Privépensioenen in de EU: richtlijnen voor een geïntegreerd model Geleidelijk aan is in de Europese Unie een verschuiving waar te nemen waarbij de overheid wat terugtreedt en de verantwoordelijkheid voor het regelen van een oudedagsvoorziening wat meer bij de individuele belastingplichtige komt te liggen. Het is in het belang van de individuele belastingplichtige, maar ook in dat van de overheid, dat iedereen een adequate oudedagsvoorziening opbouwt. In dat kader doe ik een voorstel voor een model dat hierbij kan worden ingezet. Traditioneel wordt gesproken van de drie pijlers van toekomstvoorzieningen. De eerste pijler bestaat hier uit overheidsvoorzieningen, de tweede uit het werknemerspensioen en de derde is het privépensioen. Vanuit de Europese Unie (EU) wordt het aanvullende pensioen (tweede en derde pijler) gestimuleerd om het hoofd te bieden aan de demografische ontwikkeling.1 In de White Paper van 2012 wordt aanbevolen de ontwikkeling van aanvullende pensioenspaarregelingen te ondersteunen om het pensioeninkomen te vergroten.2 Volgens de Europese Commissie speelt de fiscale wetgeving hierbij een grote rol.
Nederland In het algemeen wordt het Nederlandse pensioensysteem hoog gewaardeerd in internationale onderzoeken. Een groot voordeel van het Nederlandse systeem is dat de pensioenaanspraken niet alleen zijn gebaseerd op een omslagstelsel, maar voor een aanzienlijk deel op kapitaaldekking. De combinatie van bei-
■ VIER LANDEN
en ook tot werkelijke reserveringen
Door de ontwikkelingen en de stand van zaken in de pensioensystemen van diverse EU-lidstaten te bestuderen, kan worden geleerd van de ervaringen in die landen, waaruit vervolgens conclusies kunnen worden getrokken. Daarom ga ik hierna kort in op de pensioensystemen van Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Zweden.3
Gerard Staats Mr. dr. G.M.C.M. Staats is werkzaam bij het Bureau Vaktechniek van BDO Belastingadviseurs en tevens verbonden aan het Fiscaal Instituut van de Universiteit van Tilburg
6
februari 2014 Pensioen Magazine
Een combinatie van omslag- en kapitaaldekking leidt tot solidariteit,
de systemen maakt het stelsel sterk, hoewel de kredietcrisis heeft aangetoond dat het systeem toch kwetsbaarder is dan gedacht. Een omslagstelsel heeft als groot voordeel dat het solidariteit tussen de generaties met zich meebrengt. Om AOW-aanspraken op te bouwen, is het niet nodig dat premie wordt betaald. Dit brengt het risico van free riders met zich mee. Door de kapitaaldekking in pijler twee en drie wordt er daadwerkelijk gespaard, c.q. gereserveerd. Een combinatie van omslagen kapitaaldekking leidt dus tot solidariteit, en ook tot werkelijke reserveringen. De laatste decennia is het pensioensysteem behoorlijk aangepast. Het is er niet eenvoudiger op geworden en zeker niet alle veranderingen zijn een verbetering. Een van de wijzigingen is de noodzaak voor de belastingplichtige om te berekenen of hij een pensioentekort heeft. Is dat het geval, dan mag hij een lijfrentepremieaftrek opvoeren. Daarnaast zijn er wezenlijke verschillen tussen de tweede en derde pijler, maar de trend is wel dat deze voorzieningen meer naar elkaar toe groeien. Ten slotte merk ik op dat de houding van veel belastingplichtigen ten aanzien van toekomstvoorzienin-
gen mede is beïnvloed door de vele veranderingen in het systeem. De laatste jaren hebben aangetoond dat het systeem minder stabiel is dan gedacht, maar ook mag worden verwacht. Verenigd Koninkrijk Ook in het Verenigd Koninkrijk (VK) wordt de eerste pijler gevormd door een omslaggefinancierd pensioen (Basic State Pension en State Second Pension). De hoogte van dit basispensioen is vrij laag. Het pensioengat – het verschil tussen het procentuele gemiddelde pensioeninkomen in de OESO-landen en het daadwerkelijke gemiddelde pensioeninkomen – is groot. Samen met de demografische ontwikkelingen heeft dit het VK genoodzaakt maatregelen te treffen. Zo gaat de pensioenleeftijd geleidelijk omhoog. Het VK is traditioneel een land met defined benefit (DB) pensioenregelingen. Er vindt echter een forse verschuiving