Preventie van homo- en transfobie in het jeugdwerk: een stappenplan
eerste versie, juni 2013
Steven De Baerdemaeker
[email protected]
Opmerkingen over en aanvulling bij deze bundel zijn bijzonder welkom bij de auteur.
Preventie van homo- en transfobie in het jeugdwerk 1
1. Woord vooraf Proficiat. U leest deze brochure, dus u wil werken aan de preventie van homo- en transfoob geweld. Hoe u dat concreet kan aanpakken, daar probeert deze brochure bij te helpen. Dit werk is vooral op basis van praktijkervaring tot stand gekomen. Ik heb heel wat kennis gehaald uit cijfermateriaal en boeken over pesten, seksualiteit in het algemeen, holebiseksualiteit, gender, transgenderisme en transseksualiteit. Waar ik eigenlijk naar op zoek was, heb ik zelden gevonden: tips om concreet te werken met jonge kinderen rond de vermelde onderwerpen. Ik ben leerkracht op een basisschool in Brussel. Sensibilisering rond holebiseksualiteit en (trans)gender werd tot een paar jaar geleden bij ons even veel gedaan als in bijna alle andere basisscholen: niet. Je moet echter geen academicus zijn om te begrijpen dat de preventie van homo- en transfoob geweld begint bij de opvoeding van kleuters. Bij gebrek aan praktijkvoorbeelden ben ik dan zelf maar aan het experimenteren gegaan, met hulp van een collega. Dat experimenteren groeide uit tot een project dat gedragen werd en wordt door de hele school, inclusief kleuterleiders. Intussen proberen verschillende scholen onze aanpak uit, met succes. Bent u leerkracht, dan raad ik u ten zeerste de brochure “Project ik en de ander: taboedoorbrekende relationele vorming in de basisschool” aan. Die is te verkrijgen na eenvoudig mailtje aan
[email protected] of te dowloaden op klascement.net . Dit werk en bovenvermelde brochure voor leerkrachten overlappen deels, maar vullen elkaar vooral aan. Deze brochure is een poging om onze schoolse aanpak te verruimen naar alle vormen van jeugdwerk: jeugdbewegingen, verenigingen, opvoeders, kunstacademies,… Het is de bedoeling dat dit werk kan evolueren tot een steeds nuttiger instrument. Opmerkingen, aanvullingen en praktijkervaringen zijn dan ook meer dan welkom. In dit werk zal niet toevallig vaak gefocust worden op gender. Bij veel homofoob geweld is de aanleiding niet zozeer de geaardheid van het slachtoffer, maar zijn of haar genderexpressie: gedrag, kledij, uiterlijke kenmerken. Op die manier verdwijnt veel transfoob geweld in de statistieken van homofoob geweld. Voor een vlotte leesbaarheid zijn verwijzingen naar wetenschappelijke werken tussenin zo veel mogelijk weggelaten. U vindt ze wel achteraan in deze brochure. Ik wens u veel geduld, doorzettingsvermogen en succes bij het werken aan preventie van homo- en transfoob geweld!
Steven De Baerdemaeker, juni 2013 Preventie van homo- en transfobie in het jeugdwerk 2
2. Waarom holebiseksualiteit en (trans)gender wél onderwerpen voor jonge kinderen zijn. Wie in zijn school, jeugdbeweging of andere vereniging van kinderen wil werken rond gender en holebiseksualiteit, moet eerst de noodzaak daarvan kunnen aantonen aan de mensen waarmee wordt samengewerkt. Onwetendheid, ingebakken foute denkbeelden en vooroordelen zorgen vaak voor een afwerende reactie van een deel van je collega’s. In dit hoofdstuk ontkrachten we alvast vier argumenten die deze mensen vaak gebruiken.
2.1. “Daar zijn ze te jong voor.” “Holebiseksualiteit en gender zijn geen onderwerpen voor kleuters en kinderen van de lagere school. Op die leeftijd zijn ze nog niet bezig met zulke dingen.” Als je een paar directies van basisscholen vraagt waarom zij niet rond holebiseksualiteit en gender werken, dan krijg je dit antwoord gegarandeerd een paar keer te horen. Het goede nieuws voor wie daar verandering in wil brengen, is dat dit een makkelijk te weerleggen argument is, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Het antwoord is drieledig. Ten eerste is er de persoonlijke genderontwikkeling van het kind. Peuters en jonge kleuters zijn in volle ontdekking van de wereld rondom hen. Om grip te krijgen op die wereld, om er controle over te krijgen, beginnen ze alles op te delen in categorieën. Elk van die categorieën geven ze aantal gemeenschappelijke kenmerken om het indelen te vergemakkelijken. Zo ontdekken kleuters dat er onder mensen jongens en meisjes zijn en dat zij tot één van die groepen behoren. Kleuters krijgen voortdurend impliciete en expliciete informatie over hoe belangrijk deze indeling wel is. Ouders, leerkrachten, televisie, familie en vriendjes tonen dat jongens en meisjes zich heel verschillend gedragen en een ander leven hebben. Het gevolg is dat oudere kleuters een zeer stereotiep denkbeeld ontwikkelen over gender. Op vlak van genderexpressie bestaan er voor hen maar twee mogelijkheden: jongen of meisje, elk met de eigenschappen die zij er aan toegekend hebben. Kinderen en volwassenen die gedrag tonen dat volgens kleuters niet past bij hun geslacht, worden hierop herhaaldelijk aangesproken of zelfs uitgelachen.
Preventie van homo- en transfobie in het jeugdwerk 3
Hier al, op kleuterleeftijd, ligt de kiem voor wat kan ontaarden in pestgedrag op basis van gender en geaardheid.
Ten tweede is er het ontdekken van de eigen geaardheid, niet zelden nog voor het einde van de lagere school: All rond de leeftijd van 10 jaar beginnen sommige kinderen aan hun puberteit. Daar hoort het ontdekken van hun geaardheid bij. Kinderen die voor het eerst verliefd worden op iemand van het zelfde geslacht, staan vaak aan het begin van een periode van verwarring, schaamte en angst. Heteroseksualiteit is voor velen van hen tot dan toe immers als vanzelfsprekend voorgesteld. Seksuele voorlichting omtrent holebiseksualiteit is er vaak nog niet geweest. Deze nutteloze periode van schaamte en verwarring kan in zekere mate vermeden worden als een kind opgroeit in een wereld waarin homoseksuele relaties niet worden doodgezwegen, maar deel uitmaken van die “normale” wereld. Op dit vlak is in het huidige (basis)onderwijs en het jeugdwerk nog een lange weg te gaan. Beide dragen op dit vlak een verantwoordelijkheid die zelden wordt opgenomen.
