1
Preekschetsen behorend bij het gemeenteproject rond het boek Grond onder je voeten, door Wim Markus, opgesteld door de auteur. Mogelijke opzet van een gemeenteproject Doel: gemeentebreed met jong en ouder een seizoen lang nadenken over een aantal belangrijke geloofsvragen (in apologetisch perspectief).
Werkvormen:
Acht kringavonden over de inhoud van het boek: Avond 1: Twijfel gaat diep (hoofdstuk 1 en 2) Avond 2: Wat is waarheid? (hoofdstuk 3) Avond 3: Een plaats voor de hemel? (hoofdstuk 4) Avond 4: Waarom Jezus? (hoofdstuk 5 en 6) Avond 5: De kracht van ons gebed (hoofdstuk 7) Avond 6: Hoe almachtig is God? (hoofdstuk 8) Avond 7: Gods woord en jouw antwoord (hoofdstuk 9) Avond 8: Goed genoeg? (hoofdstuk 10)
Vijf themadiensten ter ondersteuning van de kringavonden Eerste themadienst: Onze twijfel en Gods trouw Tweede themadienst: Jezus leeft en wij met Hem Derde themadienst: Waarom Jezus? Vierde themadienst: Ons gebed en het lijden van deze tijd Vijfde themadienst: Goed genoeg?!
blz. 2 blz. 5 blz. 9 blz.12
Opmerking Het is aan te bevelen om van elke themadienst een samenvatting te maken voor de gemeente en die voor of na de dienst uit te reiken. Eventueel met enkele vragen voor nabespreking thuis. Voor de samenvatting kunt u gebruik maken van gedeelten uit de preekschets. Ideeën voor verwerking thuis kunt u ontlenen aan het werkboek, dat u vindt op de laatste bladzijden van Grond onder je voeten.
Een programma voor twee of meer avonden van een jeugdvereniging
Materialen: Het boek Grond onder je voeten Acht programma’s voor de invulling van de
kringavonden. Deze zijn achterin het boek te vinden. Preekschetsen voor vijf themadiensten. Deze vindt u op de volgende bladzijden. De voorgestelde liederen komen uit het Liedboek, de bundel Op Toonhoogte (uitg. HGJB/Boekencentrum) en de bundel Opwekkingsliederen Een breed uitgewerkt JV-programma waar minstens twee JV avonden mee gevuld kunnen worden. Dit programma is verkrijgbaar bij de HGJB via de webshop (www.hgjb.nl/webshop) of telefonisch (010-2285402).
2
Preekschets themadienst 1 ‘Onze twijfel en Gods trouw’
Toelichting thema
Vandaag de dag zullen er niet veel christenen zijn die zonder twijfel door het leven heenkomen. Misschien zijn die er trouwens nooit geweest. Maar de twijfel en aanvechting zijn in onze tijd wel heftiger. Christenen in het westen zijn steeds vaker een eenling. Door de felle kritiek op religie in het algemeen en het christelijk geloof in het bijzonder wordt veel twijfel gevoed. Reden genoeg om daaraan ook stem te geven in de prediking en met de gemeente te zoeken naar antwoorden, die ons weer grond onder de voeten kunnen geven.
Relevante gedeelten uit het boek Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 4, p.31 Hoofdstuk 8, p.55,56
Bijbelgedeelten
Johannes 20:24-31 Mattheüs 28:16-20 Romeinen 8: 26-30
Heidelbergse Catechismus
Eventueel kunt u in deze dienst vraag en antwoord 1 van de Catechismus lezen. In het laatste punt van de preek wordt daar even naar verwezen.
Aanwijzingen voor de preek o Aandacht voor de kinderen
Het besef dat ook (jonge) kinderen al met grote levensvragen zitten, wordt gelukkig door steeds meer mensen gedeeld. Dat geldt beslist ook voor de vele vragen rond het Godsbestaan. Vandaag de dag kan Evelien van zeven thuiskomen met de vraag: ‘Mam, hoe weet je eigenlijk dat God bestaat?’ Of: ‘Mam, God en Allah zijn eigenlijk hetzelfde hè?’ Of: ‘Waarom zijn de vader en moeder van Joost gescheiden? Heeft God dat niet kunnen tegenhouden? Joost is nu heel verdrietig…’ Enz. Probeer in de preek daarom ook voorbeelden te geven uit de leefwereld van kinderen!
o Aandacht voor de tieners Dat ook tieners hevig kunnen twijfelen over de vraag of God bestaat zal iedereen wel herkennen. In deze dienst mogen we hen helpen, ook door uit te leggen dat hun vragen en hun twijfels niet vreemd zijn. Als daar ruimte voor is zou u hen kunnen uitnodigen om bijvoorbeeld tijdens een catechese uur (of via email, facebook of twitter) over deze dingen verder te ‘praten’.
o
Preekschets
1. Inleiding In zijn boek Teleurgesteld in God schrijft Philip Yancey: ‘Een buurvrouw heeft ongeneeslijke kanker en ik bid trouw voor haar. Maar zelfs onder het bidden vraag ik me af of God te vertrouwen is. Als zoveel kleine gebeden onbeantwoord blijven, hoe zit het dan met de grote? De dagelijkse worsteling van het leven lijkt zo ver af te staan van de jubelende kreten, die ik soms in de kerk hoor over overwinning van Gods liefde en persoonlijke zorg. Zelfs de Bijbel brengt me in de war: er staan minstens net zoveel tragedies als triomfen in. Wat kunnen we eigenlijk van God verwachten?’(p.18). Twijfel aan Gods betrouwbaarheid. Een ander twijfelt aan God zelf. Misschien ook vanwege alle leed in de wereld. Of, meer intellectueel, omdat we ook zonder God (bijna) alles kunnen verklaren. Weer een ander twijfelt niet aan Gods trouw, en al helemaal niet aan Zijn bestaan, maar vraagt zich af: ben ik wel goed genoeg om mij een kind van God te noemen? Je zou niet de eerste christen zijn bij wie alle drie soorten twijfel af en toe (of vaker) plagen.
3
Een geloof zonder twijfels is als een menselijk lichaam waarin geen antilichamen zitten. Mensen die zorgeloos door het leven gaan, die te druk of te onverschillig zijn om moeilijke vragen te stellen over waarom ze geloven zoals ze geloven, zullen ontdekken dat ze met lege handen staan bij een tragische ervaring en met de mond vol tanden bij de prikkelende vragen van een slimme scepticus. Het geloof van een mens kan bijna van de ene op de andere dag instorten als hij of zij jaar in jaar uit weigert om met geduld naar zijn of haar twijfels te luisteren, twijfels die alleen na langdurige reflectie terzijde kunnen worden geschoven. Aldus Tim Keller in zijn boek In alle redelijkheid. Reden genoeg om een seizoen lang na te denken over apologetische vragen. De vierde themadienst zal gaan over de moeilijke vragen van God en het lijden. In de laatste themadienst komt de vraag of ik wel goed genoeg ben aan de orde. In deze eerste dienst gaat het vooral over de vraag hoe we weer grond onder de voeten kunnen krijgen bij twijfel aan Gods bestaan en Zijn goedheid. 2. Ontkennen is gevaarlijk De gevaarlijkste zieken zijn de patiënten die niet willen toegeven dat ze ziek zijn en daarom elke dokter weigeren. Daar bestaan geen medicijnen voor. De gevolgen kunnen dodelijk zijn. De gevaarlijkste gelovigen zijn de mensen die zeggen nooit te twijfelen, maar intussen hun twijfels ontkennen of verdringen. Ook daarvan kunnen de gevolgen dodelijk zijn. Waar vuur is daar is rook. Waar geloof is daar is twijfel, in welke vorm ook. Niet als een continue onderlaag in je leven, maar wel als een aanvechting die je telkens weer kan bespringen en ook bespringt. Te beklagen de christen die dan geen enkel wapen heeft, omdat hij zijn ‘ziekte’ altijd heeft ontkend. Ontkennen is ook niet nodig. De Here God kan er goed tegen en Jezus jaagt twijfelaars niet weg. Denk maar aan Thomas in Johannes 20. Hij mag zelfs dichterbij komen om zich te overtuigen dat Jezus het werkelijk is. In Mattheus 28 is het ook duidelijk ‘sommigen twijfelden’. Er staat niet bij waar aan of aan wie. Het hoeft ook niet voor alle twijfelaars toen hetzelfde geweest te zijn. Is Hij het echt? Vergissen we ons niet? Ben ik het nog wel waard een volgeling van Hem te zijn? Wil Hij mij nog wel gebruiken? Enz. Nu komt Jezus dichterbij en troost allen met de woorden over Zijn macht en de bevestiging van hun roeping. Met daarbij de belofte van Zijn voortdurende nabijheid. Het is gelukkig waar: de Here kent ons door en door, Hij weet al onze twijfels en aarzelingen, en houdt toch van ons. 3. Argumenten kunnen helpen De uiteindelijke overwinning van alle twijfel komt van de Here God zelf. Op zo’n moment dat de liefde van God jouw leven vult, weet je alles zeker. Maar dat sluit niet uit dat ook het denken over deze dingen helpen kan. Want er komen ook weer dagen daarna. De hulp van goede argumenten en heldere redeneringen wordt wel eens vergeten. Dat is jammer. Want we zijn denkende mensen. Je zou het kunnen vergelijken met een jongere, die veel van haar vader houdt. Op de momenten dat zij zich kan koesteren in zijn zorg en liefde, weet ze genoeg. Maar op straat komt ze aldoor mensen tegen die haar vader belasteren. En in de krant wordt hij weggeschreven. Zelfs op het journaal wordt hem oneerlijkheid en fout gedrag verweten. Natuurlijk kan zij zich dan de vele goede momenten van thuis te binnen brengen. Dat probeert zij ook. Maar na drie weken en twintig kranten valt het niet meer mee om de goedheid van vader vol te houden. Ook al wil ze niets liever. Want ze houdt van hem. Hij is tenslotte echt een vader voor haar. Wat kan zo’n meisje dan geholpen worden door heldere argumenten, die de goedheid en betrouwbaarheid van haar vader vaststellen en de krantenverhalen als leugen ontmaskeren! Die argumenten vervangen de liefde van haar vader niet. Maar ze helpen wel om die liefde ook op straat te blijven geloven. Zo is ook de hulp van argumenten en heldere redeneringen te zien om te (blijven) geloven dat God er is en dat Hij betrouwbaar is. 4. Mogelijke argumenten Je kunt aan verschillende argumenten denken: Bij het eerste argument hoort een orchidee. Wie er goed naar kijkt moet wel onder de indruk raken van de schoonheid en geweldige knappe vormgeving en complexiteit van zo’n bloem. Dan kun je toch niet volhouden dat zoiets moois helemaal toevallig zou zijn ontstaan? Daar moet toch wel een goddelijke intelligentie de hand in gehad hebben? Het tweede argument heeft met een geboortekaartje te maken. De geboorte van een klein kwetsbaar mens doet iets met je. Ook niet gelovigen schrijven heel vaak op het kaartje over een wonder. En dat is het. Maar wie regelt zo’n wonder? Wie heeft er zo ongelooflijk veel informatie in een zaadcel en eicel gelegd? Wie heeft trouwens bedacht om zo’n nieuw leven te laten groeien uit mannelijk en vrouwelijk samen? Wie anders zou zoiets kunnen bedenken dan God?