plaats. Bestaande pensioenregelingen worden gesloten voor nieuwe deelnemers en er worden vrijwel uitsluitend nog defined contribution (DC) regelingen overeengekomen. Duidelijk is dat de risico’s hierbij verschuiven van werkgever/uitvoerder naar de individuele deelnemer. Vanwege het grote pensioengat wil het VK het aantal deelnemers aan pensioenregelingen fors verhogen. Daartoe is de zogenoemde ‘automatic enrolment’ geïntroduceerd. Werkgevers zijn verplicht om bij te dragen aan de pensioenpremie van hun werknemers, die ‘automatisch’ meedoen aan de pensioenregeling. Al hebben die werknemers nog wel de mogelijkheid om af te zien van deelname (soft compulsion). Voorheen was het opzetten van een pensioenregeling geheel vrijwillig. Het VK kent de mogelijkheid van een belastingvrije uitkering ineens van 25% van het opgebouwde pensioentegoed op de pensioeningangsdatum. Er bestaat geen echt duidelijk verschil tussen de werknemersen privépensioenen. Privépensioenen kunnen via de dienstbetrekking worden geregeld, maar dat is niet noodzakelijk. De fiscale ruimte voor werknemers- en privépensioenen is gelijk (de zogenoemde annual and lifetime allowance).
Ook in Duitsland heeft een verschuiving plaatsgevonden van de overheidspensioenen (omslagstelsel) naar de tweede en derde pijler Duitsland Ook in Duitsland heeft een verschuiving plaatsgevonden van de overheidspensioenen (omslagstelsel) naar de tweede en derde pijler. Traditioneel is de eerste pijler in Duitsland (Gesetzliche Rentenversicherung) heel groot. Hij beslaat ongeveer 80% van het totale pensioen. Pensioengerechtigden ontvangen relatief hoge overheidspensioenen; werknemers- en privé-
pensioenen waren relatief onbelangrijk. Door de demografische veranderingen staat dit systeem echter onder grote druk. Mensen gaan later werken, worden ouder, er komen minder kinderen en mensen gaan relatief vroeg met pensioen. In 2001 is daarom een eerste forse wetswijziging doorgevoerd.4 Werknemers- en privépensioenen werden fiscaal aantrekkelijker gemaakt en het overheidspensioen werd wat versoberd. De Riester-Rente werd geïntroduceerd. De Alterseinkünftegesetz van 2005 introduceerde de omkeerregel en de zogenoemde Basisrente. Deze Ba-
Bijzonder aan het Zweedse systeem is dat een deel van het overheidspensioen op kapitaaldekking is gebaseerd sisrente is bedoeld voor zelfstandigen en werknemers die niet onder het overheidspensioen vallen. De Basisrente is geen groot succes, omdat de premie maar gedeeltelijk aftrekbaar is, terwijl een groot deel van de uitkering wordt belast. Daarentegen is de Riester-Rente wel succesvol. Ze is niet verplicht, maar door de fiscale faciliteiten wel aantrekkelijk. De overheid betaalt namelijk een deel van de premie, bij lage inkomens zelfs meer dan 50%. De Riester-Rente moet leiden tot een levenslange uitkering, die niet mag ingaan voor de 62-jarige leeftijd. Van het tegoed mag 30% ineens worden uitgekeerd. Daarnaast gelden minimumgaranties met betrekking tot het uit te keren kapitaal. In 2005 is de wetgeving aangepast. Dit heeft vooral tot vereenvoudiging geleid. Hierna viel een substantiële groei van het aantal Riester-Renten waar te nemen. Zweden Ook in Zweden is het overheidspensioen het belangrijkste onderdeel van het pensioensysteem. Van de uitgekeerde pensioenen komt 75% uit de eerste pijler, 20% uit de tweede en 5% uit de derde pijler. De betaalde premies betreffen voor 68% premies voor de eerste pijler, 26% voor de tweede en 6% voor de derde pijler. Bijzonder aan het Zweedse systeem is dat een deel van het overheidspensioen op kapitaaldekking is gebaseerd. Gerechtigden kunnen zelf beleggingskeuzes maken, waarbij ze kunnen kiezen uit honderden fondsen. De praktijk laat echter zien dat veruit de 1 Zie o.a. COM (2000) 622 final. 2 COM(2012), 55 final, p. 9. 3 Zie voor een uitgebreidere bespreking mijn dissertatie: Personal pensions in the EU: Guidelines for an integrated model, Wolf Legal Publishers, 2013, Hfd. 4. 4 Gesetz zur Reform der gesetzlichen Rentenversicherung (RRG 2001) und zur Förderung eines kapitalgedeckten Altersvorsorgevermögens.
