o v e r z i c h t s a r t i k e l e n
Huisartseneditie
Pro- en prebiotica in de preventie van allergische aandoeningen op de kinderleeftijd Auteurs
L.E.M. Niers, G.T. Rijkers en M.O. Hoekstra
Trefwoorden
allergie, eczeem, kinderen, preventie, probiotica
Samenvatting Allergische aandoeningen zijn de meest voorkomende chronische ziekten op de kinderleeftijd. Tot op heden kunnen de klachten redelijk adequaat behandeld worden, maar we kunnen de ontwikkeling van klachten niet voorkomen. De samenstelling van de microbiota van de darm lijkt een belangrijke rol te spelen in de ontwikkeling van het afweersysteem bij kinderen. Verminderde blootstelling aan microben van het onrijpe afweersysteem zou een rol kunnen spelen in de pathogenese van allergische aandoeningen. De toediening van probiotica en/of prebiotica is daarom een
Inleiding
Allergie is een overmatige reactie van het immuunsysteem op een onschadelijke en ongevaarlijke prikkel, zich uitend in ziekte. Het is een vaak voorkomende ziekte; de cumulatieve incidentie op de kinderleeftijd is 20-30%. Bij kinderen onder de 3 jaar uit de allergie zich voornamelijk als voedselallergie en eczeem terwijl tussen de 4-12 jaar vooral astma op de voorgrond staat. Allergische rinitis (hooikoorts) is de belangrijkste allergische manifestatie gedurende de adolescentie.1 Allergie en astma zijn immunologisch gemedieerde ziekten die worden bepaald door genetische en omgevingsfactoren.2 Immunologisch wordt allergie gekarakteriseerd door een versterkte immuunrespons op allergenen met overexpressie van de T-helper type 2 (Th2)-cellen.3 De ontstane disbalans wordt
65
vol. 3 nr. 3 - 2008
veelbelovende mogelijkheid voor primaire en tertiaire preventie van allergie. Perinatale toediening van probiotica lijkt een effectieve manier te zijn voor primaire preventie van eczeem. Studies wijzen uit dat voor probiotica in de tertiaire preventie en/ of behandeling van eczeem vooralsnog geen plaats is. Toediening van prebiotica in het kader van primaire of tertiaire preventie van allergische aandoeningen is tot op heden slechts beperkt onderzocht, zodat concrete conclusies vooralsnog niet mogelijk zijn. (Ned Tijdschr Allergie Huisarts 2008;3:65-71)
mogelijk veroorzaakt door een tekortschietende werking van de regulatoire T (Treg)-cellen. Tregcellen zijn belangrijk voor het in stand houden of brengen van homeostase van het immuunsysteem en het cytokine IL-10 speelt daarbij een rol. In landen met een westerse levensstijl is de prevalentie van allergie en astma gedurende de laatste decennia toegenomen. Deze toename kan een aantal redenen hebben. Een daarvan is de verminderde blootstelling aan microbiële antigenen. Blootstelling aan microbiële antigenen wordt verondersteld nodig te zijn voor een gebalanceerde ontwikkeling van het aangeboren en het verworven immuunsysteem. De verminderde blootstelling zou het gevolg zijn van de toegenomen verstedelijking en hygiënische maatregelen (de hygiënehypothese). De darm en de bacteriën in de darm spelen een belang-
nederlands tijdschrift voor allergie - huisartseneditie
Huisartseneditie rijke rol in blootstelling aan microbiële antigenen. Het spijsverteringskanaal is het grootste lichaamsoppervlak dat in direct contact staat met de microbiële buitenwereld en de darmen van een volwassen mens bieden huisvesting aan ongeveer 1015 bacteriën, bestaande uit ongeveer 800 soorten en ongeveer 7.000 stammen.4 Bij de geboorte zijn er nog geen bacteriën aanwezig in de darm, een baby wordt dus als het ware steriel geboren. In de eerste 2 weken na de geboorte raakt de darm gekoloniseerd met bacteriën en dat is in eerste instantie een komen en gaan van verschillende soorten. Na die 2 weken ontstaat een vrij stabiel patroon van bacteriën wat tussen personen echter grote verschillen kan vertonen. De rol van darmbacteriën in de ontwikkeling van allergie wordt geïllustreerd met de verschillen in darmflora tussen allergische en niet-allergische kinderen. Nietallergische kinderen hebben op jonge leeftijd meer bifidobacteriën in hun darmflora, in tegenstelling tot allergische kinderen waar vaker Staphylococcus aureus en Clostridium spp. voorkomen. Deze verschillen zijn reeds aanwezig voor de ontwikkeling van allergische ziekten, wat een causaal verband suggereert.5 Het ontwikkelen van allergie zou dus het gevolg kunnen zijn van onvoldoende prikkeling van het afweersysteem door mircobiële antigenen, en mogelijk daardoor onvoldoende activering van Treg-cellen. Wat zijn probiotica?
