‘Privé Geweld – Publieke Zaak’
VOORTGANGSBERICHT OVER DE AANPAK VAN HUISELIJK GEWELD
Den Haag, oktober 2003
2
Inhoudsopgave
Pagina Inleiding 1. De hoofdlijnen van de nota ‘Privé Geweld – Publieke Zaak 2 Voortgang bij de realisatie van ‘Privé Geweld – Publieke Zaak’ 2.1 Kaders, verantwoordelijkheden en organisatie 2.2. Interventies gericht op hulp aan slachtoffers en aanpak van plegers 2.3. Bewustwording en kennis 2.4. Informatieverzameling, informatieverwerking en –beheer 3. Activiteiten in de komende jaren en financiën
3 5 8 8 11 20 23 25
3
Inleiding Geweld heeft een grote invloed op de veiligheid en de veiligheidsgevoelens in de samenleving. Dat geldt voor het geweld in de publieke ruimte, het geldt evenzeer voor het geweld in het privé domein. Hoewel geweld achter de voordeur zich veelal aan het zicht onttrekt en slachtoffers zelden aangifte doen, wijzen verschillende onderzoeken uit binnen- en buitenland er op dat huiselijk geweld op grote schaal voorkomt, méér dan elke andere vorm van geweld.1 Het kabinet staat een effectievere aanpak van huiselijk geweld voor. Dat streven is geformuleerd in het Hoofdlijnenakkoord ‘Meedoen, meer werk, minder regels’ van 16 mei 2003. Huiselijk geweld is geweld dat gepleegd wordt door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer. Het kan de vorm aannemen van fysiek geweld, seksueel geweld en psychisch geweld zoals bedreiging en belaging. Het komt voor in alle lagen van de bevolking en in alle culturele groeperingen in de samenleving en doet zich niet alleen in de steden voor, maar ook op het platteland2 . Plegers kunnen familieleden zijn of directe naasten zoals huisvrienden en (ex)partners. Slachtoffers kunnen mannen en vrouwen, jongens en meisjes zijn. Het gaat dus bij huiselijk geweld niet alleen om geweld tegen vrouwen, maar vast staat wel dat 80% van het geweld gepleegd wordt door mannen. Huiselijk geweld heeft dan ook seksespecifieke kenmerken. Daarom moet een verband worden gelegd met activiteiten die ontwikkeld worden ter bestrijding van specifiek geweld tegen vrouwen. In 1997 verscheen het rapport ‘Huiselijk geweld – aard, omvang en hulpverlening’ (Intomart, Hilversum, 1997), waarmee duidelijk werd dat huiselijk geweld een maatschappelijk probleem van grote omvang is. Op 1 oktober 2000 gaf de toenmalige minister van Justitie het startsein tot het project ‘Voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld’ dat tot doel had een extra inzet voor de aanpak van huiselijk geweld vanuit departementen en (landelijke) organisaties mogelijk te maken en een effectieve benadering van de problematiek te ontwikkelen. Aan het project namen diverse departementen deel en tientallen landelijke organisaties, waaronder de VNG, de politie, het Parket-Generaal, de reclassering, slachtofferhulp, de Federatie Opvang, GGZ-Nederland, GGDNederland en diverse (landelijke) ondersteuningsorganisaties. De nota ‘Privé Geweld – Publieke Zaak’, die in april 2002 aan de Tweede Kamer is aangeboden (TK , 20012002, 28 345 nr 2), is het eindproduct van het project ‘Voorkomen en bestrijden huiselijk geweld’. De nota beschrijft niet alleen het beleid dat op het moment waarop de nota verscheen reeds in uitvoering was, maar zet ook uiteen hoe de aanpak van huiselijk geweld in de komende jaren verbeterd zal worden. Daartoe worden meer dan vijftig nieuwe maatregelen aangekondigd die erop gericht zijn de samenwerking bij de aanpak van huiselijk geweld te verbeteren en een andere aanpak van huiselijk geweld te ontwikkelen, waarbij niet alleen aandacht is voor de bescherming van slachtoffers, maar tevens gestreefd wordt naar een zodanige aanpak – onder meer van daders - dat het geweld feitelijk stopt. Het kabinet onderschrijft de intenties die in de nota ‘Privé Geweld – Publieke Zaak’ zijn verwoord. Als een mens zich ergens veilig moet kunnen voelen dan is het wel in zijn of haar eigen huis – en juist daar vinden de meeste en vaak ook de meest grove geweldsdelicten plaats. Het kabinet heeft daarom in het Hoofdlijnenakkoord ‘Meedoen, meer werk, minder regels’ aangegeven dat een effectieve aanpak van huiselijk geweld noodzakelijk is. Daarbij worden als voorbeelden daderbehandeling en uithuisplaatsing van plegers van huiselijk geweld genoemd. In brede zin acht het kabinet het van groot belang dat de maatregelen die in ‘Privé Geweld – Publieke Zaak’ zijn beschreven, worden gerealiseerd en dat daartoe financiële middelen worden vrijgemaakt. Voor de realisering van de voornemens uit ‘Privé Geweld – Publieke Zaak’ maakt het kabinet een bedrag vrij dat oploopt tot €3 mln in 2007. Daarnaast trekt het kabinet extra geld uit voor het uitwerken van de voorstellen uit het interdepartementaal beleidsonderzoek maatschappelijke opvang. Voor het versterken van de capaciteit in de vrouwenopvang zet het kabinet een bedrag in dat oploopt tot € 4 mln in 2007. Voor het verbeteren van de maatschappelijke opvang, waaronder de melding van huiselijk geweld en de instroom in de vrouwenopvang, is €8 mln beschikbaar. Op de inzet van deze middelen wordt nader ingegaan in het kabinetsstandpunt IBO/MO dat in oktober naar de kamer wordt gestuurd. Er is in de afgelopen jaren bij de aanpak van huiselijk geweld veel in beweging gekomen. Politie, OM, reclassering, hulpverlening en maatschappelijk opvang, beleidsmakers en bestuurders worden zich niet alleen bewust van de aard en omvang van huiselijk geweld, maar ontwikkelen ook geleidelijk aan een andere visie op huiselijk geweld en een andere aanpak in de praktijk. Steeds meer gemeenten nemen hun verantwoordelijkheid 1
Zie ‘Wife battering and violence outside the family’. E. Kandel-Englander. In: Journal of interpersonal violence (1992); ‘Partner abuse and general crime: how are they the same? How are they different?’ T.E. Moffitt e.a. In: Criminology (2000) 2 zie het onderzoeksrapport ‘Als het naar buiten komt is het vaak te laat’, van Equivalent, F. Attema, in opdracht van de provincie Overijssel, Almelo 2002
4
in dezen op. Er worden convenanten afgesloten en protocollen ontwikkeld. Deze notitie geeft niet alle ontwikkelingen weer die zich in het land voordoen, maar beschrijft hoe het staat met de uitvoering van de maatregelen uit de nota ‘Privé Geweld – Publieke Zaak’ ter verbetering van de aanpak van huiselijk geweld.
5
1.
De hoofdlijnen van de nota ‘Privé Geweld – Publieke Zaak’
Huiselijk geweld is de meest voorkomende vorm van geweld in onze samenleving, met meer slachtoffers dan enige andere vorm van geweld. Meer dan 40% van de bevolking3 – mannen en vrouwen, jongens en meisjes - is er ooit in zijn of haar leven het slachtoffer van geweest; meer dan een kwart daarvan (dus ruim 10% van de bevolking, mannen en vrouwen, jongens en meisjes) is slachtoffer van huiselijk geweld dat wekelijks of dagelijks voorkomt; bij meer dan 20% duurt het huiselijk geweld langer dan vijf jaar; bijna eenderde ziet zijn of haar leven ingrijpend veranderen als gevolg van huiselijk geweld door bijvoorbeeld angstverschijnselen, depressiviteit of echtscheiding4 . De politie ziet slechts het topje van de ijsberg: in 12% van de gevallen leidt huiselijk geweld tot een melding bij de politie, in 6% tot aangifte. Hoewel huiselijk geweld slachtoffers maakt onder mannen en vrouwen, wordt het vooral gepleegd door mannen: 80% van de plegers zijn mannen. Voor een groot aantal vrouwen vormt het geweld aanleiding om hun huis te ontvluchten en zich aan te melden bij een Blijf van m’n lijf-huis of vrouwenopvangcentrum. In 2000 verbleven 4.934 vrouwen en 4.869 kinderen in vrouwenopvangcentra en Blijf van m’n Lijfhuizen. Jaarlijks melden zich veel meer vrouwen bij een Blijf van mijn lijf-huis of opvangcentrum. Uit een onderzoek van het TrimbosInstituut5 blijkt dat zich jaarlijks 17.500 vrouwen bij vrouwenopvang melden, maar in dat cijfer zitten mogelijk dubbeltellingen. Tot voor kort werd huiselijk geweld gezien als een relatieprobleem. De overheid had vooral tot taak te zorgen voor opvang van slachtoffers, maar bemoeide zich bij voorkeur zo min mogelijk met “privé-aangelegenheden”. In de kabinetsnota ‘Privé Geweld – Publieke Zaak’ wordt de nadruk gelegd op het strafbare karakter van huiselijk geweld en wordt deze vorm van geweld aangemerkt als een veiligheidsprobleem en een gezondheidsprobleem. De effectievere aanpak die het kabinet nastreeft, houdt in dat niet alleen gezocht wordt naar mogelijkheden om slachtoffers op te vangen, maar ook en vooral naar mogelijkheden om geweld effectief te bestrijden, escalaties van geweld te voorkomen, daders aan te pakken, het veelplegen van deze geweldsdelicten terug te dringen en aan een ieder duidelijk te maken dat huiselijk geweld onder geen enkele omstandigheid kan worden geaccepteerd. De nota ‘Privé Geweld – Publieke Zaak ’ schetst een aantal hoofdlijnen waarop de aanpak van huiselijk geweld in de komende jaren verbeterd kan worden en waarop inmiddels veel in beweging is gebracht: Samenwerking
Gemeenten actief
3
Geen enkele instantie kan alleen huiselijk geweld effectief bestrijden. Een sluitende aanpak van huiselijk geweld vereist samenwerking tussen politie, openbaar ministerie, vrouwenopvang, reclassering, forensische psychiatrie en andere hulpverlenende instanties . Het aantal samenwerkingsverbanden is in de afgelopen jaren toegenomen, mede dankzij subsidies van het Ministerie van Justitie voor een aantal lokale samenwerkingsprojecten. In de komende jaren zal dat aantal moeten blijven stijgen, want alleen met geformaliseerde afspraken is een sluitende aanpak te bereiken. Zie voor concrete maatregelen in Hoofdstuk 2 : maatregelen 1, 4, 5, 6, 13 en 49. Gemeenten spelen een cruciale rol bij het bevorderen van samenwerking op lokaal niveau. Zij kunnen bewerkstelligen dat de lokale partners sluitende afspraken maken. Vorig jaar bleek 6 dat slechts 11% van de middelgrote gemeenten een beleid heeft met betrekking tot huiselijk geweld. Inmiddels zijn meer gemeenten actief geworden op dit punt. Om te bereiken dat gemeenten hun verantwoordelijkheid bij de bestrijding van huiselijk geweld oppakken ontwikkelt de VNG een programma ter ondersteuning van gemeenten. Daarnaast zal aan gemeenten praktische ondersteuning worden geboden bij de aanpak van huiselijk geweld met handreikingen en een helpdesk. Daarnaast zal een module ‘Vrouwen Veiligheids Index’ worden ontwikkeld en in enkele pilot-