ensioen Magazine februari 2014 7
privépensioenmodel
meeste gerechtigden geen keuze maken en dus in een default fund terechtkomen. Omdat meer dan 90% van de werknemers onder een van de vier grote collectieve pensioenregelingen valt, is de rol van de privépensioenen vrij klein.
■ INTERNATIONALE ASPECTEN Bij het maken van een geïntegreerd model voor privépensioenen moet vanzelfsprekend rekening worden gehouden met het internationale en Europese belastingrecht. Inmiddels is er een schat aan regelgeving en jurisprudentie. Verdragsrechtelijke aspecten Een van de wezenlijkste vragen in dit kader betreft de heffingstoewijzing bij grensoverschrijdende pensioenen. Denk hierbij met name aan de situatie dat de pensioenopbouw in land A plaatsvindt, maar de gerechtigde zich op het moment van pensionering in land B bevindt. Traditioneel gaat het OESO-modelverdrag uit van een woonstaatheffing. De woonstaat heeft namelijk een goed overzicht van de totale inkomsten van de belastingplichtige. Daarnaast zouden de administratieve lasten minder groot zijn en maakt de gerechtigde gebruik van de publieke voorzieningen van de woonstaat. Theoretisch valt veel voor een woonstaatheffing te zeggen. Pas op het moment van uitkeren ontstaat draagkracht en dient belastingheffing plaats te vinden. Maar toch zijn er betere argumenten voor een bronstaatheffing. De bronstaat is hierbij de staat die de mogelijkheid heeft geboden de oudedagsvoorziening op te bouwen. Allereerst vormen pensioenen uitgesteld salaris en daarom zou de heffing ook aan de
bronstaat moeten toekomen.5 Hoewel dit bij het privépensioen ietwat anders ligt, zie ik hier toch een duidelijke parallel. Eigenschap van een bronstaatheffing is voorts dat ze fiscaal geïndiceerde emigraties zinloos maakt. Ook valt uit het verdragsbeleid van de diverse landen af te leiden dat men van mening is dat de heffing over pensioenuitkeringen (onder voorwaarden) zou moeten toekomen aan de bronstaat. Die is
Theoretisch valt veel voor een woonstaatheffing te zeggen, maar toch zijn er betere argumenten voor een bronstaatheffing bovendien het beste bekend met de ins and outs van de desbetreffende oudedagsvoorziening. En ten slotte kan een woonstaatheffing ertoe leiden dat landen hun pensioenwetgeving gaan versoberen, omdat ze af willen van de met pensioenemigraties gepaard gaande belastingderving. Verdragsbeleid De meeste landen hebben een verdragsbeleid met betrekking tot pensioenen en lijfrenten. Nederland hanteert sinds enkele jaren de bronstaatheffing als uitgangspunt.6 Duitsland neemt woonstaatheffing als uitgangspunt, maar onder voorwaarden wenst dit land ook een bronstaatheffing. Dit is met name het geval als de premies in de bronstaat voor minimaal 15
Hora est! Op 29 januari jl. promoveerde Gerard Staats aan Tilburg University op het proefschrift ‘Personal Pensions in the EU: Guidelines for an integrated model’, waarvan dit artikel een excerpt is. Vanwege het feit dat Gerard al vanaf het eerste uur een regelmatig en zeer gewaardeerd auteur van Pensioen Magazine is, besteden we hier wat extra aandacht aan deze mijlpaal in zijn wetenschappelijke carrière. Eerste vraag is natuurlijk waarom hij dit onderwerp voor zijn proefschrift heeft gekozen. ‘Ik zit nu al zo’n twintig jaar in het pensioenvak, met de grootste affiniteit bij de derde pijler en met de nadruk op de fiscaliteit. En dan is dit een tamelijk logische keuze. Toen ik begon met mijn onderzoek, had ik eigenlijk nog geen idee waar ik op uit zou komen. Dat hoort natuurlijk ook zo; je mag je conclusie niet al bij voorbaat klaar hebben. Van de zeven jaar dat ik ermee bezig was, duurde het vijf jaar voordat bij mij het kwartje viel. Zo van: dit moet het volgens mij gaan worden.’ Een van de elementen die hem pas in dat laatste stadium duidelijk werden, was het besef dat er voor een betrouwbare uitvoering van zijn voorstel een soort breekijzer moest komen in de vorm van een non-pro-