Melkzuurbacteriën (Lactobacillus spp. en Lactococcus-soorten), bifidobacteriën, enterokokken en streptokokken komen van nature voor in de darm en worden al sinds eeuwen gebruikt in voeding vanwege hun gezondheidsbevorderende effecten. Het eerste gedocumenteerde wetenschappelijke onderzoek naar gezondheidsbevorderende effecten van probiotica verscheen in 1905 en staat op naam van Eli Metchnikoff, Nobelprijswinnaar in de Geneeskunde.6 Wetenschappelijk onderzoek naar werkingsmechanismen van probiotica is dus een eeuw oud, maar het is nog niet gelukt om een goede definitie te geven van wat probiotica precies zijn. De meest recente definitie van de Finse Erika Isolauri luidt: probiotica zijn specifieke levende of geïnactiveerde microbiologische kweken met een omschreven doel in het verminderen van de kans op ziekte of in ondersteuning van de voedingstoestand.7 Een echt goede, sluitende definitie van probiotica is niet zo gemakkelijk te geven, misschien is een kort en krachtig “gezonde bacteriën” nog wel het beste. Het is duidelijk dat probiotica specifieke aangrijpings-
punten hebben en 1 daarvan is afweer. Op deze manier kunnen probiotica bijdragen aan een betere darmgezondheid, maar ook het immuunsysteem als geheel in een betere balans brengen. Probiotica worden gebruikt ter preventie en voor de behandeling van een groot aantal verschillende ziektes en aandoeningen. De effectiviteit in de behandeling van een aantal aandoeningen van het maag-darmstelsel (zoals pouchitis, met antibiotica geassocieerde diarree en enterocolitis veroorzaakt door C. difficile) is bewezen in gerandomiseerde dubbelblinde placebogecontroleerde studies.8-10 Enkele onderzoeken suggereren dat probiotica ook gunstige effecten hebben bij lactose-intolerantie, rotavirusdiarree, prikkelbaredarmsyndroom, luchtwegaandoeningen en allergie. Andere claims zijn niet of niet voldoende bewezen. Bedacht moet worden dat niet alle probiotica gelijk zijn, en dus ook niet een gelijksoortig effect hoeven te sorteren. Het inzetten van een willekeurige probiotische bacterie tegen een willekeurige ziekte leidt dan ook zelden tot het gewenste resultaat. Wat zijn prebiotica?
