Procesevaluatie vroegsignalering op scholen in De Gemeente Hardenberg
Joanne Lubbers Ilona Postma Maart 2012
COLOFON Uitgave Christelijke Hogeschool Windesheim Tekst Joanne Lubbers, Ilona Postma
©2012 Christelijke Hogeschool Windesheim Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden Verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of Openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, Mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder Voorafgaande toestemming van de auteur
2
Voorwoord Bij het tot stand komen van deze scriptie is een aantal mensen behulpzaam geweest. In dit voorwoord willen wij graag aandacht aan hen besteden en hen persoonlijk bedanken. Allereerst willen we Rob Bovens bedanken, werkzaam bij het lectoraat verslavingspreventie binnen Windesheim in Zwolle. Hij is onze interne opdrachtgever en heeft ons tevens aan elkaar gekoppeld. Hij heeft ons feedback gegeven gedurende het onderzoek en ons ondersteund waar het nodig was. Vervolgens willen wij Geeske Roos bedanken, externe opdrachtgever. Zij is werkzaam bij de gemeente Hardenberg en houdt zich bezig met het alcoholmatigingsbeleid. Met haar hebben we gesprekken gevoerd over de vormgeving en inhoud van ons onderzoek. Zij heeft feedback gegeven en ons ondersteund. Tevens hebben we een interview met haar gehouden, om meer te weten te komen over het project en de training. Verder willen we ook Arjan Lamslag bedanken, medewerker bij Tactus verslavingszorg. Hij heeft ervoor gezorgd dat we konden observeren tijdens de trainingen. Verder hebben we een interview met hem mogen houden over de inhoud van de training en zijn verwachtingen. Tot slot willen we Daan van der Gouwe bedanken, onderzoeker binnen het Trimbos instituut. Doordat er maar één school heeft deelgenomen aan de training, hebben we van hem extra achtergrondinformatie gekregen dat ons geholpen heeft in dit onderzoek.
3
4
Samenvatting Jongeren beginnen op steeds jongere leeftijd met het drinken van alcohol. Ze drinken daarbij vaak ook meer alcohol dan vroeger. Dit blijkt ook uit onderzoek van drie studenten van Windesheim, die onderzoek hebben gedaan naar het drinkgedrag onder de Hardenbergse jeugd. In opdracht van de gemeente Hardenberg en het lectoraat verslavingspreventie van het Windesheim, is er onderzoek gedaan naar de training vroegsignalering alcoholgebruik jongeren, dat wordt ingezet op het voortgezet onderwijs in de gemeente Hardenberg. De training heeft als doel om medewerkers bewust te maken van alcoholproblematiek en ze eerder te leren signaleren en doorverwijzen. Het doel van dit onderzoek is het aanleveren van bouwstenen/aanbevelingen voor het maken van een protocol voor het implementeren van het vroegsignaleringsprotocol in het voortgezet onderwijs. In dit onderzoek wordt, door middel van een drietal interviews, een tweetal enquêtes, een observatie en literatuuronderzoek antwoord gegeven op de vraag: Welke stappen worden genomen bij de implementatie van het protocol vroegsignalering alcoholgebruik jongeren op het voortgezet onderwijs in de gemeente Hardenberg en welke factoren belemmeren of bevorderen het implementatieproces? Uit dit onderzoek is gebleken dat het implementatieproces bestaat uit verschillende stappen. Allereerst moet de gemeente contact leggen met scholen om ze vervolgens te motiveren voor de training. Vervolgens wordt er gekeken welke scholen er mee doen. Daarna is het de beurt aan Tactus om afspraken te maken met scholen voor de training. De training wordt vervolgens uitgevoerd en onder de deelnemers geëvalueerd. Verder blijkt uit dit onderzoek dat er verschillende factoren zijn die het proces belemmeren en bevorderen, zoals tijd voor de training, inhoud van de training, samenwerking tussen Tactus en de gemeente, deelname van ouders aan het proces. Dit onderzoek zou kunnen bijdragen aan het eerder signaleren van alcoholproblematiek, het sneller hulpverlenen en het afnemen van overmatig alcoholgebruik onder jongeren.
5
6
Inhoudsopgave Voorwoord
3
Samenvatting
5
Inhoudsopgave
7
1.Inleiding
9
2.Achtergrondinformatie
11
2.1
Partnership Vroegsignalering Alcohol
11
2.2
Gemeente Hardenberg
11
2.3
Lectoraat verslavingspreventie
12
2.4
Tactus Verslavingszorg
12
3.Probleemstelling, opzet en uitvoering van het onderzoek
13
3.1
Probleemstelling
13
3.2
Opzet van het onderzoek
14
3.3
Uitvoering van het onderzoek
17
4.Literatuurvraag 1 (Ilona Postma)
21
4.1
Alcoholverslaving
21
4.2
Ontstaan van een alcoholverslaving
21
4.3
Definiëring alcoholverslaving
24
4.4
Tabel signalen riskant alcoholgebruik bij jongeren
24
4.5
Oorzaken van het ontstaan van alcoholproblematiek
26
4.6
Mogelijke problemen die kunnen ontstaan naast alcoholproblematiek
31
4.7
Conclusie
32
4.8
Bronnenlijst
33
7
5.Literatuurvraag 2 (Joanne Lubbers)
37
5.1
Inleiding
37
5.2
Wat is de puberteit?
37
5.3
Communiceren met pubers
39
5.4
Motiverende gespreksvoering
42
5.5
Vergelijking communicatievoorwaarden en motiverende gespreksvoering
47
5.6
Conclusie
48
5.7
Bronnenlijst
48
6.Resultaten van de procesevaluatie
51
6.1
Algemeen
51
6.2
Wat houdt het protocol vroegsignalering in, dat op het voorgezet onderwijs in de gemeente Hardenberg wordt geïmplementeerd?
6.3
51
Hoe draagt het protocol en de training vroegsignalering risicovol alcoholgebruik jongeren bij aan bewustwording onder het personeel van het riskante alcoholgebruik van jongeren?
6.4
60
Wat is het (verwachte) effect van het protocol vroegsignalering binnen de scholengemeenschap?
7.Conclusie
68 73
7.1
Aanleiding van dit onderzoek
73
7.2
Conclusie deelvraag 1
73
7.3
Conclusie deelvraag 2
75
7.4
Conclusie deelvraag 3
77
8.Aanbevelingen
79
9.Bronnenlijst
81 8
1.Inleiding De aanleiding voor het onderzoek is het feit, dat jongeren op steeds jongere leeftijd alcohol gaan gebruiken en misbruiken. Dit is tevens een maatschappelijk probleem. De gemeente Hardenberg heeft naar aanleiding van dit maatschappelijke probleem een alcoholmatigingsbeleid ingesteld, gericht op het preventief signaleren van riskant alcoholgebruik. Uit voorgaand onderzoek, uitgevoerd door drie studenten van de Christelijke Hogeschool Windesheim te Zwolle ( Kobus, E., Meines, S., van Rikxoort, R., 2011), is namelijk gebleken dat alcoholgebruik populair is onder de Hardenbergse jongeren. Hierbij kwam naar voren dat de jongens uit Hardenberg doorgaans meer drinken dan de meisjes. Gemiddeld drinken deze jongens gemiddeld 9.3 glazen per avond en de meisjes 5.2 glazen. Dit aantal is aanzienlijk hoog en kan gezien worden als een probleem. Het verhoogde alcoholgebruik kan namelijk als gevolg hebben dat jongeren later een grotere kans hebben op het ontwikkelen van alcoholproblemen. Van een verhoogd risico kan gesproken worden wanneer jongeren meer drinken dan de norm, maar nog niet voldoen aan de criteria van de DSM-IV voor alcoholmisbruik en alcoholafhankelijkheid (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, Fourth Edition, Text Revision. Washington, DC) (2000): (American Psychiatric Association.). De gemeente Hardenberg wil iets aan dit probleem doen en is daarom gestart met het protocol voor signalering, screening en kortdurende interventie van risicovol alcoholgebruik bij jongeren. Dit protocol wordt sinds november 2011 ingevoerd op het voortgezet onderwijs in de gemeente Hardenberg in de vorm van een training, met als doel docenten bewuster te maken van het alcoholgebruik en hen te leren vroegtijdig te signaleren. Deze trainingen worden verzorgd door Tactus verslavingszorg. De nadruk ligt op de fase waarin nog geen sprake is van een verslaving, maar wel van riskant drinkgedrag. Onder riskant drinkgedrag wordt het volgende verstaan: bingedrinken (het drinken van grote hoeveelheden alcohol in korte tijd), drinken onder de 16 jaar, drinken om problemen te vergeten of drinken om met (ongewenste) emoties om te gaan. In dit onderzoek wordt gekeken naar de invoering van dit protocol op het voortgezet onderwijs in Hardenberg, door middel van een procesevaluatie. Er wordt gekeken of dit proces succesvol verloopt en welke factoren daarop van invloed zijn.
9
10
2. Achtergrondinformatie 2.1 Partnership Vroegsignalering Alcohol Het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport wil graag het aantal probleemdrinkers in Nederland terugdringen. In Nederland gaat het momenteel om 10,3% van de bevolking en het ministerie wil dit aantal met 7,5% naar beneden brengen. Daarom zet het Ministerie in op het versterken van vroegsignaleren van alcoholproblemen. Het Partnership Vroegsignalering Alcohol zorgt ervoor dat het beleid van het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport wordt gecoördineerd en ingevoerd. Het Partnership bestaat uit de volgende partners: Het Nederlands Huisartsengenootschap (NHG) Centraal Begeleidings Orgaan (CBO) Scientific Institute for Quality of Healthcare, UMC St. Radboud GGD Nederland Trimbos-instituut Stichting Resultaten Scoren Deze partners proberen er samen voor te zorgen dat het alcoholgebruik in Nederland wordt teruggedrongen. Dit doen zij door: 1) Het in kaart brengen van de tekortkomingen en problemen bij de implementatie van vroegsignalering en kortdurende interventies voor probleemdrinkers 2) Het realiseren van een betere beschikbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit van vroegsignalering en kortdurende interventies binnen de gezondheidszorg en vooral binnen de eerste- en tweedelijn en in de gespecialiseerde zorg 3) Het realiseren van een grotere betrokkenheid van de gezondheidszorg bij de uitvoering van vroegsignalering van alcoholproblemen en kortdurende interventies (Bron: vroegsignaleringalcohol.nl) In het kader van dit onderzoek zorgt het Partnership Vroegsignalering Alcohol voor stimulering als het gaat om het alcoholmatigingsbeleid. De plannen vanuit de gemeente Hardenberg zijn op deze doelstellingen gebaseerd. Daarom heeft de gemeente opdracht gegeven tot het uitvoeren van dit onderzoek. 2.2 Gemeente Hardenberg De gemeente Hardenberg (h)erkent eveneens het probleem van alcoholmisbruik, maar dan met name gericht op de jongeren in de stad. De gemeente wil graag dat jongeren gezond opgroeien en is daarom gestart met de alcoholmatigingscampagne ‘Fris over drank’. Met deze campagne probeert de gemeente Hardenberg te bereiken dat jongeren op latere leeftijd beginnen met drinken, minder gaan drinken en minder vaak gaan drinken. Om ervoor te zorgen dat de boodschap van het alcoholmatigen overkomt, werkt de gemeente samen met zoveel mogelijk partijen, zoals de regiopolitie IJsselland, Tactus Verlavingszorg, GGD regio IJsselvecht, de provincie Overijssel en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Ook ouders spelen een belangrijke rol bij het alcoholgebruik van hun kinderen. Zij hebben bovendien veel invloed op het drinkgedrag van hun kinderen. Daarom 11
organiseert de gemeente Hardenberg regelmatig thema- en trainingsbijeenkomsten. (Bron: hardenberg.nl) In het kader van dit onderzoek is de gemeente Hardenberg de externe opdrachtgever. Op basis van de doelen die gesteld zijn door het Partnership, probeert de gemeente Hardenberg het alcoholmatigingsbeleid in de gemeente te voeren. In samenwerking met het lectoraat verslavingspreventie probeert de gemeente deze doelstellingen te realiseren Ons onderzoek draagt daaraan bij. 2.3 Lectoraat verslavingspreventie Het lectoraat verslavingspreventie is een onderdeel van de Christelijke Hogeschool Windesheim, sinds januari 2010. Dit lectoraat onderzoekt op welke wijze de kennis binnen de hogeschool verbreed kan worden. Verslavingsproblematiek staat namelijk hoog op de agenda bij overheden, zorginstellingen en het onderwijs. Binnen het lectoraat wordt onderzoek gedaan naar jeugdige risicogroepen, maar ook naar ouderen en cliënten met een licht verstandelijke beperking. Het lectoraat is onderdeel van het Kenniscentrum Gezondheid en Welzijn. In het kader van dit onderzoek is het lectoraat de interne opdrachtgever. Zij werken nauw samen met de gemeente Hardenberg, de externe opdrachtgever. Samen proberen ze ervoor te zorgen dat er preventief gewerkt wordt rondom het thema verslavingsproblematiek. 2.4 Tactus verslavingszorg Tactus verslavingszorg verzorgt de inhoud en vormgeving van de trainingen die worden gegeven op het voortgezet onderwijs in de gemeente Hardenberg. Tactus is een organisatie die zich bezighoudt met mensen die verslaafd zijn (geweest) of mensen die dat dreigen te raken. Dit kan een alcohol-, drugs-, medicijn-, gok-, gameof eetverslaving zijn. Tevens kan het ook voorkomen dat het een combinatie is van deze verslavingen. Naast de cliënt zelf, houdt Tactus zich ook bezig met het netwerk van de cliënt. Het is voor hen belangrijk dat het netwerk betrokken is bij het zorgtraject. Tactus hoopt met hun hulp te bereiken dat de risico’s voor de gezondheid en veiligheid voor de doelgroep beperkt blijft. Ook hopen zij de risico’s voor de samenleving als gevolg van het middelengebruik te beperken. Ze zetten zich in om op een zorgvuldige manier voorlichting en advies te geven aan mensen met verslavingsproblemen en hun netwerk. Hierbij staat de wens van de cliënten centraal (tactus.nl). Voor dit onderzoek is van belang te weten dat Tactus door middel van het geven van informatie en het doen van oefeningen, probeert de docenten alert te maken op de signalen van riskant alcoholgebruik. Samen met de gemeente Hardenberg regelen zij de trainingen en geven zij die vorm. Voorafgaand aan de trainingen aan docenten, hebben zij dezelfde trainingen verzorgd voor jongerenwerkers en leerplichtambtenaren.
12
3. Probleemstelling, opzet en uitvoering van het onderzoek 3.1 Probleemstelling Vanuit de gemeente Hardenberg en het lectoraat verslavingspreventie was er de vraag om te onderzoeken hoe het proces van implementatie van de training verloopt. Wat gaat er goed en wat kan er beter? Deze training voor docenten is vanaf november 2011 ingevoerd en beide opdrachtgevers hebben geen zicht op de voortgang van het proces. Op basis van deze vraag is de volgende probleemstelling ontstaan: ‘ Vanuit de gemeente Hardenberg en het lectoraat verslavingspreventie is er weinig zicht op het proces van invoering van de training alcoholpreventie op het voortgezet onderwijs in Hardenberg’ Dit onderzoek is voornamelijk gericht op medewerkers (docenten, conciërges, zorgcoördinatoren etc.) van het voortgezet onderwijs in Hardenberg. Deze medewerkers hebben niet eerder deze training gevolgd. Verder is dit onderzoek gericht op de trainers vanuit Tactus en de externe opdrachtgever. 3.1.1 Doelstelling Aan de hand van bovenstaande probleemstelling is er gekomen tot de volgende doelstelling: ‘Het onderzoek levert bouwstenen/aanbevelingen op voor het maken van een protocol voor het implementeren van het vroegsignaleringsprotocol in het voortgezet onderwijs. Deze aanbevelingen kan de gemeente Hardenberg gebruiken om meerdere scholen te laten werken met dit protocol, zodat alcoholmisbruik nog eerder wordt gesignaleerd.’ 3.1.2 Onderzoeksvraag Op basis van de probleemstelling en de doelstelling van de gemeente Hardenberg is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: ‘Welke stappen worden genomen bij de implementatie van het protocol voegsignalering alcoholgebruik jongeren op het voortgezet onderwijs in de gemeente Hardenberg en welke factoren belemmeren of bevorderen het implementatieproces?’ 3.1.3 Deelvragen Om de onderzoeksvraag zo goed mogelijk te beantwoorden, zijn de volgende deelvragen tot stand gekomen: 1)
Wat houdt het protocol vroegsignalering in, dat op het voorgezet onderwijs in de gemeente Hardenberg wordt geïmplementeerd? a. Wat houdt de training in, wie voert het uit en wat is het doel? b. Hoe verhoudt dit protocol zich tot het landelijk protocol van het PVA (Partnership Vroegsignalering Alcohol) en hoe gaat Tactus hiermee om? c. Voor welke professionals is de training bedoeld? (doelgroep binnen school) 13
d. e.
2)
3)
Wat is de motivatie van scholen om aan deze training deel te nemen? Welke middelen worden ingezet om de motivatie van de scholen te verhogen en welke rol heeft de gemeente Hardenberg hierin? f. Op welke manier wordt er aan deskundigheidsbevordering gewerkt en hoe staat dat in verhouding met een landelijk beschikbaar gesteld model van deskundigheidsbevordering van Novadic Kentron? g. Hoe denkt de doelgroep over de deskundigheidsoverdracht? h. Welke stappen zijn er al in het implementatieproces gezet en wat ging goed en minder goed? Hoe draagt het protocol en de training vroegsignalering risicovol alcoholgebruik jongeren bij aan bewustwording onder het personeel van het riskante alcoholgebruik van jongeren? Wat is het (verwachte) effect van het protocol vroegsignalering binnen de scholengemeenschap?
Om het onderzoek compleet te maken, zijn er ook nog twee literatuurdeelvragen opgesteld. Deze deelvragen hangen samen met het onderzoek en de opleiding. 1)
2)
Welke factoren spelen een rol bij het ontstaan van alcoholproblematiek en welke invloed heeft de omgeving op het wel of niet ontstaan van deze problematiek bij jongeren? Op welke manier kan de motiverende gespreksvoering die in de training wordt overgedragen, aansluiten bij jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar?
3.2 Opzet van het onderzoek In ons onderzoek maken we gebruik van verschillende onderzoeksmethoden. Deze onderzoeksmethoden worden ingezet bij verschillende groepen mensen, maar ook bij individuele personen. In deze paragraaf is te lezen wat de onderzoeksgroep is, hoe het onderzoeksontwerp eruitziet en van welke meetinstrumenten en analysemethoden gebruik is gemaakt. 3.2.1 Onderzoeksgroep Binnen ons onderzoek wordt gebruikt gemaakt van verschillende methoden en hierdoor ook verschillende groepen. Het plan was hiervoor verschillende personen te benaderen. Het surveyonderzoek zou worden gehouden onder middelbare scholen in de Gemeente Hardenberg. Deze scholen volgen de training vroegsignalering vanuit Tactus. De onderzoeksgroep is het personeel van de middelbare scholen. De populatie van ons onderzoek is dus het Voortgezet Onderwijs van de Gemeente Hardenberg. Naast het surveyonderzoek is gebruik gemaakt van interviews. Deze geïnterviewde mensen vallen ook onder de onderzoeksgroep. We hebben iemand vanuit de Gemeente Hardenberg geïnterviewd en iemand vanuit Tactus. Daarnaast is er aanvullend nog een interview gehouden met Daan van der Gouwe, werkzaam bij het Trimbos-instituut. Hij doet tegelijkertijd hetzelfde onderzoek, maar dan onder leerplichtambtenaren en jongerenloketten. Hiervoor is gekozen omdat bleek dat er te 14
weinig trainingen bij scholen plaatsvonden in dit jaar. De informatie die was opgehaald werd beperkt. Daarom is dit interview gebruikt om extra informatie op te halen en te gebruiken. De mevrouw vanuit de Gemeente Hardenberg is tevens de externe opdrachtgever. Om duidelijk te krijgen welke stappen er zijn genomen in het proces werden deze twee mensen geïnterviewd. Alle personen zijn benaderd via email contact. De interviews met de gemeente Hardenberg en Tactus zijn mondeling gehouden. Het interview met Daan van der Gouwe, is wegens tijdgebrek telefonisch gehouden. 3.2.2 Onderzoeksontwerp Ten eerste zijn er ongestructureerde observaties gedaan. De onderzoekers zouden bij verschillende middelbare scholen een training bijwonen en kijken hoe de training verloopt. Verder is er gekeken welke stappen er worden genomen bij het implementeren van het protocol vroegsignalering. Ongestructureerde observaties kunnen er echter wel voor zorgen dat er subjectiviteit ontstaat in het beschrijven van de observatie. Dit kan ervoor zorgen dat de betrouwbaarheid van het onderzoek in het geding komt, omdat je niet volgens een vaste richtlijn aan het beschrijven bent. De resultaten die worden beschreven op basis van de ongestructureerde observaties moeten daarom ook met enige voorzichtigheid worden gelezen. Ten tweede is gebruik gemaakt van literatuuronderzoek. Deze literatuur werd gebruikt om de literatuurvragen te beantwoorden en als achtergrondmateriaal voor het onderzoek. Deze informatie is tevens gebruikt als theoretische onderbouwing bij het beantwoorden van de onderzoeksvraag. Ten derde is er surveyonderzoek gedaan in de vorm van enquêtes onder de docenten van de middelbare scholen die deelnemen aan de implementatie van het protocol vroegsignalering. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van een schriftelijke, onbegeleide vragenlijst. De onderzoekers maakten gebruik van hoofdzakelijk gesloten vragen. Een nadeel van deze methode is het feit dat diepgang beperkt is, omdat de onderzoekers niet door konden vragen. Controle op de manier waarop de vragenlijst werd ingevuld en de beïnvloeding van de deelnemer is vrijwel onmogelijk. Het risico is dat de respons laag kan uitvallen. Voor de implementatie wilden de onderzoekers gaan meten hoe er door de deelnemers gedacht wordt over de training en wat de verwachtingen zijn. Na afloop van de implementatie is er gekeken hoe de deelnemers het ervaren hebben en wat ze geleerd hebben. Als laatste is er gebruik gemaakt van een interview. Hierbij werden zowel de externe opdrachtgever als de trainer benaderd. De externe opdrachtgever werd benaderd, omdat zij een grote rol speelt in het implementatieproces en de onderzoekers wilden weten wat haar rol precies is en hoe zij alles georganiseerd heeft. De trainingen worden georganiseerd door Tactus verslavingszorg. Het interview werd gehouden met de ‘trainer’ van Tactus. Het doel hiervan is om te onderzoeken welke stappen worden ondernomen in het implementatieproces. Verder wilden de onderzoekers weten of de trainingen in het verleden vaker zijn ingezet en wat het effect hiervan was. Bij de interviews werden open vragen gesteld. Dit zorgde ervoor dat er geen specifieke antwoorden gesuggereerd werden en de geïnterviewde vrij was om een eigen keuze als 15
antwoord te geven. Ook kon tijdens het mondelinge interview doorgevraagd worden en gecontroleerd worden of het klopt wat de geïnterviewde had gezegd. De kans op beïnvloeding van de respondent kon groot zijn. De kans op subjectiviteit is beperkt door het gesprek op te nemen op voicerecorder. Daarnaast is er gebruik gemaakt van een kleine vragenlijst met open vragen. 3.2.3 Meetinstrumenten Binnen iedere onderzoeksmethode zijn er andere technieken gebruikt om de vraag beantwoord te krijgen. Er zal een toelichting gegeven worden per methode. Surveyonderzoek Dit is een schriftelijke onbegeleide vragenlijst. Binnen de vragenlijst is er gebruik gemaakt van gesloten en open vragen. De techniek die binnen de eerste vragenlijst toegepast is, is de enquête onderverdelen in kopjes. Onder ieder kopje zijn vragen gezet die passend waren bij dat onderwerp. Het eerste onderwerp was ‘algemeen’, vervolgens kwamen er stellingen over alcoholgebruik bij jongeren, alcoholproblematiek op de school van de training en als laatste de verwachtingen vooraf. De algemene vragen zijn gekozen om de enquête in te leiden. Zo kan de deelnemer wat over zichzelf vertellen en wat over zijn of haar reden om mee te doen aan de training. De stellingen worden in de tweede enquête herhaald. Op deze manier kan er een vergelijking gemaakt worden van voor en na de training. De stellingen zijn vooral gebruikt om de houding van de deelnemers te toetsen. Dit betekent dat er gekeken wordt hoe de houding vooraf aan de training is en hoe deze is veranderd achteraf. Het derde onderwerp binnen de eerste enquête was de alcoholproblematiek op school. Dit onderwerp is gekozen om te kijken of de deelnemers van een school hetzelfde denken over de alcoholproblematiek en om te kijken wat hierin de verschillen zijn. Daarnaast kan er door deze vragen gekeken worden hoe erg de alcoholproblematiek ervaren wordt op een school. Het laatste onderwerp zijn de verwachtingen vooraf. Deze vragen zijn ingevoegd om te kijken wat de verwachtingen zijn van de deelnemers en in de tweede enquête kan er gekeken worden of deze verwachtingen overeenkomen met de gegeven training. Interview Er zijn drie interviews gehouden in het onderzoek. Er is in alle interviews gebruik gemaakt van open vragen. Deze vragen zijn geclusterd door vragen met hetzelfde onderwerp. Er is begonnen met algemene vragen, hierna de vragen over het protocol vroegsignalering, vervolgens de vragen over de keuze welke scholen meedoen en er werd geëindigd met de vragen over het implementatieproces. Er is gekozen voor deze opbouw omdat dit chronologisch klopt. De fases in het benaderen van de scholen tot het implementatieproces zijn nagegaan. In het interview met Tactus is de nadruk gelegd op de training, omdat dit gegeven wordt door Tactus. Er is vooral gevraagd naar hoe de training eruitziet en waarom deze op een bepaalde manier gegeven wordt. Het interview met Daan van der Gouwe is bedoeld om deze onderzoeksresultaten te vergelijken met de zijne. Hij heeft namelijk hetzelfde onderzoek gedaan als deze, maar dan onder leerplichtambtenaren en jongerenloketten. De vragen die aan hem gesteld zijn, hebben betrekking tot onze subdeelvragen en zullen daar ook vermeld worden. 16
Observatie De observatie moest zo objectief mogelijk zijn. Vooraf is er niet afgesproken waar er naar gekeken zou worden. Er is zoveel mogelijk opgeschreven, zodat dit later in het onderzoek gestructureerd kon worden. 3.2.4 Analysemethoden Nadat alle informatie was verzameld, is de informatie uitgezocht en geanalyseerd. Er zijn verschillende analysemethoden gebruikt. De methoden die gebruikt zijn, zijn tabellen, diagrammen en tekstweergave. De eerste deelvraag ‘Wat houdt het protocol vroegsignalering in, dat op het voorgezet onderwijs in de gemeente Hardenberg wordt geïmplementeerd?’ bestaat uit een aantal subdeelvragen. Deze vragen zijn grotendeels beantwoord door de twee geïnterviewde mensen. De antwoorden van deze mensen zijn in een tabel gezet. Dit is gedaan zodat de informatie kort en overzichtelijk weergeven is. Door een tabel kunnen de antwoorden gemakkelijk en snel vergeleken worden. Per vraag is er gekeken hoe de antwoorden verschillen of juist hetzelfde zijn. Er is ook gebruikt gemaakt van tekstweergave. Deze tekstweergave volgt voor en na iedere tabel. Vooraf is er in het kort uitgelegd wat er gevraagd is en na de tabel is er door middel van tekst uitleg gegeven. Binnen de eerste deelvraag is er ook gebruik gemaakt van een aantal diagrammen. De vraag over de persoonlijke motivatie van de deelnemer is weergegeven door middel van een diagram. Er is snel te zien hoeveel procent van de deelnemers een bepaald antwoord heeft gegeven. De subvraag hoe de deelnemers denken over de deskundigheidsoverdracht is ook weergeven in een diagram. Een aantal verschillende diagrammen laat zien hoeveel procent van de deelnemers een bepaald antwoord geeft. Door de diagrammen kan goed een vergelijking gemaakt worden tussen het personeel. Zo kan er uiteindelijk antwoord gegeven worden op de deelvraag en subdeelvraag. 3.3 Uitvoering van het onderzoek In deze paragraaf wordt beschreven hoe het onderzoek is verlopen. De fases die doorlopen zijn worden aan de hand van kopjes beschreven. 3.3.1 Interviews Aan het begin van dit onderzoek is er een interview gehouden met Geeske Roos. Dit interview is gehouden, om meer informatie en duidelijkheid te krijgen over het protocol, de training en het implementatieproces. Vervolgens is er een interview gehouden met Arjan Lamslag, om inzicht te krijgen in de training en het verloop daarvan. Beide interviews zijn gehouden voor de eerste training plaatsvond. 3.3.2 Training vroegsignalering Aanvankelijk was het de bedoeling dat op verschillende scholen in Hardenberg onderzoek gedaan kon worden naar het implementatieproces van het protocol vroegsignalering. In de planning stond namelijk, dat voor het einde van 2011 ongeveer 10 scholen door Tactus zouden zijn getraind. Uiteindelijk is het Tactus gelukt om drie scholen gemotiveerd te krijgen om deel te nemen aan de training. Door planning van de 17
trainer en planning van de scholen is het uiteindelijk gelukt om één school voor de kerstvakantie te laten deelnemen aan de training, namelijk de Rebound. De Rebound is een school voor jongeren die op het normale voortgezet onderwijs zijn vastgelopen. Bij de Rebound komen jongeren vanaf twaalf jaar, die om wat voor reden dan ook, tijdelijk niet meer naar hun eigen school kunnen. Bij de één gaat het om gedragsproblemen, bij de ander om emotionele problemen. Door zich te verdiepen in het kind, zorgen leraren en hulpverleners ervoor dat de jongere een tweede kans krijgt. In november 2011 vonden de eerste trainingen plaats op de Rebound in Hardenberg. Deze twee trainingen zijn bijgewoond door de onderzoekers. Bij beide trainingen hebben de onderzoekers geobserveerd. Dit hebben zij gedaan omdat ze inzicht wilden krijgen in de training en om te kijken hoe de deskundigheidsbevordering in zijn werk ging. Tijdens de eerste training hebben de onderzoekers een enquête gehouden onder de deelnemers. Zij probeerden door middel van vragen te onderzoeken hoe de deelnemers over de training dachten en wat hun houding was ten aanzien van alcoholgebruik. Na de tweede training is er opnieuw een enquête gehouden onder de deelnemers. Ditmaal werd gekeken of de houding ten aanzien van alcoholgebruik veranderd was door de training en hoe de deskundigheid van de deelnemers veranderd was. 3.3.3 Respons In eerste instantie zouden er dus voor de kerstvakantie drie scholen meedoen aan de training. Dit waren de scholen de Rebound, het Greijdanus en de Hoeksteen. Uiteindelijk deed er, zoals eerder benoemd, maar één school mee aan de training. Dit heeft de onderzoeksresultaten en uiteindelijke conclusies beïnvloed. De onderzoeksresultaten zijn alleen gebaseerd op deze school en zijn dus niet geheel betrouwbaar en valide. Eén school zegt namelijk weinig over de antwoorden van een gehele populatie. Toch worden de resultaten van de Rebound beschreven en zullen daaruit, met enige voorzichtigheid, conclusies getrokken worden. Tijdens de eerste training is de enquête voorafgaand aan de training afgenomen onder de deelnemers. De deelnemers hebben de enquête meteen ingevuld, waardoor de respons hoog was. De tweede enquête is digitaal verstuurd, twee weken na de training. In eerste instantie was de respons laag, namelijk één ingevulde enquête. Na enig aandringen van de onderzoekers hebben uiteindelijk alle deelnemers de enquête ingevuld. Bij de Rebound in Hardenberg hebben vijf medewerkers deelgenomen aan de training vroegsignalering. Dit waren twee vrouwen (40%) en drie mannen (60%). Eén van de twee vrouwen is onder de 25 jaar, de andere vrouw valt in de categorie tussen 25 en 40 jaar oud. Van de mannen is er één tussen de 25 en 40 jaar oud en de andere twee zijn ouder dan 40 jaar. De vrouwen die hebben deelgenomen aan de training zijn stagiaires. De mannen die hebben deelgenomen aan de training zijn allen docent.
18
3.3.4 Extra interview Gezien er verder geen andere resultaten van scholen beschikbaar zijn, is er een andere informatiebron geraadpleegd om toch enig vergelijkingsmateriaal te hebben. Deze informatie is verkregen door middel van een interview met Daan van der Gouwe, medewerker bij het Trimbos-instituut. Hij deed gelijktijdig vergelijkbaar onderzoek onder leerplichtambtenaren en jongerenloketten.
19
20
4. Literatuurvraag 1 (Ilona Postma) Welke factoren spelen een rol bij het ontstaan van alcoholproblematiek en welke invloed heeft de omgeving op het wel of niet ontstaan van deze problematiek bij jongeren Bij de eerste literatuurvraag wil ik gaan kijken naar de verschillende factoren die een rol spelen bij het ontstaan van alcoholproblematiek van jongeren. In het eerste gedeelte zal breed gekeken worden via verschillende literatuur. Er zal uitgelegd worden wat alcoholproblematiek inhoudt, dus de verslaving en hoe dit kan ontstaan. Nadat deze literatuur bekeken en beschreven is zal ik specifiek ingaan op de invloed van de omgeving op de jongeren en dan vooral in het ontstaan van alcoholproblematiek. Op het eind wil ik nog een lijst laten zien van problemen die kunnen ontstaan bij kinderen en later in het leven, wanneer ouders veel alcohol gebruiken. De literatuurvraag is passend bij de minor Specifieke Opvoedingssituaties omdat de vraag aansluit op een specifieke situatie, namelijk: alcoholproblematiek bij jongeren. De vraag is passend bij dit onderzoek omdat de vraag informatie beschrijft die handvatten kan geven aan doelgroepen die werken met jongeren van 12 tot 18 jaar. Het geeft inzicht in de factoren die van invloed zijn op het ontstaan van alcoholproblematiek en kan laten zien waar op gelet moet worden tijdens het signaleren van alcoholproblematiek. 4.1 Alcoholverslaving Om het begrip alcoholverslaving of alcoholisme uit te leggen wil ik twee theoretici gebruiken om dit begrip duidelijk te maken. Deze twee theoretici laten fases zien waarin een alcoholverslaving zich kan ontwikkelen. Dit valt onder het ontstaan van een alcoholverslaving. Daarnaast wil ik een model uitwerken dat gebruikt wordt door het Trimbos-Instituut. 4.2 Ontstaan van een alcoholverslaving Model E.M. Jellinek Dr. E.M. Jellinek (Amerikaanse onderzoeker op het gebied van alcoholisme) Deze Amerikaanse onderzoeker heeft een systeem met vier fases ontwikkeld. Dit systeem wordt hieronder uitgelegd. Het eerste systeem De informatie van dit ontwikkelde systeem is gehaald uit het boek: Drugsverslaving en alcoholisme, geschreven door J.H. van Epen. Het systeem kent vier fases. In eigen bewoordingen zal uitgelegd worden wat deze fases inhouden 1. De pre alcoholische fase In deze fase ontdekt de drinker dat alcohol zorgt voor geestelijke ontspanning. Hij/zij gaat dus drinken om deze geestelijke ontspanning te krijgen. In deze fase gaat de drinker steeds meer alcohol gebruiken omdat hij of zij het tolereert. 2. De prodromale fase In deze fase heeft de drinker vaak last van black-outs. Deze black-outs komen vooral voor na weinig alcoholgebruik. Het stiekem drinken is ook een begrip dat past bij deze 21
fase. De drinker zou zeer snel kunnen drinken om snel de roestoestand te bereiken. Ontkennen van probleem en vermijden van gesprekken over alcohol is belangrijk in deze fase. De mensen in deze fase zijn desondanks wel veel bezig met hun eigen drinkgedrag. Ze weten heel goed dat ze andere drinkers zijn dan andere mensen. De mensen in deze fase hebben het moeilijk, maar denken drank nodig te hebben om zich prettig te voelen. 3. De kritieke fase In deze fase heeft de drinker geen controle meer. Hij kan niet stoppen met drinken. De meeste patiënten hebben in dit stadium al problemen gekregen in gezin, werk of met justitie. De mensen in deze fase verstoppen vaak drinken voor het geval ze worden gescheiden van hun drankflessen. In deze fase proberen mensen ook trucjes uit. Trucjes om het drinkgedrag onder controle te krijgen. Door bijvoorbeeld een andere soort drank te drinken (minder sterke drank) of na iedere drie glazen wijn een glas cola te nemen. 4. De chronische fase De laatste fase wordt gekenmerkt door vier symptomen: Drinkperioden die lang duren (paar dagen en nachten) Verschijnselen die optreden na het stoppen met drinken (na een lange tijd gedronken te hebben) zoals; heel erg beven in de ochtenduren, onweerstaanbare lichamelijke behoefte aan alcohol Er wordt ’s morgens vroeg alweer gedronken (Om die verschijnselen niet te hebben) Tolerantie voor alcohol neemt weer af Edwards systeem Edwards is een Engelse onderzoeker. Hij heeft de alcoholverslaving opnieuw beschreven, maar dan op klinische gronden. Hij verschilt nogal van Jellinek. Volgens hem is er geen sprake van een ‘alles of niets’- situatie. Hij zegt dat er sprake is van een continuüm. Edwards zegt dat vanuit een psychofysiologisch visie. Als laatste zegt hij dat je alcoholverslaving altijd samen moet zien in relatie met de omgeving. Hij beschrijft 7 symptomen die passen bij een alcoholverslaving: 1. De verslaving ontstaat geleidelijk en de vaste gewoonten rond het drinken slijpen er in. Elke dag wordt zo ongeveer dezelfde hoeveelheid alcohol gedronken 2. Er ontstaat drugzoekend gedrag. Het drinken wordt belangrijker dan alle andere zaken in het leven. 3. De tolerantie van drinken wordt groter 4. Verschijnselen van ochtendabstinentie (zweten, misselijkheid, trillerig, beverig). Deze verschijnselen verdwijnen wanneer iemand drinkt. 5. Drinken om de verschijnselen van hierboven te verhelpen. 6. Het subjectieve gevoel van drinken (dwangneurose). 7. Wanneer de zes symptomen van hierboven snel terugkeren, nadat er een tijd niet is gedronken. Hij noemt dat er drie soorten van drinken zijn. Het lichte, middelzware en ernstige beeld.
