PRODUCTIE, DISTRIBUTIE EN RECEPTIE VAN BEELDENDE KUNST VAN 1300 TOT HEDEN
SENIORENACADEMIE 2014/2015 CURSUS 14NG17 Marlite Halbertsma 26 november 2014
5
Beroep: kunstenaar m/v
Academies in plaats van gildes na de Franse Revolutie en de wetgeving van Napoleon
1789
Academies na 1800
Gildes voor 1800
Nationaal, internationaal
Lokaal, regionaal
Verbonden met regering
Verbonden met stadsbestuur
Uitvoering nationaal kunstbeleid, Rijkstoezicht
-
Wetenschappelijke basis
Ambachtelijke basis
Toelating op basis van talent
Grote rol (familie)relaties
Vrij, concurrentie, eenzaam
Sociale inbedding
Kunstenaars zijn wel vrij, maar ook alleen…
Lorenz Eitner, The Open Window and the Storm-Tossed Boat. An Essay in the Iconography of Romanticism, Art Bulletin XXXVII (1955) 281290
^William Turner
‘Romantische kunstenaarsmythe’: de moderne kunstenaar is Vrij Autonoom Authentiek Een kritische buitenstaander Een bohemien Een ziener Een genie Maar gaat ook gebukt onder: Isolement Lijden Miskenning Het een is de voorwaarde (en het bewijs) voor het andere…
De mythe van de romantische kunstenaar ligt ten grondslag aan de artistieke avant-garde zoals die zich in de late negentiende eeuw ontwikkelt: Culturele voorhoede (bevrijding van de kunst van de traditie) Maatschappelijke voorhoede (bevrijding van het individu van de burgerlijke moraal)
Politieke voorhoede (bevrijding van de samenleving) Strijd tegen de status quo op alle fronten
Maar dit was in de negentiende eeuw vooral de theorie, het gros van de kunstenaars was ingebed in netwerken en verdiende goed Leven als een bohemien werd meer gezien als een vrolijke jeugdfase, niet passend voor volwassenen
Carl Spitzweg, De arme dichter (1839)
‘Ondankbaar vaderland, nooit krijg je mijn werk!’
Honore Daumier, Scenes de la Vie de Boheme (1863)
Echte genieen waren er maar weinig en die er waren, kregen veel erkenning tijdens hun leven (Delacroix, Courbet, Manet, Degas)
Er is maar EEN 19de eeuwse kunstenaar die leefde als een bohemien en pas na zijn dood alom erkenning vond, namelijk… Hij werd het voorbeeld voor de avant-garde van de twintigste eeuw.
Twee nieuwe vormen van inbedding als de academie is afgelopen:
-De kunstenaarsgroep -De kunstenaarsvereniging
Kunstenaarsgroepen: voor het einde van de negentiende eeuw (Impressionisten, 1874) zeldzaam - Lukasbruderschaft (Nazareners) 1809 Rome
Friedrich Overbeck, zelfportret
Rogier van der Weyden, Lucas schildert de Madonna
Pre-Raphaelite Brotherhood 1848
Dante Gabriel Rosetti, 1850
‘heimwee’ naar de tijd voor Rafael…
Fra Agelico ca 1440
Rafael 1513/4
Monet, 1874 Te zien op de eerste tentoonstelling van de impressionisten
Na 1874: Steeds meer kunstenaars treden op als duidelijk herkenbare groep, met een eigen, herkenbare stijl die afwijkt van de doorsneekunst (‘juste milieu’) van dat moment: ‘Avant-garde’ (voorhoede)
Academische kunst (Alexandre Cabanel,
Cleopatra test vergif uit op ter dood veroordeelden, 1887) ‘Juste milieu’ (Edouard-Joseph Dantan, Un Coin d’Atelier, 1880)
Avant-garde (impressionisme) (Edgar Degas, Wachten, 1880-2)
‘outlets’eigentijdse, actuele kunst in de 19de eeuw: - Salon en varianten daarvan (Tentoonstelling van Leevende Meesters)
-tentoonstellingen in de kunstenaarsvereniging -na 1860: galerie
- na 1874: tentoonstellingen van kunstenaarsgroepen: impressionisten
Periode 1800-1900: Alle tentoonstellingen zijn verkooptentoonstellingen Het aanbod is zeer breed, voor elk wat wils Kunstenaars werken marktgericht
Kunstenaar zijn is een profijtelijk beroep
Een zeer geslaagd kunstenaar: Charles Rochussen, 1814-1894
Kunstenaarsvereniging: -tentoonstellingen -kunstavonden voor kunstlievende leden -bibliotheek -restaurant -societeit, club -feesten
^Rochussen 1855 <Monet 1877
Charles Rochussen, De spoorbrug over de Delfhavense Schie (1851)
Charles Rochussen, De zondagmiddagwandeling, 1861
Edouard Manet, Muziek in de Tuilerieen (1862)
Het Turfschip van Breda (1853)
Jacoba van Beieren trekt Gorinchem binnen (1869
Sociale vaardigheden:
-Collegiaal en hartelijk, ‘man van de wereld’ -Manieren (elite) -Zakelijke instelling (dealers, uitgeverijen e.d.) -Organisatorische kwaliteiten (kunstenaarsvereniging) -Netwerk: academie, collega’s, dealers, kopers
Alles mee en toch zat het tegen: Vincent van Gogh, 1853-1890
Neef Anton Mauve
Van Gogh, 1882
Oom Cent
Broer Theo Goupil Den Haag
Vincent van Gogh, tekeningen Academie Antwerpen 1886
Vincent van Gogh, Boulevard Clichy, 1887
^>Paul Gauguin, Zelfportret opgedragen aan Vincent, 1888 ^Paul Gauguin, Portret van Van Gogh, 1888 >Vincent van Gogh, De Stoel van Gauguin, 1888
En hoe staat het met de kunstenaressen in de 19de eeuw?
