Resocialisatie en dubbeldiagnose
Presentatie door Dries Himpens, afdeling Dubbele Diagnose PC Sleidinge “Ervaringen vanuit het Dubbeldiagnose Netwerk Oost-Vlaanderen”
1. Inleiding De bijzondere kwetsbaarheid en het ziektebeeld van patiënten dubbeldiagnose bemoeilijkt de rehabilitatie. Bij aanvang stonden hier de problemen met het vinden of behouden van werk, een dagbesteding, een woning en sociale banden centraal. De feitelijke marginalisering en uitsluiting zoals het nauwelijks toegang hebben tot werk, dagbesteding, woonst en sociale contacten was opvallend. Het werd duidelijk dat de reguliere zorg binnen GGZ enerzijds, en de reguliere verslavingszorg anderzijds, geen afdoend antwoord kon bieden op de problemen die mensen met een dubbeldiagnose ervaren. Binnen de reguliere GGZ deed vooral de verslavingsproblematiek de patiënt dubbeldiagnose uit de boot vallen, binnen de reguliere verslavingszorg was vooral de psychiatrische problematiek als een voortdurend terugkerend struikelblok aanwezig. Met deze vaststelling begon de uitbouw van een patiëntgericht zorgtraject voor patiënten dubbeldiagnose. Hoe dit zorgtraject tot stand kwam, wat het inhoudt, hoe het evolueerde, en momenteel functioneert kan men in wat volgt nalezen. Verder in de tekst wordt de verankering van de unit dubbeldiagnose binnen dit zorgtraject besproken, en hiermee ook de evolutie van het omgaan met resocialisatie op de werkvloer. Bij de uitleg van de brugfunctie worden een aantal praktijkervaringen toegevoegd. Er wordt met een aantal aanbevelingen geëindigd.
2. Een pragmatische en patiëntgericht zorgtraject: algemene situering 2.1 De opbouw van een zorgtraject voor patiënten dubbeldiagnose Zorgcontinuïteit is een vereiste die door de meeste clinici die in het werkveld te maken hebben met de evolutie van (verslaafde) schizofrene patiënten, als noodzakelijk wordt gezien. Het belang van continuïteit impliceert echter niet dat de zorg langdurig op dezelfde plaats, zijnde intramuraal, moet verleend worden. In de overeenkomst voor het pilootproject wordt gesteld dat de programma’s en de organisatie van de behandelafdeling moeten vermijden dat de patiënten op lange termijn in dit soort eenheid blijven. Ze moeten opgevat zijn als tijdelijke programma’s van beperkte duur met als doel de patiënt resocialiseren, of hem toch ten minste naar andere ambulante of residentiële diensten te kunnen doorverwijzen met het oog op zorgcontinuïteit1. Het is niet de bedoeling van het raamwerk (netwerk en samenwerkingsverbanden) om een centraal aanmeldingspunt te installeren waarbij er vanuit dit aanmeldingspunt verwijzing gebeurt in een vast afgesproken richting. Elke zorgeenheid kan als aanmeldingspunt functioneren en verwijst op basis van de aangegane engagementen. Binnen het zorgtraject vormde de opname in een gespecialiseerde residentiële afdeling slechts één van de mogelijke fases, al dan niet bij het begin van het individuele traject van een cliënt. Binnen het zorgtraject kan de afdeling DD wel de nodige knowhow met andere partners delen en voortdurend actualiseren.
1
Overeenkomst pilootproject: intensieve behandeling van patiënten met een dubbele diagnose.