4
Voor het derde argument kun je een trouwkaart kiezen om te laten zien dat voor al onze diepe verlangens in deze wereld ook een mogelijkheid van vervulling aanwezig is. Zo zit onze werkelijkheid in elkaar. Er is in ons een diep verlangen naar liefde, trouw en intimiteit. Daar beantwoordt het huwelijk aan. Er is in ons verlangen naar eten en drinken, daarom bestaat er water en voedsel. Maar er is wereldwijd ook een onbegrijpelijk verlangen en zoeken naar het geestelijke en goddelijke. Er is geen volk zonder godsdienst. En daar zou dan ineens helemaal niets aan beantwoorden? Daarmee zou dat wereldwijde verlangen onbegrijpelijk zijn. Dan is het veel ‘logischer’ om te zeggen dat aan dat verlangen ook een werkelijkheid beantwoordt, namelijk God. Bij het vierde argument kun je denken aan de weegschaal van de rechter. We vinden dingen goed en we vinden andere dingen echt fout. We vinden het verkeerd dat kinderen seksueel misbruikt worden. We vinden het verkeerd dat iemand sterft door zinloos geweld. Maar waarom vinden we het verkeerd? Omdat we een diep moreel besef hebben van de unieke waarde van ieder mens. Voor de oorsprong van dat besef zijn allerlei verklaringen. Een heel sterke verklaring hiervan is, dat er een God is die dat besef in ons gelegd heeft omdat Hij ons Zelf ook uiterst waardevol vindt. Het vijfde argument is het belangrijkste: de betrouwbaarheid van Christus’ opstanding aan de overzijde van het graf. Dat wil zeggen: in de goddelijke werkelijkheid van Zijn Vader. Als deze opstanding werkelijk waar is, dan is daarmee niet alleen het bestaan van God onderstreept, maar weten we ook hoe God is. Hiermee is het zoeken naar grond onder je voeten bij alle twijfel verschoven naar Pasen: is Hij werkelijk opgestaan? Over die vraag gaat de volgende dienst in deze serie. 5. Alles doen meewerken ten goede… Nog één ‘ding’: als Christus werkelijk is opgestaan dan kun je ook vertrouwen dat de claim van Paulus in Romeinen 8:28 waar is: God doet alle dingen meewerken ten goede voor allen die Hem liefhebben. Ten goede laten meewerken is iets anders dan een goed gevoel geven of studiepunten regelen. Het is zelfs iets anders dan wonderlijke genezing, hoe vreugdevol dat ook is. Wat dit ‘ten goede’ wel is, legt Paulus uit in het volgende vers. Met mijn woorden: het goede is, dat wij steeds meer op Jezus gaan lijken om uiteindelijk te gaan delen in zijn heerlijkheid. Dus precies wat de Catechismus in antwoord 1 omschrijft met het ene woord heil. Het eeuwige heil dat nu al vorm krijgt, dat is het goede waaraan onze liefdevolle Vader in de hemel alles laat meewerken. De scheiding van je ouders evengoed als een heel ernstige ziekte. Als wij kind van God geworden zijn, dan neemt onze Vader het erge, dat ons overkwam, in Zijn hand. Hij wikt het. Hij weegt het. Hij kijkt naar ons. Hij kijkt naar onze relatie met Hem en legt daarna dat erge zo neer, dat het onze liefde tot Hem nog dieper, onze toewijding aan Hem nog intenser en ons heimwee naar de hemel nog sterker maakt. Dit betekent niet dat God al deze verbijsterende dingen nodig heeft om Zijn doel in ons leven te bereiken, of dat Hij de aanstichter zou zijn van kankergezwellen en mislukte huwelijken. Hij kan beslist ook zonder dat je je baan kwijt raakt, jou leren Hem meer lief te hebben. Maar als die teleurstelling je overkomt, is daarmee de Here God niet uitgeschakeld en Zijn plan ook niet. Integendeel. Hij buigt dat erge met Zijn liefdevolle handen om. Dan blijft het een teleurstelling. De pijn gaat niet weg. Maar God maakt het winstgevend voor Zijn grote toekomst met ons. Dat zie je niet op de dag dat je vriend overlijdt of je broer een ongeluk kreeg. Misschien zie je het over vijf jaar. Misschien zien we het nooit. Maar dan zal evengoed de belofte van Romeinen 8 waar blijven! Want ook die belofte is vast en zeker omdat ons Vaste Punt niet zal niet bezwijken: Jezus leeft in eeuwigheid, Zijn sjaloom wordt werkelijkheid!
Mogelijke liederen
Psalm 73:8,9,10 Psalm 100:1,2 Psalm 116:1,2,3 Psalm 146:1,3 Gezang 167:1,2,3,5 (na de Geloofsbelijdenis) Gezang 169:1,5,6 Opwekking 518
5
Preekschets tweede themadienst: ‘Jezus leeft en wij met Hem’
Toelichting thema
Wie in drijfzand terecht komt heeft een vast punt nodig om helemaal wegzakken te voorkomen. Twijfel kan werken als drijfzand. Het vaste punt dat Paulus als onze redding aanwijst is Christus’ opstanding (zie 1 Korinthe 15). Het zou vreemd zijn als die wonderlijke opstanding, waar plaats en tijd bij genoemd kunnen worden, geen sporen zou hebben nagelaten in onze geschiedenis. Die sporen onderstrepen de betrouwbaarheid van het Evangelie en van onze redding door Christus’ offer. Reden genoeg om naar zulke sporen te zoeken en deze de gemeente aan te reiken.
Relevante hoofdstukken uit het boek
Hoofdstuk 3 en 4
Bijbelgedeelten
Johannes 20:19-29 1 Korinthe 15:1-22
Heidelbergse Catechismus
Eventueel kunt u in deze dienst vraag en antwoord 45 van de Catechismus lezen. Met name in het laatste punt van de preek kunt u ernaar verwijzen.
Aanwijzingen voor de preek o Aandacht voor de kinderen
Jonge kinderen geloven (meestal) nog met hun ouders mee. Rond hun tiende (of eerder) komen de kritische vragen. Deze oudere kinderen kunnen wat hieronder voor de tieners wordt aangereikt ongetwijfeld volgen. Voor de jongere kinderen zou u eventueel het gedeelte uit Johannes 20 (ook) uit een goede kinderbijbel kunnen voorlezen.
o Aandacht voor de tieners Dat Jezus is opgestaan aan de ‘overzijde’ van het graf in de hogere werkelijkheid die we hemel noemen, kan voor tieners (en anderen!) de vraag oproepen waar de hemel is. In de preek kunt u daar op in gaan. Vooraf gaande aan de preek zou u als een intro een soort gelijkenis kunnen laten zien, die tieners kan helpen om te geloven dat er werkelijk zoiets als en hogere werkelijkheid (de hemel) kan bestaan – ook bij ons moderne wereldbeeld.
