o Ro ting U
Jaargang 2, nummer 2 Maart 2011
Preforma Flexibility - Voorbeelden uit de praktijk Preforma plantpluggen staan bekend als het meest flexibele vermeerderingssysteem op de markt. Preforma biedt een vrijwel onbeperkte keuze in pluggrootte, -diepte, -vorm en -dichtheid, zodat bijna elke in de handel verkrijgbare tray met een reeks aan uiteenlopende, specifieke substraten kan worden gevuld. Kortom: de kweker krijgt de optimale plug voor zijn gewas. Preforma is dan ook een goede keus voor zowel siertelers, vermeerderaars als groentetelers. De pluggen zijn geschikt als stek- en zaaimedium en beschikbaar in een groot aantal kwaliteitssubstraten. Deze zijn speciaal ontwikkeld met het oog op de eisen die door specifieke gewassen worden gesteld, of juist samengesteld voor de massamarkt. De volgende voorbeelden laten een aantal unieke mogelijkheden van Preforma zien. Plug-in-plug De teelt van moerplanten heeft zich gedurende de afgelopen 15 jaar voor de meeste gewassen verplaatst naar landen op het zuidelijk halfrond in Afrika, Amerika en Azië. Euphorbia `Diamond frost`, is een gewas dat vooral als onbeworteld stekmateriaal erg gevoelig is voor lange transporttijden.
Euphorbia `Diamond frost` Daarom wordt de beworteling gestart in een kleine plug (ongeveer 300 cellen), waarna het materiaal als luchtvracht naar het bewortelingsbedrijf in Europa wordt verzonden. Hier worden de stekken in een grotere plug (ongeveer 100 cellen) overgeplant. Het is ook mogelijk om twee of meer jonge planten in een grotere plug te
zetten. Dit zogenaamde plug-in-plug-systeem biedt veel gewassen het voordeel dat de planten met de hoogste dichtheid beginnen te groeien en zich vervolgens stap voor stap kunnen ontwikkelen tot een eersteklas plant. Daarbij treden duidelijk minder verliezen op. Preforma beschikt over de unieke bindende eigenschappen die nodig zijn voor dit plug-in-plug-systeem. Automatisering kan een belangrijke rol in de optimalisering van het systeem spelen. Ook hier biedt Preforma voordelen dankzij de hoge mate van uniformiteit. Verschillende stekgaten
neemt hierdoor af, hetgeen meer rust brengt in het chaotische piekseizoen. Automatisch wijder zetten Gewassen als Euphorbia pulcherrima en Dipladenia hebben een vrij kleine plug voor de beworteling nodig, maar vereisen wel veel ruimte vanwege hun grote, gevoelige bladeren. Probleem voor Preforma: indien slechts de helft of een derde van de cellen wordt gevuld, resulteert dit in hoge productie- en transportkosten. Dit betekent dat de klant een gebruiksklaar product met de genoemde extra kosten krijgt, of dat hij extra tijd in de kas kwijt is om volledig gevulde trays of strips geschikt te maken voor deze gewassen. Preforma idee
Vooral dunne en slappe stekken vereisen van tevoren aangebrachte stekgaten om te voorkomen dat het stekken te veel tijd kost en de stekken breken. Preforma biedt de mogelijkheid om de pluggen van stekgaten te voorzien die zijn afgestemd op het gewas. Dankzij de uniforme bindende eigenschappen van Preforma plantpluggen blijven de stekgaten consistent van vorm tijdens de productie, het transport en zelfs na de watergift bij de kweker. Een belangrijke trend in de sierteelt is op dit moment de productie van leverbare planten met verschillende kleuren, zoals de `Carnaval`planten met 3 verschillend gekleurde Calibrachoa variëteiten. De gele variëteiten van deze soort zijn gevoeliger in de bewortelingsfase dan de andere kleuren, zodat er meer verlies optreedt. Veel kwekers bewortelen de stekken daarom afzonderlijk en besteden veel tijd aan het overplanten. Preforma heeft een substraat ontwikkeld met een optimale lucht/waterverhouding, zodat de kweker nu één plug voor alle variëteiten kan gebruiken. De plugs zijn voorzien van het benodigd aantal stekgaten. Preforma kan bovendien stekgaten in verschillende afmetingen toevoegen voor andere toepassingen. Dit maakt de geleverde trays multifunctioneel. De klant kan nu op elk gewenst moment besluiten om bijvoorbeeld meerdere kleine stekken in een plug te steken, of één grote stek in het middelste stekgat te zetten. Zijn planningstijd
