepen. Een suiker, een fosforzuur en een base. Door het afsplitsen van watermoleculen komen deze drie groepen aan elkaar vast te zitten.
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
Tip In hoofdstuk 1 heb ik uitgebreid gesproken over het afsplitsen van watermoleculen. Zo kunnen lange ketens gemaakt worden. Ben je niet meer helemaal zeker van het verloop van het proces? Neem dan dat hoofdstuk er even bij!
De volgende tekening geeft een overzicht van de bouwstenen van nucleotiden. Zoals eerder gezegd is het suiker bij DNA desoxyribose en bij RNA ribose.
De basen A, C, G en T kan je als volgt driedimensionaal voorstellen:
A
G
C
T
De nucleotiden van DNA en RNA bestaan altijd uit een combinatie van deze bouwstenen.
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
Hieronder enkele voorbeelden van hoe een DNA- of RNA-nucleotide er zou kunnen uitzien.
Nu weten we hoe zo’n klein bouwsteentje er uit ziet. Nucleotiden zijn op hun beurt de bouwstenen van grote, lange ketens. Nucleotiden kunnen aan elkaar koppelen door het afsplitsen van watermoleculen. Tussen het fosforzuur en de suikermolecule komt dan de watermolecule los. Zo ontstaat er een suikerfosfaatskelet. Daaraan binden de basen. Het geheel noemen we een polynucleotide keten. Dit skelet, in feite een lange keten, is de basis van RNA en DNA.
Eenvoudigere voorstelling:
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
MODULE 3: ENGELS
Dit proefhoofdstuk wordt momenteel geoptimaliseerd, zodat wij jou een kwalitatieve cursus kunnen aanbieden die up-to-date is. Zo kan jij er zeker van zijn dat jouw cursus aan de strengste vereisten voldoet!
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
MODULE 4: FRANS HOOFDSTUK 1: PRESENTATIONS
1.1.
Se présenter à quelqu’un: zich voorstellen
Salut! Je m’appelle Carine. J’ai 36 ans et je suis secrétaire. Je suis divorcée et j’ai une fille de 6 ans . J’ai une sœur. J’aime faire du shopping, Je déteste les embouteillages le matin!
Bonjour! Je suis Julien. J’ai 35 ans et je suis célibataire.J’habite à Paris et j’ai une sœur et un frère. J’aime jouer au squash mais je déteste le football!
Welke zinnen in de tekstballonnen zeggen iets over (kopieer de zinnen uit de tekstballonnen):
De leeftijd : J’…………………………………………………………………………
De hobby’s: …………………………………………………………………………..
De woonplaats: ………………………………………………………………………
De burgerlijke stand: ………………………………………………………………..
De voorkeuren: ……………………………………………………………………….
De familie: J’ai une fille de 6 ans. J’ai une sœur. J’ai une sœur et un frère.
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
Exercice Une des premières choses qu’on fait lorsqu’on rencontre un francophone, est de se présenter. Voici la présentation de deux personnes célèbres.
Il est américain et habite aux États-Unis. Il est acteur et il a 45 (quarante-cinq) ans. Il est marié avec Angelina Jolie. Il est grand, musclé. C'est un beau garçon. Il a les yeux bleus et il est souriant. Il a les cheveux blonds, courts et raides. Il a un frère et une sœur. Il aime faire du vélo et jouer au tennis.
Elle est canadienne, elle est née le 27 septembre 1984 à Ontario. C'est une chanteuse et elle est très célèbre. Elle a 24 (vingt-quatre) ans. Elle est grande, mince et jolie. Elle a les cheveux blonds, longs et raides. Elle a les yeux gris. Elle aime faire du jogging. Elle est une fille unique.
Qui est-ce? Indiquez dans le texte (avec des numéros) quelle phrase parle: Des traits physiques des deux personnes? De la composition de leur famille ? De l’âge ont-ils? De leurs loisirs? De leur profession?
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
1.2. Dialogue1: Question-réponse
Ecoutez les questions du track n° 12 sur le disque Express et choisissez la réponse. 1) Il est ingénieur. Je suis dans l’électronique. Je voyage en avion.
2) Je n’aime pas les bonbons. J’apprécie la cuisine française. Non, je déteste l’avion.
3) Non, je suis célibataire. J’ai une sœur. Nous avons deux enfants
4) Il a 30 ans. J’ai 28 ans. J’ai un fils de 10 ans.
5) Excusez-moi. Pardon, Monsieur. Bien sûr. Tenez, Monsieur.