22
Indeling op basis van zes fases Hierboven zijn twee systemen beschreven die alcoholverslaving uitleggen. Er zal nu nog een manier beschreven worden om naar alcoholverslaving te kijken. Deze stadia van gebruik en herstel zijn gebaseerd op Shaffer en Jones (zie Lowinson et al., 1997). Vanuit het Trimbos instituut is hier een interventie op bedacht. Deze interventie heet open en alert( Van Leeuwen, L., & Van der Veen, C. 2009). Hierin maken ze gebruik van die fases van alcoholgebruik. Deze fases worden hieronder beschreven: Fase 1 Kennismaking Iedereen krijgt een keer te maken met alcohol of drugs. Hiermee wordt niet bedoeld dat iedereen dan ook alcohol of drugs gebruikt, maar iedereen krijgt er mee te maken. Op televisie, op straat op verjaardagen en thuis krijgt iedereen dit een keer te zien. Fase 2 Experimenteren Nadat iemand de kennismaking met alcohol of drugs heeft gehad kan iemand nieuwsgierig worden. Iemand wil het ook een keer proberen of ervaren. Ze willen kijken of het leuk is of lekker, maar iemand kan het ook vies vinden of niet leuk ervaren. Verschillende middelen worden in deze fase uitgeprobeerd. De middelen worden met elkaar vergeleken en om te kijken hoe ver iemand kan gaan. Op basis van het uitproberen kijkt iemand of hij/zij het vaker wil doen of juist niet. De meeste jongeren die gaan experimenteren, gaan deze middelen niet problematisch gebruiken. Fase 3 Sociaal gebruik Hierin gaan mensen alcohol gebruik in het sociale netwerk. Dit betekent dat ze meer gaan drinken bij feestjes of verjaardagen. Het is gezellig om een biertje te drinken tijdens een feestje. Ze drinken niet wanneer ze alleen thuis zijn. Fase 4 Gewoontegebruik In de vorige fase werd beschreven dat er alleen gedronken wordt tijdens feestjes of gezelligheid, maar wanneer iemand dit als prettig ervaart kan het ook een gewoontegebruik worden. De feestjes en gezelligheid worden als gezellig en sociaal ervaren, waardoor het een gewoonte wordt om te drinken. Het kan ook een gewoonte worden om middelen te gebruiken omdat iemand het effect als prettig ervaart. Tijdens een feestje wordt iemand losser van de drank of ze worden rustig van het blowen. Het gebruik krijgt dan een functie. Dit kan betekenen dat bepaalde situaties verbonden zijn aan het gebruik van alcohol en/of drugs. Dit gebruik kan ervoor zorgen dat iemand problematisch gaat gebruiken. Fase 5 Problematisch gebruik In deze fase is iemand problematisch aan het gebruiken. Wanneer alcohol en drugs puur voor de gezelligheid wordt gebruikt kan dit wel problematisch zijn. Elke weekend veel drinken en elke avond blowen kan schade aanrichten aan de lichamelijke gezondheid. Wanneer drank gebruikt wordt om: stress te verminderen, meer zelfvertrouwen hebben, verveling tegengaan dan is er een risico op het niet meer zonder drank kunnen. Het dagelijks leven kan beïnvloed worden door alcohol- en drugsgebruik. De volgende negatieve gevolgen kunnen ontstaan: slechte schoolprestaties, slechte werkprestaties, slechte gezondheid, geldgebrek. Juist om deze negatieve gevolgen tegen te gaan zie je dat mensen vaak nog meer gaan drinken om een positief gevolg te zoeken.
23
Fase 6 Verslaving Een verslaving betekent dat iemand volledig afhankelijk is van drugs of drank. Iemand staat er mee op en gaat ermee naar bed. Het lichaam kan gewend raken aan de middelen, waardoor je lichaam gaat protesteren wanneer het middel niet genomen wordt. Dit worden ontwenningsverschijnselen genoemd. Niet alleen kan je lichamelijk afhankelijk zijn, maar ook geestelijke afhankelijkheid is mogelijk. Je geest denkt niet meer normaal te kunnen functioneren zonder het middel. Wanneer iemand het middel ziet of iemand krijg het aangeboden moeten ze ja zeggen. 4.3 Definiëring alcoholverslaving In de vorige paragraaf is uitgelegd hoe een alcoholverslaving kan ontstaan. Om het begrip alcoholverslaving te definiëren wordt er gebruik gemaakt van de DSM IV. Deze indeling beschrijft alcoholmisbruik- en afhankelijkheid als volgt DSM-IV criteria voor alcoholmisbruik- en afhankelijkheid De vierde editie van het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-IV) is een Amerikaans handboek voor het diagnosticeren van psychiatrische aandoeningen. Het handboek werkt volgens een classificatiesysteem. Hieronder worden kort de classificaties van alcoholmisbruik en alcoholafhankelijkheid zoals beschreven in het handboek weergegeven. Alcoholmisbruik (Risico op alcoholafhankelijkheid) Onaangepast gebruik dat significante beperkingen oplevert, op één of meerdere van de volgende gebieden en binnen een periode van 12 maanden: - niet meer kunnen voldoen aan verplichtingen op het werk, school of thuis; - door gebruik van het middel in fysiek gevaarlijke situaties komen; - herhaaldelijk, in samenhang met het middel, in aanraking komen met justitie; - voortdurend gebruik van het middel ondanks aanhoudende of terugkerende problemen op sociaal terrein veroorzaakt of verergerd door de effecten van het middel. Alcoholafhankelijkheid Naast alcoholmisbruik is er sprake van drie of meer van de volgende kenmerken die zich op enig moment voordoen binnen een periode van 12 maanden: - tolerantie; - ontwenningsverschijnselen; - langer of meer gebruik van het middel dan men van plan was; - weinig succesvolle pogingen om het gebruik te reguleren; - het besteden van veel tijd om aan het middel te komen; - belangrijke sociale of werk gerelateerde activiteiten of vrijetijdsbesteding wordt afgezegd of verminderd vanwege gebruik van het middel; - voortzetten van gebruik ook al weet men dat het leidt tot problemen. (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, Fourth Edition, Text Revision. Washington, DC) (2000): 24
(American Psychiatric Association.) 4.4 Tabel signalen riskant alcoholgebruik bij jongeren Tot slot hier een tabel die signalen laat zien die kunnen wijzen op riskant alcoholgebruik bij jongeren. Deze tabel wordt toegevoegd om te laten zien welke signalen passen bij riskant alcoholgebruik jongeren. Deze tabel is speciaal toegespitst op deze doelgroep. Deze tabel wordt ook gebruikt binnen het protocol vroegsignalering. Tabel 1: Signalen die kunnen wijzen op riskant alcoholgebruik bij jongeren (overgenomen uit het protocol vroegsignalering; Matthys et al. 2006, Schrijvers & Schoemaker 2008, Verstuyf 2007; Zinberg 1984). Gedragsindicaties - Veelvuldig (verkeer) ongevallen met fiets of auto - Regelmatig doktersbezoek - Verslechterende schoolresultaten - Cognitieve problemen - Concentratiestoornissen - Veelvuldig te laat komen (maandagochtend)- Spijbelen (maandagochtend) - Schooluitval- Kater in het weekend of op maandagochtend Middel - Welke middelen gebruikt de jongere - Alleen alcohol of ook andere middelen, zoals tabak of cannabis? - Hoe vaak drinkt de jongere (frequentie)? - Hoeveel glazen drinkt de jongere (hoeveelheid)? Persoon - Geslacht (jongens drinken meer en vaker dan meisjes) - Leeftijd (alcoholgebruik neemt toe met de leeftijd) - Opleidingsniveau (VMBO scholieren drinken meer, vaker en op jongere leeftijd dan HAVO/VWO scholieren) - SES, sociaal economische status (jongeren met een lage SES drinken meer, vaker en op jongere leeftijd dan jongeren met een hoge SES) - Problemen met genotmiddelen of psychische problemen bij ouders, middelengebruik tijdens de zwangerschap door moeder - Psychische klachten zoals voorkomend bij o.a. autisme, ADHD, LVG - Agressie of ruzie, vertonen van antisociaal gedrag - Experimenterende persoonlijkheid, zoeken naar wat nieuw of spannend is Omgeving - Waar drinkt de jongere? Tijdens het uitgaan of ook op school? - Met wie? Is er druk vanuit de vriendengroep? Drinkt iemand ook wel eens alleen op zijn kamer? - Op welke tijdstippen? Alleen ’s avonds, of ook ’s ochtends? Indrinken? - Hoe komt de jongere aan alcohol? Zelf kopen (leeftijdsgrens!), via vrienden of ouders? - Drinken vrienden en ouders (te)veel alcohol? - Zijn de ouders gescheiden of spelen er relatieproblemen? - Hebben personen uit de omgeving van de jongere bezorgdheid geuit over de jongere (ouders, vrienden, leraren, collega’s van werk/bijbaan)?
25
Het begrip alcoholverslaving is nu uitgelegd aan de hand van verschillende theoretische bronnen. Allereerst is het ontstaan van een alcoholverslaving uitgelegd. Hierin hebben we het systeem van Jellinek, het systeem van Edwards en het systeem dat gebruikt wordt binnen het Trimbos-Instituut. De systemen tonen overeenkomsten, maar ook duidelijk verschillen. In alle drie de gevallen is er uiteindelijk sprake van een verslaving. Voor dit literatuuronderzoek wordt er geprobeerd het derde systeem aan te houden omdat dit systeem wordt genoemd binnen het protocol vroegsignalering. Nadat het ontstaat van een alcoholverslaving is beschreven is er een definiëring van alcoholverslaving benoemd. De definiëring die gebruikt wordt is de DSM IV. De DSM IV legt op een duidelijke en ordelijke manier uit wat een alcoholmisbruik of afhankelijkheid inhoudt. Als laatst is er in dit hoofdstuk gekozen voor een tabel met riskante signalen die kunnen wijzen op alcoholmisbruik. De signalen kunnen gebruikt worden bij het herkennen van alcoholproblematiek. 4.5 Oorzaken van het ontstaan van alcoholproblematiek Nu het begrip alcoholverslaving is uitgelegd wordt er gekeken naar de factoren die ervoor kunnen zorgen dat er een alcoholverslaving ontstaat. Zoals te zien is in het schema hierboven kunnen er oorzaken liggen in de persoon, maar ook in de omgeving. Naast de persoon en omgeving wordt er specifiek gekeken naar de erfelijke factoren. 4.5.1 Risicofactoren Voordat er een aantal oorzaken van alcoholproblematiek worden uitgelicht wordt ieder hoofdstuk ingeleid met een aantal risicofactoren. Dit is om een compleet en helder beeld te geven. Er zal niet op alle risicofactoren ingegaan worden. (hierbij wordt gebruik gemaakt van Dierker e.a. 1997). De risicofactoren zijn factoren die binnen de persoon kunnen vallen, omgevingsfactoren zoals ouders en gezin, en omgevingsfactoren zoals vrienden, school en buurt. 4.5.2 Factoren binnen de persoon Over de factoren binnen de persoon kunnen we er een paar noemen. Er wordt gebruik gemaakt van de risicofactoren (Dierker, 1997). Risicofactoren op het niveau van het kind - Genetische aanleg voor verslaving - Kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van middelenmisbruik door prenatale invloeden op de foetus - Individuele factoren (gedeeltelijk aangeboren) zoals agressiviteit, temperament, impulsiviteit en risicovol gedrag - Individuele cognitieve kenmerken zoals een laag zelfbeeld, weinig zelfvertrouwen en externe locus en controle - Onveilige gehechtheid - Eerdere ontwikkelingsopgaven zijn niet goed volbracht - Psychische stoornissen zoals gedragsstoornissen en stemmingsstoornissen - Middelen gebruiken als zelfmedicatie bij psychische stoornissen
26
Wat je ziet in dit schema is dat er genetische en biologische factoren een rol spelen. Erfelijkheid kan een rol spelen. Op erfelijke factoren wordt in het volgende hoofdstuk ingegaan. Ook als het kind erfelijk is voor het ontwikkelingen van een psychische stoornis of een stemmingsstoornis kan dit een risicofactor zijn. Een stoornis is weer een risico voor het ontwikkelen van een alcoholverslaving. De kindkenmerken (agressief en impulsief) kunnen ook een rol spelen bij het ontstaan van middelengebruik. 4.5.3 Erfelijke factoren Er is veel onderzoek gedaan naar de erfelijke factoren van alcoholverslaving. Het onderzoek van Tarter uit 1995 wat gedaan is naar temperament lijkt wel wat op te leveren. Kinderen met bijvoorbeeld een lastig temperament raken vaker in conflicten, waardoor ze weer meer risico lopen op het ontwikkelen van probleemgedrag, waaronder ook alcoholmisbruik. Dit is helemaal zo bij kinderen die ook een erfelijke belasting hebben (Tarter, 1995). Het moderne onderzoek naar de erfelijkheid laat zien dat alcoholisme erfelijk is, maar dat het niet de enige en waarschijnlijk niet de belangrijkste oorzaak is. Een Zweeds tweelingregister liet het volgende zien: Bij 174 tweelingkinderen waar van één helft alcoholist is, was het bij eeneiige tweelingen 53% die ook alcoholist was en bij twee-eiige was dit 28%. Er kan echter ook sprake zijn van milieufactoren. Dit zegt dus nog niet alles over de erfelijke factoren. Een onderzoek naar adoptiekinderen is gedaan door Goodwin in Denemarken. Bij dit onderzoek waren er adoptiekinderen van biologische ouders die niet drinken en biologische ouders die wel drinken. De jongens die biologische ouders hadden die drinken hadden een viermaal hogere frequentie van alcoholisme in vergelijking met de andere groep. Als laatst is er ook nog onderzoek gedaan naar hoe goed iemand tegen alcohol kan (Schuckit 1994). Jongens die snel dronken worden, lopen minder risico dan jongens die goed tegen alcohol kunnen. Boohman (1987) heeft via verschillende adoptiestudies ontdekt dat er waarschijnlijk drie typen alcoholisme zijn, waarbij er een erfelijke factor is: 1. Het type waarin de aanleg voor alcoholisme pas op volwassen leeftijd tot uitdrukking komt, dit gebeurt alleen wanneer de omgeving hier aanleiding toe geeft. 2. Het type waarbij de aanleg voor alcoholisme al op jonge leeftijd aanwezig is. Dit type is niet afhankelijk van de mate waarin de omgeving alcohol gebruikt. Jongens hebben bij dit type negen keer verhoogd risico op alcoholgebruik en gedragen zich vaak crimineel. Meisjes krijgen vaak lichamelijke klachten 3. Dit is het type waarin asociaal gedrag en erge criminaliteit bij mannen verband houdt met herhaald alcoholgebruik. Bij vrouwen geeft dit type veel lichamelijke klachten. De verklaring wordt gezocht in biochemische afwijkingen en in specifieke reacties in de hersenen. 4.5.4 Factoren vanuit de omgeving Binnen dit onderwerp zal er gekeken worden naar de factoren die er zijn vanuit de omgeving, de zogeheten sociale factoren. Hierbij wordt gekeken naar de invloed van 27
ouders, maar ook het gezin en vrienden of leeftijdsgenootjes. Als laatst wordt er ook gekeken naar de gevolgen van een verslaving van één of beide ouders van het kind. 4.5.4.1 Invloed van ouders Bij dit hoofdstuk wordt er gekeken naar de invloed van de ouders op het ontstaan van alcoholgebruik van de jongere. Het gaat hier dus niet om erfelijke factoren op het kind (genetisch bepaling), maar hoe de ouders invloed kunnen hebben op het kind. Er zal ook behandeld worden wat het betekent voor het kind wanneer ouders zelf probleemdrinkers zijn. Er zal eerst een aantal risicofactoren op het niveau van de ouders en het gezin genoemd worden. Risicofactoren op het niveau van de ouders en het gezin Onvoldoende sensitiviteit en responsiviteit bij de ouders Middelenmisbruik en/of psychische stoornissen bij de ouders Verschillende aspecten van de opvoedingssituatie zoals inconsistente opvoeding, mishandeling van het kind, conflicten en geweld in de gezinssituatie, gebrek aan monitoring van het kind en echtscheiding Te strenge en autoritaire opvoeding waardoor het kind niet tot experimenteren met middelengebruik kan komen Oudere broer of zus die middelen gebruikt of misbruikt Lagere SES van het gezin (laag opgeleide ouders, laag inkomen van de ouders enzovoorts) Er wordt vooral ingegaan op de invloed die ouders kunnen hebben op het ontwikkelen van een drankstoornis. De invloed van ouders is het grootst in de fase dat kinderen na gaan denken over drinken. Ouders kunnen deze leeftijd uitstellen, door het stellen van duidelijke regels. Ook ouders die zelf drinken, kunnen hun kinderen helpen het drinkgedrag te beperken. Tussen de elf en veertien jaar begint het kind gemiddeld met drinken(Nationale Drugs Monitor, 2004; Monshouwer e.a., 2003). Dit ligt hoog in vergelijking met andere Europese landen en met eerder generaties( Hibell e.a., 2004;Poelen e.a., 2005). Om te kijken naar de invloed van ouders op hun kinderen wordt gebruik gemaakt van de sociale leertheorie van Bandura. Volgens Bandura bestaat de persoonlijkheid van iemand niet allen uit observeerbaar gedrag, maar juist ook uit mentale processen. Hij bedoelt hiermee dat mensen over zichzelf nadenken en bewust keuzes kunnen maken. Hij vindt ook dat een beloning van bepaald gedrag ervoor kunnen zorgen dat er gedrag wordt aangeleerd. Volgens Bandura kan leren op een andere manier. Mensen leren door naar anderen te kijken, en zien hoe andere iets doen. Dit noemt hij ook wel observationeel leren. Ze zien ook welke gevolgen een persoon ondervindt van een bepaalde keuze die hij/zij maakt. Dit noemt hij observationele bekrachtiging. Een kind ziet bijvoorbeeld hoe moeder een aardappel schilt, en zo leert het kind hoe hij/zij dat moet doen. Wanneer ouders regels stellen voor het drinken van hun kinderen beperkt dit de kans dat jongeren gaan drinken. Bij de risicofactoren is te lezen dat een te strenge opvoeding 28
ook averechts werkt, maar bewezen is dat regels belangrijk zijn. Als ouders naast het regels stellen veel vertrouwen hebben in hun mogelijkheden om het kind van de alcohol af te houden dan beperkt dit ook de kans dat jongeren gaan drinken. Er wordt vaak beweerd dat praten helpt om problemen te voorkomen of op te lossen. Wanneer ouders teveel over alcohol praten heeft dit een averechts gevolg. De reacties van ouders op het thuiskomen van hun dronken kind helpt ook niet (Van der Vorst e.a., 2005). Uit onderzoek blijkt dat regels stellen omtrent alcoholgebruik leidt tot minder drinken door jongeren (Van der Vorst e.a., 2005; Van der Vorst e.a., 2007). Wanneer ouders toegeeflijk of tolerant zijn als het om alcoholgebruik van hun kinderen gaat dan drinken kinderen vaker dan kinderen van strenge ouders. Door regels te stellen beginnen jongeren later met drinken en drinken ze ook minder (Van der Vorst e.a., 2006; Van der Vorst e.a., 2007) ‘’Persoonskenmerken van adolescenten veranderen niets aan de preventieve werking van het stellen van alcoholregels. Kinderen met een opstandig karakter of die speciaal onderwijs volgen of extravert zijn, zijn even gevoelig voor alcoholregels van ouders als andere kinderen’’ (Van der Vorst e.a., 2007; van Zundert e.a., 2006). Niet alleen opvoeding speelt een belangrijke rol in de beïnvloeding van kinderen, maar ook het alcoholgebruik van ouders is belangrijk. Als ouders veel drinken is de kans dat kinderen op jonge leeftijd gaan drinken en meer gaan drinken in de toekomst groter (Duncan e.a., 2006; Van der Vorst e.a., 2008c). Wanneer vader extreem zware drinkers zijn hebben kinderen ook extra kans om een zware drinker te worden. De invloed van drinkende moeder is minder duidelijk. Beide ouders hebben de meeste invloed op hun kinderen in de beginfase van drinken. Veel jongeren beginnen thuis met drinken (Warner & White, 2003). Het blijkt echter dat jongeren die thuis of samen met ouders drinken, later meer alcohol gaan consumeren (Van der Vorst e.a., 2008a). Na een aantal jaar drinken ze zowel thuis als buitenhuis meer. Ze lopen ook meer kans op problemen met alcohol te krijgen (Komro e.a., 2007). Later hebben leeftijdgenoten meer invloed op het drinkgedrag van jongeren. (Van der Vorst e.a., 2008c). Hier wordt nog op ingegaan in een volgend hoofdstuk. Normaal wordt communicatie in een gezin gezien als belangrijk voor het goed functioneren van een gezin en het oplossen van problemen (Jackson e.a., 1998). Het blijkt echter dat hoe meer er over alcohol gepraat wordt met het kind, hoe meer er gedronken wordt door het kind (Spijker e.a., 2008; Van der Vorst e.a, 2005). Waarschijnlijk zet praten aan tot alcoholgebruik (Van der Vorst & Engels, 2008). Waarschijnlijk praten ouders niet constructief of te laat over alcohol. Een Amerikaans onderzoek bevestigt dit. Het bleek dat ouders geen echt gesprek aan gingen over alcohol, maar dat het vaak tussen neus en lippen ter sprake kwam (Miller-Day, 2002). Een andere theorie zegt da ouders door veel en vaak te praten de nieuwsgierigheid van het kind juist prikkelt. Wat nou precies belangrijk is in de communicatie met kinderen moet nog nader onderzocht worden. Er wordt ook wel eens gesproken over de sociale overdracht van alcoholproblematiek van generatie op generatie. In het ene gezin is alcohol de manier om met spanningen of ruzies om te gaan, omdat de mensen elkaar dat leren wordt dit een gewoonte (sociale leertheorie). Er is onderzoek gedaan naar de mate waarin het alcoholisme van de ouders gevolgen heeft voor de kinderen. Hieruit blijkt dat dit sterk afhangt wat de structuur en cultuur binnen een gezin is. Volgens Wolin en Benett (1979,1985) is de sociale overdracht afhankelijk van een aantal factoren: 29
1.
In hoeverre worden de gezinsrituelen verstoord of toch in stand gehouden door het alcoholgebruik van één of beide ouders. 2. De mate waarin het kind nog contact heeft met de ouders 3. In hoeverre het kind op volwassen leeftijd nog contact zoekt met de familie van de partner, wanneer deze partner geen familiair alcoholisme kent. Dit zijn factoren die meegenomen kunnen worden in de preventiehulpverlening. 4.5.4.2 Invloed van vrienden/leeftijdsgenoten Als er gezocht wordt op sociale invloed bij alcoholgebruik bij jongeren komt er veelal voorbij dat ouders een grotere rol hebben op het beginnen met drinken dan vrienden. Waar in dit hoofdstuk wel naar gekeken gaat worden is de groepsdynamica en groepsdruk. Wanneer een jongere binnen een groep vrienden valt, kan er door groepsdruk toch invloed uitgeoefend worden op het drinkgedrag. Eerst volgen hier de risicofactoren Risicofactoren op het niveau van de omgeving ‘Slechte’ vriendenkring met een risicovolle manier van middelengebruik Een schoolomgeving met te weinig persoonlijk contact tussen leraar en leerling Wonen in een buurt met achterstandsituaties, anonimiteit, geweld en delinquentie Waargenomen stress bij levensgebeurtenissen, zoals overlijden van een geliefd persoon, slachtoffer zijn van ongelukken, slachtoffer of deelnemer aan oorlogsgeweld Emigratie of vlucht waarbij de jongere zijn sociale netwerk verliest en er nieuwe voor de plaats krijgt In dit hoofdstuk wordt er vooral ingegaan op de vriendenkring. De invloed van leeftijdsgenoten neemt toe in de adolescentie. Dit gebeurt omdat er dan een toenemend verlangen ontstaat naar autonomie en zelfbepaling. Dit speelt een belangrijke rol wanneer iemand gaat experimenteren. Leeftijdgenoten geven steun en informatie. Het blijft echter moeilijk om alleen naar de invloed van leeftijdgenoten te kijken. Want iemand kiest zijn vrienden niet zomaar, als iemand een vriend kiest met deviant gedrag, zoals middelenmisbruik komt hier meer bij kijken. Misschien heeft iemand een slechte relatie met ouders, of een slechte woonbuurt. Deze factoren beïnvloeden elkaar. Wat wel duidelijk is, is dat leeftijdgenoten een belangrijkere rol gaan spelen naar mate een jongere/kind ouder wordt. Om het beïnvloeden door leeftijdgenoten te verduidelijken wordt er gebruik gemaakt van groepsgedrag. Mensen horen bij een groep (bijv. vriendengroep) en hebben hiervoor allerlei redenen. Er zijn verschillende functies om bij een groep te horen: 1. 2.
Behoefte ergens bij te horen Geven sociale identiteit
Wanneer we binnen een groep vallen heeft de groep ook invloed op het gedrag van iemand. Jan Dirk de Jonge en Frank van Gemert hebben onderzoek gedaan voor de 30
Vrije Universiteit van Amsterdam naar groepsdruk. Zij beschrijven dat groepsdruk de druk is die iemand ondervindt om zijn/haar gedrag af te stemmen op de normen van de groep. In dit onderzoek noemen ze drie soorten groepsdruk. Deze worden beschreven en vervolgens wordt er gekeken hoe dit een rol kan spelen bij het alcoholgebruik van jongeren. Vormen van groepsdruk: 1.
2.
3.
Onbewuste aanpassing. Dit betekent dat iemand bij de groep wil horen en dat iemand het belangrijk vindt om geaccepteerd te worden. Iemand wil graag positieve reacties ontvangen van de groepsleden. Iemand past zich aan de groep aan. Het wordt onbewust genoemd omdat iemand zijn gedrag als vrije wil ervaart. De tweede vorm wordt impliciete groepsdruk genoemd. Niemand van de groep spreekt een gedragsverwachting uit, maar toch ervaart iemand dat de groep iets verlangt. De persoon is bang voor negatieve reacties. Iemand leidt dit af van hoe andere personen in de groep zich gedragen. Bij deze vorm is de angst om buitengesloten te worden groter dan bij de eerste vorm. De laatste vorm is expliciete groepsdruk. Bij deze vorm wordt iemand gedwongen zich te houden aan bepaalde normen of gedrag. De groepsleden spreken een verwachting uit. Wanneer iemand niet voldoet aan deze normen kunnen er sancties volgen. Het is duidelijk wie er druk op wie uitoefent in de groep. Groepsleden ervaren dit als bedreiging of angst.
Als de groepsdruk wordt toegespitst op alcohol kan het volgende gebeuren. Wanneer een jongere zich niet houdt aan de normen van de groep, bijvoorbeeld tijdens een drankspel kan de sanctie zijn dat een jongere meer moet drinken. Een jongere kan ook worden opgejut binnen de groep op meer te drinken dan hij of zij wil. Iemand doet dit wel om niet buiten de groep te vallen of om hoger aanzien te hebben binnen de groep. 4.6 Mogelijke problemen die kunnen ontstaan naast alcoholproblematiek In de voorgaande hoofdstukken is onderzocht wat alcoholproblematiek precies is en hoe dit kan ontstaan bij een jongere. Nu wordt er nog eens kort ingegaan op de problemen die kunnen ontstaan naast alcoholproblematiek. Deze mentale en lichamelijke gevolgen kunnen er overigens wel voor zorgen dat er alcoholproblematiek ontstaat. Daarom is dit belangrijk om mee te nemen binnen dit literatuuronderzoek. Overzicht van problemen die bij kinderen en jongeren kunnen voorkomen -
Slecht slapen Slecht eten Lusteloosheid Prikkelbaar zijn Bedplassen Angsten Concentratie- en leerstoornissen
31
-
Agressief gedrag Zich isoleren Passief gedrag Weinig contact met leeftijdsgenoten Wantrouwen Problemen met school, spijbelen, van school getrapt worden Problemen met uiten van emoties Jongens in de puberteit: delinquent gedrag Meisjes in de puberteit: seksuele moeilijkheden, psychosomatische klachten Neiging tot suïcide: Niet goed over eigen middelengebruik kunnen oordelen: zelf verslaafd raken! Onverantwoordelijk of oververantwoordelijk zijn Sterke schuld- en schaamgevoelens Controle over de situatie willen houden (van der Stel, J., van der Keulen, J., Kinderen gezin en alcohol)
Problemen die zich later in het leven kunnen manifesteren -
Weinig sociale vaardigheden hebben Moeite hebben met het aangaan en onderhouden van intieme relaties Miskennen van eigen gevoelens, wensen en behoeften Niet afmaken van taken en niet doorzetten On- en oververantwoordelijk gedrag In situaties die ze niet kunnen beheersen: hevige afweerreacties Continue bevestiging bij en waardering van anderen zoeken Schuldgevoel hebben over alles wat mis gaat Angstig en onveilig voelen Hoge eisen aan zichzelf stellen Niet weten wat ‘’normaal’’ is Moeite hebben met genieten van dingen Overloyaal zijn, ook als dit destructief is Impulsgedrag vertonen, niet overzien van consequenties Beheerst worden door de drang voor anderen te zorgen Moeilijkheden hebben met afscheiden nemen van gezin van herkomst (van der Stel, J., van der Keulen, J,. Kinderen gezin en alcohol)
4.7 Conclusie Binnen deze literatuurvraag is gebruik gemaakt van veel verschillende theoretische bronnen. Hiervoor is gekozen omdat er veel geschreven is over alcoholproblematiek. Uiteindelijk is geprobeerd om vanuit deze brede visie een aantal factoren te onderzoeken waardoor een alcoholverslaving kan ontstaan. Om het begrip alcoholverslaving uit te leggen is er gekozen voor het fase systeem dat gebruikt wordt binnen het Trimbos-Instituut en dat genoemd wordt binnen het protocol. De andere systemen zijn wel beschreven als extra informatiebron. Door deze bronnen met elkaar te vergelijken blijkt dat iedere verslaving zijn eigen verloop kent. De conclusie die wel getrokken kan worden is dat wanneer iemand volledig afhankelijk is van drank of drugs dat iemand dan verslaafd is. De systemen beschrijven ook alle drie 32
dat wanneer iemand lichamelijke ontwenningsverschijnselen krijgt dit passend is binnen een verslaving. Het leven van iemand staat in het teken van de drank. Als we gaan kijken naar de factoren die een rol spelen bij het ontstaan van alcoholproblematiek bij jongeren zijn er verschillende factoren zichtbaar geworden. Allereerst speelt erfelijkheid een rol bij het ontstaan van alcoholproblematiek. Een onderzoek in Denemarken met adoptiekinderen laat zien dat kinderen met biologische ouders met een verslaving, vier keer meer kans hebben op een verslaving dan adoptiekinderen met biologische ouders zonder een verslaving. Het moderne onderzoek naar de erfelijkheid laat zien dat alcoholisme erfelijk is, maar dat het niet de enige en waarschijnlijk niet de belangrijkste oorzaak is. Hierin zou nog meer onderzocht moeten worden. De sociale factoren zijn ook onderzocht. Hierin wordt onderscheidt gemaakt tussen invloed van ouders/gezin en invloed van vrienden/leeftijdsgenoten. Wat hieruit als eerst naar voren komt is dat de invloed van ouders groter blijkt te zijn dan de invloed van vrienden op het ontstaan van een alcoholverslaving. Dit blijkt zo te zijn aan het begin van het drinken van een jongere. Als een jongere eenmaal drinkt en ouder wordt, blijken vrienden daarna ook invloed uit te oefenen. De conclusie die getrokken kan worden over de invloed van ouders is als volgt, verschillende theoretische bronnen beschrijven dat het stellen van regels een positieve invloed heeft op het niet ontstaan van alcoholproblematiek. Het blijkt dat het kind later en minder veel drinkt door het stellen van regels door ouders. Als ouders vertrouwen hebben in het kunnen beïnvloeden van het drinkgedrag van het kind werkt dit ook positief. Het drinkgedrag van ouders heeft ook invloed op het drinkgedrag van kinderen. Het blijkt dat kinderen van drinkende ouders meer kans hebben om ook te gaan drinken. Het verschijnsel dat ouders samen met de kinderen thuis drinken heeft een negatieve invloed op het drinkgedrag. Over de communicatie van ouders met het kind moet nog meer onderzocht worden. Er is wel onderzocht dat het praten over alcohol aan kan zetten tot het consumeren van alcohol door het kind. Volgens een ander onderzoek wordt er niet op de juiste manier door ouders gepraat over het onderwerp alcohol. De conclusie die getrokken kan worden is dat ouders wel degelijk invloed hebben op het drinkgedrag. Er zijn verschillende factoren die het positief of negatief beïnvloeden. De invloed van leeftijdgenoten op het drankgebruik van iemand is minder duidelijk aanwezig. De leeftijdgenoten krijgen wel een grotere invloed op het drinkgedrag naar mate iemand ouder wordt. Wat beschreven wordt is dat een slechte vriendenkring wel invloed kan hebben op het middelengebruik. Binnen een groep kan er groepsdruk ontstaan, deze druk kan er voor zorgen dat iemand meer gaat drinken dan hij of zij eigenlijk wil. De conclusie is dat leeftijdgenoten wel een invloed kunnen hebben, maar de mate waarin is niet helemaal duidelijk, of kan moeilijk worden aangetoond.
33
4.8 Bronnenlijst Boeken: Dom, G. (1999). Dubbeldiagnose, als verslaving en psychische problemen samengaan, Berchem: EPO. Donders, N.C.G.M., Snelders, S., Pieters, T., Van Geelen, N., Meijman, F.J., Van der Stel, J.C. (2006). Alcoholisme en het genetisch venster, Den Haag: SMO van Epen, J.H. (2002). Drugsverslaving en alcoholisme, Houten: Bohn Stafleu van Loghum Monshouwer, K., van Dorsselaer, S., Gorter, A., Verdurmen, J., Vollebergh, W., (2004). Jeugd en riskant gedrag, Utrecht: Trimbos-Instituut. Rigter, J., (2008). Ontwikkelingspsychopathologie, eerste druk. Bussum: Coutinho van der Stel, J., van der Keulen J. (1992). Kinderen gezin en alcohol, Dekker & van de Vegt: Assen Vonk, R. (2004). Sociale psychologie, eerste druk. Wolters-Noordhoff: Groningen/Houten Artikelen: Daemen, C., van der Vorst, H., Engels, R., (2006). Opvoedingsstijlen, ouderlijk alcoholgebruik en alcoholgebruik van adolescenten: een longitudinale studie. Pedagogiek, jaargang 26 (nummer 2) Internetpagina’s: de Jong, D.J., van Gemert, F. Een studie naar het concept van groepsdruk. Geraadpleegd op 7 januari 2012, via de URL (wodc.nl/images/samenvatting_tcm44-264289.pdf Risselada, A., Schoenmakers, T.M., (2010). Protocol voor Signalering, Screening en Kortdurende Interventie van Risicovol Alcoholgebruik bij Jongere. Geraadpleegd op 30 december 2011, van ( www.vroegsignaleringalcohol.nl ) via de URL:http://www.vroegsignaleringalcohol.nl/~/media/Themasites/PVA/Downloads/AF0969ProtocolAlcohol Jongerencompleet.ashx van der Vorst, H., Engels, R., (2008). De rol van ouders in de ontwikkeling van alcoholgebruik onder adolescenten. Geraadpleegd op 30 december 2011, van (SEEK-Q) via de URL http://han2.windesheim.nl/han/Seekq/vb23.bsl.nl/frontend/redir.asp?product=1574-1842&page=15741842/09014f3c802276da%2Ehtml&highlight=omgevingsfactoren+alcoholgebruik&phrase=
Overige bronnen: Zundert, R. van, van der Vorst, H., Vermulst, A.A., & Engels, R.M.C.E. (2006). Pathways to alcohol use among Dutch students in regular education and education for adolescents with behavioural problems: the role of parental alcohol use, general parenting practices, and alcohol-specific parenting practices. Journal of Family Psychology, 20, 456-467. Poelen, E.A.P., Scholte, R.H.J., Engels, R.C.M.E., Boomsma, D.I., & Willemsen, G. (2005). Prevalence and trends of alcohol use and misuse among adolescents and young adults in the Netherlands from 1993 to 2000. Drug and Alcohol Dependence, 79, 413421. Duncan, S.C., Duncan, T.E., & Strycker, L.A. (2006). Alcohol use from ages 9 to 16: a
34
cohort-sequential latent growth model. Drug and Alcohol Dependence, 81, 71-81. Ennett, S.T., Bauman, K.E., Foshee, V.A., Pemberton, M., & Hicks, K.A. (2001). Parentchild communication about adolescent tobacco and alcohol use: what do parents say and does it affect youth behavior. Journal of Marriage and theFamily, 63, 48-62. Grillon, C., Dierker, L. & Merikangas, K. (1997). Startle Modulation on in Children at Risk for anxiety disorders and/or alcoholism. Journal of American Academic Child and Adolescense Psychiatry, 37, (7), 925-932. Tarter, R. E., Mezzich, A. C., Hsieh, Y. C., & Parks, S. M. (1995). Cognitive capacity in female adolescent substance abusers. Drug Alcohol Depend., 39, 15-21. Monshouwer, K., Smit, F., de Zwart, W.M., Spruit, I., & Ameijden, E.J.C. van (2003). Progress from a first drink to first intoxication: age of onset, time-windows and risk factors in a Dutch national sample of secondary school students. Journal of Substance Use, 8, 155-163. Vorst, H. van der, Engels, R.C.M.E., Deković, M., Meeus, W., & Vermulst A. (2007). Alcohol-specific rules, personality and adolescents’ alcohol use: a longitudinal person environment study. Addiction, 102, 1064-1075. Vorst, H. van der, H., Engels, R.C.M.E., & Burk, W.J. (2008a). Can parents teach their children to control their own drinking? Parental and friends’ influences on the bidirectional associations between drinking at home and drinking outside the home. Ingezonden manuscript. Hibell, B., Andersson, B., Bjarnasson, T., Ahlström, S., Balakireva, O., Kokkevi, A., & Morgan, M. (2004). The ESPAD report 2003. Alcohol and other drug use among students in 35 European countries. The Swedish council for information on alcohol and other drugs (CAN), council of Europe, co-operation group to combat drug abuse and illicit trafficking in drugs (Pompidou group). Stockholm: Modintryckoffset. Miller-Day, M. A. (2002). Parent-adolescent communication about alcohol, tobacco, and other drug use. Journal of Adolescent Research, 17 (6), 604 - 616. Van Leeuwen, L., & Van der Veen, C. (2009). Open en Alert. Alcohol- en drugspreventie in de Justitiële Jeugdinrichting. Utrecht: Trimbos-instituut.
