1
Preek bij Jeremia 23:23-‐29 en Lukas 12, 49-‐59 Oude Kerk Amsterdam, 18 augustus 2013 Profeet: klokkenluider? Columnist? Wij lezen de profeet Jeremia eigenlijk in een leunstoel. Voor ons is hij immers al lang heilig verklaard; hij is ‘heilige’ schrift. Wij ergeren ons niet meer aan hem. En bladeren desgewenst verder…. Maar, is het een erg vreemde gedachte dat bijvoorbeeld klokkenluiders als Assange en Snowdon ooit nog eens als ‘profetische figuren’ geëerd zullen worden? Tenslotte zijn er genoeg overeenkomsten tussen hén en de Bijbelse profeten: -‐ felle kritiek op wie regeermacht bezitten en onthullend waar die misbruikt wordt, opgejaagd als landverraders, Het is ook allemaal in de biografie van Jeremia terug te vinden. ‘Brandstichters van Godswege’ noemde Miskotte profeten ooit. Het gelezen fragment uit Jeremia’s profetie is deel van een lange, en inderdaad ‘vlammende’ tirade. Een felle aanklacht tegen zijn collega’s. Want er bestaat zoiets als een ‘profetengilde’, een vakbond van columnisten, kritische columnisten als het goed is. Maar Jeremia is geroyeerd als lid. Of hij heeft ervoor bedankt. Wie zal het zeggen…. Hoe is de situatie? We schuiven aan, als Jeruzalem even geen voorpaginanieuws meer is. De krantenkop ‘invasie van Babels leger’ dreigt niet langer. Die grootmacht laat het kleine Juda voorlopig met rust. In het paleis en op het tempelplein wordt het glas geheven: de tijd heeft hen immers gelijk gegeven. Ze hebben geprofeteerd, dat iedereen rustig zou kunnen slapen. Ze hebben gezegd, dat hun geen kwaad zou overkomen. Ze hebben van vrede gedroomd, en hun dromen zijn uitgekomen. Vertrouwen en hoop….. wat is er tegen? De koersen stijgen weren…. De regering zit weer vast in het zadel. Een verwijt Maar Jeremia kan zijn mond niet houden. Hij verwijt zijn vakbroeders dat ze zich laten inpakken onder de kaasstolp van het Jeruzalemmer Binnenhof. Daardoor zijn ze hun profetische onafhankelijkheid kwijtgeraakt. Ze kunnen niet het ‘kritisch tegenover’ zijn, dat ze zouden moeten zijn. Jullie vertolken niet wat God na aan het hart ligt, maar alleen maar je eigen wensdromen. Maar die dromen zijn leugens, bedrog, bieden valse troost, goedkope genade. Ze stimuleren alleen maar om door te gaan met je eigen leven,
2 met de troost van de hemel als saus daarover heen, als een prettig gevoel van zekerheid. Voor velen, en vaak ook voor onszelf, is religie/godsdienst daar ook voor . Een ‘feel good event’ , heet dat dan. Maar het haakt en ankert niet in de ziel. Het aait die alleen maar….. Geëerd achteraf Toch is alleen van Jeremia is pas later gebleken dat hij, als enige, de ‘tekenen des tijd’ goed had verstaan. Dat hij kon ‘lezen’ wat er werkelijk aan de hand was. en dat hij die verontrustende wetenschap wilde delen. Moest delen. En al die collega’s, die zeiden wat mensen graag willen horen, zij zijn vergeten, vergaan in het graf van de onbekendheid. Maar Jeremia’s woorden zijn ons ‘heilig’ geworden…. En in ons midden ploft dan de vraag neer: is dat inderdaad alleen aan enkelingen, die gedrevenheid om klokkenluider te zijn? Is het maar heel weinigen gegeven de waarachtigheid boven alles te laten gaan. ook als je weet, wat je dat kan kosten? Als je ervaart, hoe zeer je je eraan kunt branden? Der geschiedenis van God – zo laat het bijbels getuigenis zien – zet zich door telkens via zulke enkelingen, zulke vurige types, die vooral verontrusten. Omdat het van die alternatievelingen zijn. Als we dat dan zelf niet zijn, daagt het ons wel uit om naar zulke ‘andersdenkenden’ te luisteren. Vuur Jeremia, Jezus, -‐ vuur is het, dat hen vandaag verbindt. Beide ook spreken profetische woorden. ‘Brandstichters van Godswege’. Jeremia spreekt over het Godswoord als een vuur: Wat hebben stro en koren gemeen? Is mijn woord niet als een vuur? Stro en vuur zijn aartsvijanden. Het stro is het beeld voor de teksten van die quasi-‐profeten, met hun ‘self fullfilling prophecies’ . Er is toch een groot verschil tussen die loze praat en voedzame woorden? Die eerste verteert, zodra je er een vlam bij houdt. Voedzame woorden geven nieuwe energie, die ‘doen wat met je’. Ook al moet je er op kauwen. En Jezus zegt op zijn beurt: als je pais en vree van mij verwacht, mooi niet. Vuur ben ik komen werpen op aarde. Ook weer zo’n ‘brandstichter van Godswege’. Maar hij is geen pyromaan, die op afstand staat toe te kijken. Het is ook zijn eigen vuurdoop. Hij moet, zegt hij, er zelf ondergedompeld in wat hij zegt.
