PRIVACY VAN BEWONERS MET DEMENTIE De ontwikkeling van een meetinstrument op basis van gedrag Utrecht, september 2003 Aedes Arcares Kenniscentrum Wonen-Zorg Marleen Carton Privacy is in het verpleeghuis vaak moeilijk te realiseren. Men doet er van alles aan om binnen de vaak beperkte mogelijkheden van het bestaande gebouw toch voldoende mogelijkheden te creëren voor bewoners om hun privacy te reguleren. Er bestaat echter een groep verpleeghuisbewoners die niet altijd even goed kan aangeven wat hun behoefte precies is. Dit zijn de psychogeriatrische bewoners. Aanpassingen die in de omgeving worden aangebracht om privacy te verbeteren slaan daarom misschien de plank vaak mis, zonder dat wij dat weten. In 2002 is voor het Kenniscentrum Wonen-Zorg een meetinstrument ontwikkeld dat inzicht geeft in privacybeleving van bewoners met dementie. Inzicht in de belevingswereld van mensen met dementie is in het algemeen zeer waardevol, maar ook op het gebied van privacy is het interessant om te weten hoe de bewoner zijn omgeving ervaart. Ook met het oog op de discussie over het gedeelde of eenpersoons slaapkamers zou een methode om inzicht te krijgen in privacybeleving van bewoners met dementie bij kunnen dragen aan omgevingen die beter aansluiten bij de behoeften van de bewoner i.p.v. bij de standpunten van de ontwerper. Het Aedes-Arcares Kenniscentrum Wonen-Zorg denkt mee met zorginstellingen en woningcorporaties die nieuwe woonzorgprojecten of woonzorgarrangementen willen realiseren, verzamelt kennis en stelt deze kennis ter beschikking aan de leden van Aedes en Arcares. Het kenniscentrum wil meer weten over de invloed van ontwerp en inrichting van de woonomgeving op de privacybeleving van ouderen met dementie. Voor ouderen met dementie worden steeds meer kleinschalige woonprojecten gerealiseerd in de wijk. Ook binnen verpleeghuizen streeft men ernaar om afdelingen op een huiselijkere manier in te delen en vorm te geven. In nieuw gebouwde verpleeghuizen ontbreken meerpersoonsslaapkamers (>2 personen) vrijwel volledig. Hoe bewoners veranderingen in de omgeving beleven is moeilijk vast te stellen. Natuurlijk is zichtbaar of veranderingen optreden in agressie, valincidenten of het gewicht van bewoners. Deze informatie zegt echter weinig over specifieke aspecten van welbevinden, zoals bijvoorbeeld privacy. Privacy vervult een belangrijke functie in het dagelijks leven. Het reguleren van privacy draagt bij aan het feit dat men zich thuis voelt in een bepaalde omgeving omdat men de mogelijkheid heeft om de eigen identiteit te beschermen en te onderhouden. Daarnaast kan men door te wonen de sociale contacten met anderen en de uitwisseling van informatie te reguleren. Een nader onderzoek naar privacybeleving van bewoners met dementie kan informatie verschaffen over de behoeften van bewoners op dit punt en de relatie tussen gebrek aan privacy en de kenmerken van de omgeving. De doelstelling van het onderzoek dat in 2002 voor het Aedes-Arcares Kenniscentrum Wonen-Zorg is uitgevoerd was dan ook: Het ontwikkelen van een methode om inzicht te krijgen in het gebrek aan privacy dat bewoners met dementie in hun dagelijkse omgeving ervaren. Het ‘meten’ van privacy Wanneer men met de huidige methoden omgevingen voor mensen met dementie evalueert, worden de mogelijkheden voor privacyregulering in de fysieke omgeving gezien als indicatoren voor het privacyniveau dat door de gebruikers van die omgeving wordt ervaren. De kenmerken van de omgeving geven echter geen informatie over de individuele privacybeleving van de bewoners met dementie. Een andere manier om het privacyniveau van mensen in een bepaalde omgeving te bepalen richt zich op gedrag. Voor zover bekend is het privacyniveau van personen met dementie tot op heden
www.kenniscentrumwonenzorg.nl
1
Aedes Arcares