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
MODULE 5: GESCHIEDENIS HOOFDSTUK 1: DE EERSTE WERELDOORLOG (1914-1918) 1.1 Nationalisme en imperialisme
Verdeeldheid in Oostenrijk-Hongarije (1898)
Binnen Europa kende het nationalisme een steile opgang. Burgers gingen de strijd aan voor de onafhankelijkheid van hun land of gebied. Dit leidde tot zowel binnen- als buitenlandse spanning. Zo ontstond er bv. een conflict in Oostenrijk-Hongarije. Dit was eind 19e eeuw een van de grootste staten in Europa. Begin 20e eeuw brokkelde die macht stelselmatig af en wilde een deel van de bevolking opsplitsen in twee verschillende landen. Bovendien wilden bepaalde landen nieuwe gebieden veroveren om zo hun rijk verder uit te breiden. Deze veroveringsdrang of imperialisme zorgde ook voor verhoogde onrust. Verschillende Europese landen hadden hun oog laten vallen op dezelfde gebieden. Bovendien liet de inheemse bevolking zich niet zomaar wegdrummen.
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
1.2 De oorzaken van de Eerste Wereldoorlog
Bondgenootschappen begin 20e eeuw: Driebond en Triple Entente
Onder druk van de nationalistische en imperialistische stromingen wilde elk Europees land zijn belangen verdedigen en zich beveiligen tegen mogelijke invallen. Een heuse bewapeningswedloop was het gevolg. Europa groeide uit tot een reusachtig gewapend kamp. De landen zochten bondgenoten om hun positie te verstevigen. Duitsland ging hier mee van start. Een verbond met Oostenrijk-Hongarije en Rusland mislukte omwille van de slechte verhoudingen tussen deze twee landen. Met Oostenrijk-Hongarije werd wel een akkoord bereikt. Later sloot ook Italië zich hierbij aan. Frankrijk reageerde hierop door een bondgenootschap af te sluiten met Engeland en Rusland. Binnen Europa stonden zo 2 machtige bondgenootschappen tegenover elkaar, namelijk de Triple Entente onder leiding van Frankrijk tegenover de Driebond onder leiding van Duitsland.
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
MODULE 6: NEDERLANDS HOOFDSTUK 1: EEN KORTE, ZAKELIJKE TEKST SCHRIJVEN
1.1 Een synthese of samenvatting maken Als jij een film samenvat, ben je dan ook langer aan het vertellen dan de film geduurd heeft? Of kijken je toeschouwers je bedenkelijk aan omdat ze niet begrijpen waarover je het nu eigenlijk hebt? Vind je het moeilijk om een krantenartikel, je cursus, een vergadering, enz. samen te vatten? Zoals je ziet, maak je meer dan eens een synthese.
Een samenvatting of synthese geeft snel een overzicht van de inhoud van een lange tekst, een kort artikel of een boek. Soms komen lezers zelfs niet verder dan de samenvatting. Het is dus belangrijk dat die goed en kort weergeeft waar de tekst over gaat.
Als een tekst goed geschreven is, is het maken van een samenvatting niet zo moeilijk. Neem de eerste zin van elke alinea en zet ze achter elkaar. Dit moet een goed beeld geven van de inhoud van de tekst. Maar wat doe je als daar een onbegrijpelijke schematische tekst uit voortkomt? Hoe lang mag een samenvatting zijn? Soms staat in de opgave hoeveel woorden je synthese mag bevatten. Lees daarom altijd goed de opgave! Een algemene stelregel is dat je inkort tot ongeveer 1/4de van de oorspronkelijke tekst. Duizend woorden breng je dus terug tot 250. Het doel dat je je stelt, kan ook bepalend zijn voor de lengte van de synthese. Wat mag je weglaten en wat niet? Ook dat hangt o.m. af van het doel dat je je stelt. Het spreekt voor zich dat de verkorte versie even duidelijk als niet duidelijker moet zijn dan de oorspronkelijke tekst. Het stappenplan kan je hierbij helpen.
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
1.2 Een leesstrategie
1.2.1 Globaal, zoekend (oriënterend), en intensief lezen
Je kunt op verschillende manieren lezen:
Globaal lezen
Dit betekent dat je in grote lijnen kan vertellen weet waar de tekst over gaat. Als je globaal leest, onthoud je geen details maar alleen de algemene (globale) informatie.
Zoekend of oriënterend lezen
Dit betekent dat je heel gericht zoekt naar bepaalde informatie. Als iemand jou bijvoorbeeld vraagt “wat zegt de schrijver in de tweede alinea?”, en jij leest dat stukje, dan ben je zoekend aan het lezen.