Neem een vlakke plaat mee: Platland met Platlanders als bewoners, die alleen maar besef hebben van wat in hun platte wereld gebeurt. Ze zijn zelf trouwens even plat als die wereld. Ze hebben geen weet van boven en beneden – dat bestaat niet eens, dachten ze altijd, totdat… Iemand van boven ineens landt op hun woonwereld (neem daarvoor een legopoppetje mee). Een wonder, zeggen ze tegen elkaar. En dat is het. Maar niet voor degene die uit die hogere wereld naar hen toekwam. De platlanders zien trouwens alleen de voetprint van het wezen dat hen bezocht. Ze filosoferen met elkaar over de betekenis, tot een stem uit de ruimte hen vertelt hoe het zit. Nog steeds ongelooflijk, maar wel waar. De stem is nog niet uitgesproken en de voetprint is ineens weer weg, in een flits…
Dit voorbeeld is een variatie op de gelijkenis van lat en kubus (p. 49), maar is wat eenvoudiger om te vertellen en te laten zien.
o Preekschets 1. Inleiding Of het zo gegaan is in de eerste week na Christus’ opstanding weten we niet. Maar het zou kunnen. De week dus waarin Thomas weigerde het getuigenis van zijn vrienden te geloven. Petrus: ‘Het is echt waar Thomas. Jezus leeft!’ Thomas: ‘Oké, maar waar is Hij dan nu? Zeg het maar. Logeert Hij soms bij jou?’
6
Petrus: ‘Eh, nee. Zo moet je het niet opvatten. Het is anders.’ Thomas: ‘Anders? Hoe anders? Naar Lazarus konden de mensen toch ook gaan kijken? Toen twijfelde niemand meer. Ik heb dat trouwens nog tegen willen houden. Het zou Zijn dood worden. En dat is ook gebeurd.’ Petrus: ‘Ja dat is waar. Maar Hij leeft weer. Alleen niet hier.’ Thomas: ‘Ja, zo weet ik er nog wel een paar. Waar leeft Hij dan?’ Petrus: ‘Hij leeft in de hemel…’ Thomas: ‘Daar leeft Abraham ook. En Izak. En Jakob. Maar over hen vertel je toch ook niet dat ze zijn opgestaan?’ Petrus: ‘Ik bedoel dat Hij meestal in de hemel is. En soms weer even bij ons. Meestal plotseling. En dan weer weg. Ook meestal plotseling’ Thomas: ‘Vreemde opstanding, als je het mij vraagt. Wie gelooft nou zo’n verhaal.’ Daar had Petrus geen antwoord op. Hij kon alleen maar zeggen: ‘Kom volgende week zondag weer naar de kerk. Misschien komt Hij dan ook.’ Dat deed Thomas gelukkig. Die mogelijkheid hebben wij niet meer. Veronderstel nu dat een paar niet gelovige, kritische jongeren hadden meegeluisterd. Ze zouden het helemaal met Thomas eens geweest zijn. Vreemde opstanding! Voor hen is terugkomen uit de dood al iets onmogelijks. Zulke wonderen gebeuren niet, is hun overtuiging. Maar een opstanding aan de ‘overkant van de dood’ in het eeuwigheidsleven van de hemel is voor hen dubbel onbestaanbaar. Want zoiets als de hemel is onbestaanbaar. Dat heeft ‘de wetenschap’ al lang aangetoond… Dat klinkt stevig. Stel je voor dat het waar is, dan is de dood van Jezus alleen maar het trieste einde geweest van een moedig, maar mislukt leven. Dan is trouwens ook onze eeuwige toekomst zoiets als een fata morgana. En nog veel meer blijkt dan een vergissing, schrijft Paulus in 1 Korinthe 15. Er hangt dus nogal iets vanaf! 2. Argumenten Het evangelie zelf is het duidelijkste getuigenis van Christus’ opstanding; ook toen al het meest ongelooflijke wonder! Heldere argumenten kunnen helpen om dit wonder toch als waarheid te aanvaarden. Paulus geeft het eerste voorbeeld: de 500 uit 1 Korinthe 15:6. Het merendeel is nog in leven, schrijft hij er uitdagend bij. Hij zegt dus eigenlijk: ‘Ga mar naar hun toe en vraag het hun zelf!’ Zoiets schrijf je niet als je niet overtuigd bent dat het waar is wat je schrijft. Het zou een open doel zijn voor tegenstanders als ze de prediking van Paulus wilde ontmaskeren als leugen. Alleen dat lukte ze niet omdat het geen leugen was. Als 500 getuigen een claim bevestigen, stel je jezelf buiten de werkelijkheid wanneer je dan toch nog vraagtekens zet (zie verder Grond onder je voeten, p. 39,40). Een ander sterk argument voor de betrouwbaarheid is het martelaarschap van de apostelen. Zij hebben hun leven overgehad voor hun getuigenis. Voor een leugen laat je je niet martelen. Stel dat Jezus niet werkelijk met een nieuw lichaam was opgestaan, dan wist Petrus dat. Dan had hij bijvoorbeeld zelf, samen met Jacobus en Johannes het lichaam van Jezus verstopt, om vervolgens aan de wereld te kunnen vertellen dat het graf leeg was. Maar dan wisten ze ook dat er voor hen zelf geen opstanding in het eeuwige leven kon zijn, want dat had Jezus nadrukkelijk aan zijn opstanding verbonden. Dan wisten ze ook dat er geen open deur naar de eeuwigheid was. Dat er geen altijddurende vergeving is. Geen vervulling van de profetieën. Dan wisten ze dat heel Jezus’ leven en getuigenis één grote vergissing was, of misschien wel bedrog. Als je dat allemaal zeker weet, dan ga je toch niet wereldwijd een leugen volhouden dat Jezus wel is opgestaan? Je laat je toch niet martelen en omgekeerd kruisigen voor iets waarvan je in elk geval zelf weet dat het bedrog is? Maar Petrus ging wel. En Jacobus ook. En Johannes ook. En Paulus ook. Waarom? Uiteindelijk alleen hierom: zij wisten dat Jezus leeft. Dat wisten ze zeker. Zo zeker dat zij hun leven er voor over hadden. Misschien denkt iemand: akkoord, maar moslim zelfmoordterroristen geven ook hun leven voor wat ze als waarheid beschouwen. Dat is duidelijk, maar dat is hier de kwestie niet. De kwestie is of je het kunt volhouden dat twaalf mensen hun leven over hebben voor een ‘waarheid’, waarvan juist zíj zeker weten dat het een leugen is. Dat is niet vol te houden. Moslims menen dat het waarheid is waarvoor zij hun leven geven. Als de apostelen wisten dat Jezus niet is opgestaan, en dan voor de leugen dat Hij wel zou zijn opgestaan, hun leven gaven, dat is niet vol te houden. Daarom is hun marteldood een sterk getuigenis voor de waarheid van Christus’ opstanding.