35
36
5. Literatuurvraag 2 (Joanne Lubbers) Op welke manier kan de motiverende gespreksvoering die in de training wordt overgedragen, aansluiten bij jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar? 5.1 Inleiding De training vroegsignalering alcohol geeft verschillende doelgroepen informatie en handvatten om met jongeren in gesprek te gaan over alcoholgebruik. In dit onderzoek wordt deze informatie overgedragen op medewerkers van het voortgezet onderwijs. Zij krijgen te maken met jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. De gespreksmethode die medewerkers vanuit het protocol en de training kunnen inzetten in gesprek met jongeren is de motiverende gespreksvoering. Zoals de voorkant van het boek ‘Motiverende gespreksvoering’ van Miller en Rollnick al aangeeft, is de motiverende gespreksvoering een methode om mensen voor te bereiden op verandering. Deze methode is gericht op een hele brede doelgroep. Daarom richt dit literatuuronderzoek zich op de communicatie met jongeren. In dit literatuurhoofdstuk zal er worden gekeken hoe de gespreksvoering met jongeren kan aansluiten bij de motiverende gespreksvoering. Dit wordt gedaan door eerst te kijken naar de jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar, ook wel pubers genoemd. Centrale vraagstelling daarbij is: Wat is een puber en hoe denkt een puber? Vervolgens wordt er gekeken hoe het beste gecommuniceerd kan worden met jongeren in deze leeftijd en welke voorwaarden en aandachtspunten daaraan verbonden zijn. Tot slot zal de motiverende gespreksvoering uitgelegd worden en gekeken worden hoe de communicatievoorwaarden voor jongeren hierop kunnen aansluiten, zodat de motiverende gespreksvoering specifiek voor deze doelgroep toegepast kan worden. 5.2 Wat is de puberteit? Wanneer je deze zoekterm intypt op internet, komen er verschillende antwoorden naar voren met eenzelfde betekenis, namelijk de ontwikkeling naar volwassenheid. Het woord puberteit is afkomstig van het Latijnse woord ‘pubertas’, wat volwassenheid betekent. Een overkoepelende term voor deze periode is de adolescentie. De adolescentie is de leeftijdsfase van twaalf tot ongeveer vijfentwintig jaar. Toch wordt deze term voornamelijk gebruikt voor de laatste jaren van deze fase, namelijk van achttien tot en met vijfentwintig jaar. De periode van 12 tot en met 18 jaar wordt dan de puberteit genoemd. Volgens Annette Heffels is de puberteit de periode tussen de 11 en 18 jaar. Volgens Huub Nelis en Yvonne van Sark zijn er de afgelopen twintig jaar opvallende ontwikkelingen geweest bij de jongeren. Zo is de jeugdcultuur heel belangrijk geworden in de samenleving. Dit betekent dat oudere mensen ook steeds jonger willen lijken, door de modetrends van de jongeren te volgen. Tevens lijken de jongeren van tegenwoordig steeds sneller volwassen te worden. De jongeren van tegenwoordig zijn een generatie, die alles weet van seks, alcohol en drugs.
37
5.2.1 Welke veranderingen treden op in de puberteit? Zoals Jay Giedd, een Amerikaanse hersenonderzoeker het al eens zei: ‘Het is niet eerlijk om van tieners te verwachten dat ze op een volwassen manier beslissingen nemen, terwijl hun hersenen nog niet af zijn’ ( H. Nelis en Y. Sark, 2009, p.19) De hersenen van jongeren ontwikkelen zich namelijk tot hun 25 e levensjaar. Tot dit levensjaar vinden er veel veranderingen plaats op zowel cognitief, lichamelijk als sociaal-emotioneel gebied. Echter verloopt geen enkele ontwikkeling hetzelfde en is geen enkele jongere hetzelfde. Toch doorlopen de jongeren grotendeels alle stappen van de ontwikkeling naar een volwassen mens. Dit onderzoek richt zich met name op de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling van de jongere. Sociaal-emotionele ontwikkeling De sociaal-emotionele ontwikkeling van jongeren verloopt volgens het boek ‘Puberbrein binnenstebuiten’ in drie fases. Deze fases zijn opgedeeld in de leeftijd 10-14 jaar, 14-16 jaar en 16-22 jaar. In de leeftijdsfase 10-14 jaar gaat de jongere zich losmaken van zijn ouders. Ook gaan ze nieuwe bindingen aan met leeftijdsgenoten. Wanneer we kijken naar het gedrag van deze leeftijdscategorie valt op dat deze jongeren impulsief handelen en vooral niet willen opvallen. Deze jongeren zijn ook erg gevoelig voor groepsdruk en zijn emotioneel gevoelig (H. Nelis en Y. Sark, 2009, p.21) In de leeftijdsfase van 14 tot en met 16 jaar vindt er een ontwikkeling plaats dat de jongere zijn eigen ‘ik’ wil gaan ontdekken. De jongere durft ook meer af te wijken van anderen in deze leeftijdsfase. Wanneer er wordt gekeken naar het gedrag van deze jongeren, zien we dat deze jongeren met van alles experimenteren en veel risico’s nemen. Deze jongeren hebben veel last van stemmingswisselingen (H. Nelis en Y. Sark, 2009, p.23). De jongeren in de leeftijdscategorie 16-22 jaar worden steeds zelfbewuster en krijgen meer identiteit. Tevens worden ze minder gevoelig voor groepsdruk. Wanneer we naar het gedrag van deze leeftijdscategorie kijken, valt het op dat ze zich verantwoordelijker opstellen, zowel naar zichzelf als naar anderen. Deze jongeren denken eerder vooruit en zijn beter in staat om over zichzelf te reflecteren. Af en toe vallen ze nog terug in onvolwassenheid ((H. Nelis en Y. Sark, 2009, p.25) Annette Heffels (2006) noemt tevens dat jongeren in deze ontwikkeling rolmodellen gaan idealiseren en imiteren. De jongeren zoekt iemand op wil hij wil gaan lijken. Dit zorgt ervoor dat hij ontdekt wat bij hem past en wie hij is. Cognitieve ontwikkeling De jongere maakt ook een cognitieve ontwikkeling door. Zo benoemt A. Heffels dat jongeren in deze ontwikkeling informatie sneller en makkelijker kunnen verwerken, doordat ze verbanden kunnen leggen. De concentratie van de jongere verbetert ook naarmate deze ouder wordt. Jongeren leren tevens om planmatig en systematisch te denken. Pubers kunnen ook hun problemen oplossen in hun gedachten. Dit wordt ook wel abstract denken genoemd. Jongeren leren ook zich te verplaatsen in anderen. Tot slot kunnen jongeren beter nadenken over zichzelf en ze ontwikkelen een zelfbeeld.
38
5.2.2 Welk gedrag laten pubers zien? Naar aanleiding van de ontwikkelingen in het leven van de jongere, zal deze ook ander gedrag laten zien. Volgens de Leidse onderzoeker M. Westenberg zijn de gedragskenmerken gekoppeld aan de ontwikkeling van de hersenen van de jongere. Annette Heffels (2006) benoemt de volgende gedragskenmerken: - Pubers letten steeds op anderen - Pubers kunnen vaak moeilijk stilzitten - Pubers kunnen afwisselend zeer sloom en uiterst energiek zijn - Pubers bewegen zich vaak onhandig - Pubers gaan vaak in discussie en redeneren dan zeer consequent en rechtlijnig door - Pubers kunnen ongelooflijk stom doen en alles vergeten waar je hen al tien keer op gewezen hebt - Vrienden staan centraal in het leven van pubers - Pubers zijn zeer egocentrisch - Pubers zijn idealistisch - Pubers zijn aan wisselende stemmingen en emoties onderhevig - Pubers zijn kwetsbaar - Pubers zijn hevig geïnteresseerd in seks - Pubers kunnen zich erg schamen voor hun ouders Nelis en Sark (2009) en Westenberg benoemen deze kenmerken ook, maar dan in andere termen. 5.3 Communiceren met pubers In bovenstaande paragraaf hebben we gezien dat de puber te maken krijgt met nog al wat veranderingen. Het gedrag van de puber zal ook niet altijd in lijn staan met wat een volwassene verwacht of wil. Daarom is het goed om te kijken hoe er dan met een puber in gesprek kan worden gegaan. Er wordt hierbij rekening gehouden met de veranderingen en de kenmerken van de puber. 5.3.1 Goede communicatie In het boek ‘Ik heb ook wat te vertellen’ van M. Delfos (2005) wordt gezegd dat goede communicatie tussen mensen begint bij de houding. Volgens Delfos (2005, p. 121) moet de houding getuigen van respect en bescheidenheid. Mensen moeten er van uit gaan dat een ander iets te vertellen heeft en dat ook wil vertellen. De vraag is hoe er met jongeren gecommuniceerd kan worden om een mening te weten te komen en niet of jongeren een mening hebben. 5.3.2 Communicatievoorwaarden pubers Voordat er wordt ingegaan op de communicatievoorwaarden voor pubers, is het belangrijk stil te staan bij de algemene communicatievoorwaarden. Deze communicatievoorwaarden kunnen op elk moment, in elk gesprek, met elke persoon worden toegepast. Het gaat hierbij om de volgende voorwaarden (Delfos, 2005, p. 127):
39
1) 2) 3) 4) 5)
Respectvol met de ander omgaan De ander serieus nemen De ander op zijn of haar gemak stellen Luisteren naar wat de ander zegt De ander de kans geven om bij te komen na een inspannend gesprek
Samen met deze voorwaarden, bestaan er ook nog voorwaarden die specifiek bedoeld zijn voor de communicatie met pubers. Wanneer er niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, zal het moeilijk worden om met de puber te communiceren. Delfos (2005) noemt de volgende voorwaarden voor gespreksvoering met pubers: 1) Hersens op ‘aan’ 2) Vertellen stimuleren 3) Gericht doorvragen 4) Waardering voor het denkproces uiten 5) Bereidheid tonen te leren 6) Socratische methode Hersens op ‘aan’ Allereerst is het dus belangrijk dat de hersens op ‘aan’ gaan. Dit betekent dat het denkproces van de puber begeleid moet worden. Pubers moeten leren voelen wat er in hen omgaat. Hier zijn zij zich vaak nog niet bewust van. Vertellen stimuleren Vervolgens moet het vertellen gestimuleerd worden. Er moet een houding worden aangenomen dat er geluisterd word. Verder is het ook belangrijk om door te vragen en daardoor op onderwerpen te komen die de puber belangrijk vind. Gericht doorvragen Het gericht doorvragen is niet gemakkelijk. Het is belangrijk bij het doorvragen rekening te houden met de kern van het gesprek en het belang van de ander. Wanneer dit niet uit het oog verloren wordt, zal het gesprek prettig verlopen en kunnen er openingen worden gevonden voor een dieper gesprek. Waardering voor het denkproces uiten Verder is het belangrijk waardering te uiten voor het denkproces van de puber. Pubers hebben namelijk kennis en inzichten die de volwassene niet heeft of gebruikt. Wanneer de volwassene laat zien dat hij meer inzicht heeft gekregen door de puber, zal dat leiden tot een prettiger gesprek. Bereidheid tonen te leren In een gesprek met een puber kan de puber van de volwassene leren, maar ook andersom. Wanneer de volwassene een houding aanneemt dat hij iets van de puber kan leren, zal dat de puber stimuleren dezelfde houding aan te nemen.
40
Socratische methode Tot slot is de laatste voorwaarde de socratische methode. Deze methode is afkomstig van de Griekse wijsgeer Socrates ( 470 tot 399 v.C.). Kenmerkend aan deze wijsgeer was dat hij ervan overtuigd was dat hij weinig wist en dat juist de ander deskundig was. Deze methode gaat ervan uit dat in dit geval de puber, deskundig is. Hij of zij weet alles en kan dus veel vertellen. Deze methode betekent dus dat de mens deskundig is over zichzelf. In gesprek met de puber is het heel belangrijk dit te laten zien. De puber zal zich dan gerespecteerd en gelijkwaardig voelen. Verder is het in deze methode belangrijk om de deskundigheid van een ander naar buiten te halen. De volwassene kan de jongere op zo’n manier bevragen dat deze zich bewust wordt van zijn of haar eigen inzichten. Hierdoor wordt de puber bewust van zijn of haar handelen. Ook is het in deze methode belangrijk om eerder te vragen dan te vertellen. Vragen laat namelijk zien dat we willen luisteren en dat zorgt er weer voor dat de jongere makkelijker bereid is om te vertellen. Tot slot is het ontdekken een belangrijk kenmerk van deze methode. Door het voeren van een gesprek en het stellen van vragen, komt er wederzijds inzicht en respect. Bij deze methode is het dus voornamelijk belangrijk om het gesprek te begeleiden, in plaats van leiden (Delfos, 2005). 5.3.3 Aandachtspunten Er zijn naast de voorwaarden ook enkele aandachtspunten van belang bij de gespreksvoering met jongeren. Delfos (2005) benoemt in haar boek deze aandachtspunten. Allereerst is het goed om te zien dat de puber zijn of haar eigen verhaal wil vertellen. De situatie of de omgeving moet daarvoor wel veilig genoeg voor ze zijn. Stel de puber dus op het gemak. Vervolgens is het belangrijk dat de puber zich gewaardeerd voelt. Wanneer dat zo is, zal hij of zij zich ook sneller veilig voelen en een echt gesprek aangaan. Het volgende aandachtspunt is dat de volwassene benieuwd moet zijn naar de verhalen van de puber. Pubers zijn namelijk trots op alles wat zij weten en willen dat graag aan anderen laten zien. Wanneer de volwassene hier interesse in toont, is de puber des te gemotiveerd om te vertellen. Voor de volwassene is het ook belangrijk te benoemen wat je voelt. Wat je als volwassene zegt, moet gelijk zijn aan wat je uitstraalt. Daarom is het belangrijk om je gevoel en gedachten te benoemen. Dit zorgt er namelijk voor dat de puber zich als een gelijkwaardige gesprekspartner voelt. Het meest belangrijke aandachtspunt is de metacommunicatie. Dit betekent het communiceren over de communicatie. Om met de metacommunicatie te werken, moet er allereerst aan de jongere duidelijk worden gemaakt wat het doel van het gesprek is. Vervolgens moet de volwassene vertellen wat zijn of haar intenties van het gesprek zijn. Op deze manier kan je, voornamelijk in moeilijke gesprekken, voorkomen dat de jongeren de intenties (negatief) invult. De jongere moet ook weten dat hij of zij mag zwijgen. Een stilte is niet erg, het geeft de tijd om de informatie te laten bezinken. Voor de volwassene is het belangrijk om te bespreken wat je denkt en voelt en dat ook te volgen. Dit is ook al benoemd als aandachtspunt in de gespreksvoering. Verder is het in de metacommunicatie belangrijk om de jongere uit te nodigen om zijn of haar mening 41
over het gesprek te geven. Op deze manier kan de volwassene aan de jongere laten zien dat hij gewaardeerd wordt en dat zijn mening telt. Tot slot is het belangrijk om metacommunicatie een vast onderdeel van het gesprek te maken. 5.3.4 Het gesprek Nu de voorwaarden en aandachtspunten besproken zijn, is het ook belangrijk te kijken naar hoe een goed gesprek met een jongere eruit zou moeten zien. Er zijn verschillende soorten gesprekken. Zo is er het open vraaggesprek, het interview/verhoor en het hulpverleningsgesprek. Dit onderzoek richt zich met name op het open vraaggesprek. De verschillende gesprekken hebben veelal dezelfde opbouw. Het begint met de voorbereiding van het gesprek, gevolgd door de introductie, de startvraag, de romp en tot slot de afronding (Delfos, 2005, p. 149) In figuur 1 zijn de fasen van het gesprek samengevat weergegeven. Hierbij is gebruik gemaakt van de informatie uit het boek ‘Ik heb ook wat te vertellen’ van M. Delfos. Figuur 1 gaat uitsluitend over het open vraaggesprek, omdat deze het meest vaak zal worden toegepast op het voortgezet onderwijs. In de tabel worden zowel aandachtspunten als voorbeeldzinnen weergegeven om een helder beeld van elke fase neer te zetten. Samenvatting fasen gesprek met jongere bij een open vraaggesprek Voorbereiding Wil het kind een gesprek?
Is dit een ‘gevoelig’ gesprek voor het kind? Moet ik het gesprek in deze situatie afmaken of een vervolg arrangeren?
Is er een ruimte om het gesprek te voeren?
Kan het kind zich na het gesprek eventueel uitleven?
Introductie Indien onbekend: voorstellen
Wanneer door volwassene geïnitieerd: aanleiding en doel van het gesprek vertellen
Eventueel mogelijke tijdsduur aangeven
Eventueel aanbod om het op een andere plaats en tijd te doen plaatsvinden
Mate van vertrouwelijkheid van het gesprek bespreken
Startvraag Ik zou graag willen weten waarom je gisteren zo boos thuiskwam
Wil je me vertellen waarover je verdriet hebt?
Romp Kern van het gesprek
Eigenlijk is mijn belangrijkste vraag of jij zelf vind dat je teveel drinkt en ik zou het heel prettig vinden om daar nog eens antwoord op te krijgen voordat we met dit gesprek ophouden.
Figuur 1: Samenvatting fasen gesprek met jongere bij een open vraaggesprek ( Bron: ‘Ik heb ook wat te vertellen’, M. Delfos, 2005)
42
Afronding Afsluiten van het gesprek
Ik had je beloofd op te houden voor zevenen, dat je nog op tijd bent voor je vrienden, we kunnen later de draad wel weer oppakken als je wilt
5.4 Motiverende gespreksvoering De training vroegsignalering alcohol bij jongeren, leert alle doelgroepen die met jongeren met alcoholproblematiek te maken krijgen in gesprek te gaan met jongeren. De methode die de medewerkers leren toepassen, is de motiverende gespreksvoering. Zoals al eerder benoemd is de motiverende gespreksvoering een methode om mensen voor te bereiden op verandering (Miller en Rollnick, 2005). In het geval van dit onderzoek is het bedoeld om jongeren voor te bereiden op veranderingen in hun drinkpatroon. Veranderingen brengen echter een hoop onzekerheden met zich mee en dat maakt dat mensen zich graag blijven vasthouden aan oude gewoontes. Voordat er kan worden ingegaan op principes van de motiverende gespreksvoering, zal er eerst moeten worden stilgestaan bij het dilemma van de verandering, ook wel ambivalentie genoemd. Dit zal namelijk beter verklaren waarom mensen wel of niet willen veranderen. 5.4.1 Ambivalentie Ieder mens krijgt in zijn of haar leven te maken met ambivalentie. Aan de ene kant wil iemand wel veranderen, maar aan de andere kant ook niet. In psychologische moeilijkheden staat ambivalentie vaak op de voorgrond. Voor sommige problemen is de ambivalentie nog groter. In het geval van een alcoholverslaving bijvoorbeeld. Zo zien deze mensen wel de risico’s van de verslaving, maar voelen zich ook gehecht aan de verslavende middelen. Ze willen drinken, maar ook weer niet. Om mensen te helpen dit probleem op te lossen, moeten ze los worden gemaakt uit deze ambivalentie. Een manier om te laten zien hoe ambivalentie werkt, is weergegeven in figuur 2, de beslissingsbalans (Miller en Rollnick, 2005, p. 36). In dit figuur is weergegeven hoe een persoon met alcoholproblematiek de kosten en baten tegen elkaar kan afwegen. De manier waarop mensen tegen deze voor- en nadelen aankijken is afhankelijk van de sociale context. Doorgaan met drinken Baten - Ontspanning - Lekker drinken met vrienden
De alcohol afzweren Kosten Baten Kosten - Verlies van mijn - Minder ruzie in het - Lekker om een roes gezin gezin te krijgen - Slecht voorbeeld - Meer tijd voor de - Wat moet ik doen met voor mijn kinderen kinderen mijn vrienden - Het kost te veel geld - Betere lichamelijke - Hoe moet ik met - Mijn geestelijke conditie spanningen omgaan vermogens gaan - Minder financiële achteruit problemen - Misschien baanverlies - Zonde van mijn tijd/leven Figuur 2: Beslissingsbalans alcohol (Bron:‘Motiverende gespreksvoering’, W. Miller en S. Rollnick, 2005, p. 36)
Het is dus belangrijk de voor- en de nadelen tegen elkaar af te wegen. Wanneer je echter iemand van een probleem af wilt helpen, heeft het geen zin om de nadelen op te 43
stapelen. Het zou mensen kunnen afschrikken, maar ook het negatieve gedrag kunnen versterken. Wanneer daadwerkelijk verandering in gang gezet moet worden, is het belangrijk om de motivatie van iemand te ontdekken en te begrijpen. Ook is het belangrijk te weten waar iemand verwacht te komen met dit gedrag, maar ook met eventueel ander gedrag. Deze verwachtingen zijn belangrijk en van grote invloed op de verandering. Er moet voornamelijk worden gekeken naar wat iemand wel wil, in plaats van wat iemand niet wil. Voordat er gewerkt kan worden aan gedragsverandering, is het van belang inzicht te hebben in het stadium waarin de cliënt zich bevind. Prochaska en Diclemente (1992) hebben daarom een model ontwikkeld dat inzicht geeft in de stadia van gedragsverandering. Met dit model kan er worden gekeken in welk stadium de cliënt zich bevindt en hoe vanuit daar verder gewerkt kan worden. Figuur 3 geeft deze cirkel van gedragsverandering weer: Figuur 3: Cirkel van gedragsverandering van Prochaska en DiClemente (Bron: www.ggzrichtlijnen.nl)
Fase 1: Voorbeschouwing In deze fase heeft de cliënt niet het idee dat hij of zij een probleem heeft. De cliënt ziet niet in dat zijn gedrag negatieve gevolgen heeft voor zichzelf of voor anderen. In deze fase kan de cliënt ook zien dat er problemen zijn, maar brengt hij dat niet in verband met zijn eigen gedrag. Fase 2: Overpeinzing In deze fase zal de cliënt gaan nadenken over zijn of haar problemen. Hij of zij wordt zich bewust van het feit dat er een probleem is. In deze fase gaat het om de ambivalentie, die eerder beschreven is. In deze fase worden er nog geen beslissingen genomen om met het probleem aan het werk te gaan. Fase 3: Beslissing In deze fase zal er een beslissing genomen worden om iets aan de problemen te gaan doen. Er worden doelen gesteld om het probleem aan te pakken. Bij deze fase is het ook mogelijk dat de cliënt beslist om niets aan het probleem te doen, waardoor hij weer zal terugkeren naar de eerste fase.
44
Fase 4: Actieve verandering In deze fase zal de clïent iets met zijn beslissing gaan doen. Hij zal aan het werk gaan met doelen die gesteld zijn. Vaak krijgen cliënten in deze fase te maken met gevoelens van twijfel of mislukking. Het is goed om de cliënt dan te blijven steunen en te motiveren. Fase 5: Consolidatie Deze fase wordt ook wel ‘volhouden’ genoemd. De cliënt zal de verandering gaan inpassen in zijn leven en in zijn persoonlijkheid. Wanneer het lukt om echt vol te houden, heeft de cliënt de stadia van gedragsverandering goed doorlopen en is het probleem aangepakt. Fase 6: Terugval Terugval is een vaakvoorkomend onderdeel van verandering. Er is echter nog niks verloren bij een terugval. Hiervan kan juist geleerd worden. Het is belangrijk de cliënt hierbij positief te benaderen en niet teleurgesteld te zijn. Dit geeft de cliënt moed om verder te werken aan de verandering. Prochaska, Diclemente en Norcross (1992) beschrijven tevens de relatie tussen de motivatiestadia en de technieken die kunnen worden ingezet in de verschillende stadia. In figuur 4 is de samenhang weergegeven:
45
Motivatiestadium Voorbeschouwing
Overpeinzing
Besluitvorming
(precontemplatie)
(contemplatie)
(voorbereiding)
‘Bewustmakende’ interventies (observaties, confrontaties en interpretaties)
Handelingen gericht
Handelingen gericht op het
op het verhelderen van hoe de cliënt over zichzelf in
kiezen voor het zich verbinden aan actie, of het doen
relatie tot het
ontstaan van geloof
Handelingen gericht
probleem denkt
op het laten ervaren
(o.a. verhelderen
en uitdrukken van
van
gevoelens over het
waarden,
probleem en de
denkbeelden,
oplossingen
wensen)
in het vermogen om te veranderen (keuzes maken, voornemens formuleren, doelen stellen,
(rollenspel,
commitmentverhog
psychodrama, rouw)
ende handelingen zoals
Handelingen gericht
Onderhoud (consolidatie) Handelingen van beloning van verandering (zelfbeloning, beloning door anderen) Handelingen gericht op het wekken van vertrouwen en het zich openstellen bij iemand die om de cliënt geeft (de therapeutische alliantie, sociale steun, zelfhulpgroepen)
behandelcontracten
op het verhelderen
aangaan)
van de invloed van
Handelingen gericht op het substitueren
het probleem op de Technieken
Actie
van het
omgeving
probleemgedrag door alternatieven
(ontspanning, Figuur 4: Samenhang motivatiestadium en technieken (overgenomen uit Van Yperen, Booy en Van der desensitiseren, voor Veldt, 2003) zichzelf opkomen, positieve
5.4.2 Principes motiverende gespreksvoering Motiverende gespreksvoering is een begrip dat nadere uitleg nodigzelfuitspraken) heeft. Miller en Rollnick (2005) geven de volgende definitie van het begrip motiverende gerichtdat op gespreksvoering: “Het is een cliëntgerichte, directieve methode omHandelingen te bevorderen de cliënt intrinsiek gemotiveerd wordt tot verandering, door ambivalentie te verkennen het vermijden van of en op te lossen” (p.49) omgaan met stimuli die De motiverende gespreksvoering is cliëntgericht en zet het individu in het middelpunt. het zorgt probleemgedrag Het is gericht op de huidige zorgen en wensen van de cliënt. Tevens het ervoor dat het directief naar het oplossen van de ambivalentie stuurt, dooruitlokken verandertaal uit te (waaronder lokken. uitdovingstechnieken, Ook is de motiverende gespreksvoering een methode van communicatie en niet een eerst- denken-dandoos vol technieken. De motiverende gespreksvoering richt zich op de intrinsieke doen-technieken,
46
vermijden van risicovolle situaties)
motivatie van iemand om te veranderen. Tot slot richt deze methode zich op het verkennen en oplossen van ambivalentie. Er wordt hierbij gekeken naar de innerlijke processen die ervoor zorgen dat verandering mogelijk is. De verandering zal alleen plaatsvinden als de cliënt daar zelf voor gemotiveerd is. De verantwoordelijkheid ligt dan ook bij de cliënt zelf. Er zijn vier principes die de bodem vormen voor de motiverende gespreksvoering. De volgende principes zullen hieronder verder worden uitgewerkt: 1) Druk empathie uit 2) Ontwikkel discrepantie 3) Beweeg mee met weerstand 4) Ondersteun persoonlijke effectiviteit Druk empathie uit Miller en Rollnick (2005) beschouwen deze vaardigheid als fundament waarop de motiverende gespreksvoering is gebouwd. De houding die aan deze term gekoppeld word, is aanvaarding. Door middel van goed luisteren, probeert de hulpverlener de gedachten en gevoelens van de cliënt te begrijpen, zonder dat hij daar een oordeel aan koppelt. Hij luistert met respect naar de cliënt en doet er alles aan om de cliënt te begrijpen. Deze houding zorgt ervoor dat de eigenwaarde van de cliënt stijgt, wat bevorderlijk is voor verandering. De hulpverlener probeert begripvol, verstaanbaar en deugdelijk te reageren op de wensen van de cliënt. Ontwikkel discrepantie Er moet discrepantie (verschil) gaan ontstaan tussen wat de cliënt nu doet en wat hij wenst te gaan doen. Dit betekent dat iemand zich bewust wordt van de nadelen van zijn gedrag en zich de positieve effecten beseft. In het algemeen wordt er voor gezorgd dat de cliënt zelf redenen voor verandering inbrengt. Als de motiverende gespreksvoering dan goed wordt uitgevoerd, is het uiteindelijk de cliënt die met zorgen, redenen om te veranderen en intenties komt. Beweeg mee met weerstand Om mee te bewegen met weerstand, moet discussie vermeden worden. Wanneer er weerstand optreedt, hoeft het niet bestreden te worden. Weerstand mag er zijn en er mag over gepraat worden. De hulpverlener zorgt ervoor dat de cliënt gaat nadenken over nieuwe perspectieven, maar legt hem deze niet op. Uiteindelijk is weerstand het signaal voor de noodzaak van een andere reactie ( Miller en Rollnick, 2005). Ondersteun persoonlijke effectiviteit Deze taak hangt samen met het feit of iemand gelooft dat hij of zij verandering teweeg kan brengen. Persoonlijke effectiviteit is een belangrijke factor van motivatie voor verandering. Als de cliënt dus gaat inzien dat hij een probleem heeft, zal dat een motivatie zijn om het gedrag te veranderen. Wanneer de hulpverlener zich houdt aan de eerste drie principes zal de cliënt gaan inzien dat hij of zij een probleem heeft. Als de cliënt echter geen hoop op verandering heeft, is het werk van de hulpverlener tevergeefs geweest. De hulpverlener heeft een ondersteunende taak in dit proces. 47
Wanneer deze gelooft dat de cliënt kan veranderen, zal dat een positieve uitwerking hebben op de cliënt. 5.5 Vergelijking communicatievoorwaarden en motiverende gespreksvoering Wanneer er wordt gekeken naar de communicatievoorwaarden voor jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 18 jaar en de motiverende gespreksvoering, vallen er enkele dingen op. De communicatievoorwaarden en de motiverende gespreksvoering zullen met elkaar vergeleken worden en er zullen voorzichtig enkele conclusies getrokken worden. De verschillen tussen de twee manieren/methoden worden na enige vergelijking duidelijk. Allereerst is de motiverende gespreksvoering een methode, de communicatievoorwaarden zijn dat niet. De communicatievoorwaarden zijn slechts een richtlijn over hoe een gesprek het best vormgegeven kan worden. De motiverende gespreksvoering omvat echter wel enkele richtlijnen over hoe de methode het best toegepast kan worden. Dit staat beschreven in de basisprincipes van de motiverende gespreksvoering, paragraaf 5.4.2. Daarnaast is de motiverende gespreksvoering bedoeld voor een brede doelgroep. De communicatievoorwaarden zijn in dit geval bedoeld voor pubers. Vaak wordt er ook met de motiverende gespreksvoering gewerkt met mensen met verslavingsproblematiek of ernstige problematiek. Bij de gespreksvoering met jongeren hoeft dit niet het geval te zijn. In het onderzoek onder medewerkers van het voortgezet onderwijs in Hardenberg, zal het voornamelijk wel gaan om jongeren met alcoholproblematiek. Nu de belangrijkste verschillen duidelijk zijn, kan er gekeken worden hoe deze twee manieren/methoden van gespreksvoering eventueel op elkaar zouden kunnen aansluiten of hoe deze elkaar zouden kunnen aanvullen. Op deze manier kan de motiverende gespreksvoering eventueel specifiek worden gemaakt voor de doelgroep jongeren van 12 tot en met 18 jaar. Zo kan alcoholproblematiek bij jongeren op een professionele manier besproken worden en eventueel tot verandering van gedrag leiden. De algemene voorwaarden voor een gesprek zoals in paragraaf 5.3 besproken, zijn zowel in de communicatie met pubers, als in de motiverende gespreksvoering van belang. Met deze voorwaarden dient altijd rekening gehouden te worden. Wanneer we kijken naar de voorwaarden voor de communicatie met pubers en deze vergelijken met de principes van de motiverende gespreksvoering vallen ook enkele overeenkomsten op. Allereerst staat bij beide manieren/methodes de cliënt/jongere centraal. Bij de communicatievoorwaarden voor jongeren wordt uitgegaan van de socratische wijze. Bij de motiverende gespreksvoering moet de motivatie ook vanuit de cliënt komen. Beide methodes/manieren bedrukken tevens dat het belangrijk is om empathie uit te drukken. Het is dus belangrijk om je te verplaatsen in de jongere en begrip te tonen voor de situatie. 48
Daarnaast vinden beide methodes/manieren het belangrijk om mee te bewegen met weerstand. Voornamelijk bij de doelgroep jongeren van 12 tot 18 jaar is dit belangrijk. In paragraaf 5.2 hebben we gezien dat jongeren in deze leeftijd vaak in de weerstand treden. 5.6 Conclusie In dit literatuuronderzoek is gekeken op welke manier de motiverende gespreksvoering kan aansluiten bij jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. Dit is gedaan door eerst te kijken naar wat deze leeftijdsfase inhoudt voor de jongere en aan welke veranderingen hij/zij bloot wordt gesteld. Dit is gedaan om inzicht te krijgen in het gedrag van de jongere. Vervolgens is er gekeken hoe er in gesprek kan worden gegaan met deze doelgroep en welke voorwaarden daarbij van belang zijn. Daarna is gekeken wat de motiverende gespreksvoering precies inhoud. Tot slot is de motiverende gespreksvoering vergeleken met de communicatievoorwaarden voor pubers. Jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar zijn een doelgroep die veel veranderingen meemaken. Dit gebeurt op zowel cognitief, lichamelijk als sociaal-emotioneel gebied. Ze worden vaak omschreven als lui, opstandig en brutaal. Wanneer we echter kijken naar de veranderingen van de jongere, is hun gedrag beter te verklaren. In dit literatuuronderzoek en het daarnaastliggende praktijkonderzoek is het van belang te weten dat jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar graag experimenteren en daarbij veel risico’s nemen. Dit is ook het geval wanneer er gesproken wordt over alcoholproblematiek onder jongeren. We kunnen echter wel in gesprek gaan met jongeren over alcoholproblematiek. In de training vroegsignalering op het voortgezet onderwijs in Hardenberg wordt aangeraden om dat volgens de motiverende gespreksvoering te doen. De motiverende gespreksvoering is een methode om verandering in gang te brengen. Voordat er daadwerkelijk verandering in gang gezet kan worden, is het van belang te weten in welke stadium van gedragsverandering de cliënt, de jongere in dit geval, zich bevindt. De cirkel van gedragsverandering van Prochaska en DiClemente is daar een goed hulpmiddel bij. De motiverende gespreksvoering sluit aan op een hele brede doelgroep. Wanneer we deze methode willen laten aansluiten bij de jongeren van 12 tot 18 jaar is het van belang rekening te houden met de communicatievoorwaarden bij deze doelgroep. Als de motiverende gespreksvoering met de communicatievoorwaarden vergeleken wordt, vallen al enkele overeenkomsten op. Zo staat bij beide methodes/manieren de jongere centraal en moet de motivatie vanuit de jongere zelf komen. Ook is het bij beide manieren van belang om empathie uit te drukken. Tot slot is het belangrijk om mee te bewegen met de weerstand van de jongere. Deze communicatievoorwaarden en aandachtspunten kunnen naast de motiverende gespreksvoering gebruikt worden en kunnen deze methode aanvullen. Op deze manier
49
kan het de motiverende gespreksvoering specifiek maken voor de doelgroep jongeren van 12 tot 18 jaar. 5.7 Bronnenlijst Boeken: - Brinkman, F., (2000) Individuele gespreksvoering , Bohn Stafleu Van Loghum -
Van der Molen, H.T., Kluijtmans, F., (2005) Gespreksvoering, Wolters Noordhoff
-
Delfos, M.F., (2005) ‘Ik heb ook wat te vertellen!’, SWP
-
Delfos, M.F., (2005) Ontwikkeling in vogelvlucht, Harcourt Assessment BV.