Zie ‘Huiselijk geweld: aard, omvang en hulpverlening’ door Intomart, Hilversum, 1997 in opdracht van het Ministerie van Justitie 4 “Huiselijk geweld: aard, omvang en hulpverlening”, door T. van Dijk, Intomart – Hilversum 1997 (in opdracht van het Ministerie van Justitie) 5 “Aan de voordeur van de vrouwenopvang, een onderzoek naar de instroom”, door J. Wolf e.a. (Utrecht, 2003) 6 Zie Inventarisatie projecten huiselijk geweld en aanpak huiselijk geweld op instellingsniveau – een verkennend onderzoek door dr. K.D.Lünnemann en mr. A. Overgaag, Verwey-Jonker Instituut, Utrecht, 2002
6
gemeenten uitgetest. De ‘Vrouwen Veiligheids Index’ is bedoeld als aanvulling op bestaande vormen van monitoring van het gemeentelijke veiligheidsbeleid. Zie voor concrete maatregelen in Hoofdstuk 2: maatregelen 3, 4 en 44. Normstelling Huiselijk geweld – ook in de vorm van bedreiging –bestaat uit strafbare gedragingen. Van alle gevallen van huiselijk geweld wordt op dit moment echter slechts 12% bij de politie gemeld en slechts in 6% van de gevallen doen slachtoffers aangifte7 . De politie en het OM zullen derhalve anders te werk moeten gaan en hebben daartoe ook al belangrijke stappen genomen. Het College van Procureurs-Generaal heeft een aanwijzing Huiselijk Geweld voor alle arrondissementsparketten opgesteld die er onder meer op gericht is het aantal aangiften te doen stijgen. Overheden en beroepsgroepen gezamenlijk de boodschap uitdragen dat huiselijk geweld onder geen enkele omstandigheid kan worden geaccepteerd. Een landelijke publiekscampagne wordt op dit moment niet overwogen, omdat niet in het gehele land het hulpapparaat gereed is om de hulpvraag op te vangen die mogelijk op een publiekscampagne volgt. Wel zal worden nagegaan of en hoe de regionale aanpak op dit punt kan worden ondersteund. Zie voor concrete maatregelen in Hoofdstuk 2: maatregel 8, 34, 35 en 44. Efficiency door effectiviteit Huiselijk geweld is vaak een terugkerende zaak. Plegers van huiselijk geweld zijn vaak veelplegers. Uit het eerder genoemde Intomart-onderzoek (1997) blijkt dat bij een kwart van de ondervraagde slachtoffers het huiselijk geweld wekelijks of dagelijks voorkomt, bij een op de vijf slachtoffers duurt het geweld langer dan vijf jaar. Door effectiever optreden van politie en OM moet herhaling van geweld worden teruggebracht. Een mogelijkheid hiertoe kan uithuisplaatsing van plegers van huiselijk geweld zijn, wanneer dat instrument wordt ingezet ter doorbreking van de geweldsspiraal. Een kabinetsstandpunt over dit instrument wordt voorbereid. Zie voor concrete maatregelen in Hoofdstuk 2: maatregel 5, 6, 14, 22 en 24 Hulp en opvang Hulp en opvang moeten zo worden ingericht dat deze bijdragen aan feitelijke beëindiging van het geweld. Daarom wordt in toenemende mate aandacht besteed aan daderbehandeling en systeemgerichte vormen van hulpverlening. Uit onderzoek naar de instroom in de vrouwenopvang8 blijkt dat er bij de vrouwenopvang vaak geen plaats is. De minister van VWS trekt structureel € 4 mln extra uit voor uitbreiding van de capaciteit in de vrouwenopvang. Deze intensivering is opgenomen in het kabinetsstandpunt op het eindrapport van het interdepartementale beleidsonderzoek maatschappelijke opvang dat in oktober naar de kamer wordt gezonden. In het kabinetsstandpunt worden voorts maatregelen aangekondigd voor het verbeteren van de melding van huiselijk geweld en instroom in de vrouwenopvang. Zie voor concrete maatregelen in Hoofdstuk 2: maatregel 12, 17, 18, 19, 20, 21, 29, 30, 31, 32, en 33. Deskundigheid beroepsgroepen Van alle beroepsgroepen die direct of indirect bij de aanpak van huiselijk geweld betrokken zijn wordt deskundig handelen verwacht. Dat geldt voor leerkrachten in het onderwijs, voor de politie en het OM en voor medewerkers in de vrouwenopvang, slachtofferhulp en forensische psychiatrie. Zij moeten ook op de hoogte zijn van huiselijk geweld en risico’s bij specifieke groepen, zoals minderheden. Er zijn in diverse sectoren programma’s gestart ter bevordering van deskundigheid. In de komende jaren zal hiervoor aandacht nodig blijven. Te denken valt aan deskundigheid van de politie bij het taxeren van risicovolle situaties, met name bij een eventuele uithuisplaatsing van plegers. In maart 2003 is een onderzoek9 verschenen naar de hulp aan slachtoffers van seksueel geweld, waaronder slachtoffers van geweld in partnerrelaties. Geconcludeerd wordt dat naar schatting 20 tot 30% van de cliënten in de eerste en tweedelijns hulpverlening (seksuele)geweldservaringen achter de rug heeft. Uit het onderzoek blijkt dat de deskundigheid van hulpverleners, de protocollering van de hulpverlening en de aandacht van het management voor deze problematiek, verbetering behoeven.
7
zie Huiselijk geweld –aard, omvang en hulpverlening door T.van Dijk e.a., Intomart-Hilversum, 1997 “Aan de voordeur van de vrouwenopvang, een onderzoek naar de instroom” door het Trimbos-instituut, mei 2003 9 “Hulp aan slachtoffers van seksueel geweld” door de Rutgers Nisso groep, maart 2003 8
7
Zie voor concrete maatregelen in Hoofdstuk 2: maatregel 5, 6, 16, 23, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42 en 43. Specifieke risicogroepen Huiselijk geweld komt voor in autochtone en allochtone kring. De aanpak van het geweld bij minderheden vraagt – op onderdelen – specifieke kennis van politie en hulpverleners en om specifieke methoden en benaderingswijzen. Veel van de vrouwen in de vrouwenopvang zijn afkomstig uit minderheidsgroepen. Er worden activiteiten ontwikkeld die tot doel hebben huiselijk geweld bij minderheden bespreekbaar te maken en de risico’s voor allochtone vrouwen te verkleinen. Kinderen die slachtoffer of getuige zijn van huiselijk geweld, behoeven in het bijzonder aandacht. Uit onderzoek blijkt dat er jaarlijks 100.000 kinderen getuige zijn van relationeel geweld tussen hun ouders. Een groot aantal van deze kinderen loopt het risico op psychische problemen, zoals angsten en concentratiestoornissen op school, of ontwikkelen zelf een gewelddadig gedragspatroon. Er moeten methoden en instrumenten worden ontwikkeld om problemen bij deze kinderen tijdig te signaleren, zo mogelijk te voorkomen. Zie voor concrete maatregelen in Hoofdstuk 2: maatregel 9, 10, 11, 26, 27, 28. Registratie en monitoring De nota ‘Privé Geweld – Publieke Zaak’ gaat ervan uit dat de ernst en de omvang van huiselijk geweld zullen afnemen door een gezamenlijk optreden op centraal en decentraal niveau, door beleid en uitvoering. Of dat effect feitelijk gerealiseerd zal worden, kan nu nog niet worden bepaald. Door verbetering van de registratie bij politie en OM ontstaat op den duur een beter zicht op de aantallen incidenten en de ontwikkelingen in de ernst en omvang van huiselijk geweld. De politiemonitor zal hieraan ook een bijdrage leveren. In 2002 zijn in de Politiemonitor voor het eerst vragen opgenomen die zicht moeten geven op geweld dat gepleegd wordt door bekenden van het slachtoffer. Zie voor concrete maatregelen in Hoofdstuk 2: maatregel 5, 45, 46, 47 en 48. De hoofdlijnen die hierboven zijn geschetst zijn in de nota ‘Privé Geweld – Publieke Zaak’ uitgewerkt in een aantal concrete maatregelen en voornemens. De wijze waarop en de mate waarin die gerealiseerd worden, komen in het volgende hoofdstuk uitgebreid aan de orde.
8
2.
Voortgang bij de realisering van ‘Privé Geweld – Publieke Zaak’
Deze notitie beschrijft de stand van zaken bij de realisering van het voorgenomen beleid. Daarbij wordt de opbouw van de nota ‘Privé Geweld – Publieke Zaak’ aangehouden; voorgenomen maatregelen worden – kort beschreven met verwijzing naar de betreffende paginanummers in de nota (waarbij de paginering in het Kamerstuk, dat een andere indeling heeft dan de breed verspreide publieksversie, afzonderlijk wordt vermeld). Met het oog op verwijzingen en refertes zijn de maatregelen in dit voortgangsbericht van een nummer voorzien.
2.1. Kaders, verantwoordelijkheden en organisatie Uitgangspunt in de kabinetsnota ‘Privé Geweld – Publieke Zaak’ is dat voor een effectieve aanpak van huiselijk geweld samenwerking nodig is. Bij de aanpak van huiselijk geweld zijn in de praktijk veel instanties en organisaties betrokken. Politie, openbaar ministerie, GGZ en andere hulporganisaties, GGDen, reclassering, forensische psychiatrie en vrouwenopvang zullen moeten samenwerken om tot een effectieve aanpak te komen. Daarbij is een krachtige regie vanuit het lokale bestuur een voorwaarde. De rijksoverheid zal de kaders mo eten aanreiken. De nota beschrijft een aantal maatregelen en initiatieven die moeten bevorderen dat overheden en betrokken instanties hun verantwoordelijkheid nemen. Interdepartementaal overleg Maatregel 1 Een interdepartementaal beleidsoverleg zal het voortgangsproces bewaken en zo nodig nieuwe initiatieven nemen. pagina 9 van de nota; TK-versie pagina 8
Voortgang:
Op initiatief van het Ministerie van Justitie is in 2002 een interdepartementaal beleidsoverleg Huiselijk Geweld gevormd waaraan wordt deelgenomen door vertegenwoordigers van de ministeries van - Justitie - Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties - Volksgezondheid, Welzijn en Sport - Sociale Zaken en Werkgelegenheid - en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Aan het overleg neemt ook de VNG deel, vanwege de belangrijke rol die de gemeenten bij de aanpak van huiselijk geweld te vervullen hebben. Het interdepartementaal beleidsoverleg fungeert voor de rijksoverheid als het coördinatiepunt voor het beleid met betrekking tot huiselijk geweld, bewaakt de voortgang bij de uitvoering van ‘Privé Geweld – Publieke Zaak’, bespreekt de bestedingsruimte en de prioriteiten. Het interdepartementaal beleidsoverleg overlegt regelmatig met de (landelijke) organisaties die betrokken waren bij de totstandkoming van de nota ‘Privé Geweld – Publieke Zaak ’. Dergelijke ‘netwerkbijeenkomsten’ waaraan ruim 30 landelijke organisaties deelnemen, vinden drie à viermaal per jaar plaats. De bedoeling is dat overheid en ‘het veld’ elkaar informeren over belangrijke ontwikkelingen en gezamenlijk nieuwe initiatieven bespreken.