7
In het boek kunt u nog meer argumenten vinden, zie met name p.42,43. Afhankelijk van uw gemeente kunt u hieruit een keuze maken. Wanneer u een samenvatting van de preek meegeeft kunt u ook op die samenvatting enkele extra argumenten noemen en daar in de preek naar verwijzen. Met name voor kritisch denkende jongeren kan het van groot belang zijn om iets te zeggen over de mogelijkheid van de hemel waarbinnen Christus is opgestaan. Vooral ook omdat zij vaak te maken hebben met allerlei theorieën die suggereren (of gewoon duidelijk stellen) dat er ‘wetenschappelijk’ gezien geen mogelijkheid voor het geloof in de hemel is. Dus ook niet voor een opstanding aan de overzijde van het graf. Die ‘overzijde’ bestaat immers niet… Het is goed om in dit verband eerst nog eens het unieke van Christus’ opstanding te onderstrepen. De opstanding van Jezus Christus was geheel anders dan die van bijvoorbeeld zijn vriend Lazarus, de broer van Maria en Martha. Bij Lazarus werd de klok als het ware teruggedraaid. Lazarus kwam weer terug in dit leven. Jezus is opgestaan in het eeuwige leven, met een lichaam dat ‘hemeleigenschappen’ gekregen heeft. Hij kon Zijn opgesteven lijkwade verlaten zonder die te beschadigen (vergelijk Joh.20:6,7). Hij kon plotseling in het midden van Zijn leerlingen komen, zonder de gesloten deur te openen. Even plotseling kon Hij weer verdwijnen. Van deze wonderlijke opstanding waren de discipelen de kroongetuigen. Om het wonderlijke van deze belangrijkste gebeurtenis in de wereldgeschiedenis enigszins te verhelderen kunt u verwijzen naar de ‘intro’ voor de tieners. Een moderne gelijkenis die u als volgt zou kunnen toepassen (zie Grond onder je voeten p.48-53): De discipelen kun je beschouwen als ‘platlanders’ in een tweedimensionale wereld met zeer beperkte mogelijkheden. Christus heeft bij Zijn opstanding deel gekregen aan de meerdimensionale, goddelijke ruimte-eigenschappen die wij samenvattend ‘hemel’ noemen. Vanuit die wijde, meerdimensionale ruimte die de hemel is, kan Hij ineens bij Zijn discipelen zijn en ook ineens weer weg zijn. Dat is voor ons volstrekt onbegrijpelijk. Maar we kunnen er ons nu iets bij voorstellen als we denken hoe verrast platlanders waren door het plotselinge bezoek van iemand uit een hogere wereld. Ze zien hem niet komen en niet gaan, want daar zijn hun kijk-mogelijkheden te beperkt voor, want ook die zijn ‘plat’. En toch komt en gaat dat wonderlijke hogere wezen. Evenzo kan Christus komen en gaan zonder dat de discipelen het ‘meemaken’. Zij kunnen alleen vaststellen dat Hij plotseling in hun midden is en even plotseling niet meer in hun midden is. Waar de goddelijke ruimte onze ruimte ‘raakt’ gebeuren zulke wonderlijke dingen. Dat wil zeggen: wonderlijk voor ons. Maar gezien de bijzondere eigenschappen van de Here God en van Zijn hemel-ruimte, voor Hem heel gewoon. Wat voor ons volstrekt onmogelijk is, is op Zijn niveau aan de orde van de ‘dag’. Het gebeuren op Hemelvaartsdag lijkt veel op de andere ontmoetingen in de veertig dagen na Christus’ opstanding. Maar er is wel een klein verschil. Uit de beschrijving in Handelingen 1 krijg je de indruk dat het moment van weggaan nu als het ware enkele seconden wordt uitgerekt. In die paar seconden zien de discipelen hun Koning een kleine verticale beweging maken. Daarna zien ze een lichtschijnsel om de Here heen, de lichte wolk uit vers 9, en daarna zien ze niets meer. Vooral die lichte wolk is belangrijk, want die is het duidelijke teken van Gods heerlijkheid waarin Christus nu blijvend binnengaat. Zijn tastbare aanwezigheid is voortaan een verborgen aanwezigheid. Hoewel ook weer niet absoluut verborgen. Want ook na Zijn hemelvaart is Christus meerdere malen verschenen. Er staat nergens in de Bijbel dat na Hemelvaartsdag de hemel hermetisch gesloten blijft. De eerste uitzondering is de apostel Paulus in Handelingen 9. Johannes op Patmos is een volgende uitzondering. En de vele getuigenissen van moslims, die door een ontmoeting met Jezus tot geloof kwamen, bevestigen het. Maar het blijven uitzonderingen. Totdat die lichtende wolk er weer is en Hij terugkomt. 3. Hij leeft en wij met Hem! In Amersfoort is het vaste kadastraal middelpunt van Nederland. De ligging van alle andere steden en dorpen is vastgelegd ten opzichte van dat ijkpunt. De opstanding van Jezus Christus op de derde dag na Zijn dood in het jaar 33, kun je beschouwen als het ijkpunt van de wereldgeschiedenis. Omdat de goddelijke gebeurtenis van die dag uiterst betrouwbaar en waar is en ook ‘kosmologisch’ voorstelbaar ga je volkomen veilig als je al het andere in deze wereld ‘afmeet’ ten opzichte van die dag. Er is ware waarheid. Ieder die haar zoekt bij Jezus Christus zal het in Hem vinden. Want de Heer is waarlijk opgestaan. Er is vastheid, zekerheid en rust in Hem. Hoe ver de zegen van dit vaste, stralende middelpunt voor ons leven reikt, is nauwelijks te overzien. Nu het vast en zeker is dat Christus is opgestaan in het eeuwige onvergankelijke leven en zo bewezen heeft werkelijk God te zijn, hoeven we geen ogenblik meer te twijfelen dat alles wat Hij
8
gezegd en gedaan heeft, voor ons niet alleen volkomen betrouwbaar, maar ook beslissend en richtinggevend is. Zoals: Dat de God en Vader van onze Here Jezus Christus er is en ook onze Vader is, die ons persoonlijk kent en liefheeft. Dat Hij voor ons werkelijk dé Weg (op alle kruispunten van ons bestaan), dé Waarheid (over God en alle dingen van ons leven) en hét Leven (want gegarandeerd tot in eeuwigheid) is. Elke andere kennisbron is daarom altijd minder. Dat door Zijn eeuwige offer al onze zonden tot in eeuwigheid verzoend zijn. Dat wij door Zijn volkomen heilige leven zelf ook volkomen heiligen zijn in Gods ogen. Dat de hemel er is als Zijn heerlijke woonplaats, die ook de onze zal zijn totdat Hij komt. Dat ook Zijn belofte van een nieuwe hemel en aarde waarop gerechtigheid wonen zal, even betrouwbaar is als Hijzelf. En nog oneindig veel meer. (Zie de langere lijst op p.55). Wie het wil samenvatten kan zeggen: Jezus leeft en wij met Hem!
Mogelijke liederen
Psalm 21:4,5,13 (berijming 1773) Psalm 43:3,4,5 Psalm 72:6,7 Psalm 98:1,2,3,4 Psalm 145:2,3,4 Gezang 217 Gezang 218 Opwekking 71 Opwekking 124
9
Preekschets derde themadienst: ‘Waarom Jezus?’
Toelichting thema
In januari 2012 dreigde het noorden van Nederland onder water dreigde te lopen. Een westerstorm stuwde het water van de Waddenzee hoog tegen de dijken op. Langdurige regen liet het water in de polders gevaarlijk stijgen, zonder dat het kon worden weggemalen. Het water van ‘buiten’ kwam gelukkig niet naar binnen. Maar het water van ‘binnen’ kon vanwege diezelfde dijken ook niet naar ‘buiten’. Daar moet dus een oplossing voor gezocht worden. Wil zo’n oplossing ‘geloofd’ worden dan moet natuurlijk duidelijk zijn dat het past bij het dubbele waterprobleem: het water van ‘buiten’ en het water van ‘binnen’. Maar daar gaat deze themadienst niet over. In deze dienst denken we na over een ander ‘dubbelprobleem’ en Gods verlossingsplan daarvoor. Ons ‘dubbelprobleem’ is kort gezegd: mijn onbetaalbare schuld bij God (het gevaarlijk hoge ‘binnenwater’) en de dreiging van Zijn eeuwige straf (het gevaarlijk hoge ‘buitenwater’). Jezus Christus zou niet dè oplossing zijn voor dit ‘dubbelprobleem’ als die oplossing daar ook niet helemaal bij paste. Een spannende vraag is dan, of je van dat ‘passende’ nu ook iets kan laten zien. Kun je - al is het maar een beetje – laten zien dat de manier van verlossen door Jezus Christus precies past bij wie wij zijn en bij wat wij nodig hebben, en precies past bij wie God is? Kun je misschien zelfs – ook weer: al is het maar een beetje – laten zien dat de verlossing door Jezus Christus beter past dan wat andere religies te bieden hebben? Als dat lukt hebben we een tweede antwoord gevonden op de vraag ‘Waarom Jezus?’. Het eerste antwoord was: omdat Hij is opgestaan (de vorige themadienst). Het tweede antwoord is een redenering die is afgelezen uit de Heidelbergse Catechismus, vraag en antwoord 13-18 . Voor alle duidelijkheid: met ‘redenering’ wordt niet bedoeld dat wij zelf Gods verlossingsplan wel hadden kunnen bedenken. Dat kan geen mens. Maar nu het ons in het evangelie verteld is, mogen we wel proberen het ‘passende’ er van in te zien. Dat kan helpen bij het geloven.