8
februari 2014 Pensioen Magazine
fitinstelling of, zoals Gerard het noemt, een Nationale Privépensioen Uitvoerder. Met betrekking tot privépensioenen heeft de marktwerking de laatste decennia toch niet het gewenste resultaat opgeleverd. Overigens is dat niet alleen in Nederland het geval. Al realiseert hij zich wel dat lang niet iedereen overtuigd is van nut en noodzaak van een non-profitinstelling op dit terrein. ‘Eigenlijk’, zegt Gerard, ‘heb ik deze non-profitvariant erin geschoven vanuit het idee van een soort default. Als iemand het dan beter of goedkoper kan uitvoeren dan die default, vind ik het prima. Een non-profitinstelling kan trouwens ook een tijdelijk instrument zijn, om te voorkomen dat het stelsel een valse start krijgt. Grootste winst van mijn systeem, met of zonder nonprofit, zit in het automatisme om bij een pensioentekort verplicht mee te doen. Mede daardoor kun je een hele hoop kosten vermijden, met name voor marketing.’ Tot besluit de favoriete stelling van Gerard, een citaat uit een lied van het Klein Orkest: ‘Later is allang begonnen, maar vandaag komt nooit meer terug.’ Een stelling waarin veel te lezen valt. Wat, dat laat hij graag aan de verbeelding van de lezer over.
jaar aftrekbaar zijn geweest.7 Voor zover ik kan overzien heeft het VK geen gepubliceerd verdragsbeleid, maar wordt bij verdragsonderhandelingen het OESOmodelverdrag gevolgd.8 Zweden heeft een voorkeur voor een bronstaatheffing, met een proportioneel tarief van 25%.9 Europeesrechtelijke aspecten Inmiddels heeft het Europese Hof van Justitie flink huisgehouden in het woud van beperkende wet- en regelgeving bij emigratie, internationale waardeoverdracht of buitenlandse aanbieders. Een geïntegreerd model voor privépensioenen zal hier dus rekenschap van moeten geven. In dat verband geeft de White Paper uit 2012 een aardig beeld van de visie van de Europese Commissie inzake aanvullende pensioenen.10 De mogelijkheden om aanvullende pensioenen op te bouwen, moeten worden vergroot en belastingplichtigen moeten kunnen vertrouwen op deze aanvullende pensioenen. Belangrijk hierbij is goede informatie door middel van een pensioenregister, aldus de Commissie.
■ ELEMENTEN VAN HET SYSTEEM Bij een geïntegreerd model van privépensioenen speelt een flink aantal elementen een rol. Hierbij kan worden gedacht aan: – de fiscale regelgeving; – de vraag of verschillen tussen het werknemers- en het privépensioen acceptabel zijn; – het niveau van het te bereiken pensioen; – de kenmerken van een uitkeringsregeling versus een beschikbarepremieregeling; – eenvoud en toegankelijkheid; – de uitvoerders; – de kosten in de regelingen; – de vraag of de regeling verplicht zou moeten worden; – de informatie aan en educatie van belastingplichtigen; – de uitkeringsmogelijkheden. Van deze elementen bespreek ik er hierna een drietal. De omkeerregel Het is belangrijk dat iedereen een adequate oudedags-
5 Zie ook E. Kemmeren, Principle of Origin in Tax Conventions, A Rethinking of Models, Pijnenburg, 2001, p. 397 en I. Burgers, Internationaal verdragsbeleid inzake pensioenen en lijfrenten: quo vado?, WFR 2010/259, p. 265. 6 Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011, ministerie van Financiën, IFZ/2011/100 M1, p. 54-55. 7 Verhandlungsgrundlage für Doppelbesteuerungsabkommen im Bereich der Steuern vom Einkommen und Vermögen, IV B 2 – S 1301/13/10009, www.bundesfinanzministerium.de, geraadpleegd op 08.01.2014. 8 Www.hmrc.gov.uk/manuals/dtmanual/dt1926.htm, geraadpleegd op 08.01.2014. 9 International Fiscal Association, The tax treatment of transfer of residence by individuals, Cahiers de droit fiscal international, Volume LXXXVIIb, 2002, blz. 526-527.