Relatie met het Veiligheidsprogramma Maatregel 2: Aanpak van ‘huiselijk geweld’ zal een onderdeel zijn van het Veiligheidsprogramma. pagina 13 van de nota; TK-versie: pagina 11
Voortgang:
Bestrijding van huiselijk geweld maakt inmiddels deel uit van het veiligheidsprogramma dat is beschreven in de nota “Naar een veiliger samenleving” (TK 2002-2003, 28 684, nrs. 1 en 2). In deze nota is de aanpak van huiselijk geweld benoemd als één van de actiepunten ter bevordering van een klimaat van veiligheid (pagina 66-67). Daarbij is bevestigd dat in de periode 2003-2006 uitvoering zal worden gegeven aan de voornemens die geformuleerd zijn in de nota ‘Privé Geweld – Publieke Zaak’ en wordt een verbinding gelegd met de voornemens van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met betrekking tot de aanpak van seksespecifiek geweld waarvan voornamelijk vrouwen en meisjes het slachtoffer zijn, zoals geformuleerd in de nota ‘Een veilig land waar vrouwen willen wonen’. Daarmee maakt het Kabinet duidelijk dat geweld achter de voordeur niet alleen te beschouwen is als een relationeel probleem in de privé sfeer, maar ook en misschien wel vooral als een veiligheidsprobleem dat
9
alleen effectief op te lossen is als alle betrokkenen – burgers, overheden, betrokken overheidsdiensten en particulier initiatief – hun verantwoordelijkheden kennen en nemen. Relatie met OGGZ Maatregel 3 : Huiselijk geweld zal worden opgenomen in een vervolg-convenant OGGZ. pagina 13 van de nota; TK-versie: pagina 11
Voortgang :
Het gewijzigde Besluit collectieve preventie volksgezondheid is op 1 januari 2003 inwerking getreden. In de toelichting op dit besluit is opgenomen: “ook kindermishandeling en huiselijk geweld zijn onderwerpen waarop de GGD-en en andere gemeentelijke diensten een taak hebben”. In toenemende mate wordt huiselijk geweld opgenomen in lokale convenanten die in het kader van het het OGGZ-beleid totstandkomen.
Ondersteuning gemeenten Maatregel 4: Er komt een meerjarenproject dat gemeenten stimuleert om hun regierol op te pakken. pagina 15 van de nota ; TK-versie pagina 13
Voortgang:
Gemeenten vervullen een cruciale rol bij de aanpak van huiselijk geweld. Zij moeten de samenwerking tussen de lokale partners bevorderen, zij moeten ervoor zorgen dat er samenwerkingsconvenanten worden opgesteld en dat er gewerkt wordt met heldere, sluitende handelingsprotocollen. In een aantal gemeenten vindt een dergelijke gecoördineerde aanpak plaats. De goede voorbeelden krijgen in toenemende mate navolging. In de monitor van de aanpak van huiselijk geweld, die in het najaar 2003 verschijnt (zie maatregel 50), zal een beeld gegeven worden van de stand van zaken bij de gemeenten. Duidelijk is wel dat een aantal gemeenten behoefte heeft aan ondersteuning op dit punt, aan uitwisseling van goede voorbeelden en aan concrete voorbeelden van een sluitende aanpak van huiselijk geweld. De VNG ontvangt van het ministerie van Justitie in 2003 en 2004 subsidie voor de uitvoering van een ondersteuningsprogramma ten behoeve van gemeenten. De VNG heeft daartoe een programma uitgewerkt dat onder meer gericht is op bevordering van deskundigheid van lokale beleidsmakers en op het maken van een aantal ondersteunende producten, zoals handreikingen voor gemeenten. De VNG zal daarbij ondersteuningsorganisaties betrekken die op dit punt ook actief zijn. De uitvoering zal plaats vinden in nauwe samenwerking met TransAct en het op te richten Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Uiteindelijk, over enige jaren, moeten alle gemeenten een helder en samenhangend beleid hebben ontwikkeld voor de aanpak van huiselijk geweld, met name de grote en de middelgrote gemeenten (die als centrumgemeenten fungeren en een doeluitkering ontvangen voor de vrouwenopvang). In de eerste jaren (2003-2004) zal een ondersteuningsaanbod worden ontwikkeld waaraan 60 gemeenten kunnen deelnemen. Daarnaast worden handreikingen voor gemeenten opgesteld en zal een helpdesk worden ingericht. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft opdracht gegeven voor de ontwikkeling van een module ‘Vrouwen Veiligheids Index’ (VVI) en is voornemens deze module in 2003 samen met gemeenten in vier pilots uit te testen. De VVI is een instrument voor de monitoring door gemeenten van aard en omvang van geweld, met name geweld waar veel vrouwen en meisjes slachtoffer van zijn (seksespecifiek geweld). De module is bedoeld als aanvulling op bestaande vormen van monitoring in het kader van het gemeentelijke veiligheidsbeleid.
Aanpak door politie Maatregel 5: Binnen de politieorganisatie komt een landelijk netwerk huiselijk geweld. pagina 11 en pagina 16 van de nota; TK-versie pagina 9 en 14.
Voortgang:
In alle politiedistricten zijn inmiddels portefeuillehouders huiselijk geweld aangewezen. Zij zijn er onder meer verantwoordelijk voor dat er een beleidsplan aanpak huiselijk geweld binnen de politie wordt opgesteld voor ‘de driehoek’ en dat er afspraken worden gemaakt voor de samenwerking met het openbaar ministerie en de gemeenten. Hiervoor zijn in veel gevallen convenanten opgesteld. In 21 van de 25 politiedistricten is de bestrijding van huiselijk geweld als prioriteit aangewezen. De portefeuillehouders hebben ook taken op het gebied van
10
deskundigheidsbevordering ten behoeve van verschillende doelgroepen binnen het politieapparaat zoals meldkamerpersoneel en wijkteams. Activiteiten op dit gebied zijn voor een belangrijk deel nog in het voorbereidende stadium. Ook is er aandacht voor registratie van huiselijk geweld, waarvoor op dit moment nog geen eenduidige vorm bestaat. Inmiddels is per 1 januari 2003 op initiatief van de Raad van Hoofdcommissarissen een landelijk project gestart waarin landelijk de voortgang bij de politie-aanpak van huiselijk geweld wordt gemonitord, waarin een aanbod voor deskundigheidsbevordering wordt uitgewerkt en stappen worden gezet om binnen de politie-organisatie binnen enkele jaren te komen tot een eenduidig registratiesysteem voor huiselijk geweld-zaken. Aanpak door het openbaar ministerie Maatregel 6: Op ieder arrondissementsparket komt een aandachtsfunctionaris huiselijk geweld. pagina 16 van de nota; TK-versie pagina 14
Voortgang:
Het college van Procureurs-Generaal heeft een werkgroep ingesteld die tot opdracht heeft gekregen een aanwijzing van het OM inzake de aanpak van huiselijk geweld-zaken op te stellen. De aanwijzing is op 1 april 2003 in werking getreden en heeft tot doel een bijdrage te leveren aan het stoppen van huiselijk geweld, onder meer door het vergroten van aangiftebereidheid van slachtoffers. De aanwijzing onderstreept het streven om bij elk arrondissement een officier van justitie als contactfunctionaris aan te wijzen die werkafspraken vastlegt met politie en reclassering, toeziet op voortvarende aanpak van huiselijk geweld-zaken door het parket en die samen met de reclassering de mogelijkheden voor daderbehandeling inventariseert. Binnen een jaar moet deze aandachtsfunctionaris schriftelijke werkafspraken hebben vastgelegd met instanties voor daderbehandeling, reclassering en politie. Ook draagt de contactfunctionaris zorg voor systematische registratie. De aanwijzing formuleert de stappen die gezet dienen te worden bij aanhouding, verhoor en inverzekeringstelling van verdachten van huiselijk geweld. Als voorwaarden voor ambtshalve vervolging noemt de aanwijzing de bedreiging van de geestelijke en/of lichamelijke integriteit van het slachtoffer in combinatie met de afhankelijkheidspositie waarin het slachtoffer zich bevindt. De werking van de aanwijzing zal gevolgd worden door het college van Procureurs-Generaal. In de monitor van de aanpak Huiselijk Geweld (zie maatregel 50) zal hierover gerapporteerd worden (zie ook maatregel 23).
Landelijk ondersteuningspunt Maatregel 7: In het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid komt een ondersteuningspunt huiselijk geweld pagina 17 van de nota; TK-versie pagina 15
Voortgang:
De ministers van Justitie en BZK treffen op dit moment voorbereidingen voor de oprichting van een Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, waarvan de opening is voorzien in januari 2004. Het Centrum zal ook een nadrukkelijke ondersteuningstaak krijgen bij de voorkoming en bestrijding van geweld in het (semi)publieke domein en in het privé domein.
11
2.2. Interventies gericht op hulp aan slachtoffers en aanpak van plegers Inleiding De nota ‘Privé Geweld – Publieke Zaak’ benadrukt de noodzaak van een integrale benadering bij de bestrijding van huiselijk geweld, waarbij niet alleen aandacht is voor de opvang van slachtoffers (en hun kinderen), maar waarbij systematisch getracht wordt het geweld te voorkomen en te doen stoppen. Daartoe is, naast opvang van slachtoffers, onder meer behandeling van plegers noodzakelijk en is meer aandacht gewenst voor kinderen die getuige zijn geweest van huiselijk geweld. Specifieke aandacht gaat uit naar de aanpak van huiselijk geweld bij minderheden. In dit hoofdstuk wordt de voortgang beschreven bij de ontwikkeling van een integrale benadering. Advies- en meldpunten kindermishandeling Maatregel 8: De naamsbekendheid van de AMK’s zal door middel van publiekscampagnes worden vergroot. pagina 20 van de nota; TK-versie pagina 16
Voortgang:
Het NIZW heeft een landelijke campagne voorbereid. De voorbereiding is per 1 juni 2003 afgerond. In alle regio’s zijn campagneleiders aangewezen. De bedoeling is dat elke regio campagne voert naar eigen inzicht en mogelijkheden. De campagne zal gedurende 6 weken gevoerd worden in de periode na 15 oktober 2003. Ter evaluatie van de campagne zal niet alleen worden nagegaan of mensen meer en eerder contact met het AMK opnemen dan vóór de campagne, maar wordt ook gemeten of de houding van volwassenen in de omgeving van kinderen verandert: zijn zij eerder bereid om ernstige zorgen over kinderen in hun omgeving te melden bij het AMK ?