De foto laat zien hoe plugs van volledig gevulde trays in de kas wijder gezet kunnen worden met bestaande moderne apparatuur. In dit geval zijn de trays voorbereid voor de beworteling van Poinsettia. De bindende eigenschappen van de plugs zorgen ervoor dat de grijpers van de machine de plugs snel en betrouwbaar kunnen verplaatsen. De volledig gevulde trays zijn na dit proces schoon en kunnen opnieuw worden gevuld. De machines worden normaal gesproken niet gebruikt tijdens de bewortelingsfase van de Poinsettia´s, dus nu kan de kweker zijn machinecapaciteit ook nog eens efficiënter benutten. Heiko Schnack
In dit nummer: Preforma Flexibility - Voorbeelden uit de praktijk
1
BIO 1020: biologische bestrijding van de taxuskever
2
Beurzen
3
Modal shift & Carbon Footprint
4
Ro(o)uting 2
Jaargang 2, nummer 2
BIO 1020: biologische bestrijding van de taxuskever BIO 1020: een schimmel voor de bestrijding van bodeminsecten BIO 1020 is bij doormenging door potgrond, compost of door de bodem geschikt om eitjes, larven, poppen en jonge stadia van de taxuskever te bestrijden. Daar waar het insect in contact komt met de schimmel vindt infectie plaats waardoor het insect sterft. BIO 1020 bestaat uit gekookte rijstkorrels die teruggedroogd zijn en waarop de schimmel Metarhizium anisopliae geënt is. Metarhizium anisopilae heeft een brede waardreeks van insecten. Voor de stam van BIO 1020 (F52) is de gegroefde lapsnuitkever (Otiorhynchus sulculatus) de belangrijkste waard. Sinds eind 80-er jaren is onderzoek uitgevoerd met deze schimmel ter bestrijding van de taxuskever. BIO 1020 laat in al het onderzoek een consistente en meerjarige werking zien. Toelating BIO 1020 BIO 1020 is toegelaten in de vollegronds- en containerteelt van de volgende gewassen: - boomkwekerijgewassen en vaste planten; - aardbeien; - zwarte-, rode-, witte-, blauwekruisbessen, bramen en frambozen; - druiven; - bloemisterijgewassen en potplanten. Levenscyclus taxuskever In de zomerperiode kunnen vooral de kevers gevonden worden al zien we vooral op bedrijven met kassen dat de volwassen kevers soms jaarrond aanwezig zijn. In het gehele najaar en het voorjaar zijn de larven aanwezig en kunnen aan de wortels vreten. Doseringen De dosering van BIO 1020 is 0,5 kg per m3 potgrond. BIO 1020 kan desgevraagd door de potgrond worden gemengd! BIO 1020 is opgenomen binnen het keurmerk voor substraten: RHP.
In vollegrondsteelten is de dosering afhankelijk van de diepte waarin BIO 1020 wordt ingewerkt. Werkingsmechanisme
Geïnfecteerde larve
BIO 1020 is effectief doordat sporen van de schimmel Metarhizium anisopliae de verschillende ontwikkelingsstadia van insecten infecteren. Met het door de grond mengen van BIO 1020, worden de sporen door de grond gemengd. Als sporen zijn gekiemd op een ontwikkelingsstadium van een insect, wordt er mycelium of schimmelweefsel gevormd. Op dit schimmelweefsel worden weer opnieuw sporen gevormd. In afwezigheid van de diverse ontwikkelingsstadia van insecten die gevoelig zijn voor de schimmel Metarhizium anisopliae