niet onderzocht op basis van gedrag. Er is echter wel een studie bekend waarin de privacybeleving van een andere doelgroep is onderzocht op basis van gedragingen en gevoelens. In deze studie werd een methode ontwikkeld om gebrek aan privacy van baliemedewerkers te meten op basis van gedragingen en gevoelens van deze medewerkers. De antwoorden van de medewerkers op een vragenlijst over hun gevoelens en gedrag, vormden samen een soort privacythermometer. Analyse van de antwoorden leverde voor iedere medewerker een waarde op. Hoe hoger deze waarde, hoe groter het gebrek aan privacy van de bewuste medewerker. Omdat zelfrapportage slechts voor een beperkte groep mensen met dementie geschikt is, is in dit onderzoek net als in het onderzoek naar privacy van baliemedewerkers gekozen voor gedrag als uitgangspunt bij de ontwikkeling van de methode. De theorie achter de methode Er wordt verondersteld dat bewoners die een gebrek aan privacy ervaren gebruik maken van verschillende gedragingen om dit gebrek aan privacy te verminderen. Mensen vertonen gedrag met een bepaald doel. Om een doel te bereiken is vaak een hele serie gedragingen nodig. Deze gedragingen zijn niet allemaal even makkelijk of moeilijk. Ze onderscheiden zich van elkaar in moeilijkheidsgraad. In dit onderzoek vormt het verminderen van het gebrek aan privacy dat men in een omgeving ervaart het doel van de bewoners met dementie. De bewoner maakt gebruik van verschillende gedragingen om het doel te bereiken. Wat bedoeld wordt met het onderscheid in moeilijkheidsgraad wordt wellicht duidelijk aan de hand van een tweetal herkenbare gedragingen. Als u in de trein zit en u ervaart een gebrek aan privacy door de directe nabijheid van andere mensen, dan kunt u verschillende dingen doen. U kunt het lichaam wegdraaien van de anderen, dus wat meer naar het raam toe leunen of naar het gangpad. U kunt er ook voor kiezen de treinreis in afzondering door te brengen door de hele reis achter de gesloten deur van het toilet te blijven. U kunt natuurlijk ook een 1e klas kaartje kopen. Over het algemeen zult u in de 1e klas wat meer privacy hebben dan in de 2e klas. Het doorbrengen van de treinreis op het toilet kost meer moeite dan het wegdraaien van het lichaam. Personen die kiezen voor de reis in het toilet zijn waarschijnlijk gemotiveerder om hun gebrek aan privacy op te heffen dan personen die slechts het lichaam wegdraaien. Ook een kaartje kopen voor de 1e klas doet u waarschijnlijk pas wanneer u het gebrek aan privacy in de 2e klas buitengewoon vervelend vindt. Een groter gebrek aan privacy leidt tot een grotere motivatie om dit gebrek op te heffen. In het onderzoek wordt verondersteld dat dit ook geldt voor mensen met dementie. Als het mogelijk is een lijst van gedragingen op te stellen die mensen met dementie gebruiken om hun gebrek aan privacy te verminderen en tevens vast te stellen hoe die gedragingen zich van elkaar onderscheiden in moeilijkheidsgraad, dan kan men door te bekijken welke gedragingen iemand vertoont een schatting maken van het gebrek aan privacy dat een persoon in een bepaalde omgeving ervaart. Het opstellen van een lijst met gedragingen die mensen gebruiken als zij een gebrek aan privacy ervaren, vormde de start van de ontwikkeling van het meetinstrument. Van de gedragingen werd verondersteld dat zij ook door bewoners met dementie gebruikt worden om een gebrek aan privacy te verminderen. De lijst met gedragingen (figuur 1) is gebruikt om in drie verpleeghuizen gegevens te verzamelen over de frequentie waarin deze gedragingen bij bewoners geobserveerd werden. Medewerkers konden voor iedere deelnemende bewoner een vragenlijst (figuur 2) invullen waarop zij konden aangeven hoe vaak een bewoner de gedragingen volgens hen vertoonde.
www.kenniscentrumwonenzorg.nl
2
Aedes Arcares
Figuur 1: Geschikte gedragingen voor het meetinstrument 1. 3. 5. 7. 9. 11.
