H oofdstuk 1 H et
geweten spreekt door Wim Visser
In zondag 2 van de Heidelbergse Catechismus wordt in vraag 5 de vraag gesteld: ‘Kunt gij dit alles [de eis van de liefde] volkomenlijk houden?’ Het antwoord is duidelijk en scherp: ‘Neen ik; want ik ben van nature geneigd God en mijn naaste te haten.’ Wie eerlijk nadenkt over dit scherpe antwoord is geneigd zich af te vragen: ‘Haten? Is dat niet wat al te scherp geformuleerd? Zijn de “haters” niet de uitzonderingen in deze zondige wereld? Immers, zo slecht zijn we nu toch ook weer niet? Wij leven dagelijks met Gods Woord en Zijn geboden zijn het uitgangspunt van heel ons doen en laten. We laten ons in de praktijk van het leven toch gezeggen door de autoriteit van de Schrift?’ Nu hebben wij allen weleens een bezoek gebracht aan een dierentuin. En wie van ons heeft daar nooit staan kijken naar de leeuwen? Zo achter de tralies lijken die jonge leeuwen best aardige ‘speeldieren’. Maar haal de tralies maar eens weg! Dan blijkt al snel hun ware aard. Zo is het ook met mensen. Zij hebben blijkbaar tralies nodig om te voorkomen dat het haten van de naaste de overhand krijgt. Die tralies zijn aangebracht. De Heere stelde in Zijn onbegrijpelijke goedheid tralies voor ons ‘hatelijke’ leven. Welke dat zijn? We noemen slechts de tralie van onze overheid, die haar wetten stelt om het dagelijkse leven te ordenen en het binnen de kaders van het recht te laten handelen en werken. We denken daarna aan de tralie van de publieke opinie. Daar werkt de vraag ‘wat de ander ervan zal zeggen’ ook
11
ordenend, remmend en regulerend. De derde tralie die we in het verband van dit boekje noemen, is de tralie van het geweten.
W at
is het geweten ?
Het woord geweten wordt door elk mens weleens gebruikt in het dagelijks taalgebruik; in een gesprek of in correspondentie. Toch is het een terechte vraag die we ons in het kader van dit boek stellen: weten we wel echt waar we het over hebben als we het woord geweten in de mond nemen? Wat is dan precies het geweten? Weet iedereen dat concreet handen en voeten te geven in de praktijk van het persoonlijk leven? Kan iedereen het geweten bijvoorbeeld ‘voelen’? Zegt een geweten gewoon niet meer dan ‘wat mag en wat niet mag’? Eindeloos veel pogingen zijn er eeuwenlang gedaan om precies te formuleren wat we onder het geweten dienen te verstaan. Filosofen, sociologen en theologen beijver(d)en zich om het juiste licht te werpen op het geweten, maar het resultaat is alles, behalve eenstemmigheid. Wat dit onderwerp betreft, blijkt het eenvoudiger te zijn om te zeggen wat het niet is, dan wat het wel is!
A fbakening Het woordenboek van Van Dale zegt bij het woord geweten het volgende: ‘Het geweten is het innerlijk besef van goed en kwaad waarnaar de mens de zedelijke waarde van eigen handelen beoordeelt.’ Het is dus een instantie in de mens die goedkeurend of afkeurend oordeelt over te nemen of genomen beslissingen. Eenvoudig gezegd: het is een goed of slecht 12
gevoel over dingen die wij denken, zeggen, doen of gaan doen. We mogen in het geweten dus geen voorrecht zien dat alleen maar zou voorkomen bij mensen die God dienen en wezenlijk liefhebben. Wie denkt dat een sprekend geweten alleen maar een last is, zit er ook totaal naast. Het is juist geen last, maar een zegen als we (nog) een sprekend geweten hebben. We weten wellicht uit onze werkomgeving dat er veel medelanders zijn die de kerk nog nooit vanbinnen hebben gezien, die niet of nauwelijks in Gods Woord lezen, maar toch veel spreken over ‘hun geweten’. Tijdens een vergadering waarin het gaat over de dunne randen van het maatschappelijkethisch handelen, zeggen zij bijvoorbeeld heel nauwkeurig te leven ‘volgens’ hun geweten. Niet zelden hoor je deze mensen zeggen: ‘Mijn geweten is mijn levenskompas. Nee, ik heb geen kerk en geen dominee nodig. De stem van God weerklinkt in mijn hart; daar luister ik naar en volgens die stem van mijn geweten probeer ik me in de maatschappij te redden en eerlijk te zijn.’ Ook uit deze bewering blijkt in ieder geval dat alle mensen een geweten hebben. De Bijbel zegt zelf dat ‘… de heidenen, die de wet niet hebben, van nature de dingen doen, die der wet zijn, dezen, de wet niet hebbende, zijn zichzelven een wet; Als die betonen het werk der wet geschreven in hun harten, hun geweten medegetuigende, en de gedachten onder elkander hen beschuldigende, of ook ontschuldigende’ (Rom. 2:14-15). Voor de zondeval had de mens geen kennis van goed en kwaad; de mens was toen heilig onschuldig! Toen Adam en Eva gegeten hadden van de boom der kennis des goeds en des kwaads ontwaakte in de mens het geweten. Het geweten ging spreken. Adam en Eva werden bang voor God en ze verborgen zich voor Hem.