Prebiotica zijn voedingsstoffen, met name oligosachariden en voedingsvezels, die in de dikke darm de groei en/of activiteit van specifieke bacteriën stimuleren. Prebiotica kunnen in het maag-darmkanaal een probiotische flora induceren: ze stimuleren de groei en activiteit van bifidobacteriën. Aan bifidobacteriën, ook wel bekend als probiotica, worden gezondheidsbevorderende aspecten toegeschreven. Oligosachariden komen van nature voor in moedermelk. De meeste commerciële prebiotica zijn oligosachariden en voedingsvezels, en worden inmiddels toegevoegd aan een groot deel van de zuigelingenvoedingen. Primaire preventie van allergie met proen/of prebiotica
Een aantal studies met probiotica hebben een gunstig preventief effect op het ontstaan van eczeem laten zien. In een dubbelblinde gerandomiseerde placebogecontroleerde studie toonden Kalliomäki et al. aan dat toediening van Lactobacillus GG (LGG) aan zwangere vrouwen gedurende de laatste 6 weken van de zwangerschap en vervolgens aan hun hoogrisicobaby’s gedurende de eerste 6 maanden van het leven, leidde tot ongeveer 50% reductie van de incidentie van atopisch eczeem op de leeftijd van 2 jaar.11 Op de leeftijd van 4 jaar was de oddsratio (OR) voor het ontwikkelen van eczeem nog steeds ongeveer
nederlands tijdschrift voor allergie - huisartseneditie
vol. 3 nr. 3 - 2008
66
o v e r z i c h t s a r t i k e l e n
Huisartseneditie 50% voor de interventiegroep in vergelijking met de placebogroep.12 Er werd geen verschil gevonden in de incidentie van astma en rinitis en voor het aantal positieve huidtesten. Abrahamsson en collega’s hebben gekeken naar het effect van L. reuteri (1x108 ‘colony forming units’, CFU). In deze studie werd de probiotische stam of een placebo gedurende 2-4 weken voor de geboorte aan moeders toegediend en gedurende 12 maanden aan hun pasgeboren kinderen. Zij toonden gedurende het tweede levensjaar een significant positief effect van probiotica op IgEgeassocieerd eczeem aan (p=0,02).13 Niers et al. lieten in de ‘Probiotics AND Allergy’ (PANDA)-studie (zie verder) op de leeftijd van 3 maanden significant minder eczeem zien, een verschil dat gedurende de follow-uptijd van de studie (2 jaar) bleef bestaan (aangeboden voor publicatie). Kukkonen et al. hebben het effect van een combinatie van 4 probiotica (L. rhamnosus GG [5x109 CFU], L. rhamnosus LC705 [5x109 CFU], Bifibacterium breve Bb99 [2x108 CFU] en Propionibacterium freudenreichii ssp. shermanii JS [2x109 CFU]) met een prebioticum (galacto-oligosachariden, GOS) onderzocht. Een dergelijke combinatie van pre- en probiotica wordt synbiotica genoemd. Gedurende 2-4 weken voor de geboorte werd de combinatie of een placebo aan moeders toegediend en gedurende 6 maanden daarna aan hun pasgeboren kinderen. Er was op 2-jarige leeftijd geen effect te zien op het voorkomen van allergie (voedselallergie, eczeem, astma of allergische rinitis). In de interventiegroep kwam atopisch eczeem echter wel significant minder voor (OR 0,69; 95% BI 0,52-0,93), voornamelijk in een subgroepanalyse bij atopische kinderen (OR 0,61; 95% BI 0,42-0,90).14 Er is slechts 1 studie gepubliceerd die het effect onderzocht heeft van primaire preventie middels prebiotische oligosachariden. Moro et al. dienden gedurende de eerste 6 levensmaanden zowel korte- als langeketenoligosachariden (GOS en fructooligosachariden, FOS) of een placebo toe bij pasgeborenen met een hoog risico op het ontwikkelen van atopische aandoeningen. Er kwam op de leeftijd van 6 maanden significant minder atopisch eczeem in de interventiegroep voor (p=0,014). De ernst van atopisch eczeem, uitgedrukt in de ‘Scoring Atopic Dermatitis’ (SCORAD)-score, verschilde niet significant tussen de interventie- en de controlegroep. Dit betekent dat toediening van prebiotica geen effect lijkt te hebben op de ernst van eczeem gedurende de eerste 6 maanden.15 Het exacte werkingsmechanisme van probiotica is