blijven de sporen maanden lang ongekiemd in de bodem achter. Onderzoek heeft aangetoond dat BIO 1020 meerdere jaren effectief is ter bestrijding van de taxuskever. Aanbevelingen Omdat BIO 1020 een schimmel is, moet voorzichtig worden omgegaan met breedwerkende fungiciden zoals thiofanaat-methyl in het geval van een aangietbehandeling. Middelen die worden gebruikt voor de bestrijding van bodemschimmels als Pythium en Phytophthora zijn niet schadelijk voor de ontwikkeling van de Metarhizium schimmel. Lage temperaturen (vorst) beïnvloeden de werking van BIO 1020 niet. Optimale temperaturen voor de ontwikkeling van de Metarhizium schimmel in de bodem liggen tussen de 15 en de 30 graden Celcius. Erg natte omstandigheden zijn niet bevorderlijk. Er worden dan geen sporen gevormd. In het algemeen kan worden gesteld dat als de planten zich goed voelen, dit ook geldt voor de Metarhizium schimmel. Indien bij verpotten de oude wortelkluit niet met BIO 1020 is behandeld, kan de werking tegen-
Ro(o)uting 3
Jaargang 2, nummer 2
BIO 1020: biologische bestrijding van de taxuskever vallen. Het verdient dan ook de voorkeur om de potkluit bij het verpotten eerst uit te schudden en vanaf het begin van de opkweek van gevoelige gewassen met behandelde potgrond te werken. Bij een zware aantasting zijn aanvullende bespuitingen tegen de volwassen kever noodzakelijk voor een goed bestrijdingsresultaat. Combinatie met nematoden In proeven zijn ook goede ervaringen opgedaan met een combinatie van BIO 1020 doormenging door potgrond en later in het seizoen nog aangieten met insecten parasitaire nematoden. De indruk bestaat dat de nematoden helpen om de sporen te verplaatsen in de grond. Deze nematoden zijn alleen effectief ter bestrijding van de larven. De toepassing vindt dus vooral in het voor- en najaar plaats. BIO 1020 werkt tegen alle stadia maar is niet mobiel in de bodem. De insecten parasitaire aaltjes kunnen om deze reden in een situatie met een zware druk een goede aanvulling zijn op de bestrijdingsstrategie voor de taxuskever. De effectiviteit van de bestrijding van de larve met aaltjes is mede afhankelijk van het gebruik van het juiste insecten parasitaire aaltje. De effectiviteit is afhankelijk van de temperatuur bij toepassing. De bestrijding met insecten parasitaire aaltjes moet worden uitgevoerd in het larve stadium in maart tot juni en van augustus tot december.
Insecten parasitaire aaltjes overleven 2 weken in voldoende vochtige grond. Bij een hogere grondtemperatuur tot 12 graden Celcius is het aaltje Heterorhabditis megidis het meest effectief. Bij een lage grondtemperatuur tot 6 graden Celsius is het insecten parasitaire aaltje Steinernema kraussei het meest effectief. De aaltjes dringen na toedienen de larve binnen, produceren bacteriën waardoor de larve wordt gedood. Afhankelijk van het type aaltje wat de larve heeft geïnfecteerd krijgt de oorspronkelijke witte larve een gele of roze verkleuring. Cees van der Burg
Samenvattend - BIO 1020 is een bodeminsecticide op basis van de schimmel Metarhizium anisopliae die door menging door de potgrond of grond de taxuskever kan bestrijden. - Toegelaten in de teelt van druiven, aardbeien, kleinfruit en sierteelt inclusief de boomkwekerij. - Grondige doormenging belangrijk voor een goede verspreiding van de sporen. - BIO 1020 is het meest effectief indien het wordt toegepast bij temperaturen en vochtomstandigheden waarbij de plant optimaal groeit. - BIO 1020 is gedurende meerdere jaren effectief ter bestrijding van de taxuskever - Toepassing van insectenparasitaire aaltjes kan aanvullend worden uitgevoerd - Het verdient de voorkeur om BIO 1020 vanaf de start van de opkweek van gevoelig plantmateriaal door de (pot-)grond te mengen.
Beurzen Datum
Beurs
Stand nr.