13
E en
getuigenis afleggen
Het valt op dat Paulus in het genoemde tekstgedeelte uit Romeinen 2 spreekt van ‘getuigen’. Dat is nu precies het eigenlijke werk van het geweten: een getuigenis afleggen. Uit onze rechtspraak weten we dat er situaties zijn waarvoor getuigen worden opgeroepen. Getuigen is dan natuurlijk van een heel andere orde dan de wet voorschrijven. Die wet is er reeds en over de vraag of er overtreding heeft plaatsgevonden, worden getuigen gehoord. Zo, en laten we dat helder neerzetten, heeft het geweten de functie van een getuigenis. Nee, het geweten is niet de wetgever, ook niet de wet, maar het is getuige à charge: een bezwarend getuige! We weten dat allen uit ervaring: we deden iets verkeerd, overtraden een norm, een wet … en ons geweten sprak, getuigde! We wisten, samen met onszelf, dat we iets verkeerd hadden gedaan.
G ewetensvragen Er ontstaan allerlei vragen: Maar wat is verkeerd? Wat is een overtreding? Wanneer handel ik, zakelijk gezien, verkeerd? Wanneer zou mijn geweten moeten gaan spreken, aanklagen? De geleerde wiskundige Pascal zei eens: ‘Drie lengte- of breedtegraden verschil en de hele rechtspraak staat op zijn kop; een meridiaan beslist over de waarheid. Waarheid aan deze zijde van de Pyreneeën is dwaling aan gene zijde.’ We zien deze stelling bewaarheid in het feit dat aan de andere kant van de wereld – denk aan de verhalen vanuit de zendingsvelden – leden van naburige stammen werden gedood en opgegeten, zonder dat de daders maar enige merkbare 14
gewetenswroeging hadden. Wij daarentegen zouden wel een zeer onrustig geweten hebben. Dat brengt ons bij het merkwaardige, het unieke van het geweten, namelijk: het geweten is een persoonlijk iets. Het geweten van een ander zegt mij wel iets, maar toch nooit zo veel dat ik daardoor bezwaard ben en dat ik daardoor wroeging krijg. Mijn persoonlijke geweten zegt mij dan ook veel meer dan het algemene begrip geweten. Dus mijn overtuiging van wat goed en kwaad is, speelt de hoofdrol bij de vraag of mijn geweten me wel of niet beschuldigt. Of mijn overtuiging over goed en kwaad de juiste is, blijft dan natuurlijk een zeer wezenlijke en dringende vraag. Een fictief voorbeeld: Een jongeman wordt opgeroepen voor militaire dienst, want de spanning in de wereld (Midden-Oosten) stijgt met de dag. Wie weet, ontbrandt er een derde wereldoorlog. De jongeman stelt zich daarbij voor dat hij een medemens moet doden; iemand die hij nog nooit gezien heeft, iemand die hem niets misdaan heeft en die vader is van drie jonge kinderen. Nee, dat stuit de man zo tegen de borst dat hij zegt: ‘Mijn geweten beschuldigt me zo, het geweten spreekt dag en nacht; ik word een dienstweigeraar.’ Is hij dan op de weg van de Heere?