Weerbaarheidstrainingen Maatregel 9: Er worden weerbaarheidstrainingen voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs ontwikkeld . pagina 20 van de nota; TK-versie pagina 16
Voortgang:
De lesmodules (‘Marietje Kesselstraining’) voor het voortgezet onderwijs zijn in analogie met de Marietje Kessels -trainingen voor het basisonderwijs ontwikkeld door het Algemeen Pedagogisch Studiecentrum en zijn sinds april 2003 gereed. Verspreiding verloopt in overleg met OCenW via de Stimuleringsmaatregel van het ministerie van Justitie (Stimuleringsmaatregel ter bevordering van succesvol gebleken methoden van criminaliteitspreventie). Vier scholen hebben via deze regeling subsidie gekregen om de cursus ‘Werken aan wendbare weerbaarheid’ in de brugklas uit te voeren. Een evaluatiemodel wordt thans opgesteld. De effecten van de Marietje Kessels -projecten worden betrokken bij de evaluatie van de stimuleringsmaatregel die in het laatste kwartaal 2003 wordt uitgevoerd.
Kinderen die getuige zijn gewe est van huiselijk geweld Maatregel 10: Er komen projecten ter voorkoming van problemen bij kinderen getuige zijn (geweest) van huiselijk geweld. pagina 21 van de nota; TK-versie pagina 17
Voortgang:
Jaarlijks zijn, zo blijkt uit een verkennende studie (‘Kinderen die getuige zijn van geweld tussen hun ouders, een basisverkenning van korte en lange termijn effecten’ door S. Dijkstra, Bilthoven, 2001, i.o.v. het ministerie van Justitie), ongeveer 100.000 kinderen getuige van geweld tussen hun ouders. Een deel hiervan, ongeveer 40%, blijkt verhoogd risico te lopen op (gedrags)problemen; een aantal ontwikkelt zelf een gewelddadig gedragspatroon. Het ministerie van Justitie heeft het NIZW in de gelegenheid gesteld een brochure voor beroepsgroepen samen te stellen onder de titel “In de schaduw van het geweld” (Utrecht 2002) en heeft door middel van de ‘Beleidsregels voor subsidiëring van projecten criminaliteitspreventie 2002’ ruimte geboden voor projecten ten behoeve van kinderen die getuige zijn (geweest) van huiselijk geweld. Er worden nu 12 projecten gesubsidieerd waarin (groeps)methoden worden ontwikkeld om kinderen de gelegenheid te bieden over hun ervaringen als getuige van huiselijk geweld te praten en hen te leren zich weerbaarder op te stellen, waarin deskundigheidsbevordering wordt nagestreefd van professionals die in een vroeg stadium problemen bij kinderen kunnen signaleren en waarin specifieke producten worden ontwikkeld, zoals een videofilm voor moeders in de vrouwenopvang. De projecten worden gevolgd, ondersteund en, in de loop van 2003, beschreven door TransAct. Inmiddels hebben TransAct en het NIZW samen een groots opgezette conferentie over kinderen en
12
huiselijk geweld georganiseerd, waaraan meer dan 150 deelnemers uit verschillende beroepsgroepen hebben deelgenomen. Ook het LSOP organiseert een brede conferentie. Kinderbescherming Maatregel 11: De Raad voor de Kinderbescherming en voogdij-instellingen zullen in hun praktijk aandacht hebben voor huiselijk geweld. pagina 21 van de nota; T K-versie pagina 17
Voortgang:
De Raad voor de Kinderbescherming heeft pilots opgezet in enkele ressorten, waarbij systematisch geregistreerd wordt op huiselijk geweld. Deze pilots worden in 2003 en 2004 afgerond. Daarnaast zijn er enkele projecten binnen de Raad die tot doel hebben de signaalgevoeligheid van raadsmedewerkers ten aanzien van huiselijk geweld te vergroten. Vanuit enkele vestigingen zijn tevens programma’s opgezet ten behoeve van kinderen die getuige zijn (geweest) van huiselijk geweld. Het Ministerie van Justitie heeft in 2003 aan voogdij-instellingen gevraagd via jaarplannen en jaarverslagen aan te geven welke concrete acties zij ondernemen op het punt van huiselijk geweld. Uit diverse jaarplannen voor 2003 blijkt dat gezinsvoogdij-instellingen aandacht besteden aan het onderwerp. Zij nemen deel aan lokale en regionale werkgroepen en overlegvormen. Ook participeren instellingen in projecten rond dit thema. Het onderwerp komt in scholing en training aan de orde. De landelijke koepel van de instellingen Vedivo/MO-groep zal dit jaar een inventarisatie verrichten naar ontwikkeld beleid. In de jaarverslagen 2003 zullen de instellingen hun concrete activiteiten en resultaten uiteenzetten.
Aware-projecten Maatregel 12: Er komt een draaiboek over de toepassing van Awaresystemen. pagina 21/22 van de nota; TK-versie pagina pagina 18
Voortgang:
In het land zijn op dit moment in 5 gemeenten Awareprojecten gaande. Aware staat voor ‘Abused Woman Active Response Emergency’. Aware is een mobiel alarmsysteem waarmee belaagde vrouwen, al dan niet via een alarmcentrale, in verbinding staan met de politie. Enkele van deze projecten zijn (mede) door Justitie gesubsidieerd. Het Informatiepunt Lokale Veiligheid van de VNG zal een voorstel ontwikkelen voor de samenstelling van een Awaredraaiboek ten behoeve van gemeenten die een Awaresysteem willen opzetten. Het is de bedoeling dat dit draaiboek nog in 2003 verschijnt.
Privacy en beroepsgeheim Maatregel 13: Er komt een brochure over gegevensuitwisseling tussen verschillende beroepsgroepen. pagina 22 van de nota; TK-versie pagina 18
Voortgang:
De aanpak van huiselijk geweld vraagt om samenwerking tussen politie, OM, vrouwenopvang, reclassering, forensische psychiatrie en andere hulpverlenende organisaties. Bij die samenwerking is vaak uitwisseling van cliëntgerelateerde informatie noodzakelijk. Praktijkwerkers signaleren bij herhaling dat de huidige wetgeving rond privacy en beroepsgeheim bij uitwisseling belemmerend werkt. Het NIZW heeft, in opdracht van het ministerie van Justitie, een brochure samengesteld met als titel ‘Samenwerking en beroepsgeheim – juridische mogelijkheden voor het uitwisselen van gegevens bij de aanpak van huiselijk geweld’. Deze brochure sloot aan bij de eerder opgestelde ‘Handreiking voor gemeenten over privacyaspecten bij criminaliteitspreventie’ (van het ministerie van Justitie en het ministerie van BZK, i.s.m. het College Bescherming Persoonsgegevens en de VNG, mei 2002). In februari 2003 vond op initiatief van het ministerie van Justitie een expert-meeting plaats waarbij werkers uit de praktijk de door hen ervaren knelpunten bespraken met juridische experts. De bijeenkomst leidde tot een aantal concrete conclusies. Zo werd onder meer voorgesteld om de advies- en meldpunten huiselijk geweld te voorzien van een wettelijke basis waardoor er sprake is van meldrecht (vergelijkbaar met de situatie bij de AMK’s). Ook werd erop aangedrongen om gerichte handreikingen op te stellen voor lokale samenwerkingsverbanden huiselijk geweld. Voor een wettelijke basis voor de Advies- en meldpunten huiselijk geweld lijkt op dit moment de tijd nog niet rijp: advies- en meldpunten huiselijk geweld vormen (nog) geen structurele voorziening in het gehele land. Wel zal door het NIZW, op uitnodiging van het ministerie van Justitie, een handreiking worden opgesteld
13
ten behoeve van samenwerkingsverbanden huiselijk geweld. Deze handreiking zal eind 2003 beschikbaar zijn. Uithuisplaatsing pleger Maatregel 14: Mogelijkheden voor uithuisplaatsing van plegers worden verkend. pagina 23 van de nota; TK-versie pagina 19
Voortgang:
Uithuisplaatsing van plegers wordt door velen gezien als een welkome aanvulling op het instrumentarium van politie en justitie voor crisisinterventie bij huiselijk geweld: uithuisplaatsing kan helpen de geweldsspiraal te doorbreken en de veiligheid van het slachtoffer en eventueel betrokken kinderen te vergroten, er kan een duidelijk signaal van uit gaan naar de pleger en het slachtoffer, dat huiselijk geweld niet wordt geaccepteerd. Als de pleger voor enige weken uit huis is, kan het slachtoffer hulp krijgen bij het maken van een afweging over de toekomst; ook kan er eventueel een voorlopige voorziening worden getroffen indien het slachtoffer besluit tot een scheiding. Voor de pleger kan gezocht worden naar mogelijkheden om deel te nemen aan daderbehandeling. In opdracht van het Ministerie van Justitie heeft het Verwey-Jonker Instituut in 2002 in kaart gebracht hoe andere Europese landen, met name Oostenrijk en Duitsland, aan het instrument uithuisplaatsing vorm hebben gegeven en welke ervaringen daarbij zijn opgedaan. In vervolg daarop heeft het Verwey-Jonker Instituut verkend hoe politie en andere betrokkenen in Nederland denken over invoering van een wettelijke regeling voor uithuisplaatsing. Hoewel politie, justitie en hulpverlening - vooral in regio’s die reeds een specifiek beleid kennen voor de gezamenlijke aanpak van huiselijk geweld – ervan overtuigd zijn dat het met de thans beschikbare middelen al redelijk goed mogelijk is om te interveniëren bij huiselijk geweld, kiest men er in het onderzoek van Verwey-Jonker zonder uitzondering voor om ook uithuisplaatsing van plegers mogelijk te maken. De minister van Justitie heeft het onderzoek in maart 2003 aan de Tweede Kamer gestuurd en daarbij aangegeven in beginsel positief te staan tegenover de voorstellen met betrekking tot uithuisplaatsing (5212132/03/DJC). Een kabinetsstandpunt wordt momenteel voorbereid en zal, naar verwacht, eind 2003 aan de Kamer worden voorgelegd.
TransAct en Fiom Maatregel 15: TransAct en de landelijke Ambulante Fiom zullen een belangrijke rol spelen bij de bestrijding van huiselijk geweld. pagina 24 van de nota; TK-versie pagina 20
Voortgang:
In het activiteitenprogramma van TransAct voor 2003 zijn twee programma’s opgenomen op het terrein van huiselijk en seksueel geweld. Het eerste programma is gericht op de ondersteuning van de regionale aanpak van huiselijk en seksueel geweld. Het tweede programma is gericht op de verbetering van de zorg na seksueel en huiselijk geweld. Elementen uit dit programma zijn de introductie van kwaliteitscriteria, aandacht voor seksueel en huiselijk geweld bij huisartsen, in opleidingen en de introductie van signaleringsen behandelmethodieken in de (G)GZ, de maatschappelijke dienstverlening en de opvang. De Fiom verleent onder meer hulp na geweld binnen de primaire relatiesfeer. De Fiom richt zich daarbij op slachtoffers, plegers, en op ouders of partners van slachtoffers. Voor 2003 zijn als nieuwe elementen toegevoegd: de preventie van seksueel geweld in partnerrelaties, de gezinsgerichte aanpak van de gevolgen van geweld en de ontwikkeling van methoden voor vrijwillige hulpverlening aan plegers van seksueel geweld in relaties.