-tot ca 1875 (in Nederland) nauwelijks toegang tot academies -Wel toegelaten tot verenigingen en tentoonstellingen, maar niet tot besturen en commissies -beperkingen in het sociale verkeer
Gustave Caillebotte, Le Pont de L’Europe, c. 1876
Edouard Manet, La
Serveuse des Bocks (1879)
Edgar Degas,
Mary Cassatt in het Louvre (1888)
Mary Cassatt,
Krantlezen
Mary Cassatt
Auguste Renoir, De loge (1874)
Mary Cassatt (1880)
De twintigste eeuw 1900-1960
Splitsing in de kunstwereld door de komst van de nieuwe avant-gardes ca. 1910:
- Avant-garde kiest voor steeds extremere innovaties - Weinig galeries voor de avant-garde, wel voor de gearriveerde moderne kunst (impressionisme, Haagse School e.d.) - Avant-garde verbreekt de band met de kunstenaarsverenigingen
De avant-gardes tussen 1910 en 1960:
Culturele voorhoede (bevrijding van de kunst van de traditie) Maatschappelijke voorhoede (bevrijding van het individu van de burgerlijke moraal)
Politieke voorhoede (bevrijding van de samenleving) Strijd tegen de status quo op alle fronten
Kandinsky (Der Blaue Reiter); Mondriaan (De Stijl); Duchamp (Dada); Tatlin (constructivisme)
Probleem: hoe bereikt deze avant-garde het publiek?
Futuristen, 1909: -manifest in media -optredens -groepsnaam als ’brand’
1912
Vanaf 1909
Berlijn Dada 1920: -inrichten tentoonstellingen
De Stijl, 1917:
-tijdschrift -atelier als etalage
Piet Mondriaan in De Telegraaf, 12-11-1926
Museum of Modern Art (MoMA) New York 1929: het eerste en heel lang het enige museum alleen gewijd aan eigentijdse avant-garde kunst
Omslag tentoonstellingscatalogus door Alfred Barr, Moma New York 1936 ‘Cubism and Abstract Art’
Avant-garde groepen: -antagonistisch naar buiten (concurrentie met andere avant-gardegroepen) en naar binnen (hierarchie, ‘partijlijn’) -afzetmechanismen als overlevingsstrategie -bewijzen eigen superioriteit door publieksverachting
Sociale vaardigheden binnen de avant-garde groep: - Groot ego, grote bek
Theo van Doesburg en Nelly van Moorsel
Hannah Hoech, 1919
Hannah Hoech, Schnitt
mit dem Kuechenmesser durch die letzte Weimarer Bierbauchkulturepoche Deutschlands 1919
Raoul Haussmann 1923-4
Charley Toorop 1940
Charley Toorop, Drie generaties (1950) (Jan Toorop, Charley Toorop en Edgar Fernhout)
‘De Vlerken’, Bergen (NH) 1933>
Na de Tweede Wereldoorlog: -klimaat voor eigentijdse kunst in positieve zin veranderd -moderne kunst is uithangbord voor Westerse superioriteit: -vrij -individualistisch -democratisch, pluralistisch -progressief
Willem de Kooning
-Musea exposeren eigentijdse kunst, ‘museumkunst’ -Meer galeries voor eigentijdse kunst -Meer aandacht voor avant-garde in kranten en tijdschriften -Moderne kunst onderdeel opleiding kunstgeschiedenis -Cultuurspreiding: iedereen naar het museum -Kunstenaarsbeleid: subsidies
Richard Morris
Nam June Paik
Grote tentoonstellingen van moderne kunst met overheidssteun
Documenta 1, Kassel 1955
Documenta 12, 2007
Vanaf de jaren zestig: avant-gardes hebben zich overleefd, want de moderne eigentijdse kunst wordt alom geaccepteerd. Kunstenaars zijn geen groepslid meer, maar kleine zelfstandigen
Piero Manzoni, 1961
Kunstenaar werkt op verschillende fronten: -Diversificatie van producten -Verschillende markten: vrij en gesubsidieerd -Verschillende netwerken
Keith Haring
De kunstenaar werkt op verschillende podia
Inez van Lamsweerde
IKEA
Hella Jongerius
Redesign Bussiness Class KLM
Nymphenburger Porzellan Manufaktur
Joep van Lieshout, The Technocrat, Onderzeebootloods 2010
Bayreuth, decor Wagneropera Tannhaueser 2011
Kenmerkend voor de huidige kunstwereld:
-marketing van producten verbonden met persoonlijke contacten en inbreng eigen persoonlijkheid - Media - ‘de man van de wereld’ >>> ster
De kunstenaar als ster: Andy Warhol en Joseph Beuys
Tracey Emin
Herman Brood
Jeroen Krabbe
Artistiek succes gekoppeld aan mate van participatie in relevante netwerken:
Ondervertegenwoordiging van vrouwen en allochtonen Vrouwen: meer bijbanen, minder tijd voor netwerken Allochtonen: idem, afkeer van subsidies
Marcel Pinas
‘Circles of Recognition’ theorie van Alan Bowness
Erkenning door collega’s
Erkenning door critici
Erkenning door verzamelaars, galeristen en curatoren
Erkenning door het publiek
Nu: drie soorten kunstenaars : 1) Topkunstenaars - Werken met een team - Mondiale bekendheid - Zeer hoge prijzen, rijk
Damien Hirst, bezit 1 miljard?