13.
15. 17. 19. 21.
Bewoner heeft geïrriteerde gezichtsuitdrukking/ fronst Bewoner heeft de benen weggedraaid van anderen Bewoner heeft het bovenlichaam weggedraaid van anderen Bewoner zit met de rug naar anderen toe Bewoner zit in een symmetrische gesloten houding Bewoner heeft gesloten ogen, of draait de ogen weg (maar slaapt niet) Bewoner verbergt zijn gezicht achter een voorwerp (boek, krant, etc…) Bewoner maakt een afwerend gebaar met de hand(en) Bewoner spreekt met gedempt stemgeluid Bewoner doet iets in z’n eentje (knutselen, krant lezen) Bewoner wrijft herhaaldelijk in de handen
2.
Bewoner zit afzijdig van de groep
4.
Bewoner is aan het wandelen
6.
Bewoner zingt of praat hard door andere geluiden heen. Bewoner zit alleen in een kamer met de deur open Bewoner zit alleen in een kamer met de deur dicht Bewoner vraagt aan een andere bewoner weg te gaan
8. 10. 12.
14.
Bewoner beveelt/commandeert een andere bewoner weg te gaan
16.
Bewoner vraagt een verzorgende iemand anders weg te sturen Bewoner neemt nergens aan deel en toont nergens interesse in Bewoner friemelt herhaaldelijk aan de kleding
18. 20.
Figuur 2: Voorbeeld uit de vragenlijst
Nooit Zelden Soms 1
Bewoner heeft geïrriteerde 0 gezichtsuitdrukking/ fronst ...
0
0
Weet Vaak niet 0
0
In totaal vulden de medewerkers vragenlijsten in over 54 bewoners. De gegevens werden vervolgens geanalyseerd. De specialistische analyse (m.b.v. Rasch-modellen en het programma Quest) geeft inzicht in de manier waarop de gedragingen zich ten opzichte van elkaar verhouden qua moeilijkheidsgraad en geeft voor iedere bewoner een schatting van het gebrek aan privacy dat hij of zij ervaart. De gegevens die door medewerkers van het verpleeghuis werden verzameld bleken betrouwbare informatie op te leveren over het gebrek aan privacy van de verschillende bewoners in hun woonomgeving. Dit betekent dat het meetinstrument gebruikt kan worden om te onderzoeken wat de invloed is van veranderingen in de omgeving op het gebrek aan privacy van bewoners. Een verpleeghuis dat bijvoorbeeld plannen heeft om te gaan verbouwen zou het gebrek aan privacy van de bewoners voor en na de verbouwing kunnen onderzoeken.