Ouderenmishandeling Maatregel 16: Er wordt een training ontwikkeld gericht op het systematisch signaleren van ouderenmishandeling. pagina 24 van de nota; TK-versie pagina 21
Voortgang
Door het Landelijk Steunpunt Ouderenmishandeling bij het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) zijn in 2002 voorlichtingsmateriaal en cursussen ontwikkeld en verspreid gericht op het signaleren van geweld tegen ouderen.
Diagnostische centra Maatregel 17: Nagegaan wordt of er multidisciplinaire voorzieningen voor diagnostiek en behandeling van jonge slachtoffers van mishandeling, seksueel misbruik en/of verwaarlozing moeten komen.
14
pagina 25 van de nota; TK-versie pagina 22
Bij de begrotingsbehandeling van het Ministerie van VWS heeft de staatssecretaris van VWS in november 2002 (Kamerstuk 28 711, nr. 4) medegedeeld dat er voor de organisatie van de beschikbaarheid van specialistische diagnostiek, op voorhand niet vanuit wordt gegaan dat er op meerdere plaatsen in het land diagnostische centra moeten worden opgezet. Het wordt wel van belang geacht dat de Bureaus Jeugdzorg een beroep kunnen doen op gespecialiseerde diagnostiek. Deze diagnostiek zal waarschijnlijk bovenprovinciaal georganiseerd moeten worden om een optimaal aanbod te garanderen. Inmiddels is een werkgroep gevormd om te bezien hoe de (bovenregionale) organisatie het beste plaats kan vinden. Aan deze werkgroep wordt deelgenomen door het IPO, de MO-Groep, het ministerie van Justitie en het ministerie van VWS. Vanuit de werkgroep vindt via de provincies bij de Bureaus Jeugdzorg een inventarisatie plaats naar de behoefte aan specialistische diagnostiek en naar de beste wijze van organiseren. Deze inventarisatie wordt binnenkort afgerond waarna verdere besluitvorming over de wijze waarop de specialistische diagnostiek georganiseerd gaat worden, afgerond kan worden. Vrouwenopvang Maatregel 18: Het Trimbos-Instituut zal de aanmeldingen en instroom in de vrouwenopvang onderzoeken. pagina 26 van de nota; TK-versie pagina 22/23
Voortgang:
Het onderzoek van het Trimbos-Instituut naar de instroom in de vrouwenopvang is uitgevoerd. Op 1 juli 2003 heeft de minister van VWS het onderzoeksrapport naar de Kamer gestuurd. Voor de vrouwenopvang concludeert het rapport dat een gebrek aan capaciteit of een slechte bereikbaarheid van de opvang, vrouwen kan verhinderen een situatie van ernstige crisis of bedreiging te ontvluchten. Het kabinetsstandpunt op het interdepartementaal beleidsonderzoek Maatschappelijke Opvang wordt in oktober naar de Kamer gestuurd. In dit standpunt wordt onder andere ingegaan op de bevindingen uit het onderzoek naar de instroom.
Maatregel 19:
De Federatie Opvang onderzoekt de preventieve, ambulante vormen van hulpverlening binnen de vrouwenopvang. pagina 26 van de nota; TK-versie pagina 23
Voortgang:
In februari 2003 is een enquête onder instellingen voor vrouwenopvang afgerond naar preventieprojecten bij de vrouwenopvang. Deze enquête is een onderdeel van het project preventieprojecten in de vrouwenopvang dat wordt gesubsidieerd door het ministerie van VWS. Doel van dit project is het uitwisselen van ervaringen en nieuwe ontwikkelingen op het gebied van preventie tussen de instellingen voor vrouwenopvang. Uit deze inventarisatie blijkt dat preventieactiviteiten in de vrouwenopvang in opmars zijn. Het betreft zowel het voorkomen en in een vroeg stadium doen stoppen van huiselijk geweld, als het voorkomen van herhaling. Bijna 30 instellingen geven ruim 50 preventieprojecten aan. Zelden worden deze preventieactiviteiten door de vrouwenopvang alleen uitgevoerd. Veel genoemde samenwerkingspartners zijn: de Gemeentelijke Geneeskundige Dienst, de Geestelijke Gezondheidszorg, de politie, het openbaar ministerie, het Algemeen Maatschappelijk Werk en de Jeugdzorg. Deze inventarisatie en de uitwisseling van expertise die de Federatie Opvang bevordert door middel van het Platform Preventie Vrouwenmishandeling, geven een impuls aan de verdere ontwikkeling van preventieactiviteiten door de vrouwenopvang.
Maatregel 20:
Er komt een overleg met de VNG en de Federatie Opvang over de vrouwenopvang pagina 27 van de nota; TK-versie pagina 23
Voortgang:
De uitkomsten van het onderzoek naar de instroom in de vrouwenopvang dat in mei 2003 beschikbaar kwam en het kabinetsstandpunt op het eindrapport van het Integraal beleidsonderzoek Maatschappelijke Opvang vormen de basis voor het overleg dat met de VNG en de Federatie Opvang zal worden gevoerd.
Juridische ondersteuning Maatregel 21: Het onderzoeksproject Strafvordering 2001zal expliciet aandacht besteden aan de positie van slachtoffers/getuigen van huiselijk geweld. pagina 27 van de nota; TK-versie pagina 24
15
Voortgang:
Het onderzoeksproject Strafvordering 2001 is inmiddels afgerond (mei 2003) en heeft twee deelonderzoeken over de positie van het slachtoffer en een over de positie van de getuige in het strafproces opgeleverd. Aan de positie van het slachtoffer of de getuige van huiselijk geweld is in die zin aandacht besteed, dat het belang van kwetsbare getuigen, waaronder kinderen en slachtoffers van zedenmisdrijven en seksueel geweld, is beschreven. De nadruk is gelegd op voorstellen die strekken tot versterking van de positie van het slachtoffer en de getuigen in het algemeen; uiteraard zullen deze voorzieningen ook ten goede komen aan slachtoffers en getuigen van huiselijk geweld. Hiermee is uitvoering gegeven aan genoemd voornemen. Op deze plaats zij verwezen naar de publicaties die het onderzoek inmiddels heeft opgeleverd: M.S. Groenhuijsen en G. Knigge (red.). Het onderzoek ter zitting: de positie van slachtoffer in het strafproces, p. 233-274; de getuige in het strafproces; voorstellen voor een nieuwe regeling, p 275-341, 1999; M.S. Groenhuijsen en G. Knigge (red.) – Dwangmiddelen en rechtsmiddelen: het slachtoffer in het vooronderzoek, p. 773-971, 2002.
Juridische vroeghulp Maatregel 22: Er komen experimentele projecten juridische vroeghulp aan slachtoffers van huiselijk geweld. pagina 27 van de nota; TK-versie pagina 24
Voortgang:
Vanwege het ontbreken van de benodigde financiële middelen hebben de twee beoogde experimenten geen doorgang kunnen vinden.
Juridische ondersteuning van slachtoffers Maatregel 23: Het college van Procureurs-Generaal zal een aanwijzing voor het OM over de aanpak van huiselijk geweld-zaken uitbrengen. pagina 28 van de nota; TK-versie pagina 24
Voortgang:
Op 1 april 2003 is de Aanwijzing Huiselijk Geweld in werking getreden, die tot doel heeft een effectiever optreden in reactie op huiselijk geweld te bewerkstelligen. De aanwijzing stelt regels omtrent de opsporing en vervolging (waaronder voorgeleiding aan de RC) van huiselijk geweld en geeft de randvoorwaarden aan voor o.a. de invulling van de lokale samenwerking tussen politie, openbaar ministerie en reclassering. Daarnaast geeft de aanwijzing richtlijnen voor de slachtofferbejegening (met de mogelijkheid voor het slachtoffer tot een gesprek met de behandelend officier van justitie op basis van de Aanwijzing Slachtofferzorg), de strafvordering, en de executie (zie ook maatregel 6).
Maatregel 24 :
De Raad voor de Rechtspraak zal de inconsistentie in de toepassing van artikel 187 c Sv (dat het voor getuigen mogelijk maakt om een vertrouwenspersoon mee te nemen naar het getuigenverhoor bij de RC) in het landelijk overleg van de voorzitters van de strafsectoren aan de orde stellen. pagina 28 van de nota; T K-versie pagina 25
Voortgang:
Het onderwerp staat geagendeerd voor het landelijk overleg in één van de komende maanden.
Maatregel 25:
De minister van Justitie gaat na of het vergoedingenbesluit rechtsbijstand kan voorzien in een vergoeding ook als er geen sprake is van wettelijk recht op bijstand pagina 28 van de nota; TK-versie pagina 25
Voortgang :
De Kamer had met de motie de Graaf (27 400 nr 26) aan de minister van Justitie verzocht gratis rechtshulp voor slachtoffers mogelijk te maken. De minister van Justitie had in zijn brief van 6 november 2001 (28 000 nr 26) aangegeven onder welke voorwaarden de motie de Graaf uitgevoerd zou kunnen worden. Het gebrek aan financiële ruimte op de Justitiebegroting heeft ertoe geleid dat aan de motie vooralsnog geen gevolg is gegeven.
