Procedure voor de aanstelling van de algemeen directeurs van de scholengroepen
1.
Reglementaire context: Over de procedure voor de toewijzing van het mandaat van algemeen directeur zegt de regelgeving het volgende: 1.1
bijzonder decreet betreffende het gemeenschapsonderwijs: Artikel 33, § 1, 10° Inzake algemeen beleid is de Raad bevoegd voor: het opstellen van een procedure voor de aanstelling van de algemeen directeur van een scholengroep, op voorstel van de afgevaardigd-bestuurder. Artikel 38 De Raad kan de in dit bijzonder decreet toegewezen bevoegdheden, behoudens deze bedoeld in artikel 33, § 1, 1°, en artikel 34, 1°, delegeren aan de afgevaardigd bestuurder.
1.2
decreet rechtspositie: Artikel 55quinquiesdecies § 1. Het mandaat van algemeen directeur, zoals bedoeld in Hoofdstuk III – afdeling 4 van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het Gemeenschapsonderwijs wordt toegewezen of beëindigd volgens de voorwaarden en op de wijze zoals bepaald in dat decreet. Het mandaat wordt toegekend voor onbepaalde duur en kan op elk ogenblik op gemotiveerde wijze worden beëindigd. § 2. Wanneer het mandaat van algemeen directeur vacant is, richt de raad van bestuur een oproep tot alle directeurs van de scholen van de scholengroep om zich kandidaat te stellen voor het mandaat van algemeen directeur. De raad van bestuur bepaalt de termijn waarbinnen de kandidaten zich kandidaat moeten stellen. Deze termijn bedraagt ten minste 10 kalenderdagen. § 3. De raad van bestuur stelt vooraf de criteria vast op grond waarvan de kandidaten worden beoordeeld en deelt deze criteria bij de oproep mee aan de kandidaten. § 4. Om in een mandaat van algemeen directeur aangesteld te kunnen worden, moet het personeelslid bij de aanvang van dat mandaat beschikken over de bekwaamheden vereist voor het ambt. Deze bekwaamheden en het profiel op basis waarvan zij zijn vastgelegd worden door de raad voor het gemeenschapsonderwijs vastgelegd. Zij worden getest in een proef die wordt 1
georganiseerd onder de verantwoordelijkheid van de raad voor het gemeenschapsonderwijs. Het personeelslid mag als laatste evaluatie geen evaluatie met eindconclusie “onvoldoende” hebben verkregen. § 5. Bij afwezigheid van het personeelslid dat met toepassing van §1 initieel belast is met het mandaat van algemeen directeur, kan de raad van bestuur een ander personeelslid voor de duur van die afwezigheid belasten met het mandaat. Voor een periode van maximaal 60 dagen mag de raad van bestuur een lid van het college van directeurs aanduiden om het mandaat van algemeen directeur waar te nemen. Bij toepassing van deze bepaling en in afwijking van artikel 55undecies, §2, eindigt de aanstelling uiterlijk na het verstrijken van voormelde termijn van maximaal 60 dagen. Artikel 55sexiesdecies De raad van bestuur deelt de gemotiveerde beslissing tot toewijzing van het mandaat van algemeen directeur schriftelijk mee aan alle kandidaten. Artikel 55septiesdecies § 1. Bij beëindiging van het mandaat van algemeen directeur duidt de raad van bestuur onverwijld een lid van het college van directeurs aan dat tot de dag waarop de nieuwe algemeen directeur zijn mandaat opneemt, de bevoegdheden van algemeen directeur uitoefent. § 2. Indien de algemene vergadering of de Raad van het Gemeenschapsonderwijs het mandaat van de algemeen directeur beëindigt, wordt deze beslissing onverwijld medegedeeld aan de voorzitter van de raad van bestuur. De beëindiging van het mandaat door deze organen heeft uitwerking de dag volgend op de ontvangst van de beslissing tot beëindiging van het mandaat bij de voorzitter van de raad van bestuur. § 3. In afwijking tot hetgeen bepaald is in de paragrafen 1 en 2, neemt de voorzitter van het college van directeurs de functie van algemeen directeur waar vanaf 1 januari 2000 tot de dag waarop de raad van bestuur een algemeen directeur aanstelt. Artikel 55octiesdecies De directeur van een onderwijsinstelling die het mandaat van algemeen directeur uitoefent, kan aanspraak maken op een niet-verworven salarisschaal indien de instellingen die behoren tot de scholengroep waarvan hij algemeen directeur is ten minste 2000 regelmatig ingeschreven leerlingen tellen op 1 februari van het voorafgaande schooljaar. Voor de scholengroep gelegen in de BSD wordt geen minimaal aantal leerlingen vereist. De Vlaamse regering bepaalt de niet-verworven salarisschaal en de modaliteiten van de toekenning. In afwijking van het bepaalde in artikel 71 van het decreet van 15 juli 1997 betreffende het onderwijs-VIII, wordt de overname van een onderwijsinstelling voor de gelding van dit artikel geacht reeds op 1 februari van het voorafgaand schooljaar te hebben plaatsgevonden.
