PRODUCTIE, DISTRIBUTIE EN RECEPTIE VAN BEELDENDE KUNST VAN 1300 TOT HEDEN
SENIORENACADEMIE 2014/2015 CURSUS 14NG17 Marlite Halbertsma 12 november 2014
4
Salon, galerie, museum, biennale, kunstveiling De distributie van eigentijdse kunst 1700-heden
Distributie beeldende kunst 1700-1900: Ontstaan van de infrastructuur voor moderne en oude kunst zoals we die in grote trekken nu nog kennen: •kunsthandel/galerie, veilingwezen •kunstenaarsverenigingen/-groepen •grote tentoonstellingen eigentijdse kunst •musea (tot 1945 vooral oudere kunst, geen avantgarde)
Belangrijkste afzetkanaal voor moderne kunst in de 18de/19de eeuw: Salon
‘Salon’ in het Louvre
1699
1725: expositie komt in de Salon Carre du Louvre (hier een ets van Gabriel de Saint-Aubin, 1755)
Salon 1787
1851 (Het Louvre is sinds 1793 een museum, de Salon verhuist naar elders)
Salon: jaarlijks overzicht van ‘de beste’ actuele kunst, gejureerd door professoren van de Academie Salon: kunstbeurs, alles te koop
Hangen op de Salon betekent voor kunstenaar: -erkenning van status -exposure in de pers (kunstkritiek) -inkomen Voor het publiek: - Overzicht contemporaine kunst
Theodore Gericault, 1819
Eugene Delacroix, 1831
Alexandre Cabanel, Venus (1863)
De Salon is buitengewoon populair, maar niet onomstreden
Manet, Olympia 1865 -Waarom heet die vette rossige vrouw Olympia? -Misschien is dat de naam van haar kat.
Waarom verdwijnt de Salon als officiele, staatstentoonstelling van hedendaagse Franse kunst na 1880? - Minder vraag vanwege minder overheidsaankopen
- Publiek wil geen grote doeken, maar relatief kleine schilderijen. De trend naar kleiner (huiskamerformaat) is zowel te zien aan de kant van de meer traditionele schilders als aan de kant van de avant-garde van dat moment, de Impressionisten
Ernest Meissonnier
Claude Monet
- Individuele burgerlijke kopers willen iets beschaafds voor in de huiskamer
Honore Daumier, 1867 ‘Dit jaar alweer die Venussen!’
-Te veel kunstenaars, te veel kunstwerken, te veel stijlen. Overzicht blijkt fictie
Salon 1880: 7000 schilderijen, 683.000 bezoekers
- Kunstwerken zijn geen ordinaire handelswaar en verdienen betere expositieruimtes
Wereldtentoonstelling Parijs 1867
Salon 1883
- Exclusiviteit
-exclusiviteit
Na 1880: Salon geen activiteit meer van de overheid (Academie) vanwege te veel kritiek op Salon Want kritiek op de Salon is kritiek op de staat Particuliere initiatieven nemen het over. Er komen diverse ‘Salons’ Gevolg: -Grote tentoonstellingen hebben niet de status meer van de oude Salon, want geen overheidskeurmerk -Einde directe overheidsbemoeienis met eigentijdse kunst, kunst is ‘vrij’
Een pluriforme, expanderende kunstwereld heeft behoefte aan een veelvoud aan -podia : tentoonstellingsruimtes,galeries, kunst- en kunstenaarsverenigingen -ontmoetingsplaatsen : cafes, kunstenaarsverenigingen -media : kranten en tijdschriften die schrijven over kunst En dat alles permanent, niet een keer per jaar zoals de Salon De Salon voor 1880 was een nauwe trechter waar teveel, onderling zeer verschillende, kunstwerken doorheen moesten binnen een te korte periode
‘Als er maar genoeg restjes zijn om een hongerige te voeden’
Alternatieven voor de Salon voor 1880: van binnen uit -Thematische ordeningen
-Salon des Refuses 1863
Edouard Manet
Alternatieven buiten de Salon:
Kunstenaarsverenigingen zoals Arti in Amsterdam (of Pictura in Groningen): - gedeelde belangen - leken en professionals beiden lid - uitstraling vooral lokaal en soms nationaal - pluriform aanbod
Kunstenaarsgroepen: gedeelde kunstopvattingen
Eerste groepstentoonstelling ooit: Impressionisten 1874 Pousseren eigenbelang en eigen stijl
Alternatieven buiten de Salon:
Eerste eenmanstentoonstelling ooit: Courbet 1855
James McNeill Whistler, The Peacock Room, Washington 1876
Alternatieven voor het publiek: kunstverenigingen (kunstkringen)…
Kunsthandels en galeries
In kunsthandels kocht men vanaf 1600 tot ca. 1850 oudere en nieuwe kunst en curiosa. Er waren niet veel kunsthandels in Europa.
Eigentijdse kunst was vooral op jaarmarkten te koop. Parijs: Foire de Saint-Germain, ieder voorjaar
Op de Pont Notre-Dame in Parijs werd in 1718 een nieuw soort kunsthandel geopend door Edme-Francois Gersaint.