67
vol. 3 nr. 3 - 2008
nog steeds onbekend. Verschillende mechanismen zijn geopperd om het effect te verklaren, meestal afgeleid uit dierstudies: directe interactie met het transport van antigenen door stabilisatie van de darmmicroflora, versterking van de humorale immuunrespons (met als gevolg het versterken van de immunologische barrière van de dunne darm) en stimulatie van de niet-specifieke weerstand van de gastheer tegen microbiële pathogenen (met als gevolg stimulering van eliminatie).16,17 Er zijn ook een aantal studies waarin een preventief effect van probiotica niet kon worden aangetoond. Taylor et al. gaven gedurende 6 maanden L. acidophilus (3x109 CFU) of een placebo aan pasgeboren hoogrisicokinderen. Er werd na 12 maanden geen effect van probiotica gezien op het voorkomen van atopisch eczeem. In de interventiegroep daarentegen werd bij een significant groter aantal kinderen sensibilisatie gevonden (p=0,03).18 Onlangs berichtten Kopp en collega’s over hun interventieonderzoek die op de Kalliomäki-studie lijkt, waarbij zij op de leeftijd van 2 jaar geen effect vonden op de incidentie van atopisch eczeem door het toedienen van LGG.19 De probiotische stam LGG (1x1010 CFU per dag, verdeeld in 2 doses) of een placebo werd gedurende 4-6 weken voor de geboorte aan moeders toegediend. Post partum werden probiotica of placebo gedurende 6 maanden toegediend: de eerste 3 levensmaanden van de kinderen aan de moeders wanneer deze borstvoeding gaven en de resterende 3 maanden aan alle kinderen. Er werd op de leeftijd van 2 jaar geen verschil gevonden tussen de interventiegroep en de placebogroep in het ontwikkelen van atopisch eczeem (OR 0,96; 95% BI: 0,38-2,33). De ernst van het eczeem verschilde ook niet tussen beide groepen (p=0,8). Er werden eveneens geen variaties gevonden in IgE-concentraties of specifieke sensibilisatie voor inhalatieallergenen. Er waren echter significant meer kinderen in de interventiegroep met episodes van recidiverende bronchitis (gedefinieerd als meer dan 5 episodes, p=0,03). De discrepantie in deze resultaten met die van Kalliomäki et al. zou, naast een mogelijk verschil in studieproduct (de gebruikte bacteriestam is in principe identiek) en een verschil in de methode van postnatale toediening, veroorzaakt kunnen zijn door een verschil in gen-omgevingsinteractie, aangezien de studies bij verschillende bevolkingsgroepen zijn uitgevoerd. De vraag is natuurlijk wat er nu te concluderen valt uit de tot nu toe verrichte studies. In een recent verschenen review wordt geconcludeerd dat het moei-
nederlands tijdschrift voor allergie - huisartseneditie
Huisartseneditie Aanwijzingen voor de praktijk
1. Perinatale toediening van probiotica lijkt effectief te zijn in de primaire preventie van (atopisch) eczeem. 2. Er is vooralsnog geen plaats voor probiotica in de tertiaire preventie en/of behandeling van eczeem. 3. De toediening van prebiotica ter primaire en tertiaire preventie van allergische aandoeningen moet uitgebreider onderzocht worden. 4. Er zullen meer studies verricht moeten worden met een vergelijkbare opzet en interventieproduct, zodat het algemene effect van de interventie beter beoordeeld kan worden.