voorziening opbouwt. Wanneer de verantwoordelijkheid hiervoor grotendeels bij de burger zelf ligt, zal deze moeten worden gemotiveerd en gefaciliteerd om een goede oudedagsvoorziening op te bouwen. Ook de belastingheffing speelt hierin een belangrijke rol. De omkeerregel is het juiste systeem hierbij. De premie is dan aftrekbaar en de aanspraak wordt niet belast. De uitkeringen worden belast op het moment dat ze worden ontvangen. Er zijn diverse argumenten ten faveure van de omkeerregel:
De omkeerregel is in lijn met het feit dat belastingplichtigen het normaal vinden dat inkomen pas wordt belast op het moment dat het wordt uitgekeerd 1. de omkeerregel is in lijn met het feit dat belastingplichtigen het normaal vinden dat inkomen pas wordt belast op het moment dat het wordt uitgekeerd.11 Als een belastingplichtige investeringen doet of moet doen in het kader van zijn oudedagsvoorziening, is dat geen draagkracht op het moment van de besparing, maar pas op het moment van uitkeren; 2. de omkeerregel draagt bij aan het uitsmeren van het verdiende inkomen over de hele levensloop;12 3. Als de omkeerregel niet wordt toegepast, dienen de uitkeringen onbelast te blijven. Het is de vraag of de overheid de verleiding kan weerstaan om ze dan niet toch te belasten.13 Andere vraag is of diezelfde overheid de budgettaire discipline kan opbrengen om de hogere belastingopbrengsten, doordat er geen aftrek meer is, te reserveren voor toekomstige overheidslasten.14 Tevens draagt belastingheffing over de uitkeringen bij aan de vergrijzingskosten; 4. ook de meeste lidstaten passen de omkeerregel toe;15
10 COM(2012) 55 final. 11 Zie ook A. Smith, An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations, Edwin Cannan, ed., 5th edition 1904, V.2.27 en C. van Ballegooijen, Het fiscaal loonbegrip, Kluwer, 1989, p. 101-102. 12 G. Dietvorst, De drie pijlers van toekomstvoorzieningen en belastingen, Kluwer, 1994, p. 2-3. 13 Zie ook A. Vermaat en R. Van Dam, Het belasten van pensioenmiddelen, ESB, 1991, p. 545 ff. 14 P. Antolin, A. De Serres en C. de la Maisonneuve, Long-Term Budgetary Implications of Tax-Favoured Retirement Plans, OECD Economics Department Working Papers No 393, 2004, p. 17. 15 Zie COM(2001) 214, final, p. 7 en p. 18.19 en Income tax treatment of 3rd pillar pension products, Insurance Europe, 2012.