-
Miller, W.R., en Rollnick, S., (2005) Motiverende gespreksvoering , Ekklesia
-
Heffels, A., (2006) Praten met je puber, Spectrum
-
Nelis, H., van Sark, Y., (2009) Puberbrein binnenstebuiten, Kosmos
Internetsites: - Puberbrein. Geraadpleegd op (18 december 2011), van ( puberbrein) via de URL (http://www.rijnlands.nl/page/downloads/VerslagthemaavondPuberbrein.doc) -
Puberhersenen. Geraadpleegd op (18 december 2011) van ( de hersenstichting) via de URL (https://www.hersenstichting.nl/alles-over-hersenen/hersenaandoeningen/puberhersenen.html)
-
Pubers. Geraadpleegd op (18 december 2011) van ( pubers) via de URL (http://www.mijnpuber.nl/)
-
Puberteit. Geraadpleegd op ( 18 december 2011) van (wikipedia) via de URL (http://nl.wikipedia.org/wiki/Puberteit)
-
Afwijkend gedrag pubers. Geraadpleegd op (19 december 2011) van (kennislink) via de URL (http://www.kennislink.nl/publicaties/afwijkend-gedrag-bij-pubers-is-niet-meer-dan-normaal)
-
Cirkel van gedragsverandering van Prochaska en Diclemente. Geraadpleegd op ( 23 december 2011) van ( cirkel van gedragsverandering) via de URL (http://mens-ensamenleving.infonu.nl/diversen/34923-cirkelfasen-van-gedragsverandering-prochaska-endiclemente.html)
-
Motiverende gespreksvoering. Geraadpleegd op (24 december 2011) van (NJI) via de URL (http://www.nji.nl/nji/dossierDownloads/Watwerkt_Motiverendegespreksvoering.pdf )
-
Motivatiestadia. Geraadpleegd op (24 december 2011) van ( motivatiestadia) via de URL (http://mennozwart.nl/wp-content/uploads/2009/10/4-Motivatiestadia-HVO.pdf)
Andere bronnen: - Yperen, T. van, Y Booij en M.C. van der Veldt (2003), ‘Vraaggerichte hulp, motivatie en effectiviteit jeugdzorg’ , p. 18 ( 23 december 2011)
50
6. Resultaten van de procesevaluatie 6.1 Algemeen In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de resultaten die verkregen zijn door middel van enquêtes onder medewerkers van de middelbare scholen in Hardenberg en interviews met Geeske Roos, Arjan Lamslag en Daan van der Gouwe. Er wordt gekeken wat het protocol vroegsignalering precies inhoudt. Dit wordt gedaan aan de hand van subdeelvragen die uiteindelijk deze deelvraag zullen beantwoorden. Vervolgens wordt er gekeken naar hoe het protocol en de training bijdragen aan bewustwording onder het personeel over het riskante alcoholgebruik van jongeren. Tot slot zal er worden gekeken naar het verwachte effect van het protocol vroegsignalering binnen de scholengemeenschap. Op basis van deze gegevens zullen uiteindelijk aanbevelingen worden gedaan voor de gemeente Hardenberg. 6.2 Wat houdt het protocol vroegsignalering in, dat op het voorgezet onderwijs in de gemeente Hardenberg wordt geïmplementeerd? Door middel van de onderstaande subdeelvragen zal geprobeerd worden om uiteindelijk een sluitend antwoord te geven op deze onderzoeksvraag. Hieronder zullen we per subdeelvraag de resultaten weergeven. 6.2.1 Wat houdt de training in, wie voert het uit en wat is het doel? Er is aan zowel Geeske Roos als aan Arjan Lamslag en Daan van der Gouwe deze vraag gesteld. Daarnaast wordt het protocol vroegsignalering alcohol gebruikt. In onderstaande tabel worden de resultaten weergegeven. De resultaten in de kolom van Daan van der Gouwe hebben betrekking op een andere doelgroep, namelijk de leerplichtambtenaren en de jongerenloketten. Voor de uitwerking van de interviews wordt naar de bijlagen verwezen. Voor het protocol vroegsignalering wordt verwezen naar de site met de volgende URL http://www.vroegsignaleringalcohol.nl/~/media/Themasites/PVA/Downloads/AF0969Prot ocolAlcoholJongerencompleet.ashx. Geeske (gemeente Hardenberg) Wat houdt de training in?
Roos
De training is uitgedacht door het Partnership en die wordt gevolgd.
Arjan (Tactus)
Lamslag
De training sluit aan op het protocol. De trainers moeten ervoor zorgen dat iedereen met dezelfde bril kijkt. En op dezelfde manier handelt om zorgenkindjes op de goede plek te krijgen.
51
Protocol Vroegsignalering
Daan van Gouwe
der
Het drinkgedrag, de risico’s van overmatig alcoholgebruik, landelijk geldende drinkadviezen, gespreksvaardigheden en verwijsmogelijkheden worden in kaart gebracht. Vroegsignalering en doorverwijzing worden gestimuleerd.
Training bestaat uit twee dagdelen, dagdeel kennisoverdracht en dagdeel het herkennen en bespreekbaar maken en signaleren van alcoholmisbruik.
Wie voert de training uit?
Tactus verslavingszorg
Tactus verslavingszorg
Regionale instelling voor Tactus GGZ/verslavingszorg verslavingszorg
Wat is het doel van de training?
De training geeft handvatten om met het protocol aan het werk te gaan.
Leren vanuit de signalen te kijken hoe de jongere op de juiste plek terechtkomt, met name dat iedereen op dezelfde manier kijkt en handelt.
Kennisvermeerdering bij Het aanpakken van de deelnemers, creëren alcoholproblematiek van draagvlak voor het bij jongeren. onderwerp en het benadrukken van het belang van vroegsignaleren.
Wat houdt de training in? Wanneer er gekeken wordt naar de vraag wat houdt de training in, is het opvallend dat zowel Geeske Roos als Arjan Lamslag benoemt dat de training aansluit op het protocol. Verder noemt Arjan Lamslag nog dat het belangrijk is dat iedereen op dezelfde manier leert kijken naar alcoholproblematiek. Tevens opvallend is dat zowel het protocol als Daan van der Gouwe noemen dat het gaat om kennisoverdracht en leren signaleren. Daan van der Gouwe benoemde voornamelijk hoe de training qua vormgeving eruit ziet. Wie voert de training uit? Bij deze vraag gaven alle bronnen hetzelfde antwoord, namelijk een regionale instelling voor verslavingszorg, in dit geval dus Tactus verslavingszorg. Wat is het doel van de training? Bij de vraag wat het doel van de training is, zijn de antwoorden verschillend, maar het doel uiteindelijk hetzelfde, namelijk tijdig vroegsignaleren. Geeske Roos geeft aan dat de trainingen handvatten biedt om met het protocol om te gaan. Arjan Lamslag geeft aan dat het belangrijk is dat iedereen op dezelfde manier leert om vanuit de signalen te kijken. Het protocol zegt dat het gaat om kennisvermeerdering bij de deelnemers, het creëren van een draagvlak voor het onderwerp en het benadrukken van het belang van vroegsignaleren. 6.2.2 Hoe verhoudt dit protocol zich tot het landelijk protocol van het PVA (Partnership Vroegsignalering en hoe gaat Tactus hiermee om? Opvallend aan de resultaten van deze deelvraag is dat zowel Geeske Roos als Arjan Lamslag eenduidig zijn over het antwoord op deze vraag. Volgens hen is het protocol dat Tactus gebruikt in de training aan het voortgezet onderwijs, dezelfde als het landelijk protocol van het PVA. Tactus gaat hiermee om door het protocol van vroegsignalering en deskundigheidsbevordering exact te volgen. Volgens Arjan is de training een standaard die zo gegeven moet worden. De training wordt volgens hem stapje voor stapje gegeven en op deze manier kan iedereen hetzelfde handelen. Bij de andere doelgroep, namelijk de jongerenwerkers en de leerplichtambtenaren, geven zowel Arjan als Daan aan dat Tactus het protocol enigszins heeft aangepast. 52
Volgens Daan van der Gouwe heeft Tactus de norm van het verantwoord alcoholgebruik aangepast. Tactus plaatst dit volgens hem in een bredere context, door het bespreekbaar te maken aan de hand van oorzaken en gevolgen van alcoholmisbruik. Volgens het landelijk protocol moet er naast de norm van het verantwoord alcoholgebruik ook gekeken worden naar andere signalen voor ingrijpen. Tevens zit er volgens Daan ook een preventief contactmoment in het protocol. De mensen die hij echter geïnterviewd heeft, hebben nog nooit een preventief contactmoment van gehoord. Arjan heeft de training eerder gegeven aan de doelgroep jongerenwerkers. In dat geval gaf hij aan krap in de tijd te zitten en daardoor het protocol te hebben moeten aanpassen. Hij heeft toen zelf een overweging gemaakt in wat hij ging skippen. Hij wilde in ieder geval dat de mensen beseften dat dit een goed instrument kan zijn en dat die norm van verantwoord alcoholgebruik niet voor niks gesteld wordt. Hij is daarom vooral op de houding van de mensen gaan zitten. 6.2.3. Voor welke doelgroep is de training bedoeld? Uit het interview met Geeske Roos en Arjan Lamslag is naar voren gekomen dat de training bedoeld is voor medewerkers binnen de scholengemeenschap in Hardenberg. De deskundigheidsbevordering, behorende bij het protocol vroegsignalering, geeft aan dat de training bedoeld is voor de volgende medewerkers binnen het voortgezet onderwijs: - Een Zorg en Advies Team (ZAT) - Mentoren - Jeugd gezondheidszorg die contact onderhoudt met het onderwijs - Zorgcoördinator - Leerplichtambtenaar Voor het Mbo-onderwijs geldt het voor de volgende medewerkers: - Docenten - Leerlingbegeleiders (Partnership Vroegsignalering Alcohol, 2011) Daan van der Gouwe heeft onderzoek gedaan naar de doelgroep leerplichtambtenaren en jongerenloketten. Zij hebben binnen zijn onderzoek de training gevolgd. Deze worden echter binnen deze subdeelvraag buiten beschouwing gelaten. 6.2.4 Wat is de motivatie van scholen om aan deze training deel te nemen? Zowel aan Geeske Roos als aan Arjan Lamslag is deze vraag gesteld. Aan Daan van der Gouwe is deze vraag ook gesteld. Zijn antwoord heeft echter betrekking op een andere doelgroep, namelijk de leerplichtambtenaren en de jongerenloketten. De vraag die aan hem gesteld is, is de volgende: “Wat is de motivatie van medewerkers om aan deze training deel te nemen?” De resultaten worden in onderstaande tabel weergegeven.
Wat is de motivatie van scholen?
Geeske Roos
Arjan Lamslag
Maatschappelijke verantwoordelijkheid
Goed voor het image van de school wanneer je vroegtijdig signaleert. Op lange termijn
53
Daan van der Gouwe Wisselend, deels omdat ze moeten en anderzijds omdat ze ermee te
hebben ze een gezondere school.
maken krijgen. Ze willen weten hoe ze daarmee om moeten gaan.
Wat is de motivatie van scholen? De antwoorden op deze vraag zijn verschillend. Volgens Geeske Roos is de motivatie van scholen de maatschappelijke verantwoordelijkheid die zij voelen. Arjan Lamslag heeft geen concreet antwoord gegeven op deze vraag, omdat hij dat niet wist. Hij gaf wel aan wat zijn verwachte effecten waren voor de scholen, zoals een goed image voor de school en op de lange termijn een gezondere school. Dit kan een motivatie zijn voor scholen. Daan van der Gouwe heeft gekeken naar zijn eigen doelgroep. Opvallend aan deze doelgroep is, dat ze zelf initiatieven hebben genomen om iets aan deze problematiek te doen. Bij de doelgroep van dit onderzoek kwam het initiatief vanuit de gemeente Hardenberg. De deelnemers aan de training is dezelfde vraag gesteld, maar dan persoonlijk. De vraag die in de enquête werd gesteld, was: ‘Waarom volgt u deze training?’. De resultaten worden weergegeven in onderstaand diagram.
Waarom volgt u deze training? verplichting vanuit school
11% 22%
eigen interesse 33% 34%
herkennen van alcoholproblematiek op uw school anders namelijk….
De vijf ondervraagde medewerkers van de Rebound gaven verschillende redenen aan, waarom ze de training volgden. Sommige ondervraagden kruisten meerdere antwoordmogelijkheden aan. In totaal gaven drie mensen (34%) aan dat zij de training volgden vanuit hun eigen interesse. Drie mensen (33%) volgen de training, omdat ze de alcoholproblematiek herkennen op hun school. Twee mensen (22%) volgen de training, omdat het een verplichting vanuit school is. Tot slot is er nog één iemand (11%) die een andere reden opgeeft, namelijk om te weten wat ze moeten doen en hoe ze moeten vroegsignaleren.
54
6.2.5 Welke middelen worden ingezet om de motivatie van scholen te verhogen en welke rol heeft de gemeente Hardenberg hierin? De resultaten van deze subdeelvraag zijn verzameld door het interview met Geeske Roos en Arjan Lamslag. Er is gevraagd op welke manier er contact gezocht is met scholen en wat daarin wel en niet werkte. Dezelfde vragen zijn aan Daan van der Gouwe gesteld. Hij gaf aan, zoals eerder beschreven, dat de motivatie en initiatieven bij de doelgroep zelf lagen. Zijn antwoord is dus niet relevant voor deze subdeelvraag. De resultaten worden weergegeven in onderstaand tabel. Welke middelen worden ingezet om de motivatie van scholen te verhogen?
Welke rol heeft de gemeente Hardenberg hierin?
Op welke manier is er contact gezocht met scholen?
Geeske Roos - Monitorgesprek, -
onderzoek met scholen gericht op keetjongeren,
-
terugkoppeling van dit onderzoek met scholen
-
Gemeente heeft de regie en coördinatie van het project
-
Gesprekken voeren om training te promoten
-
Bellen en mailen, uiteindelijk alle scholen gesproken
Arjan Lamslag - Weet ik niet
-
Gemeente Hardenberg kan scholen informeren over de lokale situatie en de urgentie aankaarten
-
Bellen ( niet teveel willen opdringen, want er moet contact blijven met scholen)
Er is tevens aan de geïnterviewden gevraagd welke verschillende taken en rollen er volgens hen in het implementatieproces zijn. Dit is gevraagd om helder te krijgen wat de 55
taakverdeling is binnen het onderzoek. In onderstaande tabel worden de antwoorden weergegeven. Wat zijn de verschillende taken en rollen in het implementatieproces?
Geeske Roos - Rol en taak gemeente Hardenberg: Regie en coördinatie van het project -
Rol en taak Tactus: voorlichting uitvoeren en hulpverlening bieden
Arjan Lamslag - Rol en taak gemeente Hardenberg: Gemeente Hardenberg kan scholen informeren over de lokale situatie en de urgentie aankaarten. -
Rol en taak Tactus: Het betrekken bij scholen. Vertellen hoe je het kunt implementeren. Verzamel informatie over wat de signalen vanuit hun school zijn. Een aantal incidenten op papier zetten ( als dit bekend is ) en dit aan scholen laten zien (wanneer ze niet willen inzien dat er een probleem is). Een wisselwerking tussen vrijwillig meewerken, en dingen proberen af te dwingen.
Taken en rollen in het implementatieproces Wanneer er wordt gekeken naar hoe verschillende partijen denken over de taken en rollen in het implementatieproces, kan er gezegd worden dat beide partijen hetzelfde denken over de verschillende taken en rollen. Zo zeggen zowel Arjan als Geeske dat de gemeente Hardenberg een coördinerende en regerende rol en taak heeft. Beide zijn het er ook over eens dat Tactus voornamelijk over het informeren en hulpverlenen gaat. 6.2.6 Op welke manier wordt er aan deskundigheidsbevordering gewerkt en hoe staat dat in verhouding met een landelijk beschikbaar gesteld model van deskundigheidsbevordering van Novadic Kentron? Deze vraag is gesteld aan Arjan Lamslag van Tactus verslavingszorg en Daan van der Gouwe van het Trimbos-Instituut. Er zal bij deze vraag ook gebruik gemaakt worden van de observaties van de onderzoekers. Volgens Arjan wordt er aan deskundigheidsbevordering gewerkt precies volgens het model van Novadic Kentron. Hij geeft aan dat de deskundigheidsbevordering gebeurt door de training en door de trainer die hem geeft. De trainer moet de mensen enthousiast maken. De trainer zegt wat je moet doen en moet het overbrengen. Daan geeft aan het model van Novadic Kentron niet te kennen. Hij denkt dat de deskundigheidsbevordering in lijn is met het protocol. Hij geeft aan dat er aan de deskundigheidsbevordering gewerkt wordt door de training en follow-up trainingen, 56
maar ook door structureel overleg door verschillende partijen. Een voorbeeld dat hij hierbij benoemt, is dat Tactus samen met de jongerenwerker op stap gaat en dan tips en adviezen geeft. Er wordt aan deskundigheidsbevordering gewerkt door middel van het model van Novadic Kentron. De informatie hierover is gehaald uit de deskundigheidsbevordering vroegtijdig herkennen van riskant alcoholgebruik jongeren. Dit hoort bij het protocol vroegsignalering. Binnen de training vroegsignalering wordt er gewerkt met deze deskundigheidsbevordering. De preventiemedewerkers van verslavingszorginstellingen (bij dit onderzoek is dat Tactus) kunnen de deskundigheidsbevordering inzetten om bijvoorbeeld: wijkagenten, jongerenwerkers, medewerkers sportinstellingen, medewerkers scholen te scholen in het werken met het protocol. De deskundigheidsbevordering biedt handvatten voor: - Het uitvoeren van de werkwijze volgens het protocol. - Het oefenen met de methodiek. - Het geïnformeerd zijn over de samenwerkingsafspraken in de gemeente. Door allerlei doelgroepen te laten deelnemen aan deze deskundigheidsbevordering kunnen ze geïnformeerd worden over: - Elkaars werkwijze - De contactpersonen bij iedere organisatie - De samenwerkingsafspraken die nodig zijn voor de uitvoering van het protocol. De volgende doelen van deskundigheidsbevordering worden genoemd, de deelnemers: - Beschikken over actuele kennis van de effecten en risico’s van riskant alcoholgebruik bij jongeren - Kennen signalen van risicovol gebruik en oefenen met signalen hiervan - Hebben inzicht in de eigen taken en verantwoordelijkheid met betrekking tot het signaleren van (risicovol) alcoholgebruik bij jongeren - Hebben inzicht in de eigen taken en verantwoordelijkheden van andere organisaties met betrekking tot het signaleren van (risicovol) alcoholgebruik bij jongeren - Maken kennis met motiverende gespreksvoering en oefenen gespreksvaardigheden hierin - Zijn op de hoogte van de lokaal gemaakte samenwerkingsafspraken De deskundigheidsbevordering geeft de zakkaart weer. Dit zijn signaleringsvragen die ingezet kunnen worden bij het jongeren om alcoholmisbruik te signaleren. Dit zijn de volgende vragen: - Sinds wanneer drink je alcohol? - Op welke leeftijd dronk je voor het eerst alcohol? - Hoe vaak drink je alcohol? (bijvoorbeeld elke week, op welke dagen in de week, maandelijks, minder dan maandelijks?) - Hoeveel drink je op een typische dag dat je alcohol drinkt? - Hoeveel drink je dan meestal? 57
(aantal glazen per keer?) - Drink je wel eens veel alcohol op één avond? - Hoeveel vind jij veel? - Heeft iemand wel eens een opmerking gemaakt over je alcoholgebruik? (Ouders, familie of vrienden) - Maken andere mensen zich zorgen om je alcoholgebruik en vinden ze dat je minder zou moeten drinken? (ouders, familie, vrienden of iemand anders) De observaties van de onderzoekers zullen hier weergegeven worden. Er is geobserveerd tijdens de training vroegsignalering. De PowerPoint presentatie is toegevoegd als bijlage. Van deze PowerPoint presentatie is gebruikt gemaakt door de trainer tijdens de training vroegsignalering. De onderzoekers hebben deze presentatie als basis gebruikt voor de observatie. Vanuit deze PowerPoint is er gekeken hoe de deskundigheidsbevordering gegeven vanuit de training aansluit op het landelijk beschikbaar gesteld model van deskundigheidsbevordering van Novadic Kentron. In de training heeft de trainer de volgende punten besproken: Trainingsbijeenkomst 1 - Deskundigheidsbevordering en de doelen daarvan. - De uitgangspunten van de training. - Het programma, de trainer heeft verteld dat het programma bestaat uit twee dagdelen - Landelijke cijfers. - Risico’s van overmatig drinkgedrag van Nederlandse jongeren op korte en lange termijn. - Film Roes, fragment, ‘wie is de lul?’ Deze film gaat in het kort over een jongen die door overmatig alcoholgebruik in een rolstoel beland. Hij wordt in dronken toestand aangereden door een automobilist. - Drinkadvies voor jongeren - Stappen protocol - Opiniespel - Signaleren - Belemmeringen - Afsluiting en evaluatie dagdeel 1 - Huiswerkopdrachten - Bespreken huiswerkopdrachten Trainingsbijeenkomst 2 - Huiswerkopdrachten bespreken - Motiverende gesprekvoering - Stadia van gedragsverandering - Algemene principes gedragsverandering - Voorwaarden voor verandering - Praktijksituaties bespreken - Rollenspellen 58
Er stonden meer punten op de planning om te bespreken, maar door tijdgebrek kwam de trainer niet meer toe aan de overige punten. 6.2.7 Hoe denkt de doelgroep over de deskundigheidsoverdracht? Om antwoord te geven op deze vraag is gebruik gemaakt van enkele vragen in de tweede enquête onder de medewerkers van Rebound Hardenberg. Dit waren zowel gesloten als open vragen. De gesloten vragen zullen weergegeven worden in een diagram en de open vragen worden beschreven door middel van tekst. Om goed antwoord te kunnen geven op deze vraag is het belangrijk te kijken hoe de medewerkers over de training denken. Aan de medewerkers van Rebound is gevraagd hoe zij de training en de trainer ervaren hebben. De resultaten worden hieronder weergegeven.
Hoe heeft u de trainer ervaren?
Hoe heeft u de training ervaren? 0%
0% 20%
80%
0% 0% 0%
zeer leerzaam
zeer goed 20%
leerzaam
goed voldoende
beetje leerzaam
80%
matig slecht
niet leerzaam
Uit het diagram blijkt dat één medewerker de training als zeer leerzaam heeft ervaren. De overige vier medewerkers hebben de training als leerzaam ervaren. Wanneer er gekeken wordt naar de trainer, hebben vier medewerkers de trainer als zeer goed ervaren. De andere medewerker heeft de trainer als goed ervaren. Vervolgens is aan de medewerkers de volgende vraag gesteld: ‘Als u een cijfer mocht geven waarin 0 betekent dat u niets heeft geleerd en niet zou kunnen vroeg signaleren van alcoholgebruik van jongeren en 10 betekent dat u precies weet hoe u moet vroeg signaleren van alcoholgebruik bij jongeren, wat voor cijfers geeft u uzelf na deze training?’ Er waren drie medewerkers die zichzelf een 8 gaven. Één medewerker gaf zichzelf een 7 en de andere medewerker gaf zichzelf een 6,5. Aan de medewerkers van Rebound is tevens in een open vraag gevraagd wat hen het meeste aansprak in de training. Zij gaven de volgende antwoorden:
59
-
Het cirkelmodel van signaleren en de rollenspelen om te oefenen hoe je iets kunt signaleren en hoe je vervolgens insteekt op de problematiek van de persoon. De voorbeelden die de trainer gaf met ervaring uit de praktijk. Het rollenspel had vaker gemogen. De video en de mate waarin de jongeren in Nederland alcohol consumeren. De manier waarop Arjen vertelde. Hij hield het boeiend en was erg duidelijk. Praktische werkvormen en op de praktijk gericht.
Ook is aan de medewerkers gevraagd wat zij goed en minder goed vonden aan de training. Zij gaven aan de volgende punten goed te vinden: - Opbouw, opzet, oefenen het signaleren, het nadenken. Prima trainer ook. Onze complimenten. - De voorbeelden die werden gegeven uit de praktijk van de trainer. - De video en de mate waarin de jongeren in Nederland alcohol consumeren. - De manier waarop Arjen vertelde. Hij hield het boeiend en was erg duidelijk. - Kleinschalig, praktisch en goed aansluitend bij de praktijk De medewerkers van Rebound gaven aan de volgende punten minder goed te vinden aan de training - Veel theorie - Jammer dat er maar een kleine groep aanwezig was, ik denk dat dit een prima training is voor docenten in het onderwijs - Tweede training kwam ik halverwege binnen. Lastig om dan aan te sluiten. 6.2.8 Welke stappen zijn er al in het implementatieproces gezet en wat ging goed en minder goed? Deze vraag is voorafgaand aan het invoeren van de training gesteld aan Geeske Roos. Zij gaf aan dat het echte implementatieproces nog niet begonnen is. Het implementatieproces zit momenteel in een startfase. De scholen zijn warm gemaakt voor het onderwerp. Nu is het aan de scholen wat zij er verder mee doen. Volgens Geeske zijn er dingen die minder goed zijn gegaan. Zo had Tactus, volgens haar, eerder moeten werven. Tevens is er een wisseling van hoofdpreventiewerker geweest, waardoor het werven van de training tussen wal en schip is geraakt. Er had volgens Geeske na de schoolvakantie meteen gebeld moeten worden met scholen. Daar heeft ze ook op aangestuurd. Of dat gebeurd is, weet ze niet. Dezelfde vraag is ook gesteld aan Daan van der Gouwe, met betrekking tot zijn doelgroep. Volgens hem was er nog heel weinig gebeurd. De trainingen zijn vrij recentelijk gehouden. Er is echter volgens hem nog geen enkele doorverwijzing geweest ten gevolge van de training. 6.3 Hoe draagt het protocol en de training vroegsignalering risicovol alcoholgebruik jongeren bij aan bewustwording onder het personeel van het riskante alcoholgebruik van jongeren?
60
Om deze vraag te beantwoorden, wordt er gebruik gemaakt van de eerste en tweede enquête onder de medewerkers van de Rebound in Hardenberg. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt in verandering in kennis, houding en gedrag. Verandering in kennis Bij het beantwoorden de vraag of er verandering in kennis is geweest, kijken de onderzoekers naar de inhoud van de vragen. Er is eerst gekeken naar de open vragen van de enquêtes en vervolgens naar de gesloten vragen. Uit deze vragen is een selectie gemaakt van vragen die als doel hebben de kennis te meten. Met kennis bedoelen de onderzoekers het begrip en de wijsheid van de deelnemers met betrekking tot alcoholproblematiek. Verandering in kennis heeft dus te maken met kennisvermeerdering. Hieronder worden de resultaten weergegeven. In de eerste enquête is de volgende vraag gesteld aan de medewerkers: ‘Wat verwacht u dat deze training oplevert voor uw school?’ Alle medewerkers hebben deze vraag beantwoord. Zij gaven de volgende antwoorden: - Kennis hoe je moet signaleren en handelen. - Inzicht in het normbesef van jongeren en preventie. - Kennisverbreding en herkenning. - Dat we kunnen herkennen wanneer er sprake is van een alcoholprobleem. - Inzicht in het gebruik, hoe om te gaan met jongeren zonder belerend te zijn. In de tweede enquête is een soortgelijke vraag gesteld, namelijk: ‘Wat heeft de training opgeleverd voor uw school?’ Alle medewerkers hebben geantwoord. Zij gaven de volgende antwoorden: - Bewustwording van wat we al doen. De noodzaak zien om dit beleidsmatig op papier te hebben. - Verantwoordelijkheid voor signalering en handelswijze bij constatering - Kennis - Verdieping en verrijking - Als school weten we hoe we moeten handelen bij dergelijke problematiek Tijdens de eerste enquête is er aansluitend aan bovenstaande vraag, de volgende vraag gesteld: ‘ Wat verwacht u dat deze training oplevert voor u persoonlijk?’ Alle medewerkers hebben deze vraag beantwoord. Ze noemden de volgende verwachtingen: - Kennis die ik in de toekomst kan gebruiken en nu tijdens mijn stage - Inzicht in het gebruik, hoe om te gaan met jongeren zonder belerend te zijn - Stukje deskundigheid - Bewustwording en kennisverbreding - Inzicht in normbesef van jongeren en preventie Tijdens de tweede enquête is wederom een soortgelijke vraag gesteld, namelijk: ‘Wat heeft de training voor u persoonlijk opgeleverd?’ Alle medewerkers hebben antwoord gegeven op deze vraag. Zij gaven de volgende antwoorden: - Dat het team op Rebound bewust bezig is met vroegsignalering van alcohol. En het nog beter herkennen. 61
-
Kennis Niet veel toegevoegd, vanwege studie al behoorlijk op d hoogte Meer kennis van zaken Verdieping en verrijking
Om de kennis verder te meten, is er ook gebruik gemaakt van de gesloten vragen uit de enquête. Voorafgaand aan de training is de medewerkers gevraagd of ze wisten wat het doel van de training was. Na afloop van de training is deze vraag weer gesteld. Op basis van deze gegevens kan een (mogelijke) verandering beschreven worden. Resultaat eerste enquête
Resultaat tweede enquête:
Weet u wat het doel van de training is?
Heeft u het doel van de training begrepen? 0%
20%
ja
ja 80%
nee
100%
nee
Tijdens de eerste enquête is gebleken dat vier medewerkers wisten wat het doel van de training was. Eén medewerker gaf aan het doel van de training niet te weten. Uit de tweede enquête blijkt dat, na afloop van de training, alle medewerkers weten wat het doel van de training is. Verandering in houding Bij het beantwoorden de vraag of er verandering in houding is geweest, kijken de onderzoekers wederom naar de inhoud van de vragen. Er is gebruik gemaakt van open en gesloten vragen uit de eerste en tweede enquête. Uit deze vragen is een selectie gemaakt van vragen die als doel hebben de houding te meten. Met houding bedoelen de onderzoekers het standpunt of de stellingname van de deelnemers met betrekking tot alcoholproblematiek. De resultaten worden hieronder weergegeven. Na afloop van de tweede training is de volgende vraag aan de medewerkers gesteld: ‘Is uw houding ten opzichte van alcohol bij jongeren veranderd na de training?’
62
Is uw houding ten opzichte van alcohol bij jongeren veranderd na de training?
40%
Ja Nee
60%
Zoals te zien is in het diagram geven drie mensen aan dat hun houding ten opzichte van alcohol bij jongeren niet is veranderd. Hier geven twee personen een uitleg over. De andere persoon heeft dit niet toegelicht - Op Rebound hebben we de houding vanuit onszelf al om te signaleren en gelijk in te grijpen daar waar het mis gaat. De training is wel heel waardevol. Want om een scherpe houding te houden moet je af en toe bevestigd worden in dat wat je al doet en kijken of het beter kan. - Ik heb een hele duidelijke mening over alcohol gebruik in zijn algemeen en deze is niet veranderd door de training Er zijn ook twee medewerkers die zeggen dat hun houding wel is veranderd. Hier geven ze de volgende uitleg voor: - Ik heb meer kennis op het gebied van vroegsignaleren gekregen. - Vroegtijdiger signalering en dus bewuster zijn. Op de vraag welk element in de training ervoor zorgde dat de houding veranderde zei één van de twee medewerkers het volgende: - Het rollenspel, de vele voorbeelden De andere medewerker heeft geen antwoord gegeven op deze vraag. Na afloop van de tweede training is aansluitend aan voorgaande vraag de vraag gesteld of de houding omtrent doorverwijzen naar Tactus is veranderd.
63
Is uw houding omtrent doorverwijzen naar Tactus veranderd na de training? 25%
Ja Nee
75%
Er is één medewerker die geen antwoord geeft op deze vraag. De andere vier medewerkers geven aan dat hun houding omtrent doorverwijzen naar Tactus niet is veranderd door de training. Hiervoor geven ze de volgende uitleg: -
Omdat wij al goede contacten met Tactus hebben en de hulp van Tactus inroepen wanneer wij signaleren. Omdat ik volgens mij al een goed beeld heb wanneer ik contact kan opnemen met Tactus of kan doorverwijzen. Bij constatering van problemen evalueren wij in een breed team over wat de vervolgstappen zijn. Volgens mij verwijzen wij al op tijd. Eerder signaleren, meer bewust.
Om de verandering in houding te meten is verder gebruik gemaakt van de stellingen in beide enquêtes. De stellingen geven een beeld van de houdingen ten opzichte van alcoholgebruik. Door het resultaat van de eerste enquête naast het resultaat van de tweede enquête te leggen, kan er een verandering waargenomen worden.
64
Resultaat eerste enquête
Resultaat tweede enquête
Stelling 1: Ik zou raar opijken als ik een jongen van 12 jaar oud een mixdrankje met alcohol zie drinken
Stelling 3: Ik zou raar opkijken als ik een jongen van 12 jaar oud een mixdrankje met alcohol zie drinken
helemaal niet mee eens
helemaal niet mee eens
een beetje mee oneens
een beetje mee oneens 20%
60%
20%
20% niet mee eens/niet mee oneens een beetje mee eens
80%
niet mee eens/ niet mee oneens een beetje mee eens helemaal mee eens
helemaal mee eens
weigert
weigert
Tijdens de eerste enquête zijn eerst twee algemene vragen gesteld over alcoholgebruik in de gemeente Hardenberg en de aandacht van de media met betrekking tot alcohol. Deze vraag hebben de onderzoekers in de tweede enquête niet gesteld, omdat deze thema’s niet centraal stonden in de training. Stelling 3 in de eerste enquête is dus stelling 1 in de tweede enquête geworden. Uit de resultaten van de eerste enquête blijkt dat één medewerker het een beetje mee oneens is met de stelling. Verder is één medewerker het een beetje mee eens. Drie medewerkers zijn het helemaal eens met de stelling. Uit de tweede enquête blijkt dat een medewerker het een beetje eens is met de stelling. Vier medewerkers zijn het helemaal eens met deze stelling.
65
Resultaat eerste enquête
Resultaat tweede enquête
Stelling 4: Het is prima dat kinderen van 15 jaar tijdens het uitgaan 5 glazen alcohol op een avond drinken
Stelling 2: Het is prima dat kinderen van 15 tijdens het uitgaan 5 glazen alcohol op een avond drinken Helemaal niet mee eens
helemaal niet mee eens
een beetje mee oneens
een beetje mee oneens
20%
80%
25%
niet mee eens/niet mee oneens een beetje mee eens
75%
niet mee eens/ niet mee oneens een beetje mee eens
helemaal mee eens
helemaal mee eens
weigert
weigert
Bij de stelling: ‘Het is prima dat kinderen van 15 jaar tijdens het uitgaan 5 glazen alcohol op een avond drinken’ is tijdens de eerste enquête te zien dat vier medewerkers het helemaal eens zijn. Eén medewerker is het een beetje mee oneens. Bij de tweede enquête was er een medewerker die de vraag niet heeft beantwoord. Daarnaast waren er drie medewerkers die het helemaal eens waren met de stelling en één medewerker die het niet eens en niet oneens is met de stelling.
66
Resultaten eerste enquête
Resultaten tweede enquête
Stelling 3: U zegt dat over een 15 jarige, maar als we deze leeftijd veranderen. Het is prima dat kinderen van 14 tijdens het uitgaan 5 glazen alcohol op een avond drinken
Stelling 5: U zegt dat over een 15 jarige,maar als we nu de leeftijd veranderen. Het is prima dat kinderen van 14 tijdens het uitgaan 5 glazen alcohol op een avond drinken
100%
helemaal niet mee eens
helemaal niet mee eens
een beetje mee oneens
een beetje mee oneens
niet mee eens/niet mee oneens
niet mee eens/ niet mee oneens 100%
een beetje mee eens
een beetje mee eens
helemaal mee eens
helemaal mee eens
weigert
weigert
Bij de stelling: ‘ U zegt dat over een 15 jarige, maar als we nu de leeftijd veranderen. Het is prima dat kinderen van 14 tijdens het uitgaan 5 glazen alcohol op een avond drinken’ is tijdens de eerste enquête te zien dat alle medewerkers het helemaal niet eens zijn. Uit de tweede enquête blijkt dat alle vijf medewerkers het helemaal niet eens zijn.
67
Resultaten eerste enquête
Resultaten tweede enquête
Stelling 4: De gevolgen van overmatig alcoholgebruik door jongeren zijn zo ernstig dat er iets aan gedaan moet worden
Stelling 7: De gevolgen van overmatig alcoholgebruik door jongeren zijn zo ernstig dat er iets aan gedaan moet worden
helemaal niet mee eens
helemaal niet mee eens een beetje mee oneens
40% 60%
een beetje mee oneens
niet mee eens/niet mee oneens een beetje mee eens
niet mee eens/ niet mee oneens 100%
helemaal mee eens
een beetje mee eens helemaal mee eens
weigert
weigert
Tijdens de eerste enquête is de volgende vraag gesteld: ‘Het is een goede zaak als de gemeente zich met het alcoholgebruik van jongeren bezighoudt’. Dit was stelling zes in de eerste enquête. De onderzoekers hebben deze vraag in de tweede enquête niet gesteld, omdat dit onderwerp niet aan bod is gekomen in de training. Doordat dit onderwerp niet aan bod is gekomen kan er geen houdingsverandering plaatsvinden. Bij de stelling: ‘De gevolgen van overmatig alcoholgebruik door jongeren zijn zo ernstig dat er iets aan gedaan moet worden’ is tijdens de eerste enquête te zien dat twee medewerkers het een beetje eens zijn. De drie andere medewerkers geven aan het helemaal eens met de stelling te zijn. Bij de tweede enquête zijn alle medewerkers het helemaal eens met de stelling.