Relevante hoofdstukken uit het boek
Hoofdstuk 6
Bijbelgedeelten
Johannes 1:1-18 Romeinen 5:12-21 1 Korinthe 1:30,31
Heidelbergse Catechismus
Zondag 5 en 6
Aanwijzingen voor de preek o Aandacht voor de kinderen
Jonge kinderen zullen niet zoveel hebben met een nogal ‘redenerende’ preek. Misschien kunt u iets met onderstaand verhaaltje, dat overgenomen is uit Hans Eschbach, Geloven gaat verder, p.16. ‘Tegenover ons huis is een grote vijver. Op een koude avond loop ik naar huis. Er staat een man aan de kant van de vijver steentjes te gooien naar een stel eenden, die in het midden van de vijver staan te slapen. Ik vind het een vreemde zaak en loop naar de man toe. Hij kijkt me aan en zegt: “Meneer, kijk die eenden daar nou eens: het heeft gevroren, er ligt ijs. Maar het heeft ook gedooid, dus er ligt water op het ijs. Nu staan die stomme beesten te slapen met hun poten in het water op het ijs. Het vriest en als ze daar niet snel verdwijnen vriezen ze met hun pootjes in het ijs.” Opnieuw pakt hij een steentje en gooit. Hij kijkt me aan in de verwachting dat ik met hem mee doe. “Eigenlijk zou je nu even een eend moeten worden met de eenden. Dan zou ik naar ze toe vliegen en ze luid kwakend duidelijk maken dat ze hier weg moeten wezen. Maar ja, ik ben geen eend en dus verstaan ze mij niet.” Hij gooit de volgende steen en bij mij valt er een kwartje! Want is dat nu niet precies waarom God in Jezus mens werd? Hij zag ons mensen vastlopen, wegzakken in het moeras van onze eigen ellende en zonde. God besloot om niet op en veilige hoogte steentjes uit de hemel te gooien maar mens te worden met de mensen. In menselijke gestalte en in menselijke taal laat Hij ons zien, hoe we uit ons moeras gered kunnen worden en een nieuw leven kunnen ontvangen. “Kwak” roep ik en gooi ook een steen…’
10
o Aandacht voor de tieners Tieners zou u kunnen uitdagen door hen per e-mail (of via club, catechisatie, weekblad of kerkblad) te vragen om hun antwoord te geven op de vraag ‘Waarom Jezus’. Eventueel kunt u hen verwijzen naar www.waaromjezusvoorjou.nl Afhankelijk van de gegeven antwoorden kunt u die op verschillende plaatsen in de preek verwerken. En andere mogelijkheid is om de tieners te vragen naar het filmpje ‘Ik red me wel’ te kijken op http://www.eo.nl/algemeen/neo/denkstof/item/ik-red-me-wel/ met daarbij te opdracht of ze, luisterend naar de preek, willen nagaan welke punten uit de preek ze ook al in het filmpje gezien hadden.
o
Preekschets
1. Denken mag Veel ouderen zijn tegenwoordig eenling christen op hun werk. En veel jongeren zijn eenling gelovige op hun school. Dat is niet altijd eenvoudig. Maar het kan wel altijd een gelegenheid zijn om iets van het evangelie door te geven. Zo’n twintig jaar geleden vonden veel mensen het leuk om met vervelende kritische vragen christenen onderuit te halen. Dat begint over te gaan. Hoe meer wij als christenen uitzonderingen worden, hoe meer mensen nieuwsgierig worden naar wie we nu eigenlijk zijn en wat we nu eigenlijk geloven. Allemaal gouden evangelisatie kansen. Maar het is dan wel verdrietig als we ons niet goed voorbereid hebben om op goede vragen ook goede antwoorden te kunnen geven. Het lijkt wel of sommige christenen bij het geven van antwoorden niet verder (willen) komen dan: ‘Dat voel ik nu eenmaal zo’. Maar christelijk geloven is meer dan een (goed) gevoel ergens over hebben. We mogen ons volle verstand gebruiken, want er zijn veel goede argumenten waarom wij in de Here Jezus geloven als onze Heer en Verlosser. Over een paar van die argumenten gaat deze themadienst. Een heel korte samenvatting van het evangelie is: Jezus alleen. Maar waarom eigenlijk? Is daar iets meer op te zeggen dan alleen: ‘daarom’? Het eerste antwoord was: omdat Hij is opgestaan. Daarover ging het in de vorige themadienst. Het tweede antwoord is een redenering die de Catechismus ons aanreikt in de vragen en antwoorden 1318. Met ‘redenering’ wordt niet bedoeld dat we zelf Gods verlossingsplan wel hadden kunnen bedenken. Dat kan geen mens. Maar nu het ons in het evangelie verteld is, mogen we wel proberen het ‘passende’ er van in te zien. 2. Waarom Jezus? Waarom eigenlijk Jezus? En waarom alleen Hij? Er zijn toch veel meer verlossingswegen? Die vraag kun je overal tegen komen. En soms ook in je eigen hart. Daar kan het heel wat twijfel oproepen. We kunnen niet bewijzen dat Jezus dé Weg is. Maar er zijn wel antwoorden te vinden, die ons geloof in de Here Jezus als de enige weg om behouden te worden, ondersteunen. Zulke antwoorden zou je argumenten voor het christelijk geloof kunnen noemen. De argumenten in deze preek zijn voor een deel afgelezen uit de vragen en antwoorden 13-18 van de Catechismus. Ze kunnen helpen bij een geloofsgesprek. En misschien ook om eigen twijfel te overwinnen. Op p. 73 en 74 van het boek vindt deze redenering weergegeven in elf stappen. Een wat meer verhalende samenvatting volgt hieronder. Onze tekorten, ellende, zonde en schuld vormen het eerste argument. Geen weldenkend mens zal de aanwezigheid daarvan ontkennen. Met als gevolg dat velen naar verlossing zoeken. Zelfverlossing is daarbij de meest gekozen route. Maar al onze ‘afbetalingsplannen’ zijn tot mislukken gedoemd. En ze zijn beslist niet 'redelijker' dan het evangelie van Jezus Christus. Denk bijvoorbeeld aan de vele oosterse godsdiensten met als hoofdweg: reïncarnatie. Dat lijkt mooi. Maar daarbij moet je al goed zijn om beter te kunnen worden. Een echte oplossing voor zondegedrag geeft dat niet. Want in een volgend leven krijg je dubbel uitbetaald wat je nu verkeerd deed, zodat alle voorwaarden aanwezig zijn om het er dan nog slechter af te brengen. Enz. Ook de verlossingsweg van de Islam geeft weinig hoop voor geboren zondaren. Want Allah is alleen genadig voor hen die met hun goede werken zijn genade verdienen. Dat is dus bepaald geen blijde boodschap voor verloren zondaren. Maar het is wel een aanwijzing dat we iets anders moeten zoeken. Als zelfverlossing onmogelijk is, kan iemand anders dan soms helpen? Na het voorgaande een voor de handliggende vraag. En een heel mooie vraag, die je bijvoorbeeld ook binnen een bepaalde stroming van het Hindoeïsme tegenkomt. Dat is geweldig boeiend. Want het is een vraag naar echte genade. Blijkbaar heeft God ook daar iets van Zijn licht laten schijnen, zodat het besef kon groeien: We hebben een 'verlosser' nodig! Iemand die bemiddelen kan en wil, anders wordt het nooit
11
wat. Opnieuw een verwijzing naar Gods plan, dat wij al kennen uit het evangelie! Zo'n bemiddelaarverlosser moet uiteraard het vertrouwen van en vrije toegang tot God en de mensen hebben, anders kan Hij niet bemiddelen. Om als middelaar werkelijk te kunnen verlossen moet hij helemaal in onze plaats kunnen staan en tegelijk helemaal in staat zijn om een goddelijk-zware, eeuwige straf te dragen. Wie daar over nadenkt kan er haast niet omheen om te beseffen dat zo'n middelaar-verlosser dus wel heel bijzondere eigenschappen moet hebben. Om bij de mensen te komen en hun straf te dragen moet Hij helemaal mens zijn. Maar om bij God te komen en die straf ook te kunnen dragen moet Hij God zijn. Alleen God heeft vrije toegang tot God en is sterk genoeg om goddelijke straf te kunnen dragen. Hier stopt ons redeneren. Want zo'n uitkomst is ongehoord. Dan zeggen wij met ons mensenverstand: dat kan niet. Maar dan zegt God: dat kan wel. Om ons te redden heeft Hij ervoor gekozen om in Jezus Christus Zelf mens te worden. Niemand die het evangelie leest hoeft aan Zijn ‘dubbelheid’ te twijfelen. Dat Jezus werkelijk mens was - even zwak en kwetsbaar als wij, ook al heeft Hij nooit toegegeven aan zonde - blijkt uit Zijn verlangen naar eten en drinken, Zijn pijn, Zijn verdriet, Zijn verlangen naar vriendschap en medeleven, en vooral uit Zijn sterfelijkheid. Dat Hij tegelijk God was, is eens en voor altijd vast komen staan bij Zijn wonderlijke opstanding uit de dood. Dit alles weten we uit het evangelie. Bijvoorbeeld uit Johannes 1:14, het Woord is vlees geworden. De verlossende rijkdom daarvan heeft Paulus beschreven in onder meer Romeinen 5. 3. Hij voor mij Hij is dus de uitkomst van de zoektocht naar verlossing: onze Here Jezus Christus. Dat ‘onze’ uit antwoord 18 klinkt heel teer. Christus moet niet op een afstand blijven. Het gaat er om dat we leren zeggen: mijn Here, mijn Jezus, mijn God. We zouden dat niet durven zeggen als Hij ons niet werd aangeboden. Hij wordt ons, schrijft Paulus in 1 Korintiërs 1:30, door God geschonken tot wijsheid, gerechtigheid heiligheid en volkomen verlossing. Hij wordt uitgedeeld. Niet alleen Zijn gaven worden uitgedeeld, maar ook Hij zelf. Dat is het wonderlijke van het evangelie. En dat is pas echte geborgenheid: als je Jezus zelf hebt. Vandaar dat woordje ‘ons’. Dat we gaan zeggen: mijn Jezus. Om die overgave gaat het. We kunnen dat elkaar niet geven. En ook niet aan onze ongelovige buurman. Maar de Geest kan het wel geven en wil dat graag doen door uw en jouw ‘verantwoording afleggen van de hoop die in je is’ te zegenen. In het prachtige boek van vader en zoon Boyd (Brieven van een scepticus) kun je dit ‘meemaken’ doordat de ongelovige vader tenslotte overtuigd raakt en schrijft: ‘Terwijl ik hier zit en al onze correspondentie nog eens overlees, kan ik haast niet geloven hoe veranderd ik ben. (……) Als jij niet had volgehouden zou het nooit gebeurd zijn, zoon. Ik wil graag dat je weet dat ik van je houd en je hier heel erg om waardeer. (……) Bidden blijf ik moeilijk vinden, maar ik heb het idee dat ik dat waarschijnlijk in de loop van de tijd wel leer. Ik word er niet zenuwachtig van. Ik heb vergeving gekregen.’