lijk is om op dit moment tot een conclusie en een advies te komen vanwege de heterogeniteit in opzet, interventie en uitkomstmaat van de verschillende studies.20 De resultaten op het gebied van primaire preventie van eczeem worden tot nu toe veelbelovend genoemd, maar meer studies zijn nodig om tot een conclusie en advies te kunnen komen. Tertiaire preventie van eczeem met probiotica
Verschillende onderzoeksgroepen hebben reeds het effect van probiotica bij de behandeling van kinderen met eczeem bestudeerd.21-29 Alle studies zijn volgens de regelen der kunst uitgevoerd (gerandomiseerde dubbelblinde placebogecontroleerde studies) en alle auteurs concluderen dat de ernst van eczeem afneemt na behandeling met probiotica. Uiteraard zijn de studies heterogeen voor wat betreft de leeftijd van de patiënten (range 4 maanden-13 jaar) en de gebruikte probiotica, waardoor een metaconclusie niet mogelijk is. Het probleem is echter gelegen in de interpretatie van de resultaten door de onderzoekers zelf. Door sommige onderzoekers wordt een afname van het eczeem na behandeling als een gunstig effect geïnterpreteerd, ook als er geen verschil gevonden wordt in verandering van eczeem tussen de probiotica- en placebogroep. Effectiviteit kan alleen worden aangetoond door een verschil tussen groepen en niet door een verschil binnen een groep. Juist om die reden wordt een placebogroep meegenomen in een studie. Ook komt het voor dat een gevonden effect wel statistisch significant is, maar toch klinisch minder relevant omdat het een klein effect is.
Een andere omissie is dat ook veranderingen in een subjectieve eindparameter (bijvoorbeeld een bevestigend antwoord op de vraag: ‘doet uw kind het beter tijdens deze behandeling?’) als een bewijs van effect genomen wordt. In een van de studies was er een uitval van 25% van de deelnemers na de randomisatie, wat de vergelijkbaarheid van de groepen in gevaar brengt. Ook wordt een beoordeling over de effectiviteit van een interventie nogal eens gebaseerd op een subgroepanalyse. Echter, in een subgroepanalyse kan niet langer worden aangenomen dat de verschillende groepen (hier: wel of niet-gesensibiliseerde kinderen) op de interventie na gelijk zijn omdat deze groepen niet gerandomiseerd zijn. Het verschil in uitkomst kan daardoor niet automatisch worden toegeschreven aan de aan- of afwezigheid van sensibilisatie. Het bovenstaande betekent dat op grond van de voorhanden zijnde studies nog geen conclusie kan worden getrokken over de plaats van behandeling met probiotica bij kinderen met eczeem. Alvorens dat te kunnen doen is er behoefte aan goed opgezette studies met een correcte analyse van de verkregen data. De PANDA-studie: primaire preventie van allergie door perinatale toediening van probiotica
Wij hebben een rationele aanpak gekozen om een specifiek mengsel van probiotische bacteriën te ontwikkelen voor primaire preventie van allergie en astma bij kinderen. Voorwaarde voor kans op succes is inzicht in de pathogenese of veronderstelde pathogenese van allergie. Bij allergie zou de versterking van de functie van de Treg-cellen en IL-10-productie
nederlands tijdschrift voor allergie - huisartseneditie
vol. 3 nr. 3 - 2008
68
o v e r z i c h t s a r t i k e l e n
Huisartseneditie kunnen bijdragen aan het voorkomen of onderdrukken van allergische ziekten bij hoogrisicobaby’s en dit is, volgens ons, dan ook het gewenste immunomodulerende effect van probiotica ter preventie van allergie. Allereerst zijn er een aantal algemene kenmerken waaraan de te selecteren probiotica moeten voldoen: veiligheid, stabiliteit, antibioticagevoeligheid en het bestand zijn tegen passage door de maag. Dit laatste is belangrijk omdat hiervoor een aanzienlijke variatie bestaat tussen stammen en het belangrijk is dat de probiotica levend de darm bereiken. In een in-vitromodel vonden we dat B. bifidum en andere probiotische bacteriën in staat waren om Th2-cytokineproductie te onderdrukken. Bij de meeste bacteriën, maar niet alle, berustte dit effect op de versterking van IL-10-productie.30,31 In de in-vivosituatie, het immuunsysteem dat zich in en om de darmen bevindt, zijn gespecialiseerde dendritische cellen aanwezig. Dit zijn zogenoemde professionele antigeenpresenterende