Jeff Koons, bezit 500 miljoen?
Marlene Dumas, verdient 2,5 miljoen p.j. ?
2) Kunstenaars op basis van traditie en ambachtelijkheid -
Individueel Nationale bekendheid Hoge/gemiddelde prijzen, verdienen modaal of hoger
Jan Worst
Pieter Pander
Henk Helmantel
Heleen van der Tuin
3) Arme kunstenaars -
werken individueel niet erg bekend, lokale of regionale status inkomens onder het minumumloon, leefden/leven van subsidies of subsidieren zichzelf via bijbanen of de inkomens van partners
Het zijn er Nederland wel heel erg veel (schatting: 5500), vergeleken met het buitenland. Waarom heeft Nederland zoveel arme kunstenaars?
verklaring 1: Nederlandse subsidiesysteem werkt niet goed: geen stimulans voor productie betere kwaliteit (Bos en Gaaff)
Waarom werden die subsidies (1956-2012) gegeven? -principe van de humuslaag (investering in carrieres van kunstenaars >>> investering in Nederlandse kunst en cultuur >>> topkunstenaars op termijn)
Hebben de subsidies topkunstenaars opgeleverd? Nee. Het aantal Nederlandse internationaal bekende kunstenaars is sinds 1956 (start Beeldende Kunstenaars Regeling) eerder af- dan toegenomen. Subsidies waren goed voor het welzijn van individuele kunstenaars, niet voor de Nederlandse cultuur.
Selectie op basis van kwaliteit verloopt beter via galeries, musea, verzamelaars Topkunst komt uit mondiale hotspots.
Verklaring 2: subsidies als zodanig houden kunstenaars arm (Hans Abbing)
Armoede van kunstenaars is het effect van de ‘romantische mythe’ van de onaangepaste kunstenaar, die alleen leeft voor de kunst. Dat heeft geleid tot een ‘artistieke habitus’ waarin armoede niet als een falen wordt gezien.
Want opoffering voor de kunst loont, zegt de mythe. Op den duur wordt talent beloond, iedere subsidie is een erkenning van het kunstenaarschap, ook al kun je er niet van leven. Abbing: zonder subsidies zouden veel kunstenaars eerder stoppen met het maken van kunst.
Toegift: Abbing stelt dat subsidies de markt verstoren en sommige kunstdisciplines kunstmatig in stand houden. Het publiek verwacht tegenwoordig iets anders van het culturele aanbod dan vroeger De publieksvoorkeur moet het aanbod sturen, niet de subsidies.
Niet de hoogte van de opleiding van de kunstconsumenten is tegenwoordig cruciaal voor artistieke voorkeuren, maar of het aanbod informeel, innovatief en sociaal is
Museumnacht Amsterdam 2014
Museumnacht Amsterdam 2014
Groninger Museum
NNO 2014
Hoge kunst
Nieuwe kunst
Nadruk op de authenticiteit van de kunst en op de persoon van de kunstenaar
Idem, maar in veel mindere mate. Meer aandacht voor teams van makers
Veel aandacht voor originelen
Minder aandacht voor originelen
Veel aandacht voor de unieke eigenschappen van de kunstenaar en voor de kunstenaar als genie
Idem, maar in mindere mate. Meer aandacht voor sterren en producenten
Neiging tot afwijzing van nieuwe technieken
Aandacht voor nieuwe technieken
Neiging tot afwijzen van commercie en markt
Idem, maar in veel mindere mate
Nadruk op complexiteit en benodigde voorkennis
Idem, maar in veel mindere mate
Productvariatie vooral in de details
Veel nogal uiteenlopende productvariatie
Weinig interesse voor innovaties. Innovaties van buitenstaanders worden als bedreigend ervaren
Meer interesse voor innovaties, ook van buitenstaanders
Formele consumptiewijze
Informele consumptiewijze