Studienamiddag 25 oktober 2011
1
Om aan deze uitdaging tegemoet te komen wordt voor de patiënt dubbeldiagnose een zorgtraject georganiseerd, en wordt anderzijds (het belang van de therapeutische band indachtig) vanuit de behandelafdeling het model van klinisch casemanagement geïmplementeerd. Bij aanvang van de uitbouw werden er vanuit de dagelijkse praktijk van de afdeling spontaan een aantal afspraken gemaakt en groeide er een samenwerking met andere voorzieningen en organisaties. Om deze ten volle te benutten was het opportuun deze te formaliseren in een zorgtrajectovereenkomst, die kadert in een ruimere netwerkovereenkomst.. Dit leidde tot een methodiek voor een pragmatisch en patiëntgericht zorgtraject voor patiënten dubbeldiagnose2. 2.2 Een concreet zorgtraject vanuit functioneel perspectief op de zorgvragen Het functionele perspectief is verbonden met de analyse van de zorgvraag. De zorgvragen gaan doorgaans uit van patiënten, de directe omgeving en de "gemeenschap", bvb. justitie. Wanneer de activiteiten benoemd worden die een antwoord bieden op deze zorgvragen, dan krijgen we zorgfuncties. Deze zorgfuncties die op een bepaalde manier (modus) worden aangeboden, vormen modules. De nodige modules die voor de doelgroep dubbele diagnose patiënten weerhouden zijn de volgende: 1. Indicatiestelling met aandacht voor de hulpvraag door middel van diagnostiek, observatie en screening in functie van een advies voor toewijzing binnen het zorgtraject. 2. Crisisopvang van patiënten in crisissituaties 3. Een geïntegreerde behandeling voor patiënten DD (toxicomanie en psychose). 4. Geïntegreerde behandeling voor ruimere doelgroep patiënten DD. 5. Ambulante begeleiding van activiteiten die het psychische, sociale en somatische functioneren beïnvloeden met oog op het draaglijk maken van psychische stoornissen, het voorkomen van terugval of het stimuleren van autonomie en zelfredzaamheid. 6. Ambulante begeleiding van individuele psychotherapie. 7. B-wonen door het aanbieden van een leefsituatie en ondersteuning met oog op resocialisatie. 8. Case management gericht op de begeleiding van patiënten voor wie een intensieve voorzieningoverschrijdende en aanklampende begeleiding nodig is om hen in contact met de hulpverlening te houden en daar optimaal gebruik van te laten maken. Aan een zorgtraject participeren alle zorgeenheden die modules aanbieden aan de doelgroep en aldus deelnemen aan het zorgprogramma. In één zorgtraject kunnen verschillende zorgeenheden eenzelfde module aanbieden. Deze zorgeenheden kunnen deel uitmaken van dezelfde voorziening maar ook van verschillende voorzieningen. De zorgeenheden die wensen deel te nemen aan de uitbouw van een zorgtraject engageren zich om een zorgtrajectovereenkomst aan te gaan. Bij deze verbintenis staat de patiënt met zijn individuele noden centraal. De partners binnen het zorgtraject achten het noodzakelijk zich in een netwerk te engageren om sneller en doelmatiger in te spelen op een vraag van de patiënt. Naast dit principieel engagement nemen de partners individuele engagementen op zich, welke zij in de onderlinge samenwerking wensen te realiseren. Tenslotte hebben de voorzieningen hun engagementen te onderschrijven door middel van een formeel ondertekende zorgtrajectovereenkomst3.
2
Geïnspireerd op het artikel "Een pragmatisch en patiëntgericht raamkader voor de geestelijke gezondheidszorg" in: Acta Hospitalia, tijdschrift voor het Centrum voor Ziekenhuis- en Verplegingswetenschap van de K.U.L. jaargang 1998, nr° 3, p.29. 3 Zorgtrajectovereenkomst DD, ondertekend op datum 25 december 2004
Studienamiddag 25 oktober 2011
2
Naast het zorgtraject is het van belang om afspraken te maken met andere voorzieningen, instanties en andere zorgtrajecten en netwerken. Er kunnen hierbij vermeld worden: Afspraken met F.O.D justitie (C.B.M.) i.v.m therapeutische projecten voor "dubbele diagnose" patiënten. De samenwerking met justitie (in casu de staf van de PSD en de CBM te Gent) verloopt momenteel vrij vlot. Samenwerking met organisaties die actief zijn op het vlak van (alternatieve) woonvormen (bv. C.A.W), werk, vrijetijdsbesteding (bv. Victoria Deluxe), ateliers, dagcentra (vb. De Moester), enz. Afspraken met het netwerkcomité zorgcircuit middelenmisbruik OostVlaanderen (MARTINO: Middelenmisbruik en AfhankelijkheidsReducerend Totaalprogramma via een Intersectoraal Netwerk in Oost-Vlaanderen) met betrekking tot integratie van het zorgtraject in het ruimere zorgcircuit, en afstemming met andere zorgtrajecten (bvb. het zorgtraject "spoeden crisisopvang"). Het is belangrijk dat o.a. de spoeddiensten van de A.Z. kennis hebben van het zorgtraject dubbele diagnose, hoewel zij zelf niet op deze populatie georiënteerd zijn en geen engagement op zich nemen. Er is enkel een overeenkomst tot verwijzing.Politie, overlegplatform Sleidinge. Psychiatrische thuiszorg (P.T.Z.) (bespreking voor engagementen binnen modules ‘begeleiding’ en ‘ambulante behandeling’).