3 Vuur heeft voor ons vooral iets beangstigends. Want het vreet alles op, is alles-‐verterend. Maar vuur is ook een manier om op te ruimen, schoon te maken. Denk maar hoe je ooit een naald moest ontsmetten, door hem in het vuur te houden. Zoals wij ook nu nog de ‘vuilverbranding’ kennen. En we kennen, ook uit Psalmen en Profeten, het beeld van het vuur dat gebruikt wordt om het zilver uit de erts te smeten, om het te louteren en alle vuil er uit weg te branden, zodat alleen het edele overblijft. Totdat we ‘brandschoon’ zijn….. De toets der kritiek kunnen doorstaan. Wanneer zowel Jeremia als Jezus het beeld van het vuur gebruiken, gaat het hen dus vooral om die zuiverende, louterende functie van Gods woord. Het is een Woord dat scheiding aan kan brengen, dat onderscheid leert maken, kaf van koren leert scheiden. Wat doet dat in mijn leven? Waarin maakt dat het verschil? Ja, máákt het wel verschil? Wat haalt het uit? Wat brengt dat teweeg? Welke energie geeft het mij? Vragen die onontkoombaar zijn, als de stemmen van Jeremia en Jezus tot ons doordringen, onze ziel raken. Heeft het Woord mij onderscheidingsvermogen? Weten hoe de wind waait Ook Jezus is vandaag uiterst kritisch jegens zijn gehoor. Ook Hij verwijt en hij waarschuwt. En hij bedient zich daarbij van een beeld, een meteorologische metafoor: Jullie kijken naar de lucht, en weet dan hoe laat het is… Een beeld, waarvan wij de volle reikwijdte nauwelijks nog snappen. Want wij kijken naar de lucht, om te zien of we een paraplu mee moeten nemen, omdat we geen zin hebben in een nat pak of een bedorven kapsel. Maar het beeld is ingrijpender: Boeren raadplegen tegenwoordig Meteo-‐consult, en Buienradar, maar verstaan nog gedeeltelijk de kunst om de weersverwachting aan de lucht af te lezen. Wanneer mijn overbuurman zijn grasland maait, weet ik zeker dat hij warmte en droogte verwacht, om tenslotte goed hooi binnen te kunnen halen. Maar als mijn andere buurman zijn mest uitrijdt, weet ik zeker dat er snel regen komt. Regen die de mest mee de grond in moet voeren…. Naar de lucht kijken, om daar je gedrag op af te stemmen. Wind en wolken kunnen verstaan om in je levensonderhoud te kunnen voorzien. Voor boeren ooit nodig voor hun planning. Voor ons soms alleen nog om te beslissen of we een paraplu mee nemen of niet…. Juist dat maakt dat we Jezus woorden voor te onschuldig houden.