Antoine Watteau, Het uithangbord van Gersaint (1720) Kunsthandel: oude en contemporaine kunst
Galeries (itt kunsthandel=oude kunst) vanaf ca 1860
Galerie Durand-Ruel ca 1900
Galeries contemporaine kunst vanaf ca. 1860 -nichemarkt binnen breed gevarieerd aanbod -specialiseren in een stijl -selectie van het aanbod -investeren in kunstenaar en stijl lang van te voren: speculatie op toekomstige winst -kunstwerk is deel van een reputatie -ieder kunstwerk refereert aan andere, beroemde kunstwerken van dezelfde maker
-investeren niet in individuele kunstwerken, maar in kunstenaars, ‘canvases vs. careers’ ‘Dealer-critic system’
Galerie Goupil, ca. 1880
Voorop staat de naam van de maker Het onderwerp is van minder belang
Niet een landschap, maar een Monet De kunstenaar als merk, ‘brand’
Claude Monet
-aanbod galeries primair gericht op burgerlijk publiek - Parijse galeries filialen in heel Europa en de VS -galeries sturen aanbod en smaak publiek: niet reactief maar proactief -bewerken van de markt door kritieken, catalogi, reproducties
Daubigny
Jacob Maris Filiaal galerie Buffa in Amsterdam
‘gatekeepers’:
Kunstcritici Jury Salon Galeriehandelaren
salon
galerie
kunstwerken ongesorteerd reactief, overzicht bieden van status quo kunstwerken op zichzelf
kunstenaars gesorteerd naar stijl proactief, sturend
geen informatie korte termijn
kunstwerken als deel van een oeuvre catalogi, reproducties, kritieken lange termijn
Een baaierd van beelden…
Academische kunst (Alexandre Cabanel,
Cleopatra test vergif uit op ter dood veroordeelden, 1887)
‘Juste milieu’ (Edouard-Joseph Dantan, Un Coin d’Atelier, 1880)
Avant-garde (Edgar Degas, Wachten, 1880-2)
Pluriformiteit kunstaanbod en distributiekanalen voorwaarde voor avant-garde kunst, als een ‘niche’ ‘Afbeeldingen’ –bekeken vanwege de voorstelling
‘Kunstwerken’ – bekeken om zichzelf
‘afbeeldingen’ en ‘kunstwerken’
James Tissot (‘juste milieu’)
Mary Cassatt (‘avant-garde’)
Henri Gervex, Rolla 1878
Edouard Manet, Olympia 1865
Paul Gauguin, 1888 Paul Dagan-Bouveret, 1886
Jean-Baptiste Carpeaux 1863
Constantin Brancusi 1909-10
Rodin, ca 1880
Na 1870: nieuwe criteria wat kunst is: -individuele subjectieve, geen objectieve weergave van de werkelijkheid, ‘een stukje van de wereld, gezien door een temperament’ (Emile Zola) -impressie, sensatie, effect -kunstwerk gekoppeld aan persoon en persoonlijkheid
Edouard Manet, Portret van Zola (1868)
>>> scheiding in de kunstmarkt tussen mainstream (juste milieu) en avantgarde Alleen avant-garde is ware moderne kunst: 1900-1960
1900-1945 -kunstenaarsverenigingen worden gezelligheidsclubs, alleen voor professionals -amateurs stichten eigen kunstkringen rond 1900 -avant-garde kunstenaars kiezen voor marginaliteit, zeer weinig galeries voor avant-gardekunst
Avant-garde kunst niet te zien in musea (tot 1929, MoMa New York) - avant-garde organiseert zelf tentoonstellingen - er zijn tot 1945 maar weinig galeries voor deze niche
Berlijn Dada 1920
New York Gesticht 1929 Nieuw gebouw in 1939
-nadruk op naam/nadruk op individuele stijl
-retoriek van de avant-garde ‘nieuw’, ‘gedurfd’, ‘toekomst’, symbolisch kapitaal van rebellie -retoriek van de avant-garde verhult commerciele aanpak galerie - maar ook de avant-garde is aangewezen op de galerie, willen ze nog iets verkopen
Pablo Picasso, Les Demoiselles d’Avignon (1907)
Stedelijk Museum, 1953 Na 1945:
Naast de galeries: Musea voor moderne, actuele kunst
- museum geeft status - geen verkoop, kunst heeft geen prijs - poortwachters: critici, galeries, museumcuratoren (19de eeuw: kunstcritici, Jury Salon, galeries)
Robert Morris
Andere outlets na 1945:
Biennale van Venetie, sinds 1898 (paviljoens, inzendingen per land via overheidsinstellingen, in Nederland de Mondriaan Stichting)
‘documenta’ in Kassel, sinds 1955 (curator), 130.000 bezoekers
2012: 860.000 bezoekers
Nieuwe biennales sinds 1990: Istanbul Johannesburg Sao Paolo
(curatoren)
Steeds belangrijker sinds 2000
Kunstbeurzen zoals Art Basel (stands van topgaleries)
En 15/16 september 2008, nog nooit eerder vertoond:
Veiling bij Sotheby’s: 140 miljoen euro opgehaald voor werken aangeboden door de kunstenaar zelf, Damien Hirst Veilinghuizen verschuiven van secundaire naar primaire markt voor eigentijdse kunst
Zet deze trend door en nemen de veilinghuizen de plaats in van de galeries? Kredietcrisis 2008-2009: veilinghuizen (Sotheby’s en Christie’s) draaien met groot verlies Damien Hirst heeft veel mensen ontslagen
Hoogste segment blijft echter erg goed verkopen.
Eerste veiling (Christie’s) collectie Yves Saint-Laurent februari 2009: 373,9 miljoen Euro NB: oudere moderne kunst, ‘moderne klassieken’ , geen contemporaine kunst
Christie’s: toenemende winst vanaf 2011; grotere internationalisering. Locatie Amsterdam: 6 veilingen per jaar. Helft van alle activiteiten is het doorsluizen van aanbod uit Nederland naar locaties buiten Nederland. Nieuwe ontwikkeling bij Christie’s: ‘private sales’, in feite soort kunsthandel