Intensief lezen
Dit betekent dat je heel geconcentreerd alle informatie in het tekstfragment leest. Als je intensief hebt gelezen, kan je veel details navertellen.
Waarom is dit belangrijk? Dit is belangrijk omdat het je op het examen veel tijd kan sparen. Als je bijvoorbeeld de vraag krijgt: ‘waar gaat de tekst over?’ dan weet je dat je globaal moet lezen. Maar als je bijvoorbeeld de vraag krijgt ‘wat vindt de schrijver van de tekst van dit onderwerp?’, dan moet je intensief lezen. Lees de vragen eerst grondig, zo kan je veel tijd besparen bij het lezen van de tekst.
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
MODULE 7: WISKUNDE HOOFDSTUK 3: INTEGRALEN Keuzeonderwerp A voor zij die een examen voor de examencommissie wensen te doen.
3.1 Bepaalde integralen
Een zwembadje wordt gevuld met een debiet van 25 liter per minuut, na een half uur is het zwembad vol. Een tweede groter zwembad wordt gevuld met een debiet dat toeneemt naar de tijd met 10 liter per minuut. Ook dit zwembad is na een half uur gevuld. Voor de twee zwembaden stellen we het debiet in functie van de tijd grafisch voor. Voor het eerste zwembad is het debiet constant. We bekomen dan ook een constante functie. Willen we nu het volume kennen in het zwembad dan vermenigvuldigen we het debiet met de tijd. Dit kunnen we doen voor eender welk tijdstip. Zo hebben we na 10 minuten 250 liter in het kleine zwembad. Dit komt overeen met het oppervlak onder de grafiek tussen tijdstippen 0 en 10.
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
Het volume in het zwembad is dus de oppervlakte onder de grafiek van het debiet in functie van de tijd.
Voor het tweede zwembad beschrijft het debiet een functie van de eerste graad. Het voorschrift is D(t) = 10t. We kunnen ook nu het volume in het zwembad bepalen door de oppervlakte onder de grafiek te bepalen. Willen we dus het volume in het zwembad na een half uur kennen berekenen we de oppervlakte van de driehoek met basis 30 en hoogte 300. Dit geeft 4.500 liter. We kunnen voor de twee zwembadjes een functievoorschrift opstellen voor het volume in functie van de tijd V(t). Voor het eerste zwembad, waarbij het debiet constant is moeten we de formule gebruiken voor oppervlakte van een rechthoek en dus het debiet vermenigvuldigen met de tijd. Dit geeft V(t) = D(t).t, aangezien D(t) = 25 is V(t) = 25t. In het tweede zwembad moeten we de formule gebruiken voor oppervlakte van een driehoek en dus debiet vermenigvuldigen met de tijd en delen door twee. Het de debiet is hier geen constante, maar D(t) = 10t. V(t) = D(t).t/2 = 5t². Zetten we nu de functie voorschriften voor V(t) en D(t) naast elkaar dan valt er ons iets op. Voor het kleine zwembad V(t) = 25t en D(t) = 25, voor het grote zwembad V(t) = 5t² en D(t) = 10t. Het valt op dat het functievoorschrift voor het debiet de afgeleide is van het functievoorschrift voor het volume. Het bepalen van een oppervlak tussen de x-as en een grafiek in een interval is het bepalen van een 10
bepaalde integraal. Zo berekende wij voor het kleine zwembad
D(t )dt namelijk het oppervlak onder 0
D(t)-grafiek tussen ondergrens 0 en bovengrens 10 voor de variabele tijd dt.
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
b
Algemeen noteren we een bepaalde integraal van een functie f tussen a en b als
f ( x)dx , hiermee a
bepalen we de georiënteerde oppervlakte van het gebied tussen de grafiek van f, de x-as en de grenswaarden a en b. Met een grafisch rekentoestel kan je dit op verschillende manieren ingeven. Voor een TI 83/84 doen we het voorbeeld van het grote zwembad met grenzen 0 en 30. Via MATH ga je naar 9 fnInt. Je geeft het functievoorschrift in, gevolgd door een komma de variabele komma, ondergrens komma bovengrens sluit de haakjes enter. Op je scherm geeft dit voor het voorbeeld fnInt(10x,x,0,30). De uitkomst is zoals verwacht 4.500. In de algemene definitie voor bepaalde integraal wordt het woord georiënteerde vet gedrukt omdat het belangrijk is. Dit wordt aangetoond met een voorbeeld. We nemen de functie f(x) = x – 3.