2
2.
Raadsbeslissingen: Op de 31ste augustus 2007 keurde de Raad de algemene inhoudelijke aspecten goed van de conceptnota ‘opleidingstraject en evaluatie van de algemeen directeur’. De Raad vroeg de afgevaardigd bestuurder de conceptnota verder te bespreken met de algemeen directeurs en met de raden van bestuur van de scholengroepen, de inhoud van de opleiding ‘schoolmanagement voor directeurs’ te bepalen, de budgettaire weerslag te berekenen, de Raad een voorstel voor beslissing voor te leggen en over de definitief goedgekeurde conceptnota onderhandelingen te voeren met de sociale partners. In zijn beslissing van de 18de januari 2008 nam de Raad akte van het definitieve opleidingstraject, de opleiding ‘schoolmanagement voor de directeur’, de selectieprocedure gebaseerd op een assessmentproef met specifieke beoordelingsnormen, de inloopperiode, de aanstelling, de evaluatie, de kwaliteitsbewaking, de in-serviceopleidingen en de engagementen. De Raad verzocht de afgevaardigd bestuurder er bij de gunning van de opleiding op toe te zien dat er kennisoverdracht komt en dat intern de nodige expertise wordt ontwikkeld opdat GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap op termijn zelf voor de vorming zou kunnen instaan. De Raad vraagt de afgevaardigd bestuurder de definitieve tekst van de procedure, samen met de communicatiedirecteur, ‘op gepaste wijze’ te communiceren aan de algemeen directeurs en de voorzitters van de raden van bestuur van de scholengroepen. In zijn beslissing van 22 juni 2007, in uitvoering van artikel 38 van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs, heeft de Raad van het Gemeenschapsonderwijs (punt III.1 van het overzicht van de gedelegeerde bevoegdheden van de Raad van het Gemeenschapsonderwijs) delegatie gegeven aan de afgevaardigd bestuurder voor het opstellen van een procedure voor de aanstelling van de algemeen directeur van een scholengroep.
3. Procedure: Hoofdstuk I. Art. 1: De bepalingen van hoofdstuk II stellen de procedure vast voor elke aanstelling in het mandaat van algemeen directeur van een scholengroep met ingang van 1 september 2009. Hoofdstuk II. Art. 2: De proef bedoeld in artikel 55quinquiesdecies van het decreet rechtspositie bestaat uit 2 delen: a)
de kandidaat moet het attest van voldoende kennis en competentie met betrekking tot ‘schoolmanagement voor directeurs’ verwerven. Het attest wordt uitgereikt na een inserviceopleiding voor directeurs. De opleiding loopt over één academiejaar en is toegankelijk voor: - directeurs van onderwijsinstellingen en centra voor leerlingenbegeleiding; 3
- personeelsleden die beschikken over een vormingsattest van directeur. Ze bouwt voort op de tweejarige opleiding die tot het vormingsattest heeft geleid. De opleiding heeft betrekking op ten minste de competenties organisatieleer en strategie, leiding-geven en personeelsmanagement, human resources management, kwaliteitszorg en innovatie, communicatie en onderhandelingsvaardigheden, infrastructuurbeheer, financieel management. De opleiding gaat gepaard met een evaluatie. 1 De afgevaardigd bestuurder legt de criteria vast op basis waarvan de raden van bestuur kandidaten voor de opleiding kunnen voordragen binnen het contingent dat de afgevaardigd bestuurder jaarlijks bepaalt. Hij legt de criteria vast op basis waarvan hij uit die voordracht de kandidaten voor de opleiding selecteert. In afwijking daarvan draagt elke raad van bestuur voor het schooljaar 2008-2009 uiterlijk op 23 oktober 2008 de kandidaat, of de twee kandidaten, voor met het hoogste puntenaantal, waarbij het beschikken over het vormingsattest van directeur voor 25 punten staat; elk jaar ambtsanciënniteit als directeur van een instelling voor 5 punten – met een maximum van 25 punten; en de quotering van een scriptie en een interview uitgaande van de gedachten die in de scriptie worden ontwikkeld, voor maximum 50 punten. In de scriptie zet de kandidaat op een drietal bladzijden zijn visie uiteen over het versterken van het beleidsvoerend vermogen van scholen. In voorkomend geval motiveert de raad van bestuur waarom hij twee kandidaten voordraagt; hij toont daarbij de nood-op-korte-termijn aan aan verschillende valabele kandidaten voor de mandaten van algemeen en coördinerend directeur. De afgevaardigd bestuurder wijst één kandidaat aan per scholengroep; hij wijst een tweede kandidaat aan in de scholengroepen waar hij de nood-op-korte-termijn aan verschillende valabele kandidaten voor de mandaten van algemeen en coördinerend directeurs het grootst inschat. Bij die inschatting baseert hij zich op de motivatie van de voordracht van de tweede kandidaat door de raden van bestuur.