cellen die contact maken met de micro-organismen in de darm en vervolgens de richting van de immuunrespons bepalen. We hebben daarom in vitro eveneens naar de aansturing van de cellulaire immuunrespons door dendritische cellen gekeken. Ook hierbij vonden we dat probiotica in staat waren om de Th2-respons te onderdrukken. Hoe precies probiotica de functie van dendritische cellen kunnen beïnvloeden (dus welk onderdeel van de bacterie reageert met welke receptor op de dendritische cellen) is nog grotendeels onbekend, maar deze vragen staan momenteel hoog op de onderzoekskalender. Op basis van bovenstaande gevonden eigenschappen hebben we een mengsel van 3 probioticastammen samengesteld (Ecologic PANDA bestaande uit B. bifidum, B. infantis en Lactococcus lactis; Winclove Bio-industries) voor een klinische studie naar primaire preventie van allergie en astma in een groep hoogrisicobaby’s, de PANDA-studie. Hierbij werd Ecologic PANDA dagelijks toegediend aan moeders tijdens de laatste 6 weken van de zwangerschap en aan de baby gedurende het eerste levensjaar. De achterliggende gedachte voor het toedienen van de probiotica aan de moeder is dat zij ook vaak astma of een andere allergische ziekte heeft. Het kan zijn dat de darmbacteriën van de moeder een ongunstige uitwerking hebben op de balans van de cellulaire immuniteit. Maar omdat diezelfde darmbacteriën ook als eerste de darm van de baby zullen gaan bevolken, wilden we proberen met probiotica de balans in de darm van de moeder te herstellen. De PANDA-studie werd gestart in 2004 en in het
69
vol. 3 nr. 3 - 2008
najaar van 2007 afgerond. Inmiddels zijn ruim 100 kinderen (netjes verdeeld over de Ecologic PANDA- en de placebogroep) vervolgd tot de leeftijd van 2 jaar. De baby’s werden heel nauwkeurig vervolgd met betrekking tot de samenstelling van de bacteriën in de darm (en of die veranderd onder invloed van probiotica), de ontwikkeling van het immuunsysteem (of de Th2-cytokinen kunnen worden onderdrukt) en, het allerbelangrijkste, klinische tekenen van een allergische ziekte. Deze gegevens moeten eerst worden beoordeeld en gepubliceerd in de wetenschappelijke literatuur voordat ze in detail openbaar mogen worden gemaakt. Toch kunnen we al wel zeggen dat op de leeftijd van 3 maanden er een duidelijke vermindering van het optreden van eczeem werd gevonden in de baby’s die Ecologic PANDA toegediend hadden gekregen. Dit verschil was ook op de leeftijd van 1 en 2 jaar nog aanwezig. Conclusie
In conclusie kunnen we stellen dat, op basis van de tot nu toe verrichte studies, probiotica effectief lijken te zijn in de primaire preventie van (atopisch) eczeem, maar dat meer studies nodig zijn om beter te bepalen welke stammen effectief zijn, welke dosis en doseerschema’s gebruikt dienen te worden en wie gevoelig is voor welk probioticum. Het preventieve effect lijkt vooralsnog beperkt te zijn tot de ontwikkeling van (atopisch) eczeem en niet te gelden voor andere allergische aandoeningen zoals voedselallergie, allergische rinitis en astma. Voor probiotica in de tertiaire preventie van eczeem is vooralsnog geen plaats. Wat betreft prebiotica in de primaire preventie en probiotica in de secundaire preventie van allergische aandoeningen zijn er respectievelijk nog te weinig studies en te weinig studies van goede kwaliteit verricht. Op basis van de ervaringen in de tot dusver verrichtte klinische studies mag worden aangenomen dat de toediening van probiotica en prebiotica aan gezonde pasgeborenen veilig is. Referenties 1. Hess J, De Jongste JC. Epidemiological aspects of paediatric asthma. Clin Exp Allergy 2004;34:680-5. 2. Le Souef PN. Can asthma be predicted from an early age? Curr Opin Allergy Clin Immunol 2005;5:71-5. 3. Mazzarella G, Bianco A, Catena E, De Palma R, Abbate GF. Th1/Th2 lymphocyte polarization in asthma. Allergy 2000;55 Suppl 61:6-9. 4. Zoetendal EG, Vaughan EE, De Vos WM. A microbial world within us. Mol Microbiol 2006;59:1639-50. 5. Bjorksten B, Sepp E, Julge K, Voor T, Mikelsaar M.
nederlands tijdschrift voor allergie - huisartseneditie
Huisartseneditie Allergy development and the intestinal microflora during the
trial. J Allergy Clin Immunol 2007;119:184-91.
first year of life. J Allergy Clin Immunol 2001;108:516-20.