ensioen Magazine februari 2014 9
privépensioenmodel
5. het is niet helemaal duidelijk of de omkeerregel vanwege de aftrekmogelijkheden tot aanvullende besparingen leidt.16 Het kan ook leiden tot vervanging van andere besparingen (substitutie-effect). Op zich is dit geen probleem als het de intentie van de overheid is om de pensioenbesparingen te vergroten. Waarschijnlijk leidt de omkeerregel wel tot meer pensioenbesparingen;17 6. de omkeerregel leidt weliswaar tot complexe regelgeving, maar dit is geen argument om haar niet te gebruiken; 7. aftrekposten worden voornamelijk door de belastingplichtigen met de hoogste inkomens gebruikt omdat voor hen het voordeel het grootst is. Zo komt het fiscale voordeel voornamelijk bij een kleine groep terecht.18 Daarom vallen matching contributions te overwegen; daarbij betaalt de overheid een bepaald bedrag als de belastingplichtige een bepaald bedrag spaart. Bijvoorbeeld in Duitsland heeft dit geleid tot veel deelnemers met relatief lage inkomens;19
De ‘dreiging’ met voorwaardelijke premieaftrek zou pensioenimporterende landen wellicht wat makkelijker akkoord doen gaan met een wijziging van het belastingverdrag 8. de omkeerregel kan leiden tot fiscaal geïndiceerde emigraties. Reeds eerder heb ik betoogd dat een systeem van voorwaardelijke premieaftrek (voorwaardelijk belastinguitstel) fiscaal acceptabel is.20 Pensioenexporterende landen zouden dit systeem kunnen adopteren, maar het is de vraag of we deze kant op moeten. Dubbele heffing ligt dan namelijk op de loer. Wijziging van de belastingverdragen is een betere optie. Maar de ‘dreiging’ met voorwaardelijke premieaftrek zou pensioenimporterende landen – de ‘good weather countries’ – wellicht wat makkelijker akkoord doen gaan met een wijziging van het belastingverdrag. Uitvoerders Kijkend naar de ervaringen van de vier lidstaten en de kosten bij oudedagsvoorzieningen, is de conclusie gerechtvaardigd dat de overheid ook een rol heeft in de derde pijler.21 De markt werkt niet goed tot op heden.22 Denk aan de woekerpolisaffaire in Nederland. Ook het VK heeft een soort woekerpolisaffaire achter de rug. En in Duitsland is geconstateerd dat de kosten bij de Riester-Rente zeer hoog zijn. Daarom zou een overheidsorgaan, of in elk geval een non-profitorganisatie, ook privépensioenen moeten gaan uitvoeren. Deze uitvoerder biedt dan een eenvoudig product aan tegen lage kosten en kan hiermee de markt stimuleren om efficiënter te werken.23
10 februari 2014 Pensioen Magazine
Verplicht of vrijwillig Als het overheidspensioen niet in een adequaat inkomen kan voorzien, valt naar mijn mening een verplichte deelname aan een oudedagsvoorziening te bepleiten. Belastingplichtigen zouden daar automatisch aan moeten deelnemen, maar wat mij betreft moeten ze er daarbij wel voor kunnen kiezen om af te zien van deelname. Denkbaar is dat hier voorwaarden aan worden verbonden, bijvoorbeeld dat men aantoont reeds op andere wijze – denk aan vermogensopbouw – te voorzien in een oudedagsinkomen. Onderzoek toont echter aan dat slechts weinig belastingplichtigen gebruikmaken van zo’n mogelijkheid tot afzien.24 Een volledig vrijwillige deelname werkt niet goed, omdat mensen nu eenmaal de neiging hebben beslissingen naar de toekomst te verschuiven.
■ HET NEUTRALE PRIVÉPENSIOENMODEL Binnen de EU bestaan op het gebied van oudedagsvoorzieningen nog grote verschillen. Denk hierbij aan de systemen van de lidstaten die nog niet zo lang geleden zijn toegetreden. Het is te kort door de bocht om te stellen dat ook zij direct gebruik kunnen gaan maken van een model dat is toegesneden op de ‘oudere’ lidstaten. Hierna presenteer ik een model dat geschikt is om in de meeste lidstaten de privépensioenen vorm te geven. Uitgangspunten Een geïntegreerd model voor privépensioenen moet leiden tot adequate pensioenen. De uitgangspunten van dit model zijn: a. de omkeerregel wordt toegepast; b. geen verschillen in de fiscale behandeling van werknemers- en privépensioenen; c. een pensioenniveau dat de levensstandaard van de belastingplichtige veilig stelt. Anderzijds moet niet excessief kunnen worden gespaard op kosten van de fiscus. Een (inkomens)plafond is daarom acceptabel;25
Vrijwillige deelname werkt niet goed, omdat mensen nu eenmaal de neiging hebben beslissingen naar de toekomst te verschuiven d.