68
Resultaten eerste enquête
Resultaten tweede enquête
Stelling 8:Wat vindt u een normale leeftijd om te beginnen alcohol te drinken?
Stelling 5: Wat vindt u een normale leeftijd om te beginnen alcohol te drinken?
25% 20%
75%
20% 15,5 jaar
15,5 jaar
18 jaar
18 jaar
60%
21 jaar
Bij de open vraag: ‘ Wat vindt u een normale leeftijd om te beginnen alcohol te drinken?’ is tijdens de eerste enquête te zien dat één medewerker niet heeft geantwoord. Eén medewerker vindt 15,5 jaar een normale leeftijd om te beginnen alcohol te drinken. De overige drie medewerkers vinden 18 jaar een normale leeftijd om te beginnen met alcohol te drinken. Tijdens de tweede enquête hebben alle medewerkers antwoord gegeven op deze vraag. Eén medewerker vindt 15,5 jaar een normale leeftijd om te beginnen alcohol te drinken. Drie medewerkers gaven aan 18 jaar een normale leeftijd te vinden. Tot slot gaf één medewerker aan 21 jaar een normale leeftijd te vinden om te beginnen met alcohol drinken. Verandering in gedrag Bij het beantwoorden van de vraag of er verandering in gedrag is geweest, kijken de onderzoekers wederom naar de inhoud van de vragen. Er is gebruik gemaakt van open en gesloten vragen uit de eerste en tweede enquête. Uit deze vragen is een selectie gemaakt van vragen die als doel hebben het gedrag te meten. Met gedrag bedoelen de onderzoekers de handelswijze van de deelnemers met betrekking tot alcoholproblematiek. De resultaten worden hieronder weergegeven. De medewerkers op de Rebound is gevraagd of zij te maken krijgen met alcoholproblematiek op hun school. Eén medewerker heeft deze vraag niet beantwoord. Daarnaast gaven twee medewerkers aan dat ze te maken krijgen met alcoholproblematiek en twee medewerkers gaven aan niet te maken te krijgen met deze problematiek. Vervolgens is gevraagd hoe vaak de medewerkers dan te maken krijgen met alcoholproblematiek. Deze vraag is alleen gesteld aan de medewerkers die aan hebben gegeven dat ze te maken krijgen met alcoholproblematiek op school. In dit geval waren
69
dat twee medewerkers. Beide medewerkers gaven aan wekelijks te maken te krijgen met alcoholproblematiek op de Rebound. Resultaten eerste enquête
Resultaten tweede enquête
Hoe handelt u als u te maken krijgt met jongeren met alcoholproblematiek?
Hoe handelt u nu als u te maken krijgt met jongeren met alcoholproblematiek? 0%
zelf oplossen 17% 33% 17% 33%
25%
collega om hulp vragen doorverwijzen naar Tactus
25%
50%
anders namelijk…
U lost het probleem zelf op U vraagt een collega om hulp U verwijst de jongere door naar Tactus Anders namelijk,
Bij beide enquêtes is aansluitend op de vraag over alcoholproblematiek op school, de volgende vraag gesteld: ‘’Hoe handelt u als u te maken krijgt met jongeren met alcoholproblematiek?’’ Bij de eerste enquête hebben twee van de vijf medewerkers deze vraag niet beantwoord. De overige drie medewerkers hebben elk twee antwoordmogelijkheden aangekruist. Één medewerker gaf aan het probleem zelf op te lossen. Een andere medewerker zou een collega om hulp vragen bij alcoholproblematiek. De antwoordmogelijkheid ‘doorverwijzen naar Tactus’ is door twee medewerkers aangekruist. Twee medewerkers gaven een andere handelingsmogelijkheid, namelijk SOVA lessen en over het onderwerp praten in de klas. Bij de tweede enquête hebben alle medewerkers de vraag beantwoord. Er zijn drie medewerkers die één antwoordmogelijkheid hebben aangekruist. Één medewerker kruiste twee antwoorden aan. Er was één medewerker die drie antwoordmogelijkheden heeft aangekruist. Wat opvalt is dat, na de tweede training, geen enkele medewerker het probleem zelf op zou lossen. Er zijn twee medewerkers die een collega om hulp zouden vragen. Vier medewerkers kiezen de antwoordmogelijkheid: ‘U verwijst de jongere door naar Tactus’. Twee medewerkers gaven een andere handelingsmogelijkheid, namelijk door het voeren van gesprekken met jongeren en bespreken in het team. 70
6.4 Wat is het (verwachte) effect van het protocol vroegsignalering binnen de scholengemeenschap? Om deze vraag te beantwoorden, wordt er gebruik gemaakt van verschillende bronnen. De bronnen die gebruikt worden, zijn het interview met Geeske Roos, het interview met Arjan Lamslag, het interview met Daan van der Gouwe en de tweede enquête onder medewerkers van de Rebound. Bij het interview met Daan van der Gouwe ging het om een andere onderzoeksdoelgroep. Deze resultaten zullen gebruikt worden als extra informatie. Bron Geeske Roos
Arjan Lamslag
Daan van der Gouwe (onderzocht het implementatieproces bij leerplichtambtenaren en jongerenwerkers binnen Gemeente Hardenberg)
Het verwachte effect - Er komen groepen in beeld - Individuen die nu buiten schot blijven en waar wel reden voor zorg over is komen in beeld - Er wordt vroegtijdig hulp of ondersteuning geboden vanuit scholen in samenwerking met Tactus - Ouders komen in beeld ( dit voorziet het protocol niet, maar is iets waar Geeske op aanstuurt) - Vanuit scholen komt er zelf meer animo om met dit onderwerp aan de slag te gaan en dit te blijven doen. - Op grond van alleen de training zijn de verwachtingen laag, maar als er meer tijd wordt uitgetrokken en het verhaal wordt herhaald, ook in alle andere contacten, gaat dat pas landen bij mensen. Daarnaast is het belangrijk om de professionals regelmatig te zien en beter samen te werken. - Gezondere scholen en gezondere leerlingen - Betere image van de scholen door zelf als school te signaleren - Voor de jongerenwerkers is het verwachte effect dat ze beter een gesprek kunnen voeren over alcoholgebruik. - Voor de jongerenwerker is het verwachte effect tevens dat ze beter kunnen signaleren, maar ook makkelijker kunnen doorverwijzen - Voor de leerplichtambtenaren geld precies hetzelfde. - Uiteindelijk kom je bij de doelen die door Geeske Roos gesteld zijn: 1 Minder alcoholgebruik is 2 Startleeftijd van alcohol drinken gaat omhoog 3 Houding van de ouders ten aanzien van alcohol veranderd In hoeverre bij punt 3 de houding van ouders ten aanzien van alcohol veranderd is, is niet helemaal duidelijk, omdat er alleen professionals en leraren zijn getraind en geen ouders.
Wat is het verwachte effect? Wanneer de antwoorden van Geeske en Arjan naast elkaar worden gelegd, valt het op dat de antwoorden niet met elkaar overeen komen. Zo beschrijft Geeske dat ze verwacht dat er groepen en individuele jongeren in beeld komen. Ze vertelt verder dat er vroegtijdig hulp of ondersteuning geboden wordt vanuit 71
scholen in samenwerking met Tactus. Ze spreekt de verwachting uit dat er vanuit scholen meer animo komt om met dit onderwerp aan de slag te gaan en dit te blijven doen. Arjan vertelt dat zijn verwachtingen laag zijn. Volgens hem gaat het pas bij mensen landen als er meer tijd voor wordt uitgetrokken. Daarnaast zal het verhaal in andere contacten herhaald moeten worden. Hij verwacht dat er als dit gebeurt gezondere scholen en gezondere leerlingen komen en dat de scholen een beter image hebben. In de enquête hebben wij de medewerkers de vraag gesteld wat volgens hen het verwachte effect is van de training en het protocol. In paragraaf 6.3 is bij het kopje ‘verandering in kennis’ beschreven wat de verwachtingen zijn. Er moet dan gekeken worden naar de resultaten uit de eerste enquête, gezien deze de verwachtingen voorafgaand aan de training weergeven.
72
7. Conclusie 7.1 Aanleiding van dit onderzoek De aanleiding voor het onderzoek is het feit, dat jongeren op steeds jongere leeftijd alcohol gaan gebruiken en misbruiken. Dit is een maatschappelijk probleem en tevens de aanleiding van dit onderzoek. De gemeente Hardenberg heeft naar aanleiding van dit maatschappelijke probleem een alcoholmatigingsbegeleid ingesteld, gericht op het preventief signaleren van riskant alcoholgebruik. Uit voorgaand onderzoek, uitgevoerd door drie studenten van de Christelijke Hogeschool Windesheim te Zwolle, is namelijk gebleken dat alcoholgebruik populair is onder de Hardenbergse jongeren. Hierbij kwam naar voren dat de jongens doorgaans meer drinken dan de meisjes uit Hardenberg. Gemiddeld drinken deze jongens gemiddeld 9.3 glazen per avond en de meisjes 5.2 glazen. ( Kobus, E., Meines, S., van Rikxoort, R., 2011). Dit aantal is aanzienlijk hoog en kan gezien worden als een probleem. Het verhoogde alcoholgebruik kan namelijk als gevolg hebben dat jongeren later een grotere kans hebben op het ontwikkelen van alcoholproblemen. Van een verhoogd risico kan gesproken worden wanneer jongeren meer drinken dan de norm, maar nog niet voldoen aan de criteria van de DSM-IV voor alcoholmisbruik en alcoholafhankelijkheid. De gemeente Hardenberg wil iets aan dit probleem doen en is daarom gestart met het protocol voor signalering, screening en kortdurende interventie van risicovol alcoholgebruik bij jongeren. Dit protocol wordt sinds november 2011 ingevoerd op het voortgezet onderwijs in de gemeente Hardenberg in de vorm van een training, met als doel docenten bewuster te maken van het alcoholgebruik en hen te leren vroegtijdig te signaleren. Deze trainingen worden verzorgd door Tactus verslavingszorg. De nadruk ligt op de fase waarin nog geen sprake is van een verslaving, maar wel van riskant drinkgedrag. Onder riskant drinkgedrag wordt het volgende verstaan: bingedrinken (het drinken van grote hoeveelheden alcohol in korte tijd), drinken onder de 16 jaar, drinken om problemen te vergeten of drinken om met (ongewenste) emoties om te gaan. 7.2 Conclusie deelvraag 1 Deelvraag 1 is een centrale deelvraag, De centrale deelvraag luidt als volgt: Wat houdt het protocol vroegsignalering in, dat op het voortgezet onderwijs in de gemeente Hardenberg wordt geïmplementeerd? Door middel van de resultaten op de subdeelvragen zal er een algehele conclusie getrokken worden. Inhoud training Volgens de geïnterviewden sluit de training aan op het protocol. Bij alle partijen is duidelijk wat het protocol en de training inhoudt en dat er naar gestreefd wordt hier naar te handelen. Tactus heeft bij de training een uitvoerende taak. Het doel van de training is het tijdig vroegsignaleren. Protocol vroegsignalering Het protocol dat Tactus gebruikt is exact hetzelfde als het landelijk protocol van het Partnership Vroegsignalering Alcohol. Tactus past de norm van verantwoord alcoholgebruik aan wanneer dit nodig blijkt te zijn. De handelswijze van Tactus is tijdens 73
trainingen bij de leerplichtambtenaren en jongerenloketten deels aangepast, door een krappe tijdsplanning. Ook tijdens dit onderzoek was dit het geval. Er was voor Tactus dus te weinig tijd om het hele protocol aan bod te laten komen. Voortgezet onderwijs De doelgroep van dit onderzoek zijn medewerkers van de Rebound in Hardenberg. Voornamelijk docenten en stagiaires hebben deelgenomen aan de training. Volgens de geïnterviewden hebben scholen verschillende motivaties om deel te nemen aan de training. Zo kunnen scholen maatschappelijke verantwoordelijkheid voelen. Ook kan een goed image voor de school en een gezondere school een motivatie zijn voor scholen deel te nemen aan de training. Uit het onderzoek van Daan van der Gouwe kan, met enige voorzichtigheid, geconcludeerd worden dat wanneer de doelgroep zelf het probleem ervaart, ze eerder gemotiveerd zijn om deel te nemen aan de training. De middelen die volgens Geeske Roos worden ingezet om scholen te motiveren zijn het monitorgesprek, onderzoek met scholen gericht op keetjongeren en terugkoppeling van dit onderzoek met scholen. Arjan Lamslag kon ons geen antwoord geven op deze vraag. Er kan met enige voorzichtigheid geconcludeerd worden dat deze middelen misschien niet voldoende waren om scholen te motiveren om deel te nemen aan de training, want uiteindelijk nam alleen de Rebound deel aan te training. Deskundigheidsbevordering De deskundigheidsbevordering van Novadic Kentron wordt in grote lijnen gevolgd tijdens de training. Er zijn echter een aantal punten waarop enige aanpassing is geweest. Zo zijn de deelnemers niet geïnformeerd over de samenwerkingsafspraken van de gemeente Hardenberg. Ook is opgevallen dat de zakkaart tijdens de training niet gebruikt is. De trainer heeft benoemd dat door tijdsgebrek niet alles aan bod kon komen. De conclusie die hieruit getrokken kan worden is, dat er meer tijd uitgetrokken moet worden voor de training. Op die manier kunnen alle onderdelen aan bod komen en worden de deelnemers overal over geïnformeerd. Deskundigheidsoverdracht De manier waarop de trainer de training geeft, is belangrijk voor de manier waarop de deelnemers de training ervaren. De training en trainer worden door de deelnemers positief ervaren. De rollenspellen spraken de deelnemers het meest aan in de training. Wat de deelnemers minder aansprak in de training was de grote hoeveelheid theorie. Wanneer er wordt gekeken naar de manier waarop de medewerkers zichzelf scoren op basis van wat ze geleerd hebben, valt op dat elke medewerker zichzelf voldoende scoort. Zo waren er drie medewerkers die zichzelf een 8 gaven. Hieruit dat geconcludeerd worden dat de training leerzaam is geweest voor iedereen en dat de meerderheid van de medewerkers zichzelf bovengemiddeld scoort. Implementatieproces Het implementatieproces zit op het moment van dit onderzoek nog in de startfase. De trainingen zijn nog maar vrij recentelijk gehouden.
74
Als er gekeken wordt naar het proces vertelt Geeske dat Tactus eerder had moeten werven. Dit onderzoek bestaat uit één school. Geeske vertelt dat dit volgens haar te maken heeft gehad met een wisseling van hoofdpreventiemedewerker. Hierdoor is het wervingsproces tussen wal en schip geraakt. Ze vertelt dat ze hierop wel heeft aangestuurd. Er had meteen na de schoolvakantie gebeld moeten worden met scholen. Er kan met enige voorzichtigheid de volgende conclusies getrokken worden uit dit antwoord: - Tactus verslavingszorg is te laat begonnen met werven van scholen voor de training - Gemeente Hardenberg heeft Tactus niet genoeg aangestuurd om scholen te werven - Gemeente Hardenberg heeft niet op tijd ingegrepen toen bleek dat er geen scholen meededen - Tactus verslavingszorg was niet op de hoogte wanneer scholen de training moesten gaan volgen. - Uit de resultaten van een andere deelvraag bleek dat Tactus niet teveel wilde pushen om het contact met scholen kwijt te raken, het kan dus een bewuste keuze zijn geweest om contact af te houden. 7.3 Conclusie deelvraag 2 Wanneer er wordt gekeken hoe het protocol en de training vroegsignalering risicovol alcoholgebruik jongeren bijdraagt aan de bewustwording van het riskante alcoholgebruik van jongeren onder het personeel kunnen er op basis van kennis, houding en gedrag enkele conclusies getrokken worden. Verandering in kennis De training heeft bijgedragen aan de handelswijze en kennis bij alcoholproblematiek. Op de vraag wat de verwachtingen voorafgaand aan de training waren, komen een aantal antwoorden naar voren. Het antwoord dat het meest naar voren komt is kennisverbreding, herkenning en handelen bij problematiek. Tevens komen de volgende antwoorden aan bod: inzicht in het gebruik en het normbesef van jongeren. Een conclusie die hieruit getrokken kan worden is dat de training daadwerkelijke kennis heeft opgeleverd. Daarnaast weten de medewerkers welke handelwijze ingezet moet worden bij dergelijke problematiek. Deze kennisverbreding zorgt voor bewustwording onder het personeel. De training heeft persoonlijk ook meer kennis opgeleverd. Medewerkers geven aan nog beter signalen te kunnen herkennen. De vraag wat de verwachtingen voorafgaand aan de training waren wordt op de volgende manier geantwoord: het merendeel geeft hier opnieuw kennisverbreding aan, daarnaast worden bewustwording en deskundigheid genoemd. De conclusie die hieruit getrokken kan worden komt overeen met de voorgaande conclusie over kennis.
75
Verandering in houding Uit de resultaten blijkt dat meer dan de helft van de medewerkers geen verandering in houding heeft ervaren ten opzichte van alcoholgebruik bij jongeren, nadat de training is geweest. Wat opvalt is dat medewerkers aangeven dat ze al een houding hebben om te signaleren en in te grijpen waar het mis gaat. Dezelfde vraag is gesteld op het gebied van doorverwijzen naar Tactus. De conclusie die hieruit getrokken kan worden is dat driekwart van de medewerkers geen verandering in houding heeft ten opzichte van Tactus na afloop van de training. Ze geven aan dat er al goed contact is met Tactus en dat doorverwijzen al op tijd gebeurt. Uit beide vragen blijkt dus dat het niet zozeer de training is die ervoor zorgt dat de houding niet is veranderd, maar dat medewerkers al op de hoogte waren of al een goede houding van te voren hadden. Een conclusie die hieruit kan volgen is dat er op dit gebied van houding niet zoveel winst is gehaald op deze school. Om de verandering in houding te meten is verder gebruik gemaakt van de stellingen in beide enquêtes. De stellingen geven een beeld van de houdingen ten opzichte van alcoholgebruik. Wanneer er gekeken wordt naar de enquêtes blijkt het volgende. Wanneer de medewerkers geconfronteerd worden met een jongen van 12 jaar oud die een mixdrankje drinkt, met de vraag of ze raar zouden opkijken, is er één medeweker na de training van mening veranderd. Deze medewerkers was het in eerste instantie een beetje mee oneens en na de training helemaal mee eens. Wanneer de leeftijd wordt verschoven naar 14 en 15 jaar en er sprake is van 5 glazen alcohol kan er geconcludeerd worden dat er voor en na de training weinig verandering is in houding van de medewerkers. Bij de stelling of er maatregelen genomen moeten worden bij de gevolgen van overmatig alcoholgebruik bij jongeren vindt er een verschuiving in houding plaats. Voor de training zijn er twee medewerkers die het een beetje eens waren met de stelling, na afloop van de training is iedereen het eens met de stelling. Het merendeel van de medewerkers vindt zowel voorafgaand als na afloop van de training 18 jaar een normale leeftijd om te beginnen met drinken. Uit al deze informatie kan het volgende geconcludeerd worden met betrekking tot de stellingen: Als eerst kan er gezegd worden dat alle medewerkers 12 jaar te jong vinden om alcohol te drinken. Wanneer jongeren van 14 en 15 jaar 5 glazen alcohol zouden nuttigen en er gevraagd wordt of de medewerkers dat prima vinden, zien we dat de medewerkers bij 14 jaar het helemaal niet eens zijn met de stelling. Bij 15 jaar is er verdeeldheid over. Na afloop van de training vinden alle medewerkers dat er iets gedaan moet worden aan de gevolgen overmatig alcoholgebruik door jongeren. Met enige voorzichtigheid kan hieruit geconcludeerd worden dat deze verschuiving in houding door de training komt. Verandering in gedrag Uit de resultaten blijkt dat het Rebound te maken krijgt met alcoholproblematiek. Medewerkers geven aan dat ze er wekelijks mee te maken krijgen.
76
Om de verandering in gedrag te kunnen meten is er gebruikt gemaakt van een gesloten vraag in de enquête. Het gaat om de volgende vraag: ‘Hoe handelt u als u te maken krijgt met jongeren met alcoholproblematiek’. Na de training is het percentage van medewerkers die doorverwijzen naar Tactus gegroeid. Daarnaast is er niemand die na afloop van de training het probleem zelf zou oplossen. Het percentage van medewerkers die en collega om hulp zouden vragen of een andere mogelijkheid zouden gebruiken is nagenoeg hetzelfde gebleven. Hieruit kan geconcludeerd worden dat door middel van de training meer medewerkers jongeren naar Tactus doorverwijzen en minder snel het probleem zelf zouden oplossen. Samenvattend kan er gezegd worden dat er kennisvermeerdering heeft plaatsgevonden. Op het gebied van houding heeft er weinig verandering plaatsgevonden. Tot slot kan geconcludeerd worden op het gebied van gedrag, dat medewerkers jongeren nu eerder naar Tactus zouden doorverwijzen. 7.4 Conclusie deelvraag 3 Wanneer er wordt gekeken naar het verwachte effect van de training onder de geïnterviewden, valt er een groot verschil op. De resultaten uit het interview met Geeske Roos laten zien dat zij hoge verwachtingen heeft over het implementatieproces. Zij noemt namelijk verschillende (verwachte) effecten. Wanneer er echter naar het interview met Arjan Lamslag wordt gekeken, valt het op dat zijn verwachtingen laag zijn. Op basis van de training verwacht hij weinig effect. Hij noemt echter wel dat wanneer er structureel contact blijft tussen verschillende professionals, het effect hoger zou kunnen zijn. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de Gemeente en Tactus niet op één lijn zitten wat betreft het verwachte effect. Uit het antwoord van Daan van der Gouwe blijkt dat hij het verwachte effect koppelt aan de doelen die Geeske Roos heeft gesteld. Het derde doel, verandering van de houding van ouders ten opzichte van alcohol, wordt door hem in twijfel getrokken. Hij benoemt dat er alleen professionals en leraren zijn getraind. Hieruit kan geconcludeerd worden dat Daan van der Gouwe het belangrijk vindt dat de houding van ouders ten opzichte van alcoholgebruik veranderd, door ouders er meer bij te betrekken. Op basis van deze gegevens kunnen er geen duidelijke en eenzijdige conclusies getrokken worden, omdat de antwoorden van de geïnterviewden ver uit elkaar liggen. De aanbevelingen van Arjan Lamslag en Daan van der Gouwe kunnen meegenomen worden in de aanbevelingen. Voor de conclusies met betrekking tot de verwachtingen van de medewerkers over de training wordt er verwezen naar paragraaf 7.3 ‘conclusie deelvraag 2’, kopje ‘verandering in kennis’.
77
78
8. Aanbevelingen Op basis van de eerder getrokken conclusies, zullen hier enkele aanbevelingen worden gedaan voor de gemeente Hardenberg. Deze aanbevelingen hebben betrekking op het verloop van het implementatieproces en de belemmerende en bevorderende factoren. De aanbevelingen die worden gedaan worden gekoppeld aan de volgende gebieden van het implementatieproces: - Voorafgaand aan het implementatieproces. - Samenwerking tussen Tactus en de Gemeente. - Training en deskundigheidsbevordering. - Implementatieproces in het geheel. Ten eerst zouden wij willen adviseren dat er voorafgaand aan het implementatieproces scholen op tijd benaderd moeten worden. Uit de praktijk is gebleken dat er uit de vele aanmeldingen voor de training uiteindelijk maar één school heeft meegedaan. Dit had te maken met de planning vanuit Tactus, maar ook de planning van scholen. Ten tweede willen wij adviseren dat er structureel meer contact plaatsvindt tussen Tactus en de gemeente. Hierin moeten duidelijke afspraken gemaakt worden tussen beide partijen. Uit de praktijk is gebleken dat beide partijen niet op de hoogte waren van elkaars handelingen omtrent het invoeren van de training. Ten derde blijkt uit het onderzoek dat de training over het algemeen als positief wordt ervaren. Wij willen echter adviseren om meer trainingen te geven. Uit de praktijk bleek dat de tijd die ingepland is voor de training veel te kort is. De trainer kon niet alle onderwerpen even uitgebreid behandelen. Wanneer je meer tijd aan de training besteedt zou het rendement van deskundigheidsbevordering hoger kunnen zijn. Daarnaast zou het mooi zijn dat er follow-up trainingen plaats zouden vinden. Op deze manier worden medewerkers gestimuleerd om met de stof bezig te blijven. Dit zou eventueel tot gevolg kunnen hebben dat het effect van de training verhoogd wordt. Wanneer er wordt gekeken naar de inhoud van de training is gebleken dat de theorie die gegeven wordt binnen de training goed is. Uit dit onderzoek blijkt dat dit voor kennisvermeerdering zorgt. Het advies dat wij willen meegeven met betrekking tot de inhoud is dat de hoeveelheid theorie op dit moment veel is. Dit zou opgelost kunnen worden door de theorie meer af te wisselen met de praktijk, door bijvoorbeeld rollenspellen, of door minder theorie te gebruiken binnen de training. Ook willen we aanbevelen om de huiswerkopdrachten weg te laten of door de opdrachten tijdens de training uit te laten voeren. Uit de praktijk bleek dat de medewerkers de huiswerkopdrachten niet hadden gedaan, waardoor dit geen effect had. Tot slot willen wij adviseren dat binnen het implementatieproces ook aandacht moet worden besteed aan de ouders. Vanuit het literatuuronderzoek blijkt dat ouders een belangrijke factor zijn in het ontstaan en in stand houden van alcoholproblematiek van hun eigen kind. Daarom zou het goed zijn om ouders te betrekken bij
79
alcoholproblematiek, bijvoorbeeld door voorlichting. Op deze manier kan de houding van ouders ten aanzien van alcohol veranderen.
80
9 Bronnenlijst Boeken: Verhoeven, N., (2007). Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs, tweede druk, Amsterdam, Boom onderwijs. Rigter, J., (2008). Ontwikkelingspsychopathologie, eerste druk. Bussum: Coutinho Kobus, E., Meines, S., Van Rikxoort, R., (2011). Alcohol en opvoeding, jongeren, vrijetijdsbesteding en alcohol in de gemeente Hardenberg. Zwolle
Internet: Partnership. Geraadpleegd op (10 december 2011) , van (vroegsignalering alcohol) via de URL (www.vroegsignaleringalcohol.nl/partnership) Fris over Drank. Geraadpleegd op (10 december 2011), van (gemeente Hardenberg) via de URL (www.hardenberg.nl/wonen-leven/fris-over-drank/) Tactus verslavingszorg. Geraadpleegd op (10 december 2011), van ( Tactus verslavingszorg) via de URL (www.tactus.nl) Risselada, A., Schoenmakers, T.M., (2010). Protocol voor signalering, screening en kortdurende interventie van risicovol alcoholgebruik bij jongeren, Geraadpleegd op (22 oktober 2011), van (Vroegsignalering alcohol) via de URL (www.vroegsignaleringalcohol.nl/~/media/Themasites/PVA/Downloads/AF0969ProtocolAlcoholJongerenc ompleet.ashx) Naaborgh, L., (2011). Deskundigheidsbevordering vroegtijdig herkennen van riskant alcoholgebruik bij jongeren, Geraadpleegd op (1 november 2011) van ( Vroegsignalering Alcohol) via de URL (www.vroegsignaleringalcohol.nl/~/media/Themasites/PVA/Downloads/Deskundigheidsbevordering%20b ehorend%20bij%20het%20Protocol%20Jeugd%20Partnership%20Vroegsignalering%20Alcohol.ashx)
81
82
Bijlagen Interview Geeske Roos: (mondeling, datum: 11 oktober 2011) 1. Wie bent u? Ik ben Geeske Roos 2. Waar werkt u? Gemeente Hardenberg 3. Wat is uw functie? Projectleider Fris over Drank 4. Wat houdt het protocol vroegsignalering in? De hele aanpak van vroegsignalering is erop gericht om zo vroegtijdig mogelijk jongeren met mogelijk riskant alcoholgebruik/middelengebruik op te sporen op plekken waar jongeren zijn. In het onderwijs, daar focussen jullie in je onderzoek op, maar ook op andere plekken waar jongeren met professionals in contact komen, zoals jongerenwerkers. Het is erop gericht om de jongeren zo vroegtijdig mogelijk op te sporen en daar interventies op te zetten, om ze weer op een beter gezondheidsspoor te krijgen. Er zijn ongetwijfeld details waar ik nu aan voorbij ga, maar dit is het meest praktische wat ik in mijn hoofd heb als het gaat om het protocol. Als je docent bent die met het protocol aan de slag gaat,dan staat er in dat protocol nog aanwijzingen hoe je dat riskante middelengebruik herkent en wat voor vragen je kan stellen om problemen te detecteren. De training is niet hetzelfde als het protocol. De training geeft handvatten om met het protocol aan de slag te kunnen. Dit protocol is ontwikkeld door het Partnership Vroegsignalering Alcoholmisbruik. 5. Waarom wordt het protocol in de gemeente Hardenberg ingevoerd? In de gemeente Hardenberg hebben we een heel breed alcoholmatigingsbeleid. Dat is erop gericht om jongeren minder te laten drinken, op een latere leeftijd en ook minder vaak te laten drinken. En om zoveel mogelijk intermediairs die contact hebben met jongeren, te wijzen op hun rol of maatregelen die zij kunnen treffen om die jongeren inderdaad minder te laten drinken. Het model vroegsignalering is een instrument waarmee je het thema alcoholmatiging op de kaart kan brengen. Dat was voor mij de allereerste reden om met dat thema vroegsignalering aan de slag te gaan. We hadden al een convenant met VO scholen, maar had behoefte om dat weer af te stoffen en nieuwe actie aan te verbinden, dat biedt dat thema. Tegelijkertijd bied het protocol ook praktische handvatten om als docent, conciërge binnen de school om alert te worden op alcoholgebruik, maar ook overmatig alcoholgebruik .Het was voor mij meteen een manier om dat thema weer even op de agenda te zetten. En tegelijkertijd handvatten te bieden. Als je aandacht vraagt voor alcoholgebruik en mogelijk riskant alcoholgebruik, dan moet je daar ook instrument bij aanreiken. Vanuit het partnership was het net een nieuw ontwikkeld protocol, dus ik vond het mooi om daarop in te halen. Dat je ook meedoet aan een landelijke aanpak. Daar ben ik wel voor, dat je niet op een eilandje zit, maar meedoet aan de ontwikkeling en daar je steentje aan bijdraagt. In 2007 zijn er convenanten gesloten met het onderwijs. Dat was voor mijn tijd, ik ben in 2009 begonnen. Mijn voorgangster heeft in het convenant afspraken gemaakt over dat scholen zich uitspreken dat ze dit een belangrijk thema vinden. Dat de scholen beloven een reglement over het omgaan met alcohol en schoolfeesten opstellen. Dat scholen ook voorlichting organiseren in klas 1 t/m 3 en ook aan oudervoorlichting doen. Maar je merkt dat scholen veel aan hun hoofd hebben, accent is lesgeven. Dan is het goed om het weer even onder de aandacht te brengen. Ik merkte ook dat afgelopen januari, dat mensen dan nog even gaan nadenken over de gemaakte afspraken en wat ze daaraan doen en dat het toch wat wegzakt. 6. Weet u wat het effect van deze training in andere gemeentes is geweest? Ik weet dat in de gemeente Dordrecht een pilot loopt. Er zijn ongetwijfeld meerdere gemeentes mee bezig en meerdere instellingen. Want je kant het ook als instelling voor verslavingszorg uitzetten. Dus er zijn ongetwijfeld meer plekken waar dit gedaan wordt, maar daar ben ik niet van op de hoogte. Ik weet niet wat het effect is, we hebben overleg gehad met de projectleider van het partnership en Rob, om vast te stellen dat verder onderzoek wordt uitgezet vanuit het partnership en dat ze hard op zoek zijn naar effectevaluaties. Daar wordt nog onderzoek aan gekoppeld. Jullie onderzoek levert bouwstenen op, waar het partnership op verder bouwt.
83
7. Weet u of de training ook bij andere doelgroepen is gegeven? Ja, hij is dit jaar in Hardenberg aan jongerenwerkers gegeven in juni. Hij is in oktober ook aan leerplichtambtenaren gegeven en aan RMC-medewerkers. Ook aan vrijwilligersgroepen van onze welzijnsinstellingen, bijvoorbeeld seniorenvoorlichters en mensen die thuiskomen bij mensen die problemen hebben met administratie. De training is dus bij verschillende mensen uitgezet en dat wordt ook door het partnership verder onderzocht. Jullie richten je op het voortgezet onderwijs. 8. Zo ja, welke? Zie vraag 7. 9. Zoja, Weet u wat het effect van deze training bij andere doelgroepen is geweest? Even op basis van wat ik heb teruggehoord, vanuit de groepen vrijwilligers hoorde ik dat de mensen echt weer even alert werden, dat alcoholgebruik veel voorkomt en het een probleem is. Dat mensen even weer worden wakker geschud en ook handvatten krijgen om in dit geval in het vrijwilligerswerk om dat te signaleren. We kregen ook van de leerplichtambtenaren en de RMCmedewerkers terug dat het heel nuttig was, omdat zij in hun eigen werkpraktijk toch wel voorbij bleken te gaan aan het gebruik van jongeren. Door de training hebben zij het inzicht gekregen dat wanneer er middelengebruik in het spel is en je wilt toch in gesprek komen met bepaalde jongeren, moet je je afspraken misschien wat versoepelen. Dat soort eyeopeners kwamen in de training langs. Wat ik van de personen terugkreeg is dat ze er veel aan hadden gehad en dat ook van collega’s kregen te horen. Dus het werkt. 10. Wat is uw rol in het proces rondom vroegsignalering in het VO? Ik ben degene die het onderwerp weer heeft afgestoft bij scholen. Ik heb in die gesprekken, de mogelijkheid van de training vroegsignalering voorgelegd en uitgelegd wat het belang daarvan is en dat het belangrijk is dat scholen daarop insteken. Dus een lobby gehouden voor de training. Als er verder vragen over waren, konden mensen mij bellen. Ik heb die gesprekken gevoerd met een medewerker van Tactus. Om dat tactus een lokaal steunpunt bemenst en uiteindelijk de training verzorgt. En voor andere vragen van scholen natuurlijk. In dit proces maak ik een soort voedingsbodem voor scholen en zorg ik dat ze in contact komen met de echte experts qua hulpverlening en preventie. En daar gaat heel veel tijd in zitten. Vanuit de gemeente doe ik dat alleen. 11. Met welke instanties werkt u samen binnen het protocol vroegsignalering? Zoals ik net al zei steunpunt Tactus, de scholen en het landelijke partnerschip is in beeld. 12. Hoe is dat contact tot stand gekomen? Met Tactus heb ik al lopende contacten vanaf de start van het project, want als gemeente heb ik de regie en de coördinatie van het project, maar Tactus is de verslavingszorg expert en zij voeren voorlichtingen uit en bieden hulpverlening. Het partnership is in beeld gekomen, omdat ik naar een symposium ben gegaan over vroegsignalering, dat had mijn belangstelling. Tijdens die studiedag werd het protocol toegelicht en dacht ik dat we daar iets mee moesten. Als we werken over vroegsignalering, dan is dit een heel mooi instrument om gebruik van te maken. Toen heb ik eens gekeken of het toepasbaar is en of het praktisch is. Toen ben ik het gaan voorleggen aan de scholen en andere partners. 13. Wat zijn de verschillende taken en rollen binnen de samenwerking? Zie vraag 12 14. Wat is uw taak en rol in de samenwerking? Zie vraag 12 15. Wat verwacht u van de samenwerking en het contact? Het hele doel is dat de drempel vanuit de scholen om door te verwijzen naar Tactus, verlaagd wordt. Dat is één van de doelen om hiermee aan de slag te gaan. Ik verwacht dat Tactus goed inspringt op de signalen. De scholen worden er bewust van gemaakt hoe ze moeten signaleren. Als het goed is gaan zij meer problemen zien, krijgen ze vragen en dan is Tactus de partij om mee in gesprek te gaan. Via de training wordt die drempel al verlaagd omdat die training door hen wordt uitgevoerd en in die training duidelijk wordt gemaakt dat er een centraal steunpunt is, wie daar de contactpersoon voor is. Als het gaat om het traject van vroegsignalering dan hebben we samen opgetrokken in de gesprekken met scholen. Uiteindelijk als het contact tussen de scholen en tactus is gelegd, ben ik overbodig. Het idee is dat uiteindelijk het voortouw de gemeente neemt, dat partijen zichzelf bewust worden, het in gang gezette beleid en afspraken overnemen. Uiteindelijk is het idee, de
84
16.
17.
18.
19.