Bepalen we voor deze functie het oppervlak tussen de grafiek en de x-as in het interval [3,5] dan vinden we als uitkomst 2. Bepalen we de bepaalde integraal in datzelfde interval vinden we eveneens 2. Doen we nu hetzelfde voor het interval [0,3] dan vinden we als oppervlak 4,5. De bepaalde integraal geeft -4,5. Wat blijkt de bepaalde integraal beschouwt oppervlaktes onder de x-as als negatieve oppervlaktes. En dit wordt bedoeld met georiënteerde oppervlakte. Dit is heel belangrijk om rekening mee te houden. Bepalen we de totale oppervlakte tussen grafiek en x-as in het interval [0,5] dan tellen we de twee driehoekjes op en bekomen we 6,5. Met de bepaalde integraal vinden we echter -2,5. Dit is -4,5 + 2. We kunnen dit voorkomen door bij het ingeven in het rekentoestel voor (x – 3) abs in te geven. Dit vind je door bij MATH 1 menu naar rechts te gaan zijnde NUM hiervan het eerste. Op je scherm fnInt(abs(x-3),x,0,5) en op deze manier krijg je ook 6,5. Lees dus goed de vraag als het gaat over bepalen van oppervlaktes, is de georiënteerde oppervlakte gevraagd kan je gewoon de bepaalde integraal berekenen. Is de oppervlakte gevraagd moet je in je berekening abs opnemen.
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
MODULE 8: NATUURWETENSCHAPPEN HOOFDSTUK 8 : ERFELIJKHEID BIJ DE MENS (BIOLOGIE) 8.1
Overerving van bloedgroepen
8.1.1
Soorten bloedgroepen
Zoals eerder vermeld heeft het gen van het ABO bloedgroepsysteem drie allelen: A, B en O. Genotypisch zijn er dus zes verschillende combinaties mogelijk: AA, AO, AB, BB, BO en OO. A en B zijn co-dominant ten opzichte van elkaar en allebei dominant over het allel O. Daarom zijn er fenotypisch gezien slechts vier bloedgroepen mogelijk: A, B, AB en O.
De indeling in bloedgroepen berust op de vaststelling dat in het bloed van bepaalde personen klonterbare bestanddelen aanwezig waren, de antigenen. Deze antigenen zijn complexe suikerstructuren gebonden aan het membraan van rode bloedcellen. Tot bloedgroep A behoren de rode bloedcellen met antigeen A en tot bloedgroep B de rode bloedcellen met antigeen B. Rode bloedcellen van personen met bloedgroep AB bezitten de antigenen A en B en rode bloedcellen van bloedgroep O vertonen geen antigenen. In het bloedserum zijn antilichamen, afweerstoffen tegen vreemde bloedcellen, aanwezig die de rode bloedcellen kunnen doen klonteren. Die bloedklonters kunnen bloedvaten verstoppen of afsluiten wat bijzonder gevaarlijk kan zijn. Het bloed van een bepaalde persoon kan daarom nooit antilichamen die het eigen bloed zouden vernietigen bevatten. Indien een bepaald antigeen aanwezig is dan kan het overeenkomstige antilichaam niet aanwezig zijn.
Bloedgroep
Genotype
Antigenen
Antilichamen
A
AA en AO
A
Anti-
B
BB en BO
B
Anti-
AB
AB
A en B
Geen
O
OO
Geen
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
8.1.2
Bloedtransfusies
Theoretisch gezien is bloedtransfusie enkel mogelijk tussen twee individuen van dezelfde bloedgroep. Zo zal bijvoorbeeld bij een bloedtransfusie van een donor met bloedgroep O naar een ontvanger met bloedgroep A een klontering (agglutinatie) optreden, want:
Bloedgroep O bezit anti-A en anti-B
Bloedgroep A bezit A en anti-B
A en anti-A geven aanleiding tot het samenklonteren van het bloed. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de bloedgroepen die aanleiding kunnen geven tot samenklontering:
Bloedgroep van de gever
Bloedgroep van de ontvanger (A)
(AB) A+-
AB (-)
Hieruit kunnen we dus het volgende besluiten:
Bloedgroep A kan bloed aan eigen bloedgroep en aan bloedgroep AB geven (of krijgen).
Bloedgroep B kan bloed aan eigen bloedgroep en aan bloedgroep AB geven (of krijgen).
Bloedgroep AB kan bloed ontvangen van alle bloedgroepen maar kan slecht aan de eigen bloedgroep doneren. Bloedgroep AB wordt de universele ontvanger genoemd.
Bloedgroep O kan aan alle bloedgroepen bloed geven, maar kan enkel bloed van eigen bloedgroep ontvangen. Bloedgroep O wordt de universele donor genoemd.