Huiselijk geweld bij minderheden Maatregel 26: Er wordt onderzoek gedaan naar huiselijk geweld bij minderheden. pagina 29 van de nota; TK-versie pagina 26
Voortgang:
In opdracht van het ministerie van Justitie en het WODC heeft inmiddels Intomart het onderzoek ‘Huiselijk geweld onder Surinamers, Antillianen en Arubanen, Marokkanen en
16
Turken in Nederland – aard, omvang en hulpverlening’ (Hilversum, oktober 2002) afgerond. Het onderzoek is op 25 november 2002 aan de Kamer aangeboden (5197877/02/DJC). Het geeft een verontrustend beeld van huiselijk geweldbij minderheden: 24% van de ondervraagden zegt ooit in zijn/haar leven slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. Dit cijfer is beduidend lager dan het cijfer dat in 1997 uit eenzelfde onderzoek onder autochtonen naar voren was gekomen: dat onderzoek gaf aan dat ruim 40% van de autochtone Nederlanders ooit het slachtoffer is geweest van huiselijk geweld (‘Huiselijk geweld – aard, omvang en hulpverlening’, Intomart, Hilversum 1997). De onderzoekers vermoeden dat er sprake is van onderrapportage die mede veroorzaakt wordt door het feit dat huiselijk geweld bij minderheden een moeilijk bespreekbaar onderwerp is. Inmiddels heeft het ministerie van Justitie enkele bijeenkomsten belegd met minderhedenorganisaties en -experts. Zij onderschrijven unaniem het vermoeden dat er sprake is van onderrapportage en bevestigen dat het onderwerp in allochtone kring moeilijk bespreekbaar is. Ook geven zij aan dat het verschil in percentages mogelijk andere oorzaken heeft: in diverse culturen worden vormen van geweld ervaren als ‘verdiende straf’. De minderhedenorganisaties en -experts hebben een aantal suggesties voorgelegd om het onderwerp beter bespreekbaar te maken. Die worden thans door TransAct en Forum uitgewerkt tot een plan van aanpak. Bij de bijeenkomsten bleek dat de minderheden-organisaties grote behoefte hebben aan onderlinge uitwisseling van ervaringen op dit punt. TransAct heeft aangeboden een uitwisseling tussen de instellingen te faciliteren. Een verband zal worden gelegd met plan van aanpak ‘Emancipatie en integratie allochtone vrouwen in Nederland’ dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorbereidt. In het kader van het ZON/MW programma seksualiteit voeren TransAct, NIGZ en Forum sinds september 2001 het project ‘Allochtonen en seksueel geweld’ uit. Doel van dit project is het in kaart brengen en verspreiden van succesvolle methoden voor preventie van seksueel en huiselijk geweld bij minderheden en de opvang van allochtone slachtoffers. Daarnaast worden lacunes in kaart gebracht en randvoorwaarden voor het welslagen van initiatieven geïnventariseerd. Afhankelijke verblijfspositie Maatregel 27: De IND gaat na waarom veel aanvragen om een zelfstandige verblijfsvergunning van slachtoffers van huiselijk geweld niet meteen worden toegekend. pagina 30 van de nota; TK-versie pagina 26
Voortgang:
Het IND-onderzoek is afgerond en de resultaten ervan zijn bij brief van 22 mei 2003 (met kenmerk: 5221063/03/DVB) aan de Tweede Kamer toegezonden. In deze brief zijn enkele resultaten van het onderzoek weergegeven. Door de Federatie Opvang zijn in totaal 76 dossiernummers aangeleverd aan de hand waarvan het onderzoek door de IND is verricht. In 26 van deze dossiers was sprake van een aanvraag om voortgezet verblijf, de overige waren voor het onderzoek minder relevant omdat het aanvragen om eerste toelating betrof en om zaken waarin geen aanvraag bekend was. In 14 van genoemde 26 gevallen was sprake van verbreking van de (huwelijks)relatie wegens huiselijk geweld. Daarnaast is gebleken dat huiselijk geweld niet in alle gevallen tot een zelfstandige verblijfsstatus leidt, veelal omdat het geweld niet kan worden aangetoond. Weinig vrouwen die zeggen slachtoffer te zijn van huiselijk geweld, doen daarvan aangifte. Ook doktersverklaringen worden zelden overgelegd. Ook indien wel aangifte is gedaan kan het nog voorkomen dat er geen zelfstandige verblijfsstatus kan worden verleend, als blijkt dat niet kan worden aangetoond dat er tevens sprake is van een van de andere in het beleid genoemde klemmende redenen van humanitaire aard. Bij de desbetreffende zaken is de beslistermijn, veelal in bezwaar, niet gehaald. Vaak worden de voor de beslissing relevante gegevens – zoals een proces verbaal – niet meteen bij de indiening van de aanvraag overgelegd. Betrokkene wordt dan in de gelegenheid gesteld om schriftelijk aanvullende gegevens te verstrekken. Vertraging in de behandeling kan ook ontstaan door het horen van de betrokkene.
17
De minister voor V&I heeft inmiddels de Kamer op 17 oktober jl per brief (kenmerk 5230689/03/DVB) meegedeeld dat – indien er aantoonbaar sprake is van huiselijk geweld – voortgezet verblijf mogelijk is, ook als er naast huiselijk geweld geen sprake is van andere klemmende redenen van humanitaire aard. De Vreemdelingencirculaire 2000 zal op dat punt worden aangepast.
Maatregel 28:
Vrouwen met een afhankelijke verblijfsvergunning, die in opvanghuizen zijn opgenomen vanwege mishandeling door hun partner, kunnen aanspraak maken op een huisvestingsvergunning. pagina 30 van de nota; TK-versie pagina 27
Voortgang:
Eerder is ervoor gekozen om bedoelde groep vrouwen voor een huisvestingsvergunning in aanmerking te laten komen via een uitbreiding van de Huisvestingswet met de in de motieAlbayrak (TK 1999-2000, 27 111, nr 2) bedoelde categorie vreemdelingen. Deze wijziging is meegenomen in de tweede novelle Huisvestingswet, welke een doorwerking van het ruimtelijk beleid behelst. Daarnaast is het huisvestingsbesluit aangepast in die zin dat allochtone én autochtone vrouwen die vanwege mishandeling door hun partner in een opvanghuis verblijven, voorrang krijgen als woningzoekenden. De huisvestingswet en het huisvestingsbesluit worden in het kader van de herijking van de Vrom-regelgeving heroverwogen. Dit zou kunnen betekenen dat geen uitvoering wordt gegeven aan de motie Albayrak in de vorm zoals dat tot nog toe de bedoeling was.
Behandeling van plegers Maatregel 29: Het aanbod op het terrein van daderbehandeling wordt in kaart gebracht. pagina 31 van de nota; TK-versie pagina 28
Voortgang:
Door het Verwey-Jonker instituut en door TransAct zijn inventarisaties gemaakt van samenwerkingsverbanden huiselijk geweld en projecten vrijwillige plegerhulpverlening. Daarnaast heeft het Verwey-Jonker instituut met subsidie van VWS een studie “Hulpverlenen aan het gezin, een literatuurstudie naar de systeemgerichte benadering in geval van huiselijk geweld, februari 2003”, afgerond. Dit onderzoek behelst een studie naar good practices in Nederland en in het buitenland, waarvan evaluatie bestaat. Het gaat hierbij om de methodische elementen en randvoorwaarden die noodzakelijk zijn om te komen tot een effectieve systeemgerichte, dat wil zeggen gezinsgerichte, aanpak van huiselijk geweld. Onderdeel is een studie naar meetinstrumenten die zowel nationaal als internationaal gehanteerd worden om de effecten en resultaten van de behandeling bij huiselijk geweld te onderzoeken. Deze literatuurstudie is onder meer bedoeld als voorstudie voor het onderzoek naar en de evaluatie van de resultaten op korte en langere termijn van de methodiek De Aanpak. Deze methodiek is in de periode 1999-2001 in de Zwolse-regio ontwikkeld door TransAct in samenwerking met de vrouwenopvang en is in 2003 overgenomen in drie andere pilots: Den Bosch, Amsterdam en Twente. In deze pilots participeren o.a. de vrouwenopvang, de GGZ, de Fiom en/of het Algemeen Maatschappelijk Werk. TransAct coördineert de pilots. Maatregel 30: Nagegaan wordt hoe de inzet van de GGZ bij huiselijk geweld kan worden vergroot pagina 32 van de nota; TK-versie pagina 29
Voortgang:
Instellingen voor geestelijke gezondheidszorg participeren in lokale en regionale samenwerkingsverbanden huiselijk geweld. Daarnaast richt TransAct zich met de activiteiten gericht op de kwaliteitsverbetering van hulpverlening na seksueel en huiselijk geweld onder meer op instellingen voor GGZ. De uitkomsten van het door de Rutgers Nisso Groep gehouden onderzoek “Hulp aan slachtoffers van seksueel geweld” (maart 2003) worden met de sector besproken.
Maatregel 30:
De gebruikte methodieken voor plegertherapie in forensische poliklinieken worden geëvalueerd . pagina 32 van de nota; TK-versie pagina 29
Voortgang:
In 2003 is de oprichting van een expertisecentrum forensische psychiatrie (EFP) in voorbereiding. De ministeries van Justitie, VWS en het veld zijn daarbij betrokken. VWS zal
18
het EFP verzoeken de evaluatie van plegertherapie in de forensische poliklinieken in de programmering voor het jaar 2004 op te nemen. Maatregel 31:
De minister van VWS stelt extra middelen ter beschikking voor de daderbehandeling. pagina 32 van de nota; TK-versie pagina 29
Voortgang:
Voor 2003 is voor de forensische psychiatrie in een extra structurele groei voorzien van €5,5 mln. Daarmee is het totale budget sinds 2000 structureel gestegen met €25,8 mln. Met deze extra middelen is de behandelcapaciteit toegenomen. Met deze algemene uitbreiding kan ook de behandeling van plegers van huiselijk geweld toenemen. Aan GGZ-instellingen is overigens per 1 januari 2003 de mogelijkheid geboden om alle verzekeringsaanspraken te honoreren. . Dit betekent dat de GGZ de benodigde extra zorg kan geven om wachttijden tot een aanvaardbaar niveau terug te dringen.
Maatregel 32:
Er wordt een methode ontwikkeld voor behandeling van agressieregulatiestoornissen bij gedetineerden. pagina 33 van de nota; TK-versie pagina 30
Voortgang:
Om op termijn een op individuele gedragsverandering gericht aanbod te kunnen doen, verricht het ministerie van Justitie onderzoek naar de aard van de behoefte aan verandering bij gedetineerden (welk gedrag willen zij zelf veranderen), het aanbod (welke effectieve behandelingen zijn beschikbaar) en de ‘witte vlekken’ (welke behandelmethoden moeten ontwikkeld worden). Als een behandeling nog niet beschikbaar is, zal de ontwikkeling ervan worden meegenomen in het traject ‘behandeling in detentie’ Op diverse plaatsen in het Gevangeniswezen is een begin gemaakt met het aanbieden van (pre)behandeling van gedetineerden met agressieregulatiestoornissen. Ook plegers van huiselijk geweld kunnen van deze mogelijkheden gebruik maken. Deze (pre)behandeling wordt uitgevoerd door therapeuten van forensische poliklinieken.
Maatregel 33:
Ten behoeve van behandeling in detentie worden screenings- en indicatie-instrumenten ontwikkeld. pagina 33 van de nota; TK-versie pagina 30
Voortgang:
De ontwikkeling van screenings- en indicatiestellingsinstrumenten (n.a.v. motie TK 19992000, 26 800 VI, nr 38) vindt momenteel plaats in het kader van het programma ‘Terugdringen recidive’. Leidend bij de keuze van interventies (waaronder behandeling) is de onderliggende problematiek van gedetineerden. Daarbij is de term criminogene factor relevant. Het lijden aan een psychische stoornis kan zo’n criminogene factor zijn.