20.
training wordt uitgevoerd, docenten zijn in staat om te signaleren en door te verwijzen naar tactus. En tactus pakt de signalen op. Wij hebben regelmatig overleg met de vertegenwoordiger van het steunpunt. Dan nemen we door waar dit toe leidt. Dit moet wel leiden tot kennisvermeerdering binnen de scholen, maar ook meer contact tussen tactus en de scholen. Uiteindelijk is het doel ook dat groepen die nu niet bij de hulpverlening terechtkomen maar wel terecht zorg over zou zijn, dat die groepen of individuen bij tactus terechtkomen. Daar rapporteert tactus op. In hoeverre het bewustzijn binnen scholen verhoogd is, is lastig om te meten. Als er meer instroom binnen tactus is, en meer contact tussen scholen en het steunpunt, zijn mensen zich meer bewust van het probleem. Wat zijn uw ideeën over de vormgeving van de training? De training is uitgedacht door het partnership en die wordt gevolgd. Dat vond ik het prettige ervan. Het is een pakket dat al was opgezet, kant en klaar was. Dat heb ik voorgelegd aan Tactus en deze heeft daar aan meegewerkt. Die konden zich daar helemaal in vinden. Ze moeten ten op zichte van hun reguliere training wel iets anders doen. Ik weet niet precies wat het is. Eigenlijk kan ik het met blind vertrouwen doorschuiven. Het is een training die vijf of acht uur wordt gegeven, één dag. Voor de vrijwilligers is het teruggebracht naar een workshop van een ochtend. Welke scholen zijn benaderd en welke scholen doen mee? Dat kan je het beste aan Tactus vragen, maar ik ga op alle scholen. Alle scholen die ik op het monitorgesprek heb benaderd. In de gemeente Hardenberg zijn dat er volgens mij 9 V0-scholen en ROC’s. Het doel is dat die allemaal het aanbod krijgen. Tactus is verantwoordelijk voor het uitzetten van het aanbod. De ene school zal veel meer bereid zijn om aan de training deel te nemen, omdat sommige het nut er niet van in zien. Wij kunnen ze niet verplichten. Het is een beetje het belang van de zaak voorschotelen en hopen dat ze tot hun verantwoordelijkheid rekenen. Waar het om gaat is dat directie, het bestuur, docenten zelf gemotiveerd zijn en de meerwaarde ervan inzien. Wat is volgens u de motivatie van scholen om mee te werken aan deze training? Maatschappelijke verantwoordelijkheid. We zijn toch bezig met jongeren, de toekomst van jongeren. Als je bezig bent met kennisvermeerdering en de hersenen worden aangetast, dan heb je als school wel een probleem. Het zien van het probleem en het beste met je leerlingen voor hebben. Degene die gemotiveerd zijn, die gaat het aan het hart en die willen het goed hebben voor de jongeren. Die worstelen zelf ook met het probleem. Ze willen weten hoe ze jongeren moeten benaderen en ondersteunen. Welke middelen zet de gemeente Hardenberg in om de motivatie van scholen te verhogen? Dat monitorgesprek, dat is wel positief gevonden. Ik heb het erover gehad met een medewerker van Tactus. Tactus voert regelmatig dit soort gesprekken uit. Zij kon mij ook vertellen wat haar was opgevallen. Toen gaf ze zelf aan dat een aantal gesprekspartners het prettig vond om het weer naar boven te halen. Dus met dat gesprek hebben we ondersteuning gekregen. Vroegsignalering en training wordt aangeboden, tegelijkertijd in dat gesprek werden ook andere mogelijkheden voor ondersteuning geboden. Op bijvoorbeeld de Hoeksteek, praktijkschool, werd aangegeven dat zij zo weinig materiaal hadden om middelengebruik met hun leerlingengroep te bespreken. Tactus wist van een bepaald spel en nam dat mee in het vervolggesprek. Dan voelt de school zich ook gehoord. Dat heeft geholpen om vertrouwen te laten groeien in dat wij als gemeente iets willen bereiken met scholen. Vervolgens is er een onderzoek uitgevoerd met scholen gericht op keetjongeren en daar hebben scholen medewerking aan verleend. Met dit onderzoek heb ik aangegeven dat we als gemeente heel breed en serieus bezig zijn. We voeren onderzoek uit waartoe alles leidt. Ik denk dat dat ook wel weer vertrouwen van de scholen wekt. Ik denk dat dat hun alertheid op het onderwerp en hun bereidheid om er iets mee te doen, vergroot heeft. Vervolgens is er ook een terugkoppeling van het onderzoek geweest. Scholen willen wel meewerken aan het onderzoek, maar willen ook weten wat het nou eigenlijk oplevert. Die terugkoppeling heb ik georganiseerd. Dat draagt ook weer bij aan voortzetting, continuïteit. Ik heb in het gesprek met scholen ook aangegeven hoe het alcoholmatigingsbeleid eruit ziet en dat hokken en keten een onderdeel daarvan is. Dat we op heel veel terreinen bezig zijn, niet alleen op scholen. Om ook de scholen hun steentje bij te laten dragen. Hoe heeft u contact gezocht met de scholen?
85
21. 22.
23.
24. 25.
26. 27.
Ja, bellen. Tactus heeft van origine al contacten met de scholen. Hoe hebben we dat nou gedaan? Ze hadden een overzicht van contactpersonen, want wie benader je? We hebben voor die monitorgesprekken, de zorgcoördinator uitgenodigd en een locatiedirecteur. Dat we ook een bestuurlijk persoon aan tafel hadden. Daar hebben we gesprek mee gevoerd. Je doet verschillende manieren om contacten te leggen. Bij de een gaat het wat makkelijker, bij de ander moet je wat vasthoudender zijn. Maar bellen, mailen en ik kan me voorstellen dat er ook een brief is uitgegaan, maar dat weet ik niet meer. Uiteindelijk hebben we alle scholen gesproken. Wat heeft wel en niet gewerkt in het contact zoeken met scholen? Zie vraag 20. Hoe is dat contact tot nu toe verlopen? Ik ben ingestapt in 2009, toen was het contact met de scholen op afstand. Ik vertelde jullie net dat we een samenwerkingsverband VO hebben. Destijds was er een beroepskracht bij dat samenwerkingsverband die heel erg de boot afhield. Hij schermde het contact met de scholen af. Die stelde zich op als monopolist. Het lukt ook niet om daar doorheen te komen. Hij vond het ook belangrijk om zijn positie in te nemen. Hij was de spreekbuis van de scholen en alles moest via hem en dat werkte dus niet. Tenminste als je op één lijn zit met iemand, dat werkte dus niet. Dat contact was dus op afstand. Hij is vorig jaar vertrokken. Nu is er een nieuwe en die stelde zich heel anders op. Die stelde juist prijs op het contact en overleg. Hij had zoiets van laat scholen maar voor zichzelf spreken. Ik ben geen spreekbuis voor ze. Dat gaf mij ook de mogelijkheid om het contact met de scholen te leggen. Dat was 2010, dus we hebben eigenlijk binnen het project 2009-2010 heel erg geworsteld met het contact met de scholen. Dat is door Tactus ook als ‘stistand’ ervaren. Tactus had ook jaarlijks contact met de scholen en dat is door deze samenloop tot stilstand gekomen en nu zijn we dat weer aan het aangaan. Ik vind dat heel prettig, want je ziet waar scholen mee bezig zijn. Je ziet zelf of het goed gaat en of er nog aanvullingen nodig zijn. Ik geloof dat we hiermee wel een heel goed spoor hebben ingezet. Welke stappen in het implementatieproces heeft u gezet tot nu toe? Ja het echte implementatieproces zitten we nog niet. We zitten in feite in een startfase. Zeker ten aanzien van het onderwijs zijn scholen warm gemaakt voor het onderwerp. Nu moeten ze er nog iets mee. Implementeren is nog geen sprake van. Het is nog niet begonnen. Waarom heeft u voor deze wijze gekozen? Zie vraag 23. Welke stappen gaat u nog zetten? Dat hangt af van wat nodig is. Als het bij die ene school blijft, dan hebben we een probleem. Dat moet ik dan ook met Tactus doornemen. Wat hebben zij tot nu toe voor inspanningen gedaan,wat is hun advies. Mijn doel is uiteindelijk dat er een structuur binnen de scholen is,w aar als er zorg is voor leerlingen, op teruggevallen kan worden. Dat er een zorgcoördinator is, waar iemand bij aangemeld kan worden. Dat het contact met Tactus snel tot stand komt. Misschien is er wel een uitvloeisel dat Tactus bij bepaalde scholen spreekuur draait. Ik denk niet dat het daar naartoe gaat hoor, daar is niet zoveel behoefte voor. Daar hebben we ook niet de middelen voor. Dat kunnen uitkomsten zijn van het implementatieproces. Wij kunnen dit niet afdwingen. Als gemeente betalen we de training. Er zijn v oor de scholen geen kosten aan verbonden. Maar scholen moeten wel investeren, docenten uitroosteren. Het hier over hebben met elkaar dat is een eigen investering. Wij hebben als gemeente niet de middelen om scholen nog verder te verleiden. Het is een kwestie van, zien zij hun aandeel. Ik heb in feite in de monitorgesprekken al aangegeven wat wij belangrijk vinden en welke rol wij voor scholen zien. Als zij dat anders zien, dan houdt het op. Hoe verloopt het proces tot nu toe? Als we het hebben over deelname aan de training, loopt het niet goed. Wat zou er beter kunnen? Wat beter zou kunnen is dat Tactus eerder had moeten werven. Er is een tussentijdse wisseling geweest van de hoofdpreventiewerker die aan het steunpunt verbonden is, dat is gewoon slecht. Daardoor is het werven voor de training, beetje tussen wal en s chip geraakt. Dat is mijn visie. Er had gewoon vlak na de schoolvakantie meteen gebeld moeten worden, daar heb ik ook op aan gestuurd. Dat is een verbetering. Ik weet niet wat Tactus momenteel doet. Ik ben nog niet zo aan het reflecteren geweest, want ik zit er momenteel midden in. Ik zou het niet weten. Het is nog vlot om te weten. Dit is het grote deel.
86
28. Wat zijn uw verwachtingen van het implementatieproces? Mijn verwachting is dat er groepen in beeld komen en individuen die nu buiten schot blijven en waar wel reden voor zorg over is. Dat daar vroegtijdig hulp of ondersteuning op geboden wordt vanuit scholen in samenwerking met Tactus. En dat daarbij ook vooral de ouders in beeld komen. Daar voorziet het protocol niet in, maar dat is wel iets wat ik in het hele project op stuur. Als je het hebt over leerplichtambtenaren, dan is die link tussen ouders logischer. En dat er vanuit scholen zelf meer animo is om met dit onderwerp aan de slag te gaan en blijvend mee bezig te zijn. 29. Welke factoren dragen er volgens u aan bij dat het protocol in de gehele gemeente Hardenberg wordt geïmplementeerd? Beschikbaarheid van Tactus, want dat is een hele belangrijke schakel. Dat is een bevorderende factor. We hebben een integraal beleid, waarin ieder zijn steentje heeft bij te dragen. Dat is wel heel bevorderlijk in het meekrijgen van instellingen en individuen in het oplossen van het probleem. Het gaat er om dat scholen hun verantwoording gaan zien. Dat is een kwestie van tijd, daar kan ik niet zoveel op sturen. Als blijkt dat het protocol omslachtig is of dat de zin er niet van in wordt gezien, dan moet daar iets op gevonden worden. Nu zou ik dat niet zo weten. 30. Wat hoopt u met dit implementatieproces te bereiken? Verhoogd bewustzijn binnen scholen voor riskant middelengebruik en dat zij zich inspannen om leerlingen waar zorg voor is, snel hulp te bieden. En zich in te spannen voor oudervoorlichting. 31. Wat hoopt u met ons onderzoek te bereiken? Ik hoop enerzijds dat het onderzoek bijdraagt aan nog meer zin bij de scholen om hiervoor in te blijven spannen. Want zo zie je gewoon dat er door het onderzoek weer aandacht voor is en dat Windesheim en de gemeente Hardenberg er de energie en tijd in steekt om inzichtelijk te maken wat het nou oplevert. Dus ik hoop dat het bijdraagt aan een stukje motivatie van scholen. Ik hoop dat de samenwerking met Tactus verbetert. Niet dat die slecht is, maar het punt dat ik net aanstipte, is voor verbetering vatbaar. En dat inzichtelijk wordt, dat als er belemmeringen zijn, hoe ziet dat er uit en hoe kunnen we dat oplossen binnen de scholen. Dat het dus inzicht geeft. 32. Op wat voor manier is dit onderwerp op dit moment maatschappelijk relevant? Alcoholmatiging heeft weinig aandacht met de huidige overheid. Maar de maatschappelijke relevantie is dat het nog onduidelijk is met wat voor problemen we in de toekomst hebben met jongeren die nu riskant veel drinken. Als jongeren een niveau zakken in school, dat is gewoon heel zorgelijk. Wat voor problemen dat met de tijd geeft, want er zijn gewoon heel veel jongeren die teveel drinken, het kost ons als maatschappij heel veel geld. Jongeren zijn agressief, vandalisme en hun eigen gezondheid lijdt eronder. We hebben met z’n allen een maatschappelijk probleem en dat wordt niet door iedereen onderkent. We hebben er wel last van. Interview Arjan Lamslag (Tactus) (mondeling, datum: 16 november 2011) 1. Wat is uw naam? Arjan Lamslag 2. Wat is uw functie binnen Tactus? 3. Ik ben senior-preventiemedewerker. Ik organiseer preventieprojecten. Ik doe een deel van de
uitvoering, maar ook het overstijgende stukje. Een heel praktisch voorbeeld. In Dalfsen zit een jongerencentrum. Ik kijk dan of het financieel kan, wat mensen precies willen en de uitvoering organiseren. Bij een groot project Smartconnexion. Hier komt organisatorisch veel meer bij kijken. 4. Wat houdt het protocol voegsignalering volgens u in? Volgens mij is het gewoon een standaard manier van jongeren bekijken. Daar conclusies aan verbinden en deze conclusies juist wegzetten. Als er echt sprake is van overmatig alcoholgebruik, dat er een gesprek met iemand van de verslavingszorg wordt georganiseerd. Dit zou negen van de tien keer met iemand van het preventiewerk zijn. Mochten er grotere zorgen uitkomen hoe preventiezorg dan bij behandeling terechtkomt. Maar in ieder geval vanuit de signalen kijken hoe de jongere op de juiste plek terecht komt. Met name ook de standaard, dat iedereen met dezelfde blik kijkt. En op die manier hetzelfde handelt.
87
5. Wat houdt de training in? De trainers moeten ervoor zorgen dat iedereen met dezelfde bril kijkt. En op dezelfde manier handelt om zorgenkindjes op de goede plek te krijgen. Als het goed is sluit de training aan op het protocol. De training wordt gegeven volgens het protocol. De training wordt stapje voor stapje gegeven zoals het er staat. De training is een standaard. Het moet gegeven 6. Is de training een volledig product van Tactus of dat van het Trimbos-instituut? Het is een samenwerkingsverband, waarin Tactus een grote stem in heeft gehad. Novadic Kentron zit erin, iemand van de politie, iemand van Trimbos. Mijn programmaleider Leontien Hommels heeft in de werkgroep gezeten. Die heeft een mij en een college gevraagd van lees mee en vul aan waar nodig. Dus ik heb het allemaal aandachtig doorgelezen en commentaar gegeven. Voor een gedeelte is daar wat mee gebeurt en voor een gedeelte niet denk ik. Leontien is vooral vanuit de theorie en ik kom vanuit de praktijk. 7. Welke deel van de training is het Tactsdeel? Zie vraag 5. 8. Indien er een variatie is op het trimbosproduct, waarom heeft deze aanpassing dan plaatsgevonden? Zie vraag 5. 9. Wat is uw taak en rol binnen de training vroegsignalering? Formeel is mijn taak alleen het geven van de training. Aan de andere kant ben ik ook voor andere preventieactiviteiten werkzaam binnen de Gemeente Hardenberg en merk ik wel dat ik ook in mijn contacten die formeel buiten het protocol vallen het wel naar binnen probeer te krijgen. Je ziet wel dat mensen die in de praktijk werken anders tegen drinkende jongeren aankijken dan het protocol dat doet. Om een voorbeeld te noemen de norm die in het protocol wordt genoemd wordt als enorm laag ervaren. Ook op andere terreinen probeer je wel het protocol tussen de oren te krijgen. 10. Welke stappen worden er genomen binnen de training? De training begint met het schetsen van het kader. Daarna wordt er wat algemeens over alcohol verteld. Er wordt gewerkt aan de houding van werkers ten aanzien van drinkende jongeren. Er zit een opiniespel bij. Dit zijn vier situatieschetsjes en dan mogen werkers aangeven wat is zorgelijk en wat minst zorgelijk. De houding wordt aan gewerkt. Het tweede gedeelte van de training werkt aan de gespreksvaardigheden van de werkers. 11. Heeft u de training vaker gegeven in een ander gemeente en/of bij andere doelgroepen? Ik heb hem één keer eerder moeten geven aan jongerenwerkers. De jongerenwerkers zaten krap in de tijd, dus dit is één bijeenkomst geworden. Dan ga je er zelf wat van maken. Ik maak in eigen overweging een keuze wat geskipt wordt. Mijn insteek was dat ik wil dat die mensen beseffen dat dit een goed instrument kan zijn en dat die norm niet voor niks gesteld wordt. Ik ben vooral op de houding van die mensen gaan zitten. 12. Zo ja,? Hoe verliep dit? Zie vraag 10 13. Waar liep u tegen aan? Ze hadden wat meer praktische handvaten verwacht. Die had ik eruit gelaten door tijdsnood 14. Wat ging er goed? Iedereen nam het onderwerp alcohol en jeugd serieus. Ze vonden het over het algemeen dat jongeren heel veel drinken. Als je echt iets wil veranderen heb je aan één training niet genoeg. Dit is het begin. Je moet ze vaker tegenkomen Als de aanname is dat de ze training voldoende is om het tussen de oren van de mensen te krijgen dan verwacht ik niet zo veel van een training. Het begint pas na de training. Hoe zorg je ervoor dat mensen die mensen het protocol gaan gebruiken, de zakkaart gebruiken en door gaan verwijzen. 15. Heeft u nog ideeën wat er nodig zou zijn om dat wel voor elkaar te krijgen? Structureel contact met de mensen. Als ik wil dat jongerenwerkers doorverwijzen naar mij, moet ik ze regelmatig zijn. Dan moet je concreet gaan vragen om welke jongeren ze zich zorgen maken. Je moet toch een gesprek komen. Hoe gaan we de individuele jongere eruit halen. Je moet elkaar vaker zien. Meer gaan samenwerken Binnen tactus hebben we goede ideeën hoe je kunt samenwerken, maar de gemeente zou daar een regierol in moeten hebben. 16. Wat zijn uw verwachtingen van de training in Gemeente Hardenberg?
88
17.
18. 19.
20. 21. 22. 23.
24.
25.
26. 27. 28. 29.
Ik hoop dat het een aanzet is om tot een betere samenwerking te komen. Er is wel samenwerking, ook goede samenwerking. Maar op dit vlak zou het toch op een andere manier georganiseerd moeten worden. Op grond van deze training verwacht ik er persoonlijk niet zoveel van. Ik verwacht dat je er de tijd voor uit moet trekken, maar als je dit verhaal blijft herhalen ook in je andere contacten. Dan gaat dit landen bij mensen. Dit kost wel inzet vanuit alle partijen. Hoe gaat Tactus om met verschillen per Gemeente? Er wordt niet bewust gekeken. Omdat je al lang werkzaam bent je wel weet hoe het zit per Gemeente. Binnen sommige gemeentes valt er heel veel uit te slepen en binnen andere gemeentes niet. Gevoelsmatig maak je hier een inschatting van, maar niet op papier. De training is standaard en deze verschilt niet per Gemeente. Wordt de training per school hetzelfde gegeven of komen er aanpassingen? Nee voor alsnog niet. Gewoon volgens het boekje. Welke medewerkers doen er mee vanuit de school? De school bepaalt dat zelf. Tactus spreekt de wens uit dat ze een doorsnede van het personeel zouden zien. School is daar vrij in. Ik verwacht zelf dat je mensen als zorg coördinatoren en dat soort mensen tegenkomt. Welke route wordt hierin gevolgd? Zie vraag 17 Bepaalt Tactus dit? Zie vraag 17 Of mogen scholen zelf kiezen? Zie vraag 17 En welke rol heeft de gemeente Hardenberg hierin? Ik weet dat de Gemeente Hardenberg samen met een collega van mij dat ze ergens begin dit jaar een soort tournee langs alle onderwijsinstellingen hebben gedaan om de urgentie van dit verhaal te vertellen. En ze bekostigen alles natuurlijk. Wat is jouw rol geweest om scholen te bereiken? Mijn rol was in dit verhaal vrij beperkt. Een college heeft de organisatie gedaan. Die hield bij welke scholen er mee deden. Ik denk dat het mooiste zou zijn dat Tactus en de gemeente samen scholen proberen te bereiken. Tactus vanuit de inhoud en de Gemeente over de lokale situatie, en de urgentie aankaarten. Nu wordt dat binnen Hardenberg wel samen gedaan. Je bereikt ze door je contactpersonen. De contactpersonen binnen de scholen zijn bekend. De scholen ontvangen het verschillend. Er was er één die reageerde heel positief, een andere school is bezig met andere preventiepaketten, een andere school die had er gewoon geen tijd voor en stelde hier geen prioriteiten aan. Als ze niet willen, dan willen ze niet. De keuze ligt bij de school. Voor tactus is een afweging (omdat ze volgend jaar ook langs willen komen) ze willen niet overkomen als zeikerds. Op welke manier wordt er gewerkt aan de deskundigheidsbevordering van de deelnemers? Door de training te geven. Deel vanuit de training (zakkaart) voor een andere gedeelte vanuit de trainer die hem geeft. De trainer moet de mensen enthousiast maken. De trainer zegt wat je moet doen, de trainer moet het overbrengen. Welke stappen worden hierin genomen? De trainer moet zelf achter de inhoud staan. Het moet enthousiast overgebracht worden. Welke rol hebben de deelnemers? Zie vorige vraag Welke rol heeft u hierin? Zie vorige vraag Wat is volgens u belangrijk waardoor de training aanslaat? Je moet zorgen dat je verhaal aanslaat bij de beleving van die werkers. Toen ik de jongerenwerkers sprak, hebben we het over die norm gehad. Ik heb gezegd dat die norm de norm is. De wetenschap heeft aangetoond dat die hoeveelheid schadelijke effecten heeft. Deze effecten zijn niet altijd zichtbaar. Dit maakt het lastig om een jongeren duidelijk te maken dat hij minder moet drinken. Als je merkt dat er weerstand is tegen die norm, moet je hier niet over doordrammen. Waar liggen je kansen in het verhaal.
89
30. Wat is volgens u belangrijk in het proces waardoor vroegsignalering geïmplementeerd wordt binnen scholen? Het betrekken bij scholen. Vertellen hoe je het kunt implementeren. Verzamel informatie over wat de signalen vanuit hun school zijn. Een aantal indicidenten op papier zetten ( als dit bekend is ) en dit aan scholen laten zien (wanneer ze niet willen inzien dat er een probleem is). Een wisselwerking tussen vrijwillig meewerken, en dingen proberen af te dwingen. 31. Wat denkt u dat het effect is van het protocol vroegsignalering voor de school? Op lange termijn hebben ze gezondere leerlingen. De schoolcarrière zou waarschijnlijk beter verlopen. Het is goed voor de image van de school wanneer je dit signaleert. 32. Wat denkt u dat het effect is van het protocol vroegsignalering voor de jongeren? Gezondheidswinst op alle vlakken. 33. Verwacht u nog verschillen per school? Zo ja, welke? Je hebt fanatieke scholen en minder fanatiek scholen. Sommige scholen nemen het probleem serieus en de andere niet. Op een fanatieke school levert het denk ik meer op dan op een minder fanatieke school. 34. Hoe is de samenwerking verlopen tussen de Gemeente en u (tactus) ? Goed tussen mij en de Gemeente loopt het wel. Gemeente Hardenberg heeft iemand die veel tijd heeft voor dit onderwerp. En dat is de reden dat er ook wel veel gebeurd binnen de Gemeente denk ik.
Interview Daan van der Gouwe (telefonisch, datum: 21 december 2011) 1. Wat houdt het protocol vroegsignalering in, dat in de gemeente Hardenberg wordt geïmplementeerd? Wat dat inhoudt volgens mij, naar aanleiding van de interviews die ik gehouden heb. Ze willen alcoholmisbruik onder jongeren willen ze op een vroege of jonge leeftijd signaleren of herkennen. Jongeren minder te laten drinken, latere startleeftijd. Ook ouders bewust maken van de gevaren en risico’s van alcoholgebruik onder jongeren. Dat wil zeggen dat ze ook een andere houding aan moeten nemen dan ze nu doen. Nu zeggen ze veelal alcohol kan geen kwaad, ze moedigen het zelfs aan, ze vergoeilijken het als iemand dronken is of een kater heeft. Het doel van de vroegsignalering in Hardenberg is om dit aan te pakken. 2. Welke doelgroep heeft u onderzocht? Ik heb die andere groep gesproken. Dat zijn jongerenwerkers, leerplichtambtenaren, medewerkers van het jongerenloket en trainer van Tactus. Er waren twee trainers. 3. Wat houdt de training in, wie voert het uit en wat is het doel? De training bestaat uit twee dagdelen. Éen dagdeel is kennisoverdracht, dus feitelijke kennis over alcohol en de alcoholnorm, dus de norm voor verantwoord alcoholgebruik. Ze hebben het over risico’s en effecten van alcohol, dat is het ene dagdeel. Het andere dagdeel is meer van het herkennen en bespreekbaar maken en signaleren van alcoholmisbruik onder onder andere jongeren. 4. Heeft u een idee of de training overeenkomt met de training op het voortgezet onderwijs? Ik weet niet hoe het op het voortgezet onderwijs gedaan wordt, dus daar kan ik niks over zeggen. Ik denk dat het voor een deel hetzelfde is. Maar een jongerenwerker zal een andere aanpak hebben dan op een school. En een leerplichtambtenaar heeft ook weer een andere rol en aanpak dan op een middelbare school. Ik denk in principe, de signalen van alcoholmisbruik die zullen op dezelfde manier worden gecommuniceerd. Alleen de manier waarop je het gesprek aangaat, zal per beroepsgroep verschillen. 5. Waar vindt de training plaats? Er zijn vier trainingen geweest tot nu toe. Twee complete trainingen, waarvan jullie er één hebben meegemaakt bij de Rebound. Waar de andere complete training heeft afgespeeld, weet ik niet. Ik denk bij de gemeente Hardenberg. Deze was aangevraagd door het jongerenloket. En dan zijn er nog twee halve trainingen geweest bij jongerenwelzijnsorganisatie de Stiel. 6. Hoe verhoudt, in jouw onderzoek, dit protocol zich tot het landelijk protocol van het PVA (Partnership Vroegsignalering Alcohol) en hoe gaat Tactus hiermee om?
90
7.
8.
9.
10.
Wat het landelijke protocol is weet ik niet. Ik denk dat het landelijke protocol is datgene wat ik heb meegekregen. Ik denk dat Tactus het protocol enigszins heeft aangepast aan de situatie en ook aan de doelgroep waarmee ze gewerkt hebben. Ze hebben bijvoorbeeld de norm voor verantwoord alcoholgebruik. Daarin wijken zij af in wat zij de Trimbos-norm noemen. Ik bedoel de norm, één glas voor een volwassen vrouw, twee glazen voor een volwassen man. Die norm plaatsen zij in een bredere context door dat bespreekbaar te maken aan de hand van de oorzaken en gevolgen van alcoholmisbruik. Het is niet zo dat ze zeggen van nou ja, dit is wat je mag, maar ook te kijken naar de context daarvan. In die zin hebben ze het protocol een beetje aangepast. Nu ik het verslag aan het schrijven ben,blijkt dat in sommige gevallen het protocol niet genoemd wordt en dat het bij sommige gebruikt wordt als kapstok om een paar dingen te bespreken. In het protocol zit ook zoiets als een preventief contactmoment. Heel veel mensen die ik geïnterviewd heb, hadden er nog nooit van gehoord. Dus in die zin wordt het iets anders uitgevoerd dan het landelijk de bedoeling was. Wat is de motivatie van medewerkers om aan deze training deel te nemen? Wisselend. deels omdat ze het moeten denk ik. Bij Rebound weet ik niks af, omdat ik er niet bij ben geweest. Maar die anderen, die medewerkers van het jongerenloket en de leerplichtambtenaren en UWV-medewerkers, die hebben in hun dagelijks werk te maken met jongeren van 18 tot 27 jaar die verslaafd zijn of waarbij alcohol- of drugsmisbruik in het spel is. Ze willen gewoon beter daarmee om kunnen gaan. Ze willen beter weten hoe ze zo’n gesprek moeten aangaan. Voor de vrijwilligers van de Stiel, was het meer omdat ze tijdens hun huisbezoeken ook alcoholproblematiek tegenkomen en die wilden ook graag daar wat meer over weten, zodat ze daar ook beter mee aan de slag kunnen. En eigenlijk geldt hetzelfde voor de professionals van de Stiel. Ze wisten niet hoe ze met alcoholproblematiek om moesten gaan en dat weten ze nu wel. Welke middelen worden er in jouw onderzoek ingezet om de motivatie te verhogen en welke rol heeft de gemeente Hardenberg hierin? Lastige vraag. Wat wordt ingezet is die training met name. Kijk, de deelnemers aan die training die zijn al gemotiveerd. Bij leerplichtambtenaren en jongerenwerkers is het anders dan bij scholen, omdat ze met diplomatiek te maken hebben en er ook een verzoek was vanuit de instellingen zelf om iets met alcohol te doen. Maar goed, een paar van die trainingen zijn pas een paar weken terug gehouden, dus ik kan er nog weinig van zeggen. Dus als het gaat om de Stiel, die wilden zelf wat meer kennis over alcoholproblematiek hebben. Hetzelfde geldt eigenlijk een beetje voor die jongerenwerkers, omdat zij ermee te maken krijgen en niet weten hoe ze daarmee om moeten gaan. Zoals bij het geval van die jongerenloket, die hebben zelf al een training gedaan bij Tactus. Die hebben trouwens niet dezelfde training gehad als de anderen, maar die hebben gewoon een specifieke training van Tactus gehad op dit terrein. Dat is dus een andere training geweest dan het landelijke protocol. Heeft u een idee hoe de motivatie van scholen verhoogd zou kunnen worden, zodat andere scholen ook bereid zijn om mee te doen? Dat zou ik niet precies weten, dat ligt aan de scholen nu. Kijk, welke rol heeft de gemeente Hardenberg hierin. Ik denk dat ze iets meer coördinatie kan nemen daarin, want ik heb Geeske Roos gesproken. Ze is wel bij een heleboel trainingen geweest, maar ik denk wel dat ze daar nog meer bovenop zou kunnen zitten, bovenop die trainingen en het protocol. Ze kan ook meer overleg hebben met Tactus en instellingen die eraan mee doen. Ik denk dat dat nog ontbreekt. Of in ieder geval beter kan, laat ik het zo stellen. Op welke manier wordt er in jouw onderzoek aan deskundigheidsbevordering gewerkt en hoe staat dat in verhouding met een landelijk beschikbaar gesteld model van deskundigheidsbevordering van Novadic Kentron? Dat model ken ik niet, dus ik weet niet precies wat je daarmee wil. Ik denk dat dat het landelijke protocol is. Er wordt met name aan deskundigheidsbevordering gewerkt door met name de training en follow-up trainingen, maar ook door structureel overleg door verschillende partijen. Wat ook gebeurt is, dat Tactus samen met de jongerenwerker op stap gaat en dan wordt er gekeken hoe ze daar werken en dan worden er allerlei tips en adviezen gegeven. Bij de Stiel wordt ook maandelijks stilgestaan bij alcoholgebruik, of er dingen te melden zijn over alcohol. Ik denk dat de deskundigheidsbevordering wel in lijn is met het protocol.
91
11. Hoe denkt de doelgroep over de deskundigheidsoverdracht? Ik heb verschillende groepen gesproken. Ze vinden de deskundigheidsbevordering allemaal prima. Ze vinden dat het vaker moet gebeuren en zijn blij met de trainingen. Tegelijkertijd kunnen ze met de norm minder goed uit de voeten, maar die wordt een beetje aangepast. Dus in principe zijn degene die de training gevolgd hebben, zijn heel positief. 12. Welke stappen zijn er al in het implementatieproces gezet en wat ging goed en minder goed? Er is nog heel weinig gebeurd. De trainingen zijn vrij recentelijk gehouden. Er was er eentje bij die is ze zelf gaan houden. Maar de anderen zijn pas gehouden. Feitelijk is er nog geen enkele doorverwijzing geweest ten gevolge van die training, dus het is wel aangekaart, maar het heeft niet tot enige doorverwijzing geleid. Maar goed, dat is misschien nog te vroeg. Er zijn een paar trainingen begin oktober gegeven en eentje was in de zomer. Maar goed, dat heeft ook tot geen enkel resultaat geleid. 13. Wat is het (verwachte) effect van het protocol vroegsignalering binnen jouw onderzoeksdoelgroep? Voor de jongerenwerkers is het dat ze beter een gesprek kunnen voeren over alcoholgebruik. Dat ze beter kunnen signaleren, maar ook makkelijker kunnen doorverwijzen. Hetzelfde geld voor die leerplichtambtenaren, dat ze daar beter mee overweg kunnen. Voor die vrijwilligers en professionals van de Stiel geldt precies hetzelfde. Dus beter doorverwijzen en dan kom je uiteindelijk terecht op die doelen van die vroegsignaleren die door Geeske Roos geformuleerd zijn. Dat betekent dat er minder alcoholgebruik is, dat de startleeftijd van alcoholdrinken omhoog gaan en dat ook de houding van de ouders ten aanzien van alcohol verandert. Eerlijk gezegd, heb ik het over die houding helemaal niet meer gehad, dat komt ook niet meer terug. Ik snap eerlijk gezegd ook niet zo goed waarom ze dat gezegd heeft, want zover ik weet zijn er geen ouders getraind, alleen maar professionals en leraren op scholen. 14. Hoeveel mensen hebben er deelgenomen aan het onderzoek? Ik heb acht verschillende mensen geïnterviewd. 15. Welke factoren bevorderen en belemmeren het implementatieproces volgens jou? Wat ik denk dat er zou moeten gebeuren, is dat Geeske Roos de touwtjes sterker in het coördineren gaat zitten. Dus wat meer de boel bij elkaar krijgen. Wat er verder moet gebeuren is dat de centra’s voor jeugd en gezin en de politie moeten er bij betrokken worden, want die staan tot nu toe buitenspel. De korpsen van de politie zeggen: ‘Nou ja, de kinderen moeten ook jong kunnen zijn, dus zolang ze niet stomdronken zijn is dat geen punt. Jullie maken je eigenlijk druk om niks’. Dus nou ja, daar moet nog wel wat gebeuren. Wat er verder nog moet gebeuren is dat ze bij andere steden waar het protocol wel is ingevoerd, bijvoorbeeld dat er op de zakkaart een telefoonnummer van Tactus komt, of steunpunt Tactus in Hardenberg. Ik kan me voorstellen dat het handig is dat dat nummer erop staat. Verder denk ik ook dat er meer training moet komen, maar iedereen die de training geeft zeggen ook dat het alleen effect heeft, als je de training herhaalt. Dus mijn advies zou zijn om het over een half jaar nog een keer te herhalen. De trainingen zijn verder allemaal verschillend uitgevoerd en ik kan me voorstellen dat dat effect heeft op wat de mensen hebben geleerd. Wat er ook nog speelt, is dat met name de training aan de leerplichtambtenaren en het jongerenloket en het UWV, is dat er door de trainer van Tactus dingen zijn gezegd over dat iemand die verslaafd is aan cannabis, dat die ziek is en dat je daardoor geen afspraak kan maken om 9 uur ’s ochtends. Het liefst om 2 of 3 uur ’s middags of zo laat mogelijk op de dag. Daar waren ze bij het jongerenloket eigenlijk helemaal niet zo over te spreken, omdat dat eigenlijk heel haaks staat op hun eigen beleid, want zij zijn juist heel strict en streng. Afspraak is afspraak en ze gaan geen uitzondering maken voor iemand die de avond ervoor flink heeft zitten blowen. Daar kan ik me wel iets bij voorstellen eerlijk gezegd. Maar goed, dat is een aandachtspunt waarmee ze iets moeten doen. Tactus zou dus eigenlijk beter moeten aansluiten bij de doelgroep. Iets zeggen waarmee ze ook echt iets kunnen, want wat ze hier zeiden was precies het tegenovergestelde van het beleid van de jongerenloket. Ik denk dat er scherper gelet moet worden op die doorverwijzingen. Het is nu pas begonnen, maar er is nog niemand doorverwezen. Kritiek van Tactus was en is, dat iedereen altijd zegt dat er heel veel gezopen wordt, maar wij zien geen enkele doorverwijzing. Dat moet zeker verbeterd worden op één of andere manier. Dus ik denk dat die zakkaart of regelmatige terugkombijeenkomsten dat dat meer op de kaart gezet kan worden. Het is nu net begonnen en nu moeten ze gaan doorzetten.