Mogelijke liederen
Psalm 43:3,4 Psalm 72:6,7 Psalm 98 Psalm 92:1,2,3 Psalm 121:3,4 Psalm 145:1,2,3 Gezang 117:3,4,5 Gezang 168 Gezang 182 Opwekking 706
12
Preekschets vierde themadienst: ‘Ons gebed en het lijden van deze tijd’
Toelichting thema
Het lijden van deze tijd en in je eigen leven betekent voor veel christenen een voortdurende aanvechting. Is God wel betrouwbaar in Zijn liefde en zorg? Waarom grijpt God niet vaker in? Hoort Hij onze gebeden wel? Wat is de invloed van onze gebeden op Hem? Ook al zal er op veel vragen geen antwoord zijn, kan het de gemeente helpen om stem te geven aan deze vragen en in deze themadienst te zoeken naar wegen om te midden van alle aanvechting te volharden in het geloof.
Relevante hoofdstukken uit het boek
Hoofdstuk 7 Hoofdstuk 8
Bijbelgedeelten
Daniël 10:1-14 Romeinen 8:18-39 Opmerking Wanneer u er voor kiest om in deze dienst het gedeelte uit Daniël 10 te lezen en daarnaar te verwijzen in de preek (punt 6) is het aan te bevelen om dit bijbelgedeelten met enkele verklarende opmerkingen aan de gemeente mee te geven op de samenvatting. In dit geval zou u deze dan voorafgaande aan de dienst moeten uitreiken. Een voorbeeld vindt u hieronder. Daniël 10:1-14 (NBV) 1 In het derde jaar van koning Cyrus van Perzië [dat is drie jaar na begin terugkeer uit de ballingschap] werd aan Daniël, die Beltesassar werd genoemd, een boodschap geopenbaard. Het was een betrouwbaar bericht over een grote strijd. Door een visioen begreep hij het bericht. 2 In die dagen was ik, Daniël, drie volle weken in de rouw [onder meer omdat het verlangen om terug te keren naar Jeruzalem bij velen was weggeraakt] . 3 Smakelijk voedsel at ik niet, vlees en wijn kwamen niet in mijn mond, en ik wreef mij niet in met olie tot er drie weken verstreken waren. 4 Op de vierentwintigste dag van de eerste maand [de nieuwjaarsmaand dus], toen ik mij aan de oever van de grote rivier de Tigris bevond, 5 sloeg ik mijn ogen op en zag een man [dat wil zeggen een voorname engel] , gekleed in linnen [als teken van voornaamheid] , met om zijn lendenen een gordel gemaakt van goud uit Ufaz [dat is het duurste goud]. 6 Zijn lichaam was als turkoois [doorschijnend edelgesteente met de glans van goud], zijn gezicht leek een bliksem en zijn ogen waren als fakkels van vuur [die Gods heiligheid weerspiegelen]. Zijn armen en voeten glansden als gepolijst koper en zijn stemgeluid leek door een mensenmenigte te worden voortgebracht. 7 Alleen ik, Daniël, zag de verschijning [want alleen als je ogen geopend worden zie je engelen om je heen]. De mannen in mijn gezelschap zagen de verschijning niet, maar werden wel bevangen door een grote angst, zodat zij wegvluchtten en zich verborgen 8 en ik alleen overbleef. Toen ik die indrukwekkende verschijning zag, verloor ik al mijn kracht; ik werd lijkbleek en was niet in staat nog iets te doen. 9 Ik hoorde zijn stem, maar zodra ik die hoorde verloor ik het bewustzijn en viel voorover op de grond. 10 Toen raakte een hand mij aan en deed me al bevend op handen en knieën steunen. 11 Hij zei tegen me: ‘Daniël, geliefde man, luister naar de woorden die ik tot je spreek en sta op, want ik ben naar je toe gestuurd.’ Nadat hij dit gezegd had, stond ik bevend op. 12 Toen zei hij: ‘Wees niet bang, Daniël, want vanaf de eerste dag dat je inzicht probeerde te verkrijgen door in deemoed te buigen voor je God, is je gebed verhoord, en daarom ben ik gekomen. 13 Maar de vorst van het Perzische koninkrijk [dat is niet de koning van Perzië, want die kan echt geen engel tegenhouden, maar een machtige satansengel, die aan het hof zijn listige invloed laat gelden, vooral om Gods volk schade te doen.] heeft mij eenentwintig dagen tegengehouden voordat Michaël, een van de voornaamste vorsten, mij te hulp schoot toen ik daar, bij de koningen van Perzië, zo alleen stond. 14 Ik ben gekomen om je inzicht te geven in wat er aan het einde van de tijd met je volk zal gebeuren; want dit is opnieuw een visioen dat over de toekomst gaat.’
Heidelbergse Catechismus
Vraag en antwoord 42 Vraag en antwoord 117
13
(met name het laatste deel van het antwoord over de vaste grond van verhoring)
Aanwijzingen voor de preek o Aandacht voor de kinderen
Er zou er voor kunnen kiezen om met oog op de kinderen voorafgaande aan de preek het verhaal over het strandhuisje te vertellen (Grond onder je voeten, p.87v.), zonder de toepassing daarvan op ons gebed en de hulp van God. In de preek kunt u dan verwijzen naar deze vertelling over D-day om zo ook de aandacht van de kinderen weer te ‘vangen’. Wanneer er in de kerkzaal een beamer is die ook tijdens de diensten gebruikt kan worden, zou u een paar sobere beelden van D-day kunnen laten zien.
o Aandacht voor de tieners U zou aan een aantal tieners per e-mail (of via kerkblad of weekbrief) de vraag kunnen voorleggen wie van hen wel eens getwijfeld heeft aan God vanwege het lijden in deze wereld en/of in hun eigen leven. Met daarbij de vraag of zij u willen vertellen hoe zij daar mee omgegaan zijn en of die twijfel er nu nog is. Als u toezegt in de preek daar (anoniem) op in te gaan, is de kans groot dat verschillende tieners zullen reageren.