V orming Ons geweten moet, om antwoorden te kunnen geven op wat goed en kwaad is, dus wel goed gevormd worden. Ons geweten moet zuiver geïnformeerd worden. Daarbij hebben we vanzelfsprekend een norm nodig die ons vertelt wat goed en kwaad is. Die norm hebben wij als een 15
wonder van God uit Zijn hand ontvangen, namelijk de Bijbel. We spitsen dat nog toe in Zijn geboden, Zijn Wet. Gods geboden zijn bepalend bij de vorming van het geweten. Ons geweten moet ons enerzijds brengen tot kennis van de zonde, zodat we onze zonden leren belijden voor God. Anderzijds moet het geweten ons juist bewaren voor de zonden. De vorming van het geweten is een levenslange zaak, die wel vanaf onze prille jeugd moet beginnen. En dat zeven dagen per week, vierentwintig uur per dag! Natuurlijk hebben ouders als eerste hun verantwoordelijkheid om de gewetens van hun kinderen te vormen. De middelen daartoe zijn het voorleven, het voorhouden van Gods Woord en Wet, het laten volgen van goed onderwijs, het meenemen naar de kerk en, niet te vergeten, de huisgodsdienst. Al deze thema’s kunnen natuurlijk nader uitgewerkt worden, maar in het kader van dit hoofdstuk noemen we deze thema’s slechts ter verdere overweging. Met daarbij de verwijzing naar deze bekende tekst, die een prachtig uitgangspunt is voor gewetensvorming: ‘Leer den jongen de eerste beginselen naar den eis zijns wegs; als hij ook oud zal geworden zijn, zal hij daarvan niet afwijken’ (Spr. 22:6).
S trijd Nu is gewetensvolle opvoeding bepaald geen gemakkelijke opdracht in deze tijd waarin de norm niet meer ligt in Gods Woord, maar veel meer in wat ik voel, wat ik vind, wat ik ervaar en fijn vind. Dr. W. Fieret, lector identiteit aan het Hoornbeeck College, heeft de mondige mens getypeerd als ‘BV Ik’ en helaas is dat een terechte waarneming. En zeker, dan moeten we maar dicht bij huis beginnen! Nu 16
de ‘intolerantie van de toleranten’ al scherper wordt, zal de maatschappelijke druk op onze gewetens ook groter worden. Des te meer moet ons geweten gezond zijn gemaakt door de Heere Zelf. Wedergeboorte en bekering zijn onmisbaar!
De
praktijk
Een mazelen- of polio-epidemie breekt uit en de media stort zich op die weinige mensen die hun kind niet willen laten inenten. De druk op deze ouders wordt daarmee al zwaarder: moeten we onze kinderen nu wel laten inenten, of niet? Maar ook totaal andere vragen komen op ons af: mag ik deze mooie baan aannemen waarbij ik weet dat op termijn de zondag in het geding zal komen? Of: mag ik als apothekersassistente de morning-afterpil verstrekken, terwijl ik weet dat dat in strijd is met Gods Woord? Mag ik in dit ziekenhuis gaan werken, terwijl ik weet dat er een actief abortusbeleid wordt gevoerd? Mag ik in dit bloeiende bedrijf vertegenwoordiger worden, terwijl ik weet dat er in China tijdens de voorproductie mensen financieel worden uitgebuit om hier exorbitante winsten te behalen?