92
93
94
Inleidende brief enquête Hallo, Wij zijn twee studenten van het Windesheim in Zwolle. We volgen de opleidingen Pedagogiek en SPH. Dit jaar zijn we aan het afstuderen en moeten we een afstudeeronderzoek doen. Dit doen we in opdracht van de Gemeente Hardenberg. In de gemeente Hardenberg is een heel breed alocholmatigingsbeleid. Dit is erop gericht jongeren minder te laten drinken, op een latere leeftijd te laten drinken en minder vaak te laten drinken. Gemeente Hardenberg wil hierbij onder meer ervoor zorgen dat op scholen in het voortgezet onderwijs eventuele problematiek met alcoholgebruik bij jongeren vroegtijdig wordt opgespoord en heeft Tactus gevraagd schoolpersoneel hierin te trainen. Deze training zal op verschillende scholen in Hardenberg gegeven worden. Het doel van ons onderzoek is om het proces van het implementeren van de training op scholen in de gemeente Hardenberg te evalueren. De training wordt ook gegeven op uw school en wij willen graag weten wat uw stellinginname en verwachtingen vooraf aan de training zijn en hoe er met alcoholproblematiek op uw school wordt omgegaan. Daarnaast willen we weten wat uw kennis vooraf aan de training is over vroegsignaleren van alcohol bij jongeren. Hiervoor hebben wij een vragenlijst opgesteld. We zouden het prettig vinden als u deze vragenlijst zou willen invullen. Na de tweede training willen we u opnieuw vragen een vragenlijst in te vullen. Dit is om te meten hoe u de training ervaren heeft en wat u ervan geleerd heeft. Wij danken u bij voorbaat van harte voor uw medewerking! Ilona Postma en Joanne Lubbers
95
96
Enquête training vroegsignalering alcoholgebruik bij jongeren (VO) Algemeen: 1) Wat is uw geslacht? o
Man
o
Vrouw
2) Wat is uw leeftijd? o
< 25 jaar
o
Tussen 25 en 40 jaar
o
> 40 jaar
3) Wat is uw functie binnen school? ………………………………………………………………………………………………………………… 4) Waarom volgt u deze training? o
Verplichting vanuit uw school
o
Eigen interesse
o
Erkennen van alcoholproblematiek op uw school
o
Anders, namelijk……………………………………………………………………………………………………
5) Hoe vaak gaat u deze training volgen? o
1 keer
o
2 keer
6) Heeft u informatie over de training gekregen? o
Ja, ga door bij vraag 7
o
Nee, ga door bij vraag 8
7) Hoe heeft u deze informatie verkregen? o
Via uw school
o
Via Tactus
o
Via de gemeente Hardenberg
o
Zelf opgezocht
97
o
Anders, namelijk…………………………………………………………………………………………………
8) Weet u wat het doel van de training is? o
Ja, namelijk ………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………
o
Nee
Stellingen alcoholgebruik bij jongeren: 9) Het alcoholgebruik van jongeren in Hardenberg is normaal te noemen o
helemaal niet mee eens
o
een beetje mee oneens
o
niet mee eens/niet meeoneens
o
een beetje mee eens
o
helemaal mee eens
o
weigert
10) De aandacht in de media voor overmatig alcoholgebruik van jongeren is overdreven. o helemaal niet mee eens o
een beetje mee oneens
o
niet mee eens/niet meeoneens
o
een beetje mee eens
o
helemaal mee eens
o
weigert
11) Ik zou raar opkijken als ik een jongen van 12 jaar oud een mixdrankje met alcohol zie drinken o helemaal niet mee eens o
een beetje mee oneens
o
niet mee eens/niet meeoneens
o
een beetje mee eens
o
helemaal mee eens
o
weigert
98
12) Het is prima dat kinderen van 15 tijdens het uitgaan 5 glazen alcohol op een avond te drinken o helemaal niet mee eens o
een beetje mee oneens
o
niet mee eens/niet meeoneens
o
een beetje mee eens
o
helemaal mee eens
o
weigert
13) U zegt dat over een 15-jarige, maar als we nu de leeftijd veranderen. Het is prima dat kinderen van 14 tijdens het uitgaan 5 glazen alcohol op een avond drinken o
helemaal niet mee eens
o
een beetje mee oneens
o
niet mee eens/niet meeoneens
o
een beetje mee eens
o
helemaal mee eens
o
weigert
14) Het is een goede zaak als de gemeente zich met het alcoholgebruik van jongeren bezighoudt. o helemaal niet mee eens o
een beetje mee oneens
o
niet mee eens/niet meeoneens
o
een beetje mee eens
o
helemaal mee eens
o
weigert
15) De gevolgen van overmatig alcoholgebruik door jongeren zijn zo ernstig dat er iets aan gedaan moet worden. o helemaal niet mee eens o
een beetje mee oneens
o
niet mee eens/niet meeoneens
o
een beetje mee eens
o
helemaal mee eens
99
o
weigert
16) Wat vindt u een normale leeftijd om te beginnen alcohol te drinken? (daarmee bedoelen wij dan niet heel af en toe een slokje, maar minimaal 1 glas alcohol bij bijvoorbeeld gelegenheden zoals een feestje, kerst, oud&nieuw of gewoon thuis een glaasje meedrinken, wat vindt u een normale leeftijd om daarmee te beginnen?) ……. jaar (range 0-99) Alcoholproblematiek op school: 17) Krijgt u binnen uw werk te maken met jongeren met alcoholproblematiek? o Ja, ga door bij vraag 18 o Nee, ga door bij vraag 20 18)
Hoe vaak krijgt u binnen uw werk te maken met jongeren met alcoholproblematiek?
o Dagelijks o Wekelijks o Maandelijks o Jaarlijks 19) Hoe handelt u als u te maken krijgt met jongeren met alcoholproblematiek? (meerdere antwoorden zijn mogelijk) o U lost het probleem zelf op, door………………………………………………………………………………………………… o U vraagt een collega om hulp o U verwijst de jongere door naar Tactus o Anders, namelijk…………………………………………………………………………………………… 20)
Wat is volgens u de ernst van de alcoholproblematiek op uw school?
o Zeer ernstig o Ernstig o Matig ernstig o Niet ernstig Verwachtingen vooraf: 21) Wat verwacht u dat deze training oplevert voor uw school? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………
100
22)
Wat verwacht u dat deze training oplevert voor u persoonlijk?
………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………… 23)
Wat verwacht u dat deze training oplevert voor de jongeren?
………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………… 24)
Denkt u dat deze training nuttig is bij het vroegsignaleren van alcoholmisbruik bij jongeren?
o
Ja, ga door bij vraag 25 (voor u de laatste vraag)
o
Nee, ga door bij vraag 26 (voor u de laatste vraag)
25)
Wat is volgens u het nut van de training vroegsignalering?
………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………….. 26)
Waarom denkt u dat deze training niet nuttig is voor u?
………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………
101
102
Tweede enquête vroegsignalering alcohol gebruik bij jongeren (VO) Ervaring van de training 1) Hoe heeft u de training ervaren o
Zeer leerzaam
o
Leerzaam
o
Beetje leerzaam
o
Niet leerzaam
2) Hoe heeft u de trainer ervaren o
Zeer goed
o
Goed
o
Voldoende
o
Matig
o
Slecht
3) Als u een cijfer mocht geven waarin 0 betekent dat u niets heeft geleerd en niet zou kunnen vroeg signaleren van alcoholgebruik van jongeren en 10 betekent dat u precies weet hoe u moet vroeg signaleren van alcoholgebruik bij jongeren wat voor cijfers geeft u uzelf na deze training Cijfer: ….. 4) Weet u waar u op moet letten bij het vroegsignaleren van alcoholgebruik bij jongeren o
Ja
o
Nee
o
Beetje
5) Heeft u het doel van de training begrepen o
Ja namelijk…………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………
o
Nee
6) Wat sprak u het meest aan in de training? ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………]
103
7)
Wat heeft de training opgeleverd voor uw school?
………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… 8) Wat heeft de training voor u persoonlijk opgeleverd? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………… 9) Wat is er volgens u nodig om het protocol vroeg signaleren in te voeren op uw school? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………… 10) Wat vond u goed aan de training? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………….. 11) Wat vond u minder goed aan de training? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………… Houding na de training 12) Is uw houding ten opzichte van alcohol bij jongeren veranderd na de training? o Ja, ga door bij vraag 13 o
Nee, ga door bij vraag 14
13) Zo ja, wat is er aan uw houding veranderd? ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… 14) Zo nee, waarom is uw houding niet veranderd? ………………………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………………………….. ……………………………………………………………………………………………………………….. 15) Welk element in de training heeft ervoor gezorgd dat uw houding is veranderd? ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………. 16) Is uw houding omtrent doorverwijzen naar tactus veranderd door de training? o Ja ga door bij vraag 17 o
Nee ga door bij vraag 18
17) Zo ja, wat is er aan uw houding veranderd? ……………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………
104
18) Zo nee, waarom is uw houding niet veranderd? …………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………. Alcoholproblematiek op school 19) Hoe zou u nu de alcoholproblematiek op uw school beschrijven? o Zeer ernstig o
Ernstig
o
Matig ernstig
o
Niet ernstig
20) Hoe zou u nu handelen wanneer u te maken krijgt met jongeren met alcoholproblematiek? (meerdere antwoorden zijn mogelijk) o U lost het probleem zelf op, door………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………….. o
U vraagt een collega om hulp
o
U verwijst de jongere door naar Tactus
o
Anders, namelijk……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………….
Stellingen alcoholgebruik bij jongeren 21) Ik zou raar opkijken als ik een jongen van 12 jaar oud een mixdrankje met alcohol zie drinken o helemaal niet mee eens o
een beetje mee oneens
o
niet mee eens/niet meeoneens
o
een beetje mee eens
o
helemaal mee eens
o
weigert
22) Het is prima dat kinderen van 15 tijdens het uitgaan 5 glazen alcohol op een avond te drinken o helemaal niet mee eens o
een beetje mee oneens
o
niet mee eens/niet mee oneens
105
o
een beetje mee eens
o
helemaal mee eens
o
weigert
23) U zegt dat over een 15-jarige, maar als we nu de leeftijd veranderen. Het is prima dat kinderen van 14 tijdens het uitgaan 5 glazen alcohol op een avond drinken o
helemaal niet mee eens
o
een beetje mee oneens
o
niet mee eens/niet mee oneens
o
een beetje mee eens
o
helemaal mee eens
o
weigert
24) De gevolgen van overmatig alcoholgebruik door jongeren zijn zo ernstig dat er iets aan gedaan moet worden. o helemaal niet mee eens o
een beetje mee oneens
o
niet mee eens/niet mee oneens
o
een beetje mee eens
o
helemaal mee eens
o
weigert
25) Wat vindt u een normale leeftijd om te beginnen alcohol te drinken? (daarmee bedoelen wij dan niet heel af en toe een slokje, maar minimaal 1 glas alcohol bij bijvoorbeeld gelegenheden zoals een feestje, kerst, oud&nieuw of gewoon thuis een glaasje meedrinken, wat vindt u een normale leeftijd om daarmee te beginnen?) ……. jaar (range 0-99) 26) Heeft u nog aanbevelingen of tips ten behoeve van de training vroegsignalering? ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………
106
Resultaten eerste enquête. Vooraf aan de training hebben we een enquête afgenomen bij de medewerkers van Rebound Hardenberg. Er zijn 5 medewerkers geënquêteerd. De kwantitatieve vragen zijn weergegeven door middel van diagrammen. In elk diagram is te zien hoeveel procent van het aantal medewerkers een bepaald antwoord geeft. De kwalitatieve vragen van de enquête worden weergegeven door middel van tekst. Deze tekst zal weergeven worden tussen de diagrammen door.
Wat is uw sekse?
Wat is uw leeftijd? 20%
40% 60%
<25 jaar
40%
Man
25-40 jaar
Vrouw
>40 jaar
40%
Van de vijf ondervraagde medewerkers zijn er twee vrouwen en drie mannen. De enige medewerker die onder de 25 jaar oud is, is een vrouw. De andere vrouw valt onder de categorie 25 en 40 jaar. Van de mannen is er één tussen de 25 en 40 jaar en de andere twee zijn ouder dan 40 jaar.
Hoe vaak volgt u de training? één
twee 100%
107
Heeft u informatie over de training gekregen?
Hoe heeft u deze informatie verkregen? school tactus
20% ja
50%
nee
gemeente Hardenberg zelf opgezocht anders
50%
80%
Weet u wat het doel van de training is? 20% ja nee 80%
108
Stelling 1: Het alcoholgebruik van jongeren in Hardenberg is normaal te noemen helemaal niet
Stelling 2: De aandacht in de media voor overmatig alcoholgebruik van jongeren is overdreven
mee eens
helemaal niet mee eens
een beetje mee oneens
20%
niet mee eens/niet mee oneens een beetje mee eens
20%
20% 40%
een beetje mee oneens niet mee eens/niet mee oneens een beetje mee eens
20%
helemaal mee eens 80%
weigert
helemaal mee eens
weigert
109
Stelling 3: Ik zou raar opkijken als ik een jongen van 12 jaar oud een mixdrankje met alcohol zie drinken
20%
60%
20%
Stelling 4: Het is prima dat kinderen van 15 jaar tijdens het uitgaan 5 glazen alcohol op een avond drinken
helemaal niet mee eens
helemaal niet mee eens
een beetje mee oneens
een beetje mee oneens 20%
niet mee eens/niet mee oneens een beetje mee eens
niet mee eens/niet mee oneens 80%
een beetje mee eens
helemaal mee eens
helemaal mee eens
weigert
weigert
110
Stelling 6: Het is een goede zaak als de gemeeente zich met het alcoholgebruik van jongeren bezighoudt
Stelling 5: U zegt dat over een 15 jarige,maar als we nu de leeftijd veranderen. Het is prima dat kinderen van 14 tijdens het uitgaan 5 glazen alcohol op een avond drinken
helemaal niet mee eens
helemaal niet mee eens
een beetje mee oneens
een beetje mee oneens
niet mee eens/niet mee oneens
niet mee eens/niet mee oneens 100%
een beetje mee eens
een beetje mee eens
100% helemaal mee eens
helemaal mee eens
weigert
weigert
111
Stelling 7: De gevolgen van overmatig alcoholgebruik door jongeren zijn zo ernstig dat er iets aan gedaan moet worden helemaal niet mee eens een beetje mee oneens
40% 60%
niet mee eens/niet mee oneens een beetje mee eens helemaal mee eens weigert
Krijgt u binnen uw werk te maken met jongeren met alcoholproblematiek?
50%
ja
50%
nee
112
0% 0% 0%
Hoe vaak krijgt u binnen uw werk te maken met jongeren met alocholproblematiek?
dagelijks wekelijks maandeljiks jaarlijks
100%
Hoe handelt u als u te maken krijgt met jongeren met alocholproblematiek?
zelf oplossen 17% 33% 17%
33%
collega om hulp vragen doorverwijzen naar Tactus anders namelijk…
113
Wat is volgens u de ersnt van de alcoholproblematiek op uw school? 20%
zeer ernstig ernstig matig ernstig
20%
60%
niet ernstig
Denkt u dat deze training nuttig is bij het vroegsignaleren van alcoholmisbruik bij jongeren?
ja nee
100%
114
Open vragen eerste enquête
Wat is uw functie binnen school?
-
Stagiaire pedagogiek Stagiaire SAW Docent Docent en mentor Coördinerend docent
Wat verwacht u dat deze training oplevert voor uw school?
-
Kennisverbreding en herkenning Dat we kunnen herkennen wanneer er sprake is van een alcoholprobleem Inzicht in het gebruik en hoe om te gaan met jongeren zonder belerend te zijn Inzicht in normbesef van jongeren en preventie Kennis, hoe signaleren en handelen
Wat verwacht u dat deze training oplevert voor u persoonlijk?
-
Bewustwording en kennisverbreding Stukje deskundigheid Inzicht in het gebruik en hoe om te gaan met jongeren zonder belerend te zijn Inzicht in normbesef van jongeren en preventie Kennis die ik in de toekomst kan gebruiken en nu tijdens mijn stage
Wat verwacht u dat deze training oplevert voor de jongeren?
-
Herkenning en erkenning Als wij meer kennis hebben van deze problematiek zal een leerling in eerst instantie bij ons terecht kunnen met zijn probleem Inzicht in wat de gevolgen zijn van alcoholgebruik en een grotere kans op gedragsverandering Nog geen idee Eerdere signalering waardoor er eerder hulp ingeschakeld kan worden
Wat is volgens u het nut van de training vroegsignalering?
-
Preventie en herkenning Dat er tijdig ingegrepen kan worden Dat je in een vroeg stadium ergens wat aan kunt doen, zaken lopen niet uit de hand Aansluiten bij de maatschappij waarin de jongen van nu leven Eerder hulp en preventie
115
116
Resultaten tweede enquête.
Hoe heeft u de training ervaren? 0% 0% 20%
zeer leerzaam leerzaam beetje leerzaam niet leerzaam
80%
Hoe heeft u de trainer ervaren? 0% 0% 20%
zeer goed goed voldoende matig
80%
117
Weet u waar u op moet letten bij het vroegsignaleren van alcoholgebruik bij jongeren?
ja
40%
nee 60%
beetje
Heeft u het doel van de training begrepen? 0%
ja nee
100%
118
Is uw houding ten opzichte van alcohol bij jongeren veranderd na de training?
40%
Ja Nee
60%
Is uw houding omtrent doorverwijzen naar Tactus veranderd na de training?
25% Ja Nee 75%
119
Hoe zou u nu de alcoholproblematiek op uw school beschrijven? 0% 0% 20%
Zeer ernstig Ernstig Matig ernstig
Niet ernstig
80%
Hoe zou u nu handelen wanneer u te maken krijgt met jongeren met alcoholproblematiek? 0% 25%
25%
50%
U lost het probleem zelf op U vraagt een collega om hulp U verwijst de jongere door naar Tactus
120
Stelling 1: Ik zou raar opijken als ik een jongen van 12 jaar oud een mixdrankje met alcohol zie drinken 0% 0% 0% 0%
helemaal niet mee eens een beetje mee oneens
20%
niet mee eens/ niet mee oneens een beetje mee eens 80%
helemaal mee eens weigert
Stelling 2: Het is prima dat kinderen van 15 tijdens het uitgaan 5 glazen alcohol op een avond drinken 0% 0% 0%
Helemaal niet mee eens een beetje mee oneens
25%
niet mee eens/ niet mee oneens
0%
een beetje mee eens 75%
helemaal mee eens weigert
121
0
0000
Stelling 3: U zegt dat over een 15 jarige, maar als we deze leeftijd veranderen. Het is prima dat kinderen van 14 tijdens het uitgaan 5 glazen alcohol op een avond drinken helemaal niet mee eens
een beetje mee oneens niet mee eens/ niet mee oneens een beetje mee eens helemaal mee eens weigert 100%
0% 0% 0%
Stelling 4: De gevolgen van overmatig alcoholgebruik door 0% jongeren zijn zo0% ernstig dat er iets aan gedaan moet worden helemaal niet mee eens een beetje mee oneens
niet mee eens/ niet mee oneens een beetje mee eens helemaal mee eens weigert 100%
122
Stelling 5: Wat vindt u een normale leeftijd om te beginnen alcohol te drinken
20% 18 jaar 15,5 jaar 20%
21jaar
60%
123
Open vragen tweede enquête Dit zijn de open vragen van de tweede enquête die betrekking hadden op de training vroegsignalering. Per vraag zijn de antwoorden die zijn gegeven gebundeld. Wat sprak u het meest aan in de training?
-
Het cirkelmodel van signaleren en de rollenspelen om te oefenen hoe je iets kunt signaleren en hoe je vervolgens insteekt op de problematiek van de persoon. De voorbeelden die de trainer gaf met ervaring uit de praktijk. Het rollenspel had vaker gemogen. De video en de mate waarin de jongeren in Ned alcohol consumeren.
Wat heeft de training opgeleverd voor uw school?
-
Bewustwording van wat we al doen. De noodzaak zien om dit beleidsmatig op papier te hebben. Verantwoordelijkheid voor signalering en handelswijze bij constatering Kennis
Wat heeft de training voor u persoonlijk opgeleverd?
-
Dat het team op Rebound bewust bezig is met vroeg signalering van alcohol. En het nog beter herkennen. Kennis Niet veel toegevoegd, vanwege studie al behoorlijk op d hoogte
Wat is er volgens u nodig om het protocol vroeg signaleren in te voeren op uw school?
-
Niet veel. We moeten het op papier zetten hoe we er mee om gaan. In feite doen we dit min of meer al. We hebben geen protocol, maar door de kleine voorziening en de intensieve begeleiding hebben we de leerlingen goed in kaart. Dit is meer voor een scholengemeenschap denk ik
Wat vond u goed aan de training?
-
Opbouw, opzet, oefenen het signaleren, het nadenken. Prima trainer ook. Onze complimenten. De voorbeelden die werden gegeven uit de praktijk van de trainer. De video en de mate waarin de jongeren in Ned alcohol consumeren.
Wat vond u minder goed aan de training?
-
Veel theorie Jammer dat er maar een kleine groep aanwezig was, ik denk dat dit een prima training is voor docenten in het onderwijs
Dit zijn de vragen die gaan over de houding na de training Is uw houding ten opzichte van alcohol bij jongeren veranderd na de training? Zoals te zien is in de diagram geven 2 mensen aan dat hun houding ten opzichte van alcohol bij jongeren niet is veranderd. Hier geeft één persoon een uitleg over. De andere persoon heeft dit niet toegelicht
124
-
Op Rebound hebben we de houding vanuit onszelf al om te signaleren en gelijk in te grijpen daar waar het mis gaat. De training is wel heel waardevol. Want om een scherpe houding te houden moet je af en toe bevestigt worden in dat wat je al doet en kijken of het beter kan.
Er is ook één medewerker die zegt dat haar houding wel is veranderd. Hier geeft ze de volgende uitleg voor -
Ik heb meer kennis op het gebied van vroegsignaleren gekregen.
Op de vraag welk element in de training ervoor zorgde dat de houding veranderde zei ze het volgende: -
Het rollenspel, de vele voorbeelden
Is uw houding omtrent doorverwijzen naar tactus veranderd door de training? Alle drie de medewerkers geven aan dat hun houding omtrent doorverwijzen naar tactus niet is veranderd door de training. Hiervoor geven ze de volgende uitleg:
-
Omdat wij al goede contacten met Tactus hebben en de hulp van Tactus inroepen wanneer wij signaleren. Omdat ik volgens mij al een goed beeld heb wanneer ik contact kan opnemen met Tactus of kan doorverwijzen. Bij constatering van problemen evalueren wij in een breed team over wat de vervolgstappen zijn. Volgens mij verwijzen wij al op tijd
Hoe zou u nu handelen wanneer u te maken krijgt met jongeren met alcoholproblematiek? (meerdere antwoorden zijn mogelijk) Er was één medewerker die naast doorverwijzen naar Tactus en een collega vragen het antwoord anders gaf. Ze zei het volgende daarbij -
Bespreken in het team
125
126
Onderzoek Daan van der Gouwe
Evaluatie van de eerste fase van de implementatie van vroegsignalering van risicovol alcoholgebruik bij jongeren door het project 'Fris over drank' van de gemeente Harderberg.
Januari 2012, Utrecht Daan van der Gouwe Liesbeth Naaborgh, eindredactie Trimbos- instituut 127
128
Voorwoord
De gemeente Harderberg zet zich al een aantal jaren in om het (overmatig) alcoholgebruik onder jongeren tussen de 10 en 24 jaar te verminderen met het alcoholmatigingsproject en de campagne ‘Fris over drank’. In 2009 startte het project dat nu verlengd is tot eind 2013. In 2011 zijn voorbereidingen getroffen door de projectleider van ‘Fris over drank’ om het alcoholmatigingsproject uit te breiden met vroegsignalering van riskant gebruikende jongeren. De projectleider wil de vroegsignalering realiseren door implementatie van het landelijk protocol van het Partnership Vroegsignalering Alcohol (PVA) ‘Vroegsignalering, screening en kortdurende interventie van risicovol alcoholgebruik bij jongeren’. In het protocol van het PVA wordt een werkwijze beschreven voor signalering en kortdurende interventies voor jongeren van 12 tot 24 jaar met een verhoogd risico op het ontwikkelen van alcoholproblemen. Ook is beschreven hoe de organisatie en inrichting van de vroegsignalering in een gemeente gestalte zou kunnen krijgen. Het PVA heeft het protocol ontwikkeld voor beroepskrachten in het onderwijs en voor beroepskrachten bij organisaties die jongeren in hun vrije tijd tegenkomen. Het protocol beschrijft hoe jongeren met risicovol alcoholgebruik door deze intermediairen (zoals leraren, politieagenten, jongerenwerkers) herkend kunnen worden, hoe zij het gebruik ter sprake kunnen brengen met een jongere en welke verwijzingsmogelijkheden er zijn. Als de beroepskracht risicovol alcoholgebruik vermoedt en/of constateert bij de jongere is het toeleiden van de jongere naar een preventiewerker van de verslavingszorg een centraal aspect in het protocol. De preventiewerker heeft vervolgens een gesprek met de jongere (preventief contactmoment) en voert een kortdurende interventie uit of motiveert de jongere bij ernstige problematiek tot een behandeling. Ter ondersteuning van de implementatie van het protocol heeft het PVA in samenwerking met Novadic-Kentron een deskundigheidsbevordering ontwikkeld die ingezet kan worden om beroepskrachten in het onderwijs en bij organisaties die jongeren in hun vrije tijd tegenkomen te scholen op de werkwijze beschreven in het protocol. Het PVA heeft voor de implementatie van het protocol in de periode 2011-2013 (kleine) aanjaagsubsidies beschikbaar voor gemeenten, organisaties en alcoholmatigingsprojecten die het protocol willen implementeren. Het project 'Fris over drank' had behoefte aan een evaluatie van de eerste fase van de implementatie. Het PVA wil graag weten hoe het protocol in praktijk werkt en lokale ervaringen met de implementatie van het protocol gebruiken om het protocol indien nodig te verbeteren en aan andere gemeenten en organisaties die deze 129
vroegsignalering willen invoeren ter beschikking te stellen. Voor de evaluatie van de eerste fase van de implementatie van het protocol in Hardenberg heeft het PVA een aanjaagsubsidie verstrekt. De projectleider van ‘Fris over drank’ heeft voor de evaluatie van de eerste fase bij het voortgezet onderwijs studenten van de Hogeschool Windesheim gevraagd te evalueren. Het Trimbos- instituut is benaderd om de evaluatie uit te voeren bij welzijnswerkorganisatie de Stuw (jongerenwerk), leerplichtambtenaren, medewerkers van het Regionale Meld- en Coördinatiepunt voortijdige schoolverlaters, ROC- medewerkers en medewerkers van Tactus verslavingszorg. In dit verslag treft u de evaluatie van het Trimbos- instituut aan. Utrecht, december 2011
130
Inhoudsopgave
1. Voorbereiding vroegsignalering…
pag. 6
2. Stand van zaken bij de start van de evaluatie…
pag. 7
3. Doel van de evaluatie…
pag. 7
4. Opzet van de evaluatie…
pag. 8
5. Uitvoering…
pag. 8
6. Samenvatting interviews…
pag. 10
7. De evaluatieformulieren van de trainingen
pag. 18
8. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen…
pag. 19
8.1 Samenvatting…
pag. 19
8.2 Conclusies…
pag. 20
8.3 Aanbevelingen…
pag. 23
131
1. Voorbereiding vroegsignalering
In 2011 is de invoering van vroegsignalering van riskant alcoholgebruik volgens het PVAprotocol en de bijbehorende deskundigheidsbevordering voorbereid in de gemeente Hardenberg. Draagvlak creëren en voorbereiding De projectleider van ‘Fris over drank’ heeft verschillende acties in gang gezet. In het gezamenlijk overleg met alle betrokken partijen bij het alcoholmatigingsproject is vastgesteld dat deelnemers (waaronder welzijnswerkorganisatie De Stuw) alcoholmatiging belangrijk vinden. De projectleider heeft vroegsignalering in dit overleg als onderdeel van het alcoholmatigingsbeleid ingebracht. Bovendien bleek uit contacten van de projectleider met Tactus verslavingszorg dat jongeren vrijwel nooit verwezen werden naar Tactus. Een extra reden om vroegsignalering meer aandacht te geven. In het alcoholmatigingsproject zijn monitorgesprekken gevoerd met de samenwerkende partijen. In deze gesprekken is het draagvlak voor vroegsignalering gecheckt en daar bleek voldoende animo voor. In de voorbereidende fase is gekozen om de implementatie van de vroegsignalering te richten op het jongerenwerk en het onderwijs. In eerste instantie was het idee om ook het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en de politie te betrekken. De projectleider merkte echter in haar contacten met het CJG dat de tijd daar nog niet rijp voor was. Het CJG bestaat nog niet zo lang en is bezig haar eigen organisatie en werkwijze in te vullen. Ook het opbouwen van draagvlak bij de politie heeft meer tijd nodig bleek uit een oriënterend gesprek over vroegsignalering met de korpschef. Zowel het CJG als ook het betrekken van politie in de vroegsignalering krijgt in een volgende fase meer aandacht. Met alle betrokken instellingen zijn gesprekken gevoerd over de implementatie van de vroegsignalering. Het betreft de welzijnswerkorganisatie de Stuw, Regionaal Meld- en Coördinatiepunt Voortijdige schoolverlaters, Leerplichtambtenaren en Tactus verslavingszorg. Met Tactus verslavingszorg zijn afspraken gemaakt over de uitvoering van de training aan de deelnemende organisaties. Ook is met Tactus verslavingszorg gesproken over een aangepaste werkwijze van het ‘Steunpunt’ van Tactus in de gemeente Hardenberg. Het Steunpunt was voorheen vooral gericht op hulpverlening aan volwassenen. Gedurende de voorbereidingsperiode bleek dat vrijwilligers die vanuit welzijnsorganisatie de Stuw actief zijn in Hardenberg in gezinnen ook belangstelling hadden voor vroegsignalering van alcoholproblemen. De projectleider heeft in overleg met de coördinator van het 132
vrijwilligerswerk van de Stuw en Tactus verslavingszorg besloten ook aan deze vrijwilligers een (aangepaste) training aan te bieden. Ook zijn er tussen de coördinator van het vrijwilligerswerk van de Stuw en de projectleider afspraken gemaakt dat vrijwilligers niet zelf het gesprek over alcoholgebruik aangaan maar mogelijke zorgen en signalen doorgeven aan de coördinator van het vrijwilligerswerk van de Stuw. Tot slot zijn er afspraken gemaakt over het registreren van verwijzingen naar Tactus verslavingszorg.
2. Stand van zaken bij de start van de evaluatie In de tweede helft van 2011 zijn jongerenwerkers, leerplichtambtenaren, medewerkers van het Regionale Meld- en Coördinatiepunt voortijdige schoolverlaters, het Jongerenloket (samenwerkingsverband van UWV en gemeente) en een aantal ROC-medewerkers en een vrijwilligersgroep actief vanuit de Stuw door Tactus verslavingszorg getraind. Ook heeft Tactus verslavingszorg een training verzorgd aan een school voor voorgezet onderwijs. Met Tactus verslavingszorg en de projectleider van ‘Fris over drank’ zijn afspraken gemaakt over een aangepaste werkwijze van het al bestaande ‘Steunpunt’ van Tactus verslavingszorg in Hardenberg. In overleg met het management en medewerkers van Tactus is nu ook als opdracht geformuleerd vroegsignalering van jongeren met mogelijke alcoholproblematiek. Ook is een verdeling gemaakt welke preventiemedewerker van Tactus aanspreekpunt is voor de verschillende 'vindplekken' van jongeren. De eerste fase van de implementatie was hiermee afgerond.
3. Doel van de evaluatie In overleg tussen de projectleider van ‘Fris over drank’, het lectoraat verslavingszorg van Windesheim en het PVA zijn de onderstaande doelen voor de evaluatie vastgesteld. - Inzicht krijgen in bevorderende en belemmerende factoren bij de eerste fase van de implementatie - Informatie over succesfactoren om instellingen mee te krijgen in het implementeren van het protocol
133
- Informatie over de verwachtingen van de betrokken instellingen (welzijnsinstelling, leerplichtambtenaren, RMC-medewerkers en Tactus) - Biedt het huidige landelijke protocol voldoende aanknopingspunten voor implementatie in een lokale/regionale situatie. Wat is goed, wat ontbreekt? - Levert de huidige deskundigheidsbevordering voldoende eerste voorbereiding op voor de diverse deelnemers om uitvoering te gaan geven aan de vroegsignalering? Wat werkt goed, wat ontbreekt? - Biedt de aangepaste werkwijze van het ‘Steunpunt’ voor zover bekend nu voldoende aanknopingspunten voor een korte verwijslijn van jongeren die riskant gebruiken?
4. Opzet van de evaluatie I. Door middel van 8 open interviews met betrokkenen met een vooraf opgestelde vragenlijst als leidraad (bijlage 1). In overleg met de projectleider zijn de volgende personen geselecteerd voor de interviews: -
de drie trainers van Tactus verslavingszorg
-
de manager van de organisatie voor welzijnswerk de Stuw
-
de coördinator van het vrijwilligerswerk bij de Stuw
-
de projectleider van het Jongerenloket van de gemeente Hardenberg
-
de leerplichtambtenaar van de gemeente Hardenberg
-
de projectleider van ‘Fris over drank’.
II. Inventarisatie van de uitkomsten van de evaluaties van de deelnemers aan de trainingen door middel van de evaluatieformulieren van de deelnemers.
5. Uitvoering I. Alle hierboven genoemde personen zijn geïnterviewd in de periode van 5 tot 19 december 2011. Twee trainers van Tactus en de leerplichtambtenaar werden vanwege ziekte of volle 134
agenda’s telefonisch geïnterviewd. De overige vijf interviews werden face- to- face afgenomen op 7 en 8 december 2011 in Hardenberg en Zwolle. Alle face- to- face interviews werden opgenomen, voor de telefonische interviews was dit niet mogelijk en zijn tijdens het gesprek aantekeningen gemaakt die direct na het gesprek zijn uitgewerkt. II. Evaluatieformulieren van de deelnemers aan de trainingen. Van twee trainingen waren de evaluatieformulieren van deelnemers voorhanden voor de interviewer. Deze zijn meegenomen in de evaluatie.
135
6. Samenvatting interviews
6.1. Trainer van de jongerenwerkers van de Stuw Over de training De training behorende bij het protocol bestaat uit twee dagdelen. De training aan de jongerenwerkers van de Stuw is in de zomer 2011 gegeven en verkort tot één dagdeel, voor nog een dagdeel had men geen tijd. Alleen het deel over signaleren en bespreekbaar maken is behandeld. De training verliep over het algemeen goed, alleen het onderdeel over de landelijke norm voor aanvaardbaar alcoholgebruik leverde veel discussie op (al werd deze discussie gedomineerd door de mening van één persoon). Het is een weinig bruikbare definitie omdat zo’n beetje iedereen boven de norm uitkomt, en dus in aanmerking zou komen voor verwijzing naar Tactus. De norm is op zich duidelijk, en Tactus onderschrijft deze ook, maar tegelijkertijd is deze weinig bruikbaar voor het vroegtijdig signaleren van problematisch alcoholgebruik onder jongeren. De stand van zaken is nog steeds dat mensen worden afgerekend op hun gedrag: zolang ze zich gedragen/ handhaven, gebeurt er weinig en komen de jongerenwerkers ook niet in actie. Naar aanleiding van de training Het protocol wordt niet “volgens het boekje” uitgevoerd. Het is handig voor jongerenwerkers, net als de zakkaart, maar structureel contact van Tactus- medewerkers met de jongerenwerkers is evenzeer belangrijk. De jongerenwerkers zullen niet snel volgens het protocol vragen gaan stellen aan een jongere, dat is een andere cultuur. Vermoedelijk wordt de zakkaart niet veel gebruikt. Goed aan het project is in de ogen van de trainer dat er nu een samenwerking is ontstaan met het jongerenwerk van de Stuw, die was er voorheen niet. Tactus zet bewust in op investering in de relatie met jongerenwerkers van De Stuw. Er is een goede werkrelatie ontstaan waardoor men over en weer een goed beeld krijgt van elkaars werkzaamheden en expertise. De preventiewerker van Tactus gaat nu soms mee met jongerenwerkers van de Stuw tijdens activiteiten en observeert en bespreekt hoe de jongerenwerker werkt. Deze rol van ‘supervisor’ wordt in de regel geaccepteerd door de jongerenwerker. En zo ontstaat deskundigheidsbevordering op de werkvloer. Om de komende tijd (het project) vroegsignalering te laten slagen is meer samenwerking nodig tussen Tactus, de Stuw, de politie, het Centrum voor Jeugd en Gezin en de projectleider, om zo 136
meer grip te krijgen op jongeren die drugs of alcohol misbruiken. Daarvan is nu nog te weinig sprake. Over de zin of onzin van vroegsignalering zelf is onder de jongerenwerkers geen discussie, iedereen staat erachter. Helaas heeft het nog niet geleid tot doorverwijzingen naar Tactus. Iedereen zegt dat er veel gedronken wordt, maar bij Tactus zien ze nog geen doorverwijzingen. Maar Tactus denkt dat dit tijd nodig heeft, de samenwerking met de Stuw is nog jong. Wel is er weinig contact met de politie van Hardenberg als het gaat om alcoholgebruik onder jongeren. De reden hiervoor is volgens geïnterviewde dat de korpschef van mening is dat ‘een kind kind moet kunnen zijn’ en daar hoort bij dat je soms teveel drinkt. Kortom, vroegsignalering wordt geen belangrijk onderwerp gevonden door de korpschef en als gevolg daarvan is er geen aandacht voor. Vroegsignalering komt nog niet echt uit de verf, maar dit is een landelijk verschijnsel, pas als jongeren echt ‘over de schreef gaan’ komt men in actie. Het contact met de projectleider van ‘Fris over drank’ is goed: ze is ermee bekend dat van het protocol wordt afgeweken. De projectleider is gedreven en vindt het van belang dat een jongere met (alcohol-) problemen op de goede plek terecht komt. Overige opmerkingen: -
Een kanttekening bij aanvang van de training: de beloofde DVD was er niet en men heeft derhalve wat geïmproviseerd1; De training moet herhaald worden om succes te hebben, hiermee is in huidige project geen rekening gehouden.