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
MODULE 9: OPTICA & KLEURENLEER HOOFDSTUK 1: KLEURMENGSYSTEMEN
1.1 Additieve kleurmenging
1.1.1 Beschrijving van de additieve menging Zoals eerder vermeld, komen er drie verschillende soorten kegeltjes voor in het netvlies van ons oog. Er bestaan dus drie primaire gevoeligheden voor kleuren: rood, groen en blauw. Deze kleuren worden daarom ook de primaire kleuren genoemd. Alle overige kleuren zijn het resultaat van de menging van de primaire kleuren. Als primaire kleuren gemengd worden, dan worden ze als het ware bij elkaar opgeteld. Een voorbeeld hiervan is: rood + groen = geel. We spreken in dit geval van een additieve kleurmenging. De (kleur)resultaten van de kleurmenging, zoals de kleur geel in het voorgaande voorbeeld, noemen we secundaire kleuren.
Bij additieve kleurmenging hebben we dus te maken met het mengen van lichtstralen. Rood, groen en blauw zijn dan ook lichtkleuren. Het systeem van de drie primaire kleuren (rood, groen en blauw) wordt het RGB-kleurmengsysteem genoemd.
Het principe van additieve menging kunnen we verduidelijken door drie gekleurde lichtbundels als uitgangspunt te nemen: een rode, een groene en een blauwe lichtbundel. Omdat elk van deze kleuren ongeveer een derde deel van het spectrum beslaat, noemen we ze ook wel 1/3-kleuren. De menging van de lichtbundels vindt plaats in een verduisterde ruimte. Je ziet in eerste instantie niets: alles is zwart. In deze ruimte stellen we drie projectoren en een zwart scherm op. Met behulp van gekleurde filters zorgen we ervoor dat één projector rood licht uitstraalt, een andere projector groen licht en de derde projector blauw licht. De projectoren worden één voor één ingesteld. We beginnen met blauw licht, daarna groen en tenslotte rood:
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
Het blauwe licht laten we gedeeltelijk over het rode licht vallen. Daar waar de beide 1/3-kleuren rood en blauw over elkaar vallen, ontstaat de 2/3-kleur magenta, een secundaire kleur dus:
Als we op dezelfde manier het rode en groene licht over elkaar laten vallen, ontstaat de 2/3-kleur geel.
Menging van de groene en de blauwe lichtbundels geeft aanleiding tot de vorming van de kleur cyaan:
Ten slotte mengen we uit de 1/3-kleuren groen en blauw de 1/3-kleur cyaan. In het midden van de geprojecteerde lichtbundels vallen rood, groen en blauw samen. Op die plaats ontstaat een kleur die opgebouwd is uit drie 1/3-kleuren, namelijk de 3/3-kleur wit. Hieruit blijkt dat het witte licht inderdaad uit de drie gebieden van het spectrum bestaat: rood, groen en blauw.
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
1.1.2 Toepassingen Beelschermen Beeldschermen, zoals deze van een TV, foto – of een videocamera, zijn altijd RGB – systemen. Het beeldscherm zelf is een soort lamp en straalt zelf licht uit. Het beeldvlak van een monitor is bedekt met een microscopisch raster van rode, groene en blauwe fosfordeeltjes. Elk deeltje licht op wanneer het door een elektronenstraal (afkomstig van de beeldbuis) getroffen wordt. Eén microscopisch rastertje van een rode, een groene en een blauwe fosfordeeltje noemt men een RGB – pixel. Een beeldscherm is dus niets anders dan een verzameling van RGB – pixels, zoals op onderstaande figuur aangegeven:
Er worden drie deelbeelden op het scherm geprojecteerd: een rood, een groen en een blauw beeld. Hoe meer kleur aanwezig is, hoe helderder de deeltjes gaan oplichten.
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
Daar waar twee deelbeelden elkaar overlappen, verschijnen de tinten van de secundaire kleuren: magenta, geel, cyaan en wit. Het resultaat is als volgt:
Ons oog ziet de drie deelbeelden samen als één kleurenbeeld:
Sensoren De sensor in een digitale fototoestel werkt vrij analoog aan een beeldscherm: de lichtstralen worden in de camera opgevangen door een spiegel en geprojecteerd op een andere spiegel die de lichtstralen via een lens naar een CCD chip. De CCD chip bestaat uit kleine lichtgevoelige elektronische onderdelen, die in drie rijen opgesteld staan: één rij voor elke kleur (Rood, Geel en Blauw). De spanningsvariaties in de CCD chip worden omgezet naar digitale signalen en opgeslagen voor verdere verwerking. De fijnheid van de details wordt bepaald door het aantal lichtgevoelige elementen: hoe hoger het aantal pixels, hoe fijner de details.