Strafrechtelijke aanpak Maatregel 34: Het strafmaximum voor eenvoudige mishandeling wordt verhoogd. pagina 33/34 van de nota; TK-versie pagina 30/31
Voortgang:
Een wetsvoorstel waarin wordt voorgesteld het strafmaximum voor eenvoudige mishandeling (art. 300 lid 1 Sr) te verhogen van twee naar drie jaren, is op 22 juli 2002 ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2001/02, 28 484, nrs. 1-3). Met het voorstel wordt uitgedrukt dat in onze samenleving in het algemeen zwaarder aan geweld wordt getild, of het nu gaat om geweld in het publieke domein, geweld tegen werknemers in de (semi-)publieke ruimte, zoals treinconducteurs, of om huiselijk geweld. In de sfeer van het huiselijk geweld brengt de voorgestelde verhoging mee dat in combinatie met de strafverzwaringsgronden van artikel 304 Sr (mishandeling echtgenoot/echtgenote/partner/levensgezel (zie hierna), moeder, vader, kind ), aanhouding buiten heterdaad, inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis mogelijk worden. Op 23 december 2002 heeft de vaste commissie voor Justitie verslag over het wetsvoorstel uitgebracht en op 18 april 2003 heeft de Kamer de nota naar aanleiding van het verslag ontvangen. Op 14 mei 2003 heeft de vaste commissie voor Justitie besloten dat het wetsvoorstel gereed is voor mondelinge behandeling. Bij Nota van wijziging van 5 november 2002 is het hiervoor genoemde wetsvoorstel aangevuld met onder meer het voorstel om artikel 304 Sr, dat de strafverzwaringsgronden bij mishandeling bevat, aan te vullen met het begrip ‘levensgezel’. Deze aanpassing onderstreept ook voor andere samenlevingsvormen dan het huwelijk en het geregistreerde partnerschap dat
19
mishandeling tussen personen die een nauwe persoonlijke betrekking onderhouden, extra strafwaardig is (vgl. Kamerstukken II 2002/03, 28 484, nr. 5, p. 5). Maatregel 35:
De verjaringstermijn voor geweldsdelicten tegen minderjarigen is betrekkelijk kort. De praktijkervaringen met de huidige verjaringstermijn worden in kaart gebracht. pagina 34 van de nota; TK-versie pagina 31
Voortgang:
Aan TransAct en het Clara Wichmann Instituut is gevraagd of zij in het kader van hun reguliere werkzaamheden en netwerk voldoende informatie kunnen vergaren om op grond daarvan te kunnen bepalen of er in de praktijk daadwerkelijk behoefte bestaat aan wijziging van het verjaringsregime ten gunste van jeugdige slachtoffers van mishandeling. De reacties van beide instellingen worden thans bestudeerd. Overigens is momenteel wetgeving in voorbereiding waarbij de verjaringstermijn voor delicten waarop een gevangenisstraf van meer dan 10 jaar is gesteld (bijvoorbeeld zware mishandeling met voorbedachten rade of opzettelijke zware mishandeling van een kind door zijn ouder) wordt verhoogd van 15 jaar tot 20 jaar.
20
2.3. Bewustwording en kennis Inleiding Voor een effectieve aanpak van huiselijk geweld is het van belang dat iedereen zijn of haar verantwoordelijkheid neemt, niet alleen overheden en instellingen maar ook individuele beroepsbeoefenaren en individuele burgers, die bij huiselijk geweld betrokken kunnen zijn zoals slachtoffers en omstanders. De nota ‘Privé Geweld – Publieke Zaak’ bevat daarom een aantal maatregelen die gericht zijn op bevordering van deskundigheid in verschillende sectoren en op bewustwording van het brede publiek. Overheden en beroepsbeoefenaren zouden, aldus de nota, eensluidend de boodschap moeten uitdragen dat geweld – ook in de privé sfeer –onder geen enkele omstandigheid wordt geaccepteerd en dat voor huiselijk geweld geen enkel excuus kan worden aangehaald. Deskundigheidsbevordering politie Maatregel 36: Het thema huiselijk geweld zal deel uitmaken van opleidingen en bijscholingen van politiemedewerkers. pagina 38 van de nota; TK-versie pagina 34
Voortgang:
Het thema huiselijk geweld maakt inmiddels deel uit van de opleidingen tot politiemedewerker en all-round politiemedewerker die door het opleidingsinstituut LSOP worden verzorgd. Het thema is als apart onderwerp opgenomen binnen de ‘kernopgave geweld’. Voor de politiefunctionarissen die reeds in functie zijn, heeft het LSOP inmiddels ten behoeve van het contractonderwijs een aparte cursus huiselijk geweld ontwikkeld. Deze wordt nu aan de verschillende politieregio’s aangeboden. Zeven politieregio’s zijn inmiddels gestart met het opleiden van het politiepersoneel. Naast 1-daagse opleidingstrajecten zijn inmiddels ook zgn cross-trainingen gegeven aan medewerkers die zijn belast met wijkveiligheid. Deze trainingen worden integraal gevolgd door politie en relevante externe partners (bijv. hulpverlening en openbaar ministerie) die samenwerken bij de aanpak van huiselijk geweld.
Maatregel 37:
De Raad van Hoofdcommissarissen brengt bij de politieregio’s ingezette trainingen, protocollen en good practices voor de aanpak van huiselijk geweld in kaart pagina 38 van de nota; TK-versie pagina 34
Voortgang:
In het kader van het landelijk project huiselijk geweld van de Raad van Hoofdcommissarissen (zie inleiding) is een quick scan uitgevoerd bij alle politieregio’s. Hierbij zijn verschillende uitvoeringsaspecten bij de aanpak van huiselijk geweld in kaart gebracht. Momenteel wordt gewerkt aan de analyse van de verzamelde informatie. Daarnaast start dit najaar een projectgroep deskundigheidsbevordering en kennisontwikkeling onder de vlag van de stuurgroep van het landelijk project huiselijk geweld binnen de politie-organisatie. Het is de bedoeling te komen tot een gecertificeerd aanbod van trainingen op het gebied van huiselijk geweld. Ten aanzien van de kennisontwikkeling zullen er gedurende de projectperiode workshops en deskundigennetwerken worden opgezet. Daarbij zal het Politiekennisnet (PKN) een belangrijke rol spelen.
Deskundigheidsbevordering zittende en staande magistratuur Maatregel 38: De Stichting Studiecentrum Rechtspleging (SSR) organiseert voor OM en ZM een conferentie huiselijk geweld. pagina 39 van de nota; TK-versie pagina 34
Voortgang:
Op 22 mei 2002 vond in Ede de breed-opgezette SSR-conferentie plaats. Er namen ongeveer 150 rechters, officieren van justitie, advocaten, politiefunctionarissen en hulpverleners aan deel. Op 3 juni 2003 organiseerde de SSR een startconferentie in Zutphen met het doel medewerkers van justitie (officieren van Justitie portefeuillehouders huiselijk geweld, parketsecretarissen en sectorvoorzitters van strafkamers op rechtbanken), portefeuillehouders huiselijk geweld bij de politie en beleidsmedewerkers reclassering inzicht te geven in goed lopende projecten inzake huiselijk geweld, geldende protocollen en succes- en faalfactoren bij dergelijke projecten. Met dat inzicht kunnen cursisten beleidsontwikkeling binnen hun eigen werkgebied beter ter hand nemen.
21
De startbijeenkomst is ook georganiseerd om brede bekendheid te geven aan de aanwijzing huiselijk geweld van het college van Procureurs-Generaal, die 1 april 2003 in werking is getreden, en de achtergronden daarvan. Maatregel 39:
In het reguliere opleidingspakket van de zittende en staande magistratuur komt structurele aandacht voor huiselijk geweld pagina 39 van de nota; TK-versie pagina 34
Voortgang:
In vervolg op de eerder genoemde startconferentie op 3 juni 2003 (zie maatregel 38) wordt door de SSR gewerkt aan de opzet van een (bredere) cursus Huiselijk Geweld, die naar verwachting uitgevoerd zal worden in september/oktober 2003. Ook hiervan bestaat de doelgroep uit rechters, officieren van justitie, senior secretarissen, portefeuillehouders bij de politie en reclasseringsmedewerkers.
Deskundigheidsbevordering gezondheidszorg en hulpverlening Maatregel 40: Nagegaan wordt of in opleidingen en nascholingen voor beroepsgroepen in de gezondheidszorg voldoende aandacht aan huiselijk geweld wordt besteed. pagina 39 van de nota; TK-versie pagina 35
Voortgang:
Onderwijs Maatregel 41:
TransAct heeft een inventarisatie gemaakt van de aandacht die in opleidingen gegeven wordt aan huiselijk geweld. Hieruit komt een wisselend beeld naar voren. Transact onderzoekt thans het draagvlak voor een te ontwikkelen leergang “Seksueel en Huiselijk Geweld”. Voorts vindt overleg plaats met de landelijke overleggen van de HBO-opleidingen Sociaal-Pedagogische Hulpverlening, Maatschappelijk Werk en Dienstverlening en Pedagogie en met de HBO-Raad. Bezien wordt hoe huiselijk en seksueel geweld in de curricula van deze opleidingen verder geintroduceerd kan worden. In opdracht van het Nederlands Huisartsen Genootschap wordt een training ontwikkeld over de signalering en hulpverlening bij seksueel en huiselijk geweld.
Voor docenten in het primair en voortgezet onderwijs wordt een nascholingsprogramma over huiselijk geweld samengesteld pagina 40 van de nota; TK-versie pagina 36
Voortgang:
Aan de DSP-groep is in het kader van de Wet SLOA subsidie verleend voor het samenstellen van een breed nascholingsprogramma deskundigheidsbevordering huiselijk geweld voor leerkrachten, met onderdelen specifiek voor de sectoren primair onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Het programma zal zich met name richten op het signaleren van gevolgen van huiselijk geweld en het handelen op basis van de waargenomen signalen. De ontwikkelfase wordt voorafgegaan door een behoefte-onderzoek en het ontwikkelde materiaal wordt in de praktijk getest in pilots. Het eindproduct zal worden opgeleverd in maart 2004.
Maatregel 42:
Het nascholingsprogramma voor docenten over huiselijk geweld zal aan de scholen worden aangereikt. pagina 39 van de nota; TK-versie pagina 40
Voortgang:
Werkgevers Maatregel 43:
In maart 2003 is in het kader van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten (SLOA) opdracht verleend tot het ontwikkelen van een nascholingsprogramma gericht op deskundigheidsbevordering in het onderwijs voor de aanpak van huiselijk geweld. Aan de implementatie en overdracht van dit nascholingsprogramma zal apart aandacht worden besteed. Voor dit doel wordt een bedrag gereserveerd op de Rijksbegroting 2004.
Voor koepelorganisaties van werkgevers komt er een factsheet over de invloed van huiselijk geweld op het functioneren van werknemers pagina 41 van de nota; TK-versie pagina 36
22
Voortgang:
Uitvoering van deze maatregel is gekoppeld aan de voornemens met betrekking tot de ondersteuning van regionale publiekscampagnes. In het kader hiervan zullen onder andere ook de werkgeversorganisaties met voorlichting worden benaderd.
Publiekscampagnes Maatregel 44: Er worden toolkits samengesteld ter ondersteuning van regionale aanpak van huiselijk geweld. pagina 41 van de nota; TK-versie pagina 37
Voortgang:
Met de thans beschikbare middelen kan er in 2003 een eerste aanzet voor de facilitering van regionale publiekscampagnes komen. Dat betekent dat in 2003 een vooronderzoek kan worden gestart door de RVD, waarin wordt nagegaan welke ervaringen er in het land zijn met campagnes rond huiselijk geweld en welke behoeften er zijn aan ondersteunend materiaal. Als duidelijk blijkt dat er behoefte is aan ondersteunend materiaal, kan een begin gemaakt worden met de ontwikkeling van toolkits ter ondersteuning van regionale campagnes. De inhoud van de toolkits wordt mede bepaald door de uitkomsten van het RVD-onderzoek. Inmiddels zijn in verschillende regio’s al regionale en lokale campagnes gestart op initiatief van enkele gemeenten en provincies. De meest bekende voorbeelden daarbij zijn de campagnes van de gemeente Haarlem (‘Huiselijk geweld is niet normaal’) en van Utrecht (‘Veilig Huis’) en van Zaanstreek Waterland (‘Huiselijk geweld raakt iedereen’). Uitwisseling van ervaringen met regionale campagnes zal worden bevorderd tijdens bijeenkomsten van het landelijk netwerk Huiselijk Geweld. De vele publiciteit over het onderwerp huiselijk geweld is er waarschijnlijk mede de oorzaak van dat de vraag naar informatie-producten toenam. Zo is inmiddels het aantal bezoekers van de site www.huiselijkgeweld.nl gestegen tot ruim 75.000 per jaar; de Kwartaalkrant HuiselijkGeweld.nl heeft inmiddels een abonneebestand van ruim 6.000 instanties en personen. Het is de bedoeling dat deze producten vanaf 2004 worden uitgebracht door het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (zie maatregel 7).