6.2 Manager van De Stuw De Stuw heeft 2 keer een dagdeel training in het kader van vroegsignalering ontvangen. De jongerenwerkers hebben een dagdeel training gekregen over het signaleren en bespreekbaar maken van problematisch alcoholgebruik onder jongeren en de vrijwilligers van de Stuw (die onder meer huisbezoeken doen) zijn getraind op het gebied van kennis over alcoholgebruik. De Stuw heeft een goed contact met de projectleider van ‘Fris over drank’, maar de insteek van de Stuw is anders dan die van de gemeente. De Stuw richt zich meer op de cultuur van de jongere. 1
Het is niet duidelijk voor interviewer welke DVD bedoeld wordt en wie iets beloofd had. In de handleiding voor de training wordt verwezen naar een aantal mogelijke DVD's en/of fragmenten van televisieuitzendingen die in de training gebruikt kunnen worden.
137
De norm voor aanvaardbaar alcoholgebruik is geen uitgangspunt, de norm zelf is niet realistisch, bijna iedere jongere drinkt dan teveel. Men is bij de Stuw meer gericht op hoe je met alcohol omgaat. Het protocol is praktisch, maar aanbevolen wordt om de norm los te laten. Creëer consensus over problematisch alcoholgebruik. Een ander punt van kritiek is dat je volgens het protocol nu beoordeeld wordt op het aantal doorverwijzingen. Dit kan echter geen doel op zich zijn, realistischer is het om uit te gaan van het aantal contacten dat je als instelling hebt met jongeren die (problematisch) alcohol gebruiken. De feedback van de jongerenwerkers die de training gevolgd hebben is goed. Het is een “goede en praktische” training. Door de training voor de jongerenwerkers is het onderwerp vroegsignalering meer gaan leven en daarnaast is het onderwerp alcohol sindsdien een vast punt op de maandelijkse vergadering van de jongerenwerkers bij de Stuw. Toegevoegde waarde van het project Vroegsignalering: -
Werkers zijn concreter op alcoholproblematiek gefocust, de samenwerking met Tactus is sterk verbeterd, voegt wat toe, en is structureel van aard. Overige opmerkingen: Wel is het zaak de training te herhalen voor nieuwe jongerenwerkers en vrijwilligers. Vooralsnog is er geen invloed van de training op het aantal doorverwijzingen naar Tactus. Voorheen werd ook al verwezen, maar dit werd niet geregistreerd en nu wel. 6.3 Trainer van de vrijwilligers van de Stuw In oktober 2011 is aan de vrijwilligers van de Stuw de training gegeven. In overleg met de projectleider van ‘Fris over drank’ en de coördinator van het vrijwilligerswerk van de Stuw is besloten om alleen het eerste dagdeel van de training aan te bieden. Dit dagdeel is gericht op kennisoverdracht van middelengebruik. Deze beslissing werd gevoed door het feit dat tijdens het eerste dagdeel van de training al snel bleek dat de inhoud van de training te dicht bij een aantal vrijwilligers stond. Daarom is besloten de vrijwilligers het advies te geven bij signalen van alcoholmisbruik door te verwijzen naar de beroepskrachten van de Stuw, in plaats van zelf deze (vaak moeilijke) gesprekken te voeren. Tijdens de training aan de vrijwilligers is de norm voor aanvaardbaar alcoholgebruik niet strikt volgens het protocol van PVA uitgedragen. Er is niet strikt gefocused op het aantal glazen, maar de ‘Tactus-aanpak’ is gehanteerd. Hierbij wordt de norm ingebed in het grotere geheel: wat is 138
de aanleiding van het drinkgedrag, en wat zijn de gevolgen? Als je dit doet landt de boodschap ook veel beter, en jaag je mensen niet tegen je in het harnas. Verder was de training inhoudelijk prima en goed uit te voeren en kan men er direct mee aan de slag. Maar op het punt van de norm dus wat aangepast. Bij de vrijwilligers was vooraf het idee wat meer dat ze ‘hulpverlener moesten spelen’, maar men was zichtbaar opgelucht tijdens de training dat dat niet de bedoeling was: ‘ jullie zijn de oren en ogen, niet de mond’. De training is unaniem goed geëvalueerd, zo blijkt uit de evaluatieformulieren. 6.4 Coördinator van het vrijwilligerswerk van de Stuw Een aantal vrijwilligers van de Stuw is getraind in feitelijke informatie over alcohol. Als ze op huisbezoek gaan kunnen ze dit tegenkomen en dan is het goed wat achtergrondinformatie te hebben. Uiteindelijk zijn zij de oren en ogen van de organisatie. Tot de training werd er, als er alcoholmisbruik werd gesignaleerd, contact opgenomen met Tactus. Maar die contacten waren sporadisch. Sinds de training is het veel helderder bij wie je moet zijn als er alcoholproblemen zijn. Er staat nu ook van alles op papier en ook is er nu een naam en telefoonnummer waar men terecht kan. Het is allemaal duidelijker geworden. De training aan de vrijwilligers bestond uit 1 dagdeel, en is ook niet strikt gevolgd zoals de training behorende bij het protocol, aangezien de trainer geen ervaring had met het trainen van vrijwilligers en de training behorende bij het protocol gemaakt is voor beroepskrachten. De training is goed verlopen, bij een aantal mensen ‘ viel het kwartje’, de training heeft bijgedragen aan bewustwording ten aanzien van schadelijk alcoholgebruik. De vrijwilligers kunnen nu makkelijker eventuele probleemgevallen aan de professionals van de Stuw doorgeven. Voor één persoon kwam de training te dichtbij en ontstond er een discussie met de trainer, die (figuurlijk) aangevallen werd. Mede op basis hiervan is besloten deel 2 van de training niet te doen voor deze groep. Signaleren en bespreekbaar maken hoort toch meer bij de professionals.
Tijdens de training is de zakkaart of het protocol niet aan de orde gekomen. De norm voor aanvaardbaar alcohol was ’shocking’ voor de deelnemers. Men neemt deze norm met een korrel zout, hij is veel te strikt. Bovendien is het onwerkbaar voor werken met jongeren. En jongeren die problematisch alcohol gebruiken vallen toch uiteindelijk altijd wel op. Het effect van de training is dat men nu wat makkelijk kan signaleren en meer kennis heeft van
139
alcohol en dergelijke, maar de training is net geweest, het is nog vers allemaal en de tijd zal moeten uitwijzen wat er daadwerkelijk is blijven hangen. Overige opmerkingen: Er zou een follow-up moeten komen van de training, dat zou heel goed zijn voor de vrijwilligers. Deze training was een eye-opener, maar was niet voldoende om daadwerkelijk het gesprek aan te gaan. Een vervolgtraining zou hier dieper op in moeten gaan. 6. 5 Trainer van medewerkers van het Jongerenloket, Regionaal Meld- en Coördinatiepunt voortijdige schoolverlaters, ROC- medewerkers, het Jongerenloket en leerplichtambtenaren Over de training In de zomer van 2011 is een training van 2 dagdelen uitgevoerd. Het betrof een eigen training van Tactus verslavingszorg ‘Kennis over middelen, signaleren en begeleiden’. Voor deze training is dus niet gebruik gemaakt van de training behorende bij het protocol van het PVA. Er was al eerder in 2011 rechtstreeks met Tactus verslavingszorg door het Jongerenloket een afspraak gemaakt over de uitvoering van een training over middelengebruik onder jongeren en hoe je dit bespreekbaar kan maken voordat de projectleider van ‘Fris over drank’ over de invoering van vroegsignalering aan de hand van het protocol van het PVA contact legde. De projectleider van ‘Fris over drank’ heeft gevraagd en besproken of het protocol nog ingebracht kon worden in de training. Het protocol is kort aangekaart, maar er is niet diep op ingegaan. Wel is de bij het protocol behorende zakkaart aan de deelnemers uitgedeeld. De eigen training van Tactus verslavingszorg wijkt wat af van de training behorende bij het protocol als het gaat om (het bespreken van) de norm voor aanvaardbaar alcoholgebruik voor jongeren: deze wordt ingebed in een bredere context. Wat is de aanleiding/reden van een jongere om veel te drinken, wat waren de gevolgen? Door niet strikt de norm te hanteren, maar deze in de context te bezien wordt beter inzicht verkregen in eventueel problematisch alcoholgebruik dan door sec de norm te hanteren. De training is goed verlopen, geen opvallende zaken, en ook over het protocol of de zakkaart werden geen aanvullende vragen gesteld. Het is onbekend bij deze trainer of de zakkaart gebruikt wordt. 6.6 Medewerker Jongerenloket Het Jongerenloket (werkt met de leeftijdsgroep 18 – 27 jaar) had al een afspraak met Tactus verslavingszorg om een training te verzorgen over middelengebruik met als doel om beter te kunnen signaleren voordat de projectleider van ‘Fris over drank’ contact opnam. Het betrof een 140
training voor medewerkers van het jongerenloket, UWV en leerplichtambtenaren en een aantal ROC- medewerkers. De projectleider van ‘Fris over drank’ heeft vervolgens nog geregeld dat Tactus in de training ook nog vroegsignalering volgens het protocol zou inbrengen. Het was een goede training, al heeft de medewerker twee punten van kritiek. De norm voor aanvaardbaar alcoholgebruik is een lastig punt. De medewerker deelt de mening van de trainer van Tactus niet, die zegt dat als je sociaal drinkt, 3 glazen niet erg is. Maar dan zit je toch al snel aan 21 glazen per week en dat is toch best veel, maar dat is volgens Tactus geen probleem. Ook een ander advies van Tactus vond weinig weerklank bij een aantal deelnemers aan de training. Tactus adviseert om mensen die verslaafd zijn aan softdrugs etc. niet om 9 uur te laten komen voor een afspraak; ze zijn ziek en dus kunnen ze nou eenmaal niet om 9 uur op afspraak komen. Dit staat haaks op het beleid dat bij onder andere het jongerenloket wordt gehanteerd en is ook slecht gevallen bij de medewerkers. Het advies wordt ook niet overgenomen. Hier is veel discussie over geweest. Vroegsignalering is wel een goede zaak want men heeft veel te maken met jongeren die drugs gebruiken of drinken. Het protocol is tijdens de training niet behandeld, wel is de zakkaart uitgedeeld. Deze hangt bij elk bureau nu, maar het is onbekend bij de medewerker of die ook daadwerkelijk gebruikt wordt. De training heeft bewustwording ten aanzien van alcoholproblematiek bewerkstelligd, wat kun je doen, en wat juist niet? De ‘Motovatie- cirkel’ is behandeld. Deze is handig voor hun dagelijkse werk. Opmerkingen: De training zou wel herhaald moeten worden, de kennis zakt snel weg. De training was een goed, coherent geheel. 6.7 Leerplichtambtenaar De leerplichtambtenaar heeft een complete training bijgewoond. Deze training was afgerond in oktober. Het was een prima training, niks op aan te merken. De norm voor aanvaardbaar alcoholgebruik is oké. Deze wordt uitgedragen. In haar werk krijgt de leerplichtambtenaar te maken met alcoholproblematiek, bijvoorbeeld met leerlingen die structureel op maandag ziek gemeld worden. Mogelijk is overmatig alcoholgebruik de oorzaak.
141
Sinds de training heeft de leerplichtambtenaar al meerdere malen de geleerde kennis toegepast, het is nu makkelijker het onderwerp te bespreken, ze is ook alerter op het signaleren van mogelijke alcoholproblematiek en kan met de geleerde stof goed uit de voeten. Scholen zelf melden alcoholproblematiek bij leerlingen zelden. Ook ouders gaan ‘de fout in’. Vaak zeggen ouders dat kinderen jong mogen zijn en ‘dat jullie moeten niet zo moeilijk doen’. Tijdens de training is de zakkaart uitgedeeld en besproken, maar in de praktijk wordt er niet mee gewerkt. De folders over alcohol en drugs, uitgedeeld tijdens de training, waren zinnig. Overige opmerkingen: - Behoefte aan meer informatie, meer training is zinnig. - Trainingsbehoefte: welke mogelijkheden zijn er (voor school, ouders en leerplichtambtenaren) als er sprake is van verslavingsproblematiek onder leerlingen: waar kan men heen, hoe verloopt de procedure etc. 6.8 Projectleider ‘Fris over Drank’ Doelen van het alcoholmatigingsproject ‘Fris over Drank’ zijn: jongeren minder te laten drinken, verhogen van de startleeftijd van alcoholgebruik en ouders meer bewust maken van de gevaren en risico’s van alcoholgebruik onder jongeren. Ouders zijn vaak te tolerant als het gaat om alcoholgebruik bij hun kinderen, een andere houding ten aanzien van alcohol is dus zeer gewenst. Het PVA - protocol en de bijbehorende training zijn opgezet om vroegsignalering te bevorderen. In Hardenberg is gekozen om niet zelf iets te ontwikkelen maar het landelijk PVA protocol te gaan gebruiken. Als speerpunten zijn het jongerenwerk en voortgezet onderwijs gekozen. In eerste instantie was het idee om ook het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en de politie te betrekken. De projectleider merkte echter in haar contacten met het CJG dat de tijd daar nog niet rijp voor was. Het CJG bestaat nog niet zo lang en is bezig haar eigen organisatie en werkwijze in te vullen. Ook het betrekken van politie in de vroegsignalering krijgt in een volgende fase meer aandacht, omdat het opbouwen van draagvlak bij de politie meer tijd nodig heeft. Dat speelt ook in het gehele alcoholmatigingsproject een rol. In 2012 is het plan om politie en het CJG te betrekken bij de vroegsignalering. De projectleider heeft een praktische insteek gestoken voor de vroegsignalering. Ze heeft niet benoemd dat ze een landelijk protocol lokaal wil invoeren en niet aangestuurd op het hele protocol invoeren. Ze vindt dat het protocol niet een 'zware' werkwijze beschrijft, maar vooral een werkwijze die niet ver af ligt van 'hoe er al gewerkt wordt' en heeft verondersteld dat er zo ook al lokaal gewerkt wordt. Nadruk bij haar insteek lag vooral op het weer draagvlak creëren voor vroegsignalering en het actief oppakken. Dit werd mede gevoed door het signaal van Tactus dat er vrijwel nooit doorverwijzingen van jongeren vanuit Hardenberg kwamen. De 142
beoogde werkwijze is niet nieuw in Hardenberg. Al langere tijd was de afspraak dat mensen die problematisch drugs of alcohol gebruiken worden doorverwezen naar Tactus Verslavingszorg in Zwolle. Echter: dit was vooral een afspraak op papier, in de praktijk werd er nauwelijks doorverwezen. En juist hier moet het project verandering in gaan brengen. Tactus verslavingszorg is gevraagd om de trainingen uit te voeren behorende bij het PVAprotocol. De projectleider heeft gecheckt of Tactus kon werken met het protocol en de training. Het PVA-protocol was bekend bij Tactus, de instelling was betrokken geweest bij de ontwikkeling indertijd. Later bleek dat Tactus ook zelf een training vroegsignalering had en dat Tactus in haar eigen werkwijze wel wat aanpassingen moest doen. De projectleider heeft benadrukt dat het werken volgens het protocol en de zakkaart wel van belang was én dat in de training het informeren over de werkwijze van het Steunpunt van Tactus aan de orde moest komen. De bedoeling was dat de trainingen rond zomer 2011 gegeven en afgerond zouden worden. Dat heeft wel enige vertraging opgelopen. De projectleider heeft er niet voor gekozen om de zakkaart lokaal aan te passen en daar bijvoorbeeld de gegevens van het Steunpunt van Tactus bij op te nemen. Dat is door de trainers opgevangen door aan de deelnemers visitekaartjes uit te reiken. De projectleider heeft geen controle op de uitvoering van het protocol. De rapportages van de Stuw en Tactus zijn nog niet binnen. Wel heeft ze na elke training nagevraagd bij haar contactpersonen van de instellingen wat hun ervaring was. Iedereen reageerde heel positief op het aanbod. Ook is er geregeld contact met Tactus. Uit gesprekken met Tactus is gebleken dat er veel discussie ontstond vooral bij de Stuwmedewerkers over de norm voor aanvaardbaar alcoholgebruik. De norm voor aanvaardbaar alcoholgebruik voor jongeren ligt volgens deelnemers te ver van de praktijk af. Dit vroeg het nodige 'reparatiewerk' zodat de norm niet als belemmering ging werken. Maar de bedoeling is vooral om de probleemgevallen sneller te signaleren en eruit te kunnen halen en die door te verwijzen naar Tactus. Door de training wordt er, aldus Tactus, nu wel anders gekeken naar alcoholgebruik door de jongerenwerkers en andere medewerkers van de Stuw. Het project vroegsignalering heeft geleid tot een betere samenwerking tussen de verschillende partijen. Een positief voorbeeld is de samenwerking tussen Tactus verslavingszorg en het jongerenwerk. De training aan de leerplichtambtenaren, Jongerenloket, ROC-medewerkers en Regionaal Melden coördinatiepunt is ook goed gevallen; men is meer bewust van de signalen van alcoholmisbruik bij jongeren en hoe je zo’n gesprek kunt voeren. De training zou ertoe geleid hebben dat de aanpak is gewijzigd als het gaat om mensen die drugs gebruiken of verslaafd zijn. Zelf zijn de instellingen waarvoor de deelnemers aan de training werken uit principe heel streng met het nakomen van afspraken, maar door de training gaan ze er nu eerder toe over rekening te houden met het gebruik van de persoon en worden afspraken later in de middag gepland in plaats van stipt om 9.00 uur. Het is goed om jongeren een tweede kans te bieden.
143
De projectleider is tevreden met de tot nu toe bereikte resultaten, ze heeft binnen haar mogelijkheden en rol er alles aan gedaan dat de vroegsignalering opgepakt wordt. De discussie die over de norm ontstond was noodzakelijk. Ze is nu vooral benieuwd wat het project gaat opleveren en hoopt uit de evaluatie handreikingen te krijgen waar aanscherping nodig is en welke vervolgstappen nodig zijn en wat de aandacht moet houden.
7. De evaluatieformulieren van de trainingen De evaluatieformulieren van twee trainingen zijn beschikbaar gesteld aan de interviewer. De deelnemers hebben allen de trainingen als positief gewaardeerd en geen kritiekpunten aangeleverd, maar juist positieve aanvullende opmerkingen gemaakt.
8. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 8.1 Samenvatting In totaal is in het kader van het project vier keer door Tactus een training verzorgd. Twee keer is een volledige training gegeven van twee dagdelen aan a) medewerkers van het Jongerenloket, Regionaal meld- en coördinatiepunt voortijdige schoolverlaters, ROC-medewerkers en leerplichtambtenaren en b) medewerkers van de Rebound (school voor jongeren die in het reguliere voortgezet onderwijs zijn vastgelopen)2. Twee keer is de training beperkt tot 1 dagdeel. De training aan jongerenwerkers van de Stuw kon door tijdgebrek bij het jongerenwerk niet twee dagdelen uitgevoerd worden. In de training is de nadruk daarom gelegd op het signaleren en bespreekbaar maken van mogelijke alcoholproblematiek. De training aan vrijwilligers van de Stuw is bewust beperkt tot 1 dagdeel omdat het bespreekbaar maken van alcoholproblematiek door vrijwilligers een te lastige opgave is. Bij deze training heeft het accent gelegen op kennis over middelengebruik en de norm voor aanvaardbaar alcoholgebruik. De training aan medewerkers van het Jongerenloket, Regionaal meld- en coördinatiepunt voortijdige schoolverlaters, ROC-medewerkers en leerplichtambtenaren was al gepland op initiatief van het Jongerenloket voordat het project vroegsignalering startte. Daardoor heeft Tactus verslavingszorg voor deze training haar eigen training ‘Kennis van middelen, signaleren en begeleiden’ ingezet en heeft op verzoek van de projectleider nog aandacht besteed aan de 2
De training aan Rebound is geen onderdeel van deze evaluatie maar is meegenomen in de evaluatie van de studenten van de Hogeschool Windesheim
144
werkwijze volgens het protocol. Het protocol is kort aangekaart, maar er is niet diep op ingegaan. Wel is de bij het protocol behorende zakkaart aan de deelnemers uitgedeeld. De training is positief gewaardeerd. Wel valt op dat 1 van de geïnterviewde deelnemers van deze groep aangeeft als vervolg trainingsbehoefte te hebben: ‘welke mogelijkheden zijn er (voor school, ouders en leerplichtambtenaren) als er sprake is van verslavingsproblematiek onder leerlingen: waar kan men heen, hoe verloopt de procedure etc.’. Dit roept de vraag op of het bestaan van het steunpunt van Tactus in de training voldoende onder de aandacht is gebracht. De deelnemers aan de verschillende trainingen vinden de training allemaal goed, to the point. Als het gaat om het dagdeel dat zich richt op kennisoverdracht, vinden degenen die dat gevolgd hebben het een handige training, goed als opfrismoment, maar ook voor sommige anderen vielen dingen op hun plaats, draagt het bij aan bewustwording en toepassing van het geleerde. De norm voor aanvaardbaar alcoholgebruik leidt tot een zekere discussie, wordt streng gevonden. Met name bij de training aan het jongerenwerk van de Stuw leidde dit tot discussie. Maar Tactus bedt de norm in een bredere context in (wat drinkt iemand, waarom doet hij/zij dat, onder welke omstandigheden en hoe vaak, en welke gevolgen heeft het alcoholgebruik voor hem/haar) en dan wordt de norm ook meer geaccepteerd en is er minder weerstand bij deelnemers. De training behorende bij het protocol van het PVA is door Tactus hier en daar wat aangepast. De algemene opvatting van zowel trainers als andere geïnterviewden is dat de training herhaald of verdiept moet worden wil het daadwerkelijk leiden tot de gewenste vroegsignalering. Vooralsnog is er geen invloed van de training op het aantal doorverwijzingen naar Tactus, daarvoor is er ook eigenlijk nog te weinig tijd verlopen. De laatste trainingen vonden een week en een maand voor de interviewronde plaats. In het verleden waren geen afspraken over registratie van doorverwijzingen. Nu zijn er wel afspraken over registratie gemaakt. Opvallend hierbij is dat de manager van de Stuw als kritiekpunt heeft aangegeven dat ze bij de invoering van de vroegsignalering met behulp van het protocol nu beoordeeld worden op het aantal doorverwijzingen. Dit kan echter geen doel op zich zijn, realistischer is het om uit te gaan van aantal contacten dat je als instelling hebt met jongeren die (problematisch) alcohol gebruiken. Ook komt naar voren uit de interviewronde dat er nu pas een eerste slag gemaakt is in weer aandacht creëren voor vroegsignalering, maar dat, om de komende tijd (het project) vroegsignalering te laten slagen er meer samenwerking nodig tussen is tussen Tactus, de Stuw, de politie, het Centrum voor Jeugd en Gezin en de projectleider, om zo meer grip te krijgen op jongeren die drugs of alcohol misbruiken.
145
8.2 Conclusies Over de trainingen Deelnemers aan de trainingen en de trainers zijn positief over de training en vroegsignalering van alcoholproblemen bij jongeren. Ook de betrokken organisaties op managementniveau uiten zich zeer positief over de aandacht voor vroegsignalering van alcoholproblemen bij jongeren en het initiatief van de projectcoördinator. Bovendien wordt zowel vanuit de Stuw als Tactus verslavingszorg benadrukt dat dit project direct al tot een samenwerking onderling heeft geleid die voorheen nauwelijks aanwezig was. Per getrainde groep is er een verschillende training georganiseerd. De aanpassing voor de vrijwilligers is een keuze geweest die past bij de rol die vrijwilligers vervullen. De coördinator van de vrijwilligers heeft de taak gekregen mogelijke signalen van overmatig alcoholgebruik die vrijwilligers hebben verder te onderzoeken en indien nodig hierover contact te leggen met Tactus verslavingszorg. De aanpassing voor het jongerenwerk naar 1 dagdeel had mogelijk voorkomen kunnen worden als het management van het jongerenwerk hier met de projectcoördinator eerder over overlegd had. Nu stond Tactus verslavingszorg voor een ‘fait accompli’. De jongerenwerkers hadden geen tijd voor een tweede bijeenkomst. Het is de vraag of bij hen voldoende basiskennis over middelengebruik bestaat omdat zij dit deel van de training niet hebben gehad. Een onderdeel van het implementeren van de werkwijze van het protocol is om een zogenaamd ‘preventief contactmoment’ in te richten en tijdens de training behorend bij het protocol deelnemers te informeren over de werkwijze. Met andere woorden: als je vermoedens hebt van overmatig alcoholgebruik door een jongere en dit besproken hebt met de jongere moet je weten hoe je een jongere (indien nodig) verwijst naar een gesprek met een preventiemedewerker van Tactus verslavingszorg en moeten er ook afspraken zijn hoe de terugkoppeling over deze jongere verder gaat lopen. Doordat de processen in Hardenberg naast elkaar liepen was er al een training geregeld op eigen verzoek van het Jongerenloket. Hiervoor is de eigen training van Tactus in enigszins aangepaste vorm aangeboden. In een interview met 1 van de deelnemers van de training wordt meegegeven dat er nog behoefte is aan een vervolg training over ‘welke mogelijkheden zijn er (voor school, ouders en leerplichtambtenaren) als er sprake is van verslavingsproblematiek onder leerlingen: waar kan men heen, hoe verloopt de procedure etc.’. De inzet was juist bij het project dat dit na de training duidelijk zou zijn voor deelnemers. De algemene opvatting van zowel trainers als andere geïnterviewden is dat de training herhaald of verdiept moet worden wil het daadwerkelijk leiden tot de gewenste vroegsignalering. Hier is in eerste instantie geen rekening mee gehouden in het project.
146
Over de werkwijze met het protocol en de eerste ervaringen De aangepaste werkwijze van het ‘Steunpunt’ biedt voor de betrokken instellingen voor zover nu bekend voldoende aanknopingspunten voor een korte verwijslijn van jongeren die riskant gebruiken. In de interviewronde is niet duidelijk geworden welke afspraken er gemaakt zijn over terugkoppeling naar de verwijzers als een jongere is doorverwezen naar Tactus verslavingszorg. M.a.w.: Hoe wordt in kaart gebracht of een jongere inderdaad komt op een afspraak bij Tactus, hoe hoort de verwijzer hoe het verder met de jongere gaat etc.? De evaluatie-interviews volgden soms erg snel op de training. Eén training was pas een week voorafgaand aan het interview gegeven en een andere een maand ervoor. Daardoor kan nog weinig zinnigs gezegd worden over eventuele effecten van de training, zeker wat betreft verwijzingen naar Tactus verslavingszorg. Tot nu toe is er bij Tactus nog geen doorverwijzing binnengekomen uit Hardenberg die direct of indirect het gevolg is van de training of invoering van het protocol. Dit heeft tijd nodig. De Stuw geeft aan dat ze nu afgerekend lijken te worden op het aantal doorverwijzingen, terwijl het realistischer is om uit te gaan van het aantal contacten dat je als instelling hebt met jongeren die (problematisch) alcohol gebruiken. Dit leidt tot de vraag of er voorafgaand aan het implementeren van deze werkwijze met betrekking tot vroegsignalering voldoende overeenstemming is bereikt over het meten van de bereikte resultaten. De Tactus trainers hebben het protocol in hun training meegenomen, maar niet altijd als zodanig behandeld. Het ging meer om een praktische invulling ervan, zoals 'hoe gebruik je de zakkaart'? hoe bespreek je alcoholgebruik met een jongere waarbij je misbruik vermoedt? etc. Het protocol wordt niet in elke training besproken of genoemd, hetgeen wel een wens van de projectleider was. Het wordt meer als kapstok gebruikt waaraan je een aantal zaken ophangt. Uit de gesprekken met de verschillende geïnterviewden blijkt dat de norm voor aanvaardbaar alcoholgebruik voor veel discussie heeft gezorgd en ook Tactus- medewerkers zelf die kennis hebben genomen van het PVA- protocol aangeven dat hun eigen werkwijze daarvan afwijkt. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Of het PVA-protocol is niet duidelijk genoeg over de werkwijze die aanbevolen wordt om te implementeren. Of de trainers hadden voorafgaand misschien baat gehad bij een ‘train-de-trainer- bijeenkomst vanuit het PVA. In het protocol is aangegeven dat de vroegsignalering zich richt op jongeren met een verhoogd risico op het ontwikkelen van alcoholproblemen. Jongeren die nog niet voldoen aan de diagnostische criteria van de DSM-IV voor alcoholmisbruik- en afhankelijkheid (verslaving), maar wel riskant drinkgedrag vertonen zoals binge drinken, drinken onder de 16 jaar of drinken om problemen 147
te vergeten of om met (ongewenste) emoties om te gaan. Ook wordt benadrukt dat in praktijk eerst prioriteit gegeven wordt aan de overduidelijke probleemgevallen bij jongeren en dat de 'strakke' norm lastig toe te passen is in praktijk. Daarom wordt in het protocol aanbevolen de signalering van problematisch/risicovol drinkgedrag bij jongeren te baseren op de situatie en de kennis die de signaleerder heeft van de jongere op de volgende gebieden: - de hoeveelheid alcohol die een jongere drinkt (drug); - de kwetsbaarheid van de jongere voor alcohol (set); -de situatie waarin het gebruik plaatsvindt (setting). Dit lijkt niet af te wijken van de eigen werkwijze van Tactus die 1 van de trainers omschrijft als " De eigen training van Tactus verslavingszorg wijkt wat af van de training behorende bij het protocol als het gaat om (het bespreken van) de norm voor aanvaardbaar alcoholgebruik voor jongeren: deze wordt ingebed in een bredere context. Wat is de aanleiding/reden van een jongere om veel te drinken, wat waren de gevolgen? Door niet strikt de norm te hanteren, maar deze in de context te bezien wordt beter inzicht verkregen in eventueel problematisch alcoholgebruik dan door sec de norm te hanteren." Over de implementatie Uit de interviewronde komt naar voren dat er nu pas een eerste slag gemaakt is in aandacht creëren voor vroegsignalering, maar dat, om de komende tijd (het project) vroegsignalering te laten slagen er meer samenwerking nodig tussen is tussen Tactus, de Stuw, de politie, het Centrum voor Jeugd en Gezin en de projectleider, om zo meer grip te krijgen op jongeren die drugs of alcohol misbruiken. In het project is geen rekening gehouden met een vervolg op het trainingsaanbod. Ook is niet duidelijk voor alle betrokkenen hoe terugkoppeling over het project en de voortgang van het project vorm gegeven wordt.
8.3 Aanbevelingen Het project vroegsignalering staat nog in de kinderschoenen, de contacten zijn gelegd, de samenwerking tussen de partners komt van de grond, verschillende doelgroepen zijn getraind. De start is er maar om daadwerkelijk vroegsignalering naar een hoger niveau te tillen zijn de volgende stappen nodig. Rol projectleider De projectleider wordt alom gewaardeerd voor haar inzet en betrokkenheid bij het onderwerp. Wel is het aan te bevelen dat de projectleider als zodanig meer zichtbaar wordt, de touwtjes in 148
handen neemt, de spil vormt in het project, contacten legt en onderhoudt met alle deelnemende instellingen. Hierbij hoort ook meer overleg met deelnemende instellingen en ook het periodiek terugkoppelen van bereikte resultaten . Het lijkt of er over het vroegsignaleringsproject niet veel op papier staat. Dat hoeft voor de implementatie geen probleem te zijn, maar om voortgang en borging goed te laten verlopen kan het raadzaam zijn toch een basisplan met afspraken voor alle betrokkenen instellingen te hebben, een planning en afgesproken momenten dat de terugkoppeling van ervaringen van alle betrokkenen plaats vindt en uitgewisseld kan worden. Trainingen In Hardenberg zijn Tactus, De Stuw, de leerplichtambtenaren, en medewerkers van het Jongerenloket, het Regionaal meld- en coördinatiepunt voortijdige schoolverlaters en ROCmedewerkers, en Rebound betrokken bij het project. De gegeven trainingen zijn goed ontvangen door de deelnemers onder meer vanwege de praktische toepasbaarheid van het gebodene. Wel is het aan te bevelen dat de deelnemende instellingen consensus krijgen over de norm voor aanvaardbaar alcoholgebruik en dan vooral over hoe deze gecommuniceerd wordt en in de vroegsignalering gebruikt. Ook is het wenselijk dat de deelnemende instellingen dezelfde training krijgen, en ook in zijn geheel, niet een deel. Dit bevordert eveneens het uitdragen van een uniforme boodschap. De implementatie in het Voortgezet Onderwijs heeft vertraging opgelopen. Zijdelings is in het huidige evaluatieonderzoek duidelijk geworden dat 10 scholen ook de training zouden krijgen, maar alleen Rebound ten tijde van deze evaluatie bereikt was met een training. Het maken van afspraken met de diverse scholen over hun betrokkenheid bij het project en hun inzet om een training te volgen is misschien iets dat meer door de projectleider gecoördineerd moet worden in plaats dat Tactus verslavingszorg de opdracht krijgt om deze trainingen in te plannen en af te spreken met scholen. In andere pilots van het Partnership nemen projectleiders deze taak op zich en dat lijkt bevorderend te werken. Ook is het plannen van een trainingsaanbod in het onderwijs iets wat zeer lang van tevoren geregeld moet worden, omdat scholen gedurende een schooljaar vol met activiteiten zitten en dan nog een training in de jaarplanning toevoegen erg veel moeite kost. Follow-up In het project zijn geen follow-up bijeenkomsten bekend met de betrokken instellingen over de voortgang van de implementatie. Om de betrokkenheid van iedereen op peil te houden is het aan te bevelen dit wel te gaan organiseren. Het is raadzaam op termijn een studiemiddag te beleggen voor alle betrokken partners, waarbij niet alleen een overzicht van de bereikte 149
resultaten gegeven wordt, maar alsnog aandacht is voor het creëren van consensus over bijvoorbeeld het uitdragen en/of omgaan met de norm voor aanvaardbaar alcoholgebruik. Met zo’n bijeenkomst zorg je er mogelijk ook voor dat alle 'alle neuzen dezelfde richting op (blijven) staan' en bovendien creëer je hiermee ook meer 'ownership' bij de instellingen zelf; het wordt hun project in plaats van een project dat ze 'moeten' doen. Het is van belang om aandacht te gaan besteden aan een aantal prestatie-indicatoren die door alle betrokken instellingen gedeeld worden. Denk aan afspraken over het aantal gewenste doorverwijzingen, de mate van de samenwerking tussen betrokken instellingen etc. Ook is het wenselijk te onderzoeken op welke termijn het zinvol is een terugkom- training te organiseren. Opgedane kennis en vaardigheden verwateren anders snel en ook voor de borging na afloop van het project is een plan met afspraken hierover van belang. Nieuwe partners Het verdient aanbeveling om in een latere fase ook in te zetten op betrokkenheid van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en de politie. De impact van het project zou hierdoor sterk kunnen toenemen. Aanpassen materialen In navolging van andere gemeenten waar pilots met implementatie van het PVA-protocol plaatsvinden is het aan te bevelen bijvoorbeeld de zakkaart “lokaal te personaliseren” door deze te voorzien van de lokale contactgegevens van het Steunpunt van Tactus verslavingszorg en eventuele andere relevante websites, adressen en/of telefoonnummers.
150
Urenverantwoording Ilona en Joanne Integrale leerlijn (20 EC= 560 uur) 7 bijeenkomsten van 2 lesuren; 3 uur individuele begeleiding/feedback ontvangen van docent Plan van aanpak maken (overleg met instelling, schrijven, goedkeuring van instelling krijgen) Literatuur verzamelen mbt. onderzoeksopdracht Literatuurstudie* gericht op onderzoeksopdracht Activiteiten in de instelling gericht op voorbereiding en uitvoering van de opdracht Maken van het onderzoeksproduct Samenstellen portfolio: nadenken over welke bewijsmaterialen relevant zijn Beslissen welke bewijsstukken er in het portfolio worden opgenomen Structuur van portfolio maken Voorbereiden van assessmentgesprek/ presentatie Beoordelen van elkaars producten (indien van toepassing) Voeren van assessmentgesprek / presentatie Etc. Etc. Totaal integrale leerlijn Kennislijn(en) en trainingslijn(en), samen 10 EC= 280 uur Bijeenkomsten: Kennislijn …….: 7 weken x 2 uur = Training……….: 7 weken x 2 uur = Lezen van literatuur* en maken van huiswerkopdrachten bij de bijeenkomsten (deze huiswerkopdrachten kunnen worden gebruikt als bewijsmateriaal in portfolio) Toets kennislijn Toetsopdracht training Totaal kennis- en trainingslijn(en): *norm voor zelfstudie is: 15 pagina’s per uur
151
14 3
uur uur
40 20 120
uur uur uur
100 200
uur uur
0
uur
0 0 30 6 3
uur uur uur uur uur
566
uur
14 14
uur uur
208 30 10
uur uur uur
280
uur