www.kenniscentrumwonenzorg.nl
3
Aedes Arcares
In dit onderzoek is het meetinstrument een eerste keer toegepast in drie verpleeghuizen. De drie deelnemende huizen waren Hogewey in Weesp, De Stichtse Hof in Laren en Houtwijk in Den Haag. De drie woonomgevingen hebben elk een heel ander karakter. De nieuwbouw van de Stichtse Hof is recent geopend. De bewoners hebben allen een 1- of 2-persoons slaapkamer en de gangen en openbare ruimten zijn ruim opgezet. Houtwijk en Hogewey hebben beide hun bestaande gebouwen aangepast om zoveel mogelijk een huiselijke sfeer te creëren. Zij huisvesten beiden echter een groot aantal bewoners in meerpersoons-slaapkamers. Het bijzondere van verpleeghuis Hogewey is dat bewoners wonen in groepen met een overeenkomstige leefstijl en dat de inrichting hier ook aan is aangepast. Aan de eerste toepassing van het meetinstrument lagen een tweetal verwachtingen ten grondslag. Meer mogelijkheden in de fysieke omgeving om privacy te reguleren leiden tot een kleiner gebrek aan privacy. Op basis hiervan is de verwachting dat de bewoners van de Stichtse Hof een minder groot gebrek aan privacy in hun woonomgeving ervaren dan de bewoners van Houtwijk en van Hogewey. Nu speelt bij privacy niet alleen de fysieke omgeving een rol, maar ook de sociale omgeving. Binnen het leefstijlconcept dat in Hogewey gehanteerd wordt is veel aandacht voor de sociale omgeving. Wellicht is het voor bewoners minder ingrijpend om de omgeving te delen met andere mensen met een overeenkomstige achtergrond. Als deze verwachting bevestigd wordt zou dit betekenen dat verpleeghuizen door aanpassingen van hun woonzorg-concept wellicht een positieve invloed uit kunnen oefenen op de privacybeleving van bewoners. Een andere mogelijkheid is dat in verpleeghuizen waar men met het leefstijlconcept werkt meer contacten plaatsvinden tussen bewoners onderling, verzorgenden en bezoek of familieleden. Resultaten De 54 vragenlijsten over de bewoners van de drie verpleeghuizen leverden betrouwbare informatie op over het gebrek aan privacy van de bewoners. Uit de analyses bleek dat er een verband bestaat tussen de mogelijkheden voor privacyregulering in de omgeving en gebrek aan privacy. Dit verband kon echter door de beperkte steekproefgrootte in deze case-study niet worden aangetoond. De resultaten met betrekking tot de betrouwbaarheid van het meetinstrument zijn dermate veelbelovend dat verwacht wordt dat dit verband bij toepassing met een grotere steekproef wel degelijk kan worden aangetoond. Er is geen relatie gevonden tussen het leefstijlconcept en het gebrek aan privacy van bewoners. Wellicht is het homogene karakter van de groep in relatie tot privacy voor mensen met dementie minder van belang dan voor mensen die niet dement zijn. Dat neemt niet weg dat het leefstijlconcept wellicht invloed heeft op andere aspecten van de kwaliteit van leven van mensen met dementie. Op het gebied van sociale interactie werden bijvoorbeeld wel verschillen gevonden tussen de verschillende verpleeghuizen. In het verpleeghuis waar met het leefstijlconcept gewerkt werd, vond significant meer interactie plaats tussen medewerkers, familie, bezoekers en bewoners. Toekomstig onderzoek, waarbij eventueel een gelijksoortige meetmethode voor sociale interactie wordt ontwikkeld kan hier meer informatie over opleveren. Naast het vergroten van de steekproef dient ook de formulering van de vragenlijst enigszins te worden aangepast om de objectiviteit van het meetinstrument verder te vergroten. Met deze aanpassingen vormt het survey-meetinstrument een bruikbaar hulpmiddel om de invloed van de vele veranderingen in woonomgevingen voor mensen met dementie op het gebrek aan privacy van bewoners te kunnen onderzoeken. De gegevens die met behulp van het meetinstrument worden verzameld kunnen in de toekomst het uitgangspunt vormen bij het maken van ontwerpbeslissingen voor omgevingen voor mensen met dementie. Nawoord Dit artikel is een samenvatting van het onderzoeksrapport dat over dit onderzoek geschreven is in opdracht van het Aedes-Arcares Kenniscentrum Wonen-Zorg en de Technische Universiteit in Eindhoven. Het volledige rapport is te downloaden van de website www.kenniscentrumwonenzorg.nl.