o Preekschets 1. Kappers bestaan niet Terwijl en kapper het haar van een dominee knipt zegt hij tegen hem: ‘God bestaat niet. Als Hij zou bestaan zou Hij wel wat aan alle ellende doen.’ Op dat moment wist de dominee geen antwoord. Even later staat hij weer buiten en ziet een man met veel te lang haar en een onverzorgde baard. Hij gaat terug naar de kapper en zegt: ‘Kappers bestaan niet, anders zouden ze wel wat aan die onverzorgde hoofden doen.’ Waarop de kapper antwoord: ‘Onzin. Kappers bestaan wel. Als die mensen binnenkomen kan ik ze helpen. Maar ze willen zelf niet.’ ‘Precies’, reageert de dominee, ‘zo is het ook met God. Hij bestaat zeker wel, maar als wij niet naar Hem toegaan kunnen we ook niet weten wat Hij voor ons kan doen.’ Dat lijkt een leuke redenering, maar hij klopt alleen niet. Want heel veel gelovigen gaan dagelijks in gebed tot God, toch verandert er niets in hun moeilijke situatie. En juist dat is zo verwarrend. Waarom slaat God zo met tegenspoed? Of is dat erge niet Zijn slaande en straffende hand? Maar wat is het dan wel? Hoe kan het dat je vrede met God hebt door het offer van Christus en toch de ene klap na de andere krijgt? Of is Gods liefde niet betrouwbaar? 2. Tegenslag straf van God? Dat wil Gods tegenstander, de Satan, ons graag laten denken. Hij wil ons misleiden door te suggereren dat tegenslagen laten zien dat God boos op je is. Dat Hij daarom straft met ziekte en zorgen. Het beste wapen tegen die misleiding is het geloofsweten dat God eerlijk is en daarom onze zonden maar één keer straft. Die ene keer was op Golgotha. Sinds die dag zal gelden: de straf die ons de vrede brengt was op Hem, op Jezus Christus (vergelijk ook vraag en antwoord 42 van de HC). Omdat daar volkomen genoegdoening gedaan werd, hoeven Gods beminden in hun ziekte of zorgen niet Gods slaande hand te zoeken. Job had echt gelijk toen hij bleef weigeren om het loon en straf denken van zijn vrienden te accepteren. 3. Straft God nooit? Wat in punt 2 gezegd is betekent niet dat er nooit sprake is van straf en oordeel van God. Daar is de Bijbel duidelijk over. Met name bij de profeten en in de Openbaring lezen we over Gods strafgerichten. Daar kun je alleen maar bij huiveren. Maar ook dit bijbels getuigenis is geen rekenmodel om wereldrampen snel te verklaren. Het is niet aan ons om grote en kleine (natuur)rampen als een bijzondere straf van God voor een bepaald volk, aan te duiden. Wij zien alleen de achterkant van het wereldkleed, een wirwar van draden. Het is aan God om de betekenis van alles te weten. Het gaat in deze dienst overigens niet zozeer over het onbegrijpelijke wereldleed, als wel over de twijfel en aanvechting bij een kind van God, dat de ene na de andere tegenslag te verwerken krijgt. Dan mogen we weten dat die tegenslagen geen uitingen zijn van Gods boosheid. Of het moet zijn dat wij door ons afdwalen zo ver weggeraakt zijn, dat alleen harde tuchtiging ons nog kan bereiken. Maar ook dan is Gods slaande hand evengoed de doorboorde hand van de goede Herder. Veel verbijsterende dingen overkomen Gods kinderen evenwel zonder dat er sprake is van volgehouden afdwalingen. Dan zullen we satan geen gelijk geven als hij daarop gelijk het stickertje ‘straf’ wil plakken.
14
Maar als het dan geen persoonlijke straf is, wat is het dan wel? Waarom hoort God niet als je bidt om verandering? Of hoort Hij wel? Als tegenslag en ziekte geen persoonlijke straf zijn en de Here God als onze hemelse Vader ons niets liever wil dan het goede geven, waarom overkomt ons dan toch zoveel kwaad? 4. Waarom zoveel onverhoorde gebeden? In een interview voor de EO Visie zei dr. Diny van Bruggen, die aan en ongeneeslijke vorm van kanker leed (23 februari 2009 is zij overleden): ‘Ik heb geleerd veel meer bij de dag te leven. Ik weet niet hoe het afloopt, maar het is goed. Gelukkig heb ik die rust altijd gehad. Vanaf het begin zei ik: “Here ik bid niet dat ik lang leef of weinig pijn heb; ik bid alleen dat ik vrede in mijn hart krijg. Dat gebed is overdadig verhoord.”’ Een bijzonder getuigenis. Maar het roept wel een vraag op. Deze: waarom heeft God de gebeden om genezing van Diny van Bruggen niet verhoord en het gebed om innerlijke rust wel? Als onze gebeden echte invloed hebben op God, waarom blijven dan zoveel gebeden onverhoord? Daar zal niemand een sluitende verklaring voor kunnen geven. Paulus kon dat ook niet. Hij schrijft over het kennen van God en van zijn plan en besturing, dat het vaak zoiets is als kijken in een wazige spiegel met een vertekend en onduidelijk beeld (1 Kor. 13). Heel veel dingen in dit leven blijven raadselachtig. Wat niet raadselachtig is, ook al blijft het een onbegrijpelijk wonder, is dat God ons in Christus lief heeft met een eeuwige liefde. Helemaal niets zal ons daarvan kunnen scheiden (Rom.8). Dat bedoelde Diny van Bruggen met haar getuigenis over de vrede van God in haar hart, ook al bleef de ziekte. Daarmee is het belangrijkste gezegd. Maar dat belangrijke kan wellicht nog onderstreept worden door een voorbeeld uit het boek van vader en zoon Boyd, Brieven van een scepticus, p. 66. 5. D-day en V-day Stel u een vakantiehuis voor bij het strand van Normandië op de dag dat de geallieerden aan land proberen te komen aan het einde van de tweede wereldoorlog. In dat huis is het gezin van de zoon van de opperbevelhebber van de geallieerde strijdkrachten. Het huis ligt constant onder vuur, zowel van vriend als vijand. Er zijn intussen gewonden en het eten raakt op. Ze sturen daarom een gecodeerd radiobericht naar de vader-bevelhebber om hulp. Die zou graag helpen, maar hij moet op dat moment een veel groter gevecht leveren dan de bevrijding van dat huisje. Het gaat om de levens van duizenden. Vanwege de strategie van de vijand kan hij zijn eigen kinderen en kleinkinderen nu niet helpen. hoe graag hij dat ook zou willen. Maar dat kan hij nu niet uitleggen, want in dat huisje missen ze het overzicht van de strijd. Hij kan hen nu zelfs niet uitleggen hoeveel hij van hen houdt. Want de gebeurtenissen lijken het tegenovergesteld te zeggen (zie ook Grond onder je voeten, 87v.) Dit verhaal zou je kunnen beschouwen als een gelijkenis voor onze situatie in deze gevallen wereld. Er zijn miljarden variabelen die een rol spelen in Gods bestuur van deze wereld. Er is het alomvattende plan voor de nieuwe hemel en aarde. Er is de menselijke vrijheid en ook die van engelen, waarmee God rekening wil houden. En niet te vergeten de vijandelijke krachten op aarde en in de hemelse gewesten die al Gods plannen willen dwarsbomen. Bovendien is er de mate waarin de Here God onze gebeden gevolgen wil laten hebben voor deze wereld. Enz. Van al deze dingen weten wij nauwelijks iets af. Wij weten nog minder dan de mensen in dat strandhuisje wisten van de strijd om hen heen. Zowel toen als nu hopen we op Victory-day. Maar de weg daarheen zal vol verrassingen en teleurstellingen blijven. Maar te midden van al die teleurstellingen zal blijven gelden dat God door onze gebeden des te meer betrokken is bij onze ziekten en pijn. 6. Wat helemaal zeker is In Daniël 10 wordt een klein tipje opgelicht als het gaat over de strijd in de hemelse gewesten en de vraag waarom sommige gebeden (nog) niet verhoord kunnen worden. Daniël mag even achter de schermen van de hemel kijken via de ogen van een machtige engel. Die engel zou al veel eerder bij Daniël gekomen zijn om hem bij te staan, als hij niet was tegengehouden door een vijandige engel, die onder aanvoering van Satan het werk van God wil dwarsbomen. Waarom zulke boze machten nog hun invloed kunnen laten gelden, ook nadat het volkomen offer van Christus is gebracht, daar hebben wij geen antwoord op. Het zal te maken hebben met Gods rechtvaardigheid en de hemelse ‘afspraken’, die – misschien wel voor het begin van deze wereld – gemaakt zijn. Het zijn dingend die ons denken te boven gaan. Maar twee dingen zijn helemaal zeker. In de eerste plaats dat de Opperbevelhebber aan onze kant stat en ons liefheeft. Hij hoort ons smeken, Hij kent onze gebeden en Hij rekent ermee. Door onze gebeden leidt God Zijn gemeente, uw bedrijf, onze gezinnen en heel deze wereld. Welke crisis er ook dreigt. Het tweede is: het wordt V-day. De Here komt. Hij heeft overwonnen en zal overwinnen. Dat blijft ons vaste punt! Hij zal er voor zorgen dat alle dingen
15
uiteindelijk meewerken voor ons eeuwige heil (Rom. 8:28). Zijn sjaloom wordt werkelijkheid. Dan zal blijken dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die komt (Rom.8:18).
Mogelijke liederen
Psalm 32:3 Psalm 74:18,19,21 (berijming 1773) Psalm 97:1,5,6 Psalm 139:10,11 Psalm 146:1,3 Gezang 293 Gezang 304 Gezang 441:1,8,11 Opwekking 71 Opwekking 124
16
Preekschets vijfde themadienst: ‘Goed genoeg?!’
Toelichting thema
De eerste vier themadiensten in deze serie hadden vooral een objectieve insteek. Allerlei twijfelvragen kwamen aan de orde en er werd gezocht naar antwoorden. Die antwoorden kunnen helpen om door twijfeltijden heen te komen. Ze kunnen zelfs helpen om toe te groeien naar de keuze om volgeling van de Here Jezus te willen zijn. Daarna is het niet vreemd als heel andere twijfels gaan plagen: Ben ik eigenlijk wel goed genoeg voor Hem? Is mijn geloof wel sterk genoeg om mij echt een christen te noemen? Zou ik als christen niet veel geestelijker moeten zijn en veel meer moeten presteren voor Gods Koninkrijk? Op die vragen zoeken we een pastoraal antwoord in deze themadienst.
Relevante hoofdstukken uit het boek
Hoofdstuk 9 en met name hoofdstuk 10.