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
MODULE 10: FOTOGRAFIE HOOFDSTUK 2: DE PRAKTIJK VAN HET FOTOGRAFEREN 2.4 Licht 2.4.1. Wat is licht? De zon is de voornaamste bron van het licht en stoot een elektromagnetische straling uit. Het licht dat we in de fotografie gebruiken bestaat uit een deel van de elektromagnetische straling. Het voor het menselijk oog zichtbare spectrum gaat van 380 nm tot 780 nm (nanometer).
De verschillende golflengtes binnen het zichtbare licht worden gezien als verschillende kleuren. Niet alle dieren nemen hetzelfde spectrum waar. Veel insecten zijn bijvoorbeeld gevoelig voor ultraviolet licht, maar zien minder rood. De bloemen zien er voor hen helemaal anders uit dan voor ons. Het netvlies van onze ogen (achteraan het oog, waar het licht via de lens opvalt) bevatten ongeveer 126 miljoen zintuigcellen. Niet alle zintuigcellen zijn echter gelijk. Sommige zijn gevoelig voor alle golflengtes van het voor ons zichtbare licht (staafjes), andere zijn kleurselectief (kegeltjes). Op basis van hun kleurgevoeligheid hebben we drie soorten kegeltjes: voor respectievelijk rood, groen en blauw licht. Het is echter iets minder simpel. Een kleur tussen rood en groen, nemen we zowel waar met de kegeltjes voor rood als die voor groen licht. Onze hersenen doen de rest en hierdoor kunnen we veel verschillende kleuren waarnemen. Ondertussen snap je wel waarom de sensor van de fotocamera ook gevoelig is voor deze kleuren. In het hoofdstuk 2.6.1. “Primaire en Secundaire kleuren” komen we hierop terug. Nog even vermelden dat onze ogen overdag het meest gevoelig zijn voor 550 nm (geelgroen) en als het donker is voor 500 nm (blauwgroen).
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
Een goede foto wordt niet alleen bepaald door de omkadering, de compositie, het perspectief, maar ook door de eigenschappen van het licht. Dit laatste wordt maar al te vaak over het hoofd gezien door beginnende fotografen. Licht heeft vele eigenschappen die kunnen gebruikt worden om het eindresultaat van een foto te bepalen. De sterkte en de richting van het licht, maar ook of het hard of zacht licht is en eventuele reflecties, kan je als fotograaf gebruiken om het karakter van je foto te beïnvloeden.
2.4.2. De richting van het licht Het karakter of de sfeer van een foto wordt niet alleen bepaald door de sterkte van het licht, maar ook door de richting waaruit het licht op het onderwerp valt. Eigenlijk zijn er drie elementen: de lichtbron, het onderwerp en het standpunt van de fotograaf. Wanneer we spreken over de richting van het licht, dan zijn deze drie elementen belangrijk. Het gaat eigenlijk over de hoek tussen twee lijnen. De lijn van de lichtbron naar het onderwerp en de lijn van het onderwerp naar de fotograaf. Hoe scherper deze hoek, hoe meer het licht frontaal licht benadert (figuur 1). Hoe stomper de hoek, hoe meer we spreken over “strijklicht” (figuur 2). Wordt de hoek groter dan 90 graden, dan gaan we meer en meer in de richting van “tegenlicht” (figuur 3)
Figuur 1
Figuur 2
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
Figuur 3
Frontaal licht Bij frontaal licht staat de lichtbron achter de fotograaf (de zon of een andere lichtbron), of staat de lichtbron voor de fotograaf (een flits op de camera). Hierdoor vertoont het onderwerp weinig of geen schaduw. Het onderwerp lijkt daardoor vlakker dan het eigenlijk is.
Strijklicht Hier valt het licht zijdelings op het onderwerp. De oneffenheden in het onderwerp worden hierdoor benadrukt. Het onderwerp krijgt meer structuur, ook al door de vele schaduwpartijen die meer dieptewerking creëren.
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
Tegenlicht Het licht komt van achter het onderwerp. Hierdoor wordt het onderwerp eerder een silhouet, tenzij je op een of andere manier het onderwerp bijlicht (bijvoorbeeld een invulflits of een reflectiescherm). Foto’s met tegenlicht hebben vaak een bijzondere sfeer.
Maar opgelet! Door het rechtstreekse licht in de camera krijg je afwijkingen die veroorzaakt worden door de lens zelf.