www.kenniscentrumwonenzorg.nl
4
Aedes Arcares
Literatuur • Altman, I. (1975). The environment and social behavior. Monterey: Brooks/Cole Publishing Company. • Baarda, D.B., De Goede, M.P.M. (1997). Basisboek Methoden en Technieken, Praktische Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek. Houten: Stenfert Kroese/Educatieve Partners Nederland. • Beer, C.(1990). Dementia and Activities of Daily Living. Ontario: Queen’s Printer for Ontario. • Bell, P.A., Greene, T.C., Fisher, J.D., Baum, A. (1996). Environmental Psychology. New York: Harcourt Brace College Publishers. • Bond, J. (1999). Quality of life for people with dementia: approaches to the challenge of measurement. Ageing and society, 19, 561-579. • Bond, T.G., Fox, C.M. (2001). Applying the Rasch Model: Fundamental Measurement in the human sciences. London: Erlbaum • Brawley, E. (1992). Alzheimer's disease: Designing the physical environment. The American Journal of Alzheimer's Care and Related Disorders and Research, 7(1), 3-8. • Brawley, E. (1997). Designing for Alzheimer’s disease: Strategies for creating better care environments. New York: John Wiley & Sons, Inc. • Brod, M., Stewart, A.L., Sands, L. (1999). Conceptualization of quality of life in dementia. Journal of Mental Health and Aging, 5(1), 7-20. • Brown, B.B. (1992). The ecology of privacy and mood in shared living groups. Journal of Environmental Psychology, 12, 5-20. • Calkins, M. (1988). Design for dementia: Planning ideas for the elderly and confused. Owing Mills: National Health Publishing. • Cluff, P. J. (1990). Alzheimer's disease and the institution: Issues in environmental design. American Journal of Alzheimer's Care and Related Disorders and Research, 5 (3), 23-32. • Cohen, U., Weisman, G.D. (1991). Holding on to Home. Baltimore: The John Hopkins University Press. • Cohen-Mansfield, J., Werner, P. & Marx, M. S. (1990). The spatial distribution of agitation in agitated nursing home residents. Environment and Behavior, 22, 408-419. • Coons, D. (Ed.). (1991). Specialized Dementia Care Units. Baltimore: The Johns Hopkins University Press. • Day, K., Carreon, D., Stump, C. (2000). The therapeutic design of environments for people with dementia: A review of the empirical research. Gerontologist, 40, 397-416. • Deqlerq, A., Rompaey, I. van, Bogaerts, H., Audenhoven, Ch. van, Lammertyn, F. (1997). Het tehuisklimaat in de residentiele zorg voor dementerende ouderen. Leuven: Vlaams ministerie van cultuur, welzijn en gezin. • Ekkerink, J.L.P. (1994). Het beloop van dementie bij ouderen in het verpleeghuis. Proefschrift Katholieke Universiteit Nijmegen, Nijmegen. • Elmstahl, S., Annerstedt, L., Ahlund, O. (1997). How should a group living unit for demented elderly be designed to decrease psychiatric symptoms? Alzheimer Disease and Associated Disorders, 11(1), 47-52. • Embretson, S.E., Reise, S.P. (2000). Item Response Theory for Psychologists. London: Lawrence Erlbaum Associates, Publishers. • Gezondheidsraad. (2002). Dementie; advies. Den Haag: Gezondheidsraad. • Gifford, R. (1997). Environmental psychology: Principles and practice. Hemel • Hempstead: Prentice-Hall. • Goffman, E. (1967). Totale instituties. Rotterdam: Universitaire Pers, Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij. • Heus, P. de, Leeden, R. van der, Gazendam, B. (2001). Toegepaste Data-analyse, Technieken voor niet-experimenteel onderzoek in de sociale wetenschappen. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg.