19. Kopp MV, Hennemuth I, Heinzmann A, Urbanek R.
6. Metchnikoff E. The Prolongation of life. Optimistic
Randomized, double-blind, placebo-controlled trial of pro-
studies. London (UK): William Heinemann; 1907.
biotics for primary prevention: no clinical effects of Lacto-
7. Isolauri E, Salminen S, Ouwehand AC. Microbial-gut
bacillus GG supplementation. Pediatrics 2008;121:e850-6.
interactions in health and disease. Probiotics. Best Pract
20. Prescott SL, Bjoksten B. Probiotics for the prevention
Res Clin Gastroenterol 2004;18:299-313.
or treatment of allergic diseases. J Allergy Clin Immunol
8. Szajewska H, Ruszczynski M, Raezikowski A. Probio-
2007;120:255-62.
tics in the prevention of antibiotic-associated diarrhea in
21. Isolauri E, Arvola T, Sutas Y, Moilanen E, Salminen S.
children: a meta-analysis of randomized controlled trials.
Probiotics in the management of atopic eczeem. Clin Exp
J Pediatr 2006;149:367-72.
Allergy 2000;30:1604-10.
9. McFarland LV. Meta-analysis of probiotics for the
22. Rosenfeldt V, Benfeldt E, Nielsen SD, Michaelsen KF,
prevention of antibiotic associated diarrhea and the treat-
Jeppesen DL, Valerius NH, et al. Effect of probiotic Lacto-
ment of Clostridium difficile disease. Am J Gastroenterol
bacillus strains in children with atopic dermatitis. J Allergy
2006;101:812-22.
Clin Immunol 2003;111:389-95.
10. Gionchetti P, Morselli C, Rizzello F, Romagnoli R,
23. Viljanen M, Savilahti E, Haahtela T, Juntunen-Backman K,
Campieri M, Poggioli G, et al. Management of pouch dys-
Korpela R, Poussa T, et al. Probiotics in the treatment of
function or pouchitis with an ileoanal pouch. Best Pract
atopic eczeem/dermatitis syndrome in infants: a double-
Res Clin Gastroenterol 2004;18:993-1006.
blind placebo-controlled trial. Allergy 2005;60:494-500.
11. Kalliomäki M, Salminen S, Arvilommi H, Kero P,
24. Sistek D, Kelly R, Wickens K, Stanley T, Fitzharris P,
Koskinen P, Isolauri E. Probiotics in primary prevention
Crane J. Is the effect of probiotics on atopic dermatitis
of atopic disease: a randomised placebo-controlled trial.
confined to food sensitized children? Clin Exp Allergy
Lancet 2001;357:1076-9.
2006;36:629-33.
12. Kalliomäki M, Salminen S, Poussa T, Arvilommi H,
25. Weston S, Halbert A, Richmond P, Prescott SL. Effects
Isolauri E. Probiotics and prevention of atopic disease:
of probiotics on atopic dermatitis: a randomised controlled
4-year follow-up of a randomised placebo-controlled trial.
trial. Arch Dis Child 2005;90:892-7.
Lancet 2003;361:1869-71.
26. Isolauri E, Arvola T, Sutas Y, Moilanen E, Salminen S.
13.