Oefening 14 richting van het licht. Kies twee onderwerpen: een gebouw en een persoon. Maak telkens drie foto’s: één met frontaal licht, één met strijklicht of zijlicht en één met tegenlicht. Zorg ervoor dat je onderwerp goed belicht is. Zeker bij het tegenlicht moet je hier op letten. Je stuurt dus 6 foto’s door. Noteer bij elke foto de instellingen en technieken die je gebruikt hebt, beschrijf je ervaringen en conclusies en stuur deze ook door in een word document.
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
Afstandsonderwijs = studeren op je eigen tempo
Een thuisstudie volgen aan het Centrum Voor Afstandsonderwijs is de meest flexibele manier om je erkend diploma te behalen. Met een thuiscursus start je namelijk wanneer het jou het beste uitkomt. Je studeert waar en wanneer je wil, en legt examen af wanneer jij er klaar voor bent. Erg handig als jouw leven meer is dan studeren alleen! Tijdens je studie kan je rekenen op de professionele begeleiding van een persoonlijke docent. Met de taken die je docent aan elk hoofdstuk heeft toegevoegd, oefen je jezelf in de praktijk, en bereid je je optimaal op het examen voor. Heb je vragen, of wil je je gemaakte oefeningen uit de cursus laten verbeteren? Dan stuur je je docent een mailtje via het online leerplatform (je krijgt een toegangscode bij inschrijving). In het inschrijvingsgeld is twaalf maanden begeleiding van je docent inbegrepen. Klaar met studeren? Dan leg je examen af op één van onze campussen in Antwerpen, Brussel, Gent of Hasselt. Je hebt vijf jaar de tijd om je examen af te leggen en je beslist zelf wanneer je dit wil doen. Dit kan bijvoorbeeld al na drie maanden, maar ook na een jaar; de keuze is aan jou! Geslaagd? Dan krijg je je diploma binnen de 14 dagen. Je kan hiermee meteen solliciteren als werknemer of als zelfstandige starten (mits je ook een attest bedrijfsbeheer hebt). Al onze diploma’s zijn erkend en zijn een fikse meerwaarde op de arbeidsmarkt. Niet van de eerste keer geslaagd? Geen nood. Je kijk je examen in, en leert van je fouten. Vervolgens mag je gratis herexamen afleggen. Examen afleggen is trouwens nooit verplicht.
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
Zes ijzersterke redenen om te studeren aan het CVA 1. Je behaalt een erkend diploma Het Centrum Voor Afstandsonderwijs bezit het ISO 9001-2008 certificaat. Dit is een onafhankelijk kwaliteitslabel dat elk jaar opnieuw, na een grondige audit, moet worden toegekend. Zowel ons cursusmateriaal als de docenten en de secretariaatswerking kregen en krijgen een positieve beoordeling. Dit is jouw beste garantie voor een kwaliteitsvolle en degelijke opleiding. Het Centrum Voor Afstandsonderwijs is door een groot aantal beroepsfederaties erkend. Je kan je met je diploma bij deze federaties aansluiten en genieten van allerlei voordelen. Bij werkgevers in verschillende sectoren heeft het diploma een grote troef bij je sollicitatie en biedt het je vaak werkzekerheid. Bovendien zijn onze diploma’s internationaal erkend door de International Association of Professional Education (IAPE), die alle beroepsopleidingen wereldwijd registreert en accrediteert. De IAPE controleert en beoordeelt de kwaliteit van professioneel onderwijs van instellingen zoals universiteiten, hogescholen, publieke en private opleidingsverstrekkers, docenten en onderwijsinstellingen voor volwassenen. 2. Je kiest voor een praktijk- en jobgerichte opleiding Al onze opleidingen en cursussen worden ontwikkeld en geschreven door zelfstandige specialisten met jarenlange beroepservaring. Je gaat er meteen mee aan de slag. Dankzij onze jarenlange ervaring weten we precies welke onderwerpen, extra uitleg of praktijkvoorbeelden het verschil maken. Hierdoor bereik je snel je doel: je carrière een boost geven of een nieuwe job vinden. Het contact tussen jou en je docent is maximaal door gebruik van ons online studentenplatform. Al je vragen zullen binnen de 48 uren worden beantwoord. Momenteel is er in het bedrijfsleven veel vraag naar goed opgeleide werknemers. Het diploma dat je behaalt is een internationaal erkend diploma. Deze cursus biedt daarom zeer goede perspectieven op de arbeidsmarkt en een groot voordeel tijdens je sollicitatie. Veel afgestudeerde studenten startten reeds hun eigen succesvolle zaak na het volgen van een opleiding bij het CVA. Wij zijn dan ook een echte ondernemersschool die startende