26 maart - 1 april California Spring Trials 2 - 3 april
Kom in de Kas
13 - 16 april
China Hortiflor
29 april - 15 mei
Goyang Flower show
Plaats Santa Barbara, California
Anthuriumkwekerij Evanty Zuidplaspolder, e.a. A98-3
Land USA Nederland
Beijing
China
Goyang
Korea
Ro(o)uting 4
Jaargang 2, nummer 2
Modal shift & Carbon Footprint De beide termen boven dit artikel zijn zeer populaire termen in de logistieke wereld tegenwoordig, maar wat betekenen deze termen en nog belangrijker, wat kan Jiffy ermee. Zoals bekend, staat duurzaamheid hoog op de agenda in het beleid van de Jiffy Group en streeft men ernaar om de bedrijfsvoering te doen op een verantwoorde wijze met oog voor milieu en leefomgeving. Het reduceren van broeikasgassen en de zogenaamde CO2 uitstoot is hierin een belangrijk onderwerp. Hier gaat het dus over de zogenaamde Carbon Footprint of in goed Nederlands de CO2 voetafdruk van een onderneming. Jiffy Sri Lanka is inmiddels al ISO14001 gecertificeerd en zo weet men exact wat de Carbon Footprint van deze locatie is en wat men kan of moet doen om deze te verbeteren. De meest in het oog springende maatregel is het feit dat een groot gedeelte van het wagenpark van het bedrijf inmiddels is vervangen door Hybride personenwagens om de uitstoot van broeikasgassen te reduceren. Dit is een belangrijke stap, maar in vergelijking met de miljoenen kilometers die jaarlijks worden afgelegd om onze producten wereldwijd bij onze klanten af te leveren, is het vanzelfsprekend dat hier nog veel meer winst is te behalen. Als we kijken naar de substraten weten we dat we spreken over een product met een lage waardedichtheid. Met andere woorden van de uiteindelijke verkoopprijs bestaat een groot gedeelte uit de transportkosten. Om een extreem voorbeeld te noemen; zodra er een container vanuit Estland geleverd wordt bij een klant in Zambia bestaat de verkoopprijs voor meer dan 70% uit transportkosten. Het is dus van belang om scherp te letten op de transportkosten om competitief te zijn ten
opzichte van collega bedrijven. Maar aan de andere kant willen we dus ook kijken naar een vervoersmodaliteit die het milieu het minste schaadt. De uitdaging blijft dus vooral om schoner te gaan zonder dat dit kostenverhogend werkt. Zo komen we op de term Modal shift. Deze term staat voor het verschuiven van een deel van het vervoer over de weg naar met name het vervoer per spoor en per schip. Feit is dat transport per spoor en per schip minder milieubelastend zijn dan het vervoer per vrachtwagen. Het spreekt voor zich dat het grootste gedeelte van het transport per vrachtwagen moet blijven plaatsvinden, simpelweg omdat er geen andere mogelijkheden zijn. Bovendien zullen er altijd vrachtwagens moeten worden gebruikt voor het voor- en natransport naar en vanaf de havens en treinterminals. Maar er zijn mogelijkheden, met name bij het vervoer over langere afstanden om een gedeelte van het transport met andere modaliteiten te laten plaatsvinden. Een goed voorbeeld hiervan is de wijze waarop Agrimedia haar transport van Nederland naar Italië laat uitvoeren. Al jaren gebruikt men 45 fts containers die op de trein vanaf Rotterdam naar Noord Italië worden vervoerd. Dit is een snelle, betrouwbare en kostentechnisch interessante wijze van vervoer die bovendien veel minder milieubelastend is. Een ander voorbeeld van een succesvolle Modal shift is het voortransport van de containers vanaf de productielocatie in Coevorden naar Rotterdam. Nagenoeg alle containers vanaf deze locatie worden per binnenschip vanaf Meppel naar Rotterdam gevaren of gaan per trein vanaf Coevorden naar Rotterdam. Groot voordeel is in de eerste plaats het transporttarief, wat lager is dan transport per vrachtwagen. Een nadeel is echter de transittijd. Men moet er reke-
ning mee houden dat het langer duurt voordat een container heen en weer is tussen Rotterdam en Coevorden, maar hier weet men op de planning en expeditie in Coevorden goed mee om te gaan. Het reduceren van het aantal wegkilometers is dus een belangrijk doel, vooral over langere afstanden. Het wegvervoer kampt met grote problemen op het gebied van regelgeving (digitale tachograaf en 48 urige werkweek) en de alsmaar toenemende congestie. Het blijft dus belangrijk om te onderzoeken waar de mogelijkheden van een Modal shift liggen. Drie jaar geleden hebben we daarom samen met de vervoerder Leemans een project opgestart voor het transport van turven en fracties vanaf de locaties in Zweden naar Nederland. Het gaat hierbij om volumineuze goederen, dus het is belangrijk om vervoersmodaliteiten te gebruiken met een zo groot mogelijk volume maar dan wel voor het transport van losgestorte producten. Leemans heeft vervolgens een 45 fts open top container ontwikkelt. Open top containers bestonden al wel langer, maar niet in een High Cube en of een 45 fts uitvoering.