www.kenniscentrumwonenzorg.nl
5
Aedes Arcares
• • • • • • • •
• • • • • • • • • •
• • • • • •
Huizenga, J. (1991). Memorabele mensen en momenten uit de geschiedenis van de intramurale gezondheidszorg. Utrecht: Tijdstroom. Hurley, A.C., Volicer, B.J., Hanrahan, P.A., Houde, S.(1992). Assessment of discomfort in advanced Alzheimer patients. Research in Nursing and Health, 15(5), 369-377. Holtjer, E. (1996). Zo was ze dat thuis ook gewend; je eigen leefstijl meenemen naar een verpleeghuis. Denkbeeld, 8(2), 24-26. Ingen Schenau, J. van. (2000). Dementie een medisch perspectief. Utrecht: Van der Wees uitgeverij. Innovatie programma wonen en zorg. (2000). Kleinschalig wonen voor dementerenden, een waaier aan ervaringen. Amersfoort: SEV en NIZW Innovatie programma wonen en zorg. (2001). Huiselijk en vertrouwd, handreiking voor de bouw en inrichting van woonvoorzieningen voor dementerenden. Utrecht: NIZW uitgeverij. Judd, S., Marshall, M., Phippen, P. (1998). Design for dementia. London: Hawker Publications. Jonker, C., Gerritsen, D.L., Van der Steen, J.T., Bosboom, P.R., Van Campen, C., Kleemans, A.H., & Schrijver, T.L. (2001). Quality of life and dementia I. Model of assessment of well-being in dementia patients. Tijdschrift voor gerontologie en geriatrie, 32(6), 252-258. Kaiser, F.G., Fuhrer, U. (1996). Dwelling: speaking of an unnoticed universal language,. New Ideas in Psychology, 14(3), 225-236. Kam, P. van der, & Geelen, R.(1991). Thema: differentiatie in het psychogeriatrisch verpleeghuis. Denkbeeld, 3(4), 10-18. Karlinsky, H., & Sutherland, A. (1990). Alzheimer's disease and environmental design. The American Journal of Alzheimer's Care and Related Disorders and Research, 5(3), 4. Kromhof, R. (2001). Kerkelijk type? Rechterdeur. Zorgvisie, 31(12), 4. Lang, J. (1987). Creating Architectural Theory, the role of the behavioral sciences in environmental design, New York: Van Nostrand Reinholt. Lawton, M. (1983). Environment and other determinants of well being in older people. The Gerontologist, 23, 349-356. Lawton, M.P. (1986). Environment and Aging. Albany, NY: Center for the study of aging. Lawton, M.P. (1997). Assessing quality of life in Alzheimer’s disease research. Alzheimer Disease and Associated Disorders, 11(Suppl. 6), 91-99. Lawton, M.P., Van Haitsma, K., Klapper, J. (1996). Observed affect in nursing home residents with Alzheimer’s disease. Journals of Gerontology. Series B, Psychological Sciences and Social Sciences, 51(1), 3-14. McAllister, C.L., Silverman, M.A. (1999). Community formation and community roles among persons with Alzheimer’s disease: a comparative study of experiences in a residential Alzheimer’s facility and a traditional nursing home. Qualitative Health Research, 9(1), 65-86. McCann, J.J., Gilley, D.W., Hebert, L.E., Beckett, L.A., Evans, D.A. (1997). Concordance between direct observation and staff rating of behavior in nursing home residents with Alzheimer’s disease. Journal of Gerontology: Psychological Sciences, 52B(1), 63-72. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. (1997). Woonvormen voor dementerenden. Rijswijk: VWS. Moore, K.D.(1999). Dissonance in the dining room: a study of social interaction in a special care unit. Qualitative Health research, 9(1), 133-156. Moore, K.D., Verhoef, R. (1999). Special care units as places for social interaction: evaluating and SCU’s social affordance. American Journal of Alzheimer’s Disease, 14, 217-229. Moos,R.H., Lemke, S. (1996). Evaluating residential facilities: the multiphasic environmental assessment procedure. London: Sage Publications. Morgan, D.G., Stewart, N.J. (1997). The importance of the social environment in dementia care, Western Journal of Nursing Research, 19, 740-762.