23
2.4. Informatieverzameling, informatieverwerking en –beheer Inleiding Het is van groot belang om zicht te houden en een beter zicht te krijgen op de aard en omvang van huiselijk geweld en op de aanpak ervan in het land. De kabinetsnota ‘Privé Geweld – Publieke Zaak’ geeft aan dat het noodzakelijk is om met onderzoek en monitoring te kunnen vaststellen waar belangrijke knelpunten zitten in de huidige aanpak en om effecten van nieuwe acties vast te stellen. Daartoe wordt een aantal nieuwe maatregelen beschreven. Registratie en dossieropbouw bij politie en OM Maatregel 45: De politie werkt aan een betere registratie van huiselijk geweld. pagina 45 van de nota; TK-versie pagina 40
Voortgang:
De stuurgroep van het landelijk netwerk huiselijk geweld van de politie beschouwt het bevorderen van een goede registratie bij de politie als een van zijn taken. Daarbij hoort het bevorderen van deskundigheid bij de politie om, met gebruikmaking van het BPS (bedrijfsprocessensysteem) en eventuele opvolgende systemen betrouwbare registraties van huiselijk geweld te realiseren. Daartoe is nodig dat bij alle incidentcodes subcategorieën worden aangegeven waarin ‘huiselijk geweld’ kan worden geregistreerd. Een van de vervolgacties is het ontwikkelen van een zuivere registratie die onderling uitwisselbaar moet zijn bij alle regio’s Momenteel wordt gewerkt aan de ontwikkeling van het landelijk basisprocessensysteem bij de Nederlandse politie. In 2005 moet dit landelijke systeem operationeel zijn. Vooruitlopend hierop wordt nu getracht te komen tot een eenduidig systeem van registratie ten aanzien van huiselijk geweld. Voorstellen hiertoe worden ontwikkeld door een projectgroep (in oprichting) die valt onder de landelijke stuurgroep huiselijk geweld van de politie. Deze projectgroep zal naast voorstellen op het gebied van een eenduidige registratie ook voorstellen doen met betrekking tot een registratiemethodiek van waaruit managementgegevens kunnen worden ontsloten.
Maatregel 46:
De Aanwijzing Huiselijk Geweld van het openbaar ministerie zal ook regels geven voor dossieropbouw en registratie van huiselijk geweld-zaken. pagina 45 van de nota; TK-versie pagina 40
Voortgang:
De op 1 april 2003 in werking getreden Aanwijzing Huiselijk Geweld stelt dat huiselijk geweld-zaken als zodanig zullen worden geregistreerd, teneinde de stelselmatigheid van het geweld te kunnen aantonen. Het OM registreert huiselijk geweld-zaken in COMPAS, het bedrijfsprocessen-systeem van het OM. Bij het aanleveren van huiselijk geweld-zaken door de politie aan het OM en bij het aanvragen van reclasseringsrapporten door het OM worden deze zaken en aanvragen als huiselijk geweld-zaken geoormerkt, om te verwijzen naar het van toepassing zijn van de overeengekomen aanpak van huiselijk geweld-zaken.
Veiligheidsrapportage Maatregel 47: De Integrale Veiligheidsrapportage zal een totaaloverzicht gaan bieden van ‘het geweld’ in Nederland, inclusief het huiselijk geweld. pagina 46 van de nota; TK-versie pagina 41
Voortgang:
Bij de uitwerking van het veiligheidsprogramma is voorzien in enquêtes onder burgers en bedrijven en instellingen naar feitelijk slachtofferschap van criminaliteit, waaronder geweld. Deze vraagstelling bij burgers wordt gebaseerd op het permanent onderzoek leefsituatie (POLS, CBS) en voorziet niet in informatie over slachtofferschap van huiselijk geweld. Wel wordt gevraagd naar slachtofferschap van aanranding en mishandeling, inclusief de locatie daarvan, maar exclusief de dader. Daarnaast is aan het WODC in 2003 opdracht verstrekt om onderzoek te laten verrichten naar de samenhang tussen geweld in het publieke domein en het privé domein. In concreto gaat het om een vervolg-onderzoek (een ‘replicatie’) van het in 2000 verschenen onderzoek ‘Geweld, gemeld en geteld’, waarbij op daderniveau wordt nagegaan in hoeverre er onder geweldplegers sprake is van een overlap tussen huiselijk geweld en andere soorten geweld. Het onderzoek wordt in januari 2004 opgeleverd.
24
Monitor/Inventarisatie Aanpak Huiselijk Geweld Maatregel 48: Er wordt een monitor voor de aanpak van huiselijk geweld ontwikkeld. pagina 46 van de nota; TK-versie pagina 42
Voortgang:
Het Verwey-Jonker Instituut heeft in opdracht van het ministerie van Justitie en begeleid door een begeleidingscommissie waarin onder andere diverse departementen, de VNG en het SCP vertegenwoordigd waren, een nota gepresenteerd met de titel ‘Aanzet tot een inventarisatiemodel van een monitor aanpak huiselijk geweld’ (VJI Utrecht, juli 2002). Daarin wordt geconstateerd dat een monitor huiselijk geweld, waarmee de aard en omvang van de problematiek permanent gevolgd wordt, niet haalbaar is. Registratiegegevens over huiselijk geweld zijn bij de betrokken instanties in onvoldoende mate en niet gesystematiseerd rond het thema beschikbaar. Deze conclusie is getrokken op basis van een eerste inventarisatie van de aanpak van huiselijk geweld op instellingsniveau. Het Verwey-Jonker Instituut werkt in het bovengenoemde rapport een monitor (‘inventarisatiemodel’) uit waarmee een landelijk beeld kan ontstaan van de aanpak van huiselijk geweld door bevraging van de meest belangrijke partijen: gemeenten, politie, openbaar ministerie, reclassering en slachtofferhulp, kinderbescherming , (vrouwen)opvang en hulpverlening. Daarbij geeft het Verwey-Jonker Instituut kernindicatoren aan waarmee de feitelijke aanpak van huiselijk geweld inzichtelijk kan worden gemaakt. Die indicatoren hebben betrekking op zaken als (instellings)beleid, samenwerking en informatie-uitwisseling, deskundigheidsbevordering, hulp en opvang van slachtoffers en behandeling van daders. In het interdepartementale beleidsoverleg huiselijk geweld is besloten het advies van Verwey-Jonker over te nemen, maar vanwege de beperkte beschikbaarheid van menskracht en middelen uitsluitend met de kern-actoren politie, OM en VNG afspraken te maken om op korte termijn een eerste inventarisatie te doen plaats vinden. Dat betekent dat een eerste monitor of inventarisatie van de aanpak van huiselijk geweld in kaart brengt wat gemeenten (met name de grote en de zgn. centrumgemeenten), politie en OM aan activiteiten ontwikkelen ter voorkoming en bestrijding van huiselijk geweld. Verwacht wordt dat door bevraging van gemeenten ook – tot zekere hoogte - zicht komt op het werk van GGD’en, GGZ- en andere hulpinstanties. De opdracht voor het uitvoeren van de inventarisatie is inmiddels verstrekt aan ES&E, de eerste gegevens zullen waarschijnlijk in november 2003 beschikbaar zijn.
Uitwisseling van cliëntinformatie en privacy Maatregel 49: Structurele uitwisseling van cliëntgebonden informatie tussen lokale partners moet mogelijk gemaakt worden. pagina 47 van de nota; TK-versie pagina 43
Voortgang:
Om een structurele uitwisseling van cliëntgebonden informatie tussen lokale partners mogelijk te maken zou de Wet politieregisters moeten worden aangepast in die zin dat het lokale bestuur de bevoegdheid krijgt om in een regeling vast te leggen welke gegevens uit de politieregisters structureel aan welke samenwerkingspartners kunnen worden verstrekt. De Tweede Kamer is per brief op 13 juni 2003 geïnformeerd over de voornemens tot aanpassing van de Wet Politieregisters (TK 2002-2003 28600 VI, nr 134). Overwogen wordt te komen tot een aanpassing van het gesloten verstrekkingenregime in deze wet, die ruimte schept om op lokaal niveau, indien er een zwaarwegend belang in het geding is, ten behoeve van een samenwerkingsverband dat nodig is voor de goede uitvoering van de politietaak een regeling op te stellen voor het door de politie verstrekken van daarbij aan te wijzen gegevens voor bepaalde doelen aan bepaalde partners met wie de politie samenwerkt.
Maatregel 50:
Er komt een handreiking voor lokale samenwerkingsverbanden over gegevensuitwisseling. pagina 49 van de nota; TK-versie pagina 43
Voortgang:
Het Ministerie van Justitie heeft aan het NIZW in 2003 subsidie verstrekt om een brochure ‘Spelregels voor samenwerkingsverbanden huiselijk geweld’ samen te stellen. De brochure zal in het najaar 2003 verschijnen en breed worden verspreid. Het samenstellen van deze brochure sluit aan bij de conclusies die eerder dit jaar (zie maatregel 13) getrokken waren tijdens een expertmeeting over privacy en de samenwerking die nodig is om te komen tot een sluitende aanpak van huiselijk geweld.
25
3. Activiteiten in de komende jaren en financiën Gelet op het belang dat het Kabinet hecht aan het bestrijden van huiselijk geweld, zijn in het kader van het Hoofdlijnenakkoord de volgende bedragen (in miljoenen euro’s) uitgetrokken voor de aanpak van huiselijk geweld en capaciteituitbreiding in de vrouwenopvang 2004 Justitie VWS
1
2005 2
1.2
2006 2
2
2007
3 3,2
4
Deze middelen zullen met name worden ingezet voor de volgende activiteiten: versterking van de aanpak op lokaal niveau, door onder meer de ontwikkeling van good practices, ondersteuning van gemeenten in hun rol van regisseurs van de lokale samenwerking, uitvoering van het VNG-project en de ontwikkeling van toolkits voor de regionale aanpak de bespreekbaarheid van huiselijk geweld in allochtone kring eventuele implementatie en doorvoering van een wettelijke maatregel met betrekking tot uithuisplaatsing van plegers (een kabinetsstandpunt is in de maak) het monitoren van de aanpak van huiselijk geweld, verbeterde registratie bij de politie bevordering van deskundigheid van de politie en andere betrokken beroepsgroepen overige activiteiten ter ondersteuning van de praktijk en de samenwerking in de praktijk , zoals het privacydebat, de website Huiselijkgeweld.nl en de kwartaalkrant Huiselijk Geweld. capaciteitsuitbreiding in de vrouwenopvang (€ 4mln). Maatregelen die de melding van huiselijk geweld en de instroom in de vrouwenopvang verbeteren komen aan de orde in het kabinetsstandpunt IBO/MO