in de meeste landen heeft een forse verschuiving van uitkeringsovereenkomsten naar premieovereenkomsten plaatsgevonden. Hiermee zijn risico’s verlegd naar het individu. Dat is merkwaardig, want dit is nu juist degene die het minst gekwalificeerd is om deze risico’s te dragen. Vaak zijn individuele belastingplichtigen financieel niet goed onderlegd en meestal volledig ongeïnteresseerd. Een uitkeringsregeling waarbij de risico’s meestal niet bij het individu liggen, heeft daarom de voorkeur, maar de praktijk lijkt de an-
e.
f.
dere kant op te gaan. Daarom is het interessant om te kijken naar een systeem dat de kwaliteiten van DB en DC verbindt;26 het moet een eenvoudig systeem zijn. Een dergelijk systeem bereikt ook de belastingplichtigen met lage inkomens en leidt tot minder advisering en dus tot lagere kosten; het model moet voldoen aan de Europese en internationale (fiscale) wetgeving;
i.
Naast de commerciële aanbieders moet ook een non-profitorganisatie als aanbieder gaan fungeren: de
j.
Nationale Privépensioen Uitvoerder g.
h.
naast de commerciële aanbieders moet ook een non-profitorganisatie als aanbieder gaan fungeren: de Nationale Privépensioen Uitvoerder; deelname aan het aanvullende pensioen moet min of meer verplicht zijn, al mag er een mogelijkheid zijn om van deelname af te zien. Het is aan te bevelen dat een belastingplichtige op de hoogte is van de wet- en regelgeving rond oudedagsvoorzieningen. Dit moet echter geen doel op zich worden. Onderzoek toont aan dat veruit de meeste belastingplichtigen niet geïnteresseerd zijn en er haast automatisch van uitgaan dat ‘het’
16 Social Protection Committee, Privately Managed Funded Pension Provision and their Contribution to Adequate and Sustainable Pensions, 2008, p. 27, A. Lusardi, J. Skinner en S. Venti, Saving, Public Policy, and Late-Life Inequality, Annual Review of Gerontology and Geriatrics, Volume 22, 2002 en P. Antolin en E. Lopez Ponton, The impact of tax incentives on retirement savings: a literature review, OECD, 2008, p. 70. 17 In ieder geval is dat in Duitsland zo. Zie National Strategy Report Social Protection and Social Inclusion, Germany 2008, p. 71. 18 S. van Wijnbergen, Nederland weer aan het werk, ESB no 4134/4, 1998 en K. Caminada, Pensioenopbouw via de derde pijler, Department of Economics Research Memorandum, 2000.01, Universiteit van Leiden, p. 33-34. 19 Zie ook Antolin, Lopez Ponton, t.a.p., p. 81 ,die aangeven, dat matching contributions de besparingen voor oudedagsvoorzieningen verhogen. 20 G.M.C.M. Staats, Hoe kan de overheid claim op pensioenkapitaal realiseren, Pensioen Magazine 2011/2. Zie ook D. Wellisch, S. Lenz, Die Riester-rente im Lichte des Gemeinschaftsrechts. Lösungsansätze zur Sicherung einer Einmalbesteuerung, Internationales Steuerrecht, 2008, p. 490ff. 21 Zie bijvoorbeeld OECD 2001a, p. 9. COM(2000) 622 final, p. 12. C. Corneo, M. Keese, C. Schröder, Can governments boost voluntary retirement savings via tax incentives and subsidies?, Kiel, 2008 en S. Collard en N. Moore, Review of international pension reform, Department for Work and Pensions, Research Report No 663, Bristol, 2010, p. 4 en 68. 22 Zie bijv. AFM 2009. Ook het VK heeft een soort woe-
k.