Abrahamsson
TR,
Jakobsson
T,
Bottcher
MF,
Probiotics in the management of atopic eczeem. Clin Exp
Fredrikson M, Jenmalm MC, Bjorksten B, et al. Probio-
Allergy 2000;30:1604-10.
tics in prevention of IgE-associated eczeem: a double-
27. Rosenfeldt V, Benfeldt E, Nielsen SD, Michaelsen KF,
blind, randomized, placebo-controlled trial. J Allergy Clin
Jeppesen DL, Valerius NH, et al. Effect of probiotic Lacto-
Immunol 2007;119:1174-80.
bacillus strains in children with atopic dermatitis. J Allergy
14. Kukkonen K, Savilahti E, Haahtela T, Juntunen-Backman K,
Clin Immunol 2003;111:389-95.
Korpela R, Poussa T, et al. Probiotics and prebiotic galacto-
28. Viljanen M, Savilahti E, Haahtela T, Juntunen-Backman K,
oligosaccharides in the prevention of allergic diseases:
Korpela R, Poussa T, et al. Probiotics in the treatment of
a randomized, double-blind, placebo-controlled trial.
atopic eczeem/dermatitis syndrome in infants: a double-
J Allergy Clin Immunol 2007;119:192-8.
blind placebo-controlled trial. Allergy 2005;60:494-500.
15. Moro G, Arslanoglu S, Stahl B, Jelinek J, Wahn U,
29. Weston S, Halbert A, Richmond P, Prescott SL. Effects
Boehm G. A mixture of prebiotic oligosaccharides reduces
of probiotics on atopic dermatitis: a randomised controlled
the incidence of atopic dermatitis during the first six
trial. Arch Dis Child 2005;90:892-7.
months of age. Arch Dis Child 2006;91:814-9.
30. Niers LE, Timmerman HM, Rijkers GT, Van Bleek GM,
16. Isolauri E, Sutas Y, Kankaanpaa P, Arvilommi H,
Van Uden NO, Knol EF, et al. Identification of strong inter-
Salminen S. Probiotics: effects on immunity. Am J Clin
leukin-10 inducing lactic acid bacteria which down-regulate
Nutr 2001;73(2 Suppl):444S-50S.
T helper type 2 cytokines. Clin Exp Allergy 2005;35:1481-9.
17. Blum S, Haller D, Pfeifer A, Schiffrin EJ. Probiotics and
31. Niers LE, Hoekstra MO, Timmerman HM, Van Uden NO,
immune response. Clin Rev Allergy Immunol 2002;22:
Knol EF, Rijkers GT. Selection of probiotic bacteria for pre-
287-309.
vention of allergic diseases: immunomodulation of neona-
18. Taylor AL, Dunstan JA, Prescott SL. Probiotic supple-
tal dendritic cells. Clin Exp Immunol 2007;149:344-52.
mentation for the first 6 months of life fails to reduce the risk of atopic dermatitis and increases the risk of allergen
Ontvangen 27 mei 2008, geaccepteerd 9 juli 2008.
sensitization in high-risk children: a randomized controlled
nederlands tijdschrift voor allergie - huisartseneditie
vol. 3 nr. 3 - 2008
70
o v e r z i c h t s a r t i k e l e n
Huisartseneditie Correspondentieadres
Mw. drs. L.E.M. Niers, kinderarts i.o, arts-onderzoeker PANDA-studie Dhr. dr. M.O. Hoekstra, kinderarts-allergoloog, subafdelingshoofd Kindergeneeskunde UMC Utrecht Wilhelmina Kinderziekenhuis Centrum voor Kinderallergologie Lundlaan 6 3584 EA Utrecht E-mailadres:
[email protected] Dhr. dr. G.T. Rijkers, immunoloog UMC Utrecht Afdeling Gastro-intestinale Chirurgie Heidelberglaan 100 3584 CX Utrecht St. Antonius Ziekenhuis Laboratorium Medische Microbiologie en Immunologie Postbus 2500 3430 EM Nieuwegein Correspondentie graag richten aan dhr. dr. M.O. Hoekstra. Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
71
vol. 3 nr. 3 - 2008
nederlands tijdschrift voor allergie - huisartseneditie