b)
de kandidaat moet in een assessment de algemene beoordeling ‘zeer geschikt’, ‘geschikt’ of ‘minder geschikt’ verwerven. De algemene beoordeling ‘niet geschikt’ leidt ertoe dat de kandidaat niet voldoet aan deel b) van de proef.
1
Voor het academiejaar 2008-2009 wordt de opleiding georganiseerd door de vakgroepen Onderwijskunde van de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van de Universiteit Gent en van de Faculteit Psychologie en Educatiewetenschappen van de Vrije Universiteit Brussel. De opleiding wordt gespreid over tien sessies van drie uur. De deelnemers aan de opleiding worden geëvalueerd op basis van een permanente evaluatie (10%) en op basis van een portfolio (reflectienota’s en opgelegde werkstukken). Er kunnen 35 kandidaten deelnemen. 4
Het assessment wordt in opdracht van de afgevaardigd bestuurder georganiseerd naar aanleiding van elke vacature voor het ambt van algemeen directeur en staat open voor de directeurs van scholen van de betrokken scholengroep die geslaagd zijn voor het gedeelte onder a) en zich kandidaat willen stellen voor het ambt van algemeen directeur. De kandidaten behouden hun beoordeling ‘zeer geschikt’, ‘geschikt’ of ‘minder geschikt’ voor elke vacature voor algemeen directeur, ongeacht de scholengroep, in de drie jaar na de datum van het assessment. Het assessment wordt georganiseerd op basis van de functiebeschrijving die als bijlage gaat bij deze procedure. Art. 3, § 1: Onverminderd de bepaling van artikel 55septiesdecies § 1 van het decreet rechtspositie, roept de raad van bestuur bij elke vacature voor het ambt van algemeen directeur de directeurs van de scholen van de scholengroep die met goed gevolg de opleiding ‘schoolmanagement voor directeurs’ hebben gevolgd, met een aangetekende brief op zich kandidaat te stellen voor het ambt van algemeen directeur. § 2: De oproep tot kandidaten bepaalt de uiterste datum voor het indienen van de kandidaturen en de wijze waarop de kandidaatstelling moet gebeuren. De oproep bepaalt dat de kandidaat in zijn kandidatuur in voorkomend geval moet aangeven dat hij niet langer dan drie jaar vóór de oproep bedoeld in § 1 werd onderworpen aan een assessment bedoeld in artikel 2 b) waarop hij de beoordeling ‘zeer geschikt’, ‘geschikt’ of ‘minder geschikt’ heeft gekregen. Art. 4, § 1: De raad van bestuur nodigt de kandidaten bedoeld in artikel 3 die nog niet voldaan hebben aan de voorwaarde bepaald in artikel 2 b), uit deel te nemen aan het assessment. § 2: Het resultaat van het assessment wordt door de firma die het organiseert, in een rapport meegedeeld aan de kandidaat en aan de afgevaardigd bestuurder. De afgevaardigd bestuurder bezorgt het rapport aan de raad van bestuur. De kandidaat kan bij de firma die het assessment organiseert, feed-back krijgen. Art. 5: De raad van bestuur kiest de algemeen directeur uit de kandidaten die voldaan hebben aan de voorwaarden van artikel 2, volgens een geobjectiveerde selectieprocedure waarover vooraf in het tussencomité van de scholengroep werd onderhandeld. De beslissing wordt gemotiveerd en meegedeeld aan het college van directeurs en de afgevaardigd bestuurder. Art. 6: In afwijking van de bepalingen van artikel 5, en enkel voor zover geen van de kandidaten, na toepassing van de procedure bedoeld in de artikelen 3 en 4, heeft voldaan aan de beide voorwaarden bedoeld in artikel 2 a) en b), wijst de raad van bestuur, tot 31 augustus 2012, een directeur van een school van de scholengroep als algemeen directeur aan volgens een geobjectiveerde selectieprocedure waarover vooraf in het tussencomité van de scholengroep werd onderhandeld. De beslissing wordt gemotiveerd en meegedeeld aan het college van directeurs en de afgevaardigd bestuurder. 5
