De gegevens van het BIM : « Lawaai – Basisgegevens voor het plan »
17. DE PROCEDURE VAN DE EFFECTENSTUDIE (GELUIDSASPECTEN) TOEGELICHT AAN DE HAND VAN HET VOORBEELD VAN HET GENPROJECT
1. Effectenbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten 1.1. Wettelijke basis Een effectenstudie is een beoordeling van de effecten van bepaalde openbare en particuliere projecten op onder andere het milieu. Het principe maakt het voorwerp uit van de richtlijn 85/337/EEG van de Raad (27 juni 1985) die werd gewijzigd bij richtlijn 2003/35/EG (26 mei 2003) tot voorziening in inspraak van het publiek. De richtlijn 85/337 is momenteel omgezet in de rechtsorde van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest door het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening (hierna het ‘Brussels Wetboek’ of BWRO genoemd), door de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, door de ordonnantie van 22 april 1999 tot vaststelling van de lijst van ingedeelde inrichtingen van klasse IA bedoeld in artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997, en door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999 tot vaststelling van de lijst van ingedeelde inrichtingen van klasse IB, II en III in uitvoering van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997. 1
Het BWRO , dat verschillende ordonnanties coördineert en codificeert, vormt de juridische basis voor de ruimtelijke ordening in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het BWRO is op 5 juni 2004 in werking getreden. Artikel 127 van het Brussels Wetboek voorziet in een verplichte effectenstudie voor “openbare of particuliere projecten die met name door hun omvang, aard of ligging het leefmilieu of het stedelijk milieu ingrijpend kunnen aantasten, of die belangrijke sociale of economische gevolgen kunnen hebben”. Met effecten worden bedoeld “de rechtstreekse en indirecte, tijdelijke, toevallige en permanente effecten op korte en lange termijn van een project op de mens, de fauna, de flora, de bodem, het water, de lucht, het klimaat, het geluid, het landschap, de stedenbouw, het onroerend erfgoed, de globale mobiliteit, het sociale en economische vlak, en de wisselwerking tussen deze factoren” (BWRO, artikel 127, §2). Een effectenstudie bevat, naast een beoordeling van de milieueffecten van een project en de alternatieven, ook voorstellen voor mogelijke oplossingen om eventuele nadelen te beperken. Het geluid is een van de effecten die verplicht moeten worden onderzocht in een effectenstudie. De geanalyseerde potentiële geluidsbronnen zijn het verkeer dat door het project wordt veroorzaakt, de technische installaties (verwarming, verluchting, airconditioning, enz.) en de geluidshinder van het project zelf. Deze studies zijn zeer diepgaand en moeten worden uitgevoerd door erkende 2 gespecialiseerde studiebureaus . Effectenstudies zijn verplicht voor alle projecten die worden vermeld in bijlage A van het BWRO en/of die ingedeelde inrichtingen IA bevatten zoals gedefinieerd in de ordonnantie van 22 april 1999 tot vaststelling van de lijst van ingedeelde inrichtingen van klasse IA (zie factsheet Interface economische activiteiten en leefmilieu nr.24, Ondernemingen en milieuvergunningen). De effectenstudies hebben betrekking op bestaande projecten (aanvraag tot vernieuwing van de milieuvergunning of het in regel stellen), en nieuwe projecten.
1
Cahier nr. 10 (april 2011) van het Agentschap voor Territoriale Ontwikkeling voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verschaft nadere informatie over het BWRO en de hiërarchie van de verschillende stedenbouwkundige instrumenten. Voor de URL’s, zie achteraan deze fiche bronnen [1] en [2]. 2
De lijst van de erkende ondernemingen op het vlak van effectenstudies in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kan worden geraadpleegd op de website van het Brussels Instituut voor Milieubeheer: http://www.leefmilieubrussel.be/Templates/Professionnels/informer.aspx?id=2286&detail=tab1 17. DE PROCEDURE VAN DE EFFECTENSTUDIE (GELUIDSASPECTEN) TOEGELICHT AAN DE HAND VAN HET GEN-PROJECT PAGINA 1 VAN 8 – JUNI 2011 LEEFMILIEU BRUSSEL -DÉPARTEMENT GELUID EN OBSERVATORIUM VAN DE MILIEUGEGEVENS
De gegevens van het BIM : « Lawaai – Basisgegevens voor het plan »
Sommige projecten, waarvan de potentiële effecten op het milieu beperkt zijn en waarvan de lijst wordt gevormd door bijlage B van het BWRO, zijn enkel onderworpen aan de uitvoering van een effectenverslag dat mag worden opgemaakt door de aanvrager.
1.2. Kwantitatief belang van de effectenstudies In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werden tussen 1994 en 2005, 192 procedures voor milieueffectenstudies opgestart. Tussen begin 2006 en medio 2010, werden 70 bijkomende studies 3 uitgevoerd. Volgens het BROH is er sprake van een constante toename (een dertigtal per jaar) . Ongeveer een kwart van de uitgevoerde effectenstudies heeft betrekking op nieuwe projecten. Ze gebeuren hoofdzakelijk in het kader van gecombineerde aanvragen voor milieu- en stedenbouwkundige vergunningen (zogenaamde ‘gemengde’ projecten). Een kleiner aantal studies wordt uitgevoerd in het kader van een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning (spoorwegen, wegen, enz.). De andere effectenstudies houden verband met bestaande installaties en worden uitgevoerd in het kader van de vernieuwing van een aflopende vergunning, dan wel in het kader van een procedure voor het in regel stellen van ingedeelde inrichtingen. In dat laatste geval gaat het meestal om parkeerterreinen in openlucht die al bestonden vóór de ordonnantie van 1992 betreffende de milieuvergunningen.
2. Doel van het geluidshoofdstuk van de effectenstudie en referentiewaarden Het geluidshoofdstuk van de effectenstudie heeft tot doel ervoor te zorgen dat de ingedeelde inrichtingen, of de activiteit van het project zelf, slechts een minimale en aanvaardbare hinder voor de omwonenden opleveren en voldoen aan de geldende geluids- en trillingswaarden. De factsheet geluid nr. 37 (editie 2010) verduidelijkt, per type geluidsbron, de status van de vele referentiewaarden die gehanteerd worden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Hieronder volgt een kort overzicht ter herinnering:
• Voor het geluid afkomstig van het spoorwegverkeer en het openbaar vervoer (trams, bovengrondse metro en bussen), fungeren de drempelwaarden en de richtwaarden die zijn opgenomen in de milieuovereenkomsten die het Gewest heeft afgesloten met de NMBS en de MIVB als referentiepunt [3] [4].
• Voor ingedeelde inrichtingen, buurtlawaai en het lawaai van overvliegende vliegtuigen bestaan daarentegen dwingende referentiewaarden. Deze grenswaarden maken het voorwerp uit van verschillende besluiten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering (zie onderstaande lijst).
• Voor het globale geluidsniveau (alle bronnen door elkaar) heeft het Gewest interventiedrempels vastgelegd waarbij de overheid moet ingrijpen. Langs de wegen zijn de interventiedrempels m.b.t. het globale geluidsniveau van toepassing, omdat de geluidshinder van het wegverkeer over het algemeen overheerst en een relatief stabiel en continu karakter vertoont. Het Brussels wettelijk kader inzake geluidshinder wordt gevormd door de ordonnantie van 17 juli 1997 betreffende de strijd tegen geluidshinder in een stedelijke omgeving (ordonnantie gewijzigd op 1 april 2004) en door verschillende besluiten:
• Besluit van 27 mei 1999 betreffende de bestrijding van geluidshinder voortgebracht door het luchtverkeer (zie geluidsfiches 37 en 41);
• Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 november 2002 tot vaststelling van de controlemethode en omstandigheden voor geluidsmetingen (zie geluidsfiche 41);
• Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 november 2002 betreffende de strijd tegen de geluids- en trillingenhinder voortgebracht door de ingedeelde inrichtingen (zie
3
Bron: website van het Bestuur Ruimtelijke Ordening en Huisvesting (BROH) van het BHG: http://www.urbanisme.irisnet.be/fr/lepermisdurbanisme/la-demande-de-permis/evaluation-des-incidencesenvironnementales 17. DE PROCEDURE VAN DE EFFECTENSTUDIE (GELUIDSASPECTEN) TOEGELICHT AAN DE HAND VAN HET GEN-PROJECT PAGINA 2 VAN 8 – JUNI 2011 LEEFMILIEU BRUSSEL -DÉPARTEMENT GELUID EN OBSERVATORIUM VAN DE MILIEUGEGEVENS
De gegevens van het BIM : « Lawaai – Basisgegevens voor het plan »
geluidsfiches 37 en 41);
• Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 november 2002 betreffende de strijd tegen het buurtlawaai (zie geluidsfiches 37 en 41). Het besluit van 21 november 2002 betreffende de strijd tegen de geluids- en trillingenhinder voortgebracht door de ingedeelde inrichtingen maakt een onderscheid tussen het geluid dat buiten (aan de rand van het perceel) wordt waargenomen en binnen een gebouw (rustruimte, woonruimte, dienstruimte).
3. Verloop van een milieueffectenstudie (deel ‘geluidsomgeving’) De grote methodologische stappen van effectenstudies zijn:
• opmaken van een bestek, • organiseren van een openbaar onderzoek over de inhoud van het bestek en later over de inhoud van de effectenstudie,
• evalueren van de vermoedelijke geluidsimpact, • aanbevelingen en alternatieve voorstellen (verbeterde situatie). 3.1. Bestek en openbare onderzoeken Voor elk project wordt er door Leefmilieu Brussel-BIM of het BROH, naargelang het geval, een specifiek bestek opgesteld dat aan een openbaar onderzoek is onderworpen. Het publiek neemt kennis van het project en formuleert opmerkingen. Er wordt een overlegcommissie ingesteld om het bestek goed te keuren, de opdrachthouder aan te wijzen en de samenstelling van het begeleidingscomité vast te leggen. Dat begeleidingscomité bestaat uit vertegenwoordigers van verschillende administraties (gemeentelijk en gewestelijk) en wordt voorgezeten door het BIM of het BROH. Het bestek bepaalt welke aspecten in verband met geluidshinder bestudeerd moeten worden (geen typemodel), bijvoorbeeld:
• het geografische gebied of de perimeter van de geluidsimpact; • de huidige toestand of de beschrijving van de uitgangssituatie; • de toekomstige situatie of de situatie na de uitvoering van het project en de analyse daarvan met betrekking tot de geluidsimpact op de omgeving;
• de naleving van de referentiewaarden (er kan ook worden gevraagd verschillende scenario’s te beoordelen);
• de soorten lawaai; • de werf en het beheer ervan; • de bijzondere gevolgen die aan het project verbonden zijn. Het begeleidingscomité is belast met het volgen van de uitvoeringsprocedure van de effectenstudie. Na de uitvoering van de effectenstudie, volgt een tweede openbaar onderzoek om de studie en het project te beoordelen. Dat openbaar onderzoek wordt eveneens gevolgd door een overlegvergadering waarin de buurtbewoners en de diverse administraties hun mening kunnen geven. Bij de afgifte van de milieuvergunning zal in de mate van het mogelijke en tot op redelijke hoogte rekening worden gehouden met de geformuleerde opmerkingen.
3.2. Beoordeling van de vermoedelijke geluidsimpact van het project Een effectenstudie moet idealiter een beoordeling bieden van vier situaties:
• de ‘huidige situatie’; • de ‘referentiesituatie’ of de normale evolutie van de site zonder het project; • de ‘elementaire situatie’ of de evolutie van de site volgens de basisbeschrijving van het project; • de ‘verbeterde situatie’ of de evolutie van de site rekening houdend met de voorgestelde alternatieven. 17. DE PROCEDURE VAN DE EFFECTENSTUDIE (GELUIDSASPECTEN) TOEGELICHT AAN DE HAND VAN HET GEN-PROJECT PAGINA 3 VAN 8 – JUNI 2011 LEEFMILIEU BRUSSEL -DÉPARTEMENT GELUID EN OBSERVATORIUM VAN DE MILIEUGEGEVENS
De gegevens van het BIM : « Lawaai – Basisgegevens voor het plan »
In de praktijk wordt vooral veel aandacht besteed aan de ‘huidige’ en ‘elementaire’ situatie. Het begeleidingscomité dat de effectenstudie volgt, bepaalt of het al dan niet wenselijk is een geluidsmeetcampagne te eisen, en zo ja, volgens welke toepassingsbepalingen dat moet gebeuren.
3.2.1. Beoordeling van de ‘huidige situatie’ en de ‘referentiesituatie’ De meetcampagne die wordt uitgevoerd om de kenmerken van de geluidstoestand van de ‘huidige situatie’ en de ‘referentiesituatie’ in kaart te brengen, omvat een frequentiële analyse die meestal ‘s nachts wordt uitgevoerd en dient om eventuele zuivere geluiden op te sporen (geluiden die de geluidshinder verergeren). Een precieze plaatsbepaling van de meetpunten is onontbeerlijk voor elke latere beoordeling. De drie indexen die gewoonlijk worden gebruikt, zijn het continu equivalentieniveau LAeq,T en de statistische geluidsindices LA95,T en LA5,T (zie fiche 2. Akoestische begrippen en hinderindices). In de praktijk lopen de protocollen van de geluidsmeetcampagnes uiteen naargelang het behandelde geval (herkomst van de geluidshinder, betrokken tijdspannes, plaatsgesteldheid, reeds bestaande gegevens, enz.). Door verwerking van de akoestische gegevens kan als het ware een geluidsfoto van de site in zijn huidige staat worden opgemaakt.
3.2.2. Beoordeling van de ‘elementaire’ situatie Met een dergelijk geluidsonderzoek wil men een schatting maken van de geluids- en trilllingseffecten op de buitenomgeving veroorzaakt door de verschillende geluidsbronnen die onlosmakelijk verbonden zijn met de uitbating van het project. De meest voorkomende geluidsbronnen zijn:
• HVAC-installaties (verwarming, verluchting, airconditioning); • het verkeer dat door het project wordt gegenereerd (verkeerstoename en parkeren); • de activiteiten in verband met het leveren van goederen en de afvalophaling. De effecten van de geluidsbronnen die werden geïdentificeerd voor het aan de effectenstudie onderworpen project, worden beoordeeld of gemeten (dit is het geval voor de regularisatiedossiers of wanneer de vergunning moet vernieuwd worden), waarbij rekening wordt gehouden met de akoestische voorzorgsmaatregelen die de aanvrager neemt. Uit onderzoek van de uitgevoerde studies blijkt dat er in hoofdzaak met drie beoordelingsmethoden wordt gewerkt: raming, metingen en berekening/computermodellering (zie tabel 17.1). De meest complete resultaten worden verkregen met een computermodel. In de praktijk wordt echter omwille van de kosten maar zelden gebruikgemaakt van gedetailleerde modellen die zijn afgestemd op de schaal van het project. Tabel 17.1 Keuze, naargelang de geluidsbron, van de beoordelingsmethoden voor de geluidshinder in de "elementaire" geluidssituatie Bron: BIM - Dep. Risicobeheersing Bron van het geluid
Methodologie berekening (overschrijding)
Technische installaties
raming metingen (na inwerkingstelling, bij vernieuwing van de vergunning) opstellen van een computermodel raming (metingen en tellingen van het verkeer)
Wegverkeer
berekening opstellen van een computermodel geluidsmetingen (bestaande parking)
Parkings
berekening opstellen van een computermodel
Spoorwegverkeer
De
geraamde
of
gemeten
opstellen van een computermodel + metingen
geluidsniveaus
worden
daarna
vergeleken
met
de
17. DE PROCEDURE VAN DE EFFECTENSTUDIE (GELUIDSASPECTEN) TOEGELICHT AAN DE HAND VAN HET GEN-PROJECT PAGINA 4 VAN 8 – JUNI 2011 LEEFMILIEU BRUSSEL -DÉPARTEMENT GELUID EN OBSERVATORIUM VAN DE MILIEUGEGEVENS
geldende
De gegevens van het BIM : « Lawaai – Basisgegevens voor het plan »
referentiewaarden in dit precieze geval (zie geluidsfiche 37).
3.2.3. Beoordeling van de ‘verbeterde’ situatie Ingeval het project toelaat om alternatieve en redelijke oplossingen in overweging te nemen, wordt er een vergelijkend onderzoek doorgevoerd van de berekende of geraamde effecten op akoestisch vlak.
3.3. Aanbevelingen en alternatieve voorstellen De aanbevelingen bestaan uit een reeks maatregelen en acties die nader worden omschreven in het bestek of die de opdrachthouder van de studie voorstaat om de geluidshinder van het project te verminderen. Die maatregelen beïnvloeden of de emissie, of de voortplanting of de ontvangst van het geluid en worden gekozen in functie van de gewraakte geluidsbron (tabel 17.2). De opdrachthouder kan ook een alternatief voor het project voorstellen. Tabel 17.2 Middelen en maatregelen ter bestrijding van de geluidshinder per geluidsbron Bron: BIM - Dep. Risicobeheersing Bron van het geluid
Bestrijdingsmiddelen Positionering van de geluidsbronnen Plaatsing van geluidsdempers
Technische installaties
Controle en onderhoud Aanpassing van de werkingstijden Isolatiemateriaal Geluidsschermen Reductie van het verkeersvolume en/of de snelheid
Wegverkeer
Type wegdek Plaatsen van geluidsschermen Toegangsreglementering
Parking
Type wegdek Interne geluidsisolatie Infrastructuur- en materiaalkeuze
Spoorwegverkeer
Snelheidsbeperking Plaatsen van geluidsschermen Keuze van machines en werkmethodes
Bouwplaatsen
Naleven van reglementen en werktijden Algemene organisatie Beheer van het veroorzaakte verkeer Inplanting
Gebouwen
Keuze van de vorm Materiaalkeuze
4. Voorbeeld: effectenstudies voor het GEN in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 4
Om de nodige infrastructuur aan te leggen voor het Gewestelijk ExpresNet (GEN), moest Infrabel een stedenbouwkundige vergunning aanvragen voor de betrokken lijnen. De aanpassingen en
4
Sinds de opsplitsing van de NMBS, is Infrabel verantwoordelijk voor het beheer, het onderhoud en de ontwikkeling van de spoorinfrastructuur in België. Deze onderneming is zodoende belast met de organisatie en de controle van het spoorverkeer. 17. DE PROCEDURE VAN DE EFFECTENSTUDIE (GELUIDSASPECTEN) TOEGELICHT AAN DE HAND VAN HET GEN-PROJECT PAGINA 5 VAN 8 – JUNI 2011 LEEFMILIEU BRUSSEL -DÉPARTEMENT GELUID EN OBSERVATORIUM VAN DE MILIEUGEGEVENS
De gegevens van het BIM : « Lawaai – Basisgegevens voor het plan » 5
uitbreidingen van het netwerk kunnen bekeken worden op de website van Infrabel . De volgende lijnen zijn momenteel in uitvoering:
• De toekomstige ondergrondse verbinding Schuman-Josaphat; • Lijn 161 traject Noord tussen station Schuman en Watermaal; • Lijn 161 traject Zuid tussen het station van Watermaal en de gewestgrens; • Lijn 124 (tussen de Vleeskersenbrug en de gewestgrens) en de splitsing met lijn 26; • Diabolo (de nieuwe spoorlijn naar de luchthaven); • De uitbreiding van de vierhoek (wissels ten noorden van het Noordstation); • Lijn 50A (in Anderlecht tussen het Zuidstation en de gewestgrens). De procedure voor aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning geeft de aanvrager de mogelijkheid om met een voorbereidende stap te werken via de aanvraag van een stedenbouwkundig attest (zie fiche Interface Onderneming en milieu 24. Ondernemingen en milieuvergunningen). Infrabel heeft voor deze mogelijkheid geopteerd voor bepaalde aanpassingsprojecten aan de infrastructuur verbonden aan het GEN. Er wordt een bestek opgemaakt door het begeleidingscomité en onderworpen aan een openbaar onderzoek. Het begeleidingscomité wordt voorgezeten door het BROH en telt een vertegenwoordiger van het BIM. De effectenstudie begint wanneer het bestek is vastgelegd en steunt op de elementen die de aanvrager heeft verstrekt in zijn attestaanvraag. Het geluidshoofdstuk van de effectenstudie bevat een analyse van de huidige toestand en een analyse van de geplande toestand. Deze analyse is gebaseerd op geluidsmetingen en leidt tot een kaart (computermodel) van de blootstellingsniveaus in de gebieden waar het project doorheen loopt. De bereikte niveaus worden vergeleken met de referentiewaarden die zijn opgenomen in de milieuovereenkomst (zie fiche 37 - editie 2010). In het hoofdstuk trillingen wordt de bestaande toestand geanalyseerd aan de hand van metingen op verschillende punten langs het tracé. Zo kan, op die meetpunten, de eventuele toename van de hinder als gevolg van de uitvoering van het project worden beoordeeld. Het is daarentegen onmogelijk om een kaart op te stellen van de trillingsblootstelling langs het hele projecttracé, wegens de te grote verscheidenheid van de bodemsamenstelling. De bereikte niveaus worden vergeleken met de waarden gestipuleerd in de milieuovereenkomst. De aanbevelingen van de effectenstudie voor de geluids- en trillingsaspecten lopen sterk uiteen. Mogelijke aanbevelingen zijn bijvoorbeeld het herdimensioneren van sommige geluidwerende muren, de wijziging van hun akoestische kenmerken, de verplaatsing van wissels naar een gebied met minder woningen, onteigeningen, plaatsing van een trillingsdempende mat onder de sporen, enzovoort. In het stedenbouwkundig attest voor de nieuwe aanleg van een specifiek traject worden de uitbatingsvoorwaarden van het project bepaald op basis van de aanbevelingen van de effectenstudie. Infrabel kan deze aanbevelingen al dan niet overnemen en zijn aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning in die zin aanpassen. Vooraleer Infrabel een stedenbouwkundige vergunning krijgt, moet ze een specifieke milieuovereenkomst sluiten met het Brussels Gewest inzake de geluids- en trillingshinder die de exploitatie van het betrokken spoorwegtraject met zich mee zal brengen. Het betreft specifieke
5
Website van Infrabel (juli 2011): Presentatie van het GEN: http://www.infrabel.be/portal/page/portal/pgr_inf2_e_internet/mobility_project/rer Kaart van het Gen: http://www.infrabel.be/portal/page/portal/pgr_inf2_e_internet/mobility_project/rer/Map%20van%20het%20GEN Presentatie en kaart van het Diabolo-project: http://www.infrabel.be/portal/page/portal/pgr_inf2_e_internet/mobility_project/le_projet_diabolo 17. DE PROCEDURE VAN DE EFFECTENSTUDIE (GELUIDSASPECTEN) TOEGELICHT AAN DE HAND VAN HET GEN-PROJECT PAGINA 6 VAN 8 – JUNI 2011 LEEFMILIEU BRUSSEL -DÉPARTEMENT GELUID EN OBSERVATORIUM VAN DE MILIEUGEGEVENS
De gegevens van het BIM : « Lawaai – Basisgegevens voor het plan » 6
overeenkomsten die als bijlage zijn gevoegd bij de hoofdmilieuovereenkomst [3]; hierin worden de 7 controlemodaliteiten vastgelegd. Deze overeenkomsten voorzien ook nieuwe maatregelen ingeval van niet-naleving. Op het ogenblik dat deze fiche werd geschreven (juni 2011), had Infrabel al een stedenbouwkundige vergunning gekregen voor het traject van lijn 161 tussen Watermaal en Schuman (met inbegrip van de tunnel), lijn 124, de Diabolo en lijn 50A. Met betrekking tot de geluids- en trillingshinder, verwijst elke vergunning hoofdzakelijk naar de inhoud van de specifieke milieuovereenkomst. Deze bevat de volgende voorwaarde: ‘van bij het begin van de werken de geluidwerende schermen installeren die in het project zijn gepland indien hun plaatsing de voortgang van de werken niet schaadt, met als doel de geluidshinder zo snel mogelijk onder de maximaal toegestane waarden te brengen’.
5. Conclusies Het doel van het geluidshoofdstuk in de effectenstudies – in het kader van de procedures die samenhangen met de milieu- en/of stedenbouwkundige vergunningen – is ervoor te zorgen dat de hinder veroorzaakt door ingedeelde inrichtingen of infrastructuurinrichtingen (spoorwegen, wegen…) minimaal blijft en aanvaardbaar voor de omwonenden waarbij zij minstens voldoen aan de geldende referentiewaarden. De ervaring heeft bovendien uitgewezen dat de aandacht voor het geluidsaspect in de effectenstudies vaak heeft kunnen leiden tot een sterke vermindering van de akoestische effecten van de projecten (keuze van de machines en materialen, optimale indeling van de gebouwen en inrichtingen, inrichting van technische lokalen en akoestische behuizingen, trillingvrij opgestelde vloerplaat, enz.).
Bronnen 1. ATO, april 2011. Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling (GPDO), voorbereidende fase Stand van zaken van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Cahiers van het ATO, nr 10, 328 pp. http://www.adt-ato.be/sites/default/files/pages/PRDD_Etatdeslieux_NL_web_v02.pdf
2. Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening (BWRO), gecoördineerde versie van 6 oktober 2010 http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&cn=2004040935&table_n ame=wet 3. Overeenkomsten tussen het BIM en de NMBS/Infrabel : http://www.bruxellesenvironnement.be/Templates/Particuliers/informer.aspx?id=4238&langtype=20 60&detail=tab3 4. Overeenkomsten tussen het BIM en de MIVB : http://www.leefmilieubrussel.be/Templates/Particuliers/informer.aspx?id=4240&langtype=2067&det ail=tab3 5. LEEFMILIEU BRUSSEL: rubriek voor Professionelen van de webstek> Gids van milieuvergunningen> Een milieuvergunning aanvragen> Het effectenverslag en de effectenstudie> http://www.leefmilieubrussel.be/Templates/Professionnels/informer.aspx?id=11516&langtype=206 7 6. BRUSSELS AGENTSCHAP VOOR DE ONDERNEMING, 2004. « Voorschriften betreffende de strijd tegen de geluidshinder voortgebracht door de bedrijven ». http://www.abe-bao.be/repository/abebao/environnement/b1n.pdf
6
Via het documentatiecentrum op de website van Leefmilieu Brussel-BIM, kunt u ‘full text’ opzoekingen doen in de overeenkomsten die het Gewest heeft afgesloten met de NMBS/Infrabel.
7
De controle gebeurt volgens 3 systemen: de opstelling van een plaatsbeschrijving vóór en na de werken, de continue en permanente opvolging van de kwaliteit van de geluids- en trillingsomgeving en een jaarlijkse meetcampagne. 17. DE PROCEDURE VAN DE EFFECTENSTUDIE (GELUIDSASPECTEN) TOEGELICHT AAN DE HAND VAN HET GEN-PROJECT PAGINA 7 VAN 8 – JUNI 2011 LEEFMILIEU BRUSSEL -DÉPARTEMENT GELUID EN OBSERVATORIUM VAN DE MILIEUGEGEVENS
De gegevens van het BIM : « Lawaai – Basisgegevens voor het plan »
Aanverwante fiches Thema « Lawaai – Basisgegevens voor het plan » •
2. Akoestische begrippen en hinderindices
•
29. Lawaai en trillingen te wijten aan het spoorverkeer (versie 2011)
•
37. De in het Brussels Gewest gebruikte geluids- en trillingswaarden (versie 2010)
•
41. Brussels wettelijk kader inzake geluidshinder (versie 2005-2006)
Thema « Economische activiteiten en leefmilieu » •
24. Ondernemingen en milieuvergunningen
Auteur(s) van de fiche Update : SIMONS Jean-Laurent Update nagelezen door : DEBROCK Katrien, DELLISSE Georges, DUCARME Marie-Françoise, GENON Philippe, LECOINTRE Catherine, POUPE Marie.
17. DE PROCEDURE VAN DE EFFECTENSTUDIE (GELUIDSASPECTEN) TOEGELICHT AAN DE HAND VAN HET GEN-PROJECT PAGINA 8 VAN 8 – JUNI 2011 LEEFMILIEU BRUSSEL -DÉPARTEMENT GELUID EN OBSERVATORIUM VAN DE MILIEUGEGEVENS