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
ondernemers met veel plezier begeleidt in hun eerste stappen naar een carrière als zelfstandig ondernemer. 3. Je kiest voor maximale flexibiliteit Thuisstudie is uiterst flexibel. Jij bepaalt zelf wanneer je studeert, hoe lang, en wanneer je examen aflegt. Je hebt je toekomst dus zélf in de hand! Ideaal als je je studie wil combineren met een job, kinderen of andere activiteiten. 4. Je weet zeker dat je de opleiding kiest die bij je past Nog vragen? Extra informatie nodig? Kom dan gewoon langs op onze secretariaten (Antwerpen, Brussel, Gent, Hasselt) voor een adviserend gesprek met één van onze professionele opleidingsconsulenten. Zij helpen jou met veel plezier bij het ontwikkelen van een studietraject dat volledig aan jouw eisen en wensen voldoet. Je kan er ook je volledige cursus inkijken! 5. Je kan boeiende stages lopen Het CVA helpt je carrière op weg! Heel wat studenten kiezen ervoor om tijdens hun opleiding stage te lopen, ook al is dat in de meeste gevallen geen verplichting. Je docent begeleidt je in jouw keuze van een stageplaats en jouw opleidingsconsulenten brengen de nodige papieren in orde. Een handige manier om praktijkervaring op te doen, waardevolle referenties te krijgen en connecties te leggen! 6. … Dit aan een uiterst scherpe prijs! Wist je dat het CVA elk jaar meer dan 12.000 studenten telt? Door die schaalgrootte kunnen we jouw cursus tegen een bijzonder scherpe prijs laten drukken en verzenden. Zonder in te boeten op de kwaliteit van het lesmateriaal. Het examen dat je aflegt op onze school is in je inschrijvingsgeld inbegrepen (inclusief herkansingen!). Geen verborgen kosten bij het CVA! Je kan mogelijk genieten van extra financiële voordelen bij je inschrijving, zoals de Ondernemerskorting voor startende ondernemers, korting indien meerdere familieleden dezelfde opleiding volgen, korting bij het volgen van een studietraject dat bestaat uit meerdere cursussen enz. Bel onze opleidingsconsulenten (03 292 33 30) tijdens je inschrijving om te weten voor welke korting jij in aanmerking komt.
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
Overtuigd? Start vandaag nog! Schrijf je snel en eenvoudig in: Wie studeert aan het Centrum Voor Afstandsonderwijs heeft een streepje voor. Moderne werkgevers hechten veel belang aan permanente bijscholing en een praktijkgerichte kennis. Onze school bouwde in de loop der jaren op dit vlak een ijzersterke reputatie op. Alle diploma’s die je behaalt via het Centrum Voor Afstandsonderwijs zijn erkend, en verhogen je kansen op de arbeidsmarkt. Jouw keuze gemaakt? Dan hoef je je alleen nog in te schrijven. Je hebt hiervoor 3 opties: 1. Je vult het inschrijvingsformulier in op www.centrumvoorafstandsonderwijs.be 2. OF je mailt naar
[email protected] 3. OF je maakt gebruik van het inschrijvingsformulier op de volgende pagina (als je je rechtstreeks op één van onze locaties komt inschrijven). Je inschrijving is pas definitief nadat we ook je cursusgeld ontvangen. Het inschrijvingsgeld voor de cursus fotografie TSO bedraagt €1490 en bevat de kostprijs van het cursusboek, de begeleiding van jouw docent en het proefexamen bij ons op school. Na ontvangst van je inschrijvingsgeld krijg je van ons een bevestigingsmail. Je krijgt je cursus dan binnen de week toegestuurd, zodat je meteen aan de slag kan! Veel succes!
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30
INSCHRIJVINGSFORMULIER FOTOGRAFIE TSO Naam: Voornaam: Straat + Huisnummer: Postcode + Gemeente: Telefoon: GSM: E-mailadres: Geboortedatum: Heb je bij ons al een cursus gevolgd?
JA - NEE
Wens je een factuur na je betaling?
JA - NEE
Bij ja, vul hier je bedrijfsnaam en BTW-nummer in: O Ik ga akkoord met de algemene voorwaarden zoals ze vermeld staan op onze website.
(handtekening)
Je inschrijving is pas definitief nadat we ook je inschrijfgeld ontvangen. Het inschrijvingsgeld voor de cursus fotografie TSO bedraagt €1490 en bevat de kostprijs van de cursus, de begeleiding van je docent en je proefexamen bij ons op school.
Veel succes met je opleiding en je verdere carrière!
www.centrumvoorafstandsonderwijs.be
[email protected] 03 292 33 30