4 Want het gaat er om, of je wel de goede keuzes kunt maken, om je gedrag af te stemmen, om je leven zo goed mogelijk vorm te geven. De tijden beoordelen Jezus spreekt tegen mensen die deze kunst nog uitstekend verstaan, ja, daarvan ook uiterst afhankelijk zijn. Dat kunnen jullie heel goed: naar de lucht kijken en beoordelen wat en hoe het gaat worden, en wat je dan moet doen. Maar waarom kunnen jullie dat ook, als je kijkt naar wat er om je heen gebeurt? Waarom kunnen jullie “het tijdsgewricht niet beoordelen”? Kritisch zijn, onderscheid kunnen maken in de wereld waarin we leven? Nee, daar brengen jullie niets van terecht! Waar moet je dan op letten? Hoe beoordeel ik het nieuws? Waar kijk ik naar? Welke kant kijk ik uit? Jezus weet ook goed, dat dat niet betekent dat je allemaal vrolijk onder dezelfde vlag zult lopen. Dat scheiding makende, snijdende mes snijdt door je intiemste verbanden, binnen eenzelfde huis. Het roept radicale keuzes op. Gedachten ook aan Paulus, die het Woord Gods een ‘tweesnijdend zwaard’ noemde. Is het inderdaad zo, dat die functie van godsdienst/geloof/religie zijn tijd gehad heeft? Een mes, een zwaard, of ‘een lekker geurtje’ – het is me nog al een verschil. Een kompas Je moet, om te kunnen kiezen, wel een kompas hebben. Een kompas, om te weten, uit welke hoek de wind waait. Een kompas ook, om de weg en je doel te kunnen vinden. Voor mensen als Jeremia, en voor al zijn confraters waarvan de woorden zijn opgeslagen in de Schriften van Israël, is de Thora het kompas. Woorden die wijzen. Aan de hand daarvan beoordelen zij, hoe de wind waait. En Jezus geeft in diezelfde geest zijn kompas, zijn criterium aan. (kritisch – criterium – crisis – het komt allemaal van dezelfde Griekse woordstam, die snijden, onderscheiden betekent) Kunnen wij scheiding maken, onderscheid in wat werkelijk van belang is? Jezus’ criterium valt met zoveel woorden af te leiden uit het kleine beeldverhaal dat hij aansluitend vertelt: Je gaat toch niet naar de rechter om te weten te komen, wat rechtvaardig is? Dat weet je toch zelf? Gerechtigheid is de hartenklop van de Tora. En ook in de Psalmen gaat het steeds weer om het bestaansrecht van de rechtvaardige mens: de mens naar Gods hart, aangevochten, gekleineerd, toch vertrouwend. Jezus zelf heet De Rechtvaardige, als de invulling van die Psalmen, de belichaming van die Thora.
5 Gerechtigheid is: hoe menselijk samenleven zal worden inge-‐richt ( hoort u hoe ook in dat ‘inrichten’ het ‘recht’ meeklinkt?) zodat elk mens daarin tot haar en zijn recht zal komen. De rechte weg daarheen én de richtende regels voor de inrichting, dat alles bevat die Thora. In verhalen, die zich willen her-‐halen, telkens weer willen gebeuren/geschieden, in richtlijnen, die de koers uit willen zetten. Gerechtigheid als kompas. Om te weten, hoe de wind waait in de wereld waarin wij leven. Als kompas, als richt-‐lijn, als leidraad, als criterium. En daarin vind ik dan ook de ankers voor mijn ziel. Mens-‐ en wereldomvattend Gerechtigheid is een criterium, dat boven onszelf uitreikt, hoger gaat dan onze eigen dromen en verlangens, onze persoonlijke ‘smaak’. Gerechtigheid is een ‘hemels beginsel’ Als in een olijke cartoon schetst Psalm 82 dat: de goden zijn er bijeen in vergadering, als de krachten en machten die deze wereld bespelen. Ze hebben zoiets als werkoverleg… En dan breekt de God van Israël in in de agenda: geachte collega’s, u gedraagt zich niet goddelijk! U bent met uw eigen aandelenpakket bezig, terwijl het u toch om de gerechtigheid moeten gaan! Dat is de enige ‘hogere macht’ die er mag zijn. Ooit gaf ik godsdienstles op lagere scholen. We zongen het bekende Abrahamslied van Hanna Lam. Daarin komt de zin voor ‘En zijn kompas was een enkel woord’. Steekt een jongen de vinger op: dominee, er bestonden toen toch nog geen kompassen? Voor ik zelf iets kon zeggen, zei zijn buurman al: ach joh, dat was in de tijd van God, toen kon alles….. De tijd van God, is nog niet voorbij, als we Jeremia en Jezus uit laten spreken en zij ons mogen raken in onze ziel, en als wij durven kiezen en koersen op dat ene woord: Te doen gerechtigheid hebt Gij ons aangezegd. Dat woord heeft ons bevrijd, elk ander ons geknecht. ( Huub Oosterhuis)