Ten derde treedt er rond de leeftijd van 12 jaar een belangrijke verschuiving op binnen de invloedssfeer van een kind:
Preventie van homo- en transfobie in het jeugdwerk 4
Op jonge leeftijd zijn het ouders en leerkrachten die de grootste invloed hebben op het denken, doen en laten van het kind. Het is met andere woorden bij jonge kinderen dat wij als opvoeder de grootste mogelijkheid hebben om het denken van kinderen over seksualiteit en gender te sturen. Gaandeweg worden ouders en leerkrachten steeds minder invloedrijk, ten voordelen van media en in het bijzonder leeftijdsgenoten. Deze verschuiving gebeurt geleidelijk, maar algemeen wordt aangenomen dat de grootste kentering plaatsvindt rond de leeftijd van 12 jaar. Dit is een erg belangrijke vaststelling. Immers, als een 14-jarige puber bij een vriendengroepje hoort dat nog nooit expliciet les heeft gekregen over geaardheid en gender (dit is nog vaak het geval!) en waarin bijgevolg vaak een negatieve sfeer heerst ten opzichte van holebi’s en transgenders, dan is het erg moeilijk om dit denken te doorbreken. Leerkrachten en opvoeders hebben op dat moment veel minder invloed dan de eigen vriendengroep. Op vlak van sensibilisering is het kalf dan eigenlijk al wat verdronken. Sensibilisering bij jongeren van 12 tot 18 is uiteraard wél nuttig én noodzakelijk, maar mist een groot deel van zijn mogelijke effect als niet op jongere leeftijd (3 tot 12 jaar) al aan sensibilisering is gedaan.
2.2. “Holebiseksualiteit en transgenderisme: dat is tegennatuurlijk” “Het gedrag van mannen en vrouwen is erfelijk bepaald. Kijk maar naar de dierenwereld en onze eigen prehistorie. Holebiseksualiteit is een ziekte. Holebi’s kunnen zich immers niet voortplanten.” Helaas, zelfs anno 2013 lopen veel mensen nog met deze ideeën rond. Een deel van van hen bazuint zijn mening hierover nog openlijk rond. Een ander deel vertelt politiek correct “dat ze geen problemen hebben met holebi’s” maar communiceert via lichaamstaal een heel ander verhaal en gaat binnen binnen familiekring vol gas tegen “jeanetten”. Belangrijk voor wie hieraan iets wil veranderen is dit in het achterhoofd te houden: “Jouw model van de wereld is niet hoe de wereld is.” (F. Imboo) Dat mensen met ideeën zoals bovenstaande rondlopen, is niet verwonderlijk. Onderwijs, godsdienst, familie, kennissen, media: allemaal hebben ze rollenpatronen en heteroseksualiteit als norm diep in onze hersenen geplant. We construeren Preventie van homo- en transfobie in het jeugdwerk 5
allemaal ons model van de wereld op basis van ontelbare factoren, waaronder onze opvoeding en gebeurtenissen in ons leven. Als iemand nog nooit in aanraking is geweest met holebiseksualiteit en transgenderisme, dan zullen die onderwerpen een heel andere invulling krijgen in het model van de wereld van die persoon dan in dat van iemand die correct geïnformeerd is of er mee te maken heeft. Kinderen vormen zich een beeld over alle onderwerpen waarmee ze in aanraking komen, ook de onderwerpen waarvan ze zo goed als niets afweten. Die ideeën roesten langzaam vast en zijn bij volwassenen nog moeilijk te wijzigen, overtuigd als vele mensen zijn van hun eigen grote gelijk. Kinderen dienen met andere woorden bewust gemaakt te worden van stereotiepe denkbeelden over mannen en vrouwen en over hoe die ontstaan. Correcte informatie over wat holebiseksualiteit is, verdient daarom zijn plaats in (basis)scholen en jeugdwerk. Maar dat van “erfelijk bepaald” en “tegennatuurlijk”, zijn dat niet gewoon feiten? Het zou ons te ver brengen om wetenschappelijke standpunten hierrond helemaal uit de doeken te doen. Wie zich hierrond diepgaand wil informeren, verwijs ik naar de literatuurlijst achteraan in deze bundel. Ik houd het hier bij een korte samenvatting, kwestie van een tegenstribbelend persoon (hopelijk) wakker te schudden. Wetenschappelijk onderzoek van de voorbije jaren maakt steeds duidelijker dat niet genetica, maar opvoeding de belangrijkste factor is in de man-vrouwverschillen die wij in onze cultuur vaak als norm hanteren. Recente studies dichten genetische factoren een bijna onbestaande tot enigszins belangrijke rol toe. Geen enkele studie ondersteunt nog de visies zoals die in populaire boeken als “Mannen komen van Mars, vrouwen komen van Venus” te lezen zijn. Wij als cultuur geven al generatie op generatie M/V-verschillen door die zo ingebakken zitten dat we ze als natuurlijk zijn gaan beschouwen. De prehistorische M/V-rollen -de man jaagt, de vrouw zorgt- zijn grotendeels gebaseerd op het gedrag van stammen die nog op primitieve manier leven en op het gedrag van Chimpansees, de apensoort waarmee wij 98 % van ons genetisch materiaal delen. Daar horen belangrijke kanttekeningen bij. Zo zijn er ook primitief levende stammen waar mannen en vrouwen een heel andere taakverdeling en hiërarchie hebben. Deze zijn in veel wetenschappelijke studies en al zeker in populaire boeken “vergeten”. Het kwam de wetenschappers immers niet goed uit dat er zo veel tegenvoorbeelden waren voor ons idee dat ons M/Vdenken natuurlijk is. Chimpansees zijn niet de enige apen waarmee wij 98 % van ons genetisch materiaal delen. Ook met bonobo’s is dat het geval. Toch accepteren we vlotjes dat rollenpatronen in de chimpanseesamenleving (die vaak door een fel gekleurde M/V-bril bestudeerd zijn) kunnen dienen als maatstaf voor onze eigen Preventie van homo- en transfobie in het jeugdwerk 6
ontwikkeling. We hadden even goed het gedrag van bonobo’s als maatstaf kunnen nemen. Dat gedrag is nogal verschillend. Om te beginnen zijn alle bonobovrouwtjes biseksueel. Seks is hét machtsmiddel, niet geweld. De vrouwtjes doen het werk én zorgen voor de kinderen. Ze hebben de mannetjes niet nodig om de bananen tot bij hen te brengen. Wetenschappelijke studies zijn met andere woorden jarenlang uitgegaan van onze menselijke culturele M/V-verschillen en hebben naar hartelust voorbeelden gezocht om die staven. Tegenvoorbeelden werden tot voor kort vrolijk genegeerd, met alle gevolgen van dien voor het denken van Jan Modaal.
2.3. “Wij hebben geen problemen.” “Wij hebben bij onze jongeren geen problemen met homo- en transfoob pesten en geweld. Actie is dus niet nodig.” Nog een dooddoener die te pas en te onpas door opvoeders wordt gebruikt. Ten eerste leven veel transgender- en holebi-jongeren in de kast. Ze durven zich niet uiten uit angst voor de sociale gevolgen. Wie toch openlijk uitkomt voor zijn gender of geaardheid, heeft veel kans (beperkte studies spreken van minstens 80 %) om gepest te worden omwille daarvan. Veel van deze jongeren melden dit pestgedrag niet, uit angst voor onbegrip van volwassenen of represailles van de pesters. Wie het toch meldt, eindigt vaak ontgoocheld over de reactie van de opvoeder en doet daarna geen moeite meer om nieuwe gevallen te melden. Zo gaat veel homo- en transfoob pesten en geweld ongemerkt voorbij, met alle gevolgen vandien voor de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Ten tweede moet vermeld dat veel homo- en transfoob pesten niet als dusdanig herkend wordt. Als een meisje “een vent” wordt genoemd omdat ze graag voetbalt of een jongen opmerkingen krijgt omwille van zijn “vrouwelijke” kantjes, dan wordt dat door opvoeders te vaak tot sociaal toelaatbaar gedrag gerekend. De slachtoffers voelen zich gekwetst en de pesters voelen zich gesterkt door het niet reageren van de opvoeders. Anders gesteld: dat Jurgen een klasgenoot “klootzak” heeft genoemd, is groot nieuws in de leraarskamer. Dat Janne een klasgenote denigrerend “pot” heeft genoemd, heeft minder kans om op te vallen.
Preventie van homo- en transfobie in het jeugdwerk 7
2.4. “Onze diepgelovige ouders pikken dit niet.” “Als we openlijk tonen dat we holebi’s en transgenders ok vinden, krijgen we zeker protest van enkele conservatieve ouders. Als we er ook nog eens expliciet rond gaan werken, halen ze hun kinderen bij ons weg!” Er was eens een school in Brussel, die van de auteur van deze tekst, waar men bang was voor bovenstaand scenario. We dachten op voorhand een actieplanuit: hoe reageren op negatieve reacties van ouders. De reacties waren echter verrassend positief, zelfs uit conservatieve en diepgelovige hoek. De negatieve reacties waren tot op heden op één hand te tellen. Uit andere scholen die ons project uitwerken krijgen we min of meer hetzelfde nieuws. Angst voor die reacties is goed om je er op voor te bereiden, maar voor de rest voor niets nodig. Diepgelovige ouders zullen misschien wel bezorgd reageren, maar op zich is dat zelfs positief: de dialoog kan geopend worden. Deze mensen zullen godsdienstige geschriften halen om hun bezorgdheid te beargumenteren. Bijna altijd staan ze er echter ook voor open dat in het dagelijkse leven situaties voorkomen die moeilijk te bekijken vallen vanuit godsdienstige geschriften. Belangrijke noot: Focus de angst niet op pakweg Moslims of Christenen. De manier waarop en de hevigheid waarmee mensen reageren is in onze ervaring afhankelijk van de mate waarin ze gelovig of conservatief zijn, niet van welke hun godsdienst is! Meer concrete info over het omgaan met ouders is te vinden in punt 4.4.3. “De ouders betrekken.”
Preventie van homo- en transfobie in het jeugdwerk 8
3. Homo- en transfoob geweld: het belang van preventie.
“Vuile homo!”, roepen een paar jongens van het zesde leerjaar naar een klasgenoot. Tim houdt van glimmende armbandjes en heeft vandaag een roze t-shirt aan. Je kan als leerkracht of opvoeder de kinderen in kwestie een bolwassing geven. Je kan vertellen dat homo zijn en een roze t-shirt en armbandjes dragen eigenlijk niets met elkaar te maken hebben. Je kan vertellen dat homo geen scheldwoord is en dat homo’s niet “vuil” zijn. Je kan uitleggen dat homo’s mensen zijn die verliefd worden op iemand van het zelfde geslacht, dat daar niets mis mee is en dat het maar één van de vele eigenschappen is van een persoon. Je kan straffen. Hopelijk doe je dit ook allemaal, want als je “Vuile homo!” negeert, dan bevestig je eigenlijk de kinderen in hun gelijk. Tegelijk wordt in deze situatie duidelijk dat de kans zeer klein is dat er bij de pesters ook daadwerkelijk iets verandert. Als je een volwassen pleger van homo- of transfoob geweld een boete geeft of een tijdje in de gevangenis stopt, dan verklein je misschien de kans dat het geweld zich herhaalt. De kans dat je iets verandert aan het denken van de dader over holebi’s en transgenders, is echter heel klein. Als een kind of volwassene overgaat tot pesten of geweldpleging op basis van genderexpressie of geaardheid, dan is het eigenlijk al te laat. Straffen of berispingen hebben geen basis om zich aan vast te hechten. Het ene oor in, het andere oor uit. Die basis is met andere woorden erg belangrijk en kan alleen opgebouwd worden door een goede, herhaaldelijke sensibilisering, van jongsafaan. Zelfs anno 2013 ontbreekt bij veel mensen correcte informatie over wat holebiseksualiteit en transgenderisme zijn. Meng vooroordelen en foute informatie met een situatie waarin het de dader goed uitkomt een transgender persoon met de grond gelijk te maken en hij of zij doet het. De kans dat Tims klasgenoten hem als vuile homo gaan uitschelden is veel kleiner als ze correct geïnformeerd zijn over gender en geaardheid. Als ze toch in de fout gaan, hoeft de leerkracht maar terug te grijpen naar de lessen die ze al kregen. Wat de leerkracht op dat moment vertelt, zijn geen loze woorden. Ze kaderen binnen de lessen en de algemene cultuur op school. Belangrijke noot: Bij kinderen en jongeren is pestgedrag een helaas nog veel voorkomend fenomeen. Transgenders en holebi’s zijn net als andere minderheden een makkelijke prooi. Homo- en transfoob pestgedrag en geweld mogen niet los gezien worden van pestgedrag en geweld in het algemeen. Het zou ons te ver brengen om daar in deze brochure diep op in te gaan.
Preventie van homo- en transfobie in het jeugdwerk 9
Toch even dit: Iedereen die aan preventie van homo- en transfoob geweld wil doen, zou zich eerst moeten afvragen of er binnen de school of jeugdbeweging doeltreffend wordt gereageerd op pestgedrag. Preventie en doeltreffend anti-pestbeleid kunnen niet zonder elkaar. Een tweede belangrijke vraag: wordt er ook gereageerd op pestgedrag omwille van genderexpressie en geaardheid. Vaak worden opmerkingen als “homo” of het een jongen dwingen lippenstift op te doen (“Hij is toch een meisje”) door opvoeders genegeerd of zelfs grappig bevonden. Homo- en transfoob pestgedrag worden met andere woorden niet steeds als pestgedrag herkend…
Preventie van homo- en transfobie in het jeugdwerk 10
4. Preventie van homo- en transfoob geweld: een stappenplan.
“Het in vraag stellen van M/V-rollenpatronen en van heteroseksualiteit als norm, is zoals het neerhalen van de muren van het huis waarin je opgroeide. We zijn deze patronen en normen zo gewoon dat ze onzichtbaar geworden zijn, ze niet meer in vraag worden gesteld en dat er niet wordt over gepraat.” (vrij naar Elizabeth J. Meyer) Het is onmogelijk om morgen een goed preventiebeleid te hebben in jouw school of jeugdbeweging. Shockeren, te snel willen gaan, heeft bijna altijd een averechts effect. Als je écht iets fundamenteel wil veranderen, dan is de enige weg de langzame. Stap voor stap, met empathie voor de leefwereld en het denken van je collega’s en met een stevige dosis doorzettingsvermogen.
4.1. Analyse van de beginsituatie.
Elke beginsituatie is anders. Jouw beginsituatie inschatten is essentieel om te komen tot succesvolle preventie.
Is er voldoende openheid binnen je team om deze onderwerpen aan te pakken? Indien nee, hoe kan deze gecreëerd worden?
Hoe is de samenstelling van de groep kinderen waarmee jullie aan de slag willen? Welke geloofsovertuiging overheerst? Hoeveel kinderen en ouders zijn streng godsdienstig (zowel katholiek, moslim als ander)?
Is er binnen je school, vereniging of jeugdbeweging een visie omtrent onderwerpen als omgaan met homo- en biseksualiteit, gender, transgender en (seksuele) weerbaarheid?
Zijn er al concrete initiatieven ter preventie van homo- en transfoob geweld en pesten? Indien ja, hebben die het gewenste effect?
Welke materialen hebben jullie ter beschikking? Welke daarvan worden effectief gebruikt (en liggen niet ergens onder een laag stof)?
Zijn er binnen jullie school, vereniging of jeugdbeweging kinderen en volwassenen die openlijk holebi of transgender zijn?
Preventie van homo- en transfobie in het jeugdwerk 11
4.2. Zoek gelijkgezinden en informeer je. Alleen is het erg moeilijk tot zelfs onbegonnen werk om te komen tot efficiënte preventie en sensibilisering. Mensen vinden die mee op de kar willen springen is dus heel belangrijk. Dat hoeven niet veel mensen te zijn, in tegendeel. Een kerngroepje van 2 of 3 kan al genoeg zijn om later de rest van je collega’s mee te trekken. Een kerngroep die een een preventiebeleid draagt, moet weten waarover hij praat. Op het internet is naast veel informatie van bedenkelijke kwaliteit ook heel wat goed materiaal te vinden. Enkele nuttige websites om eigen kennis bij te schaven zijn: Zowel voor “genderleken” als voor wie al een tijdje met het onderwerp bezig is. Bijzonder interessante informatieve website. www.weljongniethetero.be Een site voor holebi-jongeren met een informatief deel. Voor wie weinig voeling heeft met holebiseksualiteit is dit een prima site om in te zien met welke gevoelens en maatschappelijke vraagstukken holebi’s te maken krijgen. www.t-jong.be Een website voor transgenderjongeren, die je inzicht geeft in hun problematiek. www.genderklik.be
Meer websites en boeken vind je achteraan in deze bundel. Leerkrachten kunnen ook regelmatig bijscholingen volgen rond het onderwerp. Wij hebben goede ervaringen met de sprekers van Sensoa. Zij hebben zelf heel wat expertise en ervaringen die ze kunnen delen op niveau van leerkrachten, kinderen én ouders. Zij werkten ook zelf bruikbaar materiaal uit en hebben een heel interessante leermiddelenbank waar gratis materiaal voorhanden is.
4.3. Informeren en sensibiliseren van het team.
Om aan efficiënte sensibilisering omtrent holebiseksualiteit en (trans)gender te doen, is het belangrijk het hele team (collega’s, leiding,…) op dezelfde golflengte te krijgen. Er bestaan ook bij leerkrachten en jeugdwerkers nog veel misvattingen als het gaat over onder andere gender en geaardheid. Sommigen zullen het moeilijk hebben om te praten over deze onderwerpen. Effectief aan sensibilisering gaan doen is voor hen nog veel moeilijker. Neem daarom de tijd om samen jullie project voor te bereiden. Een eerste, niet te missen stap is het informeren van je team. Ga er niet van uit dat je mede-leiders of Preventie van homo- en transfobie in het jeugdwerk 12
collega’s weten wat jij weet. Bij het plannen van je infomoment(en) kunnen dit een paar richtlijnen zijn:
Breek het ijs.
Niet iedereen praat even vlotjes over seksualiteit en gender. Het ijs moet vaak eerst gebroken worden. Er bestaan spelvormen om dit te doen. Misschien kan iemand komen getuigen over zijn of haar leven als holebi of trans. Je kan de tentoonstelling “ik en de ander” (zie werkmateriaal) naar je vereniging of school halen. Je kan samen naar een film of filmpjes kijken. Wees creatief en zoek wat het best past bij de groep mensen die jij wil bereiken. Zorg dat mensen niet alleen passief absorberen, maar ook gaan praten over het onderwerp.
Bespaar je team ellenlange theorieën.
Het is niet omdat jij mateloos geïnteresseerd bent in het pakweg transseksualiteit dat iedereen in je team dat ook is. De kunst is om interesse te wekken zonder die interesse daarna weer te verliezen omdat je maar blijft doordrammen. Als je zelf goed bent voorbereid, kan je hele theorieën vaak in een paar zinnen samenvatten en zo komen tot kernachtige, interessante stellingen.
Houd het leuk.
Niemand heeft zin in saaie vergaderingen. Wil je mensen van een vereniging of jeugdbeweging sensibiliseren, dan kan dat op een gezellige locatie met computer- of groot scherm. Een hapje en een drankje maken het allemaal wat lichter verteerbaar. Werk je op een school, dan kan je eventueel een studiedag van Sensoa (bv. ‘k Zag 2 beren) naar je school halen. Zij zorgen ook wel voor de juiste sfeer. Na een eerste kennismaking kan je verder sensibiliseren met “toevallig” rondslingerende artikels over het onderwerp op centrale plaatsen (leraarslokaal, leidinglokaal,…), filmpjes tijdens een maaltijd,… Zorg dat het onderwerp gaat leven en een terugkerend gespreksonderwerp wordt. Homo- en transfoob geweld zijn heel negatief geladen onderwerpen. De sleutel tot goede preventie zit hem echter niet (alleen) in de rampverhalen. Maak van holebiseksualiteit en (trans)gender onderwerpen met een positieve lading.
Neem je tijd.
Rome werd niet op één dag gebouwd. Mensen hebben tijd nodig om de informatie die je hen biedt te verwerken en hun eigen denkbeelden bij te stellen. Hoe lang dat is hangt af van de samenstelling van de groep en is moeilijk voorspelbaar. Je zal zelf moeten inschatten hoe ver je team staat.
Preventie van homo- en transfobie in het jeugdwerk 13
4.4. Aan de slag met het hele team.
Je hele team dolenthousiast krijgen om te werken aan preventie van homo- en transfoob geweld zal in de meeste gevallen niet lukken. Het is de kunste zoveel mogelijk mensen te overtuigen. Als drie vierde van de groep enthousiast is, dan moet de rest wel volgen. Dat andere vierde mag absoluut niet vergeten worden. Jullie staan immers op het punt om maatschappelijke standpunten in te nemen die niet iedereen jullie in dank zal afnemen. Het is belangrijk dat jullie als groep aan het zelfde zeel trekken. Maak een actieplan. Een stuk behangpapier of netjes uitgewerkt op computer: het maakt niet uit, maar zorg dat er een plan van wat jullie gaan doen. Suggesties van wat daar zoal in kan staan vind je hieronder. Maak meteen concrete afspraken over termijnen en data zodat het plan geen vodje papier blijft, maar er daadwerkelijk actie komt! Je kan een onderverdeling maken in dagelijkse houding en evenementen. De snelheid en expliciteit waarmee jullie dingen aanpakken, hangt af van jullie beginsituatie. In een school of jeugdbeweging waar al een heel open sfeer tegenover diversiteit heerst, kan waarschijnlijk meteen openlijk rond homoseksualiteit en transgenderisme gewerkt worden. Misschien is jouw vereniging daar niet klaar en smokkel je de onderwerpen zachtjes binnen via een project rond “respect voor iedereen”. Te snel willen gaan shockeert en heeft een averechts effect. Wie te traag gaat, bereikt nooit zijn doel. Bereid je voor op negatieve reacties. Een onderwerp als transgenderisme aanpakken lokt wel wat reactie uit. De ervaring leert dat de hoeveelheid negatieve reacties in het niets valt bij de hoeveelheid positieve reacties. Om een goed antwoord te bieden op negatieve reacties, ben je er wel beter op voorbereid. Meer daarover in punt 4.4.3. “De ouders betrekken”.
Preventie van homo- en transfobie in het jeugdwerk 14
4.4.1. Dagelijkse houding: impliciete sensibilisering.
Jongeren kijken op naar hun leiders, opvoeders en leerkrachten. Wat jij doet, laat en zegt heeft een grote impact op hun denken. Sensibiliseren omtrent gender en holebiseksualiteit doe je elke dag opnieuw, zelfs zonder dat daadwerkelijk te willen. Een paar tips:
Reageer op homo- en transfobe scheldwoorden.
Dat je zelf het goede voorbeeld geeft door kinderen niet voor “jeannet” of “homo” uit te schelden, dat lijkt evident. Veel kinderen gebruiken deze woorden vaak als scheldwoord. Als je op dat moment als opvoeder niet reageert, geef je de impliciete boodschap dat het gedrag dat het kind stelt ok is. Kinderen duidelijk maken dat je “homo” als scheldwoord niet pikt, is dus een must.
Laat pesten omwille van genderexpressie niet toe.
Als een jongen naar de jeugdbeweging of naar school komt met een speldje in zijn haar, staan hem ongetwijfeld opmerkingen te wachten. Het kind beseft dat zelf ook. Steun het door extra alert te zijn voor de reactie van de groep. Die groep zal immers, als een soort genderwaakhond, reageren. Probeer hun reactie te voorspellen en een passend antwoord te bedenken. In het geval van de jongen met het speldje kan je bijvoorbeeld zelf voor een uurtje met een speldje rondlopen.
Zuiver je eigen taal van stereotiepe uitspraken.
“Stop met wenen. Grote jongens huilen niet!” Wat je eigenlijk wil zeggen, is dat het kind te oud is om te wenen voor een klein schrammetje. Wat het kind als boodschap krijgt, is dat jongens niet mogen wenen, dat ze sterk en stoer moeten zijn. “Je bent een lief meisje.” Het was inderdaad heel lief van Chaïma om haar koek te delen en je wil haar daarvoor belonen. In je boodschap zit echter verstopt dat meisjes lief zijn, niet dat Chaïma lief is. “De stoere ridder redde de knappe prinses…” Het verhaal dat je de kinderen vertelt is vast mooi, maar het bevestigt alweer dat jongens stoer moeten zijn en meisjes mooi. Het kan ook een keertje anders: “De stoere prinses redde de knappe ridder…” Onze taal zit vol M/V-stereotypen en het is vaak moeilijk ze te omzeilen. Je taal ontdoen van al deze stereotypen kan niet van dag op dag. Beloon jezelf voor elke keer dat je er in slaagt, eerder dan gefrustreerd raken door elke keer dat het niet lukt.
Preventie van homo- en transfobie in het jeugdwerk 15
Verdeel de kinderen niet steeds in jongens en meisjes.
Een groep kinderen verdelen in jongens en meisjes is vaak de makkelijkste manier om dat te doen. Hiermee bevestig je keer op keer hoe belangrijk het verschil tussen de twee is en dat er überhaupt maar twee mogelijkheden zijn: M of V, met niets ertussen. Verdelen kan ook op basis van kleur van t-shirt, veters en plakkers, nummer,…
Zorg voor diversiteit in posters en beeldmateriaal.
Hang doelbewust posters op van sterren met verschillende geaardheid en gender. Zo laat je kinderen op ludieke manier kennis maken met diversiteit. In een klas kan je er voor zorgen dat in een tekst voor begrijpend lezen Fientje twee papa’s heeft en kort stekelhaar. Hang ook posters op die sensibiliseren omtrent gender en holebiseksualiteit. Op die manier maak je meteen een statement: hier zijn deze onderwerpen bespreekbaar. Wat folders van organisaties als t-jong of wel jong niet hetero laten rondslingeren, kan ook nooit kwaad…
Ga er niet van uit dat iedereen hetero of niet transgender is.
Issouf: Ik ben verliefd. leider: Aaah, is het een mooi meisje? Issouf: (klapt dicht) Euhm… Laat maar. Misschien is Issouf wel verliefd op een jongen en heb jij hem net het signaal gegeven dat dat niet ok is. Als je bij elk kind dat iets zegt over zijn of haar liefje vraagt of het om een jongen of meisje gaat, maak je duidelijk dat heteroseksualiteit niet vanzelfsprekend is én dat homoseksualiteit ok is. Ook voor gender geldt dit. Als een jongen vertelt dat hij graag sport, betekent dat niet noodzakelijk dat hij voetbalt. Het kan ook zijn dat hij aan ballet doet (waarmee uiteraard nog niet gezegd is dat het kind transgender is).
Wees zelf roldoorbrekend.
Op kamp met de jeudbeweging kunnen een paar leidsters palen aan elkaar staan sjorren terwijl enkele leiders helpen bij het koken. Op de speelplaats haalt juf Sarah de bal met de ladder van het dak terwijl meester Elio een gevallen kindje troost.
Spreek kinderen aan op hun stereotypen.
leidster: Waarom mag Chloé niet mee voetballen? Rik: Maar meisjes kunnen toch niet voetballen! Laat het in deze discussie niet bij: “Jawel, laat haar maar meespelen.” Verduidelijk dat er meisjes zijn die écht goed kunnen voetballen, dat er voetbalploegen zijn met vrouwen die beter zijn dan mannen, dat er even goed jongens zijn die heel goed zijn in ballet,… Met andere woorden: ontkracht de steretypen waarmee kinderen te pas Preventie van homo- en transfobie in het jeugdwerk 16
en te onpas komen aandraven. Zie het telkens als een kans en laat ze niet voorbijgaan.
Geef een duidelijke boodschap: hier is iedereen gelijk!
Felix heeft de klas vertelt dat hij verliefd wordt op jongens. Tijdens de les willen Ismaël en Yoniris hem niet in hun groep. “Met jeanetten werken we niet!” Reageer hier fel op! Koppel het feit dat Felix homo is los van zijn prestaties. Maak duidelijk dat homo zijn slechts één van Felix’ eigenschappen is en dat het geen verschil maakt in hoe we met hem omgaan.
4.4.2. Evenementen: expliciete sensibilisering.
Wie een stap verder wil gaan, kan ook evenementen of activiteiten organiseren waarin expliciet wordt gensensibiliseerd rond het transgender- en holebi-thema. Plan één activiteit per keer. Om de zoveel maanden kan je het thema laten terugkeren, steeds in een andere verpakking. Zo blijft het leven bij je collega’s en de kinderen. Een paar mogelijkheden:
Onderteken een engagementsverklaring.
Organiseer een feest van de diversiteit met als boodschap “iedereen is anders”. Eén van de mogelijke doelen: dit is de kans om met de juiste activiteiten te komen tot de conclusie dat er onder meisjes en jongens onderling minstens even veel verschil is als tussen de geslachten. Laat op dit feest zo veel mogelijk mensen (kinderen, opvoeders en ouders) een engagementsverklaring ondertekenen. Een voorbeeld:
Het laatste zinnetje is in dit voorbeeld erg belangrijk. Niet reageren op homo- of transfoob pestgedrag is even erg als het zelf doen.
Maak een “verdraagzaamheidskunstwerk”.
Hoe zotter en groter, hoe liever: maak met zo veel mogelijk mensen en kinderen een “verdraagzaamheidskunstwerk”. Doe het op een moment dat verdraagzaamheid een onderwerp is, bijvoorbeeld rond 17 mei, de Dag tegen Homofobie. Haal de pers! Een
Preventie van homo- en transfobie in het jeugdwerk 17
voorbeeldje: op de Sint-Martinusschool kleefden alle kinderen de letters respect vol met een eigen werkje over het thema.
Organiseer een activiteit samen met holebi’s of transgenders.
Veel kinderen komen weinig in aanraking met holebi’s en transgenders of beseffen niet dat er in hun directe omgeving een paar zijn. Heb je geen holebi’s of transgenders in je team, nodig er dan eens uit om samen met de kinderen iets te doen. Kinderen laten gauw hun vooroordelen varen als ze merken dat holebi’s en transgenders ook gewone, leuke mensen zijn. Andere mogelijkheid: probeer een activiteit te organiseren waarbij de kinderen (op een gesuperviseerde manier!) in contact komen met met holebi- of transgenderkinderen. Dit is niet evident en moet met veel aandacht voor deze laatsten. Het is immers net niet de bedoeling hen als een raar groepje af te schilderen, maar als gewone, leuke kinderen.
Leen de tentoonstelling “ik en de ander”.
Deze speelse, interactieve tentoonstelling rond gender en geaardheid is bedoeld voor basisscholen. Ze blijkt uiteindelijk geschikt voor een veel groter publiek, van kleuters tot volwassenen. Scholen, verenigingen en jeugdbewegingen kunnen ze gratis ontlenen bij de Sint-Martinusschool in Sint-Jans-Molenbeek (zie werkmateriaal voor meer details).
Organiseer een filmuurtje.
Popcorn en frisdrank of gezond met fruitsla, in alle geval in een gezellige setting: een filmuurtje, bijvoorbeeld bij slecht weer. Toon kortfimpjes over allerlei onderwerpen en smokkel er ook het holebi- en transgenderthema in. Een langere film tonen kan natuurlijk ook. Een paar suggesties vind je alvast bij werkmateriaal.
Preventie van homo- en transfobie in het jeugdwerk 18
Speel toneel.
Heb je een paar acteertalenten binnen je team? Dan kan je wat toneelspelen rond holebiseksualiteit en gender. Een mogelijkheid: de toneelstukken die door de SintMartinusschool gemaakt werden met Mira, Kiki en Mie. Dat zijn drie ruimtewezentjes (vooroordeelvrij!) die terecht komen op aarde en met vallen en opstaan leren hoe het leven hier in elkaar steekt. Een paar uitgewerkte toneelstukjes zijn te vinden in de bundel “Project ik en de ander: taboedoorbrekende relationele opvoeding op de basisschool.”
“No name calling week”
Dit Amerikaanse initiatief kan een inspiratiebron zijn voor een soortgelijk initiatief in jouw school of jeugdbeweging. Check: www.nonamecallingweek.org .
roze t-shirt dag
Op deze dag draagt iedereen een roze t-shirt om duidelijk te maken dat holebiseksualiteit en transgender zijn voor hen geen punt is. Kader dit! Leg goed uit wat de bedoeling is.
Werk met roldoorbrekende boeken.
Veel kinderen lezen wél graag. Het is de kunst om hun interesse te wekken. Verhalen kunnen een prima startpunt of centraal thema zijn voor het werken rond diversiteit in al zijn vormen. Boeken waarin een kind twee mama’s heeft zijn zeldzaam. Transgenders zijn al helemaal een rariteit in kinderboeken. Toch bestaan ze. Onder andere schrijfster Fran Bambust heeft intussen twee pareltjes uit waar kinderen van 10 tot 14 veel plezier aan beleven: Plafondmeisje en Kussen helpt niet. Van Plafondmeisje is een gratis ideeënbundel te verkrijgen van hoe met het boek kan gewerkt worden (mail naar
[email protected]).
Preventie van homo- en transfobie in het jeugdwerk 19
4.4.3. Ouders betrekken.
Ga de confrontatie met ouders niet uit de weg, in tegendeel: betrek hen in de mate van het mogelijke. Holebiseksualiteit en transgenderisme zijn geen onderwerpen voor achter gesloten deuren en gordijnen. Geheimzinnigheid zorgt voor wantrouwen. Openheid creëert vertrouwen. Communiceer duidelijk naar ouders toe waarrond je werkt. Ouders hebben het recht te weten waarmee hun kind bezig is. Laat hen vooraf weten dat je het bijvoorbeeld over diversiteit zal hebben. Dan kunnen achteraf geen verwijten volgen in de zin van “als we dat geweten hadden…” Belangrijk: zoek in communicatie een evenwicht tussen openheid en niet-aanstootgevende taal. Het is bijvoorbeeld geen goed idee om bij een groep kinderen met fanatiek gelovige ouders aan te kondigen dat je zal praten over holebi’s en transseksuelen. Veel kinderen zullen simpelweg in de les of activiteit ontbreken. Wel een goed idee is melden dat je het zal hebben over diversiteit, over relaties in alle mogelijke vormen, over hoe iedereen anders is,… Maak je onderwerp visueel duidelijk. Affiches, posters, folders: ze tonen ouders niet alleen waar jullie voor staan en waar jullie rond werken, ze geven ook informatie waarover ouders vaak zelf niet beschikken. Scholen en verenigingen waar een open sfeer heerst, kunnen de tentoonstelling ik en de ander een tijdje ophangen in hun gangen of in een gemeenschappelijke ruimte (meer info: zie werkmateriaal). Sta open voor alle reacties, ook negatieve. Wie werkt rond holebiseksualiteit en gender krijgt anno 2013 gelukkig vooral positieve reacties. Enkele ouders zullen uit conservatieve of godsdienstige overtuigingen bezwaren hebben. Een paar vuistregels om een gesprek met een negatief reagerende ouder positief te laten eindigen:
Luister en zwijg. Laat de ouder zijn verhaal doen. Maak duidelijk dat je luistert. Ga vooral niet onmiddellijk in verdediging. Toon en vertel dat je de bezorgdheid begrijpt. Onthoud dat mensen het beste willen voor hun kind en handelen vanuit hun eigen opvoeding en leefwereld. Ga niet te veel de discussie over geloofsboeken aan. Die worden immers door iedereen anders geïntrepeteerd. Focus daarentegen op de realiteit: dat 1 op 20 holebiseksueel is bijvoorbeeld, of 3 op 100 transgender (cijfers verschillen naargelang de bron, dit zijn gemiddelden). Preventie van homo- en transfobie in het jeugdwerk 20
Weet waarover je praat. Leer hoofdstuk 2 van deze brochure uit het hoofd. Verwacht niet dat je mensen zomaar kan ompraten. Probeer het gesprek op een vriendelijke manier af te sluiten. Is het niet met dezelfde mening, probeer dan te komen tot respect voor elkaars mening.
4.4.4. Evalueren en bijsturen.
Jullie maakten een actieplan en probeerden een paar dingen uit. Schitterend! Tijd voor evaluatie dan. Je kan ook dit evaluatiemoment meteen opnemen in de planning. In de praktijk zal veel evaluatie wel tussen pot en pint gebeuren, maar door het opnemen in een planning wordt ze niet over het hoofd gezien. Evalueer zowel jullie impliciete als expliciete sensibilisering. Je kan stellen dat expliciete sensibilisering onder vorm van acties zijn effect mist als er wat schort aan de impliciete sensibilisering. Een groots feest rond thema “respect” maakt niet veel verschil als de woorden “vuile lesbo” en “jeannet” dagelijkse taal mogen zijn. Plan nieuwe acties. Kinderen (en volwassenen) vergeten snel. Actie gericht tegen homo- en transfoob geweld heeft enkel resultaat als ze regelmatig wordt herhaald, als ze deel gaat uitmaken van de cultuur van de school of vereniging.
Preventie van homo- en transfobie in het jeugdwerk 21
5. Informatie en werkmateriaal.
5.1. Nuttige internetlinks.
www.genderklik.be
Een prima informatieve site voor de leerkracht. Na 10 minuutjes rondklikken heb je een veel beter inzicht in de verschillen tussen geslacht, gender en geaardheid.
www.weljongniethetero.be
Een site voor jonge holebi’s, die ook prima als informatiebron kan dienen voor wie rond holebiseksualiteit wil werken.
www.t-jong.be
Een site voor jonge transgenders, die ook prima als informatiebron kan dienen voor wie rond holebiseksualiteit wil werken.
Filmpje over seksuele oriëntatie en Voor wie niet graag leest, geeft dit filmpje een heel duidelijke uitleg over wat gender en gender geaardheid zijn. Ook uitermate geschikt om te tonen aan mensen die niet veel over het Ga naar: www.youtube.com. Tik in de zoekbalk “seksuele oriëntatie en gender”. onderwerp weten.
www.genderindeklas.be
Praktisch gerichte site voor alle leerkrachten.
Brochure “Genderklik in de kleuterklas” (pdf)
Dé must voor elke kleuteronderwijzer(es). Zeer praktijkgerichte brochure met beknopte achtergrondinformatie. Veel tips zijn ook in de lagere school en in het jeugdwerk bruikbaar.
Ga naar: www.genderatwork.be Klik op publicaties.
www.genderindeblender.be
Achtergrondinformatie voor leerkrachten en wie met jongeren werkt.
Preventie van homo- en transfobie in het jeugdwerk 22
www.sensoa.be
Interessante site met achtergrondinformatie, materiaal, acties, …
www.cavaria.be
Çavaria is de koepel van de Vlaamse en Brusselse holebi- en transgendergroepen.
5.2. Boeken. Lijstjes met boeken over holebiseksualiteit en gender zijn er genoeg. Onder andere op de websites hierboven vermeld zijn er verschillende te vinden. Ik beperk me hier tot een beknopte selectie van boeken die bijgedragen hebben aan het gedachtengoed van deze brochure.
Het idee M/V Asha ten Broeke Maven Publishing 2010
Gender, bullying and harassment Elizabeth J. Meyer Teachers College Press 2009
Gender and sexual diversity in schools Elizabeth J. Meyer Springer 2010
Genderkinderen: geboren in het verkeerde lichaam Ellen De Visser EposHouse 2012
Een vlot leesbaar boek met een vleugje humor, dat onderzoek uit verschillende domeinen bij elkaar brengt en zo komt tot een interessante theorie over het ontstaan van ons klassiek M/Vdenken. “Strategies to end sexism and homophobia in schools.” Een Engelstalig boek dat pestgedrag omwille van gender en geaardheid ontleed en op zoek gaat naar strategieën om er een einde aan te maken.
Dit boek overlapt deels met het vorige boek van Meyer, maar gaat nog dieper in op bepaalde onderdelen ervan. Engelstalig.
Dit boek geeft een beeld van het alledaagse leven en het transitieproces van transgendere kinderen afleggen
Preventie van homo- en transfobie in het jeugdwerk 23
5.3. Educatieve pakketten. Relaties en seksualiteit (Rutgers WPF) http://www.lespakketrelatiesenseksualiteit.nl
‘k Zag 2 beren (Sensoa) http://www.sensoa.be/campagne/k-zag-2-beren
Maarten heeft 2 mama’s (çavaria)
Prachtig uitgewerkt lespakket voor alle leeftijdsgroepen (kleuters tot zesde leerjaar). Bevat ook algemene achtergrondinfo voor de leerkracht. Moderne lay-out en digibordlessen. Goedkoop en héél erg bruikbaar (onderwijs) Algemene info + lespakket voor alle leeftijdsgroepen Héél erg bruikbaar (onderwijs) Nuttig, wordt binnenkort herwerkt (onderwijs)
http://www.cavaria.be/mediatheek/maarten-heefttwee-mamas
5.4. En dan is er nog… Vlaggensysteem (Sensoa) http://shop.sensoa.be/products/vlaggensysteem
Tentoonstelling ik en de ander
Plafondmeisje Fran Bambust Clavis 2012
Een set van tekeningen om te praten met kinderen en jongeren over seks en seksueel grensoverschrijdend gedag. Bijzonder nuttig, zowel voor het onderwijs als voor jeugdbewegingen. Voor het onderwijs zijn er lessuggesties. Sensoa organiseert nascholingen omtrent dit pakket. Deze tentoonstelling werd in 2012 ontwikkeld voor de basisschool en omvat onderwerpen als holebiseksualiteit, gender, positie van de vrouw en weerbaarheid. De steeds verder evoluerende en deels interactieve expositie blijkt intussen nuttig voor alle leeftijden. Ze is gratis te ontlenen voor scholen en groepen die er belang bij hebben. Info en voorwaarden: mail naar
[email protected] Knotsgek boek voor kinderen vanaf 10 jaar over diversiteit en anders zijn. Een bundel met ideeën om met het boek te werken is gratis te verkrijgen via
[email protected] (en voor leerkrachten te vinden op klascement.net) Ook het in 2013 verschenen Kussen helpt niet is een absolute aanrader om met kinderen aan de slag te gaan rond gender, diversiteit en holebiseksualiteit.
Preventie van homo- en transfobie in het jeugdwerk 24