Ro(o)uting 5
Jaargang 2, nummer 2
Modal shift & Carbon Footprint We gebruiken deze containers nu voor het laden van onze producten in Zweden. Vervolgens worden de containers per vrachtwagen naar een terminal in Helsingborg of Naessjoe gebracht en in de toekomst nog dichterbij op de terminal in Almhult. Vervolgens gaan de containers per trein naar Herne in Duitsland en worden ze daarvandaan geleverd per vrachtwagen naar de locatie van bestemming. Door de afstand tussen Almhult en Herne per trein af te leggen wordt er een aanzienlijke besparing gerealiseerd met betrekking tot de uitstoot van broeikasgassen. Op jaarbasis worden er ongeveer 700 complete vrachten vervoerd tussen Zweden en Nederland en als we al deze transporten multimodaal zouden uitvoeren, dan zou dit alleen al 3x zoveel CO2 reductie opleveren als de opbrengst van het overzetten van het wereldwijde Jiffy wagenpark naar Hybride voertuigen. We zijn in ieder geval op de goede weg, want in 2010 zijn er reeds 150 transporten intermodaal uitgevoerd. Ook gaan we verder met het optimaliseren van het equipement. De verwachting is dat er eind dit jaar containers zullen worden gebouwd met een volume van 100 m3 en uitgerust met een Walking-Floor systeem. Als deze containers zullen worden gebouwd zal er ook een container worden uitgevoerd in de Jiffy huisstijl, dus in de uitvoering zoals er inmiddels al 10 vrachtwagens in Nederland rondrijden.
Enige tijd geleden hebben we ook gesproken met een railvervoerder in Estland omdat we graag gebruik zouden willen maken van het spoor voor het transport vanuit de Baltische Staten naar de diverse Europese bestemmingen. Dit zou naast de wens voor schoner vervoer ook een oplossing kunnen zijn voor het probleem van de beschikbaarheid van transport capaciteit naar een aantal Europese bestemmingen. Dit zal echter een langdurig traject worden omdat men nog altijd last heeft van het verschil in spoorbreedte tussen de Baltische Staten en de rest van Europa. Toch zien we daar mogelijkheden in de toekomst en dan met name voor de regio Oostenrijk, Kroatië en Italië.
met zich mee en tijdens de afgelopen crisis jaren was er een hevige concurrentie tussen de diverse vervoersmodaliteiten. Gevolg hiervan was dat veel lading vanaf het spoor en het water weer terug ging naar het wegvervoer. Het resultaat is dat veel van deze nieuwe "spelers" weer van de markt zijn verdwenen of inmiddels zijn overgenomen door de grote partijen die veel minder klantgericht te werk gaan. Een ander gevolg van de crisis is dat er veel onrendabele diensten zijn geschrapt. Een voorbeeld is de Italiaanse situatie, in de zuidelijke regio's zijn er veel stations gesloten voor "single wagon loads". Dit past dus absoluut niet in het streven om meer lading via het spoor te gaan vervoeren.
Duidelijk is dat er een sterke focus ligt op de mogelijkheden om meer lading per spoor te gaan vervoeren de komende jaren. Wrang is het gegeven dat er al jaren achtereen minder gebruik wordt gemaakt van onze eigen unieke railaansluiting in Coevorden.
Om hier als verlader iets aan te kunnen doen is Jiffy Products International BV sinds kort lid geworden van de "raad van spoorverladers" van de verladersorganisatie EVO. Deze raad bestaande uit een aantal verladers waaronder bijvoorbeeld Akzo Nobel, Tata Steel (v.h. Hoogovens/Corus), DSM en Pon en behartigt de belangen van bedrijven die gebruik maken van het spoor richting de spoorvervoerders en de politiek. Verder is de voorzitter van deze raad ook voorzitter van de Europese verladers organisatie dus via deze weg lobbyt men tot in Brussel.
Zoals bekend zijn vrijwel alle nationale spoorwegen inmiddels geprivatiseerd en is er een vrije markt ontstaan waardoor men de verwachting had dat het service niveau en het prijsniveau gunstig zouden worden beïnvloed. Er zijn veel kleinere aanbieders bijgekomen met innovatieve ideeën en concepten. Helaas brengt het opstarten van een spoorweg vervoersbedrijf grote investeringen
Dus vooralsnog zijn er veel drempels als het gaat om het overzetten van ladingstromen op het spoor, maar we doen er zoveel mogelijk aan om dit in de toekomst te realiseren. Jiffy, volop in beweging over de weg, via het water en over het spoor. Peter van Dieën