G ewetensbeslissing Heel vaak staan we in het maatschappelijk bestel voor zeer moeilijke gewetensbeslissingen. Als werkgever is het hard knokken om de zaak draaiende te houden en je stuurt je trouwe werknemers niet graag naar huis. Ineens komt er een prachtige opdracht, maar er zitten een paar deelaspecten in de opdracht die op het randje liggen van leugen en bedrog. En 17
dan toch de handtekening onder het contract? Het geweten spreekt …! Wat doe je dan? We moeten allereerst het ootmoedige besef in ons dragen dat wij het nooit alleen weten. We hebben goede, bijbelse raad nodig en die moeten we dan ook zoeken. Wie noemt daarvoor het juiste adres? In de eerste plaats dienen we als werkgevers en werknemers onze raad te zoeken bij God Zelf, Die het geweten oordeelt en Die meer is dan het geweten. We mogen en moeten de Heere raad vragen in een eerlijk (!) en aanhoudend gebed! Eerlijk, want we vragen zo vaak of God wil uitvoeren wat wij graag willen. Zelf hebben we dan alles al uitgestippeld en de Heere hoeft ten diepste alleen nog maar ‘te knikken’. Het echt overgeven aan Hem is precies het tegenovergestelde. Het is ons hele leven aan Hem overgeven met het gebed: ‘… beproef mij, en ken mijn gedachten. En zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op den eeuwigen weg’ (Ps. 139:23b-24). Het is ook vandaag de ervaring van velen, dat heel wat gewetensvragen opgelost zijn in de weg van het gebed. De Heere kan en wil op een wonderlijke manier daarvoor Zijn Woord gebruiken, soms onder de preek in de kerk, soms thuis of op kantoor lezend in de Bijbel. Een mooi voorbeeld is altijd weer de geschiedenis van Maarten Luther in zijn logeerkamer te Worms. De volgende dag zal de Rijksdag gehouden worden, waarbij hij terug moet komen op de vraag of hij zijn geschriften wil herroepen. Uren worstelt hij in het gebed om een antwoord op deze ingrijpende vragen te krijgen. En de Heere hoort! Maarten Luther ervaart dat het niet zijn strijd is, maar Gods zaak. En dat geeft hem rust. Zo doet de Heere ook vandaag nog!
18
R aad
vragen
We mogen zeker ook de raad van mensen vragen, weliswaar na de Heere om leiding te hebben gevraagd. Niet om het geweten van andere mensen in de plaats van ons geweten te stellen. Maar om hun advies in moeilijke vraagstukken biddend te overwegen. Ons hart is namelijk zo arglistig dat we onze eigen begeerte vaak verwarren met Gods wil. Een ander ziet dat soms scherper dan wijzelf. Wie die ander moet zijn? Laten het vooral die mensen zijn die dicht bij Gods Woord leven en Zijn geboden in alles proberen te houden. Het is een zegen als we ervaren mogen dat levenswijze mensen met een rijp oordeel onze raadgever willen zijn. Hierbij ligt ook een lijn naar de RMU. In alle complexe vraagstukken van deze tijd, ook op ethisch terrein, hebben we behoefte aan mensen die meedenken, adviseren en steunen. Zeker als het gaat over beslissingen die een heel nauwkeurige toetsing vragen aan de normen van de Heere, is het ook goed om een kerkenraad te vragen om mee te denken. Het is niet ongebruikelijk dat ondernemers een gesprek aanvragen met de kerkenraad, of andersom, om gezamenlijk na te denken over allerlei maatschappelijke vraagstukken die op het arbeidsveld afkomen. De weg naar de ambtsdragers is een weg die Gods Woord ons klip-en-klaar aanwijst. Zij mogen hun gaven en talenten ‘ter nutte en ter zaligheid van anderen aanwenden’. We dienen elkaars lasten te dragen en elkaars geweten te scherpen!
E en
gezond , sprekend geweten
We richten de schijnwerper nog scherper op het geweten. Boven de raad die we van mensen kunnen krijgen uit – hoe 19
belangrijk ook – is het van groot belang dat wij een gezond, sprekend geweten dienen te krijgen. Dat is een geweten dat zich niet meer richt op iets in ons, maar dat zich richt op de norm buiten en boven ons. De Bijbel is er heel duidelijk over dat we alleen een werkelijk gezond geweten kunnen krijgen in de weg van waarachtige bekering tot God. Bekering brengt immers een kennis teweeg die de boodschap en inhoud van Gods Woord verstaat en liefheeft! Daaraan verbonden is er de dagelijkse bekering, die in het Doopsformulier zo treffend de ‘dagelijkse vernieuwing onzes levens’ wordt genoemd. Ik krijg dan een ander en gezond geweten, zo fijn als de naald van een kompas, dat steeds weer en meer onderworpen wordt aan het gezag van Gods Woord. Dat is dan ook de uitnemende norm waar mijn geweten zich aan houdt. En hoe meer mijn geweten gebonden wordt aan Hem, des te vrijer wordt het! En dat vraagt zeker oefening. Daarom belijdt Paulus: ‘Niet dat ik het alrede gekregen heb, of alrede volmaakt ben; maar ik jaag er naar, of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Christus Jezus ook gegrepen ben’ (Filipp. 3:12). Dan stel ik bij elke gewetensbeslissing de vraag: ‘Heere, vindt U het goed dat ik deze baan neem? Vindt U het goed dat ik dit contract onderteken? Kan ik daarbij U eerlijk in de ogen zien? Is het Uw leiding dat ik ons bedrijf mag en kan uitbreiden?’ Dat geeft een nabij leven met de Heere.
G eboden G ods Paulus schrijft dat hij zichzelf oefent altijd een onergerlijk geweten te hebben voor God en de mensen. Zeggen wij dat hem na in al ons doen en laten? Dat bepaalt immers ons hele leven. Natuurlijk kennen we de bekende voorbeelden: we vullen – terwijl 20
God mag toekijken – ons belastingformulier in; we rommelen niet in de boekhouding met cijfertjes; we sjoemelen niet met maten, gewichten en wat er nog meer zo concreet wordt genoemd in de Catechismus bij de behandeling van het achtste gebod. Als werknemer nemen we het dan nauw met ons werk. Het is mijn stellige overtuiging dat iedereen met een gezond, sprekend geweten zijn of haar werk begeert zo getrouw te doen als de engelen in de hemel. Dan steel je geen tijd van je werkgever, ga je teer om met het bezit, de naam en de eer van de ander. Mag ik het samenvatten met deze woorden: het wordt je innerlijk verlangen de positieve kant van de geboden te houden, tot Gods eer, ten goede van je naaste en dat uit oprechte dankbaarheid!
B eul Is het je weleens opgevallen dat in zondag 12 bij de behandeling van de naam ‘christen’ ook het geweten wordt genoemd? Als het gaat over het koningschap van een oprecht christen staat er: ‘En met een vrij en goed geweten in dit leven tegen de zonde en de duivel strijde …’ Een christen is dus een strijder, een vechter tegen de duivel, de boze ik en alle zonden. Deze drie zijn de dagelijkse tegenstanders. De christen is wel koning, maar met de wapenrok aan! En dat strijden tegen alle zonden is nu ook wat Paulus bedoelt als hij schrijft over het oefenen om een onergerlijk geweten te hebben voor God en de mensen. Een geweten besprenkeld met het bloed van Christus is meer waard dan duizend getuigen! Maar de andere kant is ook waar: een kwaad geweten is een beul. Dat heeft David wel ervaren na zijn zonde met Bathséba. Zijn geheugen wist het elke dag 21
feilloos te regisseren: die vrouw, die begeerte, die moord. Zelfs zijn lichamelijk welzijn nam zienderogen af: ‘ … mijn sap werd veranderd in zomerdroogten.’ Tot hij schuldenaar werd, buigen mocht, belijden mocht en … vergeving kreeg! En hoe heeft het geweten van de broers van Jozef gesproken. Hun geheugen zorgde elke dag voor nare gedachten. Ze hoorden als het ware die schreeuw van Jozef. Ze zagen hem gaan, weggesleept achter de kamelen. Kwade gewetens zorgen voor slapeloze nachten en zelfs voor neurosen in het psychisch leven. Wie een gezond, sprekend geweten heeft gekregen, komt in de vuurlinie te staan. Ons leven wordt dan namelijk oorzaak dat het geweten van de ander aanklagend gaat spreken en dat roept niet zelden vijandschap op. Maar een machtig Held staat een eerlijk christen terzijde.
22
S tellingen 1. I n
en vragen
de opvoeding moeten we onze kinderen en
jongeren het verschil leren tussen de waarde van de
T ien G eboden
en de traditie die er is
in een dorp , cultuur of bedrijfstak .
2. H et 3. M ijn
geweten is een last of een zegen . geweten is mijn levenskompas !
4. W erken
in een ziekenhuis met een actief
euthanasiebeleid .
5. H oe
H oe
doe je dat ?
ga je om met gewetensvragen ?
die op ?
N eem
H oe
los je
een concrete casus in gedachten
en bespreek wat je allemaal kunt doen om tot een oplossing te komen .
23
I ntermezzo L even
en dood door Joke Overeem-Prins
Niemand weet wat leven is. Alleen dat het gegeven is en dat God het Begin en Einde is. Wat is het onderscheid tussen een gewetensconflict en een ethisch dilemma? In de (palliatieve) zorg word je bijna dagelijks geconfronteerd met ethische dilemma’s. Wanneer stop je met een behandeling, met het toedienen van vocht en voeding, en wanneer start je met palliatieve sedatie? Over deze vraagstukken wordt zorgvuldig nagedacht. In onze organisatie hebben we een document waarin de uitgangspunten beschreven staan. We gaan uit van een bijbelse mensvisie en van de waarde van het leven, ook als er sprake is van ontluistering. Niemand weet wat leven is, alleen dat het gegeven is en dat God het Begin en Einde is. We doen geen levensbeëindigende handelingen, maar proberen het leven ook niet te rekken. Het is de mens immers gezet eenmaal te sterven. Een voorbeeld: Matthijs wordt geboren met een open ruggetje (spina bifida). De zwangerschap is ongecompliceerd verlopen. Wat een enorme domper nu dit zeer gewenste kind gehandicapt blijkt te zijn. Het is geen levensbedreigende situatie, maar Matthijs zal naar alle waarschijnlijkheid in een rolstoel komen en vaak onder medische behandeling zijn. Dit hebben de ouders niet bedacht voor hun kind. Zij vinden dit geen kwaliteit van leven en willen zich niet aan Matthijs hechten. Intensieve gesprekken vinden plaats met de kinderneuroloog
24
en neurochirurg. De ouders blijven bij hun overtuiging. Er wordt een abstinerend beleid afgesproken en pijnstilling. Matthijs komt te overlijden. Het is al weer bijna 25 jaar geleden dat ik als kinderverpleegkundige begon op de afdeling kinderneurologie/neurochirurgie van een academisch ziekenhuis. Ieder kind dat opgenomen wordt, heeft een ernstige aandoening. Er is sprake van een hersentumor, een ernstige vorm van epilepsie, een coma, stofwisselingsziekte, ontwikkelingsachterstand of een hersenbloeding. We werken met een hecht, multidisciplinair team en staan om de kinderen en hun ouders heen. Wat een vreugde als een kind ontwaakt uit een coma of toch geneest van een hersentumor. Wat een verdriet als een kind overlijdt aan de gevolgen van een ernstige ziekte. Er wordt veel gesproken en overlegd met elkaar. In de situatie van Matthijs kom ik in gewetensnood. Er ligt een prachtig ventje in de wieg. Hij heeft echter een defect. En van zo’n omvang dat zijn, overigens zeer sympathieke, ouders het niet zien zitten hem te laten behandelen en te laten opgroeien. Wat te doen? De emoties lopen hoog op. Bij mezelf, bij teamleden. Ik probeer iedereen te overtuigen dat dit niet kan. Ga een gesprek aan met het hoofd van de afdeling, met de kinderneuroloog. Ik spreek erover tijdens overdrachtsmomenten met collega’s. Ook de ouders merken dat ik er heel veel moeite mee heb. Het ethische dilemma wordt een gewetensconflict. Ouders en behandelend arts zijn vastbesloten door te zetten. Ik lig er wakker van en worstel ermee. Uiteindelijk trek ik me terug van de verzorging van Matthijs omdat ik de medicatie niet kan toedienen. Door de tijd geleerd en gerijpt zou ik de medicatie nog steeds niet toedienen, maar reageer ik nu wel anders dan toen. Ik ben niet anders gaan denken over de waarde en beschermwaardigheid van het leven. Bij ethische dilemma’s stel ik mezelf een aantal rationele 25
vragen. Wat is er aan de hand, wie is waarvoor verantwoordelijk, wat kan ik beïnvloeden en op welke wijze kan ik dat maximaal doen? Het is goed om uitgangspunten op papier te hebben die houvast bieden wanneer emoties een grote rol spelen en situaties een gezicht krijgen in een persoon bij wie het werkelijk om leven en dood gaat op dat moment. Zelfs in een omgeving waarbij je invloed kunt uitoefenen op beleid, kun je toch nog in gewetensnood komen wanneer patiënten/familie en behandelend arts een andere kant op willen. Bescheidenheid, alertheid, vriendelijkheid en bovenal afhankelijkheid van de Heere zijn en blijven bijzonder nodig.
26