www.kenniscentrumwonenzorg.nl
6
Aedes Arcares
• • •
• • • • • • • • • • • • • • • • • •
Morgan, D.G., Stewart, N.J. (1999). The physical environment of special care units: needs of residents with dementia from the perspective of staff and family caregivers. Qualitative Health Research, 9(1), 105-119. Munnecom, B.M.M.J. (2002). Klachten bij baliewerkplekken. Gebrek aan privacy en gebrek aan controle bij informatiebalies. Afstudeerscriptie, Technische Universiteit Eindhoven, Eindhoven. Namazi, K., Whitehouse, P., Rechlin, L., Calkins, M., Brabender, B., & Hevener, S. (1991). Environmental modifications in a specially designed unit for the care of patients with Alzheimer's disease: An overview and introduction. The American Journal of Alzheimer's Care and Related Disorders and Research, 6(6), 3-9. Newell, P.B. (1994). A systems model for privacy. Journal of Environmental Psychology, 14, 65-78. Newell, P.B.(1995). Perspectives on privacy. Journal of Environmental Psychology, 15, 87-104. Nouws, H., (1999). Handreiking bouw voor dementerenden, richtlijnen voor kleinschalig groepswonen. Amersfoort: Laagland Advies BV. NVVZ en STAGG, (1998). Nieuwe Verpleeghuisconcepten, Utrecht:STAGG. Ohta, R., & Ohta, B. (1988). Special Care Units for Alzheimer's Disease Patients: A Critical Look. Gerontologist, 28, 803-808. Parmalee, P., Lawton, P.(1990),The design of special environments for the aged. In J.E.Birren & K.W.Schaie, (Eds.), Handbook of theories of aging (pp.59-80). New York: Springer Publishing Company. Pedersen, D.M. (1997). Psychological Functions of Privacy. Journal of Environmental Psychology, 17, 147-156. Pedersen D.M. (1999). Model for types of privacy by privacy functions. Journal of Environmental Psychology, 19, 397-406. Rabins, P.V., Kasper, J.D., (1997). Measuring Quality of Life in persons with dementia: conceptual and practical issues. Alzheimer Disease and Associated Disorders, 11(Suppl. 6), 100-104. Rozzini, R, Frisoni, G.B., Bianchetti, A., Zanetti, O.(1993). Physical performance test and activities of daily living scales in the assessment of health status in elderly people. Journal of the American Geriatrics Society, 41, 1109-1113. Schiff, M. R. (1990). Designing environments for individuals with Alzheimer's disease: Some general principles. American Journal of Alzheimer's Care and Related Disorders and Research, 5(3), 4-8. Scheuthle, H., Carabias-Hütter, V., Kaiser, F.G. (2002). Contexts’ subjective and objective behavior effects: steps towards a theory of goal-directed behavior. Manuscript submitted for publication. Simard, J. (1999). Making a positive difference in the lives of nursing home residents with Alzheimer Disease: The Lifestyle Approach. Alzheimer Disease and Associated Disorders, 13 (Suppl.1), 67-72 Sloane, P. D., & Mathew, L. J. (1990). The Therapeutic Environment Screening Scale. American Journal of Alzheimer's Care and Related Disorders and Research, 5(6), 22-26. Steen, M. van der. (1997). From patient to resident. An exploratory study of the home environment of older people with dementia in nursing homes. Eindhoven: Afstudeeronderzoek Universiteit Wageningen. Terlouw, H. (2001). Van tehuis naar thuis, de gedaantewisseling van een verpleeghuis, Denkbeeld 13(3), 20-25 Vinsel A., Brown, B.B., Altman, I., Foss,C. (1980). Privacy, regulation, territorial displays, and effectiveness of individual functioning, Journal of Personality and Social Psychology, 39, 1104-1115. Volicer, L., Hurley, A.C., Camberg, L. (1999). A model of psychological well-being in advanced dementia. Journal of Mental Health and Aging, 5(1), 83-94.
www.kenniscentrumwonenzorg.nl
7
Aedes Arcares
• •
Weisman, G.D., Lawton, M.P., Sloane, P.S., Calkins, M., Norris-Baker, L. (1996). The Professional Environmental Assessment Protocol. Milwaukee: University of Wisconsin at Milwaukee. Zgola, J. (1990). Alzheimer's disease and the home: Issues in environmental design. American Journal of Alzheimer's Care and Related Disorders and Research, 5(3), 15-22.
www.kenniscentrumwonenzorg.nl
8
Aedes Arcares