23
24 25
26
27
geregeld is of wordt. Daarom heeft automatische deelname de voorkeur; een pensioenregister speelt een centrale rol. Naast de overheids- en werknemerspensioenen moeten ook de (fiscale) privépensioenen in dit register zijn opgenomen. Daarnaast moet er vanuit dit register een jaarlijkse berekening worden gemaakt voor iedere belastingplichtige op basis van diens concrete situatie, zodat hij kan zien of hij op koers ligt met de opbouw van zijn oudedagsvoorziening. Onder andere Zweden en Nederland hebben goede ervaringen met een pensioenregister. Dit moet nog verder worden uitgebouwd; levenslange lijfrenten hebben de voorkeur in de uitkeringsfase. Dit kan ook met gegarandeerde bancaire uitkeringen, waarbij het langlevenrisico wordt afgedekt door een verzekeraar. Een deel van de pensioenuitkering – bijvoorbeeld 25% – mag op het pensioeningangsmoment als belaste lump sum worden ontvangen. Wel moeten hieraan stringente aanwendingsvoorwaarden worden verbonden. Wellicht dat ook een tijdelijke uitkering, van bijvoorbeeld 20 jaar, tot de mogelijkheden moet behoren. Dit is bijna gelijk aan een levenslange uitkering. Bovendien neemt na die 20 jaar de inkomensbehoefte sterk af.27 Indexatie van uitkeringen is dan zeker niet meer nodig en een (veel) lager of zelfs geen pensioen kan acceptabel zijn; bronstaatheffing bij internationale pensioenen moet het uitgangspunt zijn. kerpolisaffaire achter de rug. Zie D. Blake, Pensioenhervormingen in het VK, ESB 2007, p. 72 en J. Black en R. Nobles, Personal Pensions Misselling: The Causes and Lessons of Regulatory Failure, The Modern Law Review, Vol.6, 1998. Daarnaast is ook in Duitsland geconstateerd dat de kosten in de Riester-Rente zeer hoog zijn. Zie U. Wystyp, Ist die Einführung der Riester-Rente vor allem ein Geschenk an die Finanzindustrie?, German Mathematica Tour, 2009 en Verbraucherzentrale Bundesverband, Vorschläge zur Stärkung der Altersvorsorge im Allgemeinen und der Riester-Förderung im Speziellen, 2011, p. 3. Een voorbeeld is het European Personal Pension Product voorgesteld door de European Fund and Asset Management Association (EFAMA), EFAMA 2013. P. Antolin, S. Payet and J. Yermo, Coverage of Private Pension Systems, OECD, 2012, p. 30. Zie ook P. Kavelaars, Fiscale behandeling van oudedagsvoorzieningen, TPV 2011/4 en Dietvorst 1994, t.a.p., p. 111 en L. Stevens, Fiscale Beleidsnotities 2008, WFR 2007/6734, p. 1000. In dat kader passen de ideeën van Merton met het Managed DC. Kort en goed is dit een systeem dat eenvoudig is uit te leggen en waarbij slechts een beperkte inzet van de deelnemer wordt verwacht. Het systeem heeft zich in de praktijk nog onvoldoende bewezen om te stellen dat dit het ‘ei van Columbus’ is. Zie R. Merton, The Future of Retirement Planning, in: The Future of Life-Cycle Saving and Investing, ed. Z. Bodie e.a., Research Foundation of CFA Institute 2007, p. 8. A. Soede, Tevreden met pensioen, Veranderende inkomens en behoeften bij ouderen, Sociaal Cultureel Planbureau, 2012, p. 206-207.
ensioen Magazine februari 2014 11
privépensioenmodel
Figuur 1. Het Neutraal Privépensioen Model
Het model Naar aanleiding van mijn onderzoek komt ik tot het Neutraal Privépensioen Model zoals weergegeven in figuur 1. Dit geïntegreerde model maakt het voor alle belastingplichtigen mogelijk een adequate, veilige en houdbare oudedagsvoorziening op te bouwen. Het is een eenvoudig model en kan in de meeste lidstaten worden toegepast. Elke lidstaat moet zelf keuzes maken, bijvoorbeeld over de vraag wat de hoogte is van een adequate oudedagsvoorziening of de vraag welke fiscale faciliteit wordt gegeven en tot welk niveau. Jaarlijks wordt vanuit het pensioenregister berekend of de belastingplichtige een pensioentekort heeft. Die krijgt daarvan bericht en bij een daadwerkelijk tekort wordt direct een aanvullende voorziening ondergebracht bij een non-profitorganisatie. De belastingplichtige kan daarvan afzien of haar in tweede instantie bij een andere aanbieder onderbrengen. Deze procedure wordt jaarlijks herhaald.
■ TEN SLOTTE In deze bijdrage heb ik een voorstel gedaan voor een Neutraal Privépensioen Model. Vanwege de beschikbare ruimte konden niet alle aspecten aan de orde komen. Daarvoor verwijs ik naar mijn proefschrift.
12 februari 2014 Pensioen Magazine