Bijbelgedeelten
Romeinen 3:28-4:5
Heidelbergse Catechismus
Vraag en antwoord 56 Vraag en antwoord 60
Aanwijzingen voor de preek o Aandacht voor de kinderen
Geef de kinderen aan het begin van de dienst onderstaande tekening mee en vraag of ze die af willen maken door antwoord te geven op de vraag die er staat. In het kerkblad zou u kunnen schrijven dat ze voor deze dienst en pen moeten meenemen. Opmerking: U kunt deze tekening selecteren en daarna plakken in een Word document. Daarna kunt u eenvoudig het benodigde aantal uitprinten of op een andere manier (laten) vermenigvuldigen.
Vraag voor jou: kun jij toch iets tekenen waaruit blijkt dat de Here God heel veel van jou houdt? (Als je goed naar de preek luistert vind je vast wel iets!)
17
o Aandacht voor de tieners Via de catechese, het kerkblad of de weekbrief zou u de tieners een week van te voren onderstaande vraag kunnen meegeven (iets gewijzigd overgenomen uit boek p. 141), met de toezegging dat u daar in de preek op zult terugkomen: Overweeg de volgende vraag: Durf je vast te geloven dat jij in Gods ogen goed genoeg bent? Kies daarbij uit de antwoorden hieronder en ga volgende week na of jouw keuze ‘klopt’ met de themadienst over deze vraag. o o o o o o o o o o o
Ja, want Christus is voor al mijn zonden gestorven Nee, want morgen of overmorgen ga ik waarschijnlijk weer de fout in Nee, want dan zou er veel meer vreugde en rust in mijn hart moeten zijn Ja, want het lukt me om steeds meer overwinningen op allerlei zonden te behalen Ja, want ik geloof dat de cijfers van Jezus op mijn lijst staan Nee, want mijn zonden zijn te groot Nee, want het lukt me niet om echt diep berouw te hebben Ja, want vergeving en Gods goedkeuring zijn niet afhankelijk van mijn overwinningen of van de mate van mijn berouw Nee, ik ben nog steeds bang straks door God afgewezen te worden Ja, want………………………………………………………………………………. Nee, want…………………………………………………………………………….
o Preekschets 1. Een diep verlangen In een 16-plus catechisatiegroep werd het verdrietige verhaal over een 89-jarige mevrouw verteld. Als jong meisje had zij haar kind laten weghalen. Toen haar predikant over vergeving sprak reageerde zij: ‘Natuurlijk vergeeft God wel zonden. Maar mij niet. Ik heb mijn eigen kind vermoord.’ Zij was er helemaal zeker van: voor haar geen goedkeuring van God. Onmogelijk, dacht ze. Daarmee lag de vraag naar goddelijke goedkeuring die catechisatieavond op tafel. Eén van de jongeren zei: ‘Ik geloof wel dat Gods liefde en Jezus ook voor mij bedoeld zijn, maar hoe weet je dat nu echt? Dat zijn zulke grootse dingen.’ Die vraag lijkt op vraag 60 uit de Heidelbergse Catechismus: ‘Hoe ben ik rechtvaardig voor God?’ Anders gezegd: ‘Hoe kun je weten dat God je goedkeurt?’ Het verlangen naar goedkeuring is een heel diep menselijk besef. Als het gaat om Góds goedkeuring over ons leven, moet die vraag vaak nog wakker geroepen worden. Het besef dat God oordeelt over ons leven leeft niet bij ieder. 2. Liefde zoekt bevestiging Maar ook als het verlangen naar Gods goedkeuring en volkomen vrijspraak wakker geroepen is en je weet die vrijspraak ontvangen te hebben, dan nog wil je het steeds weer horen. Zo is het met alle ‘grootse’ dingen. Ware liefde zoekt altijd weer bevestiging. Dat is tussen mensen zo. In onze relatie met God is het niet anders. Die bevestiging kan God ons thuis geven. Maar het is een bijbelse gedachte om die bevestiging vooral te verwachten bij de verkondiging van het evangelie door woord en lied in het midden van de gemeente. Het is dus niet vreemd om na de eerste keer het steeds weer te willen horen dat God tegen je zegt: ‘Ik spreek je vrij. Door het bloed van Mijn Zoon ben je volkomen rechtvaardig in Mijn ogen.’ Om je aan die toezegging van Godswege helemaal over te geven is voor veel mensen een lange weg. Vooral omdat het ingaat tegen hoe wij ons van nature voelen en tegen wat we vanuit onszelf denken. 3. De weg naar goedkeuring Nagenoeg ieder mens die gaat geloven dat God er werkelijk is, stelt zich vervolgens de vraag: hoe zal God over mij denken? Het meest gegeven antwoord is: God beloont het goede en straft het kwade. Hoe sterker dat religieuze besef is, hoe meer je probeert om beter te gaan leven. De gedachte dat we voor God een soort examen moeten afleggen zit heel diep. Door te zorgen voor voldoende goede cijfers verplichten we God ons te belonen met de hemel. Tim Keller noemt dat de ‘standaard positie’
18
van ons religieuze hart. Wanneer we niet telkens de goede ‘input’ van het evangelie ontvangen, vallen we daar ‘zomaar’ op terug, zoals het beeldscherm van je laptop op zwart gaat als er maar lang genoeg geen signalen binnen komen. De Here God laat ons met dat hele idee van zalig worden door goed doen, soms jarenlang begaan om het tenslotte op Zijn tijd finaal aan flarden te scheuren. Misschien dat Hij deze themadienst daarvoor gebruiken wil. U zou alle religieuze zoekers in de gemeente, die denken dat zij door goed doen God zullen behagen, kunnen uitdagen om eens een week of zeven te proberen werkelijk alle christelijke deugden na te komen. Dus voor de volle 100% te doen wat Jezus zegt. Leef alsof er geen genade is en ook niet nodig is. Maar dan ook geen gesjoemel en helemaal gaan voor Gods geboden. Ook in de wetenschap dat wie tegen één van Zijn geboden zondigt, tegen alle geboden zondigt. Velen zullen dan ontdekken dat zij na die zeven weken terug zijn bij af. En wie eerlijk naar zichzelf kijkt zal in die weken nog een ontdekking doen: zelfs ons deugdzame leven is minder verdienstelijk dan het misschien lijkt. In de eerste plaats hebben we al het goede dat we aan God zouden kunnen geven, eerst zelf van God ontvangen. In de tweede plaats maak je op deze loon en verdienste manier van een liefhebbende hemelse Vader een strenge examinator. Daarmee maak je volgens de Bijbel de grootste fout die je kunt maken. Je wordt bovendien continu beheerst door angst: zal ik ooit voldoende goed gedaan hebben om door Hem voor altijd goedgekeurd te worden? 4. Toch goedgekeurd Adrian Plass was zo iemand die ‘altijd had geprobeerd goed te doen volgens de regeltjes van de kerk.’ (zie boek, p.108). Tot hij ontdekte: ‘Al die strijd om het maar goed te doen; ik mocht het opgeven. Jezus had het al gedaan.’ Die belijdenis brengt stille vreugde in het christenleven van alle dag. Het besef telkens te mogen uitrusten aan de voet van het kruis om daar te genieten van Zijn volbrachte werk. Onze gehoorzaamheid is volbracht in Christus’ leven en onze schuld is verzoend in Zijn dood. Daarna kan het leven echt beginnen. Vanuit die Rust. Wie denkt dat door zo’n houding onze levensheiliging te kort komt heeft het niet begrepen. Juist genade motiveert tot goed doen, schrijft Paulus in Titus 2:11,12. (Vergelijk boek, p.115-117). Intussen is leven uit het volbrachte werk van Christus iets anders dan een rimpelloze vijver. Het gaat er vaak tegenstrijdig aan toe. Dat blijkt ook uit antwoord 60 van de Catechismus. Hoe weet ik dat ik rechtvaardig ben voor God? Zo: al klaagt mijn geweten mij aan dat ik tegen al de geboden van God zwaar gezondigd en geen daarvan gehouden heb, en nog steeds tot alle kwaadheid geneigd ben, nochtans schenkt God mij, zonder enige verdienste van mijn kant, louter uit genade, de volkomen genoegdoening van Christus. Hij rekent mij die toe alsof ik nooit zonde gehad of bedreven had, ja alsof ik zelf al de gehoorzaamheid had volbracht die Christus voor mij volbracht heeft. Alleen door deze weldaad met een gelovig hart aan te nemen ben ik rechtvaardig voor God. Met ‘gelovig hart aannemen’ is: onze lege handen ophouden, door de evangelieverkondiging Gods goedkeuring er in laten leggen, je handen dichtdoen en stamelen: Dank U wel, Here!
Mogelijke liederen
Psalm 65:2,3 Psalm 103:1,2,3,4 Psalm 116:1,2,3 Psalm 139:1,2,14 Psalm 145:1,2,3 Gezang 217 Gezang 440 Gezang 477 Opwekking 315 Opwekking 706