Art. 7: In afwijking van de bepalingen van de artikelen 2 tot 6 wijst de raad van bestuur, voor de toepassing van artikel 55quinquiesdecies, § 5, een directeur van een school van de scholengroep als algemeen directeur aan volgens een geobjectiveerde procedure waarover vooraf in het tussencomité van de scholengroep werd onderhandeld. De raad van bestuur put daarbij, in voorkomend geval, in eerste orde uit kandidaten die hebben voldaan aan de beide voorwaarden bedoeld in artikel 2 a) en b). De beslissing wordt gemotiveerd en meegedeeld aan het college van directeurs en de afgevaardigd bestuurder.
4.
Convenant: Elke raad van bestuur kan met de Raad van het Gemeenschapsonderwijs een convenant afsluiten. Daarbij verbindt de Raad er zich toe, vanaf 1 september 2008, in te staan voor de terugbetaling van het salaris (gedurende maximaal vier maanden) van de kandidaat die, in toepassing van artikel 55quinquiesdecies, §§ 1 tot 4 van het decreet rechtspositie, als algemeen directeur is aangewezen - om de kandidaat vóór zijn aanstelling in staat te stellen naast de dienstdoende algemeen directeur stage te lopen. De raad van bestuur verbindt er zich van zijn kant toe: -
vanaf het schooljaar 2008-2009 de opleiding ‘schoolmanagement voor directeurs’ in te schrijven in de nascholingsplannen voor zijn directeurs. De opleiding ‘schoolmanagement voor directeurs’ is een opleiding die aangewezen is voor elke directeur van een onderwijsinstelling of CLB en ook openstaat voor personeelsleden die beschikken over een vormingsattest van directeur. Ze bouwt voort op de tweejarige opleiding die tot het vormingsattest van directeur leidt. De Raad verzoekt de raden van bestuur hun directeurs maximaal aan de opleiding te laten deelnemen binnen het contingent dat hij elk jaar bepaalt, de kandidaatalgemeen directeur tijdens zijn inloopperiode, in voorkomend geval, nascholing op maat te doen volgen op basis van de bevindingen van het assessment, en eventueel de sterkte-zwakteanalyse na de opleiding ‘schoolmanagement voor directeurs’, om tekorten op resultaatsgebieden of functioneringscriteria weg te werken;
-
een evaluatiesysteem voor de algemeen directeur uit te werken dat gebaseerd is op de volgende principes: -
uiterlijk zes maanden na zijn aanstelling legt de algemeen directeur een visietekst met bijhorend managementplan voor aan zijn raad van bestuur. De visietekst bevat een vertaling van het algemeen strategisch plan van het GO!, met strategische doelstellingen voor een periode van vier jaar en operationele doelstellingen voor het komende jaar;
-
elk jaar vóór 31 maart peilt de raad van bestuur ernaar, o.m. via een functioneringsgesprek, of en in welke mate de operationele doelstellingen werden gerealiseerd. In opvolging van het functioneringsgesprek legt de 6
algemeen directeur de raad van bestuur operationele doelstellingen voor het volgende jaar voor; -
om de vier jaar evalueert de raad van bestuur de algemeen directeur. Hij houdt daarbij rekening met een bottom-up evaluatie van het college van directeurs. De afgevaardigd bestuurder kan de raad van bestuur vragen om in het kader van deze evaluatie te worden gehoord;
-
de procedure voor de evaluatie wordt vooraf bepaald, er wordt over onderhandeld in het tussencomité van de scholengroep.
7