3. De resocialisatieopdracht vanuit de unit DD binnen het zorgtraject 3.1 Opstart vanuit de behandelunit DD De behandeling op de afdeling DD, als onderdeel van het voornoemde zorgtraject, kent grofweg een viertal fasen: de kennismakingsfase, de behandelfase, de ontslagfase, en de nabehandelingfase. Tijdens de ontslagfase wordt samen met de patiënt gewerkt aan reïntegratie. Zelfverzorging, huisvesting, dagbesteding sociale relaties, educatie en hulp bij maatschappelijke procedures zijn de concrete taken waaraan gewerkt kan worden als de patiënt dit wil. De doelstellingen worden bepaald door de perceptie die de patiënt heeft van zijn eigen noden. Het team begeleidt de patiënt om deze doelstellingen te specificeren, alternatieven te bediscussiëren en de mogelijke hulpmiddelen te helpen identificeren. De opvolging gebeurt door het hele team, maar in het bijzonder de referent. De referent is de individuele begeleider die de patiënt gedurende de ganse opname opvolgt. Hij begeleidt deze cliënt, met vallen en opstaan, in het trouw blijven aan zijn intenties en geformuleerde werkpunten in het therapeutisch proces. Door de inbreng van de patiënt te maximaliseren, feedback te geven en besluitvormingsmomenten over zijn verblijf te plaatsen binnen het eigen motivationele veranderingsproces wordt getracht om de verantwoordelijkheid van de patiënt hoog te houden. 3.2 Aanvankelijk opzet en uitbouw 3.2.1 Het zorgcircuit en de referent als casemanager Om een antwoord te zoeken op de diverse problemen van het resocialisatieproces werden er casemanagement en trajectbegeleiding in de zorgtrajectovereenkomst opgenomen. Ten eerste kan het zorgtraject, en dus ook de unit DD, beroep doen op het ‘case management’ als aparte module binnen het netwerk. De doelstelling van de zorgmodule case management is de verbetering van de hulpverlening aan de cliënt door de optimalisering van de
Studienamiddag 25 oktober 2011
3
coördinatie en continuïteit van zorg, gegarandeerd door een model van case management dat gekenmerkt wordt door: contact leggen met de cliënten in hun eigen omgeving, gerichtheid op dagdagelijkse problemen, regelmatige contacten tussen casemanager en cliënt, beperkte caseload, belangenbehartiging, netwerkgerichte aanpak, langdurige betrokkenheid, outreaching (gebaseerd op methodieken van ACT). In eerste instantie werd het casemanagement vanuit de vroegere Zorgeenheid voor Dubbele Diagnose georganiseerd. Deze vorm van casemanagement werd dan door de referent opgenomen. Het casemanagement dat vanuit de afdeling werd georganiseerd, betreft de mogelijkheid tot begeleiding tot 6 maanden na het ontslag. Deze mogelijkheid heeft als uitgangspunt dat de tijdens de opname opgebouwde therapeutische band een belangrijke meerwaarde biedt om de patiënt ook na zijn ontslag in zorg te houden. De intensiteit van de nabehandeling varieerde met de noden van de patiënt. De positieve evolutie laat meestal toe dat de frequentie van de contacten gedurende die 6 maanden vermindert en/of dat een ander team, dat bijvoorbeeld meer gespecialiseerd is -zoals psychiatrische thuiszorg- de begeleiding overneemt. De interventies van de referent als casemanager waren afhankelijk van het parcours dat door de patiënt werd gekozen en van de noden die hij hierbij ervaarde. De interventies richtten zich vooral naar externe partners met een specialisatie in woning, werk, en vrije tijdsbesteding. Ook kon aandacht gaan naar nuldelijns(mantelzorg)- en eerstelijnszorg. Voor cliënten DD is de op de unit opgebouwde vertrouwensband een belangrijke meerwaarde die maakt dat cliënten in zorg blijven. 3.2.2 Een tussentijdse evaluatie van het zorgtraject en de resocialisatie op de unit DD Voor wat betreft het zorgtraject en de partners die we vanuit de unit DD kunnen inschakelen om de resocialisatie van de patiënt te bewerkstelligen, kunnen we stellen dat uit de doorverwijzingen die wij krijgen van zowel netwerkpartners van het zorgtraject als voorzieningen daarbuiten (de gehele Vlaamse regio) dat de unit, met zijn specifieke doelgroep, ruime bekendheid heeft. We merken de laatste tijd ook dat de doorverwijzingen veel gerichter lopen dan enige jaren terug. Men weet ondertussen dat DD Sleidinge zich richt naar een specifieke doelgroep. Er werd ook binnen het netwerk reeds een hele weg afgelegd. We slagen er in om een deel van de patiënten op aanvaardbare wijze, laagdrempelig en met haalbare wachttijden, binnen dit netwerk door te verwijzen. We kunnen ook bvb. in geval van een therapeutische time-out, op aangepaste opvang binnen het netwerk rekenen. Initieel werd binnen het zorgtraject het accent op de GGZ van de patiënt dubbeldiagnose gelegd. Op vlak van de GGZ werden dus wel wat zaken verwezenlijkt, de resocialisatie moet nog beter worden aangepakt . Daar bijkomend had de aanpak van de referent als casemanager vanuit de afdeling DD, desondanks de vernoemde positieve elementen, weinig efficiëntie in de concrete uitbouw van een draagvlak of netwerk voor de dubbeldiagnose patiënt voor wat betreft de resocialisatie. De redenen hiervan zijn divers. Ten eerste kan er op een probleem op het niveau van communicatie tussen externe partners en referenten van de afdeling zelf worden geduid. De vele betrokken partners bij de begeleiding van de resocialisatie moesten vaak in onoverzichtelijk kluwen van afspraken hun taak vervullen, waardoor de samenwerking rond de patiënt niet steeds op de
Studienamiddag 25 oktober 2011
4
meest accurate wijze kon worden uitgewerkt. Al te vaak kwamen misverstanden door miscommunicatie voor. Ten tweede werd vastgesteld dat de taak van casemanager moeilijk te combineren viel met het takenpakket van verpleegkundige/referent op de unit DD. De begeleiding van een patiënt tijdens het doorlopen van een behandeling op de unit DD is op zichzelf reeds erg arbeidsintensief, waardoor de begeleiding van een steeds groeiend aantal patiënten met hun specifieke nazorgwensen onder toenemende druk kwam te staan. Ten derde, en als gevolg van de combinatie van de voorgaande punten, waren er onvoldoende middelen (beschikbare tijd) om te exploreren welke partners binnen het werkveld voorhanden waren om de patiënt met zijn vraag tot re-integratie te helpen en te ondersteunen. Worden deze pijnpunten met de complexe problematiek van de patiënt dubbeldiagnose gecombineerd dan wordt duidelijk dat we voor nieuwe uitdagingen kwamen en nog komen te staan voor wat betreft resocialisatie. Een goed functionerend zorgcircuit , dat een antwoord biedt op de specifieke noden van een patiënt (voor wat betreft diagnosestelling, crisisopvang, residentiële behandeling, aangepaste woonvorm, ambulante zorg,…) op een specifiek moment, blijft een na te streven ideaal. De terugkeer naar het maatschappelijke leven op gebied van werk/tijdsbesteding/woning bleef voor de patiënt dubbeldiagnose een moeilijk proces. Op het niveau van de resocialisatie is het actuele zorgcircuit onvoldoende gewapend om de actuele noden rond de resocialisatie op te vangen. Dit was initieel ook niet de bedoeling van het zorgtraject maar moet nu ten volle op de agenda komen. Om aan deze problemen het hoofd te bieden werden vanuit de unit DD een aantal maatregelen genomen. 3.3 Uitbreiding van het zorgcircuit en de brugfunctie De uitdaging kwam er op neer de reeds bestaande en goed functionerende samenwerkingsverbanden binnen het zorgtraject verder te optimaliseren en te ondersteunen, en tegelijk het zorgtraject met partners beschikkende over resocialisatiemogelijkheden – en expertise uit te breiden. In termen van het zorgtraject klinkt dit als volgt: de zorgfuncties voor resocialisatie moeten in bijkomende modules binnen het zorgtraject worden aangeboden. Het initiële zorgtraject diende dus verstevigd en uitgebreid te worden. Vanuit de unit DD werden hiervoor de brugfunctie, het woonproject @14, en ambulant dagcentrum Villa Voortman in het leven geroepen. 3.3.1 De brugfunctie als netwerkbouwer en casemanager Recent werd de idee van referent als casemanager verlaten en werd geopteerd om een brugfunctie uit te werken. Eenmaal de behandeling de fase heeft bereikt waarin doelstellingen worden gemaakt die zich buiten het afdelingsgebeuren situeren, kunnen de referent en de patiënt beroep doen op de brugfunctie. Dit is een teamlid (verpleegkundige) die de contacten onderhoudt tussen de afdeling en verschillende woon-, werk- en vrijetijdsorganisaties in de buurt. Hij kan de patiënt en referent bij deze organisaties aanmelden, en functioneert ook als diegene waar organisaties terecht kunnen bij eventuele vragen of problemen. Dit teamlid neemt ook de functie van individueel casemanager op zich. De taak van de brugfunctie is dus tweevoudig: netwerken bouwen, en daarbinnen de concrete vraag van elke patiënt naar een afdoend antwoord adequaat begeleiden. Onder netwerken bouwen wordt ook de taak geïncludeerd om voor de opgerichte netwerken met zijn diverse partners zorg te dragen. Deze
Studienamiddag 25 oktober 2011
5
zorg kan bestaan in voldoende overleg, maar ook bijv. in het verstrekken van de meest actuele knowhow over de dubbel diagnose problematiek. Netwerken bouwen duidt ook op het feit dat een uitbreiding van het zorgcircuit met partners op vlak van werk/tijdsbesteding/wonen noodzakelijk was en vooral blijft. 3.3.2 Een schets van de samenwerkingsverbanden en de concrete rol van de brugfunctie Op het niveau van werk/tijdsbesteding/wonen wordt gezocht naar voorzieningen waarmee kan worden samen gewerkt. 1) Werk Een oriëntering naar het reguliere arbeidscircuit (eventueel via arbeidsbemiddeling door VDAB) is voor het overgrote deel van de patiënten van de doelgroep te hoog gegrepen. Slechts een minderheid (< 5%) weet zich daar een plaats te verwerven. Een tweede beweging richt zich naar de arbeidstrajectbegeleiding. en wil op de arbeidshandicap veroorzaakt door de psychiatrische problematiek, en de vraag om toch nog zinvol aan het werk te gaan een antwoord bieden. Hoewel hier naar andere professionele hulpverleners wordt doorverwezen is de knowhow over de complexe dubbeldiagnose problematiek niet altijd aanwezig. De wachttijden voor patiënten hier zijn over het algemeen erg lang waardoor er reeds vroeg in de behandeling werk moet worden gemaakt van de gepaste doorverwijzing, daar de behandeling nog lopende is, wordt inschatting van de juiste noden erg moeilijk, en wordt de idee van resocialisatie soms te vroegtijdig in het behandelproces ingebracht. Ook hier blijft de administratieve regeling en duur een uitdaging voor de patiënt. Om dit te verwezenlijken is het duidelijk dat we netwerken hebben opgezet buiten het bestaande zorgcircuit. 2) Tijdsbesteding Omwille van uiterst beperkte doorstroming naar de reguliere arbeidsmarkt, richt een belangrijk deel van de begeleiding in de laatste fase van opname zich naar het vinden van een gepaste én zinvolle tijdsbesteding. Het merendeel van hen dient dus beroep te doen op bestaande alternatieven (opleidingen, vrijwilligerswerk, beschutte werkplaats, dagactiviteitencentra,…). Onze doelstelling is om de samenwerking met deze initiatieven van vrijwilligerswerk en vrijetijdsbesteding te intensifiëren. Dikwijls is het een moeizame zoektocht om vraag en verwachtingen van de inrichtende dienst in overeenstemming te brengen met nood, mogelijkheden en beperkingen van de patiënt. Eenvoudige verwachtingen zoals bijv. op tijd aankomen, of verzorgd op het werk arriveren zijn voor de patiënt DD soms te groot. Het onvermogen om te gaan werken door bijv. acute psychotische problemen kunnen op latere termijn, door bijv. het ervaren van schaamte bij de patiënt, nog meer werkverzuim of afhaken veroorzaken. Anderzijds kunnen de psychotische problemen, de verslavingsproblematiek daar nog gelaten, voor andere vrijwilligerswerkers en hun verantwoordelijken erg storend overkomen waardoor de samenwerking vaak wordt beëindigd. Dit wordt door patiënten als kwetsend ervaren wat toekomstmogelijkheden op gebied van werk en tijdsbesteding kan hypothekeren. In die zin wordt de brugfunctie aangevuld met de functie van
Studienamiddag 25 oktober 2011
6
casemanager: outreachend ondersteunen en liaison zijn tussen de unit en diverse betrokken partners. Een niet onbelangrijk knelpunt blijven de administratieve vereisten en de bijwijlen behoorlijk lange wachtlijsten. Voor die patiënten die het volledige programma hebben doorlopen maar bij wie er nog nood is aan een vervolg (ambulant) of bij wie meer de nadruk op de ‘care’ dan op de ‘cure’ komt te liggen, bestaat de mogelijkheid aan te sluiten bij een recent opgericht initiatief (Ontmoetingscentrum Villa Voortman) in het Gentse waar tevens de expertise aanwezig is om met deze specifieke doelgroep om te gaan. Dit sluit aan bij de huidige beweging in de gezondheidszorg naar een vermaatschappelijking van de zorg. 3) Wonen De complexe dubbeldiagnose problematiek, met vaak terugkerend herval in middelen of psychose, of zelfs de continuering van middelengebruik, maken voor een niet onaanzienlijk deel van deze groep een aangepaste woonvorm noodzakelijk. De plaatsen waar deze mensen terecht kunnen zijn niet dik bezaaid. Op de privémarkt zijn de huurkosten vaak te hoog of de woonkwaliteit te laag. De wachttijden voor een betaalbare sociale woning zijn dikwijls erg lang, en bieden zelden op korte termijn een oplossing. Vandaar de noodzaak een woonproject in te richten, met de nadruk op woon- en werktraining (‘training on the spot’) waar de stap naar beschut/begeleid wonen, alleen wonen of een terugkeer naar het ouderlijk gezin wordt voorbereid. We hebben gemerkt dat voor sommige van onze patiënten de stap naar beschut wonen of zelfstandig wonen te groot is: zij missen de nodige basale vaardigheden om zich er te handhaven. Er werd een antwoord geboden op de nood aan de uitbouw van een alternatieve woonvorm en dienstverlening door de aankoop van een huis in de buurt, alwaar een training in woon-werkrelatie rehabilitatie kan aangeboden worden specifiek voor patiënten dubbeldiagnose. Binnen het team van de unit voor dubbeldiagnose werd hiervoor een werkgroep opgericht die de visie en een aanbod aan training uitwerkt. Het woonproject is operationeel sinds juni 2007. Met deze poging tot verandering wordt tot heden geprobeerd om de hiaten ten aanzien van de resocialisatie in het oorspronkelijk zorgtraject uit de wereld te helpen. Desondanks de pogingen van de unit DD en het zorgcircuit in zijn algemeenheid blijft de resocialisatie een moeilijk proces voor zowel de betrokken hulpverleners, de externe partners, de context en in het bijzonder voor de patiënt zelf. In de toekomst willen we vooral verder inzetten op een uitbreiding van het zorgtraject met resocialisatiemogelijkheden.
4. Conclusies en aanbevelingen Het is onze ervaring dat voor een goede werking van het netwerk de contacten met de partners dienen te worden ‘onderhouden’. Wanneer de contacten persoonlijker worden en niet louter formeel, kunnen patiënten adequater en sneller naar een gepaste omkadering worden doorverwezen. Dit betekent onder meer dat moet worden afgestapt van de beslotenheid van de unit en er een gerichtheid dient te zijn op de buitenwereld.
Studienamiddag 25 oktober 2011
7
Deskundige begeleiding in de context (familie, sociale netwerken, …) van de individuele patiënt met formele en informele afspraken en contacten is zeker voor deze groep van patiënten van groot belang. Door de veelheid van betrokken partijen bestaat de kans dat de stem van de patiënt zelf verloren gaat, de brugfunctie als casemanager heeft hier een erg belangrijke taak. Een traject dat de toestemming en het engagement ontbreekt heeft bij voorbaat weinig kans op slagen. De noden en de vragen van de patiënt dienen voortdurend in het resocialisatieproces te worden ingebracht en voor alle betrokken partijen op elk moment voldoende bekend zijn. Hoewel de stem en inbreng wat ons betreft maximaal aanwezig moet zijn betekent dit nog niet dat we de patiënt alleen op weg sturen. Uit ervaring blijkt dat het aanbieden van nabijheid, in de zin van begeleiding bij een eerste afspraak bijv. in functie van vrijwilligerswerk, bij een evaluatie, bij een verandering van parcours, door de betrokken patiënt, maar ook door andere betrokken partijen, als positief wordt ervaren. De begeleiding dient in de beginfase dus erg concreet en nabij te zijn. Let wel, we spreken hier over een discrete nabijheid, waarmee bedoeld wordt dat men de krachten van de patiënt erkent en juist maximaal gaat gebruiken. Vanuit een gelijkwaardige positie proberen patiënt en hulpverlener tot beslissingen en toekomstplannen te komen, maar oog hebben voor de moeilijkheden van de patiënt hierbij blijft een continue uitdaging. Naarmate de andere partners uit het zorgtraject en mantelzorgers meer zorg voor het resocialisatieproces op zich nemen, kan de casemanager meer van op afstand dirigeren en ondersteunen waar nodig. Netwerken moeten we ruim interpreteren en ruim hanteren. In de GGZ bestaat een neiging om vooral binnen de bestaande voorzieningen voor werk/tijdsbesteding/woning van geestelijke gezondheidszorg zoeken. Het vormt een uitdaging om lokaal in de woonomgeving met lokale voorzieningen of andere initiatieven voor de zorg van de patiënt dubbeldiagnose in te staan. We moeten meer buiten de bestaande structuren oplossingen leren zoeken, en meer naar de zogenaamde vermaatschappelijking van de psychiatrische zorg streven. In een erg ruime zin moeten we met andere woorden de zorg voor de psychiatrische patiënt en zijn resocialisatie in een maatschappelijk debat bespreekbaar maken. De ruime interpretatie duidt op de noodzaak om een netwerk niet te beperken tot de professionele hulpverlening van de GGZ. We moeten meer samenwerken en oog hebben voor de ondersteuning van de mantelzorg. Deze mantelzorgers kunnen ook een groot deel van de continue zorg op hun schouders dragen. We moeten hierbij eerst en vooral uit gaan van de draagkracht van deze context, bij problemen moeten we de context waarbinnen de patiënt zich bevindt ook voldoende verzorgen. Concreet kan dit betekenen dat de brugfunctie expertise van binnen het zorgtraject kan inschakelen om deze problemen van verdere begeleiding te voorzien. Dries Himpens
Studienamiddag 25 oktober 2011
8