Maatschappelijke Onrust Gemeente Rheden
Versie:
30 april 2015
Status:
Concept
Opgesteld door:
P.M.M. van den Berg
Procedure
Sociaal Calamiteitenplan
Vastgesteld door burgemeester d.d.:
LOGO_ZWART_WIT_GROOT
Inhoudsopgave 1
SOCIAAL CALAMITEITENPLAN EN RAMPENBESTRIJDING ........................................ 3
1.1 1.2 1.3 1.3.1
Veiligheid en leefbaarheid ................................................................................... Rampenbestrijding en crisisbeheersing ................................................................. Sociale calamiteitenplan maatschappelijke onrust .................................................. Definities ..........................................................................................................
2
DOELSTELLING EN AFBAKENING SOCIAAL CALAMITEITENPLAN .............................. 5
2.1 2.2
Doel................................................................................................................. 5 Afbakening ....................................................................................................... 6
3
VERANTWOORDELIJKHEDEN ............................................................................... 6
3.1 3.1.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.3
Gemeente en uitvoerende organisatie(s) .............................................................. Onderzoek ........................................................................................................ Bestuurlijke verantwoordelijkheid ........................................................................ Burgemeester ................................................................................................... Portefeuillehouder/wethouder ............................................................................. Gemeenteraad .................................................................................................. Ambtelijke ondersteuning ...................................................................................
4
OVERLEGSTRUCTUREN....................................................................................... 9
4.1 4.2 4.3
Driehoeksoverleg (afgekort: ∆) ........................................................................... 9 Calamiteitenteam Maatschappelijke onrust (CMO) ................................................ 10 Intergemeentelijk CMO (ICMO) .......................................................................... 11
5
STRATEGIE EN WERKWIJZE ............................................................................... 11
5.1 5.2 5.3 5.4
Opstarten van CMO........................................................................................... 12 Wat en hoe in het CMO? .................................................................................... 12 Communicatie .................................................................................................. 13 Nazorg en Evaluatie .......................................................................................... 14
6
BIJLAGEN ........................................................................................................ 15
3 3 4 4
6 6 7 7 7 8 8
1
SOCIAAL CALAMITEITENPLAN EN RAMPENBESTRIJDING
1.1
Veiligheid en leefbaarheid
Onderdeel van het integraal veiligheidsbeleid van de gemeente Rheden is het voorbereid zijn op rampen, crisissituaties, incidenten en calamiteiten. Samen met de partners in de Veiligheidsregio Gelderland-midden en de politie wordt gewerkt aan het beheersen van de fysieke veiligheid. 1 ( §1.2) Het voorkomen en bestrijden van incidenten en calamiteiten die hun oorsprong hebben in domein van de sociale veiligheid 2, is een samenwerking van veiligheidsketenpartners (politie, justitie en inspectiediensten) met uitvoerende organisaties in de zorgketen, waarbij gewerkt wordt volgens de structuur en processen die beschreven zijn in het Sociaal Calamiteitenplan maatschappelijke onrust gemeente Rheden. Bij het ontwikkelen van dit plan is gebruik gemaakt van o.a. het Calamiteitenplan Maatschappelijke Onrust van de gemeente Wageningen (2014). De leden van het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Gelderland-midden hebben de intentie uitgesproken een soortgelijk plan voor hun gemeente op te stellen. Daarnaast is gebruik gemaakt van de Handreiking voor gemeenten: communicatie en afstemming bij calamiteiten van de VNG, die in 2014 is opgesteld naar aanleiding van de stelselwijziging Jeugd, het Calamiteitenprotocol Jeugd van de gemeente Lingerwaard (2015) en het Calamiteitenprotocol voor gemeenten in de provincie Utrecht (2014).
1.2
Rampenbestrijding en crisisbeheersing
Openbare orde en veiligheid zijn wezenlijke elementen uit de portefeuille van de burgemeester. Tijdens het voorkomen en bestrijden van rampen en crisis vervult de burgemeester een centrale rol. De Wet Veiligheidsregio’s definieert een ramp als: “een zwaar ongeval of een andere gebeurtenis waarbij het leven en de gezondheid van veel personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate zijn geschaad of worden bedreigd en waarbij een gecoördineerde inzet van diensten of organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken”. Voorbeelden van een ramp is een explosie in een fabriek waarbij giftige gassen vrijkomen die de veiligheid en gezondheid van omliggende bedrijven en bewoners ernstig in gevaar brengen of een dijkdoorbraak, waarbij het water de veiligheid van een 1
De mate waarin mensen beschermd zijn en zich beschermd voelen tegen persoonlijk leed door ongevallen, bijvoorbeeld in het verkeer of in de industrie en tegen onheil van niet-menselijke oorsprong, zoals in Nederland vooral overstromingen en stormschade, en soms blikseminslag (bron: Basisboek Integrale Veiligheid, Wouter Stol e.a., Bussum 2008) 2 De mate waarin mensen beschermd zijn en zich beschermd voelen tegen persoonlijk leed door misdrijven (criminaliteit), overtredingen en overlast door andere mensen(bron: Basisboek Integrale Veiligheid, Wouter Stol e.a., Bussum 2008)
woonwijk of stad bedreigd. Een crisis is “een situatie waarin een vitaal belang van de samenleving is aangetast of dreigt te worden aangetast”. Voorbeelden zijn het uitvallen van de stroom- of watervoorziening voor een langere periode. In het Regionaal Crisisplan 2013-2016 Gelderlandmidden staan de verantwoordelijkheden, procedures en draaiboeken beschreven om deze rampen te voorkomen, te bestrijden en de gevolgen ervan te beperken. Het gaat hier om beheersen van de fysieke veiligheid.
1.3
Sociale calamiteitenplan maatschappelijke onrust
1.3.1
Definities
In dit sociaal calamiteitenplan is sprake van een incident als een (minder ernstige) gebeurtenis die via bestaande geprotocolleerde handelswijzen kan worden afgehandeld zonder schadelijke gevolgen voor jeugdige / client en/of diens omgeving. Een crisis is een acute ernstige verstoring van het alledaagse functioneren van de jeugdige of het gezin. Door de ontregeling die plaatsvindt, schieten de gebruikelijke oplossingsstrategieën tekort en is inzet van een crisisinterventie of crisiszorg nodig. Een crisis in het sociaal calamiteitenplan is dus van een andere orde dan een crisis, waarop het Regionaal Crisisplan 2013-2016 Gelderlandmidden betrekking heeft. Het begrip crisis is in het sociaal calamiteitenplan altijd een crisis in enge betekenis van het woord. Incidenten of crisissituaties kunnen in principe door de uitvoerende organisaties worden opgelost en betreffen in beginsel één huishouden of lid van een huishouden. Maatschappelijke onrust is het verschijnsel waarbij één of enkele incidenten plaatsvind(t)(en), die vervolgens – mede ten gevolge van structurele kenmerken van sociale, fysieke, economische en/of demografische aard – leiden tot een groter aantal en/of ernstiger incidenten, dat op hun beurt leidt tot subjectieve en/of objectieve problemen op het gebied van openbare orde en veiligheid. Er zijn drie elementen te onderscheiden: 1.
Een voedingsbodem, onderliggende maatschappelijke problemen.
2.
Eén of meerdere incidenten die een uiting vormen van de bestaande spanningen en problemen en daarvoor symbool zijn en die heftige reacties veroorzaakt bij burgers, media en/of politiek.
3.
Het (als reactie op dit incident) optreden van massale dan wel ernstige aantastingen van de Openbare Orde en Veiligheid. 3
Van een calamiteit is sprake als er invloed is op de 4 p’s: personen, personeel, publiek en politiek. Calamiteit en de 4 p’s: personen De calamiteit heeft gevolgen voor de slachtoffers en directe omgeving politiek Kans is aanwezig dat de gemeenteraad (politiek) het College vraagt om nadere uitleg over de calamiteit publiek Kans is aanwezig dat de pers aandacht aan de calamiteit geeft, hoe klein deze ook 3
DSP-groep, Wei Ji en de menselijke maat. Onderzoek Maatschappelijke Onrust, Amsterdam, 2007
Calamiteit en de 4 p’s:
personeel
is. Betrokken portefeuillehouder(s) en organisaties moeten daarom op de hoogte zijn en voorbereid zijn om maatschappelijke onrust te voorkomen. Het personeel van de betrokken instelling is vanuit uitoefening van haar taak betrokken bij de calamiteit
In de betekenis van de Jeugdwet en Wet Maatschappelijke Ondersteuning wordt ook het begrip calamiteit gebruikt – en dit is weer in enge betekenis van het woord. Een calamiteit wordt in deze wetsartikelen beschreven als: een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de jeugdhulp / voorziening en die tot een ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een jeugdige of een ouder / cliënt heeft geleid. Bij deze sociale calamiteiten maken betrokken burgers gebruik van een voorziening die valt onder verantwoordelijkheid van de gemeente en is deze voorziening betrokken bij de calamiteit. Hiermee worden bedoeld de jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde jeugdinstellingen of aanbieders van diensten gericht op maatschappelijke ondersteuning. In de bijlagen wordt een overzicht gegeven van deze definities en hoe deze zich tot elkaar verhouden.
2 2.1
DOELSTELLING EN AFBAKENING SOCIAAL CALAMITEITENPLAN Doel
Het sociaal calamiteitenplan biedt richtlijnen om te komen tot regie en een effectieve aanpak waardoor (verdere) escalatie van maatschappelijke onrust wordt voorkomen en de aanpak bijdraagt aan de-escalatie van maatschappelijke onrust en herstel van de sociale cohesie in die gevallen waar de onrust al is ontstaan in de samenleving. Het sluit aan bij de structuur en de processen die bij de rampenbestrijding worden gehanteerd. Bij het voorkomen en zo nodig bestrijden van maatschappelijke onrust zijn meerdere partijen betrokken: van organisatie en instellingen tot (groepen) individuele burgers. Dit vraagt om een stevige regie, in het bijzonder om de vier p’ s te managen. Als het erop aan komt, is geen sprake van vrijblijvendheid. Maatschappelijke onrust kan leiden tot spanningen, confrontaties en verstoring van de openbare orde en veiligheid: een bestuursfacet waarvoor de burgemeester verantwoordelijk is. Dit algemene proces is ook van toepassing bij meldingen van calamiteiten die op grond van artikel 4.1.8 van de Jeugdwet en op grond van artikel 3.4 Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 worden gedaan aan de gemeente door de uitvoerende organisaties èn waarbij sprake is van maatschappelijke onrust. In de bijlagen is een uitwerking opgenomen, die specifiek op deze beleidsvelden van toepassing is.
2.2
Afbakening
Het sociaal calamiteitenplan maatschappelijke onrust heeft betrekking op waarbij: 1.
Inwoner(s) van de gemeente is/zijn betrokken (woonplaatsbeginsel) bij de situatie en/of;
2.
de gebeurtenis heeft plaatsgevonden of dreigt plaats te vinden in de gemeente en/of;
3.
er is sprake van een (reeks) incidenten / calamiteiten binnen of buiten de gemeente waardoor maatschappelijke onrust (kan) ontstaan;
4.
het een instelling of organisatie betreft waarmee de gemeente een inkoopcontract heeft gesloten.
Dit betekent dat meerdere gemeenten betrokken kunnen zijn bij eenzelfde calamiteit.
3
VERANTWOORDELIJKHEDEN
3.1
Gemeente en uitvoerende organisatie(s)
De gemeente heeft de bestuurlijke verantwoordelijkheid. De uitvoerende organisatie of instelling heeft een operationele verantwoordelijkheid en blijven verantwoordelijk voor de veiligheid van hun cliënten. Hieronder wordt ingegaan op situaties, waarbij sprake is van een onderzoek, de bestuurlijke verantwoordelijkheid (gemeente) en de ambtelijke ondersteuning van de bestuurders en het proces vanuit de gemeentelijke verantwoordelijkheid. Elke uitvoerende organisatie zal dit op eigen wijze uitwerken. Voor dit sociaal calamiteitenplan volstaat het, dat bekend is wie binnen de uitvoerende organisatie in geval van calamiteiten als vertegenwoordiger bereikt kan worden.
3.1.1
Onderzoek
Vaak is bij een calamiteit of incident sprake van falen van menselijk handelen en misschien wel van een delict. Deze dient onderzocht te worden door de daarvoor verantwoordelijke instanties. De instanties worden te allen tijde geïnformeerd en betrokken, ook als enkel sprake is van een vermoeden. In geval van het uitvoeren van een strafrechtelijk door politie onder supervisie van het openbaar ministerie of inspectieonderzoek door de Inspectie Jeugdzorg (IJZ), de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) of de Inspectie Veiligheid en Justitie (IV&J) wordt de gemeente tijdens het onderzoek over de voortgang geïnformeerd en over de uitkomst gerapporteerd. Tijdens het onderzoek heeft de gemeente (en betrokken organisaties) een afwachtende rol.
3.2
3.2.1
Bestuurlijke verantwoordelijkheid
Burgemeester
De burgemeester heeft de regie en coördinatie als sprake is van een acute situatie, vrees voor of dreiging van openbare orde en veiligheid / maatschappelijke onrust en/of betrokkenheid van de strafrechtketen. De burgemeester is belast met de handhaving van de openbare orde, waarbij geen sprake is van collegiaal bestuur. Maatschappelijke onrust is verstoring van het normale gemeenschapsleven en in die zin een (dreigende ) verstoring van de openbare orde en veiligheid zoals bedoeld in artikel 172 Gemeentewet. De burgemeester overlegt vanuit de gezagsrol met de lokale driehoek (burgemeester, officier van justitie en unitchef van politie) op welke wijze de openbare orde en veiligheid het beste gehandhaafd kan worden. Deze driehoek is leidend, wanneer politiële inzet nodig is of strafrechtelijke opsporing gedaan wordt. Daarnaast heeft de burgemeester een rol van maatschappelijke betekenisgeving (burgervaderrol). De burgemeester legt inhoudelijke verantwoording af aan de raad over haar besluiten omtrent de handhaving van de openbare orde en veiligheid.
3.2.2
Portefeuillehouder/wethouder
In geval van een calamiteit of acute situatie ligt de focus van de portefeuillehouder meer op de inhoud van de zaak: wat is er gebeurd, hoe heeft dat kunnen gebeuren en wat zijn de gevolgen. De betrokkenheid van de inhoudelijk verantwoordelijk portefeuillehouder is in dat geval van belang voor enerzijds het (kunnen) aanleveren van informatie om gevolgen van de calamiteit en/of aanpak te kennen en anderzijds het uitvoeren (van delen) van de aanpak. Met andere woorden: de portefeuillehouder is betrokken voor en tijdens de acute situatie en moet de regie overnemen na de acute situatie. De portefeuillehouder legt verantwoordelijkheid af aan de raad over het functioneren van de voorzieningen of uitvoerende organisaties, die vallen binnen zijn bestuurlijke verantwoordelijkheid (portefeuilleschap).
3.2.3
Gemeenteraad
De gemeenteraad heeft tijdens de acute situatie, wanneer dit sociaal calamiteitenplan maatschappelijke onrust geldt, geen rol. Raadsleden betrachten terughoudendheid met betrekking tot calamiteiten en verwijzen naar de woordvoerder die is aangewezen gedurende dit proces. Wel kan de Raad de gebeurtenis/ calamiteit betekenis geven vanuit hun rol als volksvertegenwoordiger (zingeving). Meestal worden de fractievoorzitters van de partijen door de burgemeester geïnformeerd over dergelijke calamiteiten en worden daarbij afspraken gemaakt over vertrouwelijkheid, communicatie en rol. Betrokken bestuurders van de gemeente overwegen bij elke calamiteit de noodzaak van het informeren van de gemeenteraad. Dit is onderdeel van het sociaal calamiteitenplan maatschappelijke onrust. De gemeenteraad wordt alleen geïnformeerd over het proces en niet over de specifieke inhoud van de calamiteit, vanwege de privacy van alle betrokkenen. Tevens geldt voor alle betrokkenen de geheimhoudingsplicht en privacyregels behorend bij hun functie. De Raad ontvangt het Evaluatieverslag wat na de acute fase van de calamiteit wordt opgesteld ter kennisname. De gemeenteraad blijft volgens de wet- en regelgeving verantwoordelijk voor het beleid en kan de betrokken bestuurders om verantwoording vragen over de uitvoering van de gestelde kaders.
3.3
Ambtelijke ondersteuning
Ambtenaar Openbare (orde) en Veiligheid (AOV-er): adviseert de burgemeester over het proces en inhoudelijk over openbare orde en veiligheidsaangelegenheden
stemt met de burgemeester af wie contact onderhoudt met de gemeentesecretaris
coördineert en organiseert met ondersteuning van het bestuurssecretariaat de overlegvormen ( Hfd 4)
vervult in dit proces in grote lijnen eenzelfde rol als die in het Regionaal Crisisplan 2013-2016
Communicatieadviseur: vervult in dit proces in grote lijnen eenzelfde rol als die in het Regionaal Crisisplan 2013-2016 Gelderland-midden
Inhoudelijk beleidsmedewerker/regisseur domein sociaal – veiligheid: voorziet de AOV-er van alle benodigde contacten en informatie
ondersteunt de AOV-er bij de coördinatie van het CMO
informeert en adviseert de verantwoordelijke portefeuillehouder over het proces en inhoud van de
Inhoudelijk beleidsmedewerker/regisseur domein sociaal – veiligheid: calamiteit.
onderhoudt contacten met de uitvoerende organisaties die betrokken zijn bij de calamiteit;
neemt deel aan het Calamiteitenoverleg Maatschappelijke onrust ( hoofdstuk 4)
informeren hun leidinggevende over de voortgang van het proces en schalen desgewenst op.
Toezichthoudend ambtenaar calamiteiten Jeugdwet / Wet Maatschappelijke Ondersteuning meldt calamiteiten waar mogelijk sprake zou kunnen zijn of is van maatschappelijke onrust direct aan de AOV-er
stemt met de AOV-er af welke inhoudelijk betrokken medewerker benaderd moet worden
stemt met de AOV-er af wie betrokken bestuur en management informeert
neemt eventueel deel aan het Calamiteitenoverleg Maatschappelijke onrust ( hoofdstuk 4)
Gemeentesecretaris en inhoudelijk verantwoordelijke (team)manager(s): volgt actief de situatie rondom de calamiteit en de voortgang over de uitvoering van het sociaal calamiteitenplan maatschappelijke onrust
laat zich actief informeren door de inhoudelijk betrokken medewerkers
neemt (mogelijk) deel aan het Calamiteitenoverleg Maatschappelijke onrust ( hoofdstuk 4) indien bepaalde doorzettingsmacht noodzakelijk blijkt te zijn;
faciliteert de medewerker(s) zodanig dat die zijn/haar taak in dit proces kan uitvoeren
(Bestuurs)secretariaat organiseert op verzoek van de burgemeester en/of AOV-er het driehoeksoverleg en Calamiteitenoverleg Maatschappelijke onrust ( hoofdstuk 4)
Administratieve ondersteuning team Veiligheid ondersteunt het Calamiteitenoverleg Maatschappelijke onrust ( hoofdstuk 4) bij de verslaglegging
4
ondersteunt administratief de AOV-er bij de uitvoering van zijn taken
OVERLEGSTRUCTUREN
Er zijn drie overlegstructuren te onderscheiden: 1.
Driehoeksoverleg ( ∆)
2.
Calamiteitenoverleg maatschappelijke onrust (CMO)
3.
Intergemeentelijk calamiteitenoverleg maatschappelijke onrust (ICMO)
4.1
Driehoeksoverleg (afgekort: ∆)
De handhaving in de openbare orde en veiligheid en afstemming omtrent een strafrechtelijk onderzoek wordt afgestemd in het ∆. Deze bestaat uit de unitchef van het basis-team van politie,
de officier van justitie en de burgemeester. De ambtenaar openbare orde en veiligheid (AOV-er) heeft in dit overleg de rol van secretaris en adviseert de burgemeester. Dit is de basisstructuur voor de aanpak van maatschappelijke onrust. +
AOV-er
burgemeester
unitchef basisteam politie
officier van justitie
4.2
Calamiteitenteam Maatschappelijke onrust (CMO)
De burgemeester bepaalt, de leden van de ∆ (burgemeester, unitchef van politie en officier van justitie) gehoord hebbende, met welke partners en verantwoordelijken in het Calamiteitenteam maatschappelijke onrust (CMO) overlegd wordt. In de meeste gevallen zal een vertegenwoordiger van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden/GGD, de inhoudelijk verantwoordelijke portefeuillehouder bij dit overleg aansluiten aangevuld met ambtelijke ondersteuning (beleid en communicatie). Gedurende het proces kan het CMO uitgebreid of afgeslankt worden. De gemeentesecretaris of manager sociale zaken wordt ten principale geïnformeerd over de voortgang door de AOV-er en kan op verzoek een rol innemen in het CMO.
burgemeester teamchef politie officier van justitie
+
AOV-er (adviseur en coördinatie)
+
Vertegenwoordiger VGGM/GGD
+
Inhoudelijk verantwoordelijke portefeuillehouder(s)
+
Inspectie (eventueel in geval van onderzoek)
+
Communicatieadviseur gemeente
+
Inhoudelijk betrokken beleidsmedewerker(s)
+
coördinator gebiedsteam
+
Overige betrokken (uitvoerende) organisatie(s)
Het CMO waarborgt een effectieve vroegtijdige signalering en/of gevolgbestrijding en richt zich op het voorkomen en zo nodig aanpakken van maatschappelijke onrust ten gevolge van – feitelijke dan wel dreigende –calamiteiten. Op het moment dat sprake is van een calamiteit waarop het regionaal crisisplan van toepassing is, wordt het CMO opgeheven of niet opgestart en zal de lijn zoals deze beschreven is in het Regionaal Crisisplan gevolgd worden.
4.3
Intergemeentelijk CMO (ICMO)
Indien meerdere gemeenten bij de calamiteit betrokken zijn, worden meerdere CMO’s in elkaar geschoven en worden afspraken gemaakt over welke gemeente de regie voert.
burgemeester burgemeester
teamchef politie
teamchef politie
officier van justitie
officier van justitie + AOV-er (adviseur en coördinatie) + VGGM/GGD
+ AOV-er (adviseur en coördinatie)
+ portefeuillehouder(s)
+ VGGM/GGD
+ Inspectie
+ portefeuillehouder(s)
+ Communicatieadviseur
+ Inspectie
+ beleidsmedewerker(s)
+ Communicatieadviseur
+ betrokken instellingen
+ beleidsmedewerker(s)
+ betrokken instellingen
+ betrokken instellingen + betrokken instellingen
5
STRATEGIE EN WERKWIJZE
Onder strategie wordt verstaan het proces om – ongeacht het scenario en type incident te komen tot weloverwogen en gedragen beslissingen. Deze strategie wordt toegepast ongeacht het scenario en type calamiteit. De strategie is opgebouwd op basis van de volgende onderdelen: 1.
Wel of niet activeren en deactiveren van het CMO;
2.
Wat en hoe: Beeldvorming, oordeelsvorming en besluitvorming (BOB);
3.
Communicatie;
4.
Nazorg en evaluatie.
5.1
Opstarten van CMO
Het risico van maatschappelijke onrust kan overal ontstaan: op straat, op school, in een sportclub, naar aanleiding van de behandeling van een zaak of binnen een instelling. Het signaal kan opgevangen worden door de politie, het openbaar ministerie, de inspectie, een uitvoerende organisatie, leden van de sociale gebiedsteams, collegeleden, raadsleden of media. Belangrijk is dat het signaal direct wordt doorgegeven aan de AOV-er4, omkleedt met één van de volgende argumenten op basis van deze signalen: -
een directe aanleiding
-
een incident of calamiteit (dreigend, reëel, als dan niet in een eerdere reeks)
-
verwachte maatschappelijke onrust / gevolgen van het signaal.
De AOV-er informeert alle leden van de ∆ en vraagt om te besluiten een CMO bij elkaar te roepen en welke partijen hierbij betrokken moeten worden. Zodra dit besluit genomen is, roept de AOV-er het CMO bij elkaar. De AOV-er wordt hierbij ondersteund door het bestuurssecretariaat danwel de administratieve ondersteuning van het team Veiligheid en inhoudelijk betrokken beleidsambtenaren.
Afhankelijk van de gesignaleerde ernst en urgentie van de situatie, kan dit inhouden dat direct overleg (buiten kantooruren) noodzakelijk is. Vervanging bij afwezigheid wordt binnen de eigen organisatiestructuur geregeld door de teammanager.
5.2
Wat en hoe in het CMO?
WAT: Onderwerpen ter bespreking in het CMO zijn : 1
Afstemmen informatie en versterken gemeenschappelijke informatiepositie.
2
Afstemmen verantwoordelijkheden; welke acties zijn er en wie pakt deze op?
3
Formuleren van een gemeenschappelijke en centrale boodschap voor de buitenwereld, afgestemd op de verantwoordelijkheden van betrokken organisaties. Deze boodschap moet zoveel mogelijk beperkt worden tot ‘buitenkantinformatie’: informatie over het proces en de partijen die betrokken zijn. Sluit aan op informatie die op dat moment ‘leeft’.
4
Afspraken maken over het (enkelvoudig) woordvoerderschap
5
Afspraken maken over communicatie onderling en media watching
4
De AOV-er draait in principe zacht piket. In kader van de rampenbestrijding draait de AOV-er hard piket in een pool van vier (drie gemeenten). In de praktijk betekent dit dat elke twee weken de AOV-er gemeente Rheden in kader van de rampenbestrijding ook met hard piket beschikbaar is voor het sociaal calamiteitenplan maatschappelijke onrust.
HOE: In het CMO wordt, net als in de rampbestrijdings-structuur, gewerkt volgens het cyclische BOB-model. Dit betekent dat de agendastructuur is opgebouwd uit de fasen:
Beeldvorming (alle partijen geven hun input)
Beeldvorming
Oordelsvorming (hoe wordt de input beoordeeld, die gegeven is tijdens de beeldvormingsfase) Besluitvorming (welke besluiten worden genomen op basis Besluitvorming
Oordeelvorming
van het resultaat van de oordeelsvormingsfase)
Besluiten op basis van het doorlopen van de BOB-cyclus kunnen betekenen dat: -
gezamenlijke interventies moeten worden gepleegd (op basis van ernst, omvang, aard, tijd en media-aandacht);
-
aanvullende informatie noodzakelijk is om te komen tot een effectieve aanpak te komen;
-
het CMO wordt opgeheven (op basis van aard en ernst van de calamiteit en gevolgen voor maatschappelijke onrust);
-
de afhandeling van de calamiteit wordt geadresseerd een andere organisatie, waarbij het CMO aangeeft welke organisatie dat is.
Elk besluit wat het CMO neemt wordt vastgelegd. De administratief ondersteuner uit team Veiligheid vervult hierin desgewenst een rol . Tijdens het overleg worden afspraken gemaakt op welke wijze de actiepunten in de betrokken organisatie(s) worden uitgezet.
5.3
Communicatie
Ten tijde van calamiteiten stellen mensen hoge prijs op informatie. Deze informatie moet open, eerlijk en betrouwbaar zijn, feitelijk juist en toegespitst op de ontvanger. Voor de communicatiestrategie is het belangrijk een onderscheid te maken tussen het feitelijke risico op een sociale calamiteit en het beleefde risico. Communicatie maakt een vast onderdeel uit van de CMO agenda. De communicatiemedewerker die deelneemt aan het CMO brengt hierover informatie in, adviseert in de besluitvorming en zet de actiepunten uit. De vier p’s die eerder zijn genoemd zijn standaard in beeld: - Politiek: burgemeester en college (advisering) en gemeenteraad (verantwoording afleggen) - Personen: slachtoffers en hun directe omgeving - Publiek: (lokale bevolking en media) - Personeel: betrokken collega’s van de betrokken organisaties (intern).
Aandachtspunten met betrekking tot communicatie zijn de volgende: -
BOB-cyclus van het CMO geeft inzicht in wat er aan de hand is;
-
Mediawatching: wat wordt er gezegd in de maatschappij wordt ingebracht in het CMO;
-
BOB-cyclus + mediawatching vormt basis voor advies aan CMO over:
-
Doel van communicatie
Kernboodschap per 4 p’s / doelgroep (inhoud en stijl)
Communicatiemiddelen
Eventuele persbijeenkomst / persverklaring
Bepalen van de woordvoerder
Blijven monitoren wat het effect is van de communicatie en welke communicatiebehoefte er bestaat;
-
Informeren van gemeenteraad bepalen (timing en frequentie).
Het bestuur is verantwoordelijk voor het nemen van beslissingen over de te volgen voorlichtingsstrategie en (beleidsmatige) gemeentelijke reacties op de calamiteit. Het CMO neemt een besluit wie verantwoordelijk is voor de (uitvoering) van voorlichting.
5.4
Nazorg en Evaluatie
Tijdens het laatste overleg van het CMO wordt besproken welke actoren in het kader van de nazorg nog acties moeten ondernemen om de maatschappelijke rust op de korte, middellange of lange termijn te behouden. In principe is dit een verantwoordelijkheid van de desbetreffende lokale actoren en niet van het CMO. Immers, de uitvoering van de eerdere acties heeft geresulteerd in de bestrijding van de sociale calamiteit en er is geen sprake meer van maatschappelijke onrust waarvoor er een CMO actief moet zijn. De inhoudelijk betrokken wethouder neemt de regie over van de burgemeester. In het laatste overleg vindt ook een korte mondelinge evaluatie plaats en wordt besloten wie verantwoordelijk is voor de uitvoering van de integrale evaluatie (in de regel is dit de gemeente en verzorgt de AOV-er de evaluatie). De evaluatie wordt ter kennisname aan de Raad aangeboden.
6 A.
BIJLAGEN Overzicht sociaal calamiteitenplan maatschappelijke onrust vs. Regionaal Crisisplan 20132016
B.
Wetsartikelen
C.
Procedure Jeugdwet en Wet Maatschappelijke ondersteuning
A. OVERZICHT SOCIAAL CALAMITEITENPLAN VS REGIONAAL CRISISPLAN 2013-2016
Incident: minder ernstige gebeurtenis die binnen handelswijze / protocol v.d. voorziening kan worden afgehandeld, zonder schadelijke gevolgen voor cliënt
SOCIALE KWALITEIT
Crisis (in enge zin) : verstoring allerdaags functioneren in één huishouden
Uitvoering van (gemeentelijke) voorzieningen
Inzet van crisiszorg
Calamiteit (Jeugdwet / Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015) (in enge zin) niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de voorziening en die tot een ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een cliënt heeft geleid
Personen
MAATSCHAPPELIJKE ONRUST
Politiek Calamiteit in brede zin Publiciteit
Sociaal Calamiteiten Plan
Personeel
FYSIEKE KWALITEIT
Regionaal Crisisplan 2013-2016 Gelderland-midden
Ramp: leven / gezondheid van veel huishoudens is/ wordt bedreigd
Crisis (in brede zin): vitaal belang van de samenleving is/dreigt aangetast (te worden)
B. WETSARTIKELEN
Artikel 1
Wet veiligheidsregio’s
In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder: ramp: een zwaar ongeval of een andere gebeurtenis waarbij het leven en de gezondheid van veel personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate zijn geschaad of worden bedreigd en waarbij een gecoördineerde inzet van diensten of organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken; rampenbestrijding: het geheel van maatregelen en voorzieningen, met inbegrip van de voorbereiding daarop, dat het gemeentebestuur of het bestuur van een veiligheidsregio treft met het oog op een ramp, het voorkomen van een ramp en het beperken van de gevolgen van een ramp; crisis: een situatie waarin een vitaal belang van de samenleving is aangetast of dreigt te worden aangetast; crisisbeheersing: het geheel van maatregelen en voorzieningen, met inbegrip van de voorbereiding daarop, dat het gemeentebestuur of het bestuur van een veiligheidsregio in een crisis treft ter handhaving van de openbare orde, indien van toepassing in samenhang met de maatregelen en voorzieningen die op basis van een bij of krachtens enige andere wet toegekende bevoegdheid ter zake van een crisis worden getroffen; Artikel 4 Wet Veiligheidsregio’s 1. De burgemeester heeft het gezag bij brand alsmede bij ongevallen anders dan bij brand voor zover de brandweer daarbij een taak heeft. 2. De burgemeester is bevoegd bij brand en ongevallen, bedoeld in het eerste lid, de bevelen te geven die met het oog op het voorkomen, beperken en bestrijden van gevaar nodig zijn. Artikel 5 Wet Veiligheidsregio’s De burgemeester heeft het opperbevel in geval van een ramp of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Degenen die aan de bestrijding van een ramp deelnemen, staan onder zijn bevel.
Artikel 6 Wet Veiligheidsregio’s De burgemeester kan de Regionale Ambulancevoorziening in de regio waarvan zijn gemeente deel uitmaakt, aanwijzingen geven indien dat naar zijn oordeel noodzakelijk is uit een oogpunt van openbare orde. Artikel 7
Wet Veiligheidsregio’s
1. De burgemeester draagt er zorg voor dat de bevolking informatie wordt verschaft over de oorsprong, de omvang en de gevolgen van een ramp of crisis die de gemeente bedreigt of treft, alsmede over de daarbij te volgen gedragslijn. 2. De burgemeester draagt er zorg voor dat aan de personen die in zijn gemeente zijn betrokken bij de rampenbestrijding of de crisisbeheersing, informatie wordt verschaft over die ramp of crisis, de risico’s die hun inzet daarbij heeft voor hun gezondheid en de voorzorgsmaatregelen die in verband daarmee zijn of zullen worden getroffen. 3. De burgemeester stemt zijn informatievoorziening, bedoeld in het eerste en tweede lid, af met de informatievoorziening door of onder verantwoordelijkheid van Onze bij rampen en crises betrokken Ministers. 4. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de informatievoorziening, bedoeld in het eerste en tweede lid. Artikel 155
Gemeentewet
1. Een lid van de raad kan het college of de burgemeester mondeling of schriftelijk vragen stellen. 2. Een lid van de raad kan de raad verlof vragen tot het houden van een interpellatie over een onderwerp dat niet staat vermeld op de agenda, bedoeld in artikel 19, tweede lid, om het college of de burgemeester hierover inlichtingen te vragen. De raad stelt hierover nadere regels. Artikel 155a
Gemeentewet
1. De raad kan op voorstel van een of meer van zijn leden een onderzoek naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur instellen. 2. Het besluit tot het instellen van een onderzoek omvat een omschrijving van het onderwerp van onderzoek alsmede een toelichting. Deze omschrijving kan hangende het onderzoek door de raad worden gewijzigd. 3. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een door de raad in te stellen onderzoekscommissie. De commissie heeft ten minste drie leden en bestaat uitsluitend uit leden van de raad. 4. De artikelen 22, 82, derde lid, en 86, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de onderzoekscommissie.
5. De onderzoekscommissie kan de bij deze wet verleende bevoegdheden uitsluitend uitoefenen, indien ten minste drie van haar leden aanwezig zijn. 6. De bevoegdheden en werkzaamheden van een onderzoekscommissie worden niet geschorst door het aftreden van de raad. 7. Op het besluit tot instelling van een onderzoek en tot instelling van een onderzoekscommissie, alsmede het besluit tot wijziging van de omschrijving van het onderwerp van een onderzoek zijn de artikelen 139, tweede lid, 140 en 141 van overeenkomstige toepassing. 8. Alvorens de raad besluit tot een onderzoek, stelt hij bij verordening nadere regels met betrekking tot deze onderzoeken. In elk geval worden daarin regels opgenomen over de wijze waarop ambtelijke bijstand wordt verleend aan de commissie. Artikel 169
Gemeentewet
1. Het college en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur. 2. Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft. 3. Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang. 4. Zij geven de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder e, f, g en h, indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen besluit dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen. 5. Indien de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder f, geen uitstel kan lijden, geven zij in afwijking van het vierde lid de raad zo spoedig mogelijk inlichtingen over de uitoefening van deze bevoegdheid en het terzake genomen besluit. Artikel 172
Gemeentewet
1. De burgemeester is belast met de handhaving van de openbare orde. 2. De burgemeester is bevoegd overtredingen van wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de openbare orde, te beletten of te beëindigen. Hij bedient zich daarbij van de onder zijn gezag staande politie. 3. De burgemeester is bevoegd bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde. 4. De commissaris van de Koning geeft, indien een ordeverstoring van meer dan plaatselijke betekenis dan wel ernstige vrees voor het ontstaan van zodanige ordeverstoring zulks noodzakelijk maakt, de burgemeesters in de provincie zoveel mogelijk na overleg met hen, de nodige aanwijzingen met betrekking tot het door hen ter handhaving van de openbare orde te voeren beleid. De aanwijzingen worden zo enigszins mogelijk schriftelijk gegeven.
Artikel 1
Jeugdwet
Calamiteit:
niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de jeugdhulp en die tot een ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een jeugdige of een ouder heeft geleid;
Artikel 4.1.8
Jeugdwet
1. De jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling doen aan de ingevolge deze wet met het toezicht belaste ambtenaren onverwijld melding van: a.
iedere calamiteit die bij de verlening van jeugdhulp of bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering heeft plaatsgevonden, en
b.
geweld bij de verlening van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering.
2. De jeugdhulpaanbieder, de jeugdhulpverlener en de gecertificeerde instelling verstrekken bij en naar aanleiding van een melding als bedoeld in het eerste lid aan de ingevolge deze wet met toezicht belaste ambtenaren de gegevens, daaronder begrepen persoonsgegevens, gegevens betreffende de gezondheid en andere bijzondere persoonsgegevens, die voor het onderzoeken van de melding noodzakelijk zijn. Artikel 1.1.1
WMO 2015
Calamiteit:
niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van een voorziening en die tot een ernstig schadelijk gevolg voor of de dood van een cliënt heeft geleid;
Artikel 3.4 1.
WMO 2015
De aanbieder doet bij de toezichthoudende ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, onverwijld melding van: a. iedere calamiteit die bij de verstrekking van een voorziening heeft plaatsgevonden; b. geweld bij de verstrekking van een voorziening.
2. De aanbieder en de beroepskrachten die voor hem werkzaam zijn, verstrekken bij en naar aanleiding van een melding als bedoeld in het eerste lid aan de toezichthoudende ambtenaar de gegevens, daaronder begrepen persoonsgegevens, gegevens betreffende de gezondheid en andere bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in de Wet bescherming persoonsge-gevens, voor zover deze voor het onderzoeken van de melding noodzakelijk zijn. 3. Persoonsgegevens als bedoeld in het tweede lid, ten aanzien waarvan de aanbieder of de beroepskracht op grond van een wettelijk voorschrift of op grond van zijn ambt of beroep tot geheimhouding is verplicht, worden uitsluitend zonder toestemming van betrokkene verstrekt, indien deze niet meer in staat is de toestemming te geven dan wel dit noodzakelijk kan worden geacht ter bescherming van cliënten.
Artikel 4.2.5
WMO 2015
Het AMHK doet aan de ingevolge artikel 4.3.1 met het toezicht belaste ambtenaren onverwijld melding van: a.
iedere calamiteit die bij de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 4.1.1, tweede en derde lid, heeft plaatsgevonden, en
b.
geweld bij de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 4.1.1, tweede en derde lid.
Artikel 6.1
WMO 2015
1. Het college wijst personen aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet. 2. De toezichthoudende ambtenaren zijn, voor zover dat voor de vervulling van hun taak noodzakelijk is en in afwijking van artikel 5:20, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd tot inzage van dossiers. 3. Voor zover de toezichthoudende ambtenaar door inzage in bescheiden bij de vervulling van zijn taak dan wel door verstrekking van gegevens in het kader een melding als bedoeld in artikel 3.4, gegevens, daaronder begrepen bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens, heeft verkregen, ter zake waarvan de beroepskracht uit hoofde van zijn beroep tot geheimhouding verplicht is, geldt gelijke verplichting voor de toezichthoudende ambtenaar, onverminderd het bepaalde in artikel 5.2.4.
C.
Procedure in kader van de Jeugdwet en Wet Maatschappelijke Ondersteuning
Op grond van artikel 4.1.8 Jeugdwet en artikel 3.4 Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (zie bijlage 2) moet een uitvoerende organisatie meteen melding doen bij de gemeente en inspectie van een calamiteit. Het betreft hierbij calamiteiten waarbij een uitvoerende organisatie betrokken is. Een calamiteit is: elk overlijden van een jeugdige/cliënt; elk overlijden van een ander als gevolg van het handelen van een jeugdige/cliënt; ernstig en/of blijvend lichamelijk letsel van een jeugdige of van een ander als gevolg van het handelen van een jeugdige; ernstig grensoverschrijdend gedrag: fysiek, psychisch en/of seksueel door jeugdigen, hulpverleners, ouders of verzorgers.
Signaal/melding door: Uitvoerende organisatie
Toezichthoudende ambtenaar van de gemeente
(dreiging) maatschappelijke onrust
Signaal/melding door: Politie
Signaal/melding door: Bestuur
AOV-er
Signaal/melding door: Justitie
Signaal/melding door: Overige
De toezichthoudend ambtenaar onderneemt actie na een signaal of melding om de crisis of calamiteit op te lossen. Hiervoor is geen separate procedure ontwikkeld. Dit is maatwerk. In geval van mogelijke dreiging op maatschappelijke onrust treedt het sociaal calamiteitenplan in werking. Bij twijfel of een situatie een calamiteit is of mogelijk kan worden, geldt het uitgangspunt: liever één keer te vaak gebeld, dan één keer te weinig. Op het moment dat een dergelijke calamiteit aan de orde is, wordt onverwijld de AOV-er op de hoogte gesteld. De AOV-er stemt direct af met de toezichthoudend ambtenaar en vice versa. In geval van (dreiging van) maatschappelijke onrust treedt het sociaal calamiteitenplan maatschappelijke onrust in werking. De AOV-er onderhoudt in principe de afstemming met het bestuur, tenzij anders vanwege pragmatische redenen wordt overeengekomen. De AOV-er overlegt met de melder op welke wijze het meest efficiënt de betrokken partners op bestuurlijk en ambtelijk niveau geïnformeerd worden. De AOV-er wordt
daarbij ondersteund door de inhoudelijk beleidsmedewerker en/of de aangewezen toezichthoudende ambtenaar. Calamiteitenalarmeringslijst De organisaties zijn zelf verantwoordelijk voor het aanleveren van de juiste functionarissen en actueel houden van de alarmeringslijst. Wijzigingen binnen uitvoerende organisaties worden doorgegeven aan hun contactpersoon binnen de gemeentelijke organisatie. Deze contactpersoon